Annual Report • Apr 22, 2021
Annual Report
Open in ViewerOpens in native device viewer
Jaarverslag 2020
DEEL 1 - BEDRIJFSVERSLAG

SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie een onmisbaar deel uitmaakt van een gebalanceerde voedselvoorziening voor een steeds groeiende wereldbevolking.

SIPEF produceert duurzaam gecertificeerde tropische landbouwgrondstoffen, voornamelijk ruwe palmolie en palmproducten.
SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie, als de meest productieve en efficiënte plantaardige olie, een onmisbaar deel uitmaakt van een gebalanceerde voedselvoorziening voor een steeds groeiende en rijkere wereldbevolking. De Vennootschap haar doel is om een betrouwbare partner te zijn voor haar klanten, leveranciers, werknemers en andere belanghebbenden bij de productie en verkoop van duurzame palmproducten zodat zij op hun beurt succesvol kunnen zijn.
SIPEF creëert vooral waarde door op een duurzame wijze te groeien, te investeren in de zoektocht naar optimale rendementen per hectare, het beheer van afvalstromen te optimaliseren en het creëren van zeer veel arbeidsplaatsen en algemeen welzijn in dikwijls ver afgelegen gebieden, voor zowel eigen werknemers als bij toeleveranciers. SIPEF streeft ook een regelmatig dividendinkomen en een stijgende beurskoers na door een doorgedreven kostenbeheersing en een toenemende activabasis.
329 284 ton Geproduceerde palmolie
715 USD/ton (CIF) Gemiddelde wereldmarktprijs van palmolie

TOTALE EIGEN PRODUCTIE PALMOLIE VAN DE GECONSOLIDEERDE ONDERNEMINGEN (IN TON)

GEMIDDELDE WERELDMARKTPRIJS VAN PALMOLIE (USD/TON)
BRUTODIVIDEND (IN EUR)
BEURSKAPITALISATIE OP 31/12 (IN KEUR)


TOTAAL BEPLANTE OPPERVLAKTE (IN HA)

NETTO RECURRENT RESULTAAT - DEEL VAN DE GROEP (IN KUSD)
700
2016
715
2017
598
2018
566
2019
715
2020

EIGEN VERMOGEN - DEEL VAN DE GROEP (IN KUSD)

NETTO FINANCIËLE SCHULD (IN KUSD)


bekwame handplukkers oogst.
Europese markt.
rubberfabrieken die "Ribbed Smoked Sheets" (RSS)
produceren.
extractiefabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea.
palmolie en palmpitolie in 3
| Inhoud | Missie . Omslag |
|---|---|
| Kerncijfers 2020 . Omslag |
|
| SIPEF in één oogopslag 4 |
|
| Markante feiten van 2020 6 |
|
| Interview met de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder 8 |
|
| Strategie van de Groep 24 |
|
| Bedrijfsmodel . 29 |
|
| Historiek 38 |
|
| Globale trends in de palmoliemarkt . 42 |
|
| De productmarkten 52 |
|
| Activiteiten per land -- Indonesië 58 |
|
| -- Papoea-Nieuw-Guinea . 104 |
|
| -- Ivoorkust 128 |
|
| -- Europa . 140 |
|
| Operationele kerncijfers 141 |
|
| Risico's en onzekerheden 149 |
|
| Corporate governance verklaring 154 |
|
| SIPEF op de beurs 191 |
|
| Andere informatie over de Vennootschap . 194 |
|
| Woordenlijst 200 |
|
| Voor meer inlichtingen . 206 |
|
| Verantwoordelijke personen . 207 |
|
| Historische gegevens over 5 jaar . 210 |

SIPEF heeft in totaal negen palmoliefabrieken, die allemaal RSPO-gecertificeerd zijn. Zes fabrieken, waar ruwe palmolie en palmpitten geproduceerd worden, die allemaal ISPO, maar deels ook ISCC-gecertificeerd zijn, liggen in Indonesië. De drie palmoliefabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea produceren ruwe palmolie en ruwe palmpitolie. SIPEF streeft naar 100% gecertificeerde, fysiek gescheiden en traceerbare toeleveringsketens voor haar klanten.

SIPEF heeft in Indonesië drie natuurrubberfabrieken, die alleen vloeibaar of gecoaguleerde latex van de eigen plantages verwerken. Zowel de plantages als de fabrieken zijn gecertificeerd door de Rainforest Alliance. Twee fabrieken verwerken het latex tot RSS1, een nichekwaliteit die voornamelijk wordt gebruikt in de autosector. De derde fabriek produceert SIR3CV60, een andere gespecialiseerde rubberkwaliteit, en de meer algemene kwaliteit SIR10.
Certificaties • Rainforest Alliance Belangrijkste productiegebieden • Indonesië
Palmolie: 329 284 ton
Bananen: 31 158 ton
Het grootste deel van SIPEF's oliën wordt direct of indirect verkocht aan de Europese markt, zowel als voedingsbestanddeel als voor biobrandstof. Deze markten zijn immers het meest bereid een meerprijs te betalen voor duurzame olie.
SIPEF's natuurrubber wordt grotendeels verkocht op een Indonesische FOB-haven. Gezien de locatie van deze haven en de hoge productiekwaliteiten, wordt het merendeel van het rubber verscheept naar de Verenigde Staten.
Gemiddelde wereldmarktprijs 2020 (vs. 2019 in %) CPO USD 715 per ton (+26,3%) PKO USD 826 per ton (+23,7%) (bron: oil world)
Aangeplante hectaren 76473 Gemiddelde wereldmarktprijs 2020 (vs. 2019 in %) RSS3 USD 1 728 per ton (+5,4%) (bron: Wereldbank)
Aangeplante hectaren 4816



SIPEF heeft een theeplantage in West-Java, één van de grootste ter wereld. De struiken worden er nog steeds met de hand geplukt, om te voldoen aan de hoge standaarden van een superieure zwarte CTC-thee ("Cut, Tear and Curl"). De plantage en de fabriek zijn gecertificeerd door de Rainforest Alliance.
SIPEF heeft drie productievestigingen in Ivoorkust, waar groene bananen geteeld, verpakt en geëxporteerd worden volgens de internationale standaarden. De plantages in de omgeving van Abidjan zijn allemaal volledig gecertificeerd. Dat houdt in dat SIPEF een strikte controle uitoefent over de hele kwaliteitsketen, voedselveiligheid en logistiek. SIPEF verbouwt de Cavendish-variëteit, die wordt verpakt in standaard kartonnen dozen die het eigen merk dragen, of zoals besteld en voorverpakt onder de merknaam van de klant.
productiegebieden • Indonesië
Belangrijkste
SIPEF's zwarte CTC-thee van hoge kwaliteit wordt voornamelijk verkocht aan Pakistan. Maar er is een groeiende vraag naar kwaliteitsthee onder de lokale bevolking, en Cibuni is hun voorkeursleverancier.
SIPEF's belangrijkste commerciële afzetmarkt is Europa, waar zij vrijgesteld is van douaneheffingen op de import en zo over een geprivilegieerde toegangspositie beschikt. De markten in de West-Afrikaanse subregio worden geleidelijk groter. SIPEF's klanten zijn 'rijperijen' die bananen 'klaar voor consumptie' distribueren aan supermarkten of groothandelsmarkten.
Gemiddelde prijs op de theeveiling van Mombasa 2020 (vs. 2019 in %) Gecombineerde kwaliteiten USD 2 004 per ton (-10,0%) (bron: Wereldbank)
Aangeplante hectaren 1786 Gemiddelde Europese marktprijs 2020 (vs. 2019 in %) EUR 628 per ton (-5,1%) (bron: CIRAD prijsdata (in EUR))
Aangeplante hectaren 780
SIPEF verwierf in mei, boven op de reeds bestaande deelneming van 38%, een bijkomend aandeel van 10% in Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS). Deze 10% werd in november in alle transparantie doorverkocht aan PT Dharma Satya Nusantara (DSNG). DSNG, een lokale palmolieproducent zal samen met SIPEF en Ackermans & van Haaren de financiële en operationele ondersteuning van deze researchactiviteit verder verzekeren. DSNG kocht ook 5% van de Indonesische werkvennootschap PT Timbang Deli Indonesia, een dochter van VBS.
In Plantations J. Eglin werden alle bananenplantages Fairtrade gecertificeerd, nadat de plantage Motobé deze certificatie reeds had ontvangen in 2019.



O p 1 0 d e c e m b e r w e r d i n Indonesië een vernieuwde exportheffing op palmproducten van kracht. Deze verhoogde heffing beperkt het winstpotentieel van de Groep.

2021 wordt opnieuw een belangrijk jaar voor de Belgische agro-industriële groep SIPEF in de voortzetting van de expansie. 2020 was een jaar waarin het bedrijf het boekjaar opnieuw met winst kon afsluiten, ondanks de onverwachte negatieve effecten van de coronapandemie. Na dit zeer uitzonderlijke jaar delen Baron Luc Bertrand, voorzitter van de raad van bestuur en gedelegeerd bestuurder François Van Hoydonck, hun verwachtingen voor de toekomst. Zij maken een gefundeerde inschatting van wat de sector en de Groep te wachten staat.
François Van Hoydonck: "Het 'feestjaar 2019' wensen we inderdaad zo snel mogelijk te vergeten. Terwijl we zo uitkeken naar ons 100-jarig bestaan, werd de Groep geconfronteerd met een periode van lage producties, gecombineerd met lage marktprijzen, en drie opeenvolgende vulkaanuitbarstingen nabij de plantages in Papoea-Nieuw-Guinea, waardoor SIPEF voor het eerst in 18 jaar, het boekjaar afsloot met een verlies.
Gelukkig was 2020 een jaar met genormaliseerde producties, zonder natuurrampen. Maar geheel onverwacht kwam covid-19 de activiteiten bemoeilijken en vooral de marktprijzen verstoren. Daarnaast werd de Groep ook naar het jaareinde toe geconfronteerd met een uitzonderlijke taks op zijn Indonesische palmolieproducties. Maar ondanks deze negatieve en onverwachte elementen eindigt SIPEF het jaar opnieuw in een winstpositie, die zal toelaten om opnieuw dividenden uit te keren."
François Van Hoydonck: "Na een jaar met extreme weerseffecten in 2019, waren de klimatologische omstandigheden zowel in Indonesië als in Papoea-Nieuw-Guinea duidelijk veel gunstiger in 2020. Bijgevolg kon SIPEF uitkijken naar een
Stijging van de palmolieproductie tegenover 2019
genormaliseerd groeipatroon in de meeste van haar plantages, met goed gespreide neerslagvolumes over het jaar. De nasleep van de droogte van 2019 had nog zijn verwachte effect op de productie van het derde trimester, maar bleef echter in de oudere plantages langer dan verwacht aanhouden in het vierde kwartaal."
François Van Hoydonck: "Alle jaarproductievolumes waren stijgend, met uitzondering van de mature plantages van de Tolan Tiga-groep in Noord-Sumatra. De gemiddelde gewichten van de vruchten bleven daar, vooral aan de oudere palmen, beneden de verwachtingen, waardoor er een daling van 11,6% werd genoteerd voor het vierde kwartaal. Het jaarvolume van geproduceerde
palmolie daalde er met 4,5% tegenover 2019. Zowel de jongere UMW/TUM-plantages in Noord-Sumatra, als de in heraanplant verkerende Agro Muko- plantages in de provincie Bengkulu sloten het jaar af met een lichte stijging tegenover 2019. De jong mature aanplanten in Zuid-Sumatra hebben hun gestage groei verdergezet met een jaarvolumestijging van 10,9%. Ze zullen ook in de volgende jaren de belangrijkste groeifactor worden van de SIPEF-groep."
François Van Hoydonck: "Jammer genoeg niet overal. In de Indonesische rubberplantages bleven de productiecijfers lager dan verwacht, door de schimmel Pestalotiopsis die een langdurige bladwissel veroorzaakte en de productie in geheel Zuidoost-Azië blijft aantasten. Het fenomeen is nog steeds niet efficiënt te behandelen en zorgde in de SIPEF-groep voor een productiedaling met 5,0% tegenover 2019. Het ziet er ook niet naar uit dat men snel een gedegen oplossing zal vinden om deze schimmelziekte te bestrijden. De theeplantages in Cibuni daarentegen genoten volop van de betere groeiomstandigheden met voldoende en gespreide neerslag. De theeproducties voor de Groep stegen dan ook met 18,5%, om uiteindelijk 2 762 ton te bedragen, een volume dat al enkele jaren niet meer bereikt werd."
Baron Luc Bertrand: "Na zijn herverkiezing in 2019, voor een nieuwe ambtstermijn van vijf jaar, heeft president Joko Widodo, het voorbije jaar een positief ondernemersklimaat gecreëerd voor buitenlandse investeerders. Meer bepaald door de herziening en versoepeling van een aantal beperkende wetgevingen met betrekking tot het opstarten van bedrijven, sociale wetgeving en fiscaliteit. De zogenaamde Omnibus-wet heeft meer dan 70 bestaande wetten en reguleringen in één beweging aangepast. Hij werd in oktober goedgekeurd door het Parlement en we kijken nu uit naar de details van de uitvoeringsbesluiten. Ondanks kritiek uit de hoek van de syndicale organisaties en de ngo's, die vrezen dat er nu onvoldoende controlemaatregelen zullen overblijven om de wetgeving correct toe te passen, is deze onverwachte versoepeling zeer positief onthaald door de Internationale zakenwereld. Maar er blijft ongerustheid over de ecologische impact van de
10,9%
Jaarvolumestijging van de jong mature aanplanten in Zuid-Sumatra
besluiten die verband houden met toegestane bedrijfsexpansie.
Jammer genoeg is de palmproductiesector het slachtoffer geworden van de politieke wil om, ondanks de lage marktprijzen voor ruwe olie, de B30-bijmenging van palmolie in biodiesel te handhaven. De financiering van deze politiek wordt integraal afgewenteld op de palmolieproducenten, die door de heffing van exporttaksen, nu zwaar worden belast en alle 'upside' op hun palmoliebrutomarge afgeroomd zien door de overheid. Deze onevenwichtige verdeling van de lasten treft vooral de lokale onafhankelijke boeren die minder efficiënt zijn en aan een hogere kostprijs produceren. Maar uiteraard worden ook de industriële palmolieproducenten, zoals SIPEF getroffen. We hopen dat de Indonesische regering deze eenzijdige belasting van de landbouwsector snel zal herzien wanneer het fonds dat de biodieselproductie moet financieren weer over voldoende reserves beschikt. Ondertussen kan SIPEF onvoldoende genieten van de hogere marktprijzen voor palmolie die vanuit de structurele vraag- en aanbodpositie zijn gegenereerd."
Baron Luc Bertrand: "Door de frequente machtswisselingen op regeringsniveau blijft het ondernemersklimaat in Papoea-Nieuw-Guinea zeer moeilijk in te schatten. Bij de recente herschikking van de regering onder leiding van James Merape werden een aantal nieuwe ministers benoemd. De Groep blijft uiteraard langetermijninvesteerder in de industriële landbouw, waarbij de palmoliesector veruit de grootste werkgever is in landelijk gebied. Maar de verzwakte financiële positie van het land maakt ook SIPEF kwetsbaar in de lokale beleidsvoering."
Ondanks enkele negatieve en onverwachte elementen eindigt SIPEF het jaar opnieuw in een winstpositie, die zal toelaten om opnieuw dividenden uit te keren.
-- François Van Hoydonck
François Van Hoydonck: "Ongetwijfeld hebben de drie opeenvolgende uitbarstingen in juni, augustus en oktober van vorig jaar een zeer belangrijke invloed gehad op de operaties in de plantages in de provincie West New Britain. Ongeveer 45% van de arealen heeft geleden onder de neerdalende assen en steenslag. De 3 000 hectare die werden aangetast herstellen zich geleidelijk, maar de focus ligt nu vooral op de sanering van de plantages. Terwijl de herneming van de productie zich eerder vanaf 2022 zal laten gevoelen. Het is wel zo dat er geen blijvende effecten verwacht worden, van zodra de palmen opnieuw voldoende bladeren hebben gevormd. Concreet betekent dit dat er voor de activiteiten in Papoea-Nieuw-Guinea voor 2020 een volumedaling van 20,0% werd ingecalculeerd tegenover de genormaliseerde productiecijfers. Ook voor 2021 verwacht de Groep nog een negatief volume-effect van 16,0% en mogelijk in 2022 nog een beperkte productiedaling tot 12,0%. Al is dat minder zeker." De eigen oliepalmplantages in Papoea-Nieuw-Guinea zorgden voor een groei van 11,0% tegenover vorig jaar en de productie voortvloeiend uit de vruchten van lokale boeren groeide zelfs met 20,2%.
-- François Van Hoydonck
Kunnen we desondanks zeggen dat er een mooie stijging van de productie van palmolie genoteerd werd in Papoea-Nieuw-Guinea? François Van Hoydonck: "Inderdaad, we kunnen zeker niet ontevreden zijn met de productie van palmolie in ons filiaal Hargy Oil Palms Ltd. Een zeer belangrijk aandeel van de productie (meer bepaald 44%) resulteert uit de verwerking van vruchten van de lokale boeren die allen RSPO-gecertificeerd zijn, net zoals de SIPEFplantages en -fabrieken. De eigen plantages zorgden voor een groei van 11,0% tegenover vorig jaar en de productie voorvloeiend uit de vruchten van lokale boeren groeide zelfs met 20,2%, omdat deze arealen minder werden aangetast door de vulkaanuitbarstingen."
Baron Luc Bertrand: "Na de ernstige problemen die er geweest zijn na de presidentsverkiezingen in 2011, werd er weer met spanning uitgekeken naar de verkiezingen van 2020. En dit, omdat de herverkiezing van de huidige president Alassane Ouattara voor een derde termijn niet gebruikelijk was. Toch werd hij met grote meerderheid herkozen in de eerste ronde en was er geen noemenswaardige onrust in het land bij zijn aanstelling voor een nieuwe periode van vijf jaar."
François Van Hoydonck: "Ondanks een lichte productiedaling van bananen met 5,2%, voornamelijk het gevolg van de normalisering van de herplantingsprocedures op de meest recent aangelegde Azaguié 2-plantage, bleef de recurrente resultaatbijdrage van deze activiteit nagenoeg stabiel, door de goede kostenbeheersing van het lokale management. We blijven dan ook geloven in de geleidelijke groei van de SIPEF-activiteiten in bananen en horticultuur voor de export vanuit Ivoorkust."
François Van Hoydonck: "Operationeel heeft de Groep relatief weinig impact ondervonden. De productie heeft niet geleden en de kosten zijn goed onder controle gebleven. Uiteraard is er een zeer belangrijk prijseffect geweest in het tweede kwartaal van het jaar, met een prijsdaling naar USD 510 per ton als bodemkoers in de maand mei. Deze heeft zich echter vrij snel hersteld in het derde en vooral het vierde kwartaal, toen de aanvulling van de strategische voorraden door de voornaamste palmolie consumerende landen een aanzienlijke prijsstijging teweegbracht tot prijzen op de spotmarkt van meer dan USD 1 000 per ton, een prijsniveau dat zich ook in 2021 handhaaft."
François Van Hoydonck: "SIPEF is een arbeidsintensieve werkgever in afgelegen gebieden in landen met een beperkte openbare medische zorg. De Groep heeft zich dus vooral geconcentreerd op het beveiligen van de gezondheid van haar werknemers, die meestal ook op de plantages wonen en leven met hun gezinnen. De Groep heeft veelal preventieve maatregelen

uitgevaardigd om te zorgen dat er geen clusters ontstonden in de lokale gemeenschappen en waar nodig ook medische begeleiding georganiseerd. In deze dichtbevolkte landen, nog meer dan elders, is het belangrijk dat er snel vaccins beschikbaar zullen zijn voor de vele inwoners."
Baron Luc Bertrand: "De langetermijnverwachtingen voor palmolie blijven algemeen zeer gunstig. Dat is gebaseerd op het gegeven van een groeiende wereldpopulatie, vooral in landen van het zuidelijk halfrond. Het spreekt voor zich dat het verbruik van palmolie als basisingrediënt in de voeding van de mensen zal toenemen. Deze plantaardige olie verwerft wereldwijd – met uitzondering van Europa - een steeds groter aandeel in de voedings- (32%) en biobrandstoffensector
(39%). Dat komt onder meer door zijn efficiënte industriële verwerking en zijn lage kostprijs in vergelijking met andere plantaardige oliën. De oppervlakte aan landbouwgronden wordt steeds maar schaarser. Palmolie heeft een rendement per hectare dat vijf tot tienmaal groter is dan alle andere plantaardige oliën en dit rendement zal door efficiëntieverbeteringen steeds maar toenemen."
François Van Hoydonck: "De kortetermijnverwachtingen zijn zeer goed. Door de lage prijzen van de voorbije twee jaar was er wereldwijd veel minder bemest dan gebruikelijk door de "smallholders", die toch iets minder dan de helft van de wereldproductie vertegenwoordigen. Dit heeft zijn gevolgen gehad voor de huidige productievolumes en deze voor het volgende jaar. Ook de De consument van gecertificeerde, duurzame palmolie kan ervan uitgaan dat de duurzame oorsprong van het product gegarandeerd is en dat hij bijdraagt tot het bereiken van ten minste 12 van de 17 "Sustainable Development Goals" (SDG's) van de Verenigde Naties.
-- Baron Luc Bertrand
algemene groei in beplante hectaren is door ecologische maatregelen nog zeer beperkt. Daarnaast is de vraag naar palmolie, mede door de stijgende overheidsmandaten voor biobrandstoffen in Indonesië en Maleisië, voldoende sterk om de gecumuleerde voorraden te laten afnemen tot niveaus ongekend de laatste 12 jaar. Dat heeft zich vertaald in sterke prijzen voor palmolie in 2020, met uitzondering van de korte terugval gerelateerd aan de coronacrisis. Er wordt verwacht dat deze sterke prijzen zich op de wereldmarkt zullen handhaven in de volgende twee jaar."
François Van Hoydonck: "Het negatieve kortetermijneffect van de coronapandemie op de vraag naar palmolie zal zich niet meer herhalen. Het verbruik van palmolie is vooral geconcentreerd in de voedingsindustrie en in de horeca. Zodra deze zich opnieuw op gang trekt, mogen we een groeiende vraag verwachten, met zelfs structurele tekorten op langere termijn."
François Van Hoydonck: "In tegenstelling tot de groeiende vraag naar palmolie op de wereldmarkt, is de verzadigde Europese markt over de laatste jaren stabiel. Dat geldt zowel voor de vraag naar voeding, als voor die naar biodiesel. De Europese reglementering voor biobrandstoffen heeft palmolie geheel onterecht als enige grondstof geïsoleerd van subsidies, maar door zijn goede prijs/kwaliteitsverhouding blijft het gebruik voor biodiesel op 3,8 miljoen ton gehandhaafd. Dit volume zal vermoedelijk niet meer toenemen tot 2022, waarna de reglementering voorziet dat het aandeel van palmolie als grondstof voor Europese biodiesel geleidelijk zal afnemen naar nul in 2030. Het langetermijneffect van deze negatieve maatregel zal echter volledig geabsorbeerd worden door de stijgende wereldwijde vraag, zowel voor voeding als voor biobrandstoffen, die elk jaar met 3 à 4% blijft toenemen."
Baron Luc Bertrand: "Het blijft inderdaad onbegrijpelijk dat de Europese overheid het bestaan van duurzame palmolie niet heeft herkend. Dat blijft een gemiste kans om de gecertificeerde palmolieproducenten een ruggensteun te bezorgen. Het Europees Parlement viseert daarbij geheel ten onrechte de palmolieproductie voor haar historisch aandeel in de ontbossing in de wereld. Diverse studies tonen nu aan dat vooral de extensieve veeteelt, maar ook de cacao- en koffieteelt en de rubbercultuur, de bosbouw en de groei van soja- en raapzaadarealen een aanzienlijker aandeel hebben in de huidige, aanhoudende ontbossing van woudrijke gebieden. Palmolie is, door de oprichting van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en andere certificeringen, één van de meest gecontroleerde en gereglementeerde landbouwactiviteiten van de voorbije jaren. De consument van gecertificeerde, duurzame palmolie kan ervan uitgaan dat de duurzame oorsprong van het product gegarandeerd is en dat hij bijdraagt tot het bereiken van ten minste 12 van de 17 "Sustainable Development Goals" (SDG's) van de Verenigde Naties."
Baron Luc Bertrand: "SIPEF's focus, als tropische landbouwonderneming, blijft inderdaad liggen op de verkoop van palmproducten: ruwe palmolie, palmpitolie en palmpitten. Dit blijft de Groep doen in het kader van gecertificeerde goederenstromen, opgenomen in de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), voor respectievelijk gebruik in de voedingssector en voor de productie van groene energie. Controles die trouwens ook gelden voor onze andere producten, rubber, thee en bananen, die allen worden geleverd in de genoemde gecertificeerde, fysische goederenstromen met volledige traceerbaarheid van de grondstoffen, die worden geproduceerd met respect voor de mens en de natuur.
In de voorbije jaren heeft SIPEF met haar eigen "Responsible Plantations Policy", die voortdurend wordt bijgeschaafd, een belangrijke stap voorwaarts gezet in de "No Deforestation, No Peat, No Exploitation" beweging. Deze "policy" moet garanderen dat de palmolie die SIPEF op de markt brengt niet alleen gecertificeerd is, maar ook naar expansie toe geen schade heeft berokkend aan mens en omgeving. "
Baron Luc Bertrand: "Spijtig genoeg moet ik vaststellen dat we niet altijd in dezelfde mate kunnen rekenen op een inspanning van de palmolieconsumenten, hoewel het gebruik van gecertificeerde en traceerbare palmproducten alle vragen over milieubelastende en/of sociale aspecten kan wegnemen. SIPEF blijft dan ook inspanningen leveren vanuit de sectororganisaties, vaak gesteund door invloedrijke ngo's, om die mentaliteitswijziging bij de consument teweeg te brengen en de verwerkende industrie te verplichten om enkel nog gecertificeerde, maar vooral ook traceerbare, duurzame palmolie te gebruiken in de productieprocessen. Het blijft toch vooral nog vechten tegen een negatieve perceptie, voornamelijk ontstaan in de voorbije jaren in Europa, die palmolie, ondanks alle recente inspanningen, nog steeds in het verkeerde daglicht plaatst."
In de voorbije jaren heeft SIPEF met haar eigen "Responsible Plantations Policy", die voortdurend wordt bijgeschaafd, een belangrijke stap voorwaarts gezet in de "No Deforestation, No Peat, No Exploitation" beweging.
-- Baron Luc Bertrand
In PT Dendymarker Indah Lestari werd een belangrijke stap gezet in het bestendigen van de aanwezigheid van de Groep in Zuid-Sumatra. Sinds de verwerving werden ondertussen al 5 207 hectare herplant.
-- François Van Hoydonck

Mogen we ook even het aspect 'uitbreiding' aankaarten. Wat mogen we nog verwachten? François Van Hoydonck: "De laatste acht jaren werden aanzienlijke inspanningen geleverd om een nieuwe palmactiviteit te ontwikkelen in de provincie Zuid-Sumatra. We mogen ondertussen stellen dat SIPEF hierin geslaagd is. Zuid-Sumatra, met het Musi Rawas-project en de Dendymarker-plantage, is ondertussen uitgegroeid tot een operationele eenheid die vergelijkbaar is met de units van Noord-Sumatra en Bengkulu, zodat er een evenwichtige spreiding van de SIPEF-belangen is via drie zelfstandige activiteitencentra op het eiland Sumatra. De bijdrage van Zuid-Sumatra in de productiecijfers en in de bedrijfsresultaten zal in de volgende jaren enkel maar toenemen, zeker omdat het vooral nieuw geplante arealen betreft, die met de meest recent beschikbare hoogrenderende zaden zijn aangeplant."
François Van Hoydonck: "De ontwikkeling van de activiteiten in Musi Rawas blijft het zwaartepunt van de SIPEF-uitbreidingen. Sinds 2011 werden er in dit regentschap al vier concessies verkregen via drie lokale vennootschappen. In 2018 kwamen daar nog drie concessies bij, die aansluiten bij de al eerder verworven gronden. Tijdens het boekjaar 2020 werden 1 028 hectare bijkomend gecompenseerd en 1 811 hectare bijkomend beplant, om het totaal van 14 014 hectare gecultiveerde landbouwgronden te bereiken. Dat is 80,4% van het totaal van 17 424 gecompenseerde hectare, waarvan voorlopig 2 360 hectare werden verworven voor aanplanting voor lokale boeren en 15 064 hectare voor eigen ontwikkeling."
François Van Hoydonck: "Door de verwerving in Augustus 2017 van 95% van de bestaande plantageonderneming PT Dendymarker Indah Lestari werd een belangrijke stap gezet in het bestendigen van de aanwezigheid van de Groep in Zuid-Sumatra. Sinds de verwerving werden ondertussen al 5 207 hectare herplant, waarvan 2 383 hectare in het voorbije boekjaar. Intussen blijft de oogst nog beperkt op 2 910 hectare 'oude' beplante zones, die een grondige onderhoudsbeurt hebben gekregen om het oogsten te vergemakkelijken, tot deze ook herplant zullen worden in de volgende drie jaar. Alle vruchten van de mature hectares in Zuid-Sumatra kunnen voorlopig nog verwerkt worden in de eigen extractiefabriek, die al op volle capaciteit draait. Door covid-19-gerelateerde reisbeperkingen kon jammer genoeg de productiecapaciteit van de fabriek in 2020 niet uitgebouwd worden van 20 tot 60 ton vruchtenverwerking per uur. Dit wordt dus ongetwijfeld een van de topprioriteiten van het investeringsbudget in 2021. Om te blijven tegemoetkomen aan de stijgende productievolumes, zal niet enkel de capaciteit van de Dendymarkerfabriek worden verdriedubbeld, maar wordt ook al gestart met de planning en het design van een tweede extractiefabriek van dezelfde omvang, die vanaf volgend jaar van start zal gaan."
Baron Luc Bertrand: "SIPEF is vandaag nog één van de weinige RSPO-gecertificeerde palmoliebedrijven die focussen op expansie door omvorming van inefficiënt uitgebate lokale rubberaanplanten naar renderende oliepalmplantages. Dit gebeurt echter steeds met volle respect van de "New Planting Procedures" (NPP) van de RSPO, die vorig jaar nog werden verstrengd. Alle aanplanten vinden plaats in voorafgaand

De businessunit in Zuid-Sumatra zal in de volgende vijf jaar kunnen uitgebouwd worden tot meer dan 33 000 geplante hectare oliepalmen.
-- Baron Luc Bertrand
overleg met de omliggende gemeenschappen. Tevens wordt er ook voorzien dat 20% van de gronden worden aangeplant ten gunste van deze gemeenschappen. Door deze acquisities en de verdere uitbouw van de recent verworven concessies, zou de businessunit in Zuid-Sumatra in de volgende vijf jaar kunnen uitgebouwd worden tot meer dan 33 000 geplante hectare oliepalmen. Hierdoor zal de SIPEF-groep dan bestaan uit 94 000 hectare eigen plantage, maar de volledige "supply base", inclusief "smallholders", 120 000 hectare bereiken."
Baron Luc Bertrand: "Ongetwijfeld. SIPEF wenst primordiaal een voorbeeldfunctie te blijven uitoefenen op het vlak van duurzaamheid. Als beursgenoteerde Europese onderneming moeten de investeerders de garantie kunnen krijgen van respect voor mens en natuur, via de gerenommeerde certificering van al de SIPEF-activiteiten en -producten, die rekening houden met ecologische en sociaal verantwoorde normen voor tropische industriële landbouw. Na de publicatie
Vandaag is de Groep volledig RSPO-compliant voor alle oliepalmplantages, met certificatie voor alle arealen die al kunnen gecertificeerd worden.
-- François Van Hoydonck
van een eerste Duurzaamheidsrapport in 2015, wordt ondertussen een jaarlijkse update ter beschikking gesteld op onze website en sinds vorig jaar is ook een gedrukt exemplaar beschikbaar als deel van het Jaarverslag."
François Van Hoydonck: "Vandaag is de Groep volledig RSPO-compliant voor alle oliepalmplantages, met certificatie voor alle arealen die al kunnen gecertificeerd worden (na het bekomen van hun Indonesische permanente licentie Hak Guna Usaha (HGU). Bovendien heeft SIPEF in 2018, na het bekomen van een integrale "Rainforest Alliance"-certificatie voor alle rubber-, thee- en bananenplantages, een nieuwe geïntegreerde ISO 9001- certificatie voor alle Indonesische ondernemingen bekomen, die de leidraad zal zijn voor het gestructureerde management van alle activiteiten. Vanaf 2021, zal voor rubber deze "Rainforest Alliance"-certificatie worden vervangen door een "Forest Stewardship Council" certificatie. Voor de bananenactiviteiten werd in 2019 een eerste Fairtrade-certificatie bekomen voor de Motobé-plantage, maar ondertussen werd deze uitgebreid naar alle bananenplantages van Plantations J. Eglin in Ivoorkust. Dit wil zeggen dat alle Europese klanten SIPEF-Fairtradebananen kunnen importeren, indien gewenst. De Groep blijft hierbij de tendensen volgen die worden aangegeven door haar klanten en stakeholders, in functie van hun behoeften aan bevestiging dat de duurzaamheidsnormen te allen tijde worden gerespecteerd."
François Van Hoydonck: "Het actief betrokken zijn bij de organisaties die de reputatie van palmolie in Europa en de rest van de wereld behartigen en zich tot doel gesteld hebben om het gebruik van duurzame palmolie aan te moedigen bij de voedingsindustrie en de consumenten is primordiaal. SIPEF promoot een evenwichtig beeld van de voedingseigenschappen van palmolie. Zij verduidelijkt de ecologische en sociale criteria die gehandhaafd worden door de duurzame producenten en benadrukt de hoge waardecreatie van de sector in de productielanden, het gevolg van de zeer arbeidsintensieve aard van haar activiteiten. Dit heeft de Groep ertoe aangezet om een eigen "Responsible Plantations Policy" (RPP) uit te vaardigen, die jaarlijks wordt aangepast en die aanmoedigt steeds de meest innovatieve normen toe te passen, die dikwijls verder gaan dan wat de geaggregeerde certificeringen vandaag opleggen."
François Van Hoydonck: "SIPEF zal verder investeren in het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. De Groep werkt in 2021 aan de bepaling van een "baseline assessment" van de huidige toestand als een basis voor verbetering in de daaropvolgende jaren. Door de coronapandemie liep de uitbreiding van de Dendymarkerfabriek even vertraging op. Maar ook deze zal in 2021 uitgerust worden met een systeem voor opvang van methaangassen uit de afvalwaters. Dit zal dan de zesde van negen fabrieken zijn die zullen voldoen aan de normen voor certificering voor groene energiedoeleinden in Europa. In Noord-Sumatra werkt SIPEF ondertussen al enkele jaren met een ultramoderne compostinstallatie, die al de lege trossen en de afvalwaters uit de palmoliefabriek van Bukit Maradja absorbeert. Dit uitstoot-neutrale proces zorgt voor voldoende compost om de grondstructuur van de oudste plantages langdurig te verbeteren en het gebruik van chemische meststoffen gevoelig terug te dringen. In Bengkulu werd ook een installatie voor elektriciteitsproductie uit methaangassen gebouwd en sinds eind 2017 levert de Groep, indien mogelijk, de energie die niet intern kan worden aangewend, aan het openbaar net. Hierdoor werd SIPEF drie jaar geleden voor het eerst rechtstreekse leverancier van groene energie voor de publieke sector. Verder wordt er uitgekeken naar de afwerking van de in aanbouw zijnde installatie in Noord-Sumatra die vertraagd Ook draagt SIPEF zorg voor de actieve bescherming van de zeer rijke flora en fauna van meer dan 12 000 hectare bedreigde bossen die naast het Nationale Park van Kerinci Seblat liggen.
-- Baron Luc Bertrand
werd omwille van covid-19. Deze installatie zal de, niet voor bemesting gebruikte, lege trossen verwerken naar hoogwaardige "biocoal-pellets". Deze pellets zullen vanaf 2021 geëxporteerd worden voor het opwekken van groene elektriciteit in China."
Baron Luc Bertrand: "Al meerdere jaren levert SIPEF, via een Indonesische stichting, ook een langetermijnbijdrage aan het natuurbehoud in dat land. Dit gebeurt door twee stranden te beschermen langs de zuidkust van Sumatra, waar bedreigde schildpaddensoorten hun eieren komen leggen. Jaarlijks worden meer dan 2 000 jonge beschermde schildpadjes uitgezet in de zee. Ook draagt SIPEF zorg voor de actieve bescherming van de zeer rijke flora en fauna van meer dan 12 000 hectare bedreigde bossen die naast het Nationale Park van Kerinci Seblat liggen, waaronder de aanwezige Sumatraanse tijgerpopulatie in dit gebied. In nauwe samenwerking met de lokale bevolking worden acties opgezet om stropers en illegale boskap te stoppen. Bovendien werd daar ook, in het kader van een 60-jarige overeenkomst met de overheid, gestart met het aanleggen van kweektuinen voor het heraanplanten van tropische bossen."
Onderzoek en ontwikkeling blijft zeer belangrijk voor een sector die onder druk staat om meer te produceren, maar quasi geen toegang meer heeft tot bijkomende landoppervlakte en dus vooral moet werken op efficiëntieverbeteringen van de al beplante arealen. In die context is onze 38%-deelname aan een samenwerkingsakkoord met betrekking tot Verdant Bioscience Pte Ltd, dat in 2013 werd ondertekend, van uitzonderlijk belang.
-- Baron Luc Bertrand
Baron Luc Bertrand: "Zonder twijfel. Onderzoek en ontwikkeling blijft zeer belangrijk voor een sector die onder druk staat om meer te produceren, maar quasi geen toegang meer heeft tot bijkomende landoppervlakte en dus vooral moet werken op efficiëntieverbeteringen van de al beplante arealen. In die context is onze 38%-deelname aan een samenwerkingsakkoord met betrekking tot Verdant Bioscience Pte Ltd, dat in 2013 werd ondertekend, van uitzonderlijk belang. Tijdens het voorbije boekjaar werd Sime Darby Plantation Group als grootste aandeelhouder vervangen door Ackermans & van Haaren, met 42% en door een operationele Indonesische partner Dharma Satya Nusantara, met 10%. Hierdoor heeft SIPEF, samen met de groep wetenschappers verenigd in BioSing, met 10%, een zeer evenwichtig aandeelhouderschap gecreëerd. Via de ontwikkeling van hoogrenderende palmen die de industrie naar een hogere productiviteit moeten tillen, verwacht de Groep op middellange termijn een belangrijke ondersteuning van de toekomstige rendabiliteit van de oliepalmplantages in de onderneming."
François Van Hoydonck: "Ook in 2020 zijn rubber-, thee- en bananenplantages deel blijven uitmaken van de tropische landbouwactiviteiten van de Groep, zij het met wisselend succes wat hun bijdrage aan de resultaten betreft. De rubbermarkten bleven vooral in de eerste jaarhelft kampen met lage prijzen. En het tijdelijke covid-19-effect op de grondstoffenprijzen heeft zich ook op de vraag naar natuurlijk rubber laten voelen. Maar al snel noteerden we vanaf juni aantrekkende prijzen, die ervoor gezorgd hebben dat in de tweede jaarhelft de verliezen van het eerste semester niet werden uitgediept. Door de lage rendementen en het resultaat van de impact van de Pestalotiopsis-schimmel, bleef echter de bijdrage van natuurlijk rubber op de brutomarge voor een derde jaar op rij negatief."
Luc Bertrand: "Er werd een wijselijk besluit genomen om de omslag naar oliepalmen te maken waar het agronomisch efficiënt kan zijn, dat is het geval in Noord-Sumatra en in Bengkulu. Voor de rubberplantage nabij Palembang in de provincie Zuid-Sumatra zoeken we nog een oplossing. Die conversie zal echter nog wel enkele jaren in beslag nemen. Eerst moet nog de goedkeuring van de RSPO afgewacht worden. Ondertussen wordt er nog maximaal latex getapt uit het mature bomenbestand, terwijl de immature bomen al worden verwijderd."
François Van Hoydonck: "De theedivisie heeft inderdaad ook te kampen gehad met een overaanbod aan thee op de Keniaanse markten. Hierdoor werd het ganse jaar een veel te lage prijs geboden voor de hoogwaardige, hand geplukte Javaanse thee van de Cibuni-plantage. Ondanks een goed productievolume, werd toch ook daar het jaar met een negatieve bijdrage afgesloten. De Groep werkt aan een optimalisatie van de kosten om tegemoet te komen aan de lage verkoopprijzen, die ook in 2021 blijven aanhouden."
François Van Hoydonck: "Na een grondige aanpassing van de managementstructuur in 2018, blijft de productie en export van bananen uit Ivoorkust een zeer gelijkmatige bijdrage leveren aan de brutomarge van de Groep. Ondanks het feit dat er in 2020 een licht dalend productievolume met 5,2% genoteerd werd tegenover 2019. Het was het resultaat van een normalisatie van de herplantingen in de nieuwste plantages. De goede exportkwaliteit, gecombineerd met hoogwaardige verpakkingsnormen, geeft SIPEF de toegang tot een nichemarkt en dit via jaarcontracten die een stabiel rendement blijven garanderen."
Na een grondige aanpassing van de managementstructuur in 2018, blijft de productie en export van bananen uit Ivoorkust een zeer gelijkmatige bijdrage leveren aan de brutomarge van de Groep. -- François Van Hoydonck
Baron Luc Bertrand: "In 2017 verwierf SIPEF bijkomende activa voor ongeveer USD 200 miljoen, voor de helft gefinancierd via een kapitaalsverhoging en de andere helft via bankfinancieringen. Na dit zeer intensieve investeringsjaar, hebben de lagere prijzen voor palmolie in de twee daaropvolgende jaren ervoor gezorgd dat de Netto Financiële Schuld in de SIPEF-groep steeg naar KUSD 164 623 op het einde van 2019. De Groep was namelijk vastbesloten om, ondanks die flink lagere palmolieprijzen, toch de geplande investeringen volledig uit te voeren en de prioriteit te blijven geven aan de volledige capaciteitsbenutting van de expansie in Zuid-Sumatra. Dus SIPEF is nog steeds op schema om de eerder gestelde doelen te bereiken. De betere prijzen en producties in 2020 hebben ervoor gezorgd dat per jaareinde 2020 die schuld al is verlaagd naar KUSD 151 165. Het is de intentie om in de volgende jaren de juiste balans te vinden tussen de geplande investeringen en de schuldpositie. Zo zal de ontwikkeling van nieuwe gronden in de Groep voornamelijk gefinancierd worden vanuit eigen middelen, rekening houdend met een jaarlijkse vergoeding voor de aandeelhouders, die SIPEF eveneens op 30% wenst te handhaven."
Baron Luc Bertrand: "Dit betekent dat SIPEF voor het boekjaar 2020 opnieuw kan aanknopen met een dividend, door aan de gewone algemene vergadering voor te stellen om de pay-out ratio van 30% te blijven respecteren en dus een brutovergoeding van EUR 0,35 per aandeel te voorzien, betaalbaar vanaf 7 juli 2021."
SIPEF kan voor het boekjaar 2020 opnieuw aanknopen met een dividend, door aan de gewone algemene vergadering voor te stellen om de payout ratio van 30% te blijven respecteren.
-- Baron Luc Bertrand
François Van Hoydonck: "Ondanks de tijdelijke effecten van de coronapandemie op de marktprijzen in het tweede trimester en de uitzonderlijke impact van de vulkaanuitbarstingen in Papoea-Nieuw-Guinea op de productie aldaar, zijn, door de stijgende productievolumes in palmolie en de constante bijdrage van bananen, de geconsolideerde recurrente resultaten, aandeel van de Groep, opnieuw positief ten belope van KUSD 14 123, tegenover een verlies van KUSD 8 004 in 2019. Het nieuwe geconsolideerde eigen vermogen bedraagt KUSD 638 688."
Baron Luc Bertrand: "Er zijn dit jaar wijzigingen op til. Op de volgende algemene vergadering van 9 juni 2021, zal de raad van bestuur voorstellen om het mandaat van Baron Jacques Delen, ondanks de overschrijding van de leeftijdsgrens, nogmaals met één jaar te verlengen tot 2022. Bovendien zal Petra Meekers vanaf 10 juni 2021 opgenomen worden in het executief comité van de Groep en dus haar mandaat als bestuurder van SIPEF beëindigen."
Baron Luc Bertrand: "Wij stellen voor om Yu Leng Khor te benoemen als de vervanger van Petra Meekers, voor een mandaat van vier jaar als niet-uitvoerende bestuurder, tot na afloop van de algemene vergadering van 2025. Mevrouw Khor zal ook voldoen aan de criteria van onafhankelijk bestuurder. Zij heeft, via haar onafhankelijke professionele activiteiten, een zeer uitgebreide kennis verworven van de landbouwsector in Zuidoost-Azië en wij zijn ervan overtuigd dat zij een zeer belangrijke toekomstige bijdrage zal kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van de onderneming.
Ook zal de algemene vergadering verzocht worden om te voorzien in de vervanging van de commissaris, omdat Deloitte, na jarenlange trouwe dienst, dit mandaat niet langer wettelijk mag vervullen. Er zal dus aan de vergadering worden voorgesteld dat het audit team van EY (ex-Ernst & Young) deze taak wereldwijd van Deloitte zal overnemen voor het gebruikelijke mandaat van drie jaar tot na de algemene vergadering van 2024."

Baron Luc Bertrand: "Absoluut, ik denk dat wij fier mogen zijn op wat SIPEF tot hiertoe bereikt heeft. Ondanks enkele moeilijke jaren met lagere palmolieprijzen en catastrofen in Papoea-Nieuw-Guinea, hebben wij toch de moed gehad om onze expansieplannen te blijven voortzetten. Wij zijn blijven geloven in de sterke toekomst van palmolie als voornaamste plantaardige olie in de voedings- en energiesector. Daardoor is het bedrijf nu goed geplaatst om de volgende jaren met veel ambitie aan te vatten, opnieuw gesteund door sterkere marktprijzen, maar jammer genoeg, voorlopig, in Indonesië afgeroomd door een aleatoire biobrandstoffentaks. Door de voortzetting van de politiek van duurzaamheid en transparantie is de Groep uitgegroeid tot een van de referenties in de palmoliemarkt. De gerealiseerde expansie in de voorbije jaren zal haar positie van gegeerde producent van kwaliteitspalmolie enkel maar versterken."
François Van Hoydonck: "Met genoegen. Ik wens mijn uitzonderlijke dank uit te drukken aan alle medewerkers van de SIPEF-groep, die, elk op hun niveau en met hun activiteit, hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de onderneming, inclusief de uitbreiding van de arealen. Zeker in deze onzekere tijden van de coronapandemie zijn onze mensen het voorbije jaar trouw op post gebleven in gebieden waar vaak de medische begeleiding beperkt is. Zonder hun ongebreidelde steun en doorzettingsvermogen zou het jaar 2020 opnieuw een catastrofaal jaar kunnen geworden zijn.
In het kader van onze expansiefinanciering is het ook belangrijk om de kosten te beheersen en de plantages en fabrieken op de meest efficiënte manier te beheren. Ik hoop dat iedereen binnen de eigen werksituatie daaraan zal blijven meewerken."
Schoten, 10 februari 2021
Dit interview werd geregistreerd op datum van de raad van bestuur van 10 februari 2021. Voor eventuele belangrijke evoluties na deze datum verwijzen we naar de Financiële Staten, Toelichting 31 Gebeurtenissen na balansdatum.
Als agro-industrieel bedrijf specialiseert SIPEF zich in de productie van duurzaam gecertificeerde tropische landbouwgrondstoffen. De Groep produceert meer bepaald palmolieproducten, natuurlijk rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust.
Sinds 2005 werkt SIPEF actief aan haar groei in enkele kernactiviteiten, voornamelijk in palmolie in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. Het zwaartepunt van de activiteiten ligt dan ook bij het telen van palmproducten in deze twee landen die ongeveer 92% van de totale omzet uitmaken.
SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie als de meest productieve en efficiënte plantaardige olie, een onmisbaar deel zal blijven uitmaken van een gebalanceerde voedselvoorziening van een steeds groeiende en meer en meer welstellende wereldbevolking. Het is dus voor de hand liggend dat de Groep zal groeien.
SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie als de meest productieve en efficiënte plantaardige olie, een onmisbaar deel zal blijven uitmaken van een gebalanceerde voedselvoorziening van een steeds groeiende en meer en meer welstellende wereldbevolking.
Dit kan op twee manieren verwezenlijkt worden: enerzijds door de verbetering van de performantie van de palmproductie en anderzijds door externe groei.
De toekomst van de palmoliesector zit in het optimaliseren van het rendement van de aanplanten.
Naarmate de wereldbevolking toeneemt, stijgt de vraag naar plantaardige oliën en vetten en daalt de beschikbare landbouwgrond. Daarenboven brengt de klimaatverandering steeds meer extreme weersomstandigheden met zich mee. Palmolie, als meest efficiënte plantaardige olie, zal het leeuwendeel van de benodigde productiegroei voor haar rekening kunnen nemen. Enkel door de ontwikkeling van sterkere, productievere palmsoorten kan SIPEF aan deze uitdagingen het hoofd bieden. Vandaar dat de Vennootschap investeert in research om te kunnen deelnemen aan de groeispurt van de sector van morgen.
De voortzetting van het samenwerkingsakkoord met Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS) maakt deel uit van deze groeistrategie. Dit akkoord werd in 2013 ondertekend met New Britain Palm Oil Ltd, een plantageonderneming met een gerenommeerd onderzoekscentrum voor palmzaadproductie in Papoea-Nieuw-Guinea en BioSing, een groep van wetenschappers met ervaring in de sector. In het kader van deze overeenkomst geniet de Groep van een actieve agronomische begeleiding en zal hij voordeel kunnen halen uit de ontwikkeling van hoogrenderende palmen. SIPEF verwacht dus om via de toepassing van deze wetenschappelijke ontwikkelingen de productiviteit van haar oliepalmplantages op middellange termijn naar een significant hoger peil te brengen en hun toekomstige rendabiliteit in belangrijke mate te kunnen ondersteunen en verbeteren.
De expansiestrategie van de Groep bestaat uit externe groei via de verwerving van extra beplantbare percelen die in aanmerking komen voor RSPO-certificering. De Groep concentreert zich op voor agronomisch gebruik geschikte gronden die passen in zijn duurzaamheidspolitiek en die hij kan verwerven aan economisch verantwoorde voorwaarden. De verwerving van deze gebieden kan zowel in eigendom als via concessieovereenkomsten plaatsvinden. Bovendien staat de deur van SIPEF wagenwijd open voor onafhankelijke boeren die hun productie wensen te verkopen en willen samenwerken met de Vennootschap. Immers, vanuit de lokale bevolking is er een permanente vraag naar de Groep toe om zijn activiteiten, in nauwe samenwerking met de omliggende boeren, verder uit te bouwen en de economische ontwikkelingen van deze verafgelegen gemeenschappen te bespoedigen.
SIPEF streeft naar een beplant areaal van 100 000 hectare en wil die expansie realiseren met een beperkte schuldgraad en op een duurzame manier.
Op het einde van het boekjaar 2020 komt het aantal hectaren geplante oliepalmen op 76 473 uit en bedraagt het totaal beplante hectaren 83 893, tegenover 48 093 hectare in 2005 (exclusief SIPEF-CI, Brazilië en Vietnam). Het samengestelde jaarlijkse groeipercentage bedroeg dus, tussen 2005 en 2020, 3,8%. Rekening houdend met de uitkoop van minderheidsaandeelhouders
bedroeg de groei, aandeel van de Groep, zelfs 5,9%.
Langzaam maar zeker wordt het nagestreefde doel van 100 000 beplante hectare realiteit. SIPEF blijft actief zoeken naar investeringsmogelijkheden in de uitbreiding van de aangeplante arealen in ver van de steden verwijderde gebieden waar de landbouwsector de belangrijkste werkgever is.
In deze context is het behoud van de eigendomsrechten en concessierechten van primordiaal belang voor de Groep om de productie in de verschillende landen te kunnen verzekeren en verder uit te bouwen.
SIPEF streeft naar een beplant areaal van 100 000 hectare en wil die expansie op een duurzame manier realiseren en met een beperkte schuldgraad.
Het is de ambitie van de Vennootschap om op termijn het volume van de palmolieproductie te verdubbelen. Concreet zou SIPEF dan 1% in plaats van een halve percent van de palmproductie wereldwijd voor haar rekening kunnen nemen.
In 2018 overschreed de jaarproductie van palmolie van de Groep voor de eerste keer de kaap van 350 000 ton, een volume dat door de gestage uitbreiding van geplante hectaren en de introductie van hoogrenderende palmen de volgende jaren nog sterk zal toenemen.
Samengesteld jaarlijks groeipercentage van beplante hectaren (2005-2020)
In 2020 kende de Groep, met een totale palmolieproductie van 329 284 ton, een tegenvallend productiejaar door algemeen slechte weersomstandigheden maar vooral als gevolg van de tijdelijke schade die drie opeenvolgende vulkaanuitbarstingen in Papoea-Nieuw-Guinea in 2019 aan de plantages hebben aangericht. Deze terugval zou echter geen impact mogen hebben op bovenvermelde langetermijnstrategie. Tegen 2026 verwacht de Groep een jaarproductie van 500 000 ton.
SIPEF wenst primordiaal een voorbeeldfunctie te blijven uitoefenen op het vlak van duurzaamheid. Als beursgenoteerde Europese onderneming moet zij haar investeerders de garantie kunnen geven van respect voor mens en natuur, via de gerenommeerde certificering van al haar activiteiten en producten, die rekening houdt met ecologische en sociaal verantwoorde normen voor tropische industriële landbouw.
96%
van de ruwe palmolieproducten wordt verhandeld in gecertificeerde fysische goederenstromen
Aldus blijft SIPEF gefocust op de verkoop van gecertificeerde producten. Ongeveer 96% van de ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" – CPO), palmpitolie ("Palm Kernel Oil" – PKO) en palmpitten ("Palm Kernels" – PK) van de Groep wordt verhandeld in gecertificeerde fysische goederenstromen van de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC) voor respectievelijk gebruik
in de voedingssector of voor de productie van groene energie. Die controles gelden trouwens ook voor de andere producten van de Groep: thee, rubber en bananen. SIPEF zal in de toekomst blijven streven om al haar producten te leveren in gecertificeerde fysische goederenstromen (voor meer details betreffende certificering, zie het Duurzaamheidsverslag pagina 22).
De Groep richt zich tot een beperkt aantal klanten met wie hij een langetermijnrelatie heeft opgebouwd en die bereid zijn een premie te betalen in ruil voor de kwaliteitscertificering.
SIPEF blijft zeer actief betrokken bij de organisaties die de reputatie van gecertificeerde palmolie in Europa, en de rest van de wereld behartigen en zich tot doel gesteld hebben om het gebruik van duurzame palmolie aan te moedigen bij de voedingsindustrie en de consumenten. Zij promoot een evenwichtig beeld van de voedingseigenschappen van palmolie, verduidelijkt de ecologische en sociale criteria die gehandhaafd worden door de duurzame producenten en benadrukt de hoge waardecreatie van de sector in de productielanden, het gevolg van de zeer arbeidsintensieve aard van haar activiteiten. Dat heeft er de Vennootschap toe aangezet om een eigen "Responsible Plantations Policy" (RPP) uit te vaardigen die jaarlijks wordt aangepast. De RPP moedigt SIPEF aan steeds de meest innovatieve normen toe te passen, die dikwijls verder gaan dan wat de geaggregeerde certificeringen vandaag opleggen.
Bovendien wil SIPEF volledig transparant zijn over de bevoorradingsketen van de goederen met volledige traceerbaarheid van de grondstoffen. Zij is van mening dat de klanten het recht hebben de oorsprong te kennen van de producten van de Groep. Voor alle goederen die verkocht worden door SIPEF kan dus de plaats van productie nagegaan worden, of het een plantage betreft die beheerd wordt door de Groep of een stuk grond van een lokale boer die samenwerkt met SIPEF.
Sinds meerdere jaren levert SIPEF ook een langetermijnbijdrage aan het natuurbehoud en de bescherming van belangrijke ecologische gebieden in Indonesië via een Indonesische stichting die de Groep heeft helpen opzetten. Het belangrijkste project van de stichting is het SIPEF "Biodiversity Indonesia"-project (SBI) dat instaat voor het beheer van een bosgebied van 12 656 hectaren. Dankzij dit initiatief worden de illegale boskap, het illegaal planten van oliepalmen en het stropen tegengegaan en worden in samenwerking met groepen lokale boeren in het projectgebied herbebossingswerken uitgevoerd. De bevredigende resultaten van deze projecten zetten SIPEF ertoe aan deze activiteiten langdurig verder te zetten (zie Duurzaamheidsverslag pagina 49).
SIPEF beoogt de optimalisatie van haar resultaten door middel van verbetering van haar productievolumes en een efficiënte kostencontrole van de palmolieactiviteiten. Voor de drie overige sectoren, rubber, thee en bananen concentreert het management zich op rendementsverhogingen en kostenverlagingen met de focus op arbeidskosten, vermits deze culturen arbeidsintensiever zijn dan de palmolieactiviteiten.
In het recente verleden heeft de Vennootschap haar investeringen structureel gefinancierd vanuit de operationele cash flow, langetermijnbankfinancieringen en de eigen middelen die in 2017 werden versterkt met USD 97 miljoen van een succesvolle kapitaalverhoging. Ten gevolge van de lage palmolieprijzen in de daaropvolgende twee jaren, was er echter een verhoging van de netto financiële schuld op het einde van het boekjaar 2018 en 2019. In 2020 was er een lichte verbetering van de netto financiële schuld tot een niveau van KUSD 151 165 en het is de intentie dit schuldniveau verder af te bouwen.
Het is de intentie van de Vennootschap om, met een beperkte schuldgraad, de juiste balans te vinden tussen de geplande investeringen – voornamelijk de verdere uitbreidingen in Zuid-Sumatra – en de financiering van deze investeringen vanuit de operationele kasstromen. Dit zal gebeuren rekening houdend met een jaarlijkse vergoeding
SIPEF beoogt de optimalisatie van haar resultaten door middel van verbetering van haar productievolumes en een efficiënte kostencontrole van de palmolieactiviteiten.
voor de aandeelhouders die sinds de afgelopen acht jaar is vastgelegd op 30% van de recurrente winst en SIPEF verwacht deze vergoedingspolitiek in de toekomst verder te zetten.

Het diagram beschrijft het businessmodel van SIPEF in het kader van de palmolieproductie. De productie van palmolie genereert 95,8% van de brutomarge van de Groep en vormt dan ook de kern van de productieactiviteit van het bedrijf. Dit model is grosso modo ook van toepassing op de andere activiteiten van de Groep.
De productie van palmproducten, rubber, thee, bananen en horticultuur is zeer arbeidsintensief, de volgende werknemersverhouding wordt gehanteerd:

In totaal telt de Groep momenteel 21 634 werknemers (voltijdsequivalenten - VTE). De loonkosten zijn een van de grootste uitgavenposten van SIPEF. Andere belangrijke recurrente uitgaven van de Groep betreffen de aankoop van chemische en organische meststoffen.
De totale operationele lasten (inclusief afschrijvingen) binnen de SIPEF-groep kunnen worden opgesplitst in vijf verschillende categorieën, op basis van het bedrijfsmodel van de Groep:

Voor meer informatie in verband met de kosten van de Groep verwijzen wij naar Toelichting 7 – Operationeel resultaat en segmentinformatie in de Financiële Staten.
Naast deze in de loop van het jaar opgelopen kosten doet de Groep aanzienlijke investeringen in biologische activa (dragende planten), gebouwen, infrastructuur, installaties en machines, voertuigen, kantooruitrusting en andere materiële vaste activa. Deze investeringen worden geactiveerd op de balans en later afgeschreven. De afschrijvingskosten worden berekend op basis van de geraamde gebruiksduur van de activa en worden geboekt in ofwel de plantagekosten ofwel de verwerkingskosten, naargelang de activa.
Met het oog op de continuïteit van haar activiteiten moet SIPEF landrechten verwerven en handhaven, en landrechtovereenkomsten voor de lange termijn verlengen. De verwerving van deze landrechten wordt gekapitaliseerd en niet in de loop van de tijd afgeschreven, omdat ze als onbeperkt worden beschouwd. De kosten voor de verlenging van de oorspronkelijke landrechten worden gekapitaliseerd en afgeschreven over de periode van de verlenging. Ten slotte blijft de Groep uitkijken naar expansiekansen door plantages over te nemen van andere bedrijven en/of samen te werken met lokale eigenaren.
Bij de implementatie van zijn bedrijfsmodel stelt de Groep alles in het werk om zo efficiënt mogelijk zijn productiviteit te verbeteren en zijn groei te stimuleren, op basis van duurzame praktijken. Op die manier creëert SIPEF waarde voor het bedrijf, het milieu en de maatschappij. Bovendien houdt SIPEF als duurzaam bedrijf in zijn businessmodel voortdurend rekening met de vereisten van de stakeholders op het niveau van de duurzame ontwikkeling en de waardecreatie.
Als duurzaam bedrijf houdt SIPEF in zijn businessmodel voortdurend rekening met de vereisten van de stakeholders op het niveau van de duurzame ontwikkeling en de waardecreatie.
Sinds 2005 werkt SIPEF aan het opvoeren van de groei, vooral in de palmoliesector in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.
De activiteiten in Zuid-Sumatra voeren de ontwikkeling van de Groep aan. Deze regio beschikt over goede agronomische kwaliteiten en biedt vele mogelijkheden voor de aanwerving van lokale werknemers voor industriële landbouwontwikkelingen. Sinds 2011 heeft SIPEF zeven concessies verworven in Zuid-Sumatra via drie lokale dochterondernemingen. Ondersteund door het expatmanagement van het Medan-Hoofdkantoor wint de expansie vaart. In 2020 werd de ontwikkeling van een nieuwe businessunit voor de SIPEF-groep in Zuid-Sumatra, die reeds in 2011 werd aangevangen, verdergezet. In de loop van het boekjaar 2020 werd een verdere 1 028 hectare gecompenseerd en werd 2 217 hectare klaargemaakt voor beplanting of beplant, wat het totaal op 14 014 beplante hectare brengt. Dat vormt 80,4% van het totaal van 17 424 gecompenseerde hectare, waarvan 2 360 hectare tijdelijk werd verworven voor beplanting door lokale boeren en 15 064 hectare voor eigen ontwikkeling. Sinds de overname op 1 augustus 2017 van 95% van de oliepalmplantages maakt PT Dendymarker Indah Lestari (DIL) integraal deel uit van de SIPEF-groep. De optimalisering van de verlieslatende plantageactiviteiten en de geleidelijke vervanging van de ongeveer 20 jaar oude palmen vormen de prioriteiten van het investeringsprogramma van SIPEF voor de
komende jaren. Er werd ook begonnen met de uitbreiding van momenteel nog braakliggende gronden binnen de permanente uitbatingsvergunning (Hak Guna Usaha - HGU), steeds binnen het kader van de RSPO "New Planting Procedure" (NPP). Tegen eind 2020 was 5 207 hectare herbeplant en was 1 194 hectare klaargemaakt voor uitbreiding van de aangeplante arealen.
In Papoea-Nieuw-Guinea bleef het door de NPPregels moeilijk om de uitbreiding voort te zetten. Die regels houden in dat er de komende jaren slechts een beperkte aangroei mogelijk is om de 13 689 beplante hectare naar 15 000 hectare te brengen dankzij de verwerving van land dat reeds werd gebruikt voor landbouwdoeleinden. Deze omvang beantwoordt aan de volledige capaciteitsbenutting van de drie fabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea, rekening houdend met de extra productie van circa 3 700 lokale boeren, die goed zijn voor 43,8% van de olieproductie.
Langzaam maar zeker komt het doel van 100 000 beplante hectare binnen handbereik.
Door al deze transacties komt het beplante palmolie-areaal per einde boekjaar 2020 op 76 473 hectare en het totale beplante areaal op 83 893 hectare, ten opzichte van 48 093 hectare in 2005 (exclusief SIPEF-CI, Brazilië en Vietnam). Langzaam maar zeker komt het doel van 100 000 beplante hectare binnen handbereik.
SIPEF blijft actief zoeken naar investeringskansen voor de uitbreiding van de aangeplante arealen in afgelegen gebieden, waar de meeste mensen in de landbouwsector werken. Dankzij het partnership met Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS), een gerenommeerd onderzoekscentrum voor de palmolieproductie in Papoea-Nieuw-Guinea, zal de Groep ten slotte ook kunnen profiteren van de ontwikkeling van hoogrenderende palmen. SIPEF zal de productiviteit van de olieplantages dan ook naar verwachting op middellange tot lange termijn kunnen optrekken en hun toekomstige winstgevendheid aanzienlijk kunnen versterken en verbeteren door toepassing van deze wetenschappelijke ontwikkelingen.
De SIPEF-groep bezit en beheert zes palmoliefabrieken in Indonesië en drie in Papoea-Nieuw-Guinea, die samen 1 405 944 ton FFB verwerkten in 2020. Die activiteit genereerde naar schatting 981 334 m³ afvalwater en 281 226 ton lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches" - EFB). In het verleden werden afvalwater en EFB beschouwd als afvalproducten van het palmolieproductieproces zonder waarde voor het bedrijf en werden ze verwerkt via secundaire processen die extra kosten met zich meebrachten.
Het afvalwater werd behandeld in anaerobe bekkens, wat leidde tot de uitstoot van methaan. Belangrijk in dat kader is dat het klimaatopwarmingspotentieel van methaan 21 maal hoger ligt dan dat van koolstofdioxide.
De afgelopen jaren heeft SIPEF stappen ondernomen om zijn uitstoot van broeikasgassen terug te schroeven. Een van de belangrijkste maatregelen van de SIPEF-groep om de uitstoot van methaan in te dijken en duurzame inkomsten te genereren voor zijn aandeelhouders is de bouw van systemen voor de opvang van methaan in de palmoliefabrieken van Mukomuko, Bukit Maradja, Perlabian, Umbul Mas Wisesa en Barema. In 2020 werd de bouw van een zesde methaanopvanginstallatie opgestart in de Dendymarker-fabriek, waarvan de oplevering voorzien is in 2021. Al deze
100%
van de EFB en het afvalwater wordt verwerkt tot een organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte
investeringen zijn geregistreerd als projecten onder het Clean Development Mechanism (CDM) in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCC). De methaanopvangsystemen in deze vestigingen kunnen het methaan affakkelen, of nog beter, het verbranden in de fabrieksketels of in een gasmotor om elektriciteit op te wekken. De palmoliefabriek van Mukomuko verwerkt zijn afvalwater om biogas met een aanzienlijk methaangehalte te produceren, dat wordt opgevangen in een gesloten reactorvat, ter vervanging van de anaerobe bezinktanks in het methaanopvangsysteem. Het biogas dat in het reactorvat wordt geproduceerd, is echter niet gebruiksklaar omdat het te veel vocht en waterstofsulfide bevat. Het moet eerst een behandeling ondergaan om zwavel en vocht te verwijderen, voordat het een gasmotor kan aandrijven om zo elektriciteit te produceren.
Onverwerkte EFB zijn zeer vochtig en dus niet geschikt als brandstof voor een ketel. Bovendien kunnen ze door hun grootte niet efficiënt worden verbrand in een biomassaketel. Ze kunnen wel worden gebruikt als mulchlaag in de plantage of, sinds enkele jaren, ook worden gerecycleerd tot compost. Eind 2016 werd de eerste composteerinstallatie in gebruik genomen die afvalwater en EFB verwerkt tot compost, na toevoeging van andere nevenproducten, zoals bezinksel uit de decanteerinstallatie en ketelas. Deze compost wordt in de plantages gebruikt als bodemverbeteraar ter vervanging van kunstmest.
De composteerinstallatie bestaat uit acht beluchte bunkers en verwerkt 100% van de EFB en het afvalwater tot een organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. Het systeem houdt de aerobe omstandigheden voortdurend op peil om ervoor te zorgen dat er tijdens het composteerproces geen methaan wordt geproduceerd. Dat gebeurt door bodembeluchting en door de opeenvolgende verplaatsing van de compost van de ene bunker naar de andere. Het zuurstofgehalte en de temperatuur worden constant bewaakt en geregistreerd. In 2020 recycleerde de installatie, die voldoet aan de normen van de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC),

23 115 ton EFB en 53 662 m³ afvalwater van de palmoliefabriek van Bukit Maradja.
Om te kunnen garanderen dat de compost geschikt is voor het beoogde gebruik, wordt elke maand het voedingsstoffengehalte ervan gecontroleerd. Afval composteren is een prima manier om grondstoffen te recycleren en het milieu te beschermen. SIPEF streeft ernaar meer dan 60% van de kunstmeststoffen in de plantage van Bukit Maradja te vervangen door compost.
Een palmoliefabriek produceert drie bronnen van biomassa: palmpitdoppen, mesocarpvezels en EFB.
Palmpitdoppen en mesocarpvezels worden momenteel in de palmoliefabrieken gebruikt als brandstof in ketels die stoom produceren. Die stoom wekt vervolgens elektriciteit op in stoomturbines. Ook de uitlaatstoom wordt elders in het fabrieksproces aangewend.
Zoals hogervermeld, zijn onverwerkte EFB niet geschikt als brandstof, vanwege hun hoge vochtgehalte en grootte. In de palmoliefabriek van Mukomuko worden de EFB echter vermalen en samengeperst, waardoor het volume afneemt, er een kleine hoeveelheid olie vrijkomt en het vochtgehalte daalt tot minder dan 50%. Na deze behandeling zijn ook de EFB geschikt voor gebruik als brandstof in de ketels.
De door de stoomturbines opgewekte elektriciteit wordt gebruikt door de fabrieken en vermindert dus hun afhankelijkheid
van fossiele brandstoffen zoals diesel. Dankzij een efficiënt gebruik van deze grondstoffen in 2020 is het dieselverbruik in Indonesië ten opzichte van 2019 met meer dan 48 280 liter afgenomen. Dit komt neer op een besparing voor de Groep die op ruim USD 34 000 wordt geschat.
De elektriciteit die de stoomturbines en de biogasmotor in de palmoliefabriek van Mukomuko opwekken, wordt gebruikt voor de werking van de fabriek en voor andere activiteiten van het bedrijf, zoals het centrale atelier, de rubberfabriek, de directiekantoren en huisvesting. In 2020 genereerden de stoomturbines en de biogasmotor van Mukomuko in totaal 8 239 503 kWh elektriciteit, waarvan 1 634 060 kWh werd verbruikt voor andere activiteiten. De rest, die hoofdzakelijk door de gasmotor wordt geproduceerd, wordt geïnjecteerd in het openbare stroomnet van de staatselektriciteitsmaatschappij (Perusahaan Listrik Negara - PLN) in de provincie Bengkulu.
Recentelijk bestudeerde de Groep nog andere alternatieve middelen om fossiele energie te vervangen door energie van duurzame oorsprong. Zo ontstond het idee om de EFB (zeer vochtig en bijgevolg op zich een lage energiewaarde) om te zetten in een kosteneffectieve industriële biomassabrandstof of biomassa koolwaterstofgrondstof, voor gebruik in biomassa- of steenkoolgestookte boilers. Ter verwezenlijking van dit project werd de Umbul Mas Wisesa palmoliefabriek uitgebreid met een torrefactie-installatie voor het omzetten van EFB in pellets met een capaciteit van 10 000 ton per jaar. De installatie van alle machines en uitrusting werd voltooid in 2020 en de inbedrijfstelling is gepland vanaf februari 2021, met naar verwachting een volledige productie in april 2021.
Aangezien het torrefactieproces in de fabriek is geïntegreerd, vindt er geen verlies van biomassa en biologische afbraak plaats, waardoor de uitstoot van methaan als gevolg van de opslag van EFB wordt vermeden.
Afname van het aantal liter dieselverbruik ten opzichte van 2019 in Indonesië
De getorrificeerde EFB-pellets zijn een ideale vervanger voor andere vormen van biomassa of steenkool en vereisen geen investeringen in stoomketels. Vergeleken met onbehandelde EFB-vezels genereert torrefactie een product met hoogwaardige eigenschappen, waardoor de energiedichtheid wordt verbeterd door de verlaging van het vocht- en zuurstofgehalte, wat een hoger rendement van ketels en vergassers mogelijk maakt en leidt tot een hogere verbrandingswaarde.
Een ander voordeel is dat de transport- en opslagkosten laag zijn. Grote zakken ("Big bags", 1 000 kg) pellets zijn gemakkelijk op te slaan en te hanteren voor levering aan eender welke consument. Ze kunnen worden gerecycleerd en eventueel teruggebracht naar de fabriek gevuld met as van de pelletverbranding, waardoor voedingsstoffen (bv. kalium, fosfor) worden teruggegeven naar de plantage.
De klanten van SIPEF zijn raffinaderijen, die bereid zijn een duurzaamheidspremie te betalen voor volledig traceerbare en gecertificeerde palmproducten.
Omdat de Vennootschap reeds zelfvoorzienend is op het vlak van biomassabrandstof met de palmpitschelpen en mesocarpvezels in haar fabrieken, wordt gestreefd naar de ondertekening van een contractuele aankoopverbintenis, met één of andere klant die belangstelling heeft getoond om een langtermijncontract af te sluiten.

De uitbating van de plantages door SIPEF in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust resulteert in een hoge waardecreatie voor de productielanden, waarvan de economische ontwikkeling wordt bespoedigd.
In het Duurzaamheidsverslag, deel 3 van dit Jaarverslag vindt u meer informatie voor een gedetailleerde kijk op de manier waarop de Groep waarde creëert op diverse niveaus.
SIPEF biedt haar klanten ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" - CPO), palmpitolie ("Palm Kernel Oil" - PKO) en palmpitten aan. Zij streeft naar RSPOcertificatie voor 100% van haar palmolieproducten. Maar om zijn verplichtingen op het gebied van de duurzame ontwikkeling na te komen en ervoor te zorgen dat er goede praktijken worden nageleefd, zoals de traceerbaarheid van al zijn producten, past het bedrijf ook veel andere algemeen aanvaarde standaarden toe, zoals het "Indonesian Sustainable Palm Oil" (ISPO) systeem en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC) norm. Het Duurzaamheidsverslag in dit Jaarverslag geeft een gedetailleerd overzicht van alle certificeringen op pagina 22.
De oliepalmproducten van de Groep worden verkocht op de lokale markt in Indonesië en op de Europese markt. Ze worden gebruikt in de voedingsindustrie en voor de productie van groene energie (biodiesel).
De klanten van SIPEF zijn raffinaderijen, die bereid zijn een duurzaamheidspremie te betalen voor volledig traceerbare en gecertificeerde palmproducten.
Daarnaast produceert SIPEF ook latex (gerookte rubbervellen, "Ribbed Smoked Sheets" - RSS) en "Cup Lumb Rubber" (SIR10 en SIR3CV60) in haar rubberfabrieken, die allemaal gecertificeerd zijn door de "Rainforest Alliance". De belangrijkste markt voor de rubberproducten is de Verenigde Staten van Amerika.

SIPEF heeft één theeplantage, waar de theebladeren nog met de hand worden geplukt, om de kwaliteitsthee 'Cut, Tear and Curl' (CTC) te produceren. De belangrijkste markt voor deze thee is Pakistan, en de rest wordt verkocht aan multinationale ondernemingen die gespecialiseerd zijn in de menging van thee op bestelling. Er is ook een toenemende vraag naar thee op de lokale markt van Indonesië. Ook de plantage is gecertificeerd door de "Rainforest Alliance".
Bananen ten slotte worden verkocht in het kader van de gecertificeerde goederenstromen met volledige grondstoffentraceerbaarheid. De bananen worden geplukt en verpakt in de verpakkingsstations van de Groep. Meer dan 80% van de hoge kwaliteit bananen wordt verkocht, na verzending, op de Europese markt, Verenigd Koninkrijk inbegrepen, conform de Europese richtlijnen, en de rest wordt verkocht in de regio West-Afrika en op de lokale markt van Ivoorkust. Eind 2020 heeft de Vennootschap bevestiging gekregen van de Britse overheid dat de commerciële akkoorden en in het bijzonder die met betrekking tot de bananen, zullen hernieuwd worden voor het merendeel van de toeleveringslanden, waaronder Ivoorkust. Hieruit kan dus afgeleid worden dat de Brexit geen negatief effect zal hebben op de bananenexport voor SIPEF.

Op 14 juni 1919 werd de "Société Internationale de Plantations et de Finance" (SIPEF) opgericht met als handelsactiviteit: de promotie en het beheer van plantagebedrijven in tropische overzeese gebieden. De Vennootschap vestigde haar Hoofdzetel op de Graanmarkt 2 in Antwerpen, was vrij snel genoteerd op de beurs van Antwerpen en ging van start met twee vestigingen in Kuala Lumpur (Maleisië) en Medan (Indonesië). Al snel volgde de acquisitie van drie plantages in Indonesië: Tolan Satoe, Tolan Dua en Tolan Tiga. Aanvankelijk spitste SIPEF zich voornamelijk toe op de productie van rubber. De naoorlogse depressie en de bodemprijzen van rubber op de internationale markt zorgden er echter voor dat er eind jaren 20 besloten werd van rubber naar palmolie te converteren om de plantages rendabel te houden.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een deel van de plantages in beslag genomen voor voedselproductie door de Japanse bezetter en werd een ander deel overwoekerd door de jungle. Het herstel heeft veel tijd en geld gekost.
Bovendien duwde de uitvinding van synthetische latex de marktprijs van rubber naar een historisch dieptepunt. Daarom besliste SIPEF om bij het heraanplanten vooral te investeren in palmbomen. De wederopbouw werd echter bemoeilijkt door de onstabiele politieke situatie in Indonesië. Na zijn onafhankelijkheid kwam het land immers in de greep van islamitische en communistische rebellenlegers.
Met het oog op risicospreiding investeerde SIPEF in Congo, een Belgische kolonie, toen een baken van stabiliteit. Nieuwe producten waaronder koffie, cacao, thee en medicinale planten verruimden het productenaanbod van de Groep. Al snel werd ook Congo geconfronteerd met politieke onrust en gewelddadige acties van onafhankelijkheidstrijders. Deze gebeurtenissen drukten op de koers van het SIPEF-aandeel. Charles Bracht maakte van deze gelegenheid gebruik om zijn deelneming in de Vennootschap te versterken en werd vervolgens voorzitter van SIPEF. Onder zijn voorzitterschap werd een nieuw hoofdstuk van de geschiedenis van SIPEF ingeleid.

Onder leiding van Charles Bracht, later bijgestaan door zijn zoon Theo, verruimde SIPEF haar actieradius en was al snel op elk continent verankerd: van Azië (Indonesië en Maleisië) tot Oceanië (Papoea-Nieuw-Guinea en de Solomon Islands) en van Afrika (Ivoorkust, Zuid-Afrika, Guinee, Zaïre en Liberia) tot Zuid-Amerika (Brazilië en Venezuela). Naast het beheer van plantages en de fabricatie van traditionele producten zoals rubber, palmolie en thee, verhandelde de Vennootschap koffie, cacao, palmharten, druiven, ananas, kruiden en zelfs sierplanten. Er werd eveneens geïnvesteerd in 'veilige' vastgoedprojecten in Amerika en in België evenals in banken en verzekeringsmaatschappijen. Op die manier wilden de aandeelhouders zich beschermen tegen
het risico van politieke instabiliteit in de overzeese gebieden. Een risico dat later gegrond bleek te zijn als de Groep werd geconfronteerd met burgeroorlogen in Afrika en chronische inflaties in Zuid-Amerika.
De ontvoering en moord op Charles Bracht in 1978 was één van de meest zwarte bladzijden in het honderdjarig bestaan van SIPEF. Na deze tragische gebeurtenis volgde Theo Bracht zijn vader op.
SIPEF heeft altijd een voortrekkersrol gespeeld en het mag dan ook niet verbazen dat de Groep als één van de eerste palmolieproducenten ter wereld het RSPO-certificaat binnenhaalden.
Eind jaren tachtig had de diversificatie over verschillende continenten een aanzienlijke schuldenlast achtergelaten. Er volgde een moeilijke periode van afslanking en sanering. In 1994 opteerde SIPEF voor een kapitaalverhoging die resulteerde in een instroom van nieuwe aandeelhouders. Op vraag van deze beleggers, waaronder Ackermans & van Haaren, werd een herstructurering doorgevoerd met het oog op de onafhankelijkheid van het management. In 2004 volgde opnieuw een kapitaalinjectie en werd een periode van exponentiële groei ingezet.


Duurzaamheid is altijd een belangrijke waarde binnen de Groep geweest. Reeds in de pioniersjaren leidde de uitbouw van plantages tot het aanleggen van wegen en het voorzien van huisvesting, scholen en medische verzorging voor de werknemers en hun families. SIPEF heeft steeds een voortrekkersrol gespeeld op het gebied van duurzaamheid. De Groep heeft dan ook als één van de eerste palmolieproducenten ter wereld het "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) certificaat kunnen binnenhalen.
Zo stond SIPEF mee aan de wieg van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil".

Er is dus nog heel veel ruimte voor groei, maar steeds binnen het kader van de principes en criteria voor de productie van duurzame palmolie.
Het laatste decennium concentreerde SIPEF zich uitsluitend op de duurzame productie van palmolie, rubber en thee (in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea) en van bananen (in Ivoorkust). Het streven naar duurzaamheid heeft SIPEF eveneens aangezet om in te zetten op recyclage en research en meer bepaald met de investering in de joint venture, Verdant Biosience Pte Ltd, die de ontwikkeling van hoogrenderende palmzaden beoogt. In de context van een groeiende wereldbevolking, minder beschikbare landbouwgronden en extreme weersomstandigheden zit de toekomst van landbouwgrondstoffen in het verbeteren van performantie.
De vraag naar plantaardige vetstoffen zal dus toenemen. De ontwikkeling van sterkere, productievere palmsoorten is het antwoord hierop. Er is dus nog heel veel ruimte voor groei, maar steeds binnen het kader van de principes en criteria voor de productie van duurzame palmolie.
Samen met haar referentieaandeelhouders, Ackermans & Van Haaren en de familie Baron Bracht, gelooft SIPEF in de toekomst van de Groep. De sector van landbouwgrondstoffen is altijd volatiel geweest, maar zij hebben, binnen de raad van bestuur, steeds op lange termijn gehandeld. Dankzij de fundamenten die de families in het verleden legden, kan er vol vertrouwen naar de toekomst gekeken worden.
Ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" - CPO) is een eetbare plantaardige olie die wordt verkregen uit de pulp van de oliepalmvrucht en die wordt geraffineerd/gefractioneerd tot geraffineerde producten voor uiteindelijk gebruik. Palmpitolie ("Palm Kernel Oil" - PKO) komt uit de pit van de palmvrucht, maar heeft bijzonder verschillende chemische eigenschappen en een andere vetsamenstelling. Palmpitolie is rijker aan laurinezuur en is van aard vergelijkbaar met kokosolie. Ook palmpitolie wordt geraffineerd voor verder gebruik.
Eén hectare oliepalmbomen levert gemiddeld ongeveer 22 ton vruchten op (verse vruchtentrossen of FFB – "Fresh Fruit Bunches"). Bomen krijgen twee tot drie jaar na het planten vruchten, bereiken een piekproductie na zeven jaar (tot 36 à 40 ton FFB) en vanaf achttien jaar neemt de productie af. De commerciële levensduur van een boom bedraagt doorgaans 22 tot 25 jaar. De efficiëntie van de productie wordt gewoonlijk bepaald door de oogst van het aantal FFB's per hectare en de olie-extractieratio (CPO per ton FFB). CPO wordt geproduceerd via een verwerkingsproces en vervolgens ofwel 'upstream' verkocht als grondstof of verder 'downstream' geraffineerd.
Palmolie behoort tot een groep van 17 belangrijke oliën en vetten (van sesamolie tot palmolie). De totale markt voor plantaardige olie vertegenwoordigt circa 236 miljoen ton.
Palmolie en sojaolie domineren de wereldwijde markt voor eetbare plantaardige oliën, met een aandeel in de jaarlijkse productie van respectievelijk circa 35% en 25%.

(oil world)
De consumptie van eetbare olie wordt voornamelijk gedomineerd door de voedingsindustrie (>70% van het gebruik van eetbare oliën). De eetbare olie heeft echter ook een belangrijke toepassing in brandstof (palm-, soja- en raapzaadolie zijn belangrijke onderdelen van biodiesel) en in de industriële/chemische sector. Palmolie wordt vaak gebruikt als bakolie, in braadproducten en in producten zoals margarine. Geraffineerde producten op basis van ruwe palmolie en palmpitolie kunnen overal worden aangetroffen, van zeep tot cosmetica.

Indonesië Maleisië 19 260 19 900 41 500 42 500 43 500 19 680 20 800 39 500 19 500 34 000 17 700 32 000 19 879 33 000 20 161 30 500 19 321 28 500 18 202 26 200 18 211 23 600 17 763 22 000 17 259 20 500 17 567 15 290 16 600 18 000 15 485 15 560 15 194 13 560 13 420 11 970 13 180 10 300 11 858 9 200 11 937 8 300 10 491 7 200 1999/2000 2000/2001 2001/2002 2002/2003 2003/2004 2004/2005 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 2018/2019 2019/2020 2020/2021 CPO-PRODUCTIE - MALEISIË VS. INDONESIË IN MN TON (USDA)
9 758
5 800 1998/1999
Palmolie en sojaolie domineren de wereldwijde markt voor eetbare plantaardige oliën, met een aandeel in de jaarlijkse productie van respectievelijk circa 35% en 25%. Palmolie is echter veruit de meest geëxporteerde olie ter wereld, aangezien de meeste sojaolie veel wordt gebruikt op de binnenlandse markten in de Verenigde Staten en Brazilië voor menselijke consumptie, dierenvoeding en brandstof.
Voor het produceren van palmolie is het ideaal dat de plantages dicht bij de evenaar zijn geconcentreerd. Deze omstandigheden zijn voornamelijk voorhanden in Maleisië en Indonesië (84% van de jaarlijkse gecombineerde productie van CPO), en in bepaalde delen van West-Afrika. Indonesië heeft zijn relatieve aandeel van de wereldwijde productie van ruwe palmolie in de loop van de jaren opgevoerd. De productie van sojabonen is geconcentreerd in de Verenigde Staten, Argentinië en Brazilië (gecombineerd zijn de drie regio's goed voor 81% van de jaarlijkse productie).
Grote plantagebedrijven, die vaak verticaal geïntegreerd zijn met raffinaderijen, spelen een belangrijke rol in de palmoliemarkt. Nochtans is ongeveer 40% van de teelt van oliepalmen zelf in handen van lokale boeren. Palmolie is voor deze boeren de perfecte teelt tegen armoede gebleken, ofschoon het een uitdaging blijft om hun opbrengsten te verhogen, die gemiddeld nog 20% onder die van de plantages liggen.
Hoewel palmolie en palmpitolie goed zijn voor circa 35% van de wereldwijde productie van eetbare olie, vertegenwoordigt de beplante oppervlakte slechts 8,1% van de totale beplante oppervlakte.
Een van de belangrijkste bepalende factoren voor die trend is de aanzienlijk hogere opbrengst van palmolie: met vier ton per hectare (4 t/ha) ligt de opbrengst zes- tot tienmaal hoger dan voor concurrerende oliën. Hoewel dit een duurzaam concurrentievoordeel is, blijkt er toch ook een nadeel aan verbonden te zijn, aangezien de vereiste grond zich vaak in tropische, beboste gebieden bevindt. Onder druk van de milieuregelgeving en duurzaamheidvereisten is het groeitempo de afgelopen jaren afgenomen.
Hoewel het aanbod gedomineerd wordt door Maleisië en Indonesië, wordt een aanzienlijke hoeveelheid van deze productie geëxporteerd. De grootst e exportmarkten zijn China, India en de EU, goed voor circa een derde van de wereldwijde vraag1 . De groei van de wereldwijde vraag heeft zich veerkrachtig getoond, met een samengestelde jaarlijkse groei van 5% in de afgelopen 10 jaar2 . Dat tempo kan door meerdere factoren worden verklaard, maar de belangrijkste zijn zeker het hogere inkomen van consumenten in opkomende markten en de vraag naar biodiesel. Daarnaast kan de vraag in sterke mate worden beïnvloed door de prijsverhouding tussen concurrerende oliën, aangezien vele elkaars vervangingsproducten zijn voor hun voornaamste toepassing als bakolie.
Palmolie is sterk verbonden met de prestaties van haar belangrijkste rivaal, sojaolie. Traditioneel wordt palmolie verhandeld tegen een korting van 10 tot 20% ten opzichte van sojaolie, wat voornamelijk het grotere aanbod weerspiegelt. Toch kunnen de oliën in hun belangrijkste toepassingen (bakken en brandstof ) door elkaar worden vervangen. Bijgevolg verwacht de Vennootschap geen aanhoudende periode van loskoppeling. De

(oil world)
Hoewel palmolie en palmpitolie goed zijn voor circa 35% van de wereldwijde productie van eetbare olie, vertegenwoordigt de beplante oppervlakte slechts 8,1% van de totale beplante oppervlakte.
relatie houdt in dat schokken in de vraag en vooral het aanbod (zoals weersgebeurtenissen) van een van beide oliën een aanzienlijke impact kunnen hebben op de andere.

2 Oil World
Trends in de consumptie van palmolie op de belangrijkste markten worden zorgvuldig in de gaten gehouden, voornamelijk op de binnenlandse markten in Indonesië, India en China.
Sinds Indonesië mengverplichtingen oplegt voor biodiesel, is de lokale vraag in grote mate gestegen tot boven de reeds aanzienlijke lokale vraag voor de voedingssector. In 2020 voldeed de lokale markt aan de verplichting van 30% biodiesel (B30) en legde de regering ambitieuzere doelstellingen voor 2022 vast, namelijk B40. Hoewel de motieven van de Indonesische regering grotendeels macro-economisch zijn, met name om de dollaruitstroom voor de invoer van diesel te verminderen, is er ook een milieustimulans. De spread van palmolie en gasolie (POGO) speelt echter een belangrijke rol in de financiële haalbaarheid van het plan. Het "Palm Oil Support Fund" wordt gefinancierd door de exportheffing op palmolie die het land verlaat en wordt gebruikt om de biodieselproducenten te subsidiëren. In 2020 was er voldoende geld overgedragen van de vorige jaren om het programma te ondersteunen, maar in het vierde kwartaal was het opgebruikt. In december 2020 voerde de regering een systeem van buitensporig toenemende uitvoerheffingen in, om haar B30-programma te financieren. Voor elke prijsstijging van USD 25 vanaf een bepaald basisniveau wordt USD 15 geïnd. In combinatie met een soortgelijk toenemend systeem van uitvoertaksen levert een prijsstijging de teler nog weinig voordeel op.
India is traditioneel een grote consument van palmolie. Dit blijft het geval aangezien de lokale productie van zaadolie de hogere vraag nog steeds niet kan bijbenen door de groei van het bruto binnenlands product (BBP), vooral van de middenklasse, en de bevolkingsgroei zelf. De schommelingen in de vraag worden veroorzaakt door de lokale productie en de concurrentiepositie van palmolie in vergelijking met concurrerende geïmporteerde oliën. De Indiase regering is van plan nieuwe stimuleringsmaatregelen in te voeren om de binnenlandse productie van oliehoudende zaden te verhogen en zo minder afhankelijk te worden van invoer.
China heeft zwaar geïnvesteerd in de productie van sojabonen, maar heeft net als in de afgelopen jaren nog steeds extra palmolie nodig. Door de uitbraak van de Afrikaanse varkenspest in China in augustus 2018, moest bijna de helft van de varkensstapel worden geruimd, waardoor de vraag naar sojameel fors daalde. Daardoor werden er veel minder sojabonen (en raapzaad) geperst en werd er bijgevolg ook veel minder sojaolie geproduceerd. Een ander gevolg van de Afrikaanse varkenspest was dat er veel minder varkens werden geslacht voor menselijke consumptie, waardoor er minder varkensvet op de markt was. Deze olietekorten werden hoofdzakelijk gecompenseerd door palmolie in 2019 en er was dan ook een sterke stijging van de invoer van palmolie. In 2020 is de invoer van palmolie licht gedaald en was er een sterke stijging van de invoer van sojabonen, omdat de vraag naar meel voor diervoeder weer op gang was gekomen. Verwacht wordt dat in 2021 de lokale vermaling waar mogelijk zal worden gemaximaliseerd; dit zal in grote mate afhangen van de beschikbaarheid van sojabonen in de exporterende landen.

(www.theoilpalm.org/davos-and-food-security-the-facts-on-oilseed-efficiency)
Palmolie roept bij klanten, investeerders en ngo's vaak vragen op omtrent de duurzaamheid van het gebruik van bosgrond, landontginningstechnieken en CO2 -uitstoot, evenals de arbeidsreglementering. Een drastische verandering in de houding van klanten zou een impact kunnen hebben op de langetermijnvraag (ongunstig voor CPO), terwijl de steeds strengere beperkingen die gelden voor het gebruik van grond het aanbod zouden kunnen verminderen (gunstig voor CPO). Dit blijven voor de sector belangrijke kwesties.
Anderzijds is toezicht op de sector niet nieuw: er worden al bijna 20 jaar belangrijke interne en externe inspanningen geleverd om de palmolie-industrie te reguleren en te bewaken. De "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) ontstond in 2001 en werd formeel opgericht in 2004. Het is een organisatie zonder winstoogmerk waarvan de bijna 5 000 leden inspanningen leveren om de duurzame productie en volledige
traceerbaarheid van palmolie te bevorderen. In november 2018 werden nieuwe principes en criteria aangenomen, waardoor deze standaard, de facto, een ontbossingsvrij certificeringsysteem is geworden. Zelfs de meest kritische ngo's hebben dit erkend. Er bestaan verschillende nationale en vrijwillige standaarden die vergelijkbare doelstellingen trachten te verwezenlijken, maar de RSPO wordt nog steeds als de norm beschouwd.
Palmolie is voor Indonesië en Maleisië een belangrijke bron van werkgelegenheid en inkomsten (85% van het wereldwijde aanbod). Eind 2015 hebben Maleisië en Indonesië de "Council of Palm Oil Producing Countries" (CPOPC) opgericht om een antwoord te bieden op veelvoorkomende problemen waarmee de palmoliesector wordt geconfronteerd, om een einde te maken aan ondermijningstactieken en de duurzaamheid van de prijzen voor ruwe palmolie op lange termijn te verzekeren. Palmolie vertegenwoordigt 35% van het wereldwijde aanbod van plantaardige olie. Het rendement is veel beter en er hoeft aanzienlijk


minder meststof te worden gebruikt dan voor concurrerende oliën.
Ook kan palmolie rekenen op een aanzienlijk aantal klanten in opkomende markten (vooral in Indonesië, India en China). Daardoor is de Vennootschap niet van oordeel dat enige traditionele partijen de intentie hebben om ruwe palmolie zodanig te reguleren dat de markt verdwijnt. Dit wordt bevestigd door de gestage groei van palmolie en het steeds grotere wereldwijde marktaandeel, ook al wordt er steeds meer belang gehecht aan duurzaamheid.
Bovendien zorgt regulering voor een krapper aanbod. Het relevantste gevolg van dit strengere toezicht was waarschijnlijk de geleidelijke afname van beschikbare grond. De groei van de geplante hectaren is in Maleisië en in Indonesië aanzienlijk afgenomen. De productie vertoont een gestage groei dankzij de verbeterde opbrengst en de ontwikkeling van plantages in nieuwe landen in Zuidoost-Azië, West-Afrika en Zuid-Amerika. De Vennootschap beschouwt deze fundamentele verkrapping van het aanbod als inherent positief voor de prijs van CPO, en stelt geen tekenen vast die erop wijzen dat deze trend verdwijnt. Indonesië heeft met ingang van 1 mei 2016 een nieuw moratorium opgelegd op nieuwe oliepalmplantages en mijnbouwvergunningen om het milieu te beschermen. Palmolieplantages vertegenwoordigen nu al 70% van de landbouwgrond in Maleisië, en marktdeelnemers uit de sector verwachten nog maar weinig verdere groei. De nieuwe criteria van de RSPO, zoals de HCS-benadering ("High Carbon Stock" of hoge koolstofvoorraden), voorzien zeer strikte richtlijnen, waardoor "green fielding", de omvorming van bosgebied in landbouwgrond, feitelijk niet meer mogelijk is. "Brown fielding", waarbij een bestaand landbouwgewas omgezet wordt in een ander, wordt wel nog zeer goed aanvaard, omdat de grond al geschikt werd verklaard als landbouwgrond.

RUWE PALMOLIE IN USD/TON VS. RUWE BRENTOLIE IN USD/VAT (WERELDBANK GRONDSTOFFENPRIJZEN – UPDATED DATABASE)

Plantaardige oliën zoals palmolie zijn een belangrijke component van biodiesel. Mais, suiker en tarwe zijn het basismateriaal voor het belangrijkste alternatief, bio-ethanol. De groei van de biodieselindustrie is een andere factor die een aanzienlijke invloed heeft uitgeoefend op de prijs van ruwe palmolie. Biodiesel heeft in de afgelopen 10 jaar consequent marktaandeel veroverd op de markt voor plantaardige oliën, aangezien mensen steeds milieubewuster worden en overheden verplichte minimumniveaus introduceren voor het verbruik van biobrandstoffen. Palmolie vertegenwoordigt 38,1% van het basismateriaal voor biodiesel. Indonesië is een grote producent (circa 16,1% van de wereldwijde biodiesel). Dit heeft op zijn beurt geleid tot een steeds sterkere correlatie tussen de prijs van ruwe palmolie en de prijs van ruwe olie.
Deze relatie houdt impliciet in dat biobrandstoffen als gevolg van hoge aardolieprijzen relatief gezien aantrekkelijker worden. Dit betekent dat de sector van de biodiesel veelal zal worden bepaald door de oplegging en toename van verplichte volumes, en niet zozeer door vrijwillige bijmenging. Niettemin zou de ruwe-olieprijs een realistische bodem voor de ruwe-palmolieprijzen moeten blijven.

Gebruik in de EU-28, US en Indonesië 'verhoogd door de productie van biodiesel'
In de laatste decennia is het totale gebruik van oliën en vetten (voeding, bio-energie, cosmetica, enz.) gestaag toegenomen. In de periode van 2009 tot 2020 blijkt volgens 'Oil World' uit de statistieken dat de consumptie van zo'n 165 miljoen ton in 2009 is gestegen tot 236 miljoen ton in 2020. Over de hele wereld gaat de voorkeur bij de consumptie van oliën en vetten uit naar lokaal geproduceerde oliën en vetten. Bijgevolg zijn eenjarige zaadgewassen (soja, raapzaad en zonnebloemen) in Noord-Amerika, Europa en Rusland de belangrijkste bronnen van olie. In tropische landen worden voornamelijk palmolie, kokosolie en arachideolie geproduceerd en geconsumeerd.
De wereldwijde gemiddelde consumptie van olie en vetten per capita (bio-energie inbegrepen) is gestegen van 21 kg in 2005 tot 30,8 kg in 2019. In het algemeen neemt de consumptie van oliën en vetten evenredig toe met het besteedbare inkomen. De laatste paar jaar is de consumptie zelfs nog sneller dan verwacht gegroeid als gevolg van de incrementele vraag vanuit de markt voor biobrandstoffen.
De groei vavn de bevolking zal een enorme impact hebben op de toekomstige voedselvereisten en zal leiden tot een hogere vraag naar vlees, vet en verwerkte voeding en naar biobrandstoffen. Er is nieuwe grond nodig of de opbrengsten zullen moeten verbeteren opdat het aanbod aan de vraag kan voldoen. Historisch gezien gaat een hogere productie gepaard met ontbossing. Maar door de laatste principes en criteria van de RSPO en de wetgevende initiatieven zoals het moratorium in Indonesië zijn de mogelijkheden voor uitbreiding zeer beperkt. Om de productie te verhogen, zal de focus dus volledig op een verhoging van de opbrengsten moeten liggen. Dat vereist enerzijds een absolute stijging van de rendementen dankzij nieuwe zaden en betere beheerpraktijken, en anderzijds een verbetering van de oogst van de lokale boeren door hen beter te ondersteunen en nieuwe zaden aan te bieden.
Aangezien oliepalmen meerjarige planten zijn, is er in het verleden weinig geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling om het rendement ervan te verhogen, in vergelijking met eenjarige gewassen zoals soja en mais. De palmoliesector heeft op dit vlak een achterstand in te halen, omdat de uitbreidingsmogelijkheden voor plantages beperkt zijn. SIPEF investeert in de verbetering van de palmolierendementen door zijn belang in Verdant Bioscience Pte Ltd.
In opkomende regio's (voornamelijk Azië-Pacific) hebben demografische trends nu al bijgedragen tot ruim een verdubbeling van de wereldwijde vraag naar palmolie in de laatste 15 jaar, aangezien de consumptie per capita sterk gecorreleerd is met het inkomen. Daarom is de Vennootschap van oordeel dat de grootste stijging in de consumptie zal plaatsvinden in de landen met een hoge bevolkingsgroei waar het inkomen per capita stijgt. Bijgevolg verwacht de Vennootschap dat de grootste stijging in de consumptie van palmolie zal plaatsvinden in de ontwikkelingslanden, waar palmolie nu al een vast onderdeel is van het consumptiepatroon.
In opkomende regio's hebben demografische trends nu al bijgedragen tot ruim een verdubbeling van de wereldwijde vraag naar palmolie in de laatste 15 jaar.
Het is dan ook heel waarschijnlijk dat de vraag in de toekomst sneller stijgt dan de productie. Deze visie wordt ondersteund door de meeste grondstoffenhandelaren die de perspectieven van plantaardige oliën, en palmolie in het bijzonder, op lange termijn bewaken. Als een volledig conforme producent van gecertificeerde duurzame palmolie, is SIPEF ideaal geplaatst om te profiteren van deze toekomstige trends.

De palmoliemarkt van 2020 kan worden gekenmerkt door een extreem V-vormige prijsmarkt onder invloed van een slechte productie, een grote vraag en de zware impact van de covid-19-pandemie. De Vennootschap ondervond het hele jaar door een gigantische volatiliteit, met aan het einde van het jaar ook de massale overheidsmaatregelen die een weerslag hadden op meerdere landen die plantaardige oliën produceren.
De prijsrally aan het einde van 2019, volgend op de enorme wereldwijde vraag en teleurstellende productie, zette zich voort aan het begin van het nieuwe jaar. Het zag er dan ook naar uit dat de prijzen op de lange termijn hoog zouden blijven. Halverwege februari realiseerde de wereld zich echter dat de uitbraak van covid-19 een wereldwijde pandemie was geworden. De paniek die heerste op de aandelenmarkten, trof ook de grondstoffen die agressief werden verhandeld.
De aardoliemarkt was geschokt door de onenigheid over productieverminderingen in Rusland en Saoedi-Arabië. De termijnmarkten zakten tot
2020 was een jaar vol extremen met de impact van de pandemie, de tegenvallende oogsten, een beter dan verwachte vraag en de invloed van de overheid op de sector.
onvoorziene niveaus, en kleurden zelfs kortstondig rood. Dit veroorzaakte een bijkomend negatief effect voor de markt van de plantaardige olie, aangezien alle aankopen voor de toekomstige biodieselproductie werden verkocht.
De impact van covid-19 op de wereldeconomie was ongezien. Veel lockdowns leidden tot minder fysieke transport waardoor alle plantaardige oliën tijdens het tweede kwartaal op hun dieptepunt zaten. Hoewel de vraag naar voeding qua samenstelling licht was veranderd, was deze nauwelijks gekrompen. Hierdoor namen de binnenlandse voorraden af en kwamen de toeleveringsketens volledig onder druk te staan, totdat de meeste importerende landen zich realiseerden dat herbevoorraden dringend nodig was. Bovendien kwamen de mandaten voor biodiesel verrassend genoeg hun afspraken na. Dit was het begin van het prijsherstel.
Het warme en droge zomerweer in het noordelijk halfrond speelde een belangrijke rol bij de aanhoudende ondersteuning van de plantaardige oliën en vele andere landbouwgewassen. De productie van zonnebloempitten in Rusland en Oekraïne lag veel lager, en Rusland was het eerste land dat hogere exportbelastingen invoerde. Bovendien verkrapte de sojamarkt door de zeer sterke import uit China. Latijns-Amerika was vrijwel uitverkocht waardoor de wereld afhankelijk werd van de beschikbaarheid van Amerikaanse sojabonen. Het weersfenomeen La Niña zorgde voor nog meer hete en droge omstandigheden, wat een invloed had op het nieuwe plantseizoen in Zuid-Amerika.
De productie van palmolie lag gedurende het grootste deel van 2020 onder de gebruikelijke trend, als gevolg van een lagere bemesting in 2018 en 2019 en een periode van droog weer in 2019. Dit werd duidelijker tijdens de piekproductiecyclus in het derde en vierde kwartaal, en, in combinatie met de schitterende wereldwijde vraag, krompen de voorraden aanzienlijk. Het veranderende exportbelastingen- en heffingsbeleid in de producerende landen werkte nog meer bepaalde exportstromen in de hand, en aan het einde van het jaar waren de voorraden in absolute termen het laagste sinds 2007. Vanuit een meer relatief perspectief waren de stock-tot-verbruiksratio's het laagst ooit.
Even een kanttekening bij het B30-biodieselmandaat in Indonesië: de afgelopen jaren heeft de Indonesische overheid, via het "Crude Palm Oil" (CPO) Fund, aanzienlijke exportheffingen verzameld die nog niet werden gebruikt. In 2020 werd de POGO-spread (palmolie/gasolie) echter veel breder en het CPO Fund had al zijn reserves nodig om het B30-programma voort te zetten. De Indonesische overheid leek erg toegewijd aan haar groene strategie die ook haar forex positie enorm zou helpen, door minder diesel te importeren. In de heersende POGO-spread was er echter een enorme kloof en de overheid verhoogde haar programma voor exportheffingen, waardoor ze aanzienlijke winsten van de telers afroomde om het biodieselmandaat te financieren. In combinatie met de escalerende exportbelasting is er ondanks de hoge prijzen weinig winstgevendheid. Het was een zware klap voor de telers.

Het voortgezette B30-programma leidde echter tot een sterke vraag en ondersteunde de markt. Jammer genoeg zullen de Indonesische telers er niet in dezelfde mate van genieten als telers in andere landen.
2020 was een jaar vol extremen met de impact van de pandemie, de tegenvallende oogsten, een beter dan verwachte vraag en de invloed van de overheid op de sector. De prijzen op de palmoliemarkt bereikten in het begin van het jaar bijna USD 850 per ton en daalden geleidelijk tot USD 500 per ton in mei, voor ze stegen tot circa USD 1 000 tegen het einde van het jaar. Het was een echte V-vormige markt.
De gemiddelde prijs voor ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" - CPO) CIF Rotterdam in 2020 bedroeg USD 715 per ton tegenover gemiddeld USD 566 per ton in 2019, een stijging van 26%. Nochtans eindigde het jaar op zijn hoogtepunt.
De gemiddelde prijs per ton voor ruwe palmolie in 2020
De laurineoliemarkt, de overkoepelende term voor palmpitolie ("Palm Kernel Oil" - PKO) en kokosolie, was erg gematigd tot het laatste kwartaal. De productie van PKO was in lijn met de palmolieproductie. De grote voorraden uit 2019 vormden echter voortdurend een donkere wolk boven de markt. Ondanks een lagere productie van kokosolie en de daaruit voortkomende hogere prijzen, bleef PKO de zwakste schakel van de tropische oliemarkt. De grotere vraag uit de zeepsector, vanwege de covid-19-pandemie, kon de markt voor palmpitolie niet tot leven wekken. De prijs van PKO lag het grootste deel van het jaar vrij
dicht bij die van palmolie, met een aanzienlijke korting ten opzichte van rivaal kokosolie. Aan het einde van het jaar leek de voorraad te verminderen en kon PKO weer zijn eigen koers varen.
De prijs van PKO was gemiddeld minder dan USD 100 hoger dan die van palmolie, in lijn met 2019 maar USD 100 lager dan het historisch gemiddelde. De gemiddelde prijs van PKO CIF Rotterdam bedroeg USD 826 in 2020, tegen een gemiddelde van USD 668 in 2019. Het jaar eindigde met prijzen boven USD 1 200, terug op normaal niveau.
De rubbermarkt toonde zich van twee totaal verschillende kanten tijdens het covid-19-jaar. Aanvankelijk waren de prijzen stabiel, maar toen veel landen in lockdown gingen en autoproducenten hun fabrieken sloten, daalden de rubberprijzen. Deze lockdowns hielden ook nog gedurende een deel van het tweede kwartaal aan waardoor de prijzen zakten tot een niveau dat sinds begin 2016 niet meer zo laag was geweest.
De Chinese economie begon in de tweede helft van het jaar tekenen van herstel te vertonen, net op een moment dat ongunstige weersomstandigheden de rubberproductie in Thailand en Vietnam troffen. Daarenboven zorgde de pandemie bij de producenten van latexhandschoenen voor een grote vraag naar latex, wat de prijsstijging aanwakkerde. In oktober bereikte de prijs van rubber zijn hoogtepunt van USD 2 878 per ton en bleef voor de rest van het jaar boven USD 2 000.
De prijs voor "Ribbed Smoked Sheets 3" (RSS3) begon het jaar aan USD 1 697 per ton op de SICOM ("Singapore Commodity Exchange") en sloot af op USD 2 144 per ton, een stijging van 26,34%. De gemiddelde prijs in 2020 bedroeg USD 1 730 per ton, tegenover USD 1 640 in 2019.
De laatste statistieken gepubliceerd door de "International Rubber Study Group" (IRSG) geven aan dat het verbruik van natuurlijk rubber 8,1% lager lag in 2020. Er wordt echter voorspeld dat het met 7% in 2021 en 5,3% in 2022 zal herstellen, gebaseerd op de cijfers van
het Internationaal Monetair Fonds (IMF). De productie van natuurlijk rubber in 2020 is naar schatting met 5,9% gedaald en de prognoses voor 2021 en 2022 zijn respectievelijk een stijging van 4,7% en 5,0%. De algemene IRSG-statistieken tonen momenteel een evenwichtig vooruitzicht op korte termijn.
De gemiddelde prijs per ton voor "Ribbed Smoked Sheets 3" in 2020
Thee geproduceerd op de Cibuni-theeplantage is van vergelijkbare kwaliteit als Keniaanse thee. Hierdoor is de referentie voor de prijzen van de Vennootschap de theeveiling van Mombasa. Kenia produceert voornamelijk thee van het type "Cut, Tear and Curl" (CTC), gelijkaardig als wat er in Cibuni wordt geproduceerd. Kenia is de grootste exporteur van CTC-thee ter wereld. In 2020 brak de maandelijkse theeproductie in Kenia record na record. Halverwege het jaar overtrof de productie van 2020 die van 2019 met 41%. In die periode daalden de prijzen gestaag om in juli hun dieptepunt te bereiken. De theeproductie in India, na China de grootste theeproducent ter wereld, werd beïnvloed door de covid-19-beperkingen, en een deel van de vraag verschoof van India naar Kenia. Hierdoor stegen de prijzen licht op de theeveiling in Mombasa. Dit kon echter niet voorkomen dat de gemiddelde prijs voor 2020 de laagste was sinds 2007. De gemiddelde prijs in 2020 bedroeg USD 2 000 per ton, tegenover USD 2 210 in 2019, een daling van 9,5%.


De wereldproductie van dessertbananen is gedurende de eerste drie kwartalen van het jaar blijven stijgen. Over het algemeen hebben de consumentenmarkten gedurende die periode geen bevoorradingsverschillen ondervonden. Op het einde van het jaar hebben twee grote orkanen van categorie 4, Eta en Iota, echter lelijk huis gehouden in de producties van Honduras, Nicaragua en Guatemala. De daaruit voortvloeiende zware regenval veroorzaakte grootschalige overstromingen en legde de export volledig lam. Honduras, het zwaarst getroffen land, kwam dan ook al snel met het nieuws dat de export volledig zou worden stilgelegd tot eind 2021. Het wegvallen van leveringen vanuit Centraal-Amerikaanse landen, die geografisch dicht bij de Noord-Amerikaanse markt liggen, werd al snel gecompenseerd door de extra aanvoer naar de Verenigde Staten van Amerika uit Ecuador, Colombia en Costa Rica. EUR 628 De gemiddelde verkoopprijs per ton van groene bananen in Europa in 2020
De covid-19-pandemie die in China begon en zich daarna verspreid heeft naar het Westen, heeft geen directe impact gehad op de consumptie van bananen, die, zoals bekend, een basisconsumptieproduct zijn. De logistieke keten werd echter wel grondig ontwricht door de blokkering van schepen en containers in de havens, wat de dagelijkse leveringen verstoorde en waardoor op diverse consumentenmarkten onrust ontstond. Dat kwam tot uiting in een daling van de prijzen begin september, een periode waarin ze doorgaans hoger zijn.
In Europa heeft de sluiting van de scholen en bedrijfsrestaurants aan het begin van de pandemie onmiddellijk een einde gemaakt aan de handel in bepaalde producten, zoals de mini-bananen voor kinderen. De consumenten grepen al snel rechtstreeks naar standaardproducten met een snelle en verzekerde aanvoer.
Desondanks is, in 2020, de gehele consumptie op de twee grootste wereldmarkten, de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten van Amerika, stabiel gebleven met respectievelijk bijna 6,7 miljoen ton en 4,1 miljoen ton. Toch was het de EU die opnieuw de beste cijfers liet optekenen, met een groei van 3%, aangezien dollarbananen 75% van haar bevoorrading uitmaakten, waaronder met name uit Ecuador. Het aanbod van
bananen uit de ACS-staten (Afrika, het Caribisch gebied en de staten van de Stille Oceaan) nam lichtjes af, terwijl dat vanuit de EU-zone (vooral de Antillen en de Canarische Eilanden) globaal stabiel is gebleven.
Het lijdt geen twijfel dat de vrijwel onafgebroken devaluatie van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro, de Amerikaanse producten in een meer positieve concurrentiepositie geplaatst heeft dan de Europese en Afrikaanse, waarvan het grootste deel, zoals de productie van Ivoorkust, aan de euro gekoppeld is.
De Europese douanerechten op de invoer van de dollarbananen zijn, zoals verwacht, gestabiliseerd op EUR 75 per ton. Dit is het meest recente niveau dat door de EU is overeengekomen en toegepast, na geleidelijke verlagingen sinds een vijftiental jaar.
Op het einde van het jaar werd door de Britse overheid bevestigd dat de ex-EU Handelsakkoorden, vooral wat bananen betreft, op dezelfde basis zullen worden hernieuwd voor de meeste leveranciers, waaronder Ivoorkust. Het kan daarom aangenomen worden dat de Brexit geen negatieve impact zal hebben op de export van de Groep naar de Britse klanten.
In 2020, bedroeg de gemiddelde verkoopprijs van groene bananen in Europa EUR 628 per ton, een daling van 5,1% ten opzichte van de gemiddelde prijs van 2019. De prijzen in Europa zijn nog nooit zo laag geweest als in 2020.
Jaarlijkse handelscontracten zorgden ervoor dat Plantations J. Eglin een gemiddelde prijs FOB Europa haalde van EUR 487 per ton, wat 3% lager is dan in 2019. De gemiddelde prijs FOB voor de regionale markt bedroeg EUR 406 per ton, wat 2% lager is dan in 2019.
De tarieven in de zeescheepvaart, waar men nieuwe normen voor laagzwavelig vervoer heeft ingevoerd, zijn tot het einde van het jaar vrij stabiel gebleven. De wereldmarkt kwam uiteindelijk van de grond nadat zij te lijden had onder een gebrek aan transportfaciliteiten. Dit had geen gevolgen voor de bananentransporten, aangezien de meeste vrachtcontracten al op een eerder tijdstip waren gesloten.
De covid-19-pandemie die in China begon en zich daarna verspreid heeft naar het Westen, heeft geen directe impact gehad op de consumptie van bananen.
Indonesië is het grootste palmolieproducerende land met 42,2 miljoen ton in 2020. Met naar schatting 57 miljoen hectare landbouwgrond is agricultuur al jarenlang de ruggengraat van de Indonesische economie. Voor 2020 werd een stijging van het BBP tot 5,2% verwacht, maar met het uitbreken van de covid-19-crisis werd dit naar beneden bijgesteld tot 2,3%.
De SIPEF-activiteiten in Indonesië zijn verdeeld over vier provincies. Het Hoofdkantoor in Medan geeft de regionale kantoren de verantwoordelijkheid voor het plannen, organiseren en beheren van de dagelijkse activiteiten.
Agro Muko Mukomuko Agro Sejahtera
2 3
Melania (Tea Estate)
De activiteiten in Indonesië vertegenwoordigen 83% van de totale (eigen) geplante oppervlakte van SIPEF
De Indonesische dochterondernemingen droegen 70% bij aan de SIPEF-brutomarge voor palmolie in 2020 (86% in 2019)
FFB geproduceerd in de nieuwe ontwikkelingen in Musi Rawas
De rubberproductie is in 2020 met 3,55% gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar
Stijging van de eigen theeproductie dankzij gunstige weersomstandigheden en betere managementcontroles
Totale eigen beplante hectare 90% Palmolie 7% Rubber
3% Thee
PALMOLIE Eigen productie: 950 853 ton FFB Productie derden: 28 652 ton FFB 6 palmolie-extractiefabrieken
Eigen productie: 5 300 ton Productie derden: 711 ton 3 rubberfabrieken

THEE Eigen productie: 2 664 ton Productie derden: 98 ton 1 theefabriek
| REPUBLIEK INDONESIË | (BRON: THE WORLD FACTBOOK) |
|---|---|
| Hoofdstad | Jakarta |
| Totale oppervlakte (+ wereldranglijst) | 1 904 569 km² (16e plaats) |
| Buurlanden | Maleisië 1 881 km, Papoea-Nieuw-Guinea 824 km, Oost-Timor 253 km |
| Aantal inwoners | 275 122 131 (raming juli 2021) |
| Bevolkingsgroei | 0,81% (raming 2021) |
| Stedelijke bevolking | 56,6% van de totale bevolking (2020) |
| Percentage stedelijke bevolking | 2,27% jaarlijkse groei (raming 2015-20) |
| Spreiding van de bevolking | De bevolkingsdichtheid ligt het hoogst op het eiland Java, dat zelfs wordt beschouwd als één van de dichtst bevolkte gebieden ter wereld, en op de eilanden rond Java en Bali. Op Sumatra liggen enkele belangrijke clusters, vooral in het zuiden bij de Straat van Sunda, en aan de noordoostelijke kust, rond Medan. Ook de steden Makasar (Sulawesi) en Banjarmasin (Kalimantan) zijn zeer dicht bevolkt. |
| Levensverwachting (M/V) | Mannen: 70,6 jaar / Vrouwen: 75,1 jaar |
| Leeftijdsopbouw | 0-14 jaar: 23,87% / 15-24 jaar: 16,76% / 25-54 jaar: 42,56% / 55-64 jaar: 8,99% / 65 jaar en ouder: 7,82% (raming 2020) |
| Belangrijkste talen | Indonesisch, Engels, Nederlands, lokale dialecten (waarvan het Javaans de meest gesproken taal is). Opmerking: er worden meer dan 700 talen gesproken in Indonesië |
| Belangrijkste religies | Islam 87,2%, protestantisme 7%, rooms-katholicisme 2,9%, hindoeïsme 1,7%, andere 0,9% (inclusief boeddhisme en confucianisme), ongespecificeerd 0,4% |
| Belangrijkste natuurlijke rijkdommen | Aardolie, tin, aardgas, nikkel, hout, bauxiet, koper, vruchtbare grond, steenkool, goud, zilver |
| Landgebruik (raming 2011) | Landbouw: 31,2% - Landbouwgrond: 13% - Meerjarige teelten: 12,1% - Blijvend grasland: 6,1% Bos: 51,7% Andere: 17,1% |
| Landbouwproducten | Oliepalmvruchten, rijst, mais, suikerriet, kokosnoten, maniok, thee, bananen, eieren, gevogelte, rubber |
| Industrietakken | Aardolie en -gas, textiel, automobiel, elektrische toestellen, kleding, schoeisel, mijnbouw, cement, medische instrumenten en toestellen, handwerk, chemische meststoffen, multiplex, rubber, bewerkt voedsel, juwelen en toerisme. |
| Munteenheid | Indonesische roepia (IDR) |
| Inflatie 2020 | 1,68% |
| BBP (raming 2017) | Landbouw: 13,7% / Industrie: 41,0% / Diensten: 45,4% |
| Hoofd van de regering | President Joko Widodo, in oktober 2019 herverkozen voor een tweede termijn van vijf jaar |
| Beroepsbevolking | 129 366 miljoen (raming 2019) |
| Beroepsbevolking volgens activiteit | Landbouw: 32% / Industrie: 21% / Diensten: 47% (raming 2016) |
| Bevolking onder de armoedegrens | 10,9% (raming 2016) |
Hoewel het eerste kwartaal van 2020 gedomineerd werd door verstoringen vanwege de covid-19-pandemie, bleek 2019 een sterk jaar voor de Indonesische economie. Deze groeide gestaag dankzij de sterke binnenlandse consumptie en de aanhoudende inspanningen om het beleid te hervormen en de investeringsprocedures te vereenvoudigen. Die groei kwam er ondanks de algemene verkiezingen en de onzekerheid rond de handelsrelaties tussen de VS en China. De focus van het land op digitalisering en de infrastructuurontwikkelingen legt de basis voor toekomstige groei. De herverkiezing van President Joko Widodo, alom bekend als President Jokowi, werd beschouwd als een positieve stap voor buitenlandse investeringen.
Bovendien is de archipel door zijn toenemende middenklasse, geografische positie en agenda voor de ontwikkeling van zijn menselijk kapitaal, een sterke concurrent op het wereldwijde economische toneel. Het land kan bogen op een aanzienlijk potentieel voor de ontwikkeling van ondernemingszin en creatieve industriële capaciteit, en het is al de thuisbasis van vier 'unicorn' startups (startups in privébezit) en zelfs een 'decacorn' (startup in het bezit van een bedrijf ).
Gelet op de toekomstige bouwwerkzaamheden en infrastructuurontwikkeling buiten Jakarta, zoals de hervestiging van de hoofdstad naar Oost-Kalimantan, kijken investeerders steeds vaker verder dan Java voor veelbelovende kansen. De covid-19-pandemie zal de economische groei tijdelijk afremmen. Sommige projecten en beleidsinitiatieven zijn uitgesteld – nu de overheid kapitaal voor de infrastructuurontwikkeling overhevelt naar de maatregelen om de crisis het hoofd te bieden – maar de toezegging van de regering tot verdere hervormingen zal de aantrekkingskracht van de grootste economie van 13 000 12 000 14 000 15 000 16 000 17 000 JAN FEB MAA APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

Indonesië is de enige G20-economie in Zuidoost-Azië en herbergt de vierde grootste bevolking ter wereld. Hoewel het heel wat natuurlijke rijkdommen bezit, is het ten volle benutten daarvan niet vanzelfsprekend, gelet op beperkingen zoals de geografie van de archipel, de infrastructuurgebreken en de inefficiënties van de beroepsbevolking. De hervormingen om sommige van deze tekorten aan te pakken staan op stapel, al neemt de weerstand daartegen toe, zeker in de context van de covid-19-crisis. De reële BBP-groei bedroeg 5,03% in 2019. Vóór de uitbraak van covid-19 werd voor 2020 een versnelling van de BBP-groei verwacht. Op een beleidsvergadering van februari 2020 voorspelde Perry Warjiyo, de voorzitter van de Bank Indonesia (BI) nog dat covid-19 een V-vormig effect zou hebben op de economische groei in 2020, met een basisgroei van 5,1%, die met ondersteuning via het fiscale beleid nog zou kunnen toenemen tot 5,2%. Toen de pandemie echter zwaarder begon door te wegen en steeds meer landen strikte lockdownmaatregelen invoerden, werd dit in april herzien naar 2,3%.
(Bron: Oxford Business Group - Indonesia: Year in Review 2020)

De covid-19-pandemie heeft een zware impact gehad op de gezondheid, economie en financiën van Indonesië, vooral in het tweede kwartaal van 2020. De sociale beperkingen die werden ingevoerd om de verspreiding van het virus tegen te gaan, remden de menselijke mobiliteit af in vrijwel alle grote steden in de periode van april tot juni. Zij resulteerden ook in een afname van de economische activiteit in het tweede kwartaal van 2020. De overheid dreef de verwezenlijking van de stimuleringsmaatregelen op, vooral in de vorm van sociale bijstand, uitgaven voor andere goederen en diensten en overdrachten naar regio's en dorpen. Diverse indicatoren geven een verbetering aan, zoals de gemeenschapsmobiliteit, non-food en online bedrijfsactiviteiten, en overheidsinkomsten.
Voor de toekomst wordt verwacht dat de economische groei zal aantrekken dankzij de verbetering van de wereldeconomie en een versnelde begrotingsrealisatie voor de centrale en lokale autoriteiten, de vooruitgang van het programma voor kredietherstructurering, en de voortzetting van de BI monetaire en macroprudentiële stimuleringsmaatregelen. Globaal genomen zal de economische groei van Indonesië weer op positief terrein komen in het vierde kwartaal van 2020, en voor 2021 wordt een groei verwacht van 4,8 à 5,8 %.
De roepia stond onder druk en bereikte een dieptepunt van IDR 16 575 per Amerikaanse dollar op 23 maart. Dankzij de stabilisatiemaatregelen van de BI en de doorgedreven communicatie met beleggers en binnenlandse en buitenlandse marktactoren is de wisselkoers van de roepia sindsdien aanzienlijk gestegen, tot IDR 14 165 per dollar, een stijging van 17%. Voor de toekomst gaat de BI uit van een stabiele koers van de roepia, met kansen voor verdere versterking. Dat strookt met zijn fundamenteel ondergewaardeerde niveau, en wordt ondersteund door de lage en beheerste inflatie, een momenteel beperkt begrotingstekort, de sterke aantrekkingskracht van de binnenlandse financiële activa en de dalende risicopremie voor Indonesië.
(Bron: thejakartapost.com onder de titel 'Economic stability maintained and recovery process underway')

Het coronavirus (covid-19) in Indonesië maakt deel uit van de wereldwijde pandemie die veroorzaakt wordt door het ernstig acuut ademhalingssyndroom ("severe acute respiratory syndrome"), coronavirus 2 (SARS-CoV-2). Op 2 maart 2020 werd bevestigd dat het virus zich had verspreid naar Indonesië, toen een danslerares en haar moeder positief testten. Zij waren beiden besmet door een Japanner.
Tegen 9 april 2020 had de pandemie zich uitgebreid naar de 34 provincies van het land. Jakarta, West-Java en Centraal-Java zijn de zwaarst getroffen provincies. Samen nemen zij meer dan de helft van de gevallen in het land voor hun rekening. Op 13 juli 2020 waren er voor het eerst meer mensen die hersteld waren van de ziekte dan actieve gevallen. De grootste toename in het aantal nieuwe gevallen op één dag vond plaats op 30 januari 2021, toen er 14 518 gevallen geregistreerd werden. Op het hoogtepunt werd gemeld dat 12 848 mensen hersteld waren en dat er 476 overlijdens waren, binnen een tijdspanne van 24 uur.
Per 3 februari 2021 had Indonesië 1 111 671 gevallen genoteerd, het hoogste cijfer van Zuidoost-Azië, en hoger dan de Filippijnen. Met 30 770 overlijdens komt Indonesië op de derde plaats in Azië en op de 17e plaats in de wereld. Uit een doorlichting van de gegevens blijkt echter dat het reële sterftecijfer mogelijk veel hoger ligt dan wat was gemeld, omdat wie overleed met acute covid-19-symptomen maar zonder bevestiging of test niet werd meegeteld in de officiële sterftecijfers.
Indonesië heeft tot nu toe 6 280 182 mensen getest op een bevolking van 270 miljoen, dus zo'n 23 294 mensen per miljoen. De Wereldgezondheidsorganisatie ("World Health Organization" - WHO) heeft het land opgeroepen meer tests uit te voeren, in het bijzonder bij vermoeden van covid-19.
In plaats van een nationale lockdown af te kondigen, keurde de regering een aantal grootschalige sociale beperkingen voor bepaalde regentschappen en steden goed. Vanaf eind mei 2020 werd begonnen met de toepassing van het 'nieuwe normaal', naast bijkomende regio's met groene en gele zones. Dit beleid kreeg veel kritiek te verduren en wordt beschouwd als een 'ramp' vanwege het nog steeds toenemende aantal gevallen.
Op 13 januari 2021 werd president Joko Widodo gevaccineerd in het presidentieel paleis, wat de officiële start van het Indonesische vaccinatieprogramma vormde. Per 3 februari 2021 hadden 646 026 mensen de eerste dosis van het vaccin gekregen, terwijl er 71 621 volledig gevaccineerd waren.
(Bron: Wikipedia)
I n a l l e o p e r a t i o n e l e e e n h e d e n v a n d e Vennootschap gaven de managementteams en arbeiders in 2020 blijk van een sterke toewijding, inzet en discipline bij het vervullen van hun taken en het opnemen van hun verantwoordelijkheden op een coronavirusveilige manier. Voor de drie landbouwgrondstoffen konden productie, verwerking, transport en verkoop ongehinderd doorgaan tijdens het hele jaar, een opmerkelijke prestatie. Alle operationele eenheden maakten zich de gezondheids- en hygiëneprotocollen eigen, en ook al liggen de meeste in afgelegen, rurale omgevingen, ver van de grote bevolkingscentra, toch werd zeer voorzichtig omgesprongen met reizen, bezoekers en contact met de lokale gemeenschappen. Ondanks al deze voorzorgen, waaronder een 50% roterende 'Thuiswerk' regel voor het personeel van het Hoofdkantoor in Medan, had de Vennootschap tegen het einde van het jaar een covid-19-besmetting geregistreerd bij 53 werknemers en 27 familieleden, en waren er drie werknemers overleden.

Op 2 november 2020 ondertekende en ratificeerde de president van de Republiek Indonesië wet nummer 11 van 2020 inzake jobcreatie, de Omnibus-wet. Deze wet zorgt voor een uitgebreide hervorming van diverse sectorale wetten, teneinde het investeringsklimaat in Indonesië te verbeteren, investeerders aan te trekken en job kansen te creëren.
Van bij het begin kon de Omnibus-wet rekenen op zowel bijval als kritiek. Ondanks het controversiële deliberatieproces denken velen, onder andere de regering, dat de wet de nationale economische groei van Indonesië zal versnellen en een hervorming van het regelgevingssysteem zal stimuleren, zodat Indonesië een gunstigere investeringsomgeving kan worden in de wereldeconomie van vandaag. Het verzet tegen de Omnibus-wet komt vooral van vakbonden, ngo's en studenten, die regelmatig hun afkeer voor de wet op massabetogingen uitten.
Dit is veruit het meest ambitieuze en complexe wetgevingsinitiatief in Indonesië. Het bestrijkt dan ook talrijke gevoelige gebieden, zoals werkgelegenheid, waar vorige regeringen zich niet aan waagden. De Omnibus-wet tracht op diverse manieren een oplossing te bieden voor problemen die vaak een bron waren van overlappende regels en incoherentie. In de eerste plaats biedt zij de centrale overheid de mogelijkheid om standaarden en criteria op te stellen voor lokale regels en voorschriften op ministerieel niveau. De wet stelt dat lokale regels niet strijdig mogen zijn met hoger geplaatste regels. De vereenvoudiging en synchronisatie van de regelgeving in Indonesië is een broodnodige zaak, gelet op het feit dat de lokale regelgeving soms een struikelblok vormt voor investeringen en zakendoen.
(Bron: Assegaf Hamzah & Partners - Client Update: Indonesia 7 oktober 2020)
Wat betreft de impact van de nieuwe wet op de plantagesector, wordt hieronder een aantal mogelijke gevolgen opgesomd:
De bedrijfsactoren hoeven geen directe acties te ondernemen in het kader van de bovenstaande wijzigingen voor de plantagesector. De Omnibuswet stelt dat er nadere bepalingen zullen worden uiteengezet in de overheidsvoorschriften. Er wordt geadviseerd om de ontwikkeling van deze Omnibus-wet en de uitvaardiging van de technische uitvoeringsverordeningen zorgvuldig op te volgen. Er wordt meer duidelijkheid verwacht voor de komende drie maanden, de termijn waarbinnen alle overheidsvoorschriften voor de Omnibus-wet moeten zijn uitgevaardigd.
In de tweede helft van het jaar kregen we de kans om beplant land in de Bengkulu-regio te verwerven. De te koop aangeboden activa van PT. Agricinal bestonden uit een Locatievergunning (Izin Lokasi) voor 2 300 hectare, waarvan 1 175 hectare mature palmen en 338 hectare immature palmen. Deze eersteklas landbouwgrond op slechts 6,5 km van de Air Bikuk-plantage is ideaal gepositioneerd om te worden toegevoegd aan de Mukomuko Agro Sejahtera-portefeuille, en om verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" - FFB) te leveren aan de Bunga Tanjungpalmoliefabriek. De plantage zal Batu Kuda heten, naar de naam van één van de rivieren die door de plantage loopt.
Dit project, dat als een noodlijdend actief wordt beschouwd, zal aanzienlijke investeringen vereisen voor de herbeplanting en de bouw van een volledige plantage-infrastructuur. De Vennootschap beschikt echter over de nodige expertise en praktijkervaring in deze regio om de nieuwe aanwinst te transformeren tot een productieve en winstgevende plantage.
Een cruciaal onderdeel in de onderhandelingen betreft de verzekering en instemming van PT. Agricinal dat de Vennootschap de activa pas zal overnemen nadat de grondgebruiksvergunning (HGU) daadwerkelijk is verkregen. In de tweede helft van het jaar werd het due diligence-proces afgewerkt, voor zowel de Inti- als de Plasmagrond, en naar verwachting zullen de onderhandelingen en overname plaatsvinden in de eerste helft van 2021.

Op 9 december 2020 werden er lokale verkiezingen gehouden in Indonesië. De kiezers stemden voor negen gouverneurs, 224 regenten en 37 burgemeesters over het hele land. Alle verkiezingen vonden plaats op dezelfde dag. Er werd verwacht dat meer dan 100 miljoen inwoners hun stem zouden kunnen uitbrengen.
Tegen dit verkiezingsschema, dat was opgesteld door de "General Elections Commission" (KPU) en de regering, werd verzet aangetekend door diverse activisten. Die vonden dat een dergelijk grootschalig project in overtreding was met diverse wetten in verband met de quarantainemaatregelen en de gevaren van een besmettelijke ziekte, en het risico van covid-19-besmettingen onder het volk deed toenemen. Er waren meer dan 1 500 inbreuken op de gezondheidsprotocollen tijdens de campagnes; 70 000 ambtenaren van stembureaus testten positief bij covid-19-sneltests en konden niet meteen worden vervangen.
(Bron: Wikipedia)
Zoals steeds gingen de verkiezingen gepaard met heel wat uitdagingen voor de medewerkers ter plaatse, maar het beleid van de Vennootschap om zich politiek neutraal op te stellen werd nageleefd, en het programma voor het aanknopen van relaties met de nieuwe verkozenen is van start gegaan.

v. Exportheffing voor palmproducten
Op 3 december 2020 werd een nieuwe matrix voor de exportheffing op palmproducten gepubliceerd door de Indonesische overheid, die van kracht werd op 10 december 2020. Deze verhoogde exportheffing moet zorgen voor de voortgezette financiering van het lopende biodieselprogramma van de Indonesische overheid.
Deze eenzijdige heffing op de productie van palmproducten, met inbegrip van ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" - CPO), wordt volledig gedragen door de Indonesische producenten, waar de lokale boeren een zeer belangrijk deel van uitmaken. De heffingen hebben ook een significante impact op de nettoverkoopprijzen 'af fabriek' voor zowel de export als de lokale verkoop van palmproducten voor SIPEF. De lokale prijzen houden immers ook rekening met de toepasselijke exportheffingen en belastingen. Volgens de huidige interpretatie van de gepubliceerde tarieven zal de nieuwe exportheffing ook worden gecombineerd met de huidige exportbelastingen.
Tot 10 december 2020 waren de volgende exportheffingen en belastingen voor CPO van kracht op basis van een CPO-referentieprijs die eenzijdig

werd bepaald door de Indonesische overheid aan de hand van de internationale en lokale marktprijzen.
| EXPORTHEFFING | (IN USD) |
|---|---|
| CPO-prijs onder USD 570 per ton | 0 |
| CPO-prijs tussen USD 570 en USD 620 per ton | USD 25 per ton |
| CPO-prijs boven USD 620 per ton | USD 55 per ton |
| EXPORTBELASTING | (IN USD) |
|---|---|
| CPO-referentieprijs | Exportbelasting |
| <750 | 0 |
| 751-800 | 3 |
| 801-850 | 18 |
| 851-900 | 33 |
| 901-950 | 52 |
| 951-1 000 | 74 |
| 1 001-1 050 | 93 |
De gepubliceerde nieuwe exportheffing vanaf 10 december 2020 is als volgt voor CPO:
| EXPORTHEFFING - 10 DECEMBER 2020 | (IN USD) |
|---|---|
| CPO-referentieprijs | Nieuwe exportheffing |
| 670 | 55 |
| 670-695 | 60 |
| 695-720 | 75 |
| 720-745 | 90 |
| 745-770 | 105 |
| 770-795 | 120 |
| 795-820 | 135 |
| 820-845 | 150 |
| 845-870 | 165 |
| 870-895 | 180 |
| 895-920 | 195 |
| 920-945 | 210 |
| 945-970 | 225 |
| 970-995 | 240 |
| >995 | 255 |
Concreet betekent dit dat vanaf 10 december, en uitgaande van dezelfde referentieprijs voor de verkoop van palmolie van Indonesië, een gecombineerde exportheffing en belasting van USD 213 per ton (= USD 180 per ton + USD 33 per ton) wordt geheven, een stijging van USD 125 per ton.
Deze recente ontwikkelingen zullen dan ook een negatieve impact hebben op het toekomstige winstpotentieel en de kasstroom van de SIPEFgroep. Na december 2020 wordt, rekening houdend met de eerder toegepaste referentieprijs, een extra impact van circa USD 2 miljoen op de geconsolideerde resultaten na belastingen verwacht.
Omdat het momenteel nog niet duidelijk is in welke mate de prijzen van CPO en andere palmproducten zich de komende maanden zullen aanpassen aan deze nieuwe ontwikkelingen, is het onmogelijk om de impact voor boekjaar 2021 te kwantificeren. De heffingen zullen echter slaan op de eigen productie van circa 230 000 ton CPO en 48 000 ton palmpitten.
De aanhoudend kwetsbare financiële positie van de rubberplantages van de Vennootschap is nog verergerd door de voortdurend lage prijzen van de landbouwgrondstoffen, het aanbod van rubber dat wereldwijd de vraag overtreft, en de opkomst van een slopende plantenziekte, veroorzaakt door de pathogene schimmel Pestalotiopsis, die de rubberopbrengst met 30% kan doen dalen. In dat kader heeft het management in de loop van het jaar besloten om de rubberplantage van Bandar Pinang in Noord-Sumatra en van Sei Jerinjing in Bengkulu geleidelijk om te vormen tot een oliepalmplantage.
Hoewel dit werk louter een gewasomschakeling op HGU-land betreft, moeten de RSPO-vereisten voor de "New Planting Procedures" (NPP) die gelden voor oliepalmen onverkort worden toegepast. Gelet op deze vereisten en de afstemming op de geplande afwerking van de uitbreidingen in Zuid-Sumatra, is er afgesproken om de rubberomschakeling te starten in respectievelijk 2023 en 2024. Intussen is een begin gemaakt met het vellen van immature zones en onproductieve oude bomen, en zijn er ook andere kostenbesparingsmaatregelen ingevoerd om de efficiëntie en financiële opbrengst van rubber in de overgangsperiode te maximaliseren. De plannen voor de derde rubberplantage, MASE, in Palembang, zijn nog steeds onzeker, maar er wordt gehoopt dat het actief op de markt kan worden gebracht en verkocht. Het geografische isolement van de plantage houdt in dat de Vennootschap geen palmoliefabriek in de buurt heeft om de vruchten op te vangen en te verwerken, zodat een omschakeling naar oliepalmen hier geen steek houdt.

Met miljoenen hectare landbouwland verspreid over 17 000 eilanden, vormt de Indonesische landbouwsector van oudsher al een cruciaal onderdeel van de economie. Hoewel zijn bijdrage aan het BBP de laatste jaren is afgenomen – het gevolg van de economische diversificatie – blijft de sector zeer belangrijk, al was het maar omdat ruwweg een derde van de beroepsbevolking in deze sector werkt. De grote bedrijven domineren de sector vanuit omzetperspectief, maar de lokale boeren die vaak werken in moeilijk bereikbare rurale gebieden vormen de ruggengraat van de sector.
De infrastructuurproblemen zetten een rem op de groei in de landbouw, maar de herverkiezing van president Joko Widodo in 2019 zal naar verwachting leiden tot een focus op het overwinnen van deze problemen en de versterking van de nationale verbondenheid. In de tussentijd bieden technologische verbeteringen, die vaak worden aangedreven door ondernemers die een gat in de markt willen vullen, oplossingen voor de uitdagingen waar de Indonesische boeren al vele decennia mee worden geconfronteerd. Een voorbeeld hiervan is het gebrek aan toegang tot geavanceerde technologie die sommige activiteiten financieel leefbaarder zou kunnen maken.
De landbouwminister, Syahrul Yasin Limpo, kondigde eind januari 2021 aan in het parlement dat de Indonesische landbouwexport groeide met 15,8% in 2020 ten opzichte van het vorige jaar. De landbouwuitvoer van het jaar steeg naar USD 32,23 miljard tegen USD 27,83 miljard in 2019, vertelde hij nog, eraan toevoegend dat in 2020 de palmolieproductie 48,30 miljoen ton bedroeg; die van suiker 2,13 miljoen ton en die van natuurrubber ten slotte 2,88 miljoen ton.


Met 8 oliepalmplantages, 3 palmoliefabrieken, 2 rubberplantages en 2 rubberfabrieken is Noord-Sumatra goed voor meer dan de helft van de productie van verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" - FFB) van alle activiteiten in Indonesië. De 10 plantages in Noord-Sumatra bestrijken 26 360 hectare of 39% van de totale beplante oppervlakte aan oliepalmen en rubber. Er werken 149 kaderleden en 5 396 arbeiders voor alle activiteiten samen.

De regenval van 2 391 mm tijdens het jaar, tegenover het langetermijngemiddelde voor de 10 plantages in heel Noord-Sumatra van 2 263 mm, geeft een surplus van 6%. Dit steekt gunstig af tegen de resultaten voor 2019 van 2 041 mm, die door de droogte getroffen werden, voor dit jaar komt dit neer op een surplus van 17%.
Door de band was het een droog eerste kwartaal voor de minerale plantages, een voortzetting van de droogteperiode van 2019. In het tweede tot vierde kwartaal werd dan een regenval genoteerd die hoger lag dan gewoonlijk (zowel inzake volume als aantal regendagen), zodat het jaar uiteindelijk werd afgesloten met een regenhoeveelheid boven het gemiddelde. De plantages met organische bodem vertoonden een ander patroon, en zij sloten het jaar af met een regenhoeveelheid onder
het gemiddelde. Al bij al herstelde het gemiddelde gewicht van de vruchtentrossen zich minder snel dan gehoopt, wat een negatieve impact had op de gewasopbrengst tijdens het jaar.
| BEDRIJVEN | PALMPLANTAGES | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 FFB/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| PT KERASAAN | KERASAAN | 2 215 | 0 | 54 422 | 54 804 | 24,74 |
| PT EASTERN SUMATRA | BUKIT MARADJA | 2 716 | 205 | 56 844 | 64 451 | 23,73 |
| PT TOLAN TIGA | PERLABIAN | 3 838 | 375 | 104 063 | 93 225 | 24,29 |
| TOLAN | 3 614 | 0 | 96 887 | 86 277 | 23,87 | |
| PT CITRA SAWIT MANDIRI |
CITRA SAWIT MANDIRI | 1 740 | 6 | 39 152 | 40 753 | 23,42 |
| PT TOTON USAHA MANDIRI |
TOTON USAHA MANDIRI | 1 135 | 0 | 25 494 | 25 643 | 22,59 |
| PT UMBUL MAS WISESA | UMBUL MAS WISESA NORTH | 2 601 | 0 | 53 735 | 55 806 | 21,45 |
| UMBUL MAS WISESA SOUTH | 4 462 | 0 | 81 154 | 84 783 | 19,00 | |
| TOTAAL | 22 321 | 587 | 511 751 | 505 742 | 22,66 |
De algemene FFB-opbrengsten daalden in 2020 met 1% ten opzichte van het vorige jaar: 505 742 ton tegen 511 751 ton. Het jaar vertoonde nog de nevengevolgen van de droogte van 2019, waarbij de minerale plantages circa 8% achterbleven bij de verwachtingen van het management, omdat het herstel van het gemiddelde trosgewicht meer tijd kostte dan gehoopt. In de plantages met een rijke humusbodem lag de productie zo'n 9% onder de verwachtingen van het management, vanwege de complexiteit inzake de voeding van de oliepalmen en de nodige aanpassingen inzake meststofaanbevelingen, werd in nauw overleg met de researchpartners van de Vennootschap voortgezet, Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS). Ondanks de uitdagende context van de covid-19-pandemie kon de negatieve impact op de gewasopbrengst gedeeltelijk worden opgevangen dankzij het goede beheer van de managementresources inzake aantal oogsters, de beheersing van de oogstintervallen en rijpheidsnormen, het behoud van de toegang en het efficiënte transport van de oogst van het veld naar de fabrieken. Het team van het regionale managementkantoor ("Regional Management Office" - RMO) verdient alle lof voor zijn inzet, geduld en gezond verstand tijdens dit extreem uitdagende jaar.
De Citra Sawit Mandiri-plantage (CSM) bevindt zich op twee uur rijden ten noorden van het UMW-complex (Umbul Mas Wisesa) en beslaat 1 746 hectare, waarvan 1 740 hectare matuur is en 6 hectare immatuur. Door de juridische problemen op deze plantage met organische bodem in verband met de ontwikkelings- en beplantingsdata en het lopende proces om de exploitatievergunning (Hak Guna Usaha - HGU) te verkrijgen, beschikt CSM momenteel niet over een RSPOcertificaat. Dit dossier wordt in nauw overleg met de RSPO beheerd, omdat de procedures voor de

historische ontwikkeling moeten worden gecontroleerd in het kader van de "Remediation and Compensation Procedures" (RaCP), een langlopend proces dat naar schatting tot twee jaar in beslag kan nemen. In parallel met de RSPOprocessen blijft de Vennootschap ook werken aan het verkrijgen van de HGU, wat naar verwachting zal plaatsvinden in 2021. In tussentijd worden de FFB van deze productieve plantage verkocht aan een externe extractiefabriek. Na het verkrijgen van de HGU en het RSPO-certificaat bestaat de mogelijkheid om in samenwerking met de lokale overheid een bestaande weg tussen de plantage en de UMW-palmoliefabriek te upgraden, wat de winstgevendheid van CSM in de toekomst aanzienlijk zou opvoeren.
Ondanks de covid-19-pandemie is de arbeidssituatie in de regio Noord-Sumatra stabiel gebleven, zonder noemenswaardige sociale conflicten op de plantages. In 2020 is het regionale minimumloon met 8,5% verhoogd, wat druk uitoefende op de kosten en waardoor er meer aandacht werd besteed aan efficiëntie en vermindering van het aantal werknemers. De beschikbaarheid van arbeidskrachten in de oliepalm- en rubberplantages blijft goed. De relaties tussen de Vennootschap en de vakbond zijn nog steeds constructief en vriendschappelijk, ondersteund door maandelijkse bijeenkomsten om problemen tijdig aan te pakken. In het eerste kwartaal van het jaar zijn er met succes salaris- en andere beloningsonderhandelingen gevoerd.
De beslissing om de rubberplantage van Bandar Pinang (BPE) om te schakelen naar een oliepalmplantage leidde tot een inkrimping van het personeelsbestand. De Indonesische wet verbiedt de overdracht van arbeiders van het ene bedrijf naar het andere, zodat er geen andere keuze was dan de overtollige arbeiders te ontslaan. Na socialisatie, engagement en counseling werd de eerste groep van werknemers in overtal, bestaande uit allround arbeiders en tappers, wettelijk ontslagen in oktober, gevolgd door een tweede groep in december, goed voor een totaal van 95 mensen. In de volgende inkrimpingsronde, die gepland is voor oktober 2021, zullen opnieuw 55 arbeiders worden ontslagen, wat het totale aantal op 150 zal brengen. Al deze arbeiders ontvangen de volledige ontslagvergoedingen en uitkeringen waar zij recht op hebben conform de wettelijke bepalingen.
Elke plantage blijft werken met een succesvolle werknemerscoöperatie, waarvan de coöperanten kleine supermarkten uitbaten en beheren, maar ook seizoenarbeiders (tijdelijke werknemers, lokaal bekend als "free labour" of FL) aantrekken en leveren. Elk jaar wordt de winst uit de coöperatie na een algemene aandeelhoudersvergadering en audit als dividend uitgekeerd aan de leden, de werknemers van de Vennootschap.
In overeenstemming met het beleid van de Vennootschap werd 33% van alle arbeiderswoningen in de loop van het jaar volledig gerepareerd en onderhouden. Dit initiatief werd verder ondersteund door onderhoud aan scholen, moskeeën, kerken, gemeenschapsgebouwen en andere bijgebouwen, om ervoor te zorgen dat de werknemers van de Vennootschap en hun gezinnen veilige en comfortabele huisvesting en faciliteiten genieten.
Op veiligheidsvlak heeft de Vennootschap een proactieve aanpak aangenomen voor de arrestatie van de belangrijkste daders van aanhoudende kleinschalige FFB-diefstalincidenten op de Perlabian-plantage (PLE) en van de betrokken aanvoerders. Dat resultaat, de arrestatie en veroordeling van een aantal boosdoeners, is te danken aan de uitbreiding van het "Safeguarding Solutions Indonesia" (SSI) personeel, de coördinatie met de autoriteiten en contacten met de omliggende gemeenschappen. Via deze gecombineerde tactische aanpak is dit jaar een aanzienlijke afname van FFB-diefstal in de plantages vastgesteld, en er zijn plannen om dit probleem volgend jaar volledig te verhelpen door de follow-up van een serie actiepunten. Noord-Sumatra heeft momenteel 297 SSIbeveiligingsmedewerkers ingehuurd, die goed getraind zijn en beschikbaar zijn om te worden ingezet waar en wanneer er problemen of risico's opduiken. In alle andere operationele eenheden is de beveiligingssituatie grotendeels onder controle.
Het bemestingsprogramma voor alle plantages was aan het einde van het jaar voltooid in lijn met de aanbevelingen. Dankzij de beschikbaarheid van voldoende mankracht, middelen en opslagcapaciteit, goed onderhouden toegang tot de velden en de tijdige levering van meststoffen konden de plantages hun programma's eerder dan gepland voltooien, en dat ondanks enkele beperkingen inzake de bemestingstiming tijdens de periodes van zware regenval in het vierde kwartaal. In totaal werd 22 488 ton verschillende meststoffen aangebracht, tegenover 21 992 ton vorig jaar. De bemestingsadviezen voor alle gebieden worden opgesteld door VBS op basis van de voedingsstoffenanalyse van blad- en bladsteelmonsters, en van de eigenschappen van de bodem en de voedingsstoffenstatus. Het doel is een optimale economische respons te bieden op het gebruik van meststoffen, die de duurste grondstof zijn in de onderhoudskosten van de plantages.
In de Bukit Maradja-plantage (BME) werd opnieuw compost aangebracht, op een gebied van 1 551 hectare, waarvan 1 446 hectare matuur en de resterende 105 hectare immatuur. Er werd 15 ton per hectare uitgestrooid, naast een extra dosis van 1 kg ureum en 1 kg fosforiet per palm.
Op PLE is dit jaar een gebied van 670 hectare bestemd voor de uitstrooiing van lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches" - EFB), tegen 40 ton per hectare. Ook in deze gebieden zal een extra dosis van 1 kg ureum en 1 kg fosforiet per palm worden uitgestrooid.
De belangrijkste risico's van plagen die de palmen van de Vennootschap in Noord-Sumatra treffen, zijn bladetende insecten (netelrupsen en zakjesdragers), tunnelgravende insecten (neushoornkevers en termieten), ratten en apen. In 2020 bleef de hele regio relatief gespaard van grote plagen en werden er enkel op kleine schaal netelrupsen en zakjesdragers gedetecteerd tijdens regelmatige controles, die werden beheerd in overeenstemming met het geïntegreerde plaagbestrijdingsprogramma van de Vennootschap ("Integrated Pest Management" - IPM).
De 300 hectare in de Kerasaan-plantage (KRE) waar de netelrups endemisch is, zijn dit jaar onder controle gebracht, vooral door tijdige ingrepen via injecties in de stammen op basis

van een nauwgezet voorafgaand diagnosewerk. Die methode werd ook aangevuld met het op grote schaal planten van nuttiger planten en het massaal kweken en uitzetten van roofinsecten. Naast de staminjectiemethode wordt bij kortere palmen ook motorisch gesproeid met een bio-organisch ingrediënt.
Wat ziektes betreft, blijft het grootste risico voor de oudere plantages dat van stambasisrot, veroorzaakt door de schimmel Ganoderma boninense. Deze ziekte is fataal wanneer de palm eenmaal is aangetast en in de zwaarst getroffen gebieden gaan per jaar tot acht palmen per hectare verloren. De afgelopen jaren heeft het bedrijf deze ziekte met man en macht bestreden. Voor en tijdens de herbeplanting wordt de grond intensief bewerkt, in combinatie met de snelle ontwikkeling van de bodembedekker Mucuna bracteata, gevolgd door een braakliggingsperiode van 1 jaar in een poging om de levenscyclus van de schimmel te beëindigen of op z'n minst te onderbreken.
In de meest gevoelige plantages werd van 2014 tot 2016 'Gano'-tolerant plantmateriaal geplant om te controleren of dat inderdaad zo effectief was als de kwekers beweerden. Nu deze palmen matuur zijn, worden de aanwezigheid van Ganoderma en het FFB-rendement van zeer nabij gevolgd, al is het nog te vroeg om conclusies te kunnen trekken. Antagonistische en heilzame schimmels zoals Trichoderma maken ook deel uit van het wapenarsenaal tegen deze virulente schimmel en VBS zet zijn onderzoeksprogramma's voort om te helpen deze ziekte te bestrijden.
Door de beslissing om rubber geleidelijk om te schakelen naar oliepalmen op BPE zijn de programma's voor de behandeling van witte wortelschimmel stopgezet. De normale opmetingsen behandelingsplanning wordt voortgezet bij MASE, Palembang. De grootste afzonderlijke negatieve impact op de rubberproductie in de plantages van het bedrijf, en in het hele land, blijft de bladziekte die wordt veroorzaakt door de schimmel Pestalotiopsis. Op dit moment is er geen remedie of behandeling bekend, en het rendementsverlies kan oplopen tot 30%.
Brandrisico – Het risico van brand blijft een belangrijk aandachtspunt en een prioriteit op plantages met meer humusrijke bodem. Er worden regelmatige patrouilles gehouden om branden in de plantages te voorkomen, tot circa 100 meter van de plantagegrens. Als er ergens rook wordt waargenomen, wordt het brandbestrijdingsteam snel gemobiliseerd en ter plaatse ingezet om de situatie te beheersen. De waakzaamheid in de brandtoren wordt versterkt, vooral tijdens droogteperiodes. Alle plantages zijn uitgerust met brandbestrijdingsapparatuur, zoals voorgeschreven door de overheid. De Vennootschap krijgt ook 'hot spot'-meldingen uit de satellietdekking in het kader van haar RSPO-verbintenissen, en alle incidenten worden onderzocht, met rapportage aan de lokale autoriteiten en aan de RSPO.
Zoals vorig jaar gemeld, werd als gevolg van de lage grondstoffenprijzen in 2019 besloten om de herbeplanting van oliepalmen in 2020 op te schorten, zodat de Vennootschap haar beperkte middelen kon focussen op de aanhoudende ontwikkeling in Zuid-Sumatra. Gelet op de hogere palmolieprijzen in 2020 en de noodzaak om oudere, zwak renderende palmen in sommige gevestigde plantages te vervangen, werd besloten om het herbeplantingsprogramma in 2021 te hervatten. In dat kader werden tijdens het jaar zaden naar de kweektuinen gebracht en werden in het laatste kwartaal van het jaar oude palmen geveld, conform de gestandaardiseerde werkwijze ("Standard Operating Procedure" - SOP) waarbij een jaar van braakligging wordt ingelast voor herbeplantingen in Noord-Sumatra. De grondbewerking en de beplanting met peuldragende bodembedekker, Mucuna bracteata, werd verdeeld als volgt: BME (168 hectare), KRE (102 hectare) en PLE (320 hectare), goed voor een totaal van 590 hectare.
Het uitstel van de rubberherbeplantingen in de plantages van Bandar Pinang (BPE) en MAS Palembang (MASE) van 2019 werd in 2020 verlengd vanwege de aanhoudend lage rubberprijzen. Door de beslissing om in Bandar Pinang rubber om te schakelen naar oliepalmen werden in de tweede helft van het jaar alle immature en alle weinig productieve, oudere bomen geveld. Zo werd in totaal 251 hectare afgewerkt. Deze gronden worden herbeplant met Mucuna bracteata ter voorbereiding van het planten van oliepalmen, dat van start zou moeten gaan in 2024. Bij MASE werden de normale werkzaamheden voor het vellen van bomen en de bewerking van de grond voortgezet in het laatste kwartaal van het jaar, waarbij 223 hectare werd afgewerkt en de herbeplanting gepland staat voor 2021.

| BEDRIJVEN | RUBBERPLANTAGES | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
RUBBER (TON) 2019 |
RUBBER (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 RUBBER/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| PT BANDAR SUMATRA | BANDAR PINANG | 767 | 0 | 972 | 918 | 1,196 |
| PT MELANIA | MAS PALEMBANG | 2 011 | 674 | 2 379 | 2 695 | 1,340 |
| TOTAAL | 2 778 | 674 | 3 351 | 3 613 | 1,300 |
De globale rubberproductie steeg in 2020 met 8% ten opzichte van het vorige jaar, en bedroeg 3 613 ton, tegenover vorig jaar 3 351 ton droog rubber. De belangrijkste factor in deze productiestijging is het verbeterde rendement bij MASE, mede dankzij de iets lagere incidentie van bladziekte, die minder bladverlies veroorzaakte en resulteerde in een betere latexproductie. Afgezien van de normale bladwissel was het bladerdak ook iets beter dan vorig jaar. Daarnaast zijn bij BPE, nu de Vennootschap zich richt op de omschakeling van de bestaande rubberzones naar oliepalmen, heel wat zones waar het tappen economisch niet meer rendabel was, opgegeven. Zones die dit jaar matuur werden, werden ook niet getapt, en werden vrijgemaakt door de bomen samen met alle andere onvolgroeide bomen te rooien, wat resulteerde in een lagere productie dan begroot.
| PALMOLIEFABRIEK | BUKIT MARADJA | PERLABIAN | UMBUL MAS WISESA | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CAPACITEIT (TON FFB/U) | 30 | 55 | 40 | ||||||
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
|
| Werkelijke verwerkingscapaciteit |
30 | 27 | -10,0 | 53 | 54 | +1,9 | 41 | 40 | -2,4 |
| Verwerkte FFB (TON) | 111 901 | 121 660 | +8,7 | 200 950 | 179 502 | -10,7 | 161 033 | 166 814 | +3,6 |
| Olie-extractiepercentage (%) | 23,91 | 23,37 | -2,2 | 21,84 | 21,97 | +0,6 | 23,75 | 23,11 | -2,7 |
| Palmpitextractiepercentage (%) | 5,08 | 4,91 | -3,3 | 5,68 | 5,79 | +1,9 | 3,76 | 4,06 | +8,0 |
BMPOM ontvangt de vruchten van BME en KRE. In 2020 was er een stijging van 8,7% in verwerkte FFB ten opzichte van 2019, maar een algemene daling van het olie-extractiepercentage ("Oil Extraction Rate" - OER) van 2,2% en een daling van het palmpitextractiepercentage ("Kernel Extraction Rate" - KER) van 3,3%. De hevige regen van het laatste kwartaal verlaagde de OER, wat het gemiddelde resultaat over het hele jaar onder druk zette.
In 2020 werd in totaal 22 146 ton compost geproduceerd, tegen 22 345 ton in 2019, voldoende voor een areaal van 1 551 hectare in 2020 bij gebruik van 15 ton compost per hectare in de mature zones. In 2020 werd hard gewerkt aan de voortdurende verbetering van de compostsystemen en -werkwijzen van de site, in nauw overleg met de technologieleveranciers van de installatie, "Compost Advice and Analysis" (CAA). Het plan is nog altijd om de kunstmestbehoefte van BME volledig te vervangen en op basis van de resultaten van de bladanalyses die VBS uitvoert, werd ook in 2020 al minder kunstmest aangebracht. Als bijkomend voordeel van compostgebruik wordt er een rijkere bodemkwaliteit verwacht, en er wordt gehoopt dat de opbrengst hierdoor met wel 2 ton FFB per hectare kan worden verbeterd.
PLPOM ontvangt de vruchten van de plantages van Perlabian (PLE) en Tolan (TLE). In 2020 daalde het volume verwerkte FFB met 10,7% ten opzichte van 2019, maar steeg zowel de OER (0,6%) als de KER (1,9%). De technische afdeling heeft het ketelwaterbehandelingssysteem opgewaardeerd in 2020, met een waterzuiveringsinstallatie met omgekeerde osmose die de kwaliteit van het ketelwater zal verbeteren en tevens ook de slijtage en corrosie in de ketels zal terugdringen.
Vruchten van de oude aanplantingen met Marihat 'Dumpy' met een OER van circa 18% hebben nog steeds een invloed op de OER in de fabriek van PLPOM, terwijl de vruchten van ander plantmateriaal zoals verwacht een OER van 23% en meer opleverden. Aangezien 'Dumpy' in 2020 ongeveer 16% van de aanvoer uitmaakte, veroorzaakt het nog steeds problemen met lagere OER's. We zijn echter nog altijd van plan om de aanplanting met 'Dumpy' prioritair te vervangen. De bioreactor met methaanopvang heeft het afgelopen jaar goed gewerkt, en het methaan wordt momenteel gebruikt in de ketel of afgefakkeld.
UMWPOM ontvangt de vruchten van de plantages Umbul Mas Wisesa South (UMWS), Umbul Mas Wisesa North (UMWN) en Toton Usaha Mandiri (TUM), naast die van de RSPO-gecertificeerde lokale boeren. In 2020 was er een stijging van 3,6% in verwerkte FFB ten opzichte van 2019, een daling in OER van 2,7% en een stijging in KER van 8,0%. De daling in olie-extractiepercentage had alles te maken met het lagere oliegehalte van de vruchten.
De bioreactor met methaanopvang heeft het afgelopen jaar goed gewerkt. Een van de belangrijkste voorwaarden in de HGU voor UMW is de verbintenis van de Vennootschap om vruchten te kopen van lokale boeren. Het bedrijf is in 2020 blijven werken met zijn leveranciersbasis van lokale boeren. Dit bood de kans hun vruchten toe te blijven voegen aan de bevoorradingsbasis uit gecertificeerde plantages. Daarnaast werden de gemeenschappen rond de fabriek ook opnieuw ondersteund met opleiding en landbouwvoorlichting. Dat betekent dat alle vruchten die de UMW-fabriek verwerkt, beschikken over een RSPO-certificaat en dat de palmproducten het label 'identiteit gewaarborgd' hebben gekregen, waardoor ze de prijspremie opleveren die ook de andere extractiefabrieken van de Groep genieten.
In het kader van het streven naar voortdurende verbetering bouwt de technische afdeling een installatie voor getorrificeerde biomassapellets om EFB, dat vroeger als afvalproduct werd beschouwd, te transformeren tot een groene en duurzame brandstof die op de internationale markt kan worden verkocht. De pelletinstallatie zal in gebruik worden genomen in februari 2021 met, naar verwachting, volledige productie in april 2021, en zal inkomsten genereren uit de verkoop van pellets voor biomassa- en kolengestookte elektriciteitscentrales.
| RUBBERFABRIEK | BANDAR PINANG | MAS PALEMBANG | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CAPACITEIT (TON RUBBER/U) | 1,50 | 1,50 | |||||
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
||
| Werkelijke verwerkingscapaciteit | 1,24 | 1,42 | +14,5 | 1,56 | 1,48 | -5,1 | |
| Verwerkte rubber (TON) | 1 402 | 1 260 | -10,1 | 1 852 | 2 038 | +10,0 |
BPRF, dat nog altijd het latex en tweede kwaliteit rubber van de plantages in zowel Bandar Pinang (BPE) als Timbang Deli (TDE) verwerkt, presteerde in 2020 onder de verwachtingen van het management, met een productie van 1 260 ton gerookte rubbervellen ("Ribbed Smoked Sheets" - RSS) tegen 1 402 ton in 2019, een daling van 10,1%. Dat de RSS-productie onder de verwachtingen bleef, was grotendeels te wijten aan de ontbladering van de rubberbomen door Pestalotiopsis, en de verwijdering van net volgroeide bomen en oudere, zwak presterende bomen in het kader van de geplande omschakeling van rubber naar oliepalmen.
MASRF, dat nog altijd het latex van de MASplantage verwerkt, presteerde in 2020 onder de verwachtingen van het management, maar wel beter dan het jaar daarvoor, met een RSSproductie van 2 038 ton tegen 1 852 ton in 2019, een stijging van 10,0%. De RSS-productie lag lager dan het management had verwacht door het bladverlies van de rubberbomen als gevolg van de bladziekte Pestalotiopsis, dat echter minder ernstig uitviel dan in 2019.


Met 12 oliepalmplantages, 2 palmoliefabrieken, een palmoliebulkstation, 1 rubberplantage en 1 granulaatrubberfabriek is Bengkulu goed voor ruim een derde van de FFB-productie van alle Indonesische activiteiten. De 13 plantages van Bengkulu bestrijken 22 450 hectare of 33% van de totale beplante oppervlakte aan oliepalmen en rubber. Er werken 143 kaderleden en 4 336 arbeiders.
In 2020 is in de regio Bengkulu gemiddeld 3 974 mm regen gevallen, tegenover een langetermijngemiddelde van 3 585 mm, wat neerkomt op een surplus van 11%. Dit is een groot verschil met de resultaten van 2019, toen in de regio gemiddeld 2 840 mm viel, een enorm surplus van 40% voor dit jaar.
Na de lange droogteperiode in de tweede helft van vorig jaar waren de weerspatronen in de hele Bengkulu-regio dit jaar veel gunstiger voor de groei en ontwikkeling van de palmen, wat de productie stimuleerde. Zoals verwacht was er een tijdelijke rendementsdaling tijdens het derde kwartaal, door de stressreactie van de palmen op de droogte van het vorige jaar, maar minder verwacht

was dat de daling aanhield tot in het vierde kwartaal. Met uitzondering van Bunga Tanjung (BTE) en Air Bikuk (ABKE) vertonen alle plantages een gezond regensurplus ten opzichte van het langetermijngemiddelde en in de meeste gevallen ook een groter aantal regendagen, eveneens een positieve factor voor de palmgroei. De regen nam echter in hevigheid toe aan het einde van het jaar, toen het moessonseizoen onder invloed van het zich ontwikkelende La Niña-weerspatroon een overvloed aan regen bracht. Dat veroorzaakte overstromingen en schade aan de infrastructuur van de plantages, zoals wegen, bruggen en duikers in sommige operationele eenheden. Een andere negatieve impact van de zware regenval tegen het jaareinde was een verlaging van de palmolie-OER, die in de twee palmolie-extractiefabrieken van de regio zakte tot onder het jaargemiddelde van 2019.
| BEDRIJVEN | PALMPLANTAGES | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 FFB/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| PT AGRO MUKO | SEI KIANG | 1 942 | 0 | 28 709 | 30 838 | 15,88 |
| TALANG PETAI | 1 905 | 370 | 35 351 | 33 151 | 17,40 | |
| TANAH REKAH | 2 212 | 832 | 53 970 | 50 131 | 22,67 | |
| MUKOMUKO | 3 277 | 394 | 68 293 | 80 611 | 24,60 | |
| SEI BETUNG | 1 292 | 0 | 29 643 | 30 017 | 23,23 | |
| BUNGA TANJUNG | 2 312 | 0 | 42 297 | 43 079 | 18,63 | |
| AIR BIKUK | 933 | 281 | 10 608 | 13 650 | 14,63 | |
| AIR BULUH | 2 171 | 0 | 46 512 | 51 696 | 23,81 | |
| PT MUKOMUKO AGRO SEJAHTERA |
AIR MANJUNTO | 882 | 99 | 10 654 | 12 534 | 14,22 |
| MALIN DEMAN | 632 | 0 | 13 194 | 14 964 | 23,69 | |
| SEI TERAMANG | 115 | 220 | 2 346 | 1 241 | 10,80 | |
| BATU KUDA* | 1 219 | 0 | 0 | 633 | 0,52 | |
| TOTAAL | 18 891 | 2 196 | 341 577 | 362 545 | 19,19 |
* Opmerking: Het management van de nieuw overgenomen Batu Kuda-plantage trad in werking in september 2020.
De totale FFB-opbrengst steeg in 2020 met 6,14% ten opzichte van het vorige jaar: 362 545 ton tegen 341 577 ton. Ondanks de verwachte stressreactie van de palmen op de droogte van vorig jaar, zorgde de consistente regenval tijdens een groot deel van het jaar voor een herstel van de rendementen in de Bengkulu-regio. De jong mature palmen blijven goed presteren, wat wijst op het belang van een volgehouden herbeplantingsprogramma, als er voldoende fondsen zijn. De oudere palmen die een rendement van 18 ton FFB per hectare opleveren, werden vervangen door nieuwer, vitaler en productiever plantmateriaal, dat goed is voor een rendement van meer dan 28 ton FFB per hectare tegen het vierde groeijaar. Het Bengkulumanagementteam verdient alle lof voor de manier waarop het de covid-19-pandemie heeft aangepakt, en die het mogelijk maakte om het onderhoud, het oogsten en alle downstream-procedures op normale wijze uit te voeren. De reacties van kaderleden en arbeiders op de verzoeken en instructies van het management gaven blijk van een zeer hoog professionalisme.
Het blijft doorgaans moeilijker om beschikbare arbeidskrachten te vinden in Bengkulu dan in Noord-Sumatra, vanwege het meer afgelegen en moeilijkere terrein en omdat er heel wat gebieden met hogere palmen zijn, die fysiek en technisch moeilijker te oogsten zijn. In het kader van de strategie om deze uitdagingen aan te pakken, werd vorig jaar een methode ingevoerd voor de vaststelling van standaard productiviteitsdoelstellingen per dag en de betaling van premies voor verhoogde productiviteit. Dat viel in goede aarde bij de oogsters van hoge palmen, die zo hun dagelijks loon konden verhogen, met slechts een minimale impact op de productiekosten, omdat ook de dagelijkse taken toenamen.
Een voordeel van het samenbrengen van meerdere bedrijfseenheden in één bedrijf (PT) is dat, toen de plannen voor de omschakeling van SJE van rubber naar oliepalmen vorm kregen in de tweede helft van het jaar, de overtollige arbeiders die bij de Vennootschap wilden blijven, konden worden overdragen naar andere plantages. Dat gebeurde na uitgebreide besprekingen met en instemming van de arbeiders. In totaal 65 arbeiders werden overdragen naar oliepalmplantages in de functiegroepen onderhoud, ablatie, oogsten en algemene taken. Zij zullen er de nodige training en ondersteuning krijgen om zich aan te passen aan de nieuwe oogst- en werkmethodes.
De relatie met de vakbond blijft constructief in Bengkulu, en er vinden regelmatig ontmoetingen tussen het bedrijf en de vakbond plaats. Het concept van de werknemerscoöperaties die supermarkten en tijdelijke werknemers bieden voor kortetermijncontracten en seizoenswerk werd hier ingevoerd in 2018, en is in 2020 met succes voortgezet in heel Bengkulu. In 2019 werd in totaal USD 88 650 aan dividenden uitgekeerd aan de 3 277 leden. De boeken en financiële prestaties van de coöperatie voor 2020 worden momenteel gecontroleerd volgens de normale procedure en in maart 2021 zal de jaarlijkse algemene vergadering plaatsvinden. Op deze vergadering zal worden beslist over de bestemming van de winst en de uitkering van een dividend.
Zoals bij de rest van de Vennootschap worden ook hier beveiligingsdiensten ingehuurd van SSI, een externe beveiligingsfirma, sinds april 2018. In 2020 was SSI volledig ingewerkt in alle bedrijfseenheden om een strikte controle over de veiligheid te voeren. Ondanks enkele uitdagingen in het kader van de plaatselijke verkiezingen en provocaties betreffende het lopende proces voor de HGU-verlenging is de algemene veiligheidssituatie in Bengkulu rustig en goed beheerd gebleven. Er zijn 258 personeelsleden die beveiligingsdekking bieden voor de plantages, gebouwen en technische infrastructuur van de Vennootschap.

Het bemestingsprogramma werd bij alle plantages aan het einde van het jaar voltooid in lijn met de aanbevelingen. Dankzij voldoende mankracht en opslagcapaciteit was er betere toegang tot het veld en door de tijdige levering van meststoffen konden de plantages op tijd worden afgewerkt, ondanks de druk van de hogere regenval in de tweede jaarhelft. In totaal werd 15 253 ton verschillende meststoffen aangebracht, tegen 16 781 ton vorig jaar. De bemestingsadviezen worden voor alle gebieden door VBS opgesteld op basis van de voedingsstoffenanalyse van blad- en bladsteelmonsters, de eigenschappen van de bodem en de voedingsstoffenstatus. Het doel is de optimale economische respons te bieden op het gebruik van meststoffen, die de duurste grondstof zijn in de onderhoudskosten voor plantages.
In totaal werd 2 712 hectare voorzien van een EFB-mulchlaag in 2020, voor zowel mature (tegen 40 ton per hectare) als immature (tegen 25 ton per hectare) oliepalmen. Het gros van de geproduceerde EFB werd aangebracht in de immature velden, om de wortelontwikkeling en een sterke palmgroei te stimuleren met het oog op een beter en vroeger productierendement.
In tegenstelling tot Noord-Sumatra worden de plantages in Bengkulu over het algemeen nauwelijks getroffen door plagen of ziektes, hoewel waakzaamheid geboden blijft omdat sommige van de herbeplante gebieden periodiek worden getroffen door de neushoornkever (Oryctes).
De laatste tijd is een toename vastgesteld van de lokale rattenpopulatie. Om die tegen te gaan zijn 185 nestkasten voor kerkuilen gemaakt en opgehangen in mature en immature velden, als biologische bestrijding van de overmaat aan ratten. Zo'n 50% van alle in de velden opgehangen nestkasten is nu bewoond. Het gebruik van chemisch lokaas zal de komende jaren geleidelijk worden verminderd, naarmate de uilenpopulatie toeneemt.
Ook hier wordt het IPM-programma van de Vennootschap gevolgd. Zo worden nuttige planten uitgezet zoals Cassia cobanensis, Turnera subulata en Antigonon leptopus in oliepalmvelden om roofinsecten en parasitoïden aan te trekken, om oliepalmplagen zoals netelrupsen en zakjesdragers op natuurlijke wijze te onderdrukken, en om het gebruik van chemische middelen tot een minimum te beperken.

Gelet op het doorgaans oudere leeftijdsprofiel van de palmen in de Bengkulu-regio, is de Vennootschap van plan om het herbeplantingsinitiatief van 4-5% van de beplante oppervlakte per jaar door te trekken. Zo wordt de opbrengst verbeterd door de oudere palmen met lager rendement, die hoog en dus moeilijker te oogsten zijn, te vervangen door modern, hoogrenderend plantmateriaal, dat ook een hogere OER biedt.
Vanwege de lage palmolieprijzen in 2019 had het management echter besloten om het herbeplantingsprogramma in 2020 uit te stellen, om de financiële middelen te concentreren op de ontwikkelingen in Zuid-Sumatra. De enige uitzondering was de lopende rehabilitatie van de Sei Teramang-overname, waar 114 hectare werd herbeplant tijdens het jaar. Tijdens de herbeplanting werd van de gelegenheid gebruikgemaakt om de onderlinge afstand tussen de palmen te verbeteren en zo de etiolatie tegen te gaan. Ook werden de velden beter toegankelijk gemaakt door het bestaande wegennet anders in te delen en te herpositioneren om de operationele efficiëntie te verbeteren en toekomstige mechanisatie-initiatieven te bevorderen. Het herbeplantingsprogramma zou volgens planning worden hervat in 2021, op 946 hectare in vier plantages.
Een blijvende uitdaging in het Bengkululandschap is de verlenging van de huidige landbouwvergunningen, lokaal bekend als HGU's, die het wettelijke recht verlenen om het land te bewerken. Dit proces staat onder de directe controle van de Indonesische overheid. Een HGUvergunning wordt verleend voor een periode van maximaal 35 jaar en kan worden verlengd voor een maximumperiode van 25 jaar. Het proces wordt geleid door de afdeling juridische aangelegenheden en bedrijfszaken van de Vennootschap, waarbij sommige aanvragen momenteel worden
behandeld op ministerieel niveau, terwijl andere het normale verlengingsproces volgen. Door de reisbeperkingen tijdens de covid-19-pandemie hebben sommige van de administratieve processen vertraging opgelopen, maar dat wordt niet als een groot probleem beschouwd.
De verplichting voor bedrijven om zich te verbinden tot 20% Plasma, ook voor HGU-verlengingen, houdt heel wat uitdagingen in, en vereiste dan ook innovatieve reacties van de teams ter plaatse. Voor de Bengkulu-regio gelden er momenteel vier concepten:
De overstap van dieselgeneratoren naar het nationale elektriciteitsnet (PLN) als stroombron voor de meeste plantages van de Bengkulu-regio heeft het jaarlijkse dieselverbruik enorm doen afnemen. Er zijn huishoudens aangesloten op het PLN-net, en de arbeiders kopen hun elektriciteit met tokens, via een door de Vennootschap verstrekte toelage. De besparingen in diesel compenseren de toelagekosten ruimschoots, en de PLN-stroomvoorziening werkt goed, met slechts minimale onderbrekingen. In reële termen heeft de Bengkulu-regio tijdens het jaar 1,41 liter diesel bespaard per ton FFB ten opzichte van 2019, goed voor meer dan 500 000 liter.
| BEDRIJF | RUBBERPLANTAGE | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
RUBBER (TON) 2019 |
RUBBER (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 RUBBER/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| PT AGRO MUKO | SEI JERINJING | 1 363 | 0 | 2 143 | 1 686 | 1,237 |

De totale rubberproductie daalde met 21% in vergelijking met het vorige jaar, van 2 143 ton droog rubber naar 1 686 ton. De wijdverspreide en ernstige bladziektebesmetting in de hele plantage tijdens het jaar was de belangrijkste invloedsfactor voor de productie. Er waren ook herbesmettingen van nieuwe bladeren, die de besmettingsperiode langer maakten; het bleek dan ook niet mogelijk om het stimuleringsprogramma voor het opvoeren van de productie doelmatig toe te passen.
In het kader van de beslissing om de plantage om te schakelen van rubber naar oliepalmen besloot het management de tapactiviteiten in de oudere rubberzones, goed voor 279 hectare, stop te zetten, gelet op het zeer lage rendement. Door de zeer hoge productiekosten per kilogram was een verdere exploitatie vanuit economisch standpunt niet zinvol. Samen met het vellen en rooien van alle immature bomen, inclusief de bomen die dit jaar volgroeid zouden zijn, had dit ook een negatieve impact op de opbrengst van de teelt.
| PALMOLIEFABRIEK | MUKOMUKO | BUNGA TANJUNG | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CAPACITEIT (TON FFB/U) | 60 | 30 | |||||
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
||
| Werkelijke verwerkingscapaciteit | 56 | 59 | +5,3 | 30 | 30 | +/-0 | |
| Verwerkte FFB (TON) | 231 041 | 242 611 | +5,0 | 123 852 | 134 445 | +8,6 | |
| Olie-extractiepercentage (%) | 24,42 | 23,48 | -3,9 | 23,53 | 22,50 | -4,4 | |
| Palmpitextractiepercentage (%) | 4,69 | 4,52 | -3,6 | 5,04 | 5,05 | +0,2 |
MMPOM ontvangt de vruchten van de plantages Mukomuko (MME), Sei Betung (SBE), Tanah Rekah (TRE), Talang Petai (TPE) en Sei Kiang (SKGE). In 2020 was er een stijging met 5,0% aan verwerkte FFB ten opzichte van 2019, een algemene daling in OER van 3,9% en een daling in KER van 3,6%. De hevigere regenval, vooral tijdens de laatste vier maanden van het jaar, had een negatieve impact op de oogstkwaliteit en haalde het gemiddelde resultaat naar beneden. De investerings- en onderhoudsprogramma's werden goed beheerd en werden volgens schema afgewerkt.
De biogasinstallatie bleef het hele jaar door goed werken. Methaan werd gebruikt als brandstof in de rubberdrooginstallaties van de granulaatrubberfabriek van Mukomuko (MMCRF) en ook in de biogasgenerator om stroom te leveren aan PLN en voor de interne verbruiksbehoefte. In 2020 produceerde de biogasgenerator in totaal 3 227 427 kilowattuur elektriciteit, waarvan 1 048 740 kilowattuur werd geëxporteerd naar PLN en 2 178 687 kilowattuur intern werd verbruikt, waardoor de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen werd verminderd.
BTPOM ontvangt de vruchten uit de plantages Bunga Tanjung (BTE), Air Bikuk (ABKE) en Air Buluh (ABE). In 2020 was er een stijging van 8,6% in ontvangen FFB ten opzichte van 2019, een algemene daling in OER van 4,4% en een stijging in KER van 0,2%. Zoals het geval was bij MMPOM stond ook deze fabriek onder druk door de negatieve impact op de oogstkwaliteit van de zware regenval aan het einde van het jaar. Een andere negatieve factor was echter dat de bevoorradingsbasis van deze fabriek grotendeels afkomstig is van ouder plantmateriaal van de zones met hoge palmen van BTE en ABE. Deze twee plantages dragen circa 70% van de totale in BTPOM verwerkte oogst bij. Ook dat wijst op het belang van het vasthouden aan het geplande herbeplantingsprogramma.
De olie-extractiefabriek heeft een nominale verwerkingscapaciteit van 60 ton FFB per uur, maar werkt op half vermogen. In 2020 werd 30 ton FFB per uur verwerkt, min of meer evenveel als in 2019. Dit is een historisch probleem. De Vennootschap werd verplicht om een fabriek van deze grootte te bouwen om in theorie ook de vruchten van lokale boeren te kunnen verwerken, maar die eis verdween met de komst van een aantal onafhankelijke fabrieken in de regio.
De verwachting nu is dat de recent overgenomen Batu Kuda-plantage (BKE) na verloop van tijd zijn FFB aan de Bunga Tanjung palmoliefabriek zal leveren, wanneer de RSPO-certificering is verkregen.
De verwerkingsresultaten van de fabriek bleven het hele jaar goed onder controle. De olieverliezen bleven ruim binnen aanvaardbare normen en de reparatie- en onderhoudsprogramma's verliepen volgens plan. De extractiefabriek beschikt momenteel niet over een methaanopvanginstallatie, aangezien het lagere verwerkte volume de investering in de daarvoor vereiste infrastructuur niet rechtvaardigt, maar wanneer we in de toekomst meer vruchten in de fabriek kunnen verwerken, komt zo'n installatie er mogelijk alsnog.
| GRANULAATRUBBERFABRIEK | MUKOMUKO | ||
|---|---|---|---|
| CAPACITEIT (TON RUBBER/U) | 0,50 | ||
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
|
| Werkelijke verwerkingscapaciteit | 0,51 | 0,48 | -5,9 |
| Verwerkt rubber (TON) | 2 669 | 2 349 | -12,0 |
MMCRF, dat het latex en tweede kwaliteit rubber van Sei Jerinjing (SJE) en het tweede kwaliteit rubber van MASE in Palembang verwerkt, beleefde een moeilijk jaar in 2020. De productie viel lager uit door bladziekte die bladverlies veroorzaakte bij de rubberbomen, en door de lagere productie van SJE, vanwege de voorbereidende maatregelen voor de omschakeling van rubber naar oliepalmen. De fabriek produceerde in 2020 in totaal 2 349 ton rubber, tegen 2 669 ton in 2019, een daling van 12%.


Met 10 oliepalmplantages en 1 palmoliefabriek vertegenwoordigen de nieuwe ontwikkelings- en rehabilitatieprojecten van Zuid-Sumatra een toenemend percentage van de FFB-productie van alle Indonesische activiteiten. De 10 plantages in Zuid-Sumatra bestrijken 18 790 hectare of 28% van de totale beplante oppervlakte voor oliepalmen en rubber. Er werken 158 kaderleden en 3 420 arbeiders.
De neerslag voor 2020 bedroeg gemiddeld 3 464 mm, tegenover het langetermijngemiddelde voor de hele regio Zuid-Sumatra van 2 418 mm voor dat jaar, wat overeenstemt met een verhoging van 48%. In vergelijking met het droogtejaar 2019, toen 2 237 mm viel, is dat een surplus van 55%, een opvallend verschil in resultaat tegenover vorig jaar.

De droogteperiode van 2019 veroorzaakte heel wat stress bij de jongere palmen. Dat had een negatieve impact op het gemiddelde gewicht van de vruchtentrossen en zorgde in 2020 voor een latere rijping van de in 2017 geplante palmen. De gewasproductie werd sterk gedrukt tijdens de eerste drie kwartalen, ondanks de goede regenval, maar in het vierde kwartaal was er een sterk herstel, wat veelbelovend is voor 2021.
| PT AGRO MUARA RUPIT AMR West 888 2 059 1 915 3 916 4,41 AMR East 1 490 1 023 3 692 6 962 4,67 AMR South 0 0 0 0 0,00 AMR 3 0 0 0 0 0,00 PT AGRO RAWAS ULU ARU West 702 326 2 344 4 143 5,91 ARU East 844 580 5 852 10 043 11,90 PT AGRO KATI LAMA AKL North 1 212 293 4 936 8 805 7,26 AKL South 2 161 323 14 261 19 575 9,06 AKL East 0 0 0 0 0,00 PT DENDYMARKER INDAH LESTARI Sei Liam 1 472 1 500 13 708 13 049 8,86 Sei Mandang 764 3 154 22 231 14 993 19,62 TOTAAL 9 532 9 258 68 939 81 486 8,55 AANPASSING GERAPPORTEERDE PRODUCTIE 1 081 TOTALE PRODUCTIE 82 567 |
BEDRIJVEN | PALMPLANTAGES | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 FFB/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
In 2020 steeg de globale FFB-productie met 18% tegenover vorig jaar, van 68 939 ton naar 81 486 ton. Het gecombineerde effect van een in toenemende mate volgroeid areaal houdt aan, doordat jonge palmen vruchten beginnen op te brengen (9 532 hectare volgroeid in 2019 en 8 331 hectare vorig jaar), naast het aantrekkende rendementsprofiel van de groeiende jonge mature palmen. De jongere palmen bleven achter bij de verwachtingen van het management, omdat zij nog gebukt gingen onder de droogtestress van 2019. De vervanging van oudere, minder productieve palmen in de Sei Mandang-plantage (SME) bij Dendymarker Indah Lestari (DIL), waar de herbeplanting wordt voortgezet, blijft eveneens zichtbare voordelen opleveren.
In 2020 werden de landcompensatie-activiteiten voortgezet op de plantages van Musi Rawas, ondanks de talrijke uitdagingen die voortvloeiden uit de covid-19-pandemie. De teams bleven hun taken op een veilige en voorzichtige manier uitvoeren, en tegen het einde van het jaar hadden zij een indrukwekkende 1 031 hectare compensatie geboekt, wat het totaal tot nu toe op 15 064 hectare brengt.
Een belangrijke hinderpaal voor de ontwikkeling tijdens het jaar lag in de drie nieuw overgenomen Izin Lokasi van AKL-East, AMR-South en AMR-3, goed voor een totaal van 8 594 beschikbare hectare, waar wordt gehoopt dat minimaal 4 298 hectare zal worden ontwikkeld. Deze potentiële ontwikkelingen moesten worden geherevalueerd vanwege de gewijzigde "New Planting Procedure" (NPP) regels van de RSPO, inzake het opnieuw inhuren van externe, onafhankelijke consultants om verdere studies uit te voeren inzake begroeiing met hoge koolstofopslag ("High Carbon Stock" - HCS), gewijzigd grondgebruik, relaties met de gemeenschappen en de interpretatie van 'Go/ No Go'-zones. Zolang deze studies nog niet voltooid zijn, is het de Vennootschap verboden om de grond te bewerken. Hoewel landcompensatie toegestaan is, zijn de lokale landeigenaren niet happig om te verkopen. Zij weten dat de Vennootschap het land nog niet kan ontwikkelen, en wachten liever tot de prijzen stijgen. Er werd tijdens het jaar een zekere compensatie (58 hectare) uitgevoerd in de nieuwe zones, maar veel minder dan het management had verwacht en gepland. Er wordt gehoopt dat alle noodzakelijke goedkeuringen zullen verkregen zijn tegen het midden van 2021. Pas dan zullen de landcompensatie, het plantklaar maken en de ontwikkeling doorgang kunnen vinden.
De beplantingsactiviteiten werden in een hoog tempo voortgezet tijdens het jaar, waarbij alle onderaannemers met zwaar materieel steun boden en op een covid-veilige manier bleven werken. Voor de drie originele projecten werd in totaal 1 719 hectare aangeplant in 2020, bestaande uit 1 416 hectare Inti en 303 hectare Plasma. Dat brengt de projecttotalen op 13 516 hectare tot nu toe aangeplant, bestaande uit 11 900 hectare Inti en 1 616 hectare Plasma.
De beplantingswerkzaamheden voor de Musi Rawas en DIL projecten werden goed ondersteund door de twee grote kweektuinen van AKL North en ARU East. De levering van zaden hield aan in 2019 en heel 2020, wat zorgde voor een regelmatige aanvoer van goed gegroeide zaailingen naar de velden. Per december 2020 hadden beide kweektuinen een gecombineerde voorraad van 1 000 000 groeiende zaailingen, voldoende om meer dan 5 000 hectare te beplanten. De Vennootschap staat dus klaar om de nieuwe projecten te starten zodra de RSPO het groene licht geeft.
Naarmate de projecten evolueren van nieuwe ontwikkelingen naar meer gevestigde, productieve plantages, neemt de druk toe om te investeren in en te zorgen voor de nodige infrastructuur om kaderleden en arbeiders te ondersteunen bij de uitvoering van hun dagelijkse activiteiten, en om ervoor te zorgen dat vruchten effectief kunnen worden geoogst en verzameld en van het veld naar de fabriek kunnen worden getransporteerd. Door de lage palmolieprijzen in 2019 waren de beschikbare fondsen voor niet-beplantingsgerichte investeringen beperkt in 2020. In de loop van het jaar werd vooruitgang geboekt in een klein aantal projecten rond bruggen, duikers, brandwachttorens (in het kader van het lopende programma voor wettelijke naleving), vier arbeiderswoningen en een "longhouse". Dankzij de betere prijzen in 2020 zijn er nu wel plannen goedgekeurd voor een meer ambitieus bouwprogramma in 2021.
In het jaar 2020 was er een klein aantal klachten van externe partijen over de behandeling en het beheer van tijdelijke arbeiders door de Vennootschap. Te allen tijde is het bedrijf volledig conform de Indonesische wet gebleven, en ondanks de talrijke uitdagingen en problemen om getrainde werknemers te handhaven binnen een projectkader, is 100% van de oogsters in alle projecten samen omgezet naar permanent personeel tijdens het jaar. De Vennootschap gaat prat op haar aanhoudende betrokkenheid met de gemeenschappen en haar manier van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Lidmaatschappen van de vakbonden nemen toe, en er worden werknemerscoöperaties opgericht in de projecten, naar de geslaagde voorbeelden van Noord-Sumatra en Bengkulu.
Eind december 2020 kan de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingsprojecten van Musi Rawas als volgt worden samengevat:
| BESCHRIJVING (HECTARE) | ORIGINELE PROJECTEN | NIEUWE PROJECTEN | TOTAAL | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| AKL | ARU | AMR | SUBTOTAAL | AMR 3 | AMR S | AKL E | SUBTOTAAL | ||
| Izin Lokasi origineel | 10 500 | 9 000 | 12 309 | 31 809 | 1 303 | 4 201 | 3 173 | 8 677 | 40 486 |
| Izin Lokasi herzien | 6 590 | 5 712 | 12 305 | 24 607 | 1 303 | 4 201 | 3 090 | 8 594 | 33 201 |
| EIGEN (INTI) | |||||||||
| Gecompenseerd areaal (1) | 4 509 | 3 235 | 6 896 | 14 639 | 33 | 247 | 144 | 424 | 15 064 |
| Geïdentificeerd areaal voor ontwikkeling | -13 | -15 | 811 | 784 | 510 | 1 503 | 1 144 | 3 157 | 3 940 |
| Potentieel areaal voor ontwikkeling | 4 496 | 3 220 | 7 707 | 15 423 | 543 | 1 750 | 1 288 | 3 581 | 19 004 |
| DERDEN (PLASMA) | |||||||||
| Geïntegreerd areaal (2) | 575 | 529 | 1 256 | 2 360 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 360 |
| Geïdentificeerd areaal voor ontwikkeling | 324 | 115 | 285 | 724 | 109 | 351 | 257 | 717 | 1 441 |
| Potentieel areaal voor ontwikkeling | 899 | 644 | 1 541 | 3 084 | 109 | 351 | 257 | 717 | 3 801 |
| TOTAAL POTENTIEEL AREAAL | 5 395 | 3 864 | 9 284 | 18 507 | 652 | 2 101 | 1 545 | 4 298 | 22 805 |
| TOTAAL VERWORVEN AREAAL (1) + (2) | 5 084 | 3 764 | 8 152 | 17 000 | 33 | 247 | 144 | 424 | 17 424 |
| BEPLANT/PLANTKLAAR | |||||||||
| Eigen beplant | 3 989 | 2 452 | 5 459 | 11 900 | 0 | 0 | 0 | 0 | 11 900 |
| Derden beplant | 602 | 481 | 533 | 1 616 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 616 |
| Land plantklaar gemaakt (niet beplant) | 70 | 24 | 405 | 499 | 0 | 0 | 0 | 0 | 499 |
| TOTAAL BEPLANT/PLANTKLAAR | 4 661 | 2 956 | 6 398 | 14 014 | 0 | 0 | 0 | 0 | 14 014 |
| % Beheerd areaal/verworven areaal | 92% | 79% | 78% | 82% | 0% | 0% | 0% | 0% | 80% |
| % Beheerd areaal/potentieel areaal | 86% | 77% | 69% | 76% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
| PERSONEELSBEZETTING | |||||||||
| Personeel plantages + RMO | 49 | 20 | 38 | 107 | 0 | 5 | 5 | 10 | 117 |
| Arbeiders plantages + RMO | 1 057 | 480 | 1 002 | 2 539 | 0 | 3 | 6 | 9 | 2 548 |
| TOTAAL WERKNEMERS | 1 106 | 500 | 1 040 | 2 646 | 0 | 8 | 11 | 19 | 2 665 |
Opmerking: Voor AKL en ARU (Originele Projecten) overtroffen de landcompensatiehectaren de aanvankelijk geïdentificeerde potentiële zones.
Na de overname in 2017 van dit noodlijdende actief werd het lopende rehabilitatieprogramma voortgezet in 2020. Dat gebeurde in het kader van het streven van de Vennootschap om de normale Tolan Tiga-managementnormen in te voeren in de plantages en het programma van herbeplanting uit te voeren in lijn met de beste managementpraktijken van de sector op deze plantages met hoofdzakelijk organische bodem.
Op SME werden extra fondsen vrijgemaakt voor de Vennootschap om het herbeplantingsprogramma voort te zetten. Er werd opnieuw 1 366 hectare herbeplant in de loop van het jaar, naast de reeds afgewerkte 1 788 hectare, wat het totale herbeplante areaal van de plantage op 3 154 hectare brengt. Dat vormt een indrukwekkende prestatie van de medewerkers ter plaatse, zeker in het licht van de covid-19-pandemie. Er blijven in 2021 nog 764 hectare over tot de volledige herbeplanting van de plantage. Gelet op de verbeterde drainage, de moderne, productieve plantmaterialen en de herziene toegang, wordt verwacht dat deze zones met een hoge productie zullen bijdragen aan de winstgevendheid van de Vennootschap.
Op de Sei Liam estate (SLE) was de situatie heel wat moeilijker tijdens het jaar, en er werd voorgewerkt aan het verwerven van de rechten op een gebied van circa 2 000 hectare ten noordoosten van de plantage. Hoewel deze zone binnen de HGU ligt, was zij onder de vorige eigenaar in aanzienlijke mate ingepalmd door anderen, en er moet een proces van landcompensatie binnen de HGU, plaatselijk bekend als 'Tali Asih', worden uitgevoerd. Deze zones vormen het voorwerp van talrijke claims, geschillen en vertekende eigenaarsregistraties, een situatie die nog wordt bemoeilijkt door lokale provocateurs die er politieke munt uit willen slaan. Zoals steeds hanteert de Vennootschap een vaste en consistente aanpak om deze problemen op te lossen, in overleg met alle lokale stakeholders, en dit levert trage maar gestage vooruitgang op. In 2020 werd 433 hectare gecompenseerd, wat het totaal samen met de reeds afgewerkte 682 hectare, op 1 115 hectare brengt. Naar verwachting zal volgend jaar nog 500 hectare kunnen worden verworven in het noordoostelijke deel van de plantage, terwijl tegelijk de herbeplanting kan worden gestart in de oudere gedeelten van de plantage.
Het laatste element van de rehabilitatie is de herstructurering en herbeplanting van de Plasmagronden in de Sei Rupit-estate (SRE). Dit is altijd al een complexe en gevoelige kwestie geweest, waar honderden personen uit de negen omliggende dorpen bij betrokken zijn, die de 2 781 beplante hectaren vertegenwoordigen. In de loop van het jaar werd een tijdrovend maar essentieel proces van overleg met de gemeenschap, dat werd aangevat in 2019, voortgezet om volledige vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming ("Free, Prior and Informed Consent" - FPIC) te verkrijgen. In het eerste kwartaal van het jaar zijn er onderzoeken en controles van landeigendom verricht, zijn er memoranda van overeenstemming opgesteld en zijn de rollen en verantwoordelijkheden van zowel de Vennootschap als de Plasmaleden bevestigd. Het kap- en drainagewerk werd begin mei aangevat, en de eerste palmen werden begin juli geplant. De werkzaamheden werden de rest van het jaar versneld, en tegen het einde van het jaar hadden de teams het managementdoel van 553 beplante hectare verwezenlijkt. Dat zal de komende vijf jaar naar verwachting worden voortgezet met de volledige herbeplanting van de Plasma-plantage.
| PALMOLIEFABRIEK | DENDYMARKER | ||
|---|---|---|---|
| CAPACITEIT (TON FFB/U) | 20 | ||
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
|
| Werkelijke verwerkingscapaciteit | 20 | 20 | +/-0 |
| Verwerkte FFB (TON) | 73 784 | 81 525 | +10,5 |
| Olie-extractiepercentage (%) | 20,67 | 21,46 | +3,8 |
| Palmpitextractiepercentage (%) | 4,07 | 3,84 | -5,7 |

DMPOM ontvangt de vruchten van de plantages SLE, SME, SRE, Agro Muara Rupit (AMR), Agro Rawas Ulu East (ARU E), Agro Rawas Ulu West (ARU W), Agro Kati Lama South (AKL S) en Agro Kati Lama North (AKL N). In 2020 is het volume verwerkte FFB met 10,5% gestegen ten opzichte van 2019 en was er een stijging van de OER van 3,8% en een KER-daling van 5,7%. Het toegenomen aandeel van vruchten van hogere kwaliteit van de Musi Rawas-plantages leverde, in combinatie met het afgenomen volume oudere vruchten van de hoge palmen van SME, de belangrijkste bijdrage aan de OER-stijging ten opzichte van het vorige jaar.
De technische afdeling heeft tijdens het jaar hard gewerkt aan de voltooiing van de kapitaalinvesteringen om de doorvoer en de efficiëntie van de extractiefabriek te verbeteren, en aan de uitbreiding van de fabriek van 20 ton FFB per uur naar 60 ton FFB per uur. Het grootste deel van die uitbreidingswerkzaamheden zal worden afgewerkt in 2021, en de datum van voltooiing staat gepland voor 31 maart 2022.

Met 1 theeplantage en 1 theefabriek vertegenwoordigen de activiteiten in Java een heel klein percentage van de productie van de globale Indonesische activiteiten. De theeplantage in Java bestrijkt 1 786 hectare of 2% van de totale beplante oppervlakte. Er werken 14 kaderleden en 1 962 arbeiders.
In 2020 viel 3 670 mm neerslag tegenover het langetermijngemiddelde per jaar voor Cibuni van 3 446 mm, een surplus van 6,5%. Deze enorme toename van 46% steekt zeer gunstig af vergeleken bij het droogtejaar 2019, toen 2 519 mm viel.
Voor het hele jaar lag de regenval op de plantage grosso modo in lijn met de normale maandelijkse langetermijngemiddeldes. Theeplanten hebben over het algemeen 2 mm regen per dag en vijf uur zon nodig om hun beste rendement te behalen, en het aantal uren zonneschijn beantwoordde ook aan het langetermijngemiddelde, wat de theegroei

| THEEPLANTAGE | MATUUR | IMMATUUR | THEE (TON) | THEE (TON) | RENDEMENT 2020 |
|---|---|---|---|---|---|
| HA | HA | 2019 | 2020 | THEE/HA (TON) | |
| CIBUNI | 1 744 | 43 | 2 331 | 2 664 | 1,528 |
De totale theeproductie steeg 14% ten opzichte van vorig jaar, van 2 331 ton naar 2 664 ton. De gunstige klimaatomstandigheden in 2020 ondersteunden en stimuleerden een optimale theegroei. In combinatie met het managementbeheer van het aantal plukkers, de plukintervallen en de snoei- en kwaliteitsparameters, resulteerde dit in betere resultaten. De productie zou zelfs nog hoger uitgevallen zijn zonder de impact van de zeer natte maand december, toen er 30 regendagen waren, op het plukken en verzamelen.
Java is het dichtst bevolkte eiland van Indonesië, en het gebied dat het kwetsbaarst is voor besmettingen met covid-19. Ondanks het relatieve isolement van de plantage hoog in de bergen, komt het managementteam lof toe voor zijn waakzaamheid en bestuur tijdens de pandemie, waarbij de nodige voorzorgsmaatregelen werden getroffen om de plantage en de fabrieksarbeiders en hun gezinnen veilig te houden.
Het handmatig plukken van de theebladeren blijft een arbeidsintensieve onderneming en per einde jaar waren 1 976 mensen aan het werk op de plantage en in de fabriek (kaderleden en arbeiders). De plukkersaantallen bleven relatief gelijk tijdens het jaar, waarin ook 55 van de reeds lang in dienst zijnde plukkers met pensioen gingen. De plantage zette zijn programma van intensieve training en focus op de plukkwaliteit voort om de productiviteit op te voeren, tegen een achtergrond van de door de overheid opgelegde loonsverhoging van 8,2%. De collectieve overeenkomst tussen de Vennootschap en de vakbond liep af in december 2020, maar de vakbond stemde in met een uitstel van de onderhandelingen en de verlenging van de vervallen overeenkomst met een jaar, gelet op de covid-19-situatie. De lonen van alle permanente en tijdelijke medewerkers werden rechtstreeks op hun BRI-bankrekening gestort, wat leidt tot een hogere veiligheid en transparantie voor alle werknemers.
De werknemerscoöperatie van Cibuni is kredietfaciliteiten blijven verstrekken voor essentiële basisproducten zoals rijst, suiker, bakolie, eieren, tarwe, zout, koffie, melk, noedels, koekjes, zeep, textiel enz. aan alle arbeiders. De winst van de coöperatie voor 2020 bedroeg IDR 158 181 856, zo'n 12% hoger dan het resultaat van 2019.
Gelet op de naderende pensionering van de huidige plantagemanager besloot het management van de Vennootschap om een ervaren senior expat-manager in de arm te nemen voor een doorlichting van de praktijken en procedures van de theeplantage en de fabriek, om verbeteringen te vinden voor het rendement, de efficiency en de winstgevendheid. Ondanks de problemen die de pandemie met zich meebracht, werd er een internationale rekruteringscampagne opgezet tijdens het jaar. Daaruit volgde de benoeming van een Indiase theeplanter met 24 jaar ervaring in India, Oeganda en Rwanda, die in november met zijn gezin aankwam in Indonesië.
De plantage verbruikte 1 004 ton meststoffen, tegenover een aanbevolen totaal van 1 009 ton, een tekort van 0,5%. Door de normalere weerspatronen tijdens het jaar kon de bemesting het programma nauw volgen, en er werden geen problemen voor de bemesting gemeld.
Door de reisbeperkingen vanwege de pandemie kon Cibuni geen beroep doen op de diensten van Dr. Suzanne Neave, een bezoekende consultant van CAB International (CABI), dat wordt geleid via SIPEF's onderzoekspartner VBS. Haar werk is van onschatbare waarde gebleken om de plantageteams te helpen bij de ontwikkeling van een IPM-programma voor de ruime en uiteenlopende plagen en ziektes die de theeplanten elk jaar treffen. De basis van de IPM-strategie is een gerichte combinatie van culturele, fysische, biologische en chemische controlemaatregelen, die worden toegepast met een beter inzicht in de levenscyclus van elke plaag en ziekte. Door deze principes strikt toe te passen is het aantal hectaren dat behandeld moest worden tegen plagen en ziekten gestaag gedaald (-21% van 2018 tot 2020) en is het gebruik van chemische stoffen met 17% teruggedrongen tijdens dezelfde periode.
De economische levensduur van theeplanten is veel langer dan die van oliepalmen of rubberbomen en herbeplanting gebeurt pas 80 jaar of meer na aanplanting. Het gevolg is dat het jaarlijks te herbeplanten areaal veel kleiner is dan voor de andere landbouwgrondstoffen. In 2020 werd circa 12,0 hectare herbeplant, een uitvloeisel van het programma van 2019.
Zoals het geval is bij alle landbouwgrondstoffen in Indonesië, is ook de theeplantage verplicht om een Plasma-component te vinden ter waarde van 20% van het HGU-areaal om een succesvolle verlenging van de HGU te kunnen verkrijgen. Tot nu toe heeft de plantage al 200 hectare van de beoogde 411 hectare verworven. De inspanningen om het aantal lokale boeren te verhogen en zo het doelareaal te verwezenlijken worden voortgezet.
In 2020 kocht de plantage 440 ton groene bladeren van lokale boeren. De geleverde groene bladeren waren echter niet van bevredigende kwaliteit. Er wordt gewerkt aan een verbetering van de kwaliteit van de groene bladeren van lokale boeren via training inzake kwaliteit, identificatie, plukken en opslag.
| THEEFABRIEK | CAPACITEIT | TON THEE | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| THEORETISCH | WERKELIJK | 2019 | 2020 | VERSCHIL (%) |
||
| CITF | 0,86 | 0,86 | 2 331 | 2 762 | +18,5 |
De fabriek verwerkte 13 563 ton groene bladeren tot 2 664 ton gebruiksklare thee in 2020. Dit moet worden vergeleken met de 11 210 ton groene bladeren die in 2019 werden verwerkt tot 2 331 ton gebruiksklare thee, en vormt dus een stijging van 14,3% ten opzichte van dat jaar. Sinds augustus dit jaar heeft de theefabriek 440 ton groene bladeren van lokale boeren verwerkt tot 98 ton gebruiksklare thee.
Het managementteam in Indonesië werd ook in 2020 geleid door "president director" Adam James, die deze functie sinds 2011 bekleedt. Hij wordt bijgestaan door het senior managementteam, dat bestaat uit directeurs en afdelingshoofden en samen het executief comité (ExCom) vormt. Vanwege de impact van de covid-19-pandemie vergadert het ExCom maandelijks via videoverbinding om de vooruitgang van diverse prestatie-indicatoren te bespreken en de strategie van de Vennootschap af te stemmen op maatschappelijke, ecologische, zakelijke en juridische ontwikkelingen en uitdagingen. De vergadering van het ExCom is ook het beginpunt van de communicatie met de over heel Indonesië verspreide activiteiten en het wisselende aantal afdelingen en disciplines. Een andere impact van de pandemie was de invoering van een 50% alternerend thuiswerkprogramma voor de kaderleden van het Hoofdkantoor in Medan. Hoewel de directeurs en afdelingshoofden elke dag naar het werk gingen, kwam slechts de helft van de overige 80 stafmedewerkers naar kantoor, met het oog op het bewaren van afstand en de verlaging van het besmettingsrisico van covid-19.
2020 gaf blijk van stabiliteit in de directiefuncties, en alle directeurs, regionale directeurs en senior stafleden van de Vennootschap bleven in Indonesië om te helpen de Vennootschap door de pandemie te loodsen. Zij boden zekerheid, instructies en leiding om ervoor te zorgen dat alle bedrijfseenheden veilig, productief en duurzaam konden blijven werken. Ondanks de uitdagingen van de pandemie maakte het bedrijf tijdens het jaar ook gebruik van de gelegenheid om een aantal expat-stafleden te rekruteren voor de versterking van het managementteam, en met het oog op de opvolgingsplanning als volgt:
Eind december 2020 telde het managementteam van de hele Vennootschap 567 kaderleden, een daling van 6% ten opzichte van de 601 kaderleden van 2019, ondanks de aanhoudende groei van het bedrijf. Dat was het gevolg van het stilvallen van de opname van jonge talenten vanwege de covid-19-pandemie. Genderevenwicht blijft een van de belangrijkste aandachtspunten voor alle Indonesische activiteiten van de Vennootschap en in 2020 waren 84 van de leidinggevende posities ingevuld door vrouwen (15%). Van de 567 managers zijn er 17 expats. Alle andere managers, 550 in totaal, zijn Indonesiërs.
SIPEF hecht bij zijn activiteiten in Indonesië veel belang aan motivatie, bedrijfscultuur en teamspirit; 2020 bracht echter omstandigheden met zich mee die deze idealen zwaar op de proef stelden, niet alleen voor Tolan Tiga maar ook voor de andere activiteiten wereldwijd. De gebruikelijke jaarlijkse managementbijeenkomst, de bedrijfspicknick, regionale sociale samenkomsten of arisans, de golf- en tennistoernooien en het jaarlijkse diner werden allemaal geannuleerd door de pandemie. Ook de voor het jaar geplande bezoeken van de teams van het Hoofdkantoor van Medan aan de sites en de geplande bezoeken van de gedelegeerd bestuurder, en van de raad van bestuur uit Antwerpen, werden geannuleerd. Veel kaderleden bleven maandenlang ter plaatse, zonder hun gezin te zien, om ervoor te zorgen dat de Vennootschap haar activiteiten ongehinderd kon voortzetten. Dat vormt een sprekende illustratie van de veerkrachtige bedrijfscultuur van de Vennootschap.
De geplande rekrutering van 45 nieuwe werknemers voor het doorlopende tweejarige opleidingsprogramma voor jong talent werd geannuleerd in 2020, vanwege de door de pandemie opgelegde reisbeperkingen. De training van de 43 jonge talenten van 2019 werd voortgezet, zij het dat het schema van de veldroulaties werd omgegooid. Het succes van dit programma, dat al sinds 2011 loopt, houdt in dat de Vennootschap interne benoemingen en promoties kan doen, vanuit een kern van goed getrainde en ervaren jonge mannen en vrouwen, die vertrouwd zijn met de Tolan Tiga-managementpraktijken.
Gepaste medische zorg verstrekken aan alle werknemers en hun gezinnen blijft een belangrijk aandachtspunt, en dit jaar meer nog dan andere jaren. Eind december 2020 waren 35 417 mensen (werknemers van de Vennootschap en hun personen ten laste) ingeschreven bij de nationale ziektekostenverzekering, de BPJS. De medische faciliteiten van de Vennootschap werden geregistreerd als onderdeel van het BPJS-netwerk, deze omvatten 25 poliklinieken, 22 artsen en 53 paramedici (28 vroedvrouwen en 25 verpleegkundigen).
De bedrijfsarts, die een cruciale rol speelt om de Vennootschap door het mijnenveld van de voorschriften, aanbevelingen en gedragsregels te loodsen in het kader van covid-19, verdient alle lof en bijzondere waardering voor zijn inspanningen in 2020.
SIPEF zal het nodige doen om zo snel als mogelijk alle werknemers en hun personen ten laste te laten vaccineren
Hij werkt vanuit een kantoor en een kleine kliniek op het Hoofdkantoor in Medan, en bezorgt het ExCom ook cijfers over te melden ziektes, ziekte-uitkeringen en alle gerelateerde gezondheidsproblemen. In 2020 waren er door de pandemie geen lichamelijke medische onderzoeken ter plaatse van risicowerknemers, maar de behandeling van arbeiders en hun gezinnen werd voortgezet met inachtneming van passende veiligheidsprotocollen.
De kwaliteitsafdeling, die in 2016 werd opgericht, heeft de leiding over het kwaliteitsbeheersysteem van het bedrijf, dat gebaseerd is op ISO 9001. In mei 2018 werd deze certificering behaald, gevolgd door succesvolle audits in 2019 en 2020, die de certificering bevestigden. De audits van 2020 vonden plaats via videoverbinding tussen de externe auditors en elk bedrijfsonderdeel, en hoewel ze dus wat onconventioneel verliepen, werd de integriteit van het systeem wel grondig gecontroleerd en onderzocht.
Een netwerk van interne assessoren in de hele Vennootschap staat in voor de naleving en het openen van 'Improvement Tickets' voor documentwijzigingen en vooruitgang in de kwaliteitszorg. De voordelen voor de hele organisatie van het volgen van de eenvoudige stelregel 'schrijven wat we doen en doen wat we schrijven' zullen een niveau van standaardisatie en introspectie blijven opleveren dat zal leiden tot voortdurende verbetering.
De interne auditafdeling vervult nog steeds een essentiële rol als onafhankelijke waakhond over het risicobeheer, het bestuur en de interne controleprocessen van de Vennootschap. Met ingang van 2019 werden permanente teams van interne auditors opgericht in de drie regio's, waar zij voltijds, regelmatig en gericht aandacht kunnen besteden aan controles en audits op de locaties zelf.
Het in het Hoofdkantoor van Medan gevestigde hoofd van de auditafdeling rapporteert rechtstreeks aan de "president director". De resultaten van routineaudits en onderzoeken op basis van geregistreerde klachten en meldingen door klokkenluiders worden driemaandelijks voorgelegd aan en besproken door het hogere management in Indonesia, het auditcomité. De aanbevelingen van het management op basis van de auditbevindingen worden gedocumenteerd en leiden tot verbeterings- of tuchtmaatregelen en verplichte opleidingen. Als er sprake is van criminele activiteiten, wordt de lokale politie ingeschakeld. De resultaten van de vergaderingen van het auditcomité worden ook overgemaakt aan het Hoofdkantoor van de Vennootschap in België.
In 2020 nam de interne auditafdeling ook de verantwoordelijkheid over voor het beheer van de ontvangst, documentatie en aansturing van de reacties op klachten ontvangen via de website van de Vennootschap en andere formele kanalen. Deze belangrijke functie zorgt ervoor dat de Vennootschap tijdig op de hoogte kan worden gesteld van, en op professionele wijze kan reageren op, problemen die worden gemeld door een stakeholders of andere belanghebbende partij.
Gelet op de verplichte 20% Plasma-regeling voor zowel nieuwe ontwikkelingen als bestaande HGU's op het moment van hun verlenging, werd in 2019 een aparte afdeling voor lokale boeren opgericht om dit proces in ontwikkeling te centraliseren, te coördineren en te begeleiden. In elke regio is een speciaal team voor lokale boeren samengesteld, en er worden verschillende concepten ontwikkeld om lokale gemeenschappen te laten participeren in de activiteiten van de Vennootschap, op een manier die beide partijen ten goede komt en aansluit bij het wettelijke kader van het land en de RSPO-verbintenissen.
Tijdens een groot deel van 2020 is gewerkt aan de identificatie van potentiële Plasma-gebieden en verbintenissen in het kader van memoranda van overeenstemming, samen met de autoriteiten en de bedrijfsafdelingen voor juridische aangelegenheden en bedrijfszaken, milieuzaken, estates (vooral met GIS-capaciteit), techniek, IT en financiën. Door de verschillende potentiële Plasma-modellen is het beheer van de agronomische, technische en financiële gegevens een zeer
<-- PDF CHUNK SEPARATOR -->
complexe zaak, en de Vennootschap heeft dan ook nauw samengewerkt met haar leverancier van bedrijfssoftware, Lintramax, om oplossingen uit te werken. Volgens plan zou de beheermodule voor lokale boeren begin 2021 moeten worden uitgerold.
aangelegenheden en bedrijfszaken
Onder leiding van een toegewijde, goed geïnformeerde en ervaren directeur speelt de afdeling juridische aangelegenheden en bedrijfszaken een enorm belangrijke rol binnen de Vennootschap. Het takenpakket van deze afdeling is heel divers en omvat onder meer het toezicht op de naleving van de wettelijke procedures voor alle licenties en vergunningen, de verantwoordelijkheid voor de interpretatie en toepassing van alle nieuwe regels en voorschriften van nationale en plaatselijke overheden, het beheer van complexe grondregistratie- en landcompensatiedossiers en de behandeling van alle strafzaken en rechtsvorderingen, en het permanent in stand houden van relaties met de overheid, politiediensten, het leger en een brede waaier van betrokken stakeholders.
Het aanhoudende proces voor het beheer van de HGU-verlengingen voor de Bengkulu-regio en voor de voorbereiding van de volgende serie HGU-verlengingsdossiers voor Noord-Sumatra heeft dit jaar heel wat tijd van de afdeling in beslag genomen. De juridische complexiteit van de due diligence voor de nieuwe Agricinal-overname, en de interpretatie van de moeilijke en vaak onduidelijke regelgeving rond de Plasma-voorschriften, hebben ook druk gezet op het juridische team, die zij echter op bewonderenswaardige wijze hebben opgevangen.
viii. Afdeling informatietechnologie Gelet op het toenemende belang van informatietechnologie (IT) in het bedrijfsleven en de noodzaak om in verschillende landen en tijdzones verbonden te blijven, overlegt het IT-team in Medan regelmatig met het IT-team in het Hoofdkantoor in Antwerpen.
In 2020 diende de Indonesische IT manager zijn ontslag in, en in het kader van het plan om een hogere synergie tot stand te brengen tussen Indonesië en Europa werd een expat "general manager" IT gerekruteerd, die in december 2020 aankwam.
Er is in de loop van het jaar vooruitgang geboekt op het gebied van software, hardware, gegevensbeveiliging en back-upvoorzieningen en er zijn tal van lopende projecten op het gebied van business intelligence, een make-over voor de website van de Vennootschap, personeelsbeheer en softwarepakketten voor het beheer van de ateliers/ fabrieken, evenals verbeteringen aan de bedrijfssoftware Lintramax.
Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS) is een joint venture die in oktober 2013 werd opgericht met als voornaamste doelstelling de ontwikkeling van hoogrenderende F1-hybride-oliepalmen, samen met andere ondersteunende technologieën. Die liggen aan de basis van het aanzienlijke potentieel inzake rendements- en productiviteitsverbetering in de wereldwijde palmoliesector. SIPEF heeft vanaf de oprichting van VBS in deze onderneming geïnvesteerd, niet alleen om toegang te krijgen tot deze variëteiten van oliepalmen met hun hoge opbrengst, maar ook om actief te investeren in een bedrijf met het reële potentieel om wereldwijd zeer betekenisvolle duurzaamheidsvoordelen te genereren. Een verhoging van het rendement per oppervlakte-eenheid wordt aanzien als de enige reële oplossing voor de toenemende wereldvraag naar plantaardige olie zonder toename van het aangeplante oliepalmareaal. Dit zou het risico van verder verlies van regenwoud en biologische diversiteit kunnen wegnemen. Palmolie is nu al de plantaardige olie met de hoogste opbrengst ter wereld, maar biedt toch het fysiologische potentieel om het rendement per hectare nog minstens te verdubbelen,wat precies de bestaansreden van VBS is. Zo'n potentiële opbrengstverhoging zou uniek zijn voor een gewas zoals oliepalm met een wereldwijd economisch belang.

De operationele entiteit van VBS, PT Timbang Deli Indonesia, bleef in 2020 oliepalmzaden voor de Indonesische markt produceren en verkopen, hoewel de verkoop en marketing bemoeilijkt werden ten gevolge van de pandemie. Niettemin bleef de wetenschap vooruitgang boeken, ondanks covid-19, zij het met strenge gezondheidsprotocollen die binnen het bedrijf werden opgelegd. De jonge palmen (klonen en zaailingen) waaruit deze commerciële zaden werden geproduceerd, zijn afkomstig uit het befaamde "Dami Oil Palm Research Station" van "New Britain Palm Oil Development Ltd" in Papoea-Nieuw-Guinea. VBS is de eerste Indonesische zaadproducent die semi-gekloonde zaden op de markt brengt, op basis van klonen die via een weefselkweekproces zijn geproduceerd als vrouwelijke zaaipalmen. Via deze productie van semi-gekloonde zaden kan VBS in commerciële hoeveelheden, geselecteerde elitekruisingen, onder de merknaam Verdant Select, produceren, die grondig door Dami zijn getest in zowel Papoea-Nieuw-Guinea als Indonesië. Ook andere zaadproducenten produceren tegenwoordig honderden verschillende kruisingen voor commerciële verkoop, wat leidt tot een aanzienlijke variatie in zowel rendement als groeiprestaties.

Ondanks de uitdagingen van het werken tijdens een pandemie heeft het F1-hybride- programma goede vooruitgang geboekt en werden kandidaat F1-hybride-kruisingen in de kwekerij geplant met het oog op het uitplanten in het veld in 2021. Het verdere testen van nieuwe F1-hybride-kruisingen zal nu elk jaar worden voortgezet met moederplanten van verschillende genetische achtergronden. Ook werden er successen geboekt bij het verhogen van de frequentie van de kruisingen met F1-hybride-moederplanten met welbepaalde genetische achtergronden.
Als belangrijke aandeelhouder van VBS werkt SIPEF samen met het bedrijf om commerciële variëteiten van kandidaatoliepalmen te testen op haar plantages op Sumatra. Deze proeven omvatten niet alleen een selectie op grond van hogere opbrengsten, maar ook op basis van belangrijke commerciële secundaire kenmerken zoals resistentie tegen ziekten, en selectie van nieuwe commerciële materialen voor specifieke milieuomstandigheden (neerslag of bodem bijvoorbeeld).
De agronomen en medewerkers voor de gewasbescherming van Verdant bleven samenwerken met het management van de SIPEF-plantages om aanbevelingen te doen om het potentieel van de bestaande plantages te verwezenlijken,

voornamelijk door de opbrengst per hectare te verhogen. Op representatieve bodems in elke SIPEF-regio werden langetermijnproeven met meststoffen uitgevoerd, zodat de aanbevelingen voor meststoffen verder kunnen worden verfijnd voor de specifieke teeltomstandigheden, op basis van de resultaten van objectieve wetenschap.
VBS werkt ook samen met het plantagemanagement van PT Tolan Tiga Indonesia aan de ontwikkeling van effectieve geïntegreerde strategieën voor de bestrijding van schadelijke organismen en ziekten en de preventie en beheersing van commerciële verliezen in oliepalmen, rubber en thee. De nadruk ligt dan ook op biologische bestrijding, met een minimaal gebruik van pesticiden, die bovendien specifiek gericht moeten worden op de plagen en ziekten die de verliezen veroorzaken. Met het oog op duurzame oplossingen voor gewasbeschermingsproblemen is het van cruciaal belang dat de ecologie van de plantage behouden blijft en dat er geen blindelings gebruik van breed werkende pesticiden is.
In de loop van het jaar hebben zich binnen Verdant Bioscience wijzigingen in het aandeelhouderschap voorgedaan, met het akkoord van alle betrokken partijen. Sime Darby Plantation Berhad verkocht haar aandelen in de vennootschap en tegen het jaareinde waren deze overgenomen door, enerzijds Ackermans & van Haaren, een referentieaandeelhouder van de SIPEF-groep en, anderzijds, door een, gereputeerde en duurzame, genoteerde Indonesische
plantagegroep, PT Dharma Satya Nusantara Tbk (DSNG) via hun dochteronderneming PT Agro Pratama (AP). Op het jaareinde ziet het aandeelhouderschap van VBS er als volgt uit: Ackermans & van Haaren 42%, SIPEF 38% (ongewijzigd), BioSing 10% (ongewijzigd) en DSNG/AP 10%. Tegelijkertijd verwierf AP een participatie van 5% in PT Timbang Deli Indonesia, wat de minimale deelneming is die in een Indonesische plantageonderneming door een lokale aandeelhouder dient te worden aangehouden.
Papoea-Nieuw-Guinea is het achtste grootste palmolieproducerende land ter wereld met 0,59 miljoen ton in 2020. In vergelijking met zijn geografisch kleinere buren in de Stille Oceaan, heeft Papoea-Nieuw-Guinea een BBP dat één van de minst getroffen is, maar wel nog steeds negatief. De inflatie zet haar neerwaartse trend verder met 4,7% in 2018, 3,6% in 2019 en een raming van ongeveer 3,3% voor 2020.
Hargy Oil Palms Ltd beheert momenteel drie groepen plantages, elk met een eigen fabriek en aanvoer van bijhorende lokale boeren. Alle drie zijn ze gelegen ten noorden van het dorp Bialla, langs de noordwestkust van het eiland New-Britain.

De activiteiten in Papoea-Nieuw-Guinea vertegenwoordigen 16% van de totale (eigen) beplante oppervlakte van SIPEF
Hargy Oil Palms Ltd genereerde 23% van de brutomarge voor palmolie in 2020 (4% in 2019)
Lokale boeren dragen 43,8% bij tot het totale FFB-aanbod aan de HOPL-fabrieken
CPO-productie ten opzichte van 2019, nog steeds herstellende van de drie vulkaanuitbarstingen
Hargy Oil Palms Ltd vertegenwoordigt bijna 20% van de gecertificeerde palmolieproductie van Papoea-Nieuw-Guinea
Totale beplante hectare 48% eigen plantages 52% lokale boeren
28 324 beplante hectare 13 689 eigen hectare 14 635 hectare van lokale boeren
479 628 ton FFB geproduceerd 3 palmolie-extractiefabrieken 24,63% gemiddelde OER 1,96% gemiddelde PKOER
100% RSPO-gecertificeerde palmolieproductie 118 123 ton palmolie 9 396 ton palmpitolie
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | |
|---|---|
| Hoofdstad | Port Moresby |
| Totale oppervlakte (+ wereldranglijst) | Derde grootste eilandstaat met 462 840 km² en 54e grootste land naar totale oppervlakte -- "Island Countries of the World". WorldAtlas.com. Uit the original van 7 december 2017. Genoteerd op 10 augustus 2019. |
| Buurlanden | Deelt een landgrens met Indonesië in het westen (824 km) en zeegrenzen met Australië in het zuiden, Micronesië in het noorden, en de Salomonseilanden en Nieuw-Caledonië (Frankrijk) in het oosten. |
| Aantal inwoners | 9,0 miljoen |
| Bevolkingsgroei | 1,95% |
| Percentage stedelijke bevolking | 13,1% (2020) -- https://www.worldometers.info/world-population/papua-new-guinea-population/ |
| Levensverwachting (M/V) | Mannen: 63 jaar / Vrouwen: 67 jaar (2019) -- www.who.int |
| Leeftijdsopbouw | 0-14 jaar: 35,1% / 15-24 jaar: 19,6% / 25-54 jaar: 36% / 55-64 jaar: 5,6% / ≥ 65 jaar: 3,7% -- https://www.populationpyramid.net/papua-new-guinea/2020/ |
| Meest gesproken talen | Engels, Tok Pisin en Hiri Motu |
| Belangrijkste religies | Christendom (95,6%) -- 2011 PNG Census |
| Belangrijkste natuurlijke rijkdommen | Vloeibaar aardgas ("liquefied natural gas", LNG), aardolie, goud, kopererts, nikkel, kobalt, hout, palmolie, koffie, cacao, kopra, kruiden (kurkuma, vanille, gember en kardemom), langoesten, garnalen, tonijn, zeekomkommer |
| Munteenheid | Kina (PGK) |
| Inflatie 2020 versus USD | 3,3% -- https://www.adb.org/countries/papua-new-guinea/economy |
| BBP-groei 2020 | -2,9% |
| BBP | USD 23 miljard -- World Bank Group. PNG Facing Economic Headwinds. Jan 2020 Landbouw: 22,1% / Industrie: 42,9% / Diensten: 35,0% -- "The World Factbook". CIA.gov. Central Intelligence Agency. raming 2017 |
| Verkiezingen | |
| Nationaal/provinciaal, vorige | 2017/2017 |
| Nationaal/provinciaal, volgende | 2022/2022 |
| Lokale overheid, vorige | 2019 |
| Lokale overheid, volgende | 2022 |
| Huidige Eerste Minister van Papoea-Nieuw-Guinea |
Sinds 30 mei 2019 – momenteel: De heer James Marape |
De achtste Eerste Minister van Papoea-Nieuw-Guinea, de heer James Marape, werd door het Nationale Parlement op 30 mei 2019 genomineerd, verkozen en geïnstalleerd. Dat was het gevolg van de motie van wantrouwen tegen de vroegere Eerste Minister Peter O'Neill. In 2020 werd Eerste Minister James Marape echter zelf geconfronteerd met een motie van wantrouwen, kort na afloop van de gratieperiode van 18 maanden waarin een dergelijke motie niet is toegestaan. Doortastend ingrijpen van de onafhankelijke rechtelijke macht van het land maakte het niet alleen mogelijk om wellicht een uitweg te vinden voor de huidige impasse, maar ook een aantal duidelijke regels op te stellen die het risico van een dergelijke crisis in de toekomst moeten verkleinen.

Na een indrukwekkende economische groeiopleving in 2019 werd de economie van Papoea-Nieuw-Guinea in 2020 getroffen door het nieuws van de wereldwijde pandemie. Volgens de eerste schattingen komt het reële bruto binnenlands product (BBP) van 2020 uit op -2,9% (+5,6% in 2019). Die daling ligt in de lijn van alle Pacificlanden: voor Australië wordt de groei geschat op -3,5%, voor Nieuw-Zeeland op -4,3%. In vergelijking met zijn geografisch kleinere buren in de Pacific-regio vertoont het BBP van Papoea-Nieuw-Guinea zelfs een van de kleinste dalingen. De inflatie zet haar neerwaartse trend voort, van 4,7% in 2018 en 3,9% in 2019 naar een schatting van 3,3% in 2020.
Stilaan duiken er wel vroege tekens op van een mogelijke strakkere liquiditeit en stijgende rentevoeten in de nabije toekomst. Hoewel er eind 2020 nog weinig verandering was in de rente, bleven de inschrijvingen op de wekelijkse veilingen van schatkistpapier achter. Dat zou erop kunnen

wijzen dat de binnenlandse beleggers aarzelen om nog meer overheidsschuld op zich te nemen, en dat hogere rentevoeten nodig zullen zijn om hen over de streep te trekken.
De economie van Papoea-Nieuw-Guinea stond onder druk door het verwerken van de schok van de van de sterk dalende aardolie- en gasinvesteringen. Die investeringsafname veroorzaakte niet meteen een recessie, omdat zij ruimschoots gecompenseerd werd door de toename van de gasproductie en -export. De schaarste aan buitenlandse valuta's en het lage ondernemersvertrouwen, vanwege de onzekerheid over de volgende ronde van grote grondstoffenprojecten, wogen op de privé-investeringen, een belangrijke factor voor de groei in Papoea-Nieuw-Guinea.
In het kader van de onlangs bekendgemaakte begroting van 2021 wordt verwacht dat PGK 2,0 miljard van het totale tekort van PGK 6,6 miljard uit binnenlandse bronnen zal worden gefinancierd. Die extra financieringsvereiste van de overheid zal waarschijnlijk opwaartse druk uitoefenen op de rentevoeten in de reeds verzadigde markt voor binnenlandse schuld. Hoewel de wettelijkheid van de begroting vermoedelijk zal worden aangevochten, gelet op de goedkeuring ervan in een sterk betwist parlement, is zelfs een schijn van een plan voor de overheidsfinanciën in 2021 welkom om de langetermijnimpact van de pandemie op zowel de wereldwijde als de binnenlandse economie het hoofd te bieden. De begroting van 2021 vertoont met PGK 19,6 miljard het hoogste uitgaveniveau tot nu toe van Papoea-Nieuw-Guinea, en een lager inkomstenniveau van de overheid van PGK 12,9 miljard, wat het grootste geplande tekort van PGK 6,6 miljard oplevert.
In het tweede kwartaal van 2020 kreeg de pandemie een wereldwijd karakter. Papoea-Nieuw-Guinea nam de dreiging van de pandemie serieus en schakelde het hele overheidsapparaat in om het gezondheidszorgsysteem van het land te versterken. Daarnaast werden ook strikte grenscontroles ingevoerd, zowel internationaal als binnenlands. Door deze vroege ingrepen en grenssluitingen bleef Papoea-Nieuw-Guinea lange tijd gespaard van covid-19. Rond juli 2020 was er een plotse opstoot van covid-19-gevallen, vooral in de Westelijke Provincie en het Hoofdstedelijk District, die leidde tot een toename van bredere provinciale verantwoordelijkheden en het beheer van lokale gevallen. Dat viel samen met de invoering van de "Niupela Pasin" (het nieuwe 'normaal'), die zich richtte op de langetermijncontrole en het beheer van het virus, met behoud van een zekere normaliteit binnen de gemeenschappen. Eind 2020 telde het land 780 bevestigde gevallen, waaronder negen overlijdens. Van die 780 gevallen situeerden er zich 140 in de provincie West New Britain (WNBP). De provincie ging eind van het jaar in lockdown toen er een cluster


2020 stond voor HOPL in het teken van rehabilitatie en herstel. De vulkaanas op de palmtoppen en tussen de palmtakken en vruchtentrossen resulteerde echter in een moeilijke werkomgeving en aanzienlijke slijtage van het snoeimateriaal.
ontstond in Kimbe, de provinciale hoofdstad. Van bij het begin van de pandemie is Hargy Oil Palms Ltd (HOPL) meteen ingegaan op alle overheidsrichtlijnen op zowel provinciaal als nationaal niveau, door maatregelen te nemen om het besmettingsrisico in te perken en zo bescherming te bieden voor alle werknemers en hun gezinnen in het hele bedrijf. In dat kader bood HOPL ook steun aan het streven van de lokale overheidsinstanties om covid-19 buiten de lokale gemeenschappen te houden. Gedurende heel 2020 is HOPL erin geslaagd om de gemeenschap van de Vennootschap virusvrij te houden. De activiteiten werden niet noemenswaardig getroffen en ook het personeelsbestand bleef op peil. HOPL is niet zonder reden trots op deze verwezenlijkingen.
In 2020 voerde de Papoea-Nieuw-Guineese overheid de in 2018 beloofde investeringen in wegeninfrastructuur uit, goed voor een bedrag van PGK 208 miljoen. Zo werden er onder andere 12 nieuwe bruggen gebouwd op de New Britain Highway. Veel van de boomstam- of Baileybruggen werden vervangen door volledig betonnen bruggen. Die verbetering heeft een gunstige impact op de activiteiten van HOPL, doordat enerzijds het risico op milieugebonden transportproblemen afneemt en anderzijds voertuigen en bestuurders minder risico lopen.
In het derde en vierde kwartaal van 2019 werd HOPL getroffen door drie opeenvolgende vulkaanuitbarstingen van de Ulawun, die een negatieve impact hadden op de resultaten voor het volledige jaar. 2020 stond voor HOPL in het teken van rehabilitatie en herstel. De vulkaanas op de palmtoppen en tussen de palmtakken en vruchtentrossen resulteerde echter in een moeilijke werkomgeving en aanzienlijke slijtage van het snoeimateriaal. Door de combinatie van de vulkaanas op de palmen en het constante herscherpen van het snoeigereedschap konden de oogsters en snoeiers niet zo snel werken als anders. Eind 2020 moest nog 600 hectare van het totale areaal van 2 445 beschadigde hectare intensief worden gesnoeid.
HOPL is al 42 jaar actief in WNBP, Papoea-Nieuw-Guinea. In 2020 produceerde de Vennootschap in totaal 479 406 ton verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" - FFB), waarvan 269 616 ton afkomstig was van eigen plantages en 209 790 ton van lokale boeren. Dat vertegenwoordigde een productiestijging van 8,9% ten opzichte van 2019. Deze toename is hoofdzakelijk het gevolg van het herstel van de door de vulkaanuitbarstingen getroffen zones en een korter regenseizoen in


NAVO ESTATE - GEMIDDELDE NEERSLAG (IN MM)
de Hargy- en Navo-estate, dat begon in januari 2020 en slechts tot eind februari liep, terwijl het normaal blijft regenen tot eind april. Vanaf maart regende het minder dan gewoonlijk en het aantal regendagen daalde van 234 in 2019 naar 224 in 2020. Samen met een betere regeling van de oogstdagrondes had dit een positieve impact op de oogst en op de kwaliteit van de FFB's. De rest van het jaar noteerde HOPL een gemiddelde regenval, met uitzondering van de ongewoon droge maand december, waardoor het regenseizoen van 2021 later begon dan gewoonlijk.
De voornaamste insectenplagen voor de oliepalmen geplant in WNBP worden veroorzaakt door twee soorten sabelsprinkhanen, ook bekend onder de naam Sexava (Segestes decoratus en Segestes defoliaria), en de wandelende tak (Eurycantha calcarata). Die laatste komt minder voor op de HOPL-plantages. Deze insecten zijn vraatzuchtige bladeters en kunnen een milde tot ernstige ontbladering veroorzaken op de velden van de plantages en van de lokale boeren als ze niet op gepaste wijze worden aangepakt. HOPL werkt samen met de Papua New Guinea Oil Palm Research Association (PNGOPRA), die een behandeling aanbeveelt als de schade een bepaalde drempel overschrijdt.
In 2020 waren er geen belangrijke gebeurtenissen of problemen op het vlak van de arbeidsrelaties. HOPL sloot 2020 af met 4 575 arbeiders, waarvan 3 550 mannen en 1 025 vrouwen, een afname van 117 werknemers ten opzichte van 2019.
HOPL beheert momenteel drie estates (groepen van plantages), die elk beschikken over een eigen fabriek en een bevoorradingsbasis van lokale boeren, goed voor in totaal 28 324 geplante hectare oliepalm.
Het totale beplante areaal van de plantages bedraagt momenteel 13 689 hectare, waarvan 944 hectare immature aanplantingen. Dit maakt deel uit van HOPL's lopende heraanplantingsprogramma om hoge en minder productieve palmen te vervangen door nieuw plantmateriaal met een hoog rendement, en een gemiddelde leeftijd van de palmen tussen 10 en 13 jaar aan te houden. De huidige gemiddelde palmleeftijd bij HOPL bedraagt 10,3 jaar. Begin 2020 werd de rehabilitatie van de kweektuin aangevat. Door vertragingen in de toevoerketen konden de zaailingen voor het heraanplantingsprogramma van 2021 pas vanaf augustus worden uitgezet.
Normaliter beleeft WNBP de piek van de regenval van december tot maart. De neerslag van het eerste kwartaal bedroeg gemiddeld 0,9 maal het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar. In het laatste kwartaal van 2020 werd slechts 54% van de regenval van het langetermijngemiddelde geregistreerd. Voor het volledige jaar bedraagt de regenval 0,8 maal het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar. De Hargy-estate noteerde 3 156 mm tijdens het jaar, de Navo-estate 5 072 mm en de Pandiestate 4 580 mm. Alle cijfers werden geregistreerd door de weerstations van HOPL.
Een groot voordeel van een droger jaar dan gewoonlijk is de betere staat van de wegen tijdens dezelfde periode. Het vrachtwagenpark van de Vennootschap slaagde er dan ook in om alle plantagewegen open te houden, zodat er geen oogsten verloren gingen door een gebrek aan toegankelijkheid.
Vanaf maart regende het minder dan gewoonlijk en het aantal regendagen daalde van 234 in 2019 naar 224 in 2020. Samen met een betere regeling van de oogstdagrondes had dit een positieve impact op de oogst en op de kwaliteit van de FFB's.


Zelfs in het korte regenseizoen van 2020 kon echter niet worden voorkomen dat er bruggen instortten of werden weggespoeld. Tropische regen valt nooit te onderschatten, en vormt dan ook een constante bedreiging voor de activiteiten. Een aantal wadden en bruggen op de nationale hoofdweg werd enkele dagen gesloten toen het waterpeil steeg, wat een impact had op de algemene verbindingen en de normale werkomstandigheden. Er waren vervangingen en reparaties nodig, wat het transport van de FFB's naar de extractiefabrieken soms vertraagde.
Zoals gezegd, had HOPL het geluk dat er in 2020 in het algemeen minder regenval was. Dat droeg bij aan de positieve resultaten voor het beheer van de plantages. De oogstrondes bleven onder controle vanaf het begin van het tweede kwartaal, na het herstel na het korte regenseizoen, tot de rest van het jaar. Door de milde weersomstandigheden bleven ook de terreinomstandigheden op peil en konden de werkprogramma's tijdig worden afgewerkt.
De plantages noteerden een gemiddelde opbrengst van 21,2 ton per hectare, tegen 20,9 ton in 2019 en 27,6 ton in 2018. De daling ten opzichte van 2018 is vooral te wijten aan de lagere opbrengst van de Navo-estate, waarvan de palmen nog steeds aan het herstellen zijn van de biologische gevolgen van de uitbarstingen van Mount Ulawun in 2019. De opbrengst van de Navo-estate bedroeg gemiddeld 14,7 ton per hectare, tegen 28,4 ton voor Hargy en 27,0 ton voor Pandi.
| EIGEN PLANTAGES EN LOKALE BOEREN |
MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
OPBRENGST 2020 FFB/HA (TON) |
OLIE-OPBRENGST 2020 (CPO+CPKO)/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| EIGEN PLANTAGES | 12 744 | 944 | 255 514 | 269 615 | 21,2 | 5,6 |
| LOKALE BOEREN | 13 982 | 653 | 184 875 | 209 791 | 15,0 | 4,0 |
| HOPL TOTAAL | 26 727 | 1 598 | 440 389 | 479 406 | 17,9 | 4,8 |
De Hargy-estate bestaat momenteel uit twee plantages, Hargy en Barema. De Hargy-plantage is 2 622 hectare groot, en ligt het dichtst bij de stad Bialla en het Hoofdkantoor van HOPL. Hargy omvat drie divisies, en Barema twee. Na het reeds productieve jaar 2019 nam de FFB-productie op de Hargy-plantage opnieuw toe in 2020, met 51,4% ten opzichte van 2019, doordat de jonge immature palmen hun piekproductiepeil bereikten. De Hargy-plantage is een diverse plantage met palmen van alle leeftijden. In 2015 ging een heraanplanting van start, die normaliter in 2020 voltooid moest zijn. Door de onderbrekingen in de aanvoer van zaailingen uit de kweektuin vanwege de uitbarstingen is de heraanplanting gedeeltelijk uitgesteld tot 2021.
| HARGY-ESTATE | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 FFB/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|
| HARGY PLANTAGE | 1 907 | 715 | 33 036 | 50 025 | 26,2 |
| BAREMA PLANTAGE | 1 888 | 0 | 50 297 | 56 585 | 30,0 |
| TOTAAL | 3 796 | 715 | 83 333 | 106 610 | 28,1 |
In 2020 ondertekende HOPL een Memorandum van overeenstemming met een lokale landeigenaar met betrekking tot een onderpacht voor een termijn van 25 jaar, om de grond te herontwikkelen op kosten van de Vennootschap. De Ivule-plantage waarvan de palmen werden geplant in 2000 bestrijkt meer dan 80 hectare en. Binnenkort zal een heraanplantingsprogramma worden opgestart om de productie op te voeren.
Barema ligt zo'n 20 kilometer ten noorden van het stadje Bialla en omvat 1 888 hectare. Eén zijde van de plantage ligt aan zee. Dat veroorzaakt overstromingen in de lagere gedeelten van de plantage in periodes van hevige regenval. Er zijn ook overstromingen wanneer de nabij gelegen Lobo-rivier buiten haar oevers treedt. Het vierjarige heraanplantingsprogramma werd voltooid in 2009, en de plantage beleeft nu haar optimale productiejaren. De productie van de Barema-plantage steeg na het moeilijke jaar 2019 met 12,5% ten opzichte van vorig jaar. De wegenen bruggeninfrastructuur van de plantage werden aan het einde van het jaar versterkt, om zich voor te bereiden op de voor begin 2021 verwachte La Niña.
De productie in de Hargy-estate heeft duidelijk de vruchten geplukt van het zeer korte regenseizoen en de doorgaans matige regenval tijdens het jaar. In 2020 lag de regenval 1 772 mm lager dan het langetermijngemiddelde.
Een goede 45 kilometer ten noorden van Bialla ligt de Navo-estate. Deze estate bestrijkt 6 594 hectare, waarvan 135 hectare immature aanplanten zijn. De estate omvat drie plantages: Atata, Kiba en Ibana, die respectievelijk vier, twee en twee divisies omvatten. Navo is nog aan het herstellen van de gevolgen van de drie vulkaanuitbarstingen in 2019.
Hoewel alle zones van Navo in wisselende mate werden getroffen door de uitbarstingen, werd de Ibana-plantage het zwaarst getroffen, met een aanzienlijke impact op in totaal 2 445 hectare, tegenover 600 hectare bij Kiba en 382 hectare bij Atata.
Het herstel van de palmen is een traag maar gestaag proces, omdat het rehabilitatiesnoeien een bijzonder moeilijk werk is, dat ervaren snoeiers vereist. Navo werd echter geconfronteerd met het vertrek van ervaren snoeiers, die ontmoedigd raakten door de problemen bij het rehabilitatiesnoeien, ook al werd het stuktarief opgetrokken. Naast het lastige werk moeten bovendien de sikkels en beitels na iedere palm worden gescherpt en slijten ze snel, net als de wetstenen. HOPL trachtte dan ook grotere hoeveelheden van dit gereedschap in te slaan, maar ondervond problemen in de toevoerketen omdat de buitenlandse leveranciers niet konden volgen met hun productie door de regels rond covid-19.
| NAVO-ESTATE | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 FFB/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|
| IBANA PLANTAGE | 2 796 | 0 | 43 090 | 28 343 | 10,1 |
| ATATA PLANTAGE | 1 867 | 0 | 34 320 | 32 393 | 17,3 |
| KIBA PLANTAGE | 1 795 | 135 | 40 896 | 34 871 | 19,4 |
| TOTAAL | 6 459 | 135 | 118 306 | 95 607 | 14,8 |

De biologische stresseffecten op de palmen van de asval door de vulkaanuitbarstingen blijft een bron van bezorgdheid en zal de productie naar verwachting blijven afremmen tot minstens eind 2022. Door de as rotten de vruchten in de bomen of kunnen ze zich niet ontwikkelen. Dat heeft een directe impact op het gewicht en de kwaliteit van de vruchtentrossen. Ook de olie-extractiepercentage ("Oil Extraction Rate" - OER) van deze trossen ligt lager dan bij trossen van normale kwaliteit. Aangezien een dergelijke gebeurtenis nooit eerder is voorgevallen en er zeer weinig wetenschappelijke publicaties zijn over dit onderwerp, is de opbrengst op middellange termijn moeilijk te voorspellen. Fysiek lijken de palmbomen zich goed te herstellen, al waren er duidelijke tekenen van een beginnende mannelijke bloeifase aan het einde van het jaar.
Atata, Kiba en Ibana profiteerden van de aanhoudende investeringen in HOPL, met nieuwe voertuigen en nieuwe woningen in de Ibana- en Atata-woongebieden. In de drie divisies werden alle oudere tractoren vervangen door John Deereexemplaren, zodat deze plantages nu allemaal werken met hetzelfde tractormerk, wat op middellange tot lange termijn zou moeten leiden tot lagere kosten voor reparatie en onderhoud van de tractorvloot. Ook Atata ging het regenseizoen goed voorbereid in, dankzij de investeringen in wegeninfrastructuur.
In 2020 lag de regenval in de Navo-estate 1 128 mm lager dan het langetermijngemiddelde, al bedroeg het nog steeds meer dan 5 000 mm.
HOPL heeft zijn kweektuin voor zaailingen in het hart van de Navo-estate geplaatst. Het is een kweeksysteem in twee fasen, dat binnen tien maanden ontwikkelde zaailingen kan opleveren. De zaden zijn uitsluitend afkomstig van Damiplantmateriaal met hoge opbrengst, de 'Super Family'-zaden. Ook de kweektuin werd zwaar getroffen door de drie uitbarstingen in 2019. Er werd dan ook besloten om de aanplantingsactiviteiten stop te zetten, omdat de meeste zaailingen vernield waren. Dat zette een sterke rem op het hele heraanplantingsprogramma van HOPL in 2019 en 2020. De weinige onbeschadigde zaailingen van het kweekprogramma van 2019 werden in 2020 ingezet voor de aanplant van in totaal 63 hectare in de eigen plantages en 68 hectare bij de lokale producenten. De kweektuin kwam in 2020 weer op kruissnelheid en er worden zaailingen geproduceerd voor herbeplanting in plantages en bij lokale boeren in 2021. HOPL houdt de situatie voortdurend in het oog en zal zijn achterstand op het oorspronkelijke herbeplantingsprogramma naar verwachting inhalen.
De Pandi-estate ligt 70 km ten noorden van Bialla. De estate omvat 2 584 hectare gegroepeerd in één plantage, Bakada, die bestaat uit drie divisies, waarvan 2 489 hectare als matuur kan worden beschouwd. Pandi, de verst verwijderde en recentste plantage van HOPL, onderscheidt zich doordat het slechts één groot woongebied heeft voor al zijn werknemers en hun gezinnen.
Pandi trekt zijn opwaartse productietrend door, met een totaal van 67 398 ton FFB's en 27,1 ton per hectare, een stijging van 25,1% ten opzichte van het productiejaar 2019. De belangrijkste factor daarbij was het goede management en het feit dat alle velden op peil waren. Een kanttekening bij dit succes was een nieuw aangeplante zone van 95 hectare die binnenkort in productie wordt genomen in Gamupa, één van Bakada's divisies.
De Pandi-estate wordt omringd door talrijke lokale boeren, die percelen bezitten waar de Vennootschap dus weinig controle over heeft. Bij heel wat van die percelen van lokale boeren werden Sexava-plagen vastgesteld in de loop van het jaar, die werden tegengegaan met preventieve behandelingen op de plantages. HOPL biedt de gemeenschap ondersteuning om deze constante bedreiging aan te pakken en te wijzen op het belang van beschermende maatregelen.
In 2020 bedroeg de regenval op de Pandi-estate 4 580 mm, iets minder (287 mm) dan het langetermijngemiddelde van 4 867 mm. Vooral het eerste kwartaal was nat, maar de rest van het jaar had de regenval weinig impact op de FFB-productie in Bakada.
| PANDI-ESTATE | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 FFB/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|
| BAKADA PLANTAGE | 2 489 | 95 | 53 875 | 67 398 | 27,1 |
| TOTAAL | 2 489 | 95 | 53 875 | 67 398 | 27,1 |
HOPL verwerkt de oogst van ongeveer 3 700 individuele telers, die hun vruchten produceren op 14 636 aangeplante hectare. In 2020 waren zij goed voor 43,8% van de totale FFB-aanvoer van HOPL. De productie bedroeg 209 791 ton, een stijging van 13,5% ten opzichte van 2019. De belangrijkste bijdrage tot dit succes was de aantrekkelijke FFB-aankoopprijs, die berekend wordt op basis van de maandelijkse palmolieprijs. In de tweede helft van 2020 ondervonden
| OLIEPLANTAGES | MATUUR HA |
IMMATUUR HA |
FFB (TON) 2019 |
FFB (TON) 2020 |
RENDEMENT 2020 FFB/HA (TON) |
|---|---|---|---|---|---|
| LOKALE BOEREN DIVISIE 1 | 5 380 | 184 | 89 347 | 90 848 | 16,9 |
| LOKALE BOEREN DIVISIE 2 | 5 396 | 455 | 67 389 | 91 213 | 16,9 |
| LOKALE BOEREN DIVISIE 3 | 3 206 | 15 | 28 138 | 27 730 | 8,6 |
| TOTAAL | 13 982 | 653 | 184 875 | 209 791 | 15,0 |
de lokale boeren echter een daling van hun productie door de afname van beschikbare vruchten aan de palmen.
De hoofdfocus van het "Small Holder Agricultural Advisory Services" (SHAAS) team van HOPL lag in 2020 op de oogstkwaliteit en de beste beheerpraktijken. Er werden meer dan 200 informatiesessies georganiseerd, die werden bijgewoond door meer dan 5 000 telers en gezinsleden. Helaas moest het team deze informatiesessies staken toen later in het jaar de beperkingen rond covid-19 van kracht werden. Het team wees de telers er ook op dat het belangrijk is losse vruchten te verzamelen die uit de trossen aan de bomen vallen, en die aangeven dat een tros klaar is om te worden geoogst. Die gevallen vruchten zijn de rijpste van de tros en bezitten dus een bijzonder hoog oliepercentage.
Eén van de belangrijkste taken van het SHAASteam is het toezicht op de naleving van de voorschriften van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) bij de lokale boeren die FFB's leveren aan HOPL. Het team levert voortdurende inspanningen om de percelen van de telers te inspecteren met betrekking tot de diverse RSPOvoorschriften, zoals onderhoud, woningen, veiligheid, grondeigendom enz. In 2020 kon het team 65% van alle omliggende boeren inspecteren.
Lokale boeren hebben voortdurend af te rekenen met Sexava-plagen, die het bladoppervlak en dus ook de opbrengst sterk verminderen als ze niet tijdig worden behandeld. Die behandeling is een van de belangrijkste taken van het SHAAS-team. In 2020 werden alle door Sexava getroffen percelen behandeld, goed voor in totaal 1 000 hectare. Tot nu toe zijn er geen andere grote uitbraken van plagen of ziekten gemeld. Slechts een klein deel van de palmen moest op ad hoc-basis worden verwijderd vanwege Ganoderma.
SHAAS zorgt voor ureummeststof en levert die aan de percelen van de lokale boeren. In 2020 werd in totaal 1 009 ton ureum gedistribueerd en aangebracht. Doordat meststof wordt beschouwd als een van de grootste kostenfactoren bij de exploitatie van een plantage zijn niet alle lokale boeren bereid de meststofleningen die de Vennootschap hen aanbiedt te accepteren. Daardoor nam slechts 55% van deze lokale boeren deel aan het meststoffenprogramma. Aangezien meststoffen essentieel zijn om de opbrengst van de palmen te verhogen, is het SHAAS-team voortdurend in de weer om de voordelen ervan te verduidelijken.
De vrije vetzuren ("Free Fatty Acids" - FFA) werden veel beter beheerst dan in 2019. De FFAgeconsolideerde premies lagen gedurende heel 2020 hoger dan de boetes. Vooral de FFA van ruwe palmpitolie ("Crude Palm Kernel Oil" - CPKO) werd goed onder controle gehouden. Het beheer van de FFA voor ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" - CPO) wordt voortdurend beter, maar wordt altijd sterk beïnvloed door het regenseizoen (van december tot april).
Dankzij de meer consistente oogstrondes en het regenseizoen dat minder nat uitviel dan gewoonlijk, konden de plantages vruchten van hogere kwaliteit naar de fabrieken sturen. HOPL profiteerde daardoor van een hogere OER en doorgaans lagere FFA's dan vorig jaar.
Hargy Palm Oil Mill (HPOM) was de eerste operationele fabriek van HOPL. Zij werd in gebruik genomen in 1980 en heeft een verwerkingscapaciteit van 45 ton FFB per uur. HPOM slaagde erin voortdurend een OER van meer dan 23% te verwezenlijken. De extractiecijfers voor het volledige jaar 2020 zijn een OER van 23,74% en een palmpitolie-extractiepercentage ("Palm Kernel Oil Extraction Rate" - PKOER) van 1,93%. Het OER-percentage ligt 0,9% hoger dan vorig jaar, en de PKOER ligt 0,1% onder het resultaat van vorig jaar.

| PALMOLIEFABRIEK | HARGY | NAVO | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CAPACITEIT (TON FFB/U) | 45 | 45 | 45 | 50 | |||
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
||
| WERKELIJKE VERWERKINGSCAPACITEIT |
41,10 | 45,32 | +10,3 | 50,60 | 48,88 | -3,4 | |
| VERWERKTE FFB (TON) | 122 810 | 141 386 | +15,1 | 170 420 | 158 002 | -7,3 | |
| EIGEN | 33 380 | 50 538 | +51,4 | 142 369 | 130 272 | -8,5 | |
| LOKALE BOEREN | 89 430 | 90 848 | +1,6 | 28 051 | 27 730 | -1,1 | |
| CPO (TON) | 27 944 | 33 569 | +20,1 | 39 841 | 38 999 | -2,1 | |
| PK (TON) | 6 385 | 7 093 | +11,1 | 7 969 | 8 302 | +4,2 | |
| PKO (TON) | 2 532 | 2 723 | +7,5 | - | - | - | |
| OER (%) | 22,75 | 23,74 | +4,4 | 23,38 | 24,68 | +5,6 | |
| KER (%) | 5,20 | 5,02 | -3,5 | 4,68 | 5,25 | +12,4 | |
| PKOER (%) | 2,06 | 1,93 | -6,6 | - | - | - |
* Er kan een beperkte afwijking zijn ten opzichte van de totale productiecijfers van de Groep, ontstaan door een kleine hoeveelheid nietverwerkte FFB op de laatste productiedag in december 2020.
HPOM verwerkt vruchten afkomstig van 7 287 mature hectare, die een combinatie zijn van de Hargy-plantages en percelen van lokale boeren. De FFB's van de lokale boeren waren goed voor 65% van de totale FFB's die in 2020 werden verwerkt in de fabriek. De extractiefabriek produceerde in totaal 36 292 ton olie (33 569 CPO en 2 723 CPKO).
Het uitstekende extractiepercentage dat HPOM gedurende heel 2020 kon handhaven, was mede te danken aan het hogere verwerkte FFB-volume. Door dat hogere FFB-volume bleef de fabriek langer draaien, en door deze onafgebroken verwerkingsactiviteit hadden de sterilisatoren en verwarmingstanks niet de tijd om af te koelen. De investeringen van 2019 om het extractiepercentage op te voeren, boekten succes.
De Barema-palmoliefabriek (Barema Palm Oil Mill - BPOM) werd in 2014 in gebruik genomen. Het ontwerp van deze fabriek omvat twee kantelende sterilisatoren met een totale verwerkingscapaciteit van 45 ton per uur. BPOM omvat ook een installatie voor het pletten van pitten met een nominale capaciteit van 120 ton per uur, wat het mogelijk maakt om de palmpitten van zowel BPOM als Navo Palm Oil Mill te verwerken. BPOM verwerkte in totaal 9 311 ton palmpitten voor pletten en extractie, tegenover 7 430 ton vorig jaar.
BPOM bereikte een OER van 25,27%, tegen 23,87% in 2019, en een PKO-extractiepercentage van 1,97%, tegen 1,93% vorig jaar. Een factor die bijdroeg tot het hogere extractiepercentage was de goede kwaliteit van de geleverde vruchten, die op haar beurt te danken was aan de beperkte regenval.
BPOM installeerde in 2020 een pers voor lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches" - EFB), die zijn OER nog verder verbeterde. De EFB's afkomstig van de fabrieken worden verdeeld als organische meststof op de plantages, om organische stoffen in de bodem te brengen en de opname van anorganische meststoffen te verbeteren.
| BAREMA | HOPL TOTAAL* | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| 45 | 45 | 135 | 140 | ||
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
| 42,43 | 44,61 | +5,1 | 134,13 | 138,81 | +3,5 |
| 146 856 | 180 240 | +22,7 | 440 086 | 479 628 | +9,0 |
| 79 420 | 89 812 | +12,1 | 255 168 | 269 837 | +5,7 |
| 67 436 | 91 213 | +35,3 | 184 918 | 209 791 | +13,5 |
| 35 050 | 45 555 | +30,0 | 102 835 | 118 123 | +14,9 |
| 7 430 | 9 311 | +25,3 | 21 784 | 24 706 | +13,4 |
| 6 133 | 6 673 | +8,8 | 8 665 | 9 396 | +8,4 |
| 23,87 | 25,27 | +5,9 | 23,37 | 24,63 | +5,4 |
| 5,06 | 5,17 | +2,1 | 4,95 | 5,15 | +4,1 |
| 1,93 | 1,97 | +2,1 | 1,97 | 1,96 | -0,5 |
De FFB's van lokale boeren die verwerkt werden door de fabriek waren goed voor 50% van zijn totale FFB's in 2020, vier punten minder dan in 2019, maar het totale volume lag 35% hoger. Dat was te danken aan de hogere productie van de lokale boeren in het gebied en het feit dat er minder vruchten werden afgeleid vanuit de eigen Navo-estate. BPOM heeft een FFBbevoorradingsbasis van 3 683 mature hectare aan eigen plantages en 5 396 mature hectare van lokale boeren.
De palmoliefabriek van Navo (Navo Palm Oil Mill – NPOM) werd in 2002 in gebruik genomen met een verwerkingscapaciteit van 45 ton per uur. De verwerkingscapaciteit is nu opgevoerd naar 50 ton per uur door de persmachines te upgraden. De cijfers voor het volledige jaar 2020 geven een OER van 24,68% tegenover 23,38% in 2019, en een pitextractiepercentage ("Kernel Extraction Rate" - KER) van 5,25% tegen 4,68% in 2019. In 2020 verwerkte NPOM 158 002 ton FFB en produceerde het in totaal 38 999 ton CPO. De resultaten van NPOM voor 2020 wijzen erop dat het weer zijn extractiepeil van voor de uitbarstingen heeft bereikt.
De FFB's van lokale boeren waren goed voor 18% van de totale FFB's die in 2020 werden verwerkt in de fabriek. NPOM heeft een FFBbevoorradingsbasis van 7 154 mature hectare aan eigen plantages en 3 206 mature hectare van lokale boeren.
Door de kortetermijneffecten van de vulkaanuitbarstingen en de schade aan de planten door de as werd de geplande upgrade van NPOM naar een capaciteit van 60 ton per uur gedurende een periode van drie jaar, uitgesteld naar 2025. Oorspronkelijk was de oplevering van deze upgrade voorzien in 2021. Deze verhoging van de verwerkingscapaciteit was aanvankelijk nodig voor de verwachte hogere opbrengsten, tot de vulkaanuitbarstingen roet in het eten gooiden. Als gevolg van de uitgestelde upgrade is het grote reparatiewerk voor de bestaande fabrieksmachines gespreid over de drie jaren 2019-2021, zodat NPOM probleemloos kan blijven werken tot het upgradeproject voor de fabriek van start gaat.
2020 was een dynamisch jaar op managementgebied. De opvolging van de algemeen directeur, die plaatsvond in 2019, was geen succes, maar het toegewijde ExCom-team leidde het bedrijf in goede banen tot David Mather het roer overnam op 1 november 2020. Gelet op zijn vroegere activiteiten met betrekking tot de palmoliesector en Papoea-Nieuw-Guinea heeft de Vennootschap er alle vertrouwen in dat hij HOPL naar een hoger niveau zal tillen.
De algemene veiligheidssituatie in Bialla en Kimbe is weinig veranderd. Een gefocuste operatie van de politie ("Make Westside Safe Again" 2020) ging van start in juli 2020, kort nadat de minister van Politie van Papoea-Nieuw-Guinea vanwege de verslechterende situatie in WNBP een bezoek had gebracht aan de provincie. Er werd een "Mobile Squad" (MS) van de politie ingezet om de lokale politie bij te staan, die de situatie al snel onder controle kreeg en aanzienlijke vooruitgang boekte in het inperken van criminele activiteiten in Kimbe en Bialla. Kort na het vertrek van de MS ging de situatie in WNBP echter weer bergaf. De "Royal Papua New Guinea Constabulary" blijft echter ondersteuning bieden via de detachering van de MS tijdens periodes van oplopende criminele activiteit. Hun aanwezigheid heeft een positieve invloed en wordt door zowel de gemeenschap als de bedrijven gewaardeerd.
Het beveiligingspersoneel van HOPL blijft een leidende rol spelen in het beteugelen van veiligheidsincidenten op de terreinen en in de werknemersdorpen van de Vennootschap. Daarnaast bieden zij ook ondersteuning aan de politiediensten van Bialla en Navo.
De compliance-afdeling is belast met de ontwikkeling, de toepassing, het behoud en de voortdurende verbetering van de RSPO-certificering, het milieubeheersysteem ("Environmental Management System" - EMS) en de ISO 14001:2015 norm. In een extra poging om de plantages te beschermen tegen covid-19 kregen auditors en consultants het grootste deel van het jaar geen toegang tot de faciliteiten van de Groep. De meeste audits of bezoeken van consultants werden uitgesteld naar een latere datum, waarop de wereldwijde context ze weer mogelijk maakt. De RSPO kwam begin december ter plaatse voor de jaarlijkse toezichtaudit inzake de "Principles and Criteria" (P&C) van de RSPO "Papua New Guinea and Solomon Islands

National Interpretation". Deze audit werd op afstand aangestuurd door het certificeringsorgaan BSI in Indonesië, dat daarvoor de hulp inriep van drie nationale facilitatorconsultants. In het kader van deze audit werden vier grotere en drie kleinere non-conformiteiten vastgesteld. De grote non-conformiteiten hadden betrekking op de veiligheid, het afvalbeheer, de uitstoot van broeikasgassen en vereisten inzake het omgaan met chemische stoffen door de lokale boeren. Alle non-conformiteiten moeten eind maart rechtgezet zijn voor de RSPO-hercertificering van 2021. Het HOPL-team heeft er alle vertrouwen in dat het deze deadline zal halen. De vereiste maatregelen om de non-conformiteiten op afdoende wijze weg te werken en de RSPO P&C-certificering te behouden werden al tien dagen na afloop van de slotvergadering verzonden naar de betrokken afdelingen en medewerkers.
Gezien de strikte richtlijnen in Papoea-Nieuw-Guinea, HOPL, met betrekking tot de landeigendomsrechten voor lokale boeren, heeft de landsectie van de afdeling gemeenschapszaken een actieve bewustmakingscampagne gevoerd rond de formele en wettelijke erkenning van eigendomsrechten op hun percelen. Hiervoor werden voorlichtingsmedewerkers ingezet om informatie te verspreiden over landoverdracht, vervanging van eigendomspapieren, nalatenschap, aanbestedingen en andere informatie die de perceelhouders nodig hebben. De bevolkingsdruk van de huidige "Land Settlement Scheme" (LSS)-percelen is duidelijk een probleem aan het worden, aangezien het voor de oorspronkelijke gezinsleden een zware last is om zowel te voorzien in hun eigen onderhoud als in dat van hun uitgebreide familie.
Het team van het geografisch informatiesysteem (GIS) staat in voor de inventarisatie en grensafbakening binnen HOPL. Dit omvat palmtellingen voor zowel de plantages als de lokale boeren, het in kaart brengen van de bufferzones voor natuurbehoud en de heraanplantingsvereisten voor de plantages. In 2017 kocht HOPL een serie satellietgegevens aan, waardoor alle plantagepercelen en wegennetwerken van HOPL gedigitaliseerd konden worden. Dit is veel eenvoudiger en rendabeler dan het manuele veldwerk van tellingen ter plaatse. Nieuwe updates in verband met plantagepercelen en het betrokken areaal worden nu geregistreerd met de zeer precieze Trimble GPS-ontvangers. Bij heraanplantingen biedt het GIS ondersteuning door aanduiding van de positie van grenspalen en bufferzones voor natuurbehoud, om overplanting of inbreuken op de RSPO-normen te voorkomen. Dit is allemaal in lijn met de vereisten van de nieuwe plantprocedure ("New Planting Procedure" - NPP) van RSPO.
Ook de activiteiten van het "community engagement team" stonden in 2020 onder druk door covid-19, waarbij samenkomsten werden beperkt tot kleine aantallen. Er werden kleine groepsopleidingen uitgerold voor financiële geletterdheid, familiale landbouw en basislevensvaardigheden voor vrouwen en werkloze jongeren, om hen aan te moedigen alternatieve kleine en middelgrote ondernemingen op te richten om te voorzien in hun levensonderhoud en voedselzekerheid. In het kader van de nazorg van de "Family Farm Training" werd in Tiauru een proefproject voor groenten opgezet, waar kolen en uien werden gekweekt. Dit proefproject boekte goede resultaten en nu heeft het team nog twee kweekserres voor andere groentesoorten opgericht in Gibolo en Matililiu. Een deel van de inkomsten uit de verkoop van de groenten vloeit terug naar de familiegroep om nieuw plantgoed te kopen en het project voort te zetten. Het "community engagement team" zette een partnership op met de plaatselijke bedrijfsgemeenschap en de lokale overheid ("Local Level Government" - LLG) om de sanitaire situatie in Bialla te verbeteren door gerecycleerde olievaten aan te bieden voor de inzameling van afval bij de winkels en op de lokale markt.
Het team werkt ook samen met de gemeenschap om de openbare orde en veiligheid aan te pakken door ondersteuning te bieden aan lokale sportdagen om jongeren ertoe aan te zetten deel te nemen aan sportactiviteiten. De afdeling zette nog andere projecten op, in samenwerking met de autoriteiten van WNBP, zoals de uitrol van gemeenschapscentra, herstelwerkzaamheden voor de voorgestelde politiekazerne in de stad, een verbetering van de wapenkamer van het politiebureau van Bialla, en nieuwe gebouwen voor het "New Ulamona Observatory" en de "Ulamona Health Clinic", met de hulp van de bouwafdeling van HOPL.
De bouwafdeling blijft gebruikmaken van het vragenlijst levenskwaliteit ("Quality of Life Questionnaire" - QLQ) model dat prima werkt. Huizen worden volgens strikte kwaliteitsnormen volledig geprefabriceerd in de eigen bouwwerkplaats en in verschillende onderdelen met zijladertrucks naar de stalen funderingen getransporteerd. Naast de bouw van 33 nieuwe woningen in 2020 ontfermde de bouwafdeling zich ook over de reparaties en het onderhoud van alle huizen van de Vennootschap, meer dan 1 300.
De gecombineerde human resources-afdelingen voor HR, opleiding, gezondheid, welzijn en bedrijfsdiensten bleven de Vennootschap ondersteunen in 2020, met de focus op het verwezenlijken van een hoger niveau van klantenservice,

tegen een achtergrond van de implementatie van de covid-19-beperkingen. Ondanks de impact van de wereldwijde pandemie en de opvangmaatregelen die plaatselijk werden ingevoerd om de risico's het hoofd te bieden, hebben alle HR-afdelingen zich aangepast waar en wanneer nodig, zodat de kernfuncties van de afdelingen verzekerd bleven.
In april 2020 kregen alle werknemers van het bedrijf een loonsverhoging van 2,5%. Het ledental van het "National Superannuation Fund" (Nasfund) blijft toenemen, en voor het tweede jaar op rij sleepte HOPL de "Nasfund Employer Award" voor de naleving van voorschriften en processen in de wacht.
Door een zekere aanhoudende sociale onrust in Kimbe werd besloten om de opening van de "Hargy International High School" te vervroegen voor de graden 7 tot 10. De school zal haar deuren op tijd openen voor de start van het schooljaar 2021. Graden 11 en 12 zullen de komende 1 à 2 jaar op afstand school blijven volgen.
Het "Training Program" herstartte in juni 2020, na een korte onderbreking vanwege covid-19. Alle opleidingsprogramma's werden omkaderd met geschikte covid-19-maatregelen. In 2020 werden meer dan 5 000 opleidingsmogelijkheden aangeboden via uiteenlopende programma's.
Het departement voor welzijn voerde vanwege covid-19 een aantal aanpassingen in om patiënten te screenen vóór een consultatie. In nauwe samenwerking met de "Provincial Health Authority" nam het de leiding voor de naleving door de Vennootschap van de provinciale en nationale overheidsprotocollen en beleidsmaatregelen. De Vennootschap voerde standaardwerkvoorschriften ("Standard Operating Procedures" - SOP) in voor de opvang van mogelijke besmettingen in geval van een plaatselijke uitbraak en vormde een multifunctioneel gebouw om in de leefgemeenschap vlakbij Bialla tot een covid-19 centrum voor screening en isolatie. Tot nu toe is
er bij HOPL gelukkig nog geen enkele bevestiging geweest van een lokale besmetting met covid-19.
Simpele, niet-levensbedreigende kwalen zoals hoest, verkoudheid, diarree enz. blijven het gros van de door de klinieken gerapporteerde klachten. Malaria vormt, samen met tuberculose, nog steeds de grootste en mogelijk ook meest levensbedreigende zorg. In heel 2020 bleef HOPL bijdragen tot de bewustwording rond deze ziekten.

De laatste 43 jaar was SIPEF, via Hargy Oil Palms Ltd (HOPL), actief in de provincie West New Britain van Papoea-Nieuw-Guinea. Omgeven door ongeveer 32 dorpen en circa 3 700 lokale boeren in combinatie met de HOPLwerknemersgemeenschap, kleine bedrijven en overheidsinstanties in Bialla wordt de bevolking in deze regio geschat op ongeveer 50 000. In vele opzichten rekenen heel wat families in deze regio op de aanwezigheid van HOPL en de relatie van deze laatste met de gemeenschap voor hun levensonderhoud
en bestaan.
SIPEF, waarvan bijna 100% van de plantages en de producten RSPO-gecertificeerd is, heeft tevens de ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" of SDG's) van de Verenigde Naties aangenomen als referentiemodel. Hoewel de RSPO focust op palmolieactiviteiten, gelden de SDG's voor alle bedrijven zonder onderscheid. Via HOPL heeft de Groep actief bijgedragen aan het verwezenlijken van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (UNSDG) voor de regio.
Zo werd er overeengekomen dat een project, geïnspireerd op doelstelling 3 van de UNSDG: Goede gezondheid en welzijn, zou worden geïdentificeerd en gefinancierd aan de hand van donorfinanciering met coördinatie van SIPEF en lokaal HOPL-beheer.
In 2019 vierde SIPEF de 100ste verjaardag van zijn activiteiten en beursgang op de Brusselse beurs. Ter gelegenheid van de viering startte de Vennootschap een project om fondsen in te zamelen voor de verbetering en renovatie van een kraamkliniek in de lokale gemeenschap waar SIPEF (HOPL) actief is. De intentie van de raad van bestuur was de plaatselijke bevolking ondersteunen door een instelling te financieren die vrouwen toegang zou geven tot een verbeterde kraamkliniek zodat ze veilig kunnen bevallen.
Dankzij de vrijgevige donateurs werd er EUR 38 300 ingezameld als bijdrage tot het project voor de renovatie en verbetering van de kraamafdeling van het gezondheidscentrum van Bialla ("Bialla Health Centre" of BHC).
De gezondheidsinfrastructuur in sommige afgelegen gebieden van Papoea-Nieuw-Guinea is ondermaats. Bialla in de provincie West New Britain vormt daarop geen uitzondering. De medische basisvoorzieningen zijn, grotendeels als gevolg van de minimale overheidssteun, doorgaans slecht. Medische apparatuur is verouderd, onbruikbaar of gewoon afwezig en gebouwen zijn vervallen en vereisen aanzienlijke overheidsinvesteringen voor onderhoud en renovaties. Het BHC is het gezondheidscentrum van de regio dat medische basisdiensten en gezondheidszorg biedt, waaronder een kraamafdeling. Het is het voornaamste gezondheidscentrum voor zwangere vrouwen uit de gemeenschap, inclusief HOPL.
De kraamkliniek was onvoldoende uitgerust en beschikte niet over de nodige middelen. Basisvoorzieningen ontbraken, zoals stromend water dat essentieel is voor sterilisatie, hygiëne en onderhoud van de kliniek. De kliniek was

vervallen, had geen werkende toiletten of douches en beschikte niet over voldoende sanitaire voorzieningen om veilig te bevallen. Het verloskundig personeel werkte met beperkte medische apparatuur, waardoor de moeders risico liepen op bloedingen, infecties en zwangerschapsvergiftiging of eclampsie. Gecompliceerde bevallingen werden meteen doorverwezen naar het algemeen ziekenhuis van Kimbe dat 150 km verderop ligt, goed voor een reis van meer dan drie uur in een slecht uitgeruste ziekenwagen. Gespecialiseerde artsen en speciale postnatale verzorging zijn enkel beschikbaar in het ziekenhuis van Kimbe.
Door drie uitbarstingen van de vulkaan Ulawun in 2019 werd een van de lokale kraamklinieken gesloten en werden alle zwangere vrouwen voor de bevalling naar BHC verwezen. Hierdoor steeg het aantal geboortes per jaar in deze kraamafdeling tot 700.
Het project- en bouwteam van HOPL heeft nauw samengewerkt met de gezondheidszorgautoriteiten van West New Britain (WNB PHA) om een bestaand gebouw om te bouwen tot een functionele kraamkliniek. De ontwerpfase met het uitwerken van de grondplannen ging van start begin 2020 nadat de provinciale autoriteiten voor gezondheidszorg de site bezochten om de medische vereisten te bepalen.



In samenspraak met de WNB PHA ontwierp het team van HOPL de kraamkliniek zodat zij zeker voldoet aan de wettelijke voorschriften en een aanzienlijke en merkbare verbetering betekent voor de bestaande kliniek. Dit betekent dat vrou wen een toegankelijke en veilige plek zullen heb ben om te bevallen. Het project focust op twee domeinen:
Het project past binnen het gestelde budget en wat er van het budget overblijft, zal gebruikt worden om medisch materiaal aan te kopen en de kraamkliniek operationeel te maken. Daarnaast werden leveranciers in Australië gevraagd of zij gebruikt maar nog steeds bruikbaar medisch materiaal zouden kunnen doneren. Dit plan liep vertraging op door covid-19, maar gaat nog steeds door.
Op het moment waarop deze tekst geschreven wordt, is de kraamkliniek 90% voltooid. Er zijn slechts enkele kleine zaken die nog moeten worden aangepakt, ook de levering van medische uitrusting laat hier en daar nog op zich wachten. Het gebouw zal vermoedelijk volledig klaar zijn om aan de gemeenschap over te dragen en om in gebruik genomen te worden in Maart 2021, afhankelijk van de verwachte levering van medische uitrusting.
De provinciale autoriteiten voor gezondheidszorg hebben via HOPL hun enorme dankbaarheid meegedeeld aan de donateurs die in de financiering van dit project hebben voorzien. De financiering die normaal op nationaal en provinciaal niveau wordt geboden wordt nu grotendeels gebruikt om de strijd tegen de wereldwijde pandemie te ondersteunen. Dankzij de donateurs kon dit project toch doorgaan in deze moeilijke tijden. Het zal jarenlang een betere gezondheidszorg bieden aan zwangere moeders en borelingen. Dit is enorm belangrijk en vormt een lichtpuntje in een moeilijke periode voor Papoea-Nieuw-Guinea.
Ook het management van HOPL wil de donateurs bedanken voor hun genereuze schenking die vrouwen en hun baby's in deze regio toegang geeft tot essentiële gezondheidszorg. Deze kraamkliniek zal een positieve invloed hebben op de mensen die in deze regio wonen en wordt een prachtige plek waar nieuw leven het licht kan zien in gezonde en medisch verantwoorde omstandigheden.

Ivoorkust blijft een belangrijke exporteur van cacao, palmolie, rubber en bananen. Het heeft duidelijk de leiding genomen van de Afrikaanse ACSlanden bij het exporteren van bananen naar Europa. Ivoorkust is een regionale economische macht, die meer dan een derde van het bruto binnenlands product (BBP) van de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (UEMOA) genereert en 60% van de landbouwexport voor zijn rekening neemt.
Plantations J. Eglin is operationeel via drie verschillende plantagesites, allemaal gelegen op een maximale afstand van 80 km van de haven van Abidjan, vanwaar alle koelcontainers met bananen worden verscheept.

Plantations J. Eglin omvat slechts 1% van de totale beplante oppervlakte van de SIPEFgroep, maar draagt 7% bij aan de Groep's totale brutomarge (12,6% in 2019)
van de SIPEF-bananen worden verkocht op de EU-markt
Bananen geëxporteerd naar de EU
Bananen geëxporteerd naar de regionale markten
Totale beplante hectare 95% bananen 5% horticultuur
780 beplante hectare 3 productiesites 4 verpakkingsstations 31 158 ton eigen productie
38 beplante hectare 345 299 stuks ananasbloemen 1 736 100 stuks sierbladeren 80 610 stuks lotus
| IVOORKUST | |
|---|---|
| Hoofdstad | Hoofdstad Officieel: Yamoussoukro (sinds 1983) Bestuurlijk-economisch: Abidjan |
| Totale oppervlakte | 322 462 km2 |
| Buurlanden | In het noordnoordwesten: Mali, 532 km / In het noordoosten: Burkina Faso, 584 km / In het oosten: Ghana, 668 km / In het zuidwesten: Liberia, 716 km / In het westnoordwesten: Guinee, 610 km / In het zuiden: de Atlantische Oceaan, 515 km |
| Aantal inwoners1 | 26,4 miljoen (in november 2020) |
| Bevolkingsgroei | 2,6% |
| Verstedelijkingspercentage | 50,8% (WB 2018) |
| Levensverwachting (M/V) | 57,2 jaar |
| Leeftijdsopbouw | Bevolking jonger dan 15 jaar (VN 2020): 41,5% |
| Belangrijkste talen | Officiële taal het Frans, daarnaast worden dagelijks meer dan 60 dialecten gesproken |
| Belangrijkste religies | Volgens de census van 2014 zijn de meest beoefende religies van Ivoorkust de islam met 42,9% en het christendom met 33,9% (17,2% katholicisme en 11,8% evangelisch protestantisme). Naast deze grote stromingen heeft 19,1% van de bevolking geen religie |
| Belangrijkste natuurlijke rijkdommen | Cacao, koffie, hout, aardolie, katoen, cashewnoten, bananen, ananas, palmolie, rubber |
| Munteenheid | XOF (frank van de Communauté Financière Africaine) |
| Inflatie 2020 versus USD | 1,2% |
| BBP | Het BBP per hoofd van de bevolking is gestegen van 1 237 Amerikaanse dollar (729 587 FCFA) in 2012 naar 1 704 Amerikaanse dollar (1 005 219 FCFA) in 2019 en bedroeg 2 281 Amerikaanse dollar in 2020 (IMF, oktober 2020) Het nominale BBP bedroeg in 2020 (IMF oktober) USD 61,5 miljard |
| BBP | Landbouw: 22% / Industrie: 28% / Diensten: 50% |
| Vorige / volgende verkiezingen | De presidentsverkiezingen vonden plaats in oktober 2020 en resulteerden in de herverkiezing van president Alassane Ouattara. De dag na de verkiezingen waren er incidenten, maar de situa tie is verder kalm gebleven en nationaal is er is een dialoog met de oppositie aangevat |


Ivoorkust is een economische grootmacht in de regio, goed voor meer dan een derde van het bruto binnenlands product (BBP), in oktober 2020 geschat op USD 61,5 miljard, van de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (UEMOA) en 60% van de landbouwexport; zijn bevolking wordt geschat op 26,4 miljoen inwoners (21% van de totale UEMOA-bevolking), waarvan 4,5 miljoen buitenlanders. De Ivoriaanse economie, groeit gestaag sinds 2012, 8% gemiddeld per jaar, wat het land tot een van de vijf meest dynamische landen ter wereld maakt. In 2017 heeft het meerdere gelijktijdige crisissen te verduren gekregen, waaronder de virtuele halvering van de wereldwijde cacaoprijs, de stijging van de olieprijzen, de sociale onrust en rellen. Dit heeft echter zijn ontwikkeling niet aangetast: sindsdien schommelt de groei rond 7,0 à 7,5% per jaar. Ivoorkust vertoont tekenen van structurele transformatie, zoals blijkt uit de opkomst van de plaatselijke verwerking van grondstoffen en de diversificatie van de export. De privéconsumptie en de investeringen – nog voor het grootste deel van de overheid, maar het privéaandeel neemt toe – leveren de grootste bijdragen tot de groei. De Ivoriaanse economie profiteert overigens nog van de inhaalbeweging na de periode van lage investeringen in de eerste tien jaar van 2000. Dit hielp het infrastructuurtekort terug te dringen. Ten gevolge hiervan beschikt Ivoorkust over zo'n 50% van het wegennet van de UEMOA.
Ivoorkust handhaaft zijn positie van grootste cacaoproducent ter wereld (met meer dan 40% marktaandeel). Het is in enkele jaren tijd zelfs de grootste cashewnotenproducent ter wereld geworden met zo'n 20% van de wereldproductie, maar zijn landbouwsector vertegenwoordigt slechts 22% van het BBP. De secundaire sector, goed voor bijna 23% van het BBP, betreft hoofdzakelijk olieraffinage, energie, voedingsmiddelen en bouwnijverheid. De belangrijkste bedrijfstakken van de tertiaire sector, de grootste sector met circa 55% van het BBP, wordt gedomineerd door telecommunicatie, scheepvaart- en luchtvaarttransport, distributie en financiële activiteiten. De goede prestaties en veerkracht van de Ivoriaanse economie steunen ook op de monetaire stabiliteit die het land geniet als lid van de UEMOA en die tot uiting komt in de lage inflatie (0,8% in 2019 en 1,2% in 2020), onder het UEMOA-plafond van 3%.
In 2020 is de groei door de impact van de covid-19-pandemie teruggevallen tot 1,8 %. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) gaat uit van een sterke opleving van 8,7% vanaf 2021, wat Ivoorkust tot de meest dynamische economie van Afrika bezuiden de Sahara zou maken. Op

In 2020 is de groei door de impact van de covid-19 pandemie teruggevallen tot 1,8%. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) gaat uit van een sterke opleving van 8,7% vanaf 2021.
middellange tot lange termijn zou de groei stevig moeten blijven, zij het in een geleidelijk minder hoog tempo.
De goede economische prestaties kunnen echter niet verhullen dat het land gebukt blijft gaan onder een grote socio-economische en geografische ongelijkheid. Met een levensverwachting die net iets over 57 jaar bedraagt, 4 jaar minder dan het sub-Sahara gemiddelde, staat Ivoorkust 165e van de 189 landen in de meest recente rangschikking van de "United Nations Human Development Programme (UNDP) Human Development Index (HDI)".
Er bestaat een aanzienlijke geografische ongelijkheid tussen Abidjan, de economische en financiële hoofdstad, en de rest van het land: 80% van de economische activiteit van het land is gesitueerd in de stad Abidjan, die nochtans minder

dan een kwart van de Ivoriaanse bevolking telt. Daarnaast blijft de informele economie sterk, met een geschat BBP-aandeel tussen 30 en 40%, en stelt meer dan 90% van de arbeidsbevolking tewerk. Het land moet dan ook werk maken van een meer inclusieve groei.
De begrotingsramingen voor het jaar 2020 zijn onderuitgehaald door de impact van covid-19 op de overheidsuitgaven en de mobilisatie van inkomsten. De overheid heeft voor 2020 en 2021 een reeks maatregelen voor de volksgezondheid en steun aan de economie aangenomen. Voor 2020 werd verwacht dat de combinatie van afnemende binnenlandse inkomsten en toenemende begrotingsuitgaven automatisch zou leiden tot een groter begrotingstekort van 5,2% van het BBP.
De verbetering van het zakenklimaat blijft een absolute voorwaarde voor het handhaven van een gestage groei op middellange tot lange termijn. Sinds 2011 is heel wat vooruitgang geboekt op juridisch (wetten inzake investeringen, mijnbouw, elektriciteit, telecommunicatie…) en op institutioneel gebied (oprichting van een handelsrechtbank en invoering van één loket voor het afhandelen van formaliteiten). In 2018 en vervolgens in 2019 is Ivoorkust respectievelijk 17 en 12 plaatsen opgeklommen in de "Ease of Doing Business Index" rangschikking, waar het nu 110e staat op 190 landen. Er blijven echter nog veel hinderpalen over, in het bijzonder inzake deugdelijk bestuur en de zekerheid rond grondeigendom. De opkomst van een lokale privésector wordt ook afgeremd door het probleem van de toegang tot financiering. Nochtans kan de Ivoriaanse banksector bogen op indicatoren die door de band positief evolueren. De regionale autoriteiten moeten inspanningen doen om de banken te integreren. In Ivoorkust beschikt slechts 22% van de bevolking over een bankrekening, maar iets meer dan 70% heeft toegang tot financiële diensten, elektronische betalingen en microkrediet inbegrepen.
De activiteiten blijven geconcentreerd op dezelfde historische productiesites en -zones, waar er geen ingrijpende wijzigingen hebben plaatsgevonden. Op 31 december 2020 bedroeg het totale beplante bananenareaal 780 hectare, wat ongeveer overeenstemt met vorig boekjaar. Plantations J. Eglin houdt echter haar ambitie voor ogen om de voor bananen beschikbare oppervlakte optimaal te benutten, door de handhaving van de regelmatige herbeplantingscyclus, met inlassing van braakliggingsperiodes om niet alleen het gebruik van pesticiden terug te dringen maar ook de bodem te saneren en de micro-organismen te regenereren. Met een beplanting van in-vitro bananenstekken, gemiddeld om de zeven jaar, waar een jaar van braakligging moet worden bijgeteld, is de huidige strategie dus wel degelijk gericht op het planten van gezond plantmateriaal in een gezonde grond.
Op die manier handhaven of zelfs, verbeteren de plantages, waar Plantations J. Eglin al meerdere decennia op produceert, hun productiviteit, via een duurzame landbouw en bestrijding van parasieten enkel wanneer dat nodig is. Duurzame technieken zoals erosiecontrole en gecontroleerd beheer van bodembedekking zijn ook goede voorbeelden van milieuvriendelijke teelttechnieken.
Sinds enkele jaren veroorzaakt een ziekte van het type Fusarium, doorgaans TR4 – "Tropical Race 4" – genoemd, aanzienlijke en onherstelbare schade in de grote bananenplantages van de tropen. Afrika is daarbij niet gespaard gebleven, maar tot nu toe zijn nog geen sporen van TR4 gevonden in Ivoorkust. Er gelden reeds strikte regels voor de herkomst van plantmateriaal en bepaalde gezondheidsprocedures in Ivoorkust. In de praktijk moeten de leveranciers van plantmateriaal garanderen dat hun weefselkweekplanten "TR4 Free" zijn, en in de kweektuinen werden er desinfectievoetbaden geïnstalleerd. Deze regels

helpen het risico van de verspreiding van deze ziekte inperken.
In 2020 is de mondiale export van bananen voor de Plantations J. Eglin met 5,1% gedaald, van 32 849 ton in 2019 naar 31 158 ton. Deze daling is hoofdzakelijk te wijten aan een globaal lager gewicht van de trossen op het veld, door klimaatveranderingen die een impact hebben gehad op de productiecyclus. Verder werd de uitvoer naar Senegal, meerdere weken opgeschorst, door de sluiting van de grenzen aan het begin van de covid-19-crisis.
Gelukkig heeft covid-19 slechts een beperkte impact gehad op de bananenactiviteiten, omdat Ivoorkust en West-Afrika in het algemeen tot nu toe gespaard zijn gebleven van de pandemie of, in het ergste geval, er in beperkte mate door getroffen werden. Er wordt wel vastgesteld dat het beheer van de activiteiten en de logistiek voor bederfelijke producten zoals bananen complexer zijn geworden, met relatief zware fytosanitaire en administratieve procedures.
Aan het begin van het jaar werden bepaalde verbeteringen van problematische situaties met succes doorgevoerd. Meer bepaald was er de vermindering van het afval in de verpakkingsstations, vanzelfsprekend met behoud van een exportkwaliteit die beantwoordt aan de eisen van de markt en de klanten. Momenteel wordt het afvalpercentage perfect beheerst, maar er is nog werk aan de kwaliteitsgarantie, wat niet altijd even eenvoudig is met een gevoelig product zoals bananen.
Aan het einde van het jaar heeft Plantations J. Eglin, zoals verwacht, de Fairtrade-certificatie ontvangen voor de productiesites van Azaguié en Agboville. Zij sluiten zich hiermee aan bij Motobé die de eerste site was die het Fairtrade-label kreeg, in 2019. Het gevolg is dat alle geproduceerde bananen zich nu Fairtrade mogen noemen, wat ruimere kansen voor commerciële ontwikkeling biedt.
| PLANTAGES | BEPLANT AREAAL | PRODUCTIE 2019 | PRODUCTIE 2020 | RENDEMENT 2020 |
|---|---|---|---|---|
| (HA) | (TON) | (TON) | TON/HA | |
| AZAGUIÉ 1 | 138 | 4 976 | 5 152 | 37,3 |
| AZAGUIÉ 2 | 197 | 9 928 | 8 447 | 42,8 |
| AGBOVILLE | 228 | 8 836 | 8 988 | 39,4 |
| MOTOBÉ | 216 | 9 109 | 8 571 | 39,6 |
| TOTAAL | 780 | 32 849 | 31 158 | 39,9 |
Azaguié is de zone met de grootste grondeigendom, waar zich ook grote bananenarealen situeren. In totaal strekt Azaguié zich uit over 335 beplante hectare, verdeeld over Azaguié 1: 138 hectare en Azaguié 2: 197 hectare. Nog in Azaguié is ook de horticultuuractiviteit gevestigd, net als de centrale kantoren en het algemene en financiële management van de vennootschap Plantations J. Eglin.
In de twee sectoren van Azaguié 1 en 2 wordt de soort "Grande Naine" gecultiveerd, een veeleisende soort die een bevredigende kwaliteit en opbrengst oplevert. Op beide sites werd de irrigatie geïntegreerd, met een sterk presterend primair ondergronds en secundair bovengronds netwerk, uitgerust met pompstations die 100% elektrisch werken. Het sproeiwater is afkomstig uit aangelegde opvangbekkens, die worden gevoed met afvloeiwater van de heuvels tijdens het regenseizoen.
De twee sectoren beschikken elk over een verpakkingsstation, waarvan de dagelijkse capaciteit in overeenstemming is met de betrokken oppervlakte. Landbouwtractoren met aanhangwagens worden gebruikt om bananentrossen op horizontale trays te oogsten en te transporteren.
Azaguié 1 heeft 5 152 ton geëxporteerd, tegen 4 976 ton vorig jaar, een stijging van 3%. Dat wijst op een identieke opbrengst, gelet op het iets grotere areaal dan vorig jaar. De strategie van grondoptimalisering wordt voortgezet in deze sector, waar het relatief eenvoudig zou zijn om het potentieel op te voeren, zonder daarmee de capaciteit van het verpakkingsstation te overschrijden.
In deze zone werden een serie tests uitgevoerd voor de fytosanitaire behandeling van de plantages. Deze site gebruikt drones die op lage hoogte vliegen, om de afdrijving van het product tegen "Black Sigatoka", tijdens het besproeien van de bananenplantages vanuit de lucht via helikopter te beperken. De tests hebben uitgewezen dat drones kunnen zorgen voor een prefecte sproeikwaliteit. Het moet echter nog nagegaan worden of deze methode ook op grotere schaal kan worden toegepast.
Azaguié 2 exporteerde 8 447 ton, tegen 9 928 ton vorig jaar, een daling van 15%. Die volumedaling ging vergezeld van een afname van de beplante oppervlakte (-3%) door de start van onze braakleggingsprogramma's op het einde van de eerste zes jaar van cultivatie op deze site. Deze braaklegging houdt in dat, na het opruimen van het perceel, het gedurende een jaar met rust wordt gelaten na het te hebben beplant met bodembedekkende planten die geen drager zijn van nematoden (parasieten van de bananenplant) en die de bodem verrijken met humus. Op dit moment en voor de komende jaren vat Azaguié 2 een cyclus aan van normale teeltvernieuwing, braakligging en beplanting zoals de andere bananenproductiesectoren van de Plantations J. Eglin. Het bedrijf overweegt om binnenkort te experimenteren met een teeltafwisseling tussen bananen en ananasbloemen, die reeds worden geteeld in de aanliggende tuinbouwsector. De braakliggende


gronden zouden kunnen gebruikt worden voor de teelt van ananasbloemen, met behoud van het netwerk voor de irrigatie van de bananen, dat zo zou worden geoptimaliseerd. Het project zal verder opgevolgd worden.
Agboville handhaaft een relatief goede productie en opbrengst, met een goed gestructureerde vernieuwing van de minder productieve percelen. Het is dus een degelijk gevestigde site, met stabiele prestaties. De volledige teelt gebeurt met de soort "Grande Naine", en het hele areaal is uitgerust met een weliswaar complex (door zijn uitgestrektheid) maar prima presterend irrigatienetwerk. Het unieke centrale irrigatiestation, dat volledig elektrisch werkt, wordt voorzien van water van de stuwdam en van de Gorké-rivier die door de plantage loopt. Het verpakkingsstation, dat ook centraal in de plantage is gelegen, vangt de vruchten op, die deels worden aangevoerd met

NEERSLAG MOTOBÉ (IN MM)
tractoren en speciaal daarvoor ontworpen opleggers en deels via de "cableway". De "cableway" werkt eenvoudiger en efficiënter, maar vereist een perfect vlak terrein, wat niet overal in Agboville het geval is. Op dit moment wordt zo'n 30% van het areaal geoogst via de "cableway".
Agboville exporteerde 8 988 ton, tegen 8 836 ton vorig jaar, een stijging van 2%. De opbrengst is dus licht toegenomen. Nochtans moeten er nog enkele technische optimalisaties doorgevoerd worden, zoals een herverdichting (verhoging van het aantal bomen per hectare, dat op natuurlijke wijze jaar na jaar afneemt) van het areaal om meer trossen te produceren per beplante hectare.
Motobé is de meest 'ongecompliceerde en homogene site. Het terrein is volledig vlak terrein en dus makkelijk te beheren. Maar, er is ook een beperkende factor: de drainage. De afvoer van overtollig water tijdens het regenseizoen is van cruciaal belang, en het netwerk van afvoerkanalen en collectoren vereist een permanent onderhoud. Dat is dan ook de reden waarom op deze site de soort "William" wordt geplant, die in dat opzicht sterker is dan de "Grande Naine". Het grote voordeel van Motobé blijft de "cableway", die al bijna 30 jaar geleden werd geïnstalleerd. Hierdoor kunnen de medewerkers in de plantage de geoogste vruchten makkelijk naar het station transporteren, bij lage onderhouds- en werkingskosten.
Het irrigatienetwerk is vergelijkbaar met dat van de andere sites, met dit verschil dat het water wordt geput uit de Comoé-stroom die langs de plantage loopt. De weg die wordt gebruikt voor het transport van de vruchten met "reefer"-containers, van het verpakkingsstation naar de haven van Abidjan, vereist een permanent onderhoud waarbij nieuw laterietgrind wordt aangebracht om overstromingszones te verhogen.
Motobé heeft 8 571 ton geëxporteerd, tegen 9 109 ton vorig jaar, een daling van 6%. Die daling is hoofdzakelijk toe te schrijven aan een cyclusverschuiving, doordat de productie op het midden van het jaar werd gericht, terwijl dat gewoonlijk op het begin van het jaar was. Die seizoensverschuiving maakt dat het gewicht van de trossen en dus ook het geëxporteerde gewicht lager uitvielen dan verwacht.
De horticultuuractiviteit grenst aan de site Azaguié 2. Er worden al vele jaren op 32 hectare ananasbloemen geteeld, naast siergroen (variëteiten van Dracaena en Cordylines) op 6 hectare. De lotusbloemen worden nog steeds gekweekt op het stuwmeer van de site van Agboville.
De werking werd grondig overhoop gehaald door de covid-19-crisis, met periodes zonder enige mogelijkheid van luchtvracht, naast lockdownperiodes van wisselende duur waarin klanten - de invoerders, groothandelaren en bloemisten -hun activiteit moesten stilleggen. Dat komt neer op negen weken waarin de productie niet werd geoogst, geëxporteerd en verkocht in normale omstandigheden. Tegen alle verwachtingen in, is er echter wel een exponentiële vraag naar tropisch bladgroen geweest vanaf de zomer, waardoor globaal gesproken de tekorten in ananasbloemen en lotussen gecompenseerd werden met siergroen.

In 2020 bedroeg de geëxporteerde hoeveelheid ananasbloemen 345 299 stuks, een daling van 24% ten opzichte van 2019. De trend was nog negatiever voor de lotus, 38% minder dan vorig jaar. Gelukkig kreeg de export van sierbladeren, een 'boost', goed voor een uitvoer van 1 736 100 stuks, een stijging van 31% in vergelijking met 2019.
Op een geconsolideerde basis, werkt de horticultuursector, dankzij de teeltdiversificatie, goed. Het is een stabiele activiteit die een positieve bijdrage aan de vennootschap levert.
| SIERPLANTEN (STUKS) | ANANASBLOEMEN | SIERBLADEREN | LOTUS | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
|
| Azaguié 2 | 478 409 | 356 409 | -25,5% | 1 322 758 | 1 736 100 | 31,2% | 128 520 | 80 610 | -37,3% |
| BANANEN | AZAGUIÉ 1 | AZAGUIÉ 2 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CAPACITEIT (TON/DAG) | 30 | 40 | |||||
| Volumes per bestemming (in TON) | 2019 | 2020 | Verschil (%) |
2019 | 2020 | Verschil (%) |
|
| EU | 4 063 | 4 444 | +9,4% | 7 505 | 7 075 | -5,7% | |
| REGIONAAL | 913 | 709 | -22,4% | 2 422 | 1 372 | -43,4% | |
| LOKAAL | 522 | 365 | -30,0% | 1 190 | 701 | -41,1% | |
| TOTAAL | 5 498 | 5 518 | +0,4% | 11 117 | 9 148 | -17,7% |
De vier verpakkingsstations voor bananen werken volgens dezelfde verpakkings- en kwaliteitsstandaard, zoals vastgelegd in het lastenboek van de Groep en/of die van de klanten. De producten voor de Europese markt worden verpakt in standaard kartonnen dozen of plastic bakken met statiegeld, van het type IFCO, met bananentrossen die ook met een lint of in zakjes kunnen worden verpakt volgens de wensen van de grootdistributie. Alle partijen worden systematisch geïdentificeerd en op paletten geladen in de verpakkingsstations, alvorens in de koelcontainers te worden geladen.
De bananen die worden geëxporteerd naar de regionale markt, Senegal of Mauritanië, worden verpakt in hetzelfde type standaard kartonnen doos, met een gemiddeld nettogewicht van 18,5 kg, en rechtstreeks in bulk in de koelcontainers geladen.
Voor de producten die worden geëxporteerd naar Europa of de andere delen van West-Afrika, start de koudeketen al in het verpakkingsstation en wordt de maximale termijn 'cut to cool' tot 24 uur beperkt.
De vruchten van lagere visuele kwaliteit zijn bestemd voor de lokale markt. Zij worden vervoerd in stevige houten bakken. De sector streeft tegenwoordig naar een verbetering van de esthetiek en de verpakkingswijze van de vruchten voor de lokale markt, die echter nog steeds minder winstgevend is.
Aan het einde van het jaar heeft een nieuwe "general manager", Jean-Pierre Charbon, het roer overgenomen van Olivier Bierny, die met pensioen is gegaan. Jean-Pierre Charbon beschikt over de gewenste ervaring en heeft een goede kennis van het land en het product. Hij zal zich focussen op de voortzetting en optimalisering van de winstmarges van het productieapparaat van het bedrijf. Het managementteam, dat op de site van Azaguié werkt, bevindt zich in de buurt van de productie, maar ook heel dicht bij Abidjan, de economische hoofdstad die een aanzienlijke stedelijke ontwikkeling kent.
Het totale personeelsbestand van Plantations J. Eglin bedroeg 1 413 personen op 31 december 2020, waarvan bijna 80% op de velden werkt.
| AGBOVILLE | MOTOBÉ | TOTAAL | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 40 | 40 | 150 | ||||||
| 2019 | 2020 | Verschil | 2019 | 2020 | Verschil | 2019 | 2020 | Verschil |
| (%) | (%) | (%) | ||||||
| 7 649 | 8 055 | +5,3% | 7 806 | 7 565 | -3,1% | 27 023 | 27 138 | +0,4% |
| 1 187 | 933 | -21,4% | 1 303 | 1 006 | -22,8% | 5 825 | 4 019 | -31,0% |
| 640 | 872 | +36,2% | 610 | 655 | +7,4% | 2 962 | 2 594 | -12,4% |
| 9 476 | 9 860 | 4,0% | 9 719 | 9 226 | -5,1% | 35 810 | 33 752 | -5,7% |
Het programma voor medefinanciering van de Europese Unie via de BMB – Begeleidende Maatregelen voor de Bananensector (BAM – "Banana Accompanying Measures") is voltooid en afgesloten met de verbetering van de levensomstandigheden van de werknemers van de Groep en hun gezinnen. Een kleuterschool met drie klassen, 180 volledig uitgeruste woningen, 491 verbeterde houtovens voor de keukens en drie voedingswarenwinkels zijn de belangrijkste realisaties die voor 59% werden gefinancierd door de Europese Unie. Met het oog op een permanente verbetering van de levensomstandigheden van de medewerkers worden deze initiatieven met eigen middelen voortgezet. Momenteel wordt de nadruk gelegd op hygiëne, met onder meer de recycling van huishoudafval, en de verfraaiing van de dorpen, met bijvoorbeeld speelzones voor de kinderen.
Het programma voor herbebossing en valorisatie van het bosbestand is in 2020 niet geëvolueerd, en gelet op de leeftijd van bepaalde Gmelina-percelen is het moment gekomen om bepaalde zones uit te dunnen. Die fase, die zal gefinancierd worden met de verkoop van het hout, zal de overblijvende bomen ook de kans bieden om zich beter te ontwikkelen, om tot een 'matuur' bos te komen. Vooral bij Azaguié zal het herbebossingsprogramma voortgezet worden in bepaalde zones die niet kunnen worden omgeschakeld naar de productie van bananen. Dit programma zou kunnen uitgevoerd worden in samenwerking met een organisatie die gespecialiseerd is in de valorisatie van houtsoorten; momenteel loopt er een technisch-economische studie.
De drie productiesites beschikken elk over een eigen medisch centrum, dat wordt geleid door een geneesheer-directeur, die deel uitmaakt van het kaderpersoneel van het bedrijf. Deze centra zijn uitgerust voor het toedienen van EHBO en medische basiszorg. Dankzij het Fairtrade-fonds dat de opbrengst van de verkoop verbetert, gaat Plantations J. Eglin overgaan tot de vervanging van de ziekenwagens voor het vervoer van gevallen die in een regionaal ziekenhuis moeten worden behandeld.
De voedingswarenwinkels die in de meest geïsoleerde sites zijn ingeplant, werken prima onder het beheer van het dorp: het model dat is ingevoerd en aanvankelijk werd opgevolgd door de HR-teams van het bedrijf oogt veelbelovend en zal ongetwijfeld nog worden uitgebreid.

De Groep wordt historisch op strategisch, finan cieel en commercieel gebied aangestuurd vanuit SIPEF in België. De jongste jaren is hier een rui mere omkadering voor informatica- en juridische aangelegenheden bijgekomen. Hierdoor werd het personeelsbestand in België (momenteel zo'n 25 werknemers) de laatste jaren uitgebreid met een kern IT-team van vier mensen en een legal counsel.
Jabelmalux SA is de Luxemburgse moederon derneming van de meest recente oliepalmuit breidingen in Noord-Sumatra (PT Umbul Mas Wisesa, PT Toton Usaha Mandiri en PT Citra Sawit Mandiri) en van één van de uitbreidingen in de Musi Rawas regio in Zuid-Sumatra (PT Agro Muara Rupit).
Na het succesvolle openbaar aankoopbod dat werd uitgebracht in 2011, verdween de onder neming van de Luxemburgse beurs. Het initieel aanbod werd daarna nog verder gezet. Per eind 2020 controleerde de SIPEF-groep 99,9% van de onderneming. SIPEF heeft de intentie om, in de toekomst, de ontbrekende aandelen, die nog in het publiek zijn, alsnog te verwerven.
| GEPRODUCEERDE VERSE VRUCHTENTROSSEN | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| EIGEN | |||
| INDONESIË | 950 853 | 922 265 | 3,10% |
| Tolan Tiga groep | 298 757 | 312 216 | -4,31% |
| Umbul Mas Wisesa groep | 206 984 | 199 535 | 3,73% |
| Agro Muko groep | 362 545 | 341 576 | 6,14% |
| South Sumatra groep | 82 567 | 68 938 | 19,77% |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 269 616 | 255 515 | 5,52% |
| Hargy Oil Palms Ltd | 269 616 | 255 515 | 5,52% |
| TOTAAL EIGEN | 1 220 469 | 1 177 780 | 3,62% |
| DERDEN | |||
| INDONESIË | 28 652 | 22 016 | 30,14% |
| Tolan Tiga groep | 2 408 | 637 | 278,29% |
| Umbul Mas Wisesa groep | 1 925 | 650 | 196,10% |
| Agro Muko groep | 16 386 | 15 673 | 4,55% |
| South Sumatra groep | 7 933 | 5 056 | 56,90% |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 209 791 | 184 875 | 13,48% |
| Hargy Oil Palms Ltd | 209 791 | 184 875 | 13,48% |
| TOTAAL DERDEN | 238 443 | 206 891 | 15,25% |
| TOTAAL GEPRODUCEERDE VERSE VRUCHTENTROSSEN | 1 458 912 | 1 384 671 | 5,36% |
| VERKOCHTE VERSE VRUCHTENTROSSEN | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| INDONESIË | 52 969 | 41 514 | 27,59% |
| Tolan Tiga groep | 2 | 2 | 0,00% |
| Umbul Mas Wisesa groep | 42 095 | 39 152 | 7,52% |
| Agro Muko groep | 1 875 | 2 360 | -20,53% |
| South Sumatra groep | 8 996 | 0 | - |
| TOTAAL VERKOCHTE VERSE VRUCHTENTROSSEN | 52 969 | 41 514 | 27,59% |
| VERWERKTE VERSE VRUCHTENTROSSEN | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| INDONESIË | 926 536 | 902 767 | 2,63% |
| Tolan Tiga groep | 301 163 | 312 850 | -3,74% |
| Umbul Mas Wisesa groep | 166 814 | 161 033 | 3,59% |
| Agro Muko groep | 377 056 | 354 889 | 6,25% |
| South Sumatra groep | 81 504 | 73 994 | 10,15% |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 479 407 | 440 390 | 8,86% |
| Hargy Oil Palms Ltd | 479 407 | 440 390 | 8,86% |
| TOTAAL VERWERKTE VERSE VRUCHTENTROSSEN | 1 405 943 | 1 343 157 | 4,67% |
| OLIE-EXTRACTIERATIO | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| INDONESIË | 22,8% | 23,2% | -1,88% |
| Tolan Tiga groep | 22,5% | 22,6% | -0,21% |
| Umbul Mas Wisesa groep | 23,1% | 23,7% | -2,70% |
| Agro Muko groep | 23,1% | 24,1% | -4,04% |
| South Sumatra groep | 21,5% | 20,6% | 4,42% |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 24,6% | 23,4% | 5,52% |
| Hargy Oil Palms Ltd | 24,6% | 23,4% | 5,52% |
| TOTAAL OLIE-EXTRACTIERATIO | 23,4% | 23,3% | 0,66% |
| PALMOLIE | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| EIGEN | |||
| INDONESIË | 205 040 | 204 812 | 0,11% |
| Tolan Tiga groep | 67 310 | 70 489 | -4,51% |
| Umbul Mas Wisesa groep | 38 413 | 38 089 | 0,85% |
| Agro Muko groep | 83 545 | 82 007 | 1,88% |
| South Sumatra groep | 15 772 | 14 227 | 10,86% |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 66 432 | 59 829 | 11,04% |
| Hargy Oil Palms Ltd | 66 432 | 59 829 | 11,04% |
| TOTAAL EIGEN | 271 472 | 264 641 | 2,58% |
| DERDEN | |||
| INDONESIË | 6 121 | 4 865 | 25,82% |
| Tolan Tiga groep | 549 | 150 | 266,00% |
| Umbul Mas Wisesa groep | 132 | 151 | -12,58% |
| Agro Muko groep | 3 671 | 3 541 | 3,67% |
| South Sumatra groep | 1 769 | 1 023 | 72,92% |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 51 691 | 43 008 | 20,19% |
| Hargy Oil Palms Ltd | 51 691 | 43 008 | 20,19% |
| TOTAAL DERDEN | 57 812 | 47 873 | 20,76% |
| TOTAAL PALMOLIE | 329 284 | 312 514 | 5,37% |
| PALMPITTEN | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING | |
|---|---|---|---|---|
| EIGEN | ||||
| INDONESIË | 42 867 | 42 288 | 1,37% | |
| Tolan Tiga groep | 16 255 | 17 064 | -4,74% | |
| Umbul Mas Wisesa groep | 6 754 | 6 024 | 12,12% | |
| Agro Muko groep | 17 036 | 16 390 | 3,94% | |
| South Sumatra groep | 2 822 | 2 810 | 0,43% | |
| TOTAAL EIGEN | 42 867 | 42 288 | 1,37% | |
| DERDEN | ||||
| INDONESIË | 1 161 | 938 | 23,82% | |
| Tolan Tiga groep | 113 | 31 | 264,52% | |
| Umbul Mas Wisesa groep | 22 | 23 | -2,61% | |
| Agro Muko groep | 720 | 688 | 4,65% | |
| South Sumatra groep | 306 | 196 | 56,12% | |
| TOTAAL DERDEN | 1 161 | 938 | 23,82% | |
| TOTAAL PALMPITTEN | 44 028 | 43 226 | 1,86% |
| PALMPITOLIE | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 9 397 | 8 665 | 8,44% |
| Hargy Oil Palms Ltd - eigen | 5 294 | 5 064 | 4,55% |
| Hargy Oil Palms Ltd - derden | 4 102 | 3 601 | 13,92% |
| TOTAAL PALMPITOLIE | 9 397 | 8 665 | 8,44% |
| RUBBER | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING | |
|---|---|---|---|---|
| EIGEN | ||||
| INDONESIË | 5 300 | 5 495 | -3,55% | |
| Tolan Tiga groep | 918 | 972 | -5,51% | |
| Melania | 2 695 | 2 379 | 13,28% | |
| Agro Muko | 1 686 | 2 144 | -21,34% | |
| TOTAAL EIGEN | 5 300 | 5 495 | -3,55% | |
| DERDEN | ||||
| INDONESIË | 711 | 831 | -14,44% | |
| Tolan Tiga groep | 711 | 831 | -14,44% | |
| TOTAAL DERDEN | 711 | 831 | -14,44% | |
| TOTAAL RUBBER | 6 011 | 6 326 | -4,98% |
| THEE | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| INDONESIË | 2 762 | 2 331 | 18,49% |
| Melania - eigen | 2 664 | 2 331 | 14,29% |
| Melania - derden | 98 | 0 | |
| TOTAAL THEE | 2 762 | 2 331 | 18,49% |
| BANANEN | YTD 2020 | YTD 2019 | % WIJZIGING |
|---|---|---|---|
| IVOORKUST | 31 158 | 32 849 | -5,15% |
| Azaguié 1 | 5 152 | 4 976 | 3,53% |
| Azaguié 2 | 8 447 | 9 928 | -14,91% |
| Agboville | 8 988 | 8 836 | 1,72% |
| Motobé | 8 571 | 9 109 | -5,91% |
| TOTAAL BANANEN | 31 158 | 32 849 | -5,15% |
Totale beplante oppervlakten van de geconsolideerde ondernemingen exclusief PT Timbang Deli.
| 2020 | 2019 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| MATUUR | IMMATUUR | BEPLANT | MATUUR | IMMATUUR | BEPLANT | |
| OLIEPALMEN | 63 489 | 12 984 | 76 473 | 59 531 | 14 446 | 73 977 |
| INDONESIË | 50 745 | 12 040 | 62 785 | 47 241 | 13 029 | 60 270 |
| Tolan Tiga groep | 12 383 | 581 | 12 963 | 12 562 | 1 000 | 13 562 |
| Umbul Mas Wisesa groep | 9 938 | 6 | 9 944 | 9 876 | 52 | 9 928 |
| Agro Muko groep | 18 891 | 2 196 | 21 087 | 16 471 | 3 260 | 19 731 |
| South Sumatra groep | 9 532 | 9 258 | 18 790 | 8 331 | 8 716 | 17 048 |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 12 744 | 944 | 13 689 | 12 290 | 1 417 | 13 707 |
| Hargy Oil Palms Ltd | 12 744 | 944 | 13 689 | 12 290 | 1 417 | 13 707 |
| RUBBER | 4 142 | 674 | 4 816 | 4 269 | 1 384 | 5 653 |
| INDONESIË | 4 142 | 674 | 4 816 | 4 269 | 1 384 | 5 653 |
| Tolan Tiga groep | 2 778 | 674 | 3 452 | 2 813 | 1 097 | 3 910 |
| Agro Muko groep | 1 363 | 0 | 1 363 | 1 455 | 287 | 1 743 |
| THEE | 1 744 | 43 | 1 786 | 1 735 | 33 | 1 768 |
| INDONESIË | 1 744 | 43 | 1 786 | 1 735 | 33 | 1 768 |
| Tolan Tiga groep | 1 744 | 43 | 1 786 | 1 735 | 33 | 1 768 |
| BANANEN | 780 | 0 | 780 | 796 | 0 | 796 |
| IVOORKUST | 780 | 0 | 780 | 796 | 0 | 796 |
| Plantations J. Eglin SA | 780 | 0 | 780 | 796 | 0 | 796 |
| ANANASBLOEMEN | 30 | 8 | 38 | 21 | 9 | 31 |
| IVOORKUST | 30 | 8 | 38 | 21 | 9 | 31 |
| Plantations J. Eglin SA | 30 | 8 | 38 | 21 | 9 | 31 |
| TOTAAL | 70 184 | 13 709 | 83 893 | 66 352 | 15 873 | 82 225 |
* = effectief beplante oppervlakten
Totale beplante oppervlakten van de geconsolideerde ondernemingen (deel van de Groep) exclusief PT Timbang Deli.
| TOTAAL | BELANGEN - % | DEEL VAN DE GROEP | |
|---|---|---|---|
| OLIEPALMEN | 76 473 | 93,01% | 71 130 |
| INDONESIË | 62 785 | 91,49% | 57 442 |
| Tolan Tiga groep | 12 963 | 86,95% | 11 272 |
| PT Tolan Tiga | 7 827 | 95,00% | 7 436 |
| PT Eastern Sumatra | 2 921 | 90,25% | 2 636 |
| PT Kerasaan | 2 215 | 54,15% | 1 199 |
| Umbul Mas Wisesa groep | 9 944 | 94,90% | 9 437 |
| PT Umbul Mas Wisesa | 7 063 | 94,90% | 6 703 |
| PT Toton Usaha Mandiri | 1 135 | 94,90% | 1 077 |
| PT Citra Sawit Mandiri | 1 746 | 94,90% | 1 657 |
| Agro Muko groep | 21 087 | 89,57% | 18 888 |
| PT Agro Muko | 17 921 | 90,25% | 16 173 |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 3 166 | 85,74% | 2 715 |
| South Sumatra groep | 18 790 | 94,97% | 17 845 |
| PT Agro Kati Lama | 3 989 | 95,00% | 3 790 |
| PT Agro Muara Rupit | 5 459 | 94,90% | 5 181 |
| PT Agro Rawas Ulu | 2 452 | 95,00% | 2 329 |
| PT Dendymarker Indah Lestari | 6 890 | 95,00% | 6 545 |
| PAPOEA-NIEUW-GUINEA | 13 689 | 100,00% | 13 689 |
| Hargy Oil Palms Ltd | 13 689 | 100,00% | 13 689 |
| RUBBER | 4 816 | 90,25% | 4 346 |
| INDONESIË | 4 816 | 90,25% | 4 346 |
| Tolan Tiga groep | 3 452 | 90,25% | 3 116 |
| PT Bandar Sumatra | 767 | 90,25% | 693 |
| PT Melania | 2 685 | 90,25% | 2 423 |
| Agro Muko groep | 1 363 | 90,25% | 1 230 |
| PT Agro Muko | 1 363 | 90,25% | 1 230 |
| THEE | 1 786 | 90,25% | 1 612 |
| INDONESIË | 1 786 | 90,25% | 1 612 |
| Tolan Tiga groep | 1 786 | 90,25% | 1 612 |
| PT Melania | 1 786 | 90,25% | 1 612 |
* = effectief beplante oppervlakten
| TOTAAL | BELANGEN - % | DEEL VAN DE GROEP | |
|---|---|---|---|
| BANANEN | 780 | 100,00% | 780 |
| IVOORKUST | |||
| Plantations J. Eglin SA | 780 | 100,00% | 780 |
| ANANASBLOEMEN | 38 | 100,00% | 38 |
| IVOORKUST | |||
| Plantations J. Eglin SA | 38 | 100,00% | 38 |
| TOTAAL | 83 893 | 92,86% | 77 907 |
| OLIEPALMEN | RUBBERBOMEN | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| JAAR | Tolan Tiga groep |
Umbul Mas Wisesa groep |
Agro Muko groep |
South Sumatra groep |
Hargy Oil Palms |
TOTAAL | Tolan Tiga groep |
Agro Muko groep |
TOTAAL |
| 2020 | 0 | 0 | 118 | 3 248 | 63 | 3 429 | 0 | 0 | 0 |
| 2019 | 278 | 0 | 1 528 | 3 250 | 335 | 5 391 | 0 | 0 | 0 |
| 2018 | 303 | 6 | 1 080 | 2 759 | 547 | 4 695 | 97 | 0 | 97 |
| 2017 | 399 | 45 | 1 047 | 2 663 | 596 | 4 750 | 163 | 0 | 163 |
| 2016 | 328 | 175 | 397 | 2 492 | 219 | 3 611 | 217 | 0 | 217 |
| 2015 | 679 | 69 | 1 027 | 1 220 | 741 | 3 734 | 197 | 0 | 197 |
| 2014 | 709 | 0 | 977 | 706 | 1 386 | 3 779 | 132 | 75 | 207 |
| 2013 | 434 | 0 | 1 242 | 668 | 955 | 3 300 | 207 | 198 | 405 |
| 2012 | 746 | 202 | 1 504 | 117 | 1 625 | 4 194 | 142 | 197 | 339 |
| 2011 | 754 | 755 | 26 | 0 | 811 | 2 346 | 147 | 100 | 246 |
| 2010 | 625 | 1 529 | 387 | 0 | 615 | 3 157 | 140 | 150 | 289 |
| 2009 | 103 | 1 658 | 581 | 0 | 294 | 2 635 | 43 | 62 | 105 |
| 2008 | 397 | 1 959 | 332 | 0 | 239 | 2 926 | 108 | 117 | 224 |
| 2007 | 319 | 2 152 | 578 | 0 | 1 563 | 4 612 | 164 | 173 | 337 |
| 2006 | 619 | 367 | 1 097 | 0 | 928 | 3 011 | 143 | 188 | 331 |
| 2005 | 652 | 1 004 | 557 | 0 | 176 | 2 389 | 217 | 0 | 217 |
| 2004 | 133 | 0 | 781 | 0 | 159 | 1 073 | 172 | 0 | 172 |
| 2003 | 897 | 0 | 120 | 0 | 148 | 1 165 | 218 | 0 | 218 |
| 2002 | 470 | 0 | 102 | 0 | 330 | 901 | 152 | 0 | 152 |
| 2001 | 481 | 0 | 585 | 0 | 930 | 1 996 | 92 | 0 | 92 |
| 2000 | 302 | 0 | 1 129 | 532 | 312 | 2 275 | 197 | 78 | 275 |
| 1999 | 370 | 0 | 1 858 | 370 | 431 | 3 029 | 116 | 0 | 116 |
| 1998 | 467 | 0 | 2 135 | 734 | 160 | 3 496 | 158 | 0 | 158 |
| 1997 | 752 | 0 | 242 | 30 | 126 | 1 151 | 89 | 27 | 116 |
| 1996 | 793 | 0 | 163 | 0 | 0 | 956 | 78 | 0 | 78 |
| Voor 1996 | 955 | 24 | 1 494 | 0 | 0 | 2 473 | 63 | 0 | 63 |
| 12 963 | 9 944 | 21 087 | 18 790 | 13 689 | 76 473 | 3 452 | 1 363 | 4 816 | |
| Gemiddelde leeftijd |
13,95 | 11,61 | 12,74 | 4,15 | 10,35 | 10,26 | 12,77 | 10,97 | 12,26 |
In november 2020 heeft het auditcomité de verschillende risico's waarmee de Groep wordt geconfronteerd opnieuw geanalyseerd.
Tijdens deze oefening heeft het comité 76 risico's geïdentificeerd en geclassificeerd (algemeen, product, operationeel, werknemers, financieel, commercieel, juridisch, politiek). Het auditcomité heeft een aantal nieuwe risico's toegevoegd ten opzichte van deze die bepaald werden in 2019, naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2020. Aldus werd de lijst uitgebreid met onder meer risico's met betrekking tot de reputatie van de Vennootschap vanwege stakeholdersactivisme, pandemie, geopolitieke onrust, cyberbeveiliging en ransomware, en terughoudendheid van de banken of investeerders om te investeren in SIPEF.
Vervolgens werden al deze risico's geëvalueerd op basis van de waarschijnlijkheid van hun voorkomen en hun mogelijke impact voor de Vennootschap en werden ze in kaart gebracht. Hierna worden enkel de specifieke risico's vermeld, die op basis van die analyse zeker, bijna zeker of waarschijnlijk zullen voorkomen in de SIPEF-groep en die in belangrijke mate of op middelmatige wijze de financiële situatie, de bedrijfsresultaten of de liquiditeit van de Groep negatief zouden kunnen beïnvloeden en leiden tot bijzondere waardeverminderingen op activa.

| Risico's | Zeker | Bijna zeker |
Waar schijnlijk |
|---|---|---|---|
| Risico's verbonden aan de spreiding van de activiteiten over een beperkt aantal landen en aan de beperkte diversificatie in producten |
Hoog | ||
| Risico's in verband met expansie | Hoog | ||
| Afhankelijkheid van een beperkt aantal belangrijke klanten | Hoog | ||
| Risico's verbonden met de eigendomsrechten en gebruiksrechten van gronden |
Hoog | ||
| Risico op natuurrampen (plantages - fabrieken) | Hoog | ||
| Risico van de stijgende grondstoffengerelateerde inputkosten | Gemiddeld | ||
| Risico's om voldoende personeel te vinden in afgelegen gebieden | Gemiddeld | ||
| Risico van loonstijging | Gemiddeld | ||
| Klimatologische risico's | Gemiddeld | ||
| Risico van onverwachte daling van de toekomstige korte termijn marges | Gemiddeld | ||
| Risico in verband met de Europese aandacht voor duurzaamheid en de verhoogde RSPO-beperkingen |
Gemiddeld |
Mogelijkheid
Impact
De Groep produceert palmproducten, natuurlijk rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. Het zwaartepunt van zijn activiteiten ligt bij het telen van palmproducten in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea die ongeveer 92% van de totale omzet uitmaken. Indien er dus problemen optreden van welke aard ook, in Indonesië en in mindere mate in Papoea-Nieuw-Guinea of Ivoorkust, die het telen of produceren van deze producten belemmeren, zou dit een belangrijke negatieve impact kunnen hebben op de resultaten en de financiële situatie van de Groep.
De expansiestrategie van de Groep bestaat, onder meer, uit expansie door organische groei via de verwerving van extra beplantbare percelen die in aanmerking komen voor RSPO-certificering. Er is geen zekerheid dat de Groep voldoende en voor agronomisch gebruik geschikte gronden die passen in zijn duurzaamheidspolitiek kan verwerven aan economisch verantwoorde voorwaarden. De verwerving van deze gebieden, in eigendom of via concessieovereenkomsten, is des te moeilijker vanwege de beperkte beschikbaarheid van landbouwgrond en de hevige concurrentie van andere plantagebedrijven. De beperkte beschikbaarheid van grond voor toekomstige expansie zou een ongunstige invloed kunnen hebben op de groeistrategie van de Groep.
De uitvoering van overnames of desinvesteringen en het aangaan van strategische allianties en joint ventures zijn een integraal onderdeel van de groeistrategie van de Groep. Er is echter geen zekerheid dat enige van deze transacties zullen worden gerealiseerd of gunstig zullen zijn voor de Groep. Naar aanleiding van één van deze verrichtingen kan de Groep bijvoorbeeld worden geconfronteerd met moeilijkheden om nieuwe bedrijven in andere landen efficiënt in zijn bestaande activiteiten te integreren. Ondanks een due diligence kunnen er nog steeds onvoorziene juridische, reglementaire, contractuele, arbeidsgerelateerde of andere problemen optreden die de integratievoordelen, kwaliteitsniveaus en kostenbesparingen die voor de betreffende verrichting werden geïdentificeerd in de weg staan.
SIPEF verkoopt ongeveer 96% van haar palmolie, palmpitolie en palmpitten in gecertificeerde fysische goederenstromen van de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC) voor respectievelijk gebruik in de voedingssector of voor de productie van groene energie. Zij richt zich tot een beperkt aantal klanten met wie ze een langetermijnrelatie heeft opgebouwd en die bereid zijn een premie te betalen in ruil voor de kwaliteitscertificering. In de toekomst zal SIPEF blijven streven om 100% van al haar producten te leveren in gecertificeerde fysische goederenstromen die volledig traceerbaar zijn. De Vennootschap rekent dan ook op een gelijkaardige inspanning van de zijde van de palmolieconsumenten, maar heeft hieromtrent geen enkele zekerheid.
Het behoud van de eigendomsrechten en concessierechten is van primordiaal belang voor de Groep om de productie in de verschillende landen te kunnen verzekeren en verder uit te bouwen.
De activiteiten en de resultaten van de Groep zouden dus ernstig nadelig kunnen beïnvloed worden als hij er niet in slaagt deze rechten te behouden of, in geval van concessieovereenkomsten, deze te kunnen hernieuwen voor een lange termijn. Er is eveneens een risico voor de Groep van zodra de bestaande gebruiksrechten van grond worden beperkt.
De quasi-totaliteit van de activiteiten van de Groep vindt plaats in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. Deze landen zijn vulkanische gebieden waar het risico op natuurrampen zoals, onder meer, aardbevingen, aardverschuivingen, modderlawines en tsunami's groot is. Ivoorkust wordt dan soms weer getroffen door plaatselijke tornado's. Al deze natuurrampen kunnen desastreuze gevolgen hebben zowel voor de plantages als voor de fabrieken. Bovendien kunnen de plantages geconfronteerd worden met insectenplagen of nieuwe planten- en boomziektes waardoor hele oogsten kunnen verwoest worden. Dergelijke rampen kunnen een materiële negatieve invloed hebben op de omzet en de financiële resultaten van de Groep.
De belangrijkste landbouwgrondstoffen van de Groep zoals brandstof en meststof, zijn blootgesteld aan prijsschommelingen. Deze prijsschommelingen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op de kosten van de Groep en kunnen bijgevolg een negatieve invloed hebben op de bedrijfsresultaten van de Groep.
De productie van palmproducten, rubber, thee en bananen is zeer arbeidsintensief. Door de afgelegen locatie van bepaalde terreinen zou het in de toekomst moeilijk kunnen worden om personeel te vinden dat bereid is er te werken.
De arbeidskosten, personeelskosten en kosten van voordelen van allerlei aard kunnen in de toekomst op een belangrijke manier stijgen in de landen waar de Groep operationeel is. Dergelijke stijgingen kunnen het gevolg zijn van beschermende regelgeving van de lokale overheden. Aangezien de activiteiten van de Groep heel arbeidsintensief zijn, kunnen onverwachtse stijgingen een grote kost vertegenwoordigen en drukken op de resultaten van de Groep.
De geproduceerde volumes en de gerealiseerde omzet en marges worden in zekere mate beïnvloed door klimatologische omstandigheden zoals neerslag, zonneschijn, temperatuur en vochtigheidsgraad. Ongunstige weersomstandigheden kunnen storingen in de landbouwactiviteiten veroorzaken en een negatieve impact hebben op de landbouwproductie. Ernstige slechte weersomstandigheden (overstromingen, droogte, zware stormen) kunnen leiden tot aanzienlijke schade aan eigendommen, langdurige onderbrekingen in de activiteiten, persoonlijke letsels en andere schade berokkenen aan de bedrijfsactiviteiten van de Groep.
De potentiële fysieke gevolgen van de klimaatverandering zijn onzeker en kunnen naargelang de regio en het product verschillen.
De gerealiseerde omzet en marges zijn in belangrijke mate afhankelijk van schommelingen in de marktprijzen van voornamelijk palmolie en palmpitolie. Economische factoren waarover de Groep geen controle heeft, beïnvloeden de vraag naar en aanbod van deze producten, evenals de prijzen ervan. Er is een risico dat dergelijke schommelingen een ongunstig effect hebben op de winstgevendheid van de Groep. Op basis van het budget 2021, zou een verandering van de palmolieprijs met USD 100 CIF Rotterdam per ton een impact hebben op het resultaat na belasting van ongeveer USD 27,6 miljoen per jaar, exclusief het effect van exporttaksen.
De reputatie van de Groep is gebaseerd op haar RSPO-certificering. Aangezien de bezorgdheid over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de consumenten steeds toeneemt, zouden er door Europa of de verschillende overheden van de landen waar SIPEF operationeel is, uitgebreidere regels kunnen worden opgelegd aan de bedrijven.
Het is niet zeker dat de Groep en de lokale producenten op elk moment deze certificeringsvereisten zullen kunnen naleven. Als de Groep er niet in zou slagen om aan deze vereisten te voldoen, kan hij zijn certificering verliezen of kan de certificering worden opgeschort. Dergelijk verlies of opschorting zou een ongunstig effect kunnen hebben op de activiteiten, de reputatie en de financiële situatie van de Groep.
Geen enkel van de hiervoor vermelde risico's is verzekerd, met uitzondering van het risico op natuurrampen – fabrieken. Voor dit laatste risico is een verzekering afgesloten die de potentiële schade dekt aan de gebouwen, de installaties, de gebruiksvoorwerpen en de producten die zich in de fabrieken bevinden.
Naast de specifieke risico's heeft de Groep eveneens te maken met meer algemene risico's, in verband met:
Met betrekking tot de risico's verbonden aan de regelgeving, dient opgemerkt dat er momenteel een taksheffing bestaat op elke export van palmolie uit Indonesië.
De prijzen van de verkopen aan Indonesische klanten worden eveneens beïnvloed door deze heffing, aangezien de lokale bevolking niet bereid is meer te betalen dan de netto-exportprijs. Deze heffingen hebben dus, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, een grote impact op alle palmolie geproduceerd door SIPEF in Indonesië.
Ten gevolge van de lage palmolieprijzen werd de minimumdrempel voor de uitvoering van deze trapsgewijze taks plus heffing in 2019 niet bereikt en was deze kost derhalve niet van toepassing. De jaren voor 2019 bedroeg deze taks plus heffing gemiddeld USD 42 per ton in 2018, USD 53 per ton in 2017, USD 51 per ton in 2016 en USD 28 per ton in 2015.
In 2020 bedroeg deze taks plus heffing echter gemiddeld USD 74 per ton. Deze forse verhoging vloeit hoofdzakelijk voort uit de toepassing van een nieuwe matrix voor exportheffing op palmproducten vanaf 10 december 2020. De verhoogde exportheffing werd uitgevaardigd op 3 december 2020 ter financiering van het biodieselprogramma van de Indonesische regering.
De nieuwe exportheffing wordt gecombineerd met de daarvoor reeds bestaande tarieven voor exporttaks en zowel de heffing als taks worden door de Indonesische regering maandelijks herrekend op basis van internationale en lokale marktprijzen. Concreet betekende dit dat vanaf 10 december 2020 op verkopen van palmolie vanuit Indonesië een gecombineerd bedrag van taks plus heffing van USD 213 per ton werd aangerekend. Dit kwam neer op een verhoging met USD 125 per ton in vergelijking met het vorige systeem. Voor december 2020, had deze maatregel een negatieve impact van USD 2,6 miljoen op de geconsolideerde resultaten na belasting van de Groep.
Tenslotte kunnen er nog risico's zijn waarvan de SIPEF-groep nu vermoedt dat ze beperkt zijn, maar die uiteindelijk toch een aanzienlijk negatief effect zouden kunnen hebben. Er kunnen ook bijkomende risico's zijn waarvan de Groep zich momenteel niet bewust is.
De 'Corporate governance verklaring' besteedt bijzondere aandacht aan feitelijke informatie omtrent het deugdelijk bestuur met betrekking tot een bepaald boekjaar. Dit hoofdstuk beschrijft onder meer de eventuele wijzigingen in het beleid en de relevante gebeurtenissen inzake deugdelijk bestuur, die tijdens het afgelopen boekjaar 2020 en de periode van het afsluiten tot de vergadering van de raad van bestuur van 10 februari 2021 hebben plaatsgevonden. Bovendien worden er eventuele afwijkingen op de aanbevelingen van de Belgische Corporate Governace Code 2020 over het boekjaar 2020 toegelicht volgens het "Comply or Explain"-principe. Daarnaast bevat de verklaring eveneens het remuneratieverslag en het diversiteitsbeleid dat SIPEF toepast voor de samenstelling van de raad van bestuur en het executief comité.
Het deugdelijk bestuur van SIPEF ontsnapte in 2020 niet aan de gevolgen van covid-19. Het stond in het teken van de veiligheid van de aandeelhouders van de Vennootschap, de bestuurders, de leden van het executief comité en alle andere medewerkers en stakeholders van de SIPEF-groep. Het opvolgen van de activiteiten in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust gebeurde op afstand, omwille van de door de verschillende landen opgelegde reisbeperkingen. Telewerken was de regel voor alle medewerkers van de Groep bijna het ganse jaar door. Het belang van de informaticastructuur van de Groep die de laatste jaren in belangrijke mate werd vernieuwd en uitgebreid, kwam nog meer tot uiting dan voorheen en wierp zijn vruchten af.
De raad van bestuur en de comités organiseerden virtuele vergaderingen. De gewone en buitengewone algemene vergadering van 10 juni 2020 vonden plaats achter gesloten deuren. Aandeelhouders konden hun stem uitbrengen op voorhand of via volmacht. Op deze manier keurden ze de voorstellen tot besluit, waaronder, onder meer, de aanpassing van de statuten aan de nieuwe vennootschapswetgeving goed. Er werd uiteraard nauwkeurig op toegezien dat alle maatregelen werden getroffen om de aandeelhouders zo goed mogelijk hun stemrecht en vragenrecht te laten uitoefenen. Toch betreurde het management het ten zeerste dat het in 2020 de aandeelhouders van de Vennootschap niet persoonlijk kon ontmoeten en te woord staan. Immers, SIPEF hecht veel belang aan interactie met haar stakeholders, waarvan naast aandeelhouders, onder meer investeerders en analisten deel uitmaken. Dialoog is belangrijk voor alle betrokkenen om het belang van bepaalde topics beter te begrijpen. Spijtig genoeg werd in 2020 actieve interactie bemoeilijkt door covid-19.
S I P E F h e e f t st e e d s h et b e l e i d v a n d e Vennootschap afgestemd op de best practices van deugdelijk bestuur. In 2005 heeft de raad van bestuur het eerste Corporate Governance Charter ("Charter") goedgekeurd dat werd opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Belgische Corporate Governance Code 2004. Het Charter omschrijft de structuur en bevoegdheden van de organen van de Vennootschap, de verplichtingen van de leden van de raad van bestuur en van de verschillende comités van de Vennootschap en stippelt de richtlijnen uit voor de samenstelling en de werkwijze van deze organen. Het bevat bovendien de gedragsregels die gelden voor de leidinggevende personen en het personeel van de Vennootschap indien deze verrichtingen met betrekking tot financiële instrumenten van SIPEF uitvoeren.
Het Charter werd sinds 2005 regelmatig geactualiseerd in functie van de evolutie van de toepasselijke regelgevingen en de goede praktijken van deugdelijk bestuur. Zo werd het op 22 november 2019 in overeenstemming gebracht met de bepalingen van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) en de Belgische Corporate Governace Code 2020 ("de Code ") die op 1 januari 2020 van toepassing werden op SIPEF. Het Charter werd voor de laatste maal gewijzigd op 18 november 2020 om het aan te passen aan de inwerkingtreding van de Europese aandeelhoudersrechtenrichtlijn (SRDII) en de wet van 28 april 2020 die deze richtlijn heeft omgezet in het Belgische recht. Deze laatste aanpassingen betroffen voornamelijk de bepalingen van het Charter over het remuneratiebeleid, het remuneratieverslag en de verrichtingen met verbonden partijen. De aangepaste versie van het Charter kan geconsulteerd worden op de website (www.sipef.com).
Sinds 1 januari 2020 worden de regels van het Charter aangevuld door de bepalingen van de Gedragscode die de ethische gedragsregels uitzet voor de leidinggevenden en het personeel van SIPEF.
De huidige verklaring dient gelezen te worden in het licht van bovenvermelde nieuwe vennootschapswetgeving. Indien deze laatste in de loop van het voorbije boekjaar 2020 toch nog niet van toepassing was op bepaalde specifieke gevallen, wordt dit duidelijk vermeld in het verslag. Voor de toepassing van het "Comply or Explain"-principe, baseert de Vennootschap zich op de Corporate Governance Code 2020 als referentiecode. (www.corporategovernancecommittee.be)
| DUUR MANDAAT | |
|---|---|
| Baron Luc Bertrand, voorzitter | 2020-2023 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder | 2019-2023 |
| Tom Bamelis | 2018-2022 |
| Priscilla Bracht | 2018-2022 |
| Baron Jacques Delen | 2020-2021 |
| Antoine Friling | 2019-2023 |
| Regnier Haegelsteen (tot 10 juni 2020) | 2019-2020 |
| Gaëtan Hannecart (vanaf 10 juni 2020) | 2020-2024 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2019-2023 |
| Petra Meekers (tot 9 juni 2021) | 2020-2021 |
| Nicholas Thompson | 2019-2023 |
Op 31 december 2020 bestaat de raad van bestuur uit 10 leden.
Ten minste de helft van de leden van de raad zijn niet-uitvoerende bestuurders, namelijk negen op de tien bestuurders.
Drie bestuurders op de tien zijn vrouwen. De Vennootschap respecteert dus op het gebied van genderdiversiteit het wettelijk voorgeschreven quota van een derde.
Bovendien telt de raad van bestuur op 31 december 2020 de volgende onafhankelijke bestuurders:
Deze bestuurders beantwoorden aan alle onafhankelijkheidscriteria vervat in principe 3 van de Code.
Het aandeelhouderschap van de Vennootschap wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van twee referentieaandeelhouders, Ackermans & van Haaren en groep Bracht, samengesteld uit de familie Baron Bracht en Cabra NV, die optreden in onderling overleg op grond van een aandeelhoudersovereenkomst die oorspronkelijk werd afgesloten in 2007 voor een periode van 15 jaar. In 2017 werd deze overeenkomst aangepast en verlengd voor een nieuwe periode van 15 jaar.
Ondanks deze aandeelhoudersstructuur, oefent geen enkele bestuurder of groep van bestuurders een dominerende invloed uit op de werking van de raad van bestuur.


Luc Bertrand voorzitter

Tom Bamelis

François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder

Priscilla Bracht Jacques Delen


Antoine Friling


Gaëtan Hannecart Sophie Lammerant-Velge


Petra Meekers Nicholas Thompson
Geboren: 14 februari 1951 Nationaliteit: Belgische
Luc Bertrand studeert af als handelsingenieur aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij begint zijn loopbaan bij Corporate Finance Bankers Trust als vice-president en sales manager, Northern Europe. Hij treedt toe tot Ackermans & van Haaren in 1986 waarvan hij het executief comité voorzit van 1990 tot 2016. Vandaag is hij er voorzitter van de raad van bestuur. Daarnaast is hij, onder meer, voorzitter van de raad van bestuur van DEME en CFE en bestuurder van Delen Private Bank en van Bank J. Van Breda & C°. Tevens zetelt hij in de raad van bestuur van verschillende non-profitorganisaties. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 1996.
Geboren: 29 augustus 1959 Nationaliteit: Belgische
François Van Hoydonck heeft een graduaat boekhouden en fiscaliteit van de Sint-Eligius Business School Antwerpen. Hij treedt toe tot SIPEF in 1979 waar hij zich specialiseert in de palmoliesector en andere agrarisch-industriële activiteiten en het financieel beheer ervan. Van 1995 tot 2007 oefent hij de functie van "chief financial officer" uit bij de SIPEF-groep. Sinds 2007 is hij gedelegeerd bestuurder van SIPEF en sinds 2014 voorzitter van het executief comité.
Geboren: 20 juni 1966
Nationaliteit: Belgische
Tom Bamelis heeft een diploma van handelsingenieur van de Katholieke Universiteit Leuven en een master in financial management van de VLEKHO Business School. Hij start zijn loopbaan in 1988 als auditor bij Touche Ross (vandaag Deloitte) in Brussel en vervoegt in 1994 het financieel departement van Groep Brussel Lambert als directie-attaché. In 1999 stapt hij over naar Ackermans & van Haaren, waar hij "chief financial officer" is en lid van het executief comité. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2018.
Geboren: 18 mei 1977 Nationaliteit: Belgische
Priscilla Bracht is licentiaat kunstgeschiedenis en archeologie (Université Libre de Bruxelles) en heeft Europese relaties en internationale politiek gestudeerd. Ze profileert zich als bestuurder van familiale vennootschappen. Zij is bestuurder van SIPEF sinds 2004.
Geboren: 17 oktober 1949 Nationaliteit: Belgische
Jacques Delen heeft een diploma van wisselagent. In 1975 komt hij aan de leiding van de Antwerpse beursvennootschap Delen & C° die was opgestart door zijn vader in 1936. Vervolgens richt hij de holding Delen op die in 1989 wordt geïntroduceerd op de beurs en in 1992 fusioneert met Ackermans & van Haaren, waarvan hij datzelfde jaar bestuurder wordt en van 2011 tot 2016 de raad van bestuur voorzit. Tussen 1975 en 2014 groeit onder zijn leiding als CEO de beursvennootschap Delen & C° uit tot Delen Private Bank, één van de grootste private banken van België waarvan hij sinds 2014 voorzitter van de raad van bestuur is. Sinds 1998 is hij eveneens bestuurder van Bank J. Van Breda & C°. Hij zetelt in de raad van bestuur van SIPEF sinds 2005.
Geboren: 29 januari 1958 Nationaliteit: Belgische
Antoine Friling heeft een "bachelor of business administration, finance and marketing" en een "master of business administration - international management". Hij is verschillende jaren actief in de banksector en is sinds vele jaren bestuurder van familiale, industriële en financiële vennootschappen in Europa en Zuid-Amerika. Hij is voorzitter van PRAXIS Private Office, een "family office" gevestigd in Antwerpen. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2007.
Geboren: 27 april 1964
Nationaliteit: Belgische
Gaëtan Hannecart is burgerlijk ingenieur werktuigkunde en productiebeleid van de Katholieke Universiteit Leuven. In 1988 gaat hij aan de slag bij Kone Lifts in Londen. In 1989 bekomt hij een Comet beurs van de Europese Commissie en hij start bij IBM Duitsland in Stuttgart vooraleer IBM België in Brussel te vervoegen waar hij werkzaam is als industriespecialist 'productiebedrijven'. In 1994 behaalt hij een "master of business administration" aan de Harvard Business School. Datzelfde jaar vervoegt hij Matexi, de Belgische marktleider in gebieds- en vastgoedontwikkeling en binnenstedelijke reconversieprojecten, waarvan hij gedelegeerd bestuurder is.
Hij is medeoprichter en bestuurder van de denk- en doetank vzw Itinera Institute (duurzame economische groei voor België en zijn regio's), medeoprichter en voorzitter van de vzw YouthStart (herintegratie van kansarme jongeren) en voorzitter van de vzw Guberna (deugdelijk bestuur).
Hij is vandaag voorzitter van Financière de Tubize, de beursgenoteerde referentieaandeelhouder van het biopharma bedrijf UCB en bestuurder bij N-Side en bij Groupe Louis Delhaize. Sinds 2020 is hij lid van de raad van bestuur van SIPEF waar hij de groep Bracht vertegenwoordigt.
Geboren: 9 juli 1956
Nationaliteit: Belgische
Sophie Lammerant-Velge is licentiaat economie (ICHEC Brussels Management School) en heeft een "master of business administration" (INSEAD Business School) en een "executive master in corporate finance" (Vlerick Business School). Zij is medeoprichter en ondervoorzitter van Family Business Net Belgium. Zij was bestuurder van Family Business Net International, waar ze momenteel lid is van het benoemings- en sustainabilitycomité. Ze is eveneens bestuurder van Bekaert SAK en van Banque Transatlantique Belgium waar ze zetelt in het auditcomité. Zij zit in de adviesraad van Spencer Stuart en van Landon Investments Family Office (Barcelona). Ze is sinds vele jaren actief in verschillende educatieve, kunst- en filantropische verenigingen. Zij is bestuurder van SIPEF sinds 2011.
Geboren: 1 december 1973
Nationaliteit: Nederlandse
Petra Meekers is gediplomeerd in de biomedische wetenschappen en heeft een bachelor in de biochemie. Van 2006 tot 2008 is zij actief in de sector hernieuwbare energie als onafhankelijk consultant van BioX Sdn Bhd. Vervolgens is ze tot 2015 "group sustainability manager" bij New Britain Palm Oil en wordt in 2015 "director of CSR and Sustainable Development" benoemd van Musim Mas Holdings Ltd. Tot maart 2021 is ze actief bij Unilever Asia Pte Ltd als "vice-president" "Sustainable Sourcing Unilever". Van 2017 tot 9 juni 2021 is ze bestuurder van SIPEF, waar ze vanaf 10 juni 2021 deel zal uitmaken van het executief comité.
Geboren: 12 december 1959 Nationaliteit: Britse
Nicholas Thompson behaalt een "honours degree in agricultural science" (plant breeding, agronomy and soil science) aan de Nottingham University, een "master of science in agriculture" aan de Reading University, een certificaat in rijstproductie aan het International Rice Research Institute (Filipijnen) en een "master of business administration" aan de Bath University. Hij start zijn loopbaan in 1984 als "assistant manager" bij New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL) in Papoea-Nieuw-Guinea, waar hij in 1991 wordt gepromoveerd tot "deputy director plantations" en in 1994 tot gedelegeerd bestuurder. Onder zijn leiding groeit NBPOL uit tot één van de grootste werkgevers in Papoea-Nieuw-Guinea en tot een gerenommeerd duurzaam palmoliebedrijf, dat in 2015 wordt overgenomen door Sime Darby Plantations. Datzelfde jaar ontvangt hij de onderscheiding "Commander of the Most Excellent Order of the British Empire". Hij zetelde in de raad van bestuur van de National Development Bank PNG, van West New Britain University Centre en van verschillende beroepsorganisaties uit de palmoliesector van Papoea-Nieuw-Guinea. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2019.
De raad kan enkel efficiënt beraadslagen en beslissen indien het aantal leden beperkt is en de nodige diversiteit binnen de raad aanwezig is.
Bij de benoeming van de bestuurders laat de Vennootschap zich onder meer leiden door de volgende criteria: ervaring, kennis, opleiding, leeftijd, gender en nationaliteit.
Bovendien besteedt de raad bijzondere aandacht aan de complementaire bekwaamheden van zijn leden die veelal gepaard gaan met de uiteenlopende achtergronden van de bestuurders.
De Vennootschap tracht eveneens de belangen van alle stakeholders te waarborgen door de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders.
SIPEF duldt geen enkele vorm van discriminatie.
De achtergrond en professionele ervaring van de leden zijn heel gediversifieerd binnen de raad. Ze strekken zich uit over de volgende sectoren: agrarische, financiële, industriële en marketingsector. Gezien duurzaamheid de rode draad is binnen de activiteiten van de SIPEF-groep, ziet de Vennootschap erop toe dat de nodige deskundigheid op dit gebied eveneens in de raad aanwezig is. De leden van de raad vertegenwoordigen drie verschillende nationaliteiten: de Belgische, Engelse en Nederlandse.
Reeds vele jaren zijn er vrouwen aanwezig in de raad van bestuur van SIPEF. Zo werd in 2004 Priscilla Bracht benoemd als eerste vrouwelijke bestuurder. In 2011 vervoegde Sophie Lammerant-Velge de raad en in 2017 werd het aantal vrouwelijke bestuurders opgetrokken tot drie met de coöptatie van Petra Meekers ter vervanging van Antoine de Spoelberch.
SIPEF streeft de aanwezigheid van een voldoende aantal onafhankelijke bestuurders in de raad van bestuur na. Eind 2020 hebben drie van de tien bestuurders een onafhankelijk karakter.
Het mandaat van bestuurder van Jacques Delen vervalt na afloop van de gewone algemene vergadering van 9 juni 2021. Jacques Delen heeft zich kandidaat gesteld voor een nieuw mandaat van één jaar.
Petra Meekers zal ontslag nemen als bestuurder van de Vennootschap op de gewone algemene vergadering van 9 juni 2021. Deze beslissing is het gevolg van haar benoeming tot "chief operating officer" Asian Pacific (COO APAC) van SIPEF en lid van het executief comité, met ingang van 10 juni 2021.
Er zal aan de algemene vergadering van 9 juni 2021 voorgesteld worden Yu Leng Khor benoemen als nieuwe bestuurder voor een periode van vier jaar. Haar mandaat zal dus vervallen na afloop van de algemene vergadering van juni 2025 die zich uitspreekt over de rekeningen van het boekjaar 2024. Bovendien beantwoordt Yu Leng Khor aan de criteria van onafhankelijkheid die vermeld worden door het principe 3 van de Code, zoals ze heeft bevestigd in een schrijven van 9 maart 2021.
De Code beperkt het aantal mandaten dat een bestuurder in beursgenoteerde vennootschappen mag uitoefenen tot vijf.
De volgende bestuurders oefenen een mandaat van bestuurder uit in beursgenoteerde vennootschappen, andere dan SIPEF:
• Financière de Tubize
De raad van bestuur van SIPEF kwam vijfmaal samen in 2020 en heeft driemaal een éénparig schriftelijk besluit genomen. De gewogen gemiddelde aanwezigheidsgraad bedroeg 100%. De individuele aanwezigheidsgraad op de vergaderingen was de volgende:
| AANWEZIGHEID | |
|---|---|
| Baron Luc Bertrand, voorzitter | 5 / 5 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder | 5 / 5 |
| Tom Bamelis | 5 / 5 |
| Priscilla Bracht | 5 / 5 |
| Baron Jacques Delen | 5 / 5 |
| Antoine Friling | 5 / 5 |
| Regnier Haegelsteen (tot 10 juni 2020)* | 2 / 2 |
| Gaëtan Hannecart (vanaf 10 juni 2020)** | 3 / 3 |
| Sophie Lammerant-Velge | 5 / 5 |
| Petra Meekers | 5 / 5 |
| Nicholas Thompson | 5 / 5 |
* aanwezigheidspercentage berekend tot en met de dag van de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat
** aanwezigheidspercentage berekend vanaf de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat
De raden van bestuur van februari en augustus 2020 stelden de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële staten vast. De vergadering van september 2020 boog zich over de te volgen strategie van de Groep.
In principe wordt op elke vergadering de ontwikkeling van de activiteiten van de verschillende dochterondernemingen opgevolgd aan de hand van een rapportering opgesteld door het executief comité.
Daarnaast bevestigde de raad van bestuur van 11 februari, op voorstel van het remuneratiecomité, de zero-bonus pool voor het personeel van de Groep over het boekjaar 2019 waardoor geen variabele vergoeding aan de leden van het executief comité in 2020 kon worden uitgekeerd. Hij keurde eveneens de overige voorstellen van het remuneratiecomité met betrekking tot de vergoeding van de leden van het executief comité goed.
Tijdens deze vergadering sprak hij zich tevens uit, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, over de interactie tussen de raad en het executief comité.
Diezelfde vergadering boog zich over het jaarverslag met inbegrip van het remuneratieverslag.
Verder werd er ook beraadslaagd over de hernieuwing van de mandaten van drie bestuurders, de samenstelling van het audit- en remuneratiecomité en de benoeming van Gaëtan Hannecart als nieuw lid van de raad van bestuur. De raad besliste eveneens, op voorstel van het auditcomité, de hernieuwing van het mandaat van Deloitte als commissaris van de Vennootschap voor een termijn van drie jaar aan de aandeelhouders van SIPEF voor te leggen. Tot slot werd de agenda van de volgende gewone en buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van 10 juni 2020 besproken en goedgekeurd.
Op 30 april 2020 nam de raad het éénparig schriftelijk besluit de gewone en buitengewone algemene vergaderingen van 10 juni 2020 achter gesloten deuren te houden.
Op 15 mei 2020 besloot de raad éénparig, eveneens via schriftelijke besluitvorming, om het belang van SIPEF in Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS) met 10% tot 48% op te trekken. Hij stemde er eveneens mee in om het recht van voorkoop op 42% VBS-aandelen niet uit te oefenen in het voordeel van Ackermans & van Haaren. Deze laatste beslissing werd genomen met toepassing van de belangenconflictprocedure voorzien door artikel 7:97§1 van het WVV (oude versie voor de wijziging van mei 2020).
Op 10 juni stemde de raad in met de geleidelijke omvorming van twee van de drie rubberplantages tot oliepalmplantages. Tot slot overliepen de bestuurders de aan de gewone algemene vergadering voor te leggen presentaties en de gedetailleerde agenda van de buitengewone algemene vergadering.
De raad van bestuur van 12 augustus onderzocht een mogelijke investering in een bestaande plantage in Indonesië en bepaalde de voorwaarden voor deze aankoop.
Hij nam bovendien kennis van de laatste ontwikkelingen in verband met Niet-Gouvernementele Organisaties die actief zijn in gebieden waar SIPEF operationeel is.
Tijdens de vergadering van 21 september bevestigde de raad de materialiteitsmatrix en de "Sustainable Development Goals" (SDGs) op te nemen in het duurzaamheidsverslag met betrekking tot het boekjaar 2020. Hij legde de "Responsible Purchasing Policy" voor de Groep vast. Hij blikte terug op de dialoog tussen de Vennootschap en de aandeelhouders, onderzocht het eventuele nut van een relatieovereenkomst met de referentieaandeelhouders en de correcte toepassing van de Gedragscode door het personeel en het management.
Verder heeft de raad het 10-jarige businessplan bijgewerkt. Hij nam vervolgens het verdere verloop van de omvorming van de rubberplantages tot oliepalmplantages onder de loep, evenals de
laatste ontwikkelingen in de bananenmarkt en de strategische opties voor de Groep op lange termijn na 2024.
Tot slot nam de raad enkele beslissingen inzake successieplanning op verschillende niveaus binnen de SIPEF-groep.
Op 9 november 2020 gaf de raad zijn goedkeuring, eveneens via een éénparig schriftelijk besluit, voor de verkoop door SIPEF van de 10% VBSaandelen die de Vennootschap op 15 mei 2020 aangekocht had, tegen de prijs die voor de verwerving ervan betaald werd.
Op 18 november stelde de raad de budgetten van de Groep voor 2020 en 2021 vast. Hij keurde de updates van het Charter goed, hernieuwde de delegatie van het dagelijks bestuur aan het executief comité en bracht de bijzondere volmachten aan bepaalde personen in overeenstemming met de evolutie van het personeel van de Vennootschap.
Hij bevestigde de aanbevelingen geformuleerd door de twee laatste auditcomités. Deze betroffen onder meer: boekingen en afschrijvingen van bepaalde activa, de update en classificatie van de risico's van de Groep, de interne controle binnen de Groep en de aanbestedingsprocedure met betrekking tot de benoeming van een nieuwe commissaris ter vervanging van Deloitte.
De raad analyseerde de vergoedingen van de leden van het management. Hij bevestigde de aanbevelingen van het remuneratiecomité inzake de aanpassing en het bepalen van de vergoeding van bepaalde leden van het executief comité. Tenslotte besloot hij een nieuw optieplan voor de leden van het executief comité en het buitenlandse management van de Groep op te zetten.
In overeenstemming met de Code, evalueren de bestuurders om de drie jaar de omvang, de samenstelling en de werking van de raad van bestuur en de comités van de Vennootschap.
Bovendien beoordelen de niet-uitvoerende bestuurders, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, éénmaal per jaar de relatie tussen de raad van bestuur en het executief comité (artikel 2.8 van het Charter). Deze jaarlijkse evaluatie van de interactie vond plaats in februari 2020. De betrokken bestuurders oordeelden dat er voldoende transparantie is en een goede samenwerking bestaat tussen beide organen.
Op 18 september 2018 werd een bijzondere vergadering van de raad van bestuur volledig gewijd aan de evaluatie van de omvang, de samenstelling en de werking van de raad van bestuur, alsook van de comités. Daarbij werd bijzondere aandacht besteed aan de actuele samenstelling van de raad. Die werd geschikt bevonden qua omvang en er werd geoordeeld dat de essentiële kwalificaties voldoende aanwezig zijn.
De raad deed bovendien enkele voorstellen met betrekking tot de organisatie van de vergaderingen.
De volgende evaluatie van de samenstelling en werking van de raad en zijn comités zal plaats vinden in 2021.

François Van Hoydonck

Thomas Hildenbrand

Charles De Wulf

Robbert Kessels Johan Nelis

Op 31 december 2020 bestaat het uitvoerend management uit vijf personen die samen handelen als college onder de naam 'executief comité'. Het comité is belast met het dagelijkse bestuur van de Vennootschap en wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder, François Van Hoydonck.
De raad benoemt de leden van het executief comité voor onbepaalde duur. Aldus wordt de continue werking van het executief comité verzekerd.
Om te anticiperen op toekomstige evoluties in de Groep, zal Petra Meekers met ingang van 10 juni 2021 benoemd worden als lid van het comité in haar hoedanigheid van "chief operating officer"
| François Van Hoydonck, voorzitter | gedelegeerd bestuurder | |
|---|---|---|
| Charles De Wulf | directeur estates department | |
| Thomas Hildenbrand | directeur fruit department | |
| Robbert Kessels | chief commercial officer | |
| Johan Nelis | chief financial officer |
Asian Pacific (COO APAC). Als gevolg van deze benoeming zal Petra Meekers ontslag nemen als bestuurder van SIPEF op de gewone algemene vergadering van 9 juni 2021.
De Vennootschap heeft niet de intentie om nog andere wijzigingen in de samenstelling van dit comité in 2021 door te voeren.
GEDELEGEERD BESTUURDER Geboren: 29 augustus 1959
Nationaliteit: Belgische
François Van Hoydonck heeft een graduaat boekhouden en fiscaliteit van de Sint-Eligius Business School Antwerpen. Hij treedt toe tot SIPEF in 1979 waar hij zich specialiseert in de palmoliesector, andere agrarisch-industriële activiteiten en het financieel beheer ervan. Van 1995 tot 2007 oefent hij er de functie van "chief financial officer" uit. Sinds 2007 is hij gedelegeerd bestuurder van SIPEF en sinds 2014 voorzitter van het executief comité.
DIRECTEUR ESTATES DEPARTMENT Geboren: 22 augustus 1964 Nationaliteit: Belgische
Charles De Wulf heeft een master-diploma van industrieel ingenieur in tropische agronomie en eveneens van "business administration and management". Hij start zijn loopbaan in 1989 in West-Afrika op een rubberplantage van de SIPEF-groep als "financial controller" en is tot 2003 actief in het beheer van verschillende fruitplantages in Zuid- en Centraal Amerika en de Caraïben. Hij is gedurende 10 jaar onafhankelijk consultant voor zowel privé- als institutionele klanten, met als specialisatie 'verantwoord en duurzaam beleid' voornamelijk in de bananensector. Hij treedt in 2013 toe tot SIPEF als 'directeur estates departement'. Hij is sinds 2014 lid van het executief comité.
DIRECTEUR FRUIT DEPARTMENT Geboren: 29 december 1962 Nationaliteit: Franse
Thomas Hildenbrand volgt de opleiding 'agronoom' en behaalt een master van "technicien agricole, option horticulture". Hij start zijn professionele carrière in Zwitserland in 1983 en vertrekt in 1984 naar Ivoorkust waar hij aan de slag gaat in de SIPEF-groep bij de Plantations J. Eglin SA als productiedirecteur en vervolgens als directeur-generaal. Tussen 1990 en 1994 richt hij Société Bananière de Motobé op die hij verder uitbouwt en die heden deel uitmaakt van Plantations J. Eglin, waarvan hij momenteel bestuurder is. In 1994 stapt hij over naar het Hoofdkantoor van SIPEF in België waar hij eerst actief is als directie-attaché en vervolgens vanaf 2002 als 'directeur fruit department'. Hij is sinds 2014 lid van het executief comité.
CHIEF COMMERCIAL OFFICER Geboren: 21 maart 1975
Nationaliteit: Nederlandse
Robert Kessels behaalt een "master in international business" aan de universiteit van Maastricht. Hij begint zijn carrière bij Cargill Rotterdam als "commercial trainee" aan de trading desk. Vervolgens oefent hij 7 jaar verschillende functies uit in het trading departement voor tropische oliën van Cargill in Indonesië en Singapore. Na ruim 12 jaar vertrekt hij bij Cargill om in 2012 aan de slag te gaan bij SIPEF, waar hij in 2013 benoemd wordt tot directeur marketing commodities. In 2014 wordt hij "chief commercial officer" en lid van het executief comité.
CHIEF FINANCIAL OFFICER Geboren: 20 oktober 1968 Nationaliteit: Belgische
Johan Nelis heeft een diploma 'toegepaste economische wetenschappen' van de Universiteit Antwerpen en een certificaat "coopération au développement" van de Université Libre de Bruxelles. Hij start zijn loopbaan in 1992 bij Ernst & Young, Belgium (heden EY) als auditor. Vervolgens vervoegt hij Fortis Group (insurance) Belgium als interne auditor waar hij verantwoordelijk is voor operationele en financiële audits. In 1998 begint hij te werken bij SIPEF als "financial controller". In 2007 wordt hij "chief financial officer" van de Groep. Hij is sinds 2014 lid van het executief comité.
Het diversiteitsbeleid dat de samenstelling van de raad van bestuur bepaalt, is eveneens van toepassing op het executief comité. Een evenwichtige en gevarieerde samenstelling is des te belangrijk voor het comité dat met een beperkt aantal personen over de nodige kennis en ervaring moet beschikken om alle aspecten van de activiteiten van de Vennootschap te kunnen behandelen.
Bij de benoeming van de leden laat de Vennootschap zich dus vooral leiden door de ervaring, kennis en opleiding van de kandidaten zodat er voldoende complementaire bekwaamheden aanwezig zijn.
Bovendien zijn leeftijd, gender en nationaliteit eveneens criteria die een rol spelen. Ze garanderen een gevarieerde manier van denken en handelen.
Er wordt geen enkele vorm van discriminatie geduld.
Elk lid van het comité heeft zijn eigen specifieke bekwaamheden die verschillende domeinen bestrijken: agrarisch management, commercieel en administratief management, finance, legal en IT. Waar nodig hebben de leden de vereiste ervaring met de landen waar SIPEF aanwezig is of met landen in tropische en subtropische gebieden.
De leeftijd van de leden varieert van begin veertig tot begin zestig jaar. De leeftijdslimiet is vastgelegd op 65 jaar.
Er zijn drie verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd in het comité: de Franse, Nederlandse en Belgische.
SIPEF staat volledig open voor het integreren van vrouwen in het bedrijf op alle niveaus. Zowel in België als in het buitenland bekleden vrouwen sleutelposities. Dit werd recentelijk nogmaals bevestigd door de benoeming van Petra Meekers als lid van het executief comité vanaf 10 juni 2021.
In principe komt het executief comité, behoudens onvoorziene omstandigheden, elke dinsdag samen en telkens wanneer het belang van de Vennootschap het vereist.
Het comité is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de Groep, met inbegrip van alle handelingen met betrekking tot het dagelijks leven van de Vennootschap en de andere vennootschappen van de Groep, maar ook alle handelingen die te onbelangrijk zijn voor de raad van bestuur of te dringend om de tussenkomst van de raad te rechtvaardigen. Het beschikt daarbij over de nodige operationele vrijheid en middelen om zijn taak naar behoren uit te voeren.
In de praktijk bereidt het comité alle beslissingen van de raad voor en zorgt tevens voor de uitvoering van de genomen beslissingen. Zo bereidde het comité in 2020, onder meer, de maatschappelijke en geconsolideerde rekeningen van de Groep voor, evenals de kwartaalcijfers en stelde de budgetten op korte en lange termijn op die ter goedkeuring aan de raad werden voorgelegd. Het volgde de operationele en financiële ontwikkelingen van de Groep op en maakte hierover voorstellingen voor de raad van bestuur. Het rapporteerde over de organisatie van de interne audit in de operationele vennootschappen van de Groep. Het werkte voorstellen over de te volgen strategie uit. Het boog zich over de door de Vennootschap te weerhouden materialiteitsmatrix en de SDGs met het oog op het Duurzaamheidsverslag. Het legde verschillende ontwerpteksten ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur waaronder die van het Duurzaamheidsverslag en van de Corporate Governance Verklaring. Eind 2020, bestudeerde het comité de nationale en Europese wetgevende initiatieven op het gebied van duurzaamheid en de gevolgen hiervan voor de Vennootschap.
Het Charter vermeldt geen specifieke procedure voor de evaluatie van de samenstelling, de werking en de performantie van het executief comité, zoals voorgeschreven door de Code. Die worden heel het jaar door in de praktijk beoordeeld door de raad van bestuur op grond van het door het comité geleverde werk en voorbereidingen voor de raad.
Verder, spreken de niet-uitvoerende bestuurders zich jaarlijks uit, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, over de interactie tussen de raad en het executief comité. Ze oordeelden op 11 februari 2020 dat de raad een goede samenwerking heeft met het executief comité dat voldoende transparant is.
Bovendien wordt de bijdrage van ieder lid van het executief comité tot de ontwikkeling van de activiteiten en de resultaten van de Groep elk jaar beoordeeld door het remuneratiecomité samen met de gedelegeerd bestuurder. De voorzitter van het comité neemt geen deel aan de evaluatie van zijn eigen prestaties. Deze beoordelingen vonden plaats tijdens de vergadering van het remuneratiecomité van 18 november 2020.
Op 31 december 2020 bestaat het auditcomité uit drie leden, allen niet-uitvoerende bestuurders. Twee leden zijn onafhankelijke bestuurders. Het comité wordt voorgezeten door Tom Bamelis.
| DUUR MANDAAT | |
|---|---|
| Tom Bamelis, voorzitter | 2019-2022 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2019-2023 |
| Nicholas Thompson | 2019-2023 |
De duur van het mandaat van de leden valt samen met de duur van hun mandaat van bestuurder.
Alle leden van het auditcomité bezitten de nodige vaardigheden op het gebied van boekhouding en audit, en het comité bezit een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van SIPEF.
Het auditcomité kwam vier keer samen in 2020. Het gewogen gemiddelde aanwezigheidspercentage was 100%.
| AANWEZIGHEID | |
|---|---|
| Tom Bamelis, voorzitter | 4/4 |
| Sophie Lammerant-Velge | 4/4 |
| Nicholas Thompson | 4/4 |
In februari en augustus heeft het comité zich hoofdzakelijk gebogen over de analyse van respectievelijk de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële staten en het persbericht met betrekking tot deze rekeningen. Op elk van deze vergaderingen presenteerde de commissaris de resultaten van de uitgevoerde audit van deze staten.
Daarnaast vond tijdens de verschillende vergaderingen een toelichting en bespreking plaats van:
De commissaris was aanwezig op drie van de vier vergaderingen van het comité in 2020.
De interne auditors van de respectievelijke activiteiten namen geen deel aan de vergaderingen van het auditcomité van het moederbedrijf. De gedelegeerd bestuurder en CFO hadden in de loop van het boekjaar 2020 virtuele meetings met de lokale interne audit verantwoordelijken van Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.
De periodieke evaluatie van de samenstelling en werking van de raad van bestuur heeft eveneens betrekking op de comités van de raad van bestuur.
Op 31 december 2020 bestaat het remuneratiecomité uit drie leden, allen niet-uitvoerende bestuurders. De meerderheid van het comité, namelijk twee op de drie leden, zijn onafhankelijke bestuurders. Het comité wordt voorgezeten door Antoine Friling.
| DUUR MANDAAT | |
|---|---|
| Antoine Friling, voorzitter | 2019-2023 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2019-2023 |
| Petra Meekers (tot 9 juni 2021) | 2020-2021 |
De duur van het mandaat van de leden valt samen met de duur van hun mandaat van bestuurder.
Het comité beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van remuneratiebeleid.
In 2020 kwam het remuneratiecomité tweemaal samen. Het gewogen gemiddelde aanwezigheidspercentage bedroeg 100%.
| AANWEZIGHEID | |
|---|---|
| Antoine Friling, voorzitter | 2/2 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2/2 |
| Petra Meekers | 2/2 |
Op 11 februari heeft het remuneratiecomité de evolutie van de vergoedingen van de expatriates van de Groep over de laatste jaren geanalyseerd en op basis hiervan aanbevelingen geformuleerd betreffende hun variabele vergoedingen. Vervolgens heeft het comité voorstellen gedaan voor de bonusberekening 2020 met betrekking tot het Hoofdkantoor. Meer bepaald kwam het tot de conclusie dat er geen individuele bonus kon worden uitbetaald over 2019 in 2020 omwille van het verlies dat de Groep boekte in 2019. Het remuneratiecomité bereidde eveneens het remuneratieverslag aan de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020 voor.
Op de vergadering van 18 november 2020 boog het comité zich over de opvolgingsplanning van het management zowel in de filialen van de Groep als op het hoofdkwartier in Schoten. In die context stelde het de raad van bestuur voor het executief comité uit te breiden met een "chief operating officer" Asian Pacific (COO APAC) die in 2021 vanuit het nieuw opgerichte filiaal in Singapore actief zou zijn.
Het analyseerde de emolumenten van de bestuurders en de leden van de verschillende comités van de raad van bestuur evenals van de leden van het executief comité. Vervolgens vergeleek het comité al deze vergoedingen met die van gelijkaardige operationele genoteerde bedrijven. Tot slot heeft het comité het aandelenoptieplan 2020 voor het executief comité en het buitenlandse management van de Groep voorgesteld.
De vergaderingen van het remuneratiecomité werden eveneens door de gedelegeerd bestuurder bijgewoond.
Een vertegenwoordiger van de respectievelijke referentieaandeelhouders, Ackermans & van Haaren en de familie Bracht, waren aanwezig op de vergaderingen van februari en november.
De periodieke evaluatie van de samenstelling en werking van de raad van bestuur heeft eveneens betrekking op de comités van de raad van bestuur.
Het benoemingscomité van SIPEF bestaat uit alle leden van de raad van bestuur.
De evolutie van de samenstelling van het benoemingscomité is identiek aan die van de raad van bestuur (zie punt 2.1.).
In 2020 kwam de raad in zijn hoedanigheid van benoemingscomité tweemaal bijeen: op 11 februari en 18 november. Het gewogen gemiddelde aanwezigheidspercentage was 100%.
| AANWEZIGHEID | |
|---|---|
| Baron Luc Bertrand, voorzitter | 2/2 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder | 2/2 |
| Tom Bamelis | 2/2 |
| Priscilla Bracht | 2/2 |
| Baron Jacques Delen | 2/2 |
| Antoine Friling | 2/2 |
| Regnier Haegelsteen (tot 10 juni 2020)* | 1/1 |
| Gaëtan Hannecart (vanaf 10 juni 2020)** | 1/1 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2/2 |
| Petra Meekers | 2/2 |
| Nicholas Thompson | 2/2 |
* aanwezigheidspercentage berekend tot de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat
** aanwezigheidspercentage berekend vanaf de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat
Het comité van 11 februari besloot voor te stellen de mandaten van Luc Bertrand, Jacques Delen en Petra Meekers te hernieuwen voor een termijn van respectievelijk drie, één en vier jaar. Het comité stelde eveneens Gaëtan Hannecart voor als nieuwe bestuurder. Onder de opschortende voorwaarde van de goedkeuring door de algemene vergadering van 10 juni 2020, stelde het comité de samenstelling van het audit- en remuneratiecomité vast.
Op 18 november nam het comité kennis van de aanbestedingsprocedure die het auditcomité zal organiseren voor de benoeming van een nieuwe commissaris van de Vennootschap. In het vooruitzicht van de verdere evolutie van de samenstelling van de raad van bestuur, nam het comité het besluit een zoektocht op te starten naar een bijkomende vrouwelijke onafhankelijke bestuurder die vertrouwd is met de Aziatische verwerkende palmolie-industrie.
De raad van bestuur evalueert regelmatig zijn samenstelling en werking evenals die van zijn comités.
Tijdens de vergadering van 18 september 2018 kwamen, naast de beoordeling van de raad, tevens de samenstelling en de werking van de comités van de raad aan bod.
Er was geen commentaar over de huidige samenstelling van de comités, maar wel over de verdere evolutie hiervan. Immers, over de periode van 2019 tot 2021 zouden vier bestuurders de leeftijdsgrens van 70 jaar bereikt hebben. Alle leden van de raad, in hun hoedanigheid van lid van het benoemingscomité, werden uitgenodigd om de samenstelling van het auditcomité en remuneratiecomité opnieuw te bestuderen op basis van dit gegeven, rekening houdend met de wettelijke vereisten.
Tot slot werd de communicatie tussen de raad van bestuur en de comités geanalyseerd en werden er concrete voorstellen gedaan voor de toekomstige rapportering van het auditcomité en het remuneratiecomité.
De volgende evaluatie van de samenstelling en werking van de raad en zijn comités zal plaatsvinden in 2021.
Het huidige remuneratieverslag is opgesteld in overeenstemming met artikel 3:6. §3 WVV zoals gewijzigd door de wet van 28 april 2020 tot omzetting in het Belgische recht van de Europese richtlijn ter bevordering van de langetermijnbetrokkenheid van de aandeelhouders. Het geeft een uitgebreid en volledig overzicht van de remuneratie, met inbegrip van alle voordelen in gelijk welke vorm, die tijdens het boekjaar 2020 werd toegekend aan de niet-uitvoerende bestuurders, de gedelegeerd bestuurder en de overige leden van het executief comité.
Het bevat voor de eerste maal een gedetailleerde voorstelling van de remuneratie van elk lid van het executief comité, het collegiaal orgaan dat belast is met het dagelijks bestuur.
Er zijn geen belangrijke wijzigingen in de samenstelling van de raad van bestuur opgetreden in 2020 die de remuneratie van de leden van de raad van bestuur hebben beïnvloed. De samenstelling van het executief comité is evenmin veranderd tegenover het vorige boekjaar.
In 2020 wordt de vergoeding van het uitvoerend management wel gekenmerkt door de afwezigheid van enige variabele vergoeding. Immers, zoals voor alle personeelsleden van de Vennootschap wordt deze berekend op grond van het recurrente geconsolideerde resultaat van het vorige boekjaar en dat is negatief in 2019. Nochtans evolueerde het resultaat in 2020 in de positieve zin en maakte de Groep opnieuw winst. De prestaties van het jaar werden gekenmerkt door enkele belangrijke ontwikkelingen en verrichtingen die uiteengezet worden onder het hoofdstuk 'Markante feiten van 2020' (zie Bedrijfsverslag pagina 6).
Dit verslag is opgesteld in overeenstemming met het remuneratiebeleid dat van kracht was voor het werd gewijzigd door de raad van bestuur op 10 februari 2021. Het nieuwe beleid reflecteert in grote lijnen het oude. Het zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de algemene vergadering van 9 juni 2021. Indien deze vergadering het nieuwe beleid goedkeurt, zal het van toepassing zijn op de vergoedingen die uitbetaald worden vanaf 1 januari 2021. De gedetailleerde tekst van het remuneratiebeleid is gepubliceerd op de website van de Vennootschap.
De bestuurders ontvangen een vaste vergoeding die niet gerelateerd is aan de omvang van de resultaten. Deze vergoeding bestaat uit de emolumenten voor de vergaderingen van de raad van bestuur en, desgevallend, een vergoeding voor het zetelen in een bepaald comité.
In 2020 ontvingen de bestuurders de volgende vergoedingen:
| OP JAARBASIS PER PERSOON | LID | VOORZITTER |
|---|---|---|
| Raad van bestuur | EUR 29 000 | EUR 60 000 |
| Auditcomité | EUR 7 500 | EUR 9 750 |
| Remuneratiecomité | EUR 4 000 | EUR 5 200 |
De ontslagnemende en nieuwe bestuurders worden vergoed ten belope van het aantal gepresteerde maanden in het boekjaar.
| RAAD VAN BESTUUR | RAAD VAN BESTUUR | AUDITCOMITÉ | REMUNERATIE COMITÉ |
TOTAAL | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| in KEUR | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 |
| Baron Luc Bertrand | 60 | 60 | 0 | 0 | 0 | 0 | 60 | 60 |
| Tom Bamelis | 29 | 29 | 5 | 10 | 0 | 0 | 34 | 39 |
| Priscilla Bracht | 29 | 29 | 0 | 0 | 0 | 0 | 29 | 29 |
| Baron Jacques Delen | 29 | 29 | 0 | 0 | 0 | 0 | 29 | 29 |
| Brian Dyer | 15 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 15 | 0 |
| Antoine Friling | 29 | 29 | 4 | 0 | 5 | 5 | 37 | 34 |
| Regnier Haegelsteen | 29 | 15 | 5 | 0 | 3 | 0 | 36 | 15 |
| Gaëtan Hannecart | 0 | 15 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 15 |
| Sophie Lammerant-Velge | 29 | 29 | 8 | 8 | 4 | 4 | 41 | 41 |
| Petra Meekers | 29 | 29 | 0 | 0 | 2 | 4 | 31 | 33 |
| Nicholas Thompson | 15 | 29 | 4 | 8 | 0 | 0 | 18 | 37 |
| François Van Hoydonck | 29 | 29 | 0 | 0 | 0 | 0 | 29 | 29 |
| Totaal | 321 | 321 | 25 | 25 | 13 | 13 | 359 | 359 |
De niet-uitvoerende bestuurders ontvangen geen variabele vergoeding en geen opties. Een deel van hun vergoeding wordt evenmin uitbetaald in de vorm van aandelen van de Vennootschap (zie Bedrijfsverslag pagina 189). Ze genieten van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering.
De leden van het executief comité, dat bestaat uit de gedelegeerd bestuurder en andere leidinggevenden van de Vennootschap, ontvangen een vaste vergoeding en een variabele vergoeding en eventueel opties.
De Vennootschap heeft geen minimumdrempel van aandelen bepaald die moeten worden aangehouden door de leden van het uitvoerend management (zie Bedrijfsverslag pagina 189).
In 2020 werden geen aandelen aan de leden van het executief comité toegekend.
| 2020 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| in KEUR | FVH | CDW | TH | RK | JN | Totaal | % |
| Bestuurdersvergoeding | 29 | 0 | 0 | 0 | 0 | 29 | 1,5% |
| Vaste vergoeding | 370 | 254 | 246 | 308 | 303 | 1 481 | 75,3% |
| Variabele vergoeding | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,0% |
| Pensioen | 258 | 46 | 49 | 0 | 46 | 399 | 20,3% |
| Andere | 10 | 9 | 14 | 17 | 8 | 58 | 2,9% |
| Subtotaal | 667 | 309 | 309 | 325 | 357 | 1 967 | 100% |
| Marktwaarde verworven aandelenopties (op verwervingsdatum) * | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
| Totale vergoeding | 667 | 309 | 309 | 325 | 357 | 1 967 | |
| Subtotaal | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |
| Vast | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |
| Variabel | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
| 2019 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| in KEUR | FVH | CDW | TH | RK | JN | Totaal | % |
| Bestuurdersvergoeding | 29 | 0 | 0 | 0 | 0 | 29 | 1,2% |
| Vaste vergoeding | 369 | 252 | 246 | 245 | 300 | 1 412 | 59,9% |
| Variabele vergoeding | 165 | 53 | 54 | 50 | 94 | 416 | 17,6% |
| Pensioen | 260 | 46 | 49 | 46 | 46 | 447 | 18,9% |
| Andere | 7 | 10 | 15 | 15 | 8 | 55 | 2,3% |
| Subtotaal | 830 | 361 | 364 | 356 | 448 | 2 359 | 100% |
| Marktwaarde verworven aandelenopties (op verwervingsdatum) * | 10 | 3 | 3 | 3 | 3 | 24 | |
| Totale vergoeding | 840 | 364 | 367 | 359 | 451 | 2 383 | |
| Subtotaal | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |
| Vast | 80% | 85% | 85% | 86% | 79% | 82% | |
| Variabel | 20% | 15% | 15% | 14% | 21% | 18% |
* Voor meer details over de betreffende optieplannen (respectievelijk, SOP 2017 en SOP 2016), zie pagina 178, tabel: Uitsplitsing van aandelenoptieplan SIPEF.
De gedelegeerd bestuurder ontvangt emolumenten voor het deelnemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur en daarnaast een vaste vergoeding voor zijn uitvoerende functies.
Het bedrag van de vaste vergoeding van de leden van het executief comité, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder, wordt vastgelegd op basis van de marktpraktijken en is het voorwerp van een jaarlijkse toetsing.
De leden van het executief comité genieten van een groepsverzekering met vaste bijdragen. Deze omvat een aanvullend pensioen en eveneens een invaliditeits- en overlijdensdekking. Daarnaast heeft de Vennootschap voor elk lid een hospitalisatieverzekering afgesloten en een bijstandsverzekering die wereldwijde dekking geeft. Bovendien geniet het management van een bedrijfswagen en maaltijdcheques.
Het totale bedrag van de uitgekeerde variabele vergoedingen aan zowel het personeel als aan de leden van het executief comité kan maximum 2% van het geconsolideerd recurrent resultaat voor belastingen, deel van de Groep, bedragen. Voor elk lid van het executief comité mag het bedrag van de variabele vergoeding in cash maximaal tweemaal de vaste vergoeding bedragen.
Het uiteindelijke individuele bedrag van de variabele vergoeding dat toegekend wordt aan elk van de leden wordt bepaald in functie van financiële criteria die discretionair worden bepaald door de raad van bestuur op voorstel van het remuneratiecomité. Dit comité formuleert een voorstel in functie van de verschillende componenten van de winst van het boekjaar en de bijdrage tot de verwezenlijking ervan door elk lid van het executief comité. Hierbij laat het remuneratiecomité zich leiden door vooraf vastgestelde financiële en objectief meetbare criteria die worden toegepast op een periode van één boekjaar.
Het relateren van de variabele vergoeding aan de prestaties van één boekjaar - en niet aan performantiecriteria over twee en drie boekjaren zoals voorzien door de wet – is te verklaren door de volatiliteit van de resultaten van de agro-industriële activiteiten, en in het bijzonder van de palmoliemarkt, waarvan de performantie gelinkt is aan de prijs van de landbouwgrondstoffen.
Het is dan ook logisch dat de vergoeding van het personeel en management, zoals eveneens die van de aandeelhouders, mee evolueert met de volatiliteit van de Groep.
Uit de vergoedingen van 2020 komt duidelijk naar voren dat de Vennootschap deze redenering elk jaar strikt toepast. Immers in 2019 heeft de Groep verlies geleden en was er dus geen financiële basis voor handen in 2020 voor het vastleggen en uitbetalen van enige variabele vergoeding aan de leden van het executief comité.
Het bepalen van de variabele vergoeding op grond van de prestaties van één boekjaar doet geen afbreuk aan de langetermijnvisie van het uitvoerend management. Dergelijke visie is onlosmakelijk verbonden met de agro-industriële activiteiten van de SIPEF-groep die enkel op lange termijn kunnen worden geëvalueerd, zoals blijkt uit de strategie en het bedrijfsmodel van SIPEF (zie Bedrijfsverslag pagina 24 en 29).
De raad van bestuur heeft in 2020 evenmin bijzondere bonussen toegekend aan één of meerdere leden voor specifieke verrichtingen.
Naast de variabele vergoeding op korte termijn, ontvangen de leden van het executief comité geen variabele remuneratie in geld op lange termijn.
Alle leden van het executief comité hebben een "claw back"-clausule ondertekend. Dit komt erop neer dat de Vennootschap het recht heeft om de variabele nettovergoeding terug te vorderen, indien deze op basis van onjuiste financiële gegevens werd toegekend.
In 2020 heeft de Vennootschap geen gebruik gemaakt van haar recht tot terugvordering.
De totale vergoeding van de bestuurders en de leden van het executief comité is volledig in lijn met het remuneratiebeleid en wordt op een transparante manier berekend en toegepast.
De vaste vergoedingen van de leden van de raad van bestuur en van het executief comité worden jaarlijks getoetst op basis van de marktpraktijken en zijn dus marktconform.
De variabele vergoeding is gelinkt aan de jaarresultaten van de Groep, die rechtstreeks afhangen van de volatiele prijzen van de landbouwgrondstoffen.
De Vennootschap communiceert permanent op een correcte en transparante wijze over de evolutie van de activiteiten, duurzaamheid, prestaties en corporate governance van de Groep aan haar aandeelhouders, management, werknemers en alle andere stakeholders. Deze transparantie wordt voor de eerste maal in dit verslag nog meer in detail doorgetrokken op het niveau van de vergoeding van de leden van het executief comité. Een duidelijke communicatie en transparantie liggen aan de basis van tevredenheid, werkt motiverend en draagt bij tot goede langetermijnprestaties.
Het boekjaar 2020 is bij uitstek het bewijs dat dergelijke filosofie effectief haar vruchten afwerpt. Ondanks het geboekte verlies in 2019 en het ontbreken van enige variabele vergoeding in 2020, blijft het personeel en het management zich gemotiveerd inzetten voor het verwezenlijken van de langetermijndoelstellingen die de Groep heeft vooropgesteld.
Vanaf het boekjaar 2011 tot op heden werden jaarlijks aandelenopties aangeboden aan de leden van het executief comité. De aandelenopties, die onder het aandelenoptieplan van SIPEF worden aangeboden, hebben de volgende kenmerken:
Op 19 november 2020 werden opties toegekend door SIPEF aan de leden van het executief comité. Deze werden verdeeld onder de begunstigden als volgt:
| AANTAL | |
|---|---|
| François Van Hoydonck | 6 000 |
| Charles De Wulf | 2 000 |
| Thomas Hildenbrand | 2 000 |
| Robbert Kessels | 2 000 |
| Johan Nelis | 2 000 |
| Totaal | 14 000 |
Daarnaast werden er nog 4 000 opties toegekend aan algemene directeuren van de buitenlandse filialen.
De in 2020 toegekende opties hebben de volgende kenmerken:
1 januari 2024 tot en met 18 november 2030
| UITSPLITSING VAN AANDELENOPTIEPLAN SIPEF (SOP) | VERWORVEN | NIET VERWORVEN | |||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| SOP 2011 | SOP 2012 | SOP 2013 | SOP 2014 | SOP 2015 | SOP 2016 | SOP 2017 | SOP 2018 | SOP 2019 | SOP 2020 | ||
| Aanbod | 23/11/2011 | 21/11/2012 | 20/11/2013 | 18/11/2014 | 28/11/2015 | 07/12/2016 | 22/11/2017 | 19/11/2018 | 22/11/2019 | 18/11/2020 | |
| Verwerving | 31/12/2014 | 31/12/2015 | 31/12/2016 | 31/12/2017 | 31/12/2018 | 31/12/2019 | 31/12/2020 | 31/12/2021 | 31/12/2022 | 31/12/2023 | |
| Uitoefenperiode | 2015-2021 | 2016-2022 | 2017-2023 | 2018-2024 | 2019-2025 2020-2026 | 2021-2027 | 2022-2028 | 2023-2029 2024-2030 | |||
| Uitoefenprijs | 56,99 | 59,14 | 55,50 | 54,71 | 49,15 | 53,09 | 62,87 | 51,58 | 45,61 | 44,59 | |
| Koers datum verwerving | 47,68 | 52,77 | 60,49 | 62,80 | 48,80 | 54,80 | 43,20 |
| SOP | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| FRANÇOIS VAN HOYDONCK | VERWORVEN | NIET VERWORVEN | TOTAAL | ||||||||
| Aangeboden nog niet verworven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 18 000 |
| Verworven aan het begin van het jaar | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 0 | 0 | 0 | 42 000 |
| Uitgeoefend in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Vervallen in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal aandelenopties einde jaar | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 60 000 |
| Verworven aan uitoefenprijs | 318 540 | 377 220 | |||||||||
| Verworven aan marktprijs | 328 800 | 259 200 | |||||||||
| Latente meerwaarde | 10 260 | 0 |
| SOP | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| JOHAN NELIS | VERWORVEN | NIET VERWORVEN | TOTAAL | ||||||||
| Aangeboden nog niet verworven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 6 000 |
| Verworven aan het begin van het jaar | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 0 | 0 | 0 | 14 000 |
| Uitgeoefend in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Vervallen in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal aandelenopties einde jaar | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 20 000 |
| Verworven aan uitoefenprijs | 106 180 | 125 740 | |||||||||
| Verworven aan marktprijs | 109 600 | 86 400 | |||||||||
| Latente meerwaarde | 3 420 | 0 |
| SOP | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CHARLES DE WULF | VERWORVEN | NIET VERWORVEN | TOTAAL | ||||||||
| Aangeboden nog niet verworven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 6 000 |
| Verworven aan het begin van het jaar | 0 | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 0 | 0 | 0 | 8 000 |
| Uitgeoefend in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Vervallen in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal aandelenopties einde jaar | 0 | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 14 000 |
| Verworven aan uitoefenprijs | 106 180 | 125 740 | |||||||||
| Verworven aan marktprijs | 109 600 | 86 400 | |||||||||
| Latente meerwaarde | 3 420 | 0 |
| SOP | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| THOMAS HILDENBRAND | VERWORVEN | NIET VERWORVEN | TOTAAL | ||||||||
| Aangeboden nog niet verworven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 6 000 |
| Verworven aan het begin van het jaar | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 0 | 0 | 0 | 14 000 |
| Uitgeoefend in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Vervallen in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal aandelenopties einde jaar | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 20 000 |
| Verworven aan uitoefenprijs | 106 180 | 125 740 | |||||||||
| Verworven aan marktprijs | 109 600 | 86 400 | |||||||||
| Latente meerwaarde | 3 420 | 0 |
| SOP | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| ROBBERT KESSELS | VERWORVEN | NIET VERWORVEN | TOTAAL | ||||||||
| Aangeboden nog niet verworven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 6 000 |
| Verworven aan het begin van het jaar | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 0 | 0 | 0 | 10 000 |
| Uitgeoefend in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Vervallen in 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal aandelenopties einde jaar | 0 | 0 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 16 000 |
| Verworven aan uitoefenprijs | 106 180 | 125 740 | |||||||||
| Verworven aan marktprijs | 109 600 | 86 400 | |||||||||
| Latente meerwaarde | 3 420 | 0 |
In 2020 hebben de leden van het executief comité geen opties uitgeoefend en zijn er geen opties vervallen.
In 2020 werden de vergoedingen aan de bestuurders en de leden van het executief comité toegekend in toepassing van het remuneratiebeleid en waren er geen afwijkingen hiervan.
| A) Jaarlijkse verandering in remuneratie (in percentage) | 2016 | 2017 | verschil | 2018 | verschil | 2019 | verschil | 2020 | verschil |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Totale vergoeding raad van bestuur (1) (in KEUR) | 286 | 315 | +10% | 344 | +9% | 359 | +4% | 359 | 0% |
| Totale vaste remuneratie excom (2) (in KEUR) | 1 670 | 1 832 | +10% | 1 899 | +4% | 1 943 | +2% | 1 967 | +1% |
| Totale variabele remuneratie excom (3) (in KEUR) | 383 | 682 | +78% | 1 168 | +71% | 416 | -64% | 0 | -100% |
| B) Jaarlijkse verandering in de ontwikkeling van de prestaties van de Vennootschap | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| -- | -- | -- | -- | -- | ------------------------------------------------------------------------------------ | -- | -- | -- |
| CPO marktprijs (in USD/ton CIF Rotterdam) | 700 | 715 | +2% | 598 | -16% | 566 | -5% | 715 | +26% |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Geproduceerde volumes CPO (in ton) | 297 705 330 958 | +11% | 351 757 | +6% | 312 514 | -11% | 329 284 | +5% | |
| Resultaat, deel van de Groep (recurrent) (in KUSD) | 39 874 | 64 481 | +62% | 22 713 | -65% | -8 004 | -135% | 14 122 | nvt |
| C) Jaarlijkse verandering in de gemiddelde remuneratie van de werknemers | |||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Gemiddelde remuneratie werknemer SIPEF HQ (vast) (4) (in KEUR/maand) |
4 328 | 4 467 | +3% | 4 440 | -1% | 4 491 | +1% | 4 832 | +8% |
| Gemiddelde remuneratie werknemer SIPEF HQ (variabel) (5) (in KEUR/jaar) |
6 962 | 12 012 | +73% | 20 003 | +67% | 7 618 | -62% | 0 | -100% |
| D) Ratio hoogste/laagste vergoeding (VTE) | |||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Verhouding totale vaste kost vergoeding hoogste excom | 12,2 | 12,5 | 12,8 | 9,3 | 9,2 | ||||
| & laagste werknemer (6) |
(1) Vergoeding zoals opgenomen onder 5.2 Totale vergoeding raad van bestuur
(2) Vaste vergoeding zoals opgenomen onder 5.3 Totale vergoeding van de leden van het executief comité
(3) Variabele vergoeding zoals opgenomen onder 5.3 Totale vergoeding van de leden van het executief comité
(4) Gemiddeld bruto loon (voltijds equivalent) in januari van het betreffende jaar
(5) Gemiddelde uitgekeerde variabele vergoeding kost werkgever (voltijds equivalent)
(6) Totale vaste kost hoogste individuele vergoeding binnen het executief comité/totale vaste kost (voltijds equivalent) laagste vergoeding werknemers HQ
Het nieuwe remuneratiebeleid zal voor de eerste keer van toepassing zal zijn op het boekjaar 2021. Het werd vastgelegd door de raad van bestuur van 10 februari 2021 en zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de algemene vergadering van 9 juni 2021. Diezelfde algemene vergadering zal zich ook uitspreken over het huidige remuneratieverslag dat echter werd opgesteld in overeenstemming met het oude remuneratiebeleid. Indien de aandeelhouders op de algemene vergadering van 9 juni 2021 bepaalde opmerkingen zullen maken over het remuneratiebeleid en -verslag, zal de Vennootschap haar beleid en verslag in 2022 hieraan aanpassen.
De gewone algemene vergadering van 10 juni 2020 heeft het mandaat van Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA, vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, hernieuwd voor een periode van drie jaar. Diezelfde vergadering legde de jaarlijkse bezoldiging vast op EUR 81 438, exclusief BTW en jaarlijks indexeerbaar.
De commissaris oefent de externe controle uit op de geconsolideerde en op de maatschappelijke financiële staten van SIPEF. Hij rapporteert tweemaal per jaar aan het auditcomité en de raad van bestuur.
De jaarlijkse vergoeding van de commissaris voor het boekjaar 2020 voor de controle van de maatschappelijke en geconsolideerde financiële staten van SIPEF bedraagt KUSD 95 (KEUR 83).
De vergoeding voor de niet-controlediensten in 2020 kwam uit op KUSD 20 (KEUR 17). Deze honoraria hadden betrekking op fiscale adviezen. Deze niet-controlediensten werden goedgekeurd door het auditcomité, dat bij elke vergadering een overzicht van deze erelonen ontvangt.
De totale kost voor externe controle van de SIPEF-groep betaald aan het Deloitte netwerk bedroeg KUSD 399. Het bedrag aan betaalde erelonen voor adviezen van dezelfde commissaris en aanverwante bedrijven kwam uit op KUSD 20. Alle details betreffende de honoraria betaald aan Deloitte kunnen worden geraadpleegd in Toelichting 32, pagina 56 van de Financiële Staten.
Het mandaat van de commissaris dat normaal zou vervallen op het einde van de gewone algemene vergadering van juni 2023, is volledig in lijn met de Europese verordening betreffende de audithervorming van 16 april 2014. De Belgische wetgever interpreteert echter de overgangsbepalingen met betrekking tot de externe rotatie van de bedrijfsrevisoren van deze verordening op een restrictieve manier. Hierdoor kan Deloitte zijn vernieuwd mandaat enkel voor het boekjaar 2020 uitoefenen en zal dit moeten onderbreken voor de twee volgende boekjaren. SIPEF heeft eind 2020 een private aanbesteding opgestart met het oog op de benoeming van een nieuwe externe auditor overeenkomstig de Europese voorschriften met betrekking tot externe rotatie van de bedrijfsrevisoren bij beursgenoteerde bedrijven. Op basis van het resultaat van deze procedure, heeft de raad van bestuur van 10 februari 2021 het voorstel geformuleerd aan de algemene vergadering van 9 juni 2021 om EY Bedrijfsrevisoren BV, Borsbeeksebrug 26 te 2600 Antwerpen (Berchem) te benoemen voor een termijn van drie jaar en de bezoldiging vast te leggen op USD 93 000, indexatie en BTW niet-inbegrepen. Indien de vergadering deze hernieuwing goedkeurt, zal EY vertegenwoordigd worden voor de uitoefening van dit mandaat door Christoph Oris en Wim Van Gasse.
In de filialen in Indonesië en in Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea is een interne auditafdeling opgericht die viermaal per jaar rapporteert aan het lokaal auditcomité dat de interne auditrapporten beoordeelt.
In de Hoofdzetel in België en in de overige dochterondernemingen werd de interne auditfunctie in 2020 uitgeoefend door het verantwoordelijke lid van het executief comité, samen met de gedelegeerd bestuurder en de "chief financial officer" van SIPEF. Gelet op de beperkte omvang van deze bedrijven, is het auditcomité van SIPEF in 2020 niet teruggekomen op zijn beslissing om momenteel geen afzonderlijke interne auditafdeling op te richten. Het comité heeft wel in november 2020 aanbevolen dat één van de Groepscontrollers van de Hoofdzetel een interne audit zou uitvoeren en verslag uitbrengen over deze enkele ondernemingen aan het SIPEF-auditcomité.
De raad van bestuur van SIPEF is verantwoordelijk voor het beoordelen van de inherente risico's van de Groep en van de doeltreffendheid van de interne controle.
Het interne controlesysteem van SIPEF werd opgezet overeenkomstig de Belgische wettelijke vereisten voor het risicobeheer en de interne controle, de principes vermeld in de Belgische Corporate Governance Code 2020 en is georganiseerd op basis van het Coso model ("the Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission").
Een op Groepsniveau uitgevoerde risicoanalyse vormt de basis van het interne controle- en risicobeheerssysteem, waarvan de betrouwbaarheid van de financiële rapportering en het communicatieproces een belangrijke pijler uitmaakt.
SIPEF is een Belgisch beursgenoteerd bedrijf dat zich toelegt op agro-industriële activiteiten in tropische en subtropische gebieden. De Groep produceert vooral palmproducten maar ook, rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. De productie van deze producten is zeer arbeidsintensief.
Om het beheer van de plantages te optimaliseren wordt veel aandacht besteed aan de algemene kennis en de opleiding van de werknemers in landbouw- en beheerstechnieken. De Vennootschap stelt handleidingen op met standaardprocedures die praktische richtlijnen en aangewezen beheerpraktijken bevatten om zo de implementatie van het beleid van de Groep te verzekeren op het gebied van landbouw, techniek en milieu door de talrijke personeelsleden in de verschillende delen van de wereld. Het management van de Groep ziet erop toe dat alle werknemers in een veilige en gezonde omgeving kunnen werken.
De raad van bestuur van SIPEF heeft tevens een 'Verantwoordelijk Plantagebeleid' (www. sipef.com/hq/sustainability/policies/responsible-plantations-policy) en een 'Verantwoordelijk aankoopbeleid' (www.sipef.com/hq/sustainability/policies/responsible-purchase-policy) opgesteld dat van toepassing is op alle plantageactiviteiten en grondstoffen. Hij herziet deze beleidslijnen elk jaar om ze aan te passen aan de evolutie van de juridische, maatschappelijke en ecologische standaarden.
Om verdere groei mogelijk te maken en te stimuleren, streeft SIPEF in het dagelijks beleid van haar activiteiten een duidelijke duurzame regelgeving na, die strenger is dan de wettelijke vereisten van de landen waarin de Vennootschap actief is. Dat engagement wordt gestaafd door certificaten en algemeen erkende standaarden: zie Duurzaamheidsverslag pagina 22.
De door SIPEF uitgeoefende interne controle waakt erover dat al deze procedures, richtlijnen en regelgevingen worden gerespecteerd om zo de activa, het personeel en de activiteiten van de Groep te beschermen en hun beheer te optimaliseren.
Algemeen kan de bedrijfsstructuur, de bedrijfsfilosofie en de managementstijl van de SIPEF-groep omschreven worden als 'vlak'. Dit is te verklaren door het beperkte aantal beslissingslijnen binnen de hiërarchie. Dit beperkt aantal beslissingslijnen en de geringe personeelsrotatie verhogen de sociale controle binnen de Vennootschap.
De Groep is onderverdeeld in een aantal afdelingen. Elke afdeling en elke persoon binnen de desbetreffende afdeling heeft zijn eigen functieomschrijving. Voor elke functie en taak wordt het vereiste studie- en/of ervaringsniveau bepaald. Er bestaat een welomschreven politiek van delegaties van bevoegdheden.
Tot slot waakt SIPEF over de strikte toepassing van de regels van haar Corporate Governance Charter en van de Gedragscode opdat de bestuurders, alle leidinggevenden en het personeel van de Groep op een eerlijke en ethische manier en volgens de toepasselijke regelgeving en beginselen van deugdelijk bestuur zouden handelen.
De raad van bestuur keurt jaarlijks een strategisch plan goed dat de doelstellingen op strategisch, operationeel, financieel, fiscaal en juridisch vlak uitstippelt.
Het verwezenlijken van deze doelstellingen kan in gevaar worden gebracht door bepaalde risico's. Deze risico's werden in kaart gebracht en ingedeeld op grond van hun potentieel belang, de waarschijnlijkheid waarmee ze kunnen voorkomen en de maatregelen die werden getroffen om deze risico's te behandelen. De risicobehandelingen werden opgedeeld als volgt: verminderen, overdragen, vermijden of aanvaarden.
De Vennootschap heeft de nodige instructies uitgevaardigd en/of de vereiste procedures vastgelegd om de geïdentificeerde risico's op passende wijze te kunnen behandelen.
Een geheel van operationele en financiële rapporteringen, interne en externe, maakt het mogelijk om op periodieke basis (dagelijks, wekelijks, maandelijks, driemaandelijks, halfjaarlijks of jaarlijks) en op de gepaste niveaus de nodige informatie ter beschikking te stellen om de toevertrouwde verantwoordelijkheden naar behoren te kunnen vervullen.
Het is de verantwoordelijkheid van elke werknemer om potentiële tekortkomingen in de interne controle te melden bij de respectievelijke verantwoordelijken.
Daarnaast zijn de interne auditafdelingen in de filialen in Indonesië en bij Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea belast met het permanente toezicht op de doeltreffendheid en de naleving van de bestaande interne controle voor hun respectievelijke activiteiten. Op basis van hun bevindingen stellen zij de nodige bijsturingen voor. Een lokaal auditcomité bespreekt per kwartaal de rapporten van de interne auditafdelingen. Jaarlijks wordt een samenvatting van de belangrijkste bevindingen voorgelegd aan het auditcomité van SIPEF.
Voor kleinere filialen, waarvoor geen aparte interne auditfunctie werd gecreëerd, neemt het verantwoordelijke lid van het executief comité, samen met de gedelegeerd bestuurder en de "chief financial officer" van SIPEF, het toezicht op de interne controle waar. Bovendien voert één van de groepscontrollers van de Hoofdzetel een interne audit uit over de activiteiten van deze filialen en brengt verslag uit aan het SIPEF-auditcomité.
Een externe auditor onderwerpt daarnaast minstens éénmaal per jaar de financiële staten van elk filiaal van de Groep aan een nazicht. Eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze externe audit, worden aan de raad van bestuur overgemaakt onder de vorm van een "management letter". In het verleden werden er geen belangrijke tekortkomingen in de interne controle vastgesteld.
Het proces voor de totstandkoming van de financiële rapportering is georganiseerd als volgt:
De maandelijkse managementrapportering en de wettelijke consolidatie worden uitgevoerd in een geïntegreerd systeem. Er wordt ook gepaste zorg besteed aan antivirus- en beschermingsprogramma's, ononderbroken back-ups en maatregelen ter waarborging van de continuïteit van de dienstverlening.
Het Charter beschrijft het beleid met betrekking tot verrichtingen tussen de Vennootschap of een met haar verbonden vennootschap en een lid van de raad van bestuur of van het executief comité of een met haar verbonden persoon die aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten, al dan niet in de zin van het WVV. Het vermeldt bovendien de wettelijke procedures die zijn vastgelegd in de artikels 7:96 en 7:97 van het WVV.
In 2020 werden er verrichtingen die aanleiding gaven tot een belangenconflict in de zin van artikel 7:96 van het WVV gemeld aan de raad van bestuur van 11 februari 2020 en van 18 november 2020. De wettelijke procedure voorzien door dit artikel werd toegepast op de beslissing van de raad in verband hiermee. De notulen van de vergadering met betrekking tot deze besluiten van de raad werden meegedeeld aan de commissaris van de Vennootschap. De uittreksels van de notulen van de betreffende besluiten worden hieronder integraal weergegeven:
Uittreksel uit de notulen van 11 februari 2020 "De Voorzitter van het Remuneratiecomité, Antoine Friling, vat de voorstellen van het Comité aan de Bestuurders als volgt samen: …
…De individuele evaluatie van de leden van het Executief Comité werd uitvoerig besproken,
Aangezien dit agendapunt een deel van zijn bezoldiging betreft, stelt François Van Hoydonck, Gedelegeerd Bestuurder, dat er voor hem een belangenconflict bestaat. Artikel 7:96 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is dus van toepassing. Hij verlaat tijdelijk de vergadering.
De Bestuurders nemen kennis van de evaluatie en de voorstellen van het Remuneratiecomité voor François Van Hoydonck. Zij bevestigen de aanbeveling van het Remuneratiecomité om geen bonus toe te kennen aan de Gedelegeerd Bestuurder voor het jaar 2019.
François Van Hoydonck komt de vergaderzaal binnen."
"De Voorzitter van het Remuneratiecomité, Antoine Friling, vat het advies van het Comité aan de Bestuurders als volgt samen: …
Aangezien het volgende punt betrekking heeft op haar individuele bezoldiging, verklaart Petra Meekers dat er sprake is van een belangenconflict van haar kant, zoals bedoeld in artikel 7:96 van het Belgische Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. Petra verlaat de vergadering tijdelijk.
Het comité adviseert om de vaste jaarlijkse verhoging van de bezoldiging voor 2021 te beperken tot de gebruikelijke verhoging van de consumentenindex, voor alle leden van het Executief Comité, op twee uitzonderingen na zoals vermeld in het verslag in bijlage. Het comité adviseert verder over de jaarlijkse vergoeding voor de nieuwe functie van expat COO Asian Operations, zoals gedefinieerd in het rapport in bijlage.
De Raad van Bestuur keurt de voorstellen zoals geformuleerd door het comité goed.
Petra Meekers vervoegt de vergadering weer.
Aangezien het volgende punt betrekking heeft op zijn individuele remuneratie, verklaart François Van Hoydonck, Gedelegeerd Bestuurder, dat er sprake is van een belangenconflict van zijn kant, zoals bedoeld in artikel 7:96 van het Belgische Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. François verlaat de vergadering.
Voorgesteld wordt om de jaarlijkse optieregeling, die in 2011 van start is gegaan, in 2020 voort te zetten. De opties zouden dezelfde kenmerken hebben als de opties die vorig jaar werden toegekend, namelijk een jaarlijks aandelenoptieplan op bestaande SIPEF-aandelen en in overeenstemming met de Belgische fiscale wetgeving. Het comité stelt voor om een totaal aantal van 18 000 aandelenopties toe te kennen aan de Gedelegeerd Bestuurder, het Executief Comité en de 2 managers die verantwoordelijk zijn voor de activiteiten van SIPEF in Indonesië en Ivoorkust. De verantwoordelijke manager van PNG komt niet in aanmerking voor het optieprogramma dat in 2020 wordt aangeboden, de nieuw gecreëerde COO-functie evenmin. Eén optie geeft de begunstigde het recht om één SIPEF-aandeel te kopen, 18 000 opties komen overeen met een bedrag van ongeveer KEUR 828 (op basis van een aandelenprijs van ongeveer 46 euro per aandeel); 6 000 opties (KEUR 276) zouden worden aangeboden aan de Gedelegeerd Bestuurder. Er wordt voorgesteld dat, in tegenstelling tot de vorige jaren, de uitgifte van de 18 000 opties niet gevolgd zal worden door een aankoop van overeenstemmende aandelen op de markt. De eerste opties die in 2011 werden uitgegeven, zullen vervallen, evenals sommige van de opties die werden toegekend aan expat-managers die de Vennootschap verlaten hebben en hun recht op uitoefening in de loop van 2021 hebben verloren.
Na beraadslaging keurt de Raad van Bestuur de voorstellen zoals geformuleerd door het comité goed.
François Van Hoydonck treedt opnieuw toe tot de vergadering."
Verder heeft de Vennootschap de procedure voorzien door artikel 7:97 WVV (oude versie, voor de wijziging van de vennootschapswetgeving in mei 2020) gevolgd voor de beslissing van de raad van bestuur van 15 mei 2020. Meer bepaald diende de raad zich uit te spreken over de uitoefening van een voorkooprecht op de 52% VBS-aandelen die aan SIPEF te koop werden aangeboden. De Vennootschap wenste enkel gedeeltelijk haar voorkooprecht uit te oefenen en dit ten voordele van haar referentieaandeelhouder Ackermans & van Haaren. Deze beslissing werd voorafgaandelijk onderworpen aan een advies van een comité van drie onafhankelijke bestuurders, dat zich liet bijstaan door een onafhankelijke deskundige (Eubelius). Hieronder volgen de conclusie van het comité van onafhankelijken, het volledige relevante deel van de notulen van de raad van bestuur en het oordeel van de commissaris in verband met deze beslissing.
... Op basis van de hierboven vermelde overwegingen en na onderzoek van de wettelijke bepalingen en voorwaarden van de Transactie met Eubelius, is het Comité van oordeel dat de Transactie niet nadelig is voor de Vennootschap, gezien het beleid van de Vennootschap en de vermogensrechtelijke voorwaarden van de Transactie."
"…De Raad van Bestuur bevestigt de correcte toepassing van de procedure voorzien in artikel 7:97 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen voor de verkoop van de VBSaandelen, met als resultaat het voorgelegde advies van het Comité van Onafhankelijke Bestuurders. Bovendien onderschrijft hij de motivatie en het besluit van het Comité.
Daarom beslist de Raad van Bestuur, onder de opschortende voorwaarde van de ontvangst door SIPEF van de brief van Ultra waarin de 52% VBSaandelen te koop worden aangeboden, die rond 21 mei 2020 kan worden verwacht, om 10% van de VBS-aandelen van Ultra te verwerven tegen de voorwaarden beschreven in de Indicatieve Term Sheet. Bovendien stemt hij in met de aankoop door AvH van de resterende 42% van de VBS-aandelen aan dezelfde prijs per aandeel als SIPEF. ..."
"Op basis van onze beoordeling, hebben wij geen van materieel belang zijnde inconsistenties geïdentificeerd tussen de boekhoudkundige en financiële gegevens in de notulen van de raad van bestuur of in het advies van het ad hoc comité van de onafhankelijke bestuurders ten opzichte van de informatie waarover wij, als commissaris van de Vennootschap, beschikken in het kader van onze opdracht."
Er deden zich verder geen andere gevallen van belangenconflicten voor in 2020.
De raad van bestuur heeft de gedragsregels die de bestuurders, werknemers en zelfstandige medewerkers van SIPEF dienen te respecteren bij financiële verrichtingen met effecten van de Vennootschap en zijn beleid ter voorkoming van marktmisbruik opgesteld en neergeschreven in hoofdstuk 5 van het Charter.
De aandeelhoudersstructuur van SIPEF wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van twee referentieaandeelhouders, Ackermans & van Haaren en de groep Bracht (bestaande uit de familie Baron Bracht en Cabra NV) die gezamenlijk optreden in onderling overleg op grond van een aandeelhoudersovereenkomst die oorspronkelijk werd afgesloten in 2007 voor een periode van 15 jaar. Op 3 maart 2017 werd deze overeenkomst aangepast en verlengd voor een nieuwe periode van 15 jaar.
Deze aandeelhoudersovereenkomst beoogt met de creatie van een stabiel aandeelhouderschap van SIPEF, de bevordering van de evenwichtige ontwikkeling en de rendabele groei van SIPEF en haar dochtervennootschappen. Ze bevat onder meer stemafspraken in verband met de benoeming van bestuurders en afspraken in verband met de overdracht van aandelen.
Op 2 juli 2020 heeft SIPEF een kennisgeving ontvangen met betrekking tot (i) een drempelonderschrijding van 10% van de stemrechten van SIPEF door Cabra NV en (ii) de wijziging van de samenstelling van de groep Bracht. Deze bewegingen in het aandeelhouderschap van SIPEF waren het gevolg van de gedeeltelijke splitsing op 30 juni 2020 van Cabra NV door de oprichting van drie nieuwe vennootschappen: Cabra P, Cabra T en Cabra V, respectievelijk onder controle van Priscilla Bracht, Theodora Bracht en Victoria Bracht. Bij deze gedeeltelijke splitsing werden in elk van de nieuwe opgerichte vennootschappen 100 000 aandelen SIPEF ingebracht. Na deze verrichting bezat Cabra NV 9,46% van de stemrechten van SIPEF. De gedeeltelijke splitsing had geen invloed op het totaal aantal SIPEF-aandelen dat groep Bracht aanhoudt (12,31%) en evenmin op de aandeelhoudersovereenkomst die werd afgesloten met Ackermans & van Haaren NV, op grond waarvan deze laatste vennootschap samen met groep Bracht de gezamenlijke controle uitoefent over SIPEF. Op basis van deze kennisgeving bezat Ackermans & van Haaren samen in overleg met groep Bracht 46,99% van de stemmen, waarvan 34,68% in handen van Ackermans & van Haaren en het saldo in het bezit van groep Bracht.
De relevante gegevens van deze transparantiemelding zijn terug te vinden op de website van de Vennootschap (www.sipef.com/ hq/investors/shareholders-information/ shareholders-structure/).
Op die datum bezat geen enkele andere aandeelhouder meer dan 5% van de stemmen van SIPEF.
Het deugdelijk bestuur van SIPEF wijkt af van een beperkt aantal aanbevelingen van de Belgische Corporate Governance Code 2020:
Vergoeding van de niet-uitvoerende bestuurders: een deel van hun vergoeding bestaat niet uit aandelen van de Vennootschap die moeten worden aangehouden tot minstens één jaar na het einde van hun mandaat en minstens drie jaar na de toekenning ervan (artikel 7.6 Code).
Deze remuneratievorm wordt opgelegd door de Code opdat de niet-uitvoerende bestuurders zouden handelen met het perspectief van langetermijnaandeelhouder. De niet-uitvoerende bestuurders dienen echter de belangen van alle stakeholders te behartigen en niet enkel die van de aandeelhouders. Bovendien worden de activiteiten en de strategie van SIPEF volledig gedreven door een langetermijnvisie. De Vennootschap is dus van mening dat het overbodig is dergelijke visie door te trekken naar het remuneratiebeleid.
Vergoeding van de leden van het executief comité: er is geen minimumdrempel bepaald door de raad van bestuur voor aandelen die moeten aangehouden worden door de leden van het executief comité (artikel 7.9 Code).
De Vennootschap legt geen dergelijke minimumdrempel op aan de leden van het executief comité aangezien deze laatsten steeds gedreven worden door een langetermijnvisie die onlosmakelijk verbonden is met de agro-industriële activiteiten van de Groep. Deze kunnen enkel op lange termijn geëvalueerd worden, zoals blijkt uit de strategie en het bedrijfsmodel van SIPEF. Overigens is de remuneratie van de leden van het executief comité reeds gelinkt aan de performantie van de Vennootschap via de variabele vergoeding en de toekenning van aandelenopties met een looptijd van 10 jaar.
De raad van bestuur heeft geen secretaris van de vennootschap aangesteld die de functies voorgeschreven door de Code uitoefent (artikel 3.19 Code).
De functies voorgeschreven door artikel 3.20 van de Code worden waargenomen door de gedelegeerd bestuurder, onder begeleiding van de legal counsel van de Vennootschap.
De raad heeft geen benoemingscomité aangesteld; de voltallige raad van bestuur doet dienst als benoemingscomité waarvan slechts 30% is samengesteld uit onafhankelijke bestuurders en niet de meerderheid zoals vereist door de Code (artikel 4.19 Code).
SIPEF is van oordeel dat de voltallige raad van bestuur beter geschikt is dan een benoemingscomité voor het voorbereiden en organiseren van de samenstelling en de successieplanning van de raad en zijn comités. Bovendien, hindert de relatief beperkte omvang van de raad - tien leden - geenszins een efficiënte beraadslaging en besluitvorming.
De raad evalueert niet op periodieke wijze de omvang, samenstelling en werking van het executief comité (artikel 9.1 Code).
De raad van bestuur heeft hiervoor geen specifieke procedure voor opgesteld omdat hij in staat is het executief comité het hele jaar door te evalueren op basis van het door het comité verrichte werk en van de voorbereidingen voor de raad van bestuur.
De SIPEF-aandelen zijn genoteerd op de Brusselse aandelenbeurs sinds de oprichting van SIPEF in 1919.
Momenteel zijn de aandelen genoteerd op de continumarkt van Euronext Brussels (code van het aandeel: SIP, ISIN code: BE0003898187).

De bovenstaande grafiek toont aan dat tot ongeveer midden 2020 het SIPEF-aandeel in EUR over het algemeen dezelfde trend volgt als de prijzen van ruwe palmolie. In het tweede semester van 2020 is de prijs van het SIPEF-aandeel in EUR relatief stabiel gebleven, terwijl de prijzen van ruwe palmolie gestegen zijn van ongeveer USD 600 per ton in juni tot USD 950 per ton in december. Hoewel het moeilijk is om de marktbewegingen tijdens de coronapandemie te verklaren,
is deze trendwijziging waarschijnlijk te wijten aan de verwachte wijziging van het beleid inzake exporttaks en exportheffingen in Indonesië, waardoor het opwaartse effect van stijgende ruwe palmolieprijzen voor onze Indonesische dochterondernemingen wordt beperkt. Bovendien vermindert de devaluatie van de USD ten opzichte van de EURO ook de EURO-waarde van de winst van de Groep in USD.
| 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 | |
|---|---|---|---|---|---|
| Hoogste beurskoers van het jaar | 56,70 | 54,80 | 65,00 | 69,84 | 60,49 |
| Laagste beurskoers van het jaar | 38,00 | 35,25 | 47,10 | 57,76 | 45,95 |
| Slotkoers per 31/12 | 43,20 | 54,80 | 48,80 | 62,80 | 60,49 |
| Marktkapitalisatie per 31/12 (KEUR) | 457 027 | 579 747 | 516 271 | 664 382 | 541 491 |
| Aantal aandelen per 31/12 | 10 579 328 | 10 579 328 | 10 579 328 | 10 579 328 | 8 951 740 |
| Gemiddelde aantal verhandelde aandelen per handelsdag | 5 956 | 5 081 | 4 967 | 5 014 | 3 042 |
| Gemiddelde omzet per handelsdag (KEUR) | 274 | 229 | 287 | 318 | 155 |
Het winstuitkeringspercentage is sinds 2004 gestegen van 17% tot circa 30% in 2012. Dit percentage is over de periode 2012-2018 stabiel gebleven. In 2019 noteerde SIPEF een verlies zodat er voor 2020 geen dividenduitkering werd voorgesteld.
Gezien de winst voor 2020 en de prognoses voor de daaropvolgende jaren, zal SIPEF vanaf 2021 terug aanknopen met een dividenduitkering van ongeveer 30% van de winst van het vorige boekjaar en het saldo herinvesteren in de verdere groei van het bedrijf.

De periodieke en occasionele informatie met betrekking tot de Vennootschap en tot de Groep, wordt op de volgende wijze meegedeeld, voor beurstijd:
Donderdag 22 april 2021: tussentijds beheersverslag over de eerste drie maanden
Donderdag 12 augustus 2021: resultaten van het eerste semester
Donderdag 21 oktober 2021: tussentijds beheersverslag over de eerste negen maanden Februari 2022: resultaten van het boekjaar, samen met de commentaren over de activiteiten van de Groep
Woensdag 8 juni 2022: volgende gewone algemene vergadering wordt gehouden om 15 uur in Kasteel Calesberg, Calesbergdreef 5, 2900 Schoten.
Overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften maakt elk belangrijk voorval dat een invloed kan hebben op het resultaat van de Vennootschap en van de Groep, het onderwerp uit van een afzonderlijk persbericht.
De hoofdbetaalagent is Bank Degroof Petercam.
De website (www.sipef.com) speelt een belangrijke rol in de financiële communicatie van SIPEF. Daarom wordt een omvangrijk deel van de corporate website gereserveerd voor investor relations. Vanaf de lancering van de vernieuwde SIPEFwebsite in oktober 2018, wordt verwezen naar de dagelijkse aandelenkoers en de dagelijkse ruwe palmolieprijs (www.sipef.com/hq/investors/ daily-share-price-cpo-price/).
De Vennootschap werd opgericht op 14 juni 1919 in de vorm van een naamloze vennootschap naar Belgisch recht, bij akte verleden voor meester Xavier Gheysens, notaris te Antwerpen, bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 9 juli 1919 onder het nummer 5623. De statuten werden herhaaldelijk gewijzigd en voor het laatst bij akte van 10 juni 2020, bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 2 juli 2020 onder het nummer 20074807.
De Vennootschap wordt beheerst door de bestaande en toekomstige wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen en door de statuten.
De Vennootschap bestaat voor onbepaalde duur.
waarborgen, kortom alle bewerkingen in het algemeen, welke rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met haar voorwerp of die er de verwezenlijking of de uitbreiding van vergemakkelijken.
c) Alle onroerende verrichtingen in de breedste zin, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van derden of in deelneming met derden, hetzij op eender welke wijze, in België of in den vreemde, ondermeer de aankoop, verkoop, verkaveling, opbouw, wederopbouw, toe-eigening, omvorming, bebossing en ontbossing, inhuurneming en verhuring van alle onroerende goederen, alsmede alle ondernemingen van openbare en private werken.
SIPEF heeft van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie de officiële goedkeuring ontvangen om, vanaf 1 januari 2016, de boekhouding te voeren en de jaarrekening op te stellen in Amerikaanse dollar, de functionele munt van SIPEF.
Op 31 december 2020 bedroeg het volgestort maatschappelijk kapitaal USD 44 733 752,04. Het wordt vertegenwoordigd door 10 579 328 aandelen zonder vermelding van nominale waarde.
Alle aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen, hebben dezelfde rechten.
Ieder aandeel geeft recht op één stem. SIPEF heeft geen andere categorieën van aandelen uitgegeven, zoals aandelen zonder stemrecht of bevoorrechte aandelen.
Krachtens de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, dienden de houders van aandelen aan toonder hun effecten ten laatste op 31 december 2013 in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen hebben omgezet. De aandelen aan toonder die op 1 januari 2014 niet waren omgezet in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen werden van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde aandelen en ingeschreven op een effectenrekening op naam van SIPEF.
Sinds 1 januari 2014 werd de uitoefening van de rechten van de effecten aan toonder opgeschort krachtens de wet.
De wet verplichtte de emittenten bovendien om vanaf 1 januari 2015 alle niet-opgeëiste aandelen aan toonder op de beurs te verkopen en de opbrengst uit de verkoop binnen een periode van vijftien dagen aan de Deposito- en Consignatiekas over te maken.
Sinds 31 december 2015 hebben de eigenaars van de oude aandelen aan toonder het recht om bij de Deposito- en Consignatiekas de betaling van de overeenkomstige opbrengst te vragen, op voorwaarde dat zij hun hoedanigheid van houder kunnen aantonen. De wet van 14 december 2005 bepaalt wel dat vanaf 1 januari 2016 op de terugbetaling een boete verschuldigd zal zijn ter waarde van 10% van de opbrengst uit de verkoop van de onderliggende aandelen aan toonder, berekend per begonnen jaar vertraging. SIPEF heeft bijgevolg geen rol meer te spelen in dit proces.
Bij beslissing van de buitengewone algemene vergadering van 10 juni 2020 kwam er een verlenging van vijf jaar voor de aan de raad van bestuur verleende machtiging om het kapitaal te verhogen, in een of meerdere keren:
De raad van bestuur kan bovendien, in het belang van de Vennootschap, binnen de perken en overeenkomstig de voorwaarden voorgeschreven door het WVV, het voorkeurrecht van de aandeelhouders beperken of opheffen.
Die machtiging is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 2 juli 2020, met name de datum van publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, hetzij tot en met 1 juli 2025.
De buitengewone algemene vergadering van 10 juni 2020 heeft beslist dat ingeval de Vennootschap een mededeling ontvangt van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) dat haar kennis is gegeven van een openbaar overnamebod op de effecten van de Vennootschap, de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 7:202 §2, 2° van het WVV, slechts van zijn bevoegdheid inzake het toegestane kapitaal gebruik kan maken, indien voornoemde kennisgeving plaatsvindt niet later dan drie jaar na de datum van de buitengewone algemene vergadering die de betrokken bevoegdheid heeft hernieuwd, hetzij vanaf 10 juni 2020 tot en met 9 juni 2023.
Op 31 december 2020 bedroeg het toegestaan kapitaal USD 44 733 752,04.
Op basis van dat laatste bedrag kunnen ten hoogste 10 579 328 nieuwe aandelen worden uitgegeven.
De buitengewone algemene vergadering van 10 juni 2020 heeft de aan de raad van bestuur van de Vennootschap verleende machtiging verlengd met een periode van vijf jaar, waardoor de raad met inachtneming van de wettelijke bepalingen een maximum aantal van 2 115 865 eigen aandelen, zijnde 20% van het geplaatst kapitaal, kan verkrijgen. Deze aandelen mogen alleen worden verkregen tegen een prijs die minimaal gelijk is aan 1 euro en die maximaal gelijk is aan de gemiddelde slotnotering van het aandeel over de laatste 30 kalenderdagen voorafgaand aan de verrichting, verhoogd met 10%.
Deze machtiging betreft ook de verwerving van eigen aandelen door de vennootschappen waarin SIPEF, alleen of krachtens een aandeelhoudersovereenkomst, rechtstreeks de meerderheid van de stemrechten bezit, uitoefent of controleert of waarin de Vennootschap over het recht beschikt om rechtstreeks de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen.
Die machtiging is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 2 juli 2020, met name de datum van publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, tot en met 1 juli 2025.
Dezelfde buitengewone algemene vergadering heeft ook de aan de raad van bestuur van de Vennootschap verleende machtiging verlengd om eigen aandelen te verkrijgen wanneer deze inkoop noodzakelijk is om een dreigend ernstig nadeel voor de Vennootschap te voorkomen. Die machtiging is geldig voor een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf 2 juli 2020, de datum van de publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, tot en met 1 juli 2023.
De aankopen en verkopen van eigen aandelen in 2020 worden in Toelichting 22 van dit jaarverslag nader toegelicht.
Op 31 december 2020 zijn 160 000 eigen aandelen (1,51% van het totale aantal uitstaande aandelen) die voorbestemd zijn voor de uitoefening van toegekende en nog niet uitgeoefende opties.
SIPEF heeft geen omruilbare en geen converteerbare leningen uitgegeven.
Er geldt geen statutaire beperking op de uitoefening van het stemrecht, onverminderd de algemene regels over de toelating tot de algemene vergadering.
SIPEF beschikt over een website (www.sipef. com) waar de aandeelhouders alle informatie met betrekking tot de Vennootschap kunnen raadplegen.
Deze website wordt regelmatig bijgewerkt en bevat de inlichtingen zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en het WVV.
De website bevat onder meer de jaarrekeningen en jaarverslagen, alle door de Vennootschap gepubliceerde persberichten en alle nuttige en nodige informatie betreffende de algemene vergaderingen en de deelname van de aandeelhouders aan deze vergaderingen, en in het bijzonder, de door de statuten opgelegde voorwaarden die regelen op welke manier de (gewone en buitengewone) algemene vergaderingen van de aandeelhouders worden bijeengeroepen.
Ten slotte worden ook de resultaten van de stemmingen en de notulen van de algemene vergaderingen gepubliceerd op de website.
De gecoördineerde statuten van de Vennootschap kunnen worden geraadpleegd op de Griffie van de Rechtbank van Koophandel in Antwerpen, op de maatschappelijke zetel en op de website van de Vennootschap (www.sipef.com/ hq/investors/shareholders-information/ corporate-governance).
De jaarrekening wordt neergelegd bij de Nationale Bank van België en kan worden geraadpleegd op de website van SIPEF.
De besluiten met betrekking tot de benoeming en het ontslag van de leden van de organen van de Vennootschap worden bekendgemaakt in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.
De financiële berichten van de Vennootschap worden gepubliceerd in de financiële pers. De andere voor het publiek toegankelijke documenten kunnen worden geraadpleegd op de maatschappelijke zetel van de Vennootschap.
Het jaarverslag van de Vennootschap wordt jaarlijks verzonden naar de aandeelhouders op naam en naar iedereen die de wens heeft uitgedrukt het verslag te ontvangen. Het is kosteloos verkrijgbaar op de maatschappelijke zetel.
De jaarverslagen van de laatste drie boekjaren en alle andere in deze paragraaf vermelde documenten kunnen op de website van de Vennootschap worden geraadpleegd.
<-- PDF CHUNK SEPARATOR -->

De methodologie werd ontwikkeld met als doel de implementatie van engagementen inzake "niet-ontbossing" geloofwaardig te maken door middel van een praktische, transparante, degelijke en wetenschappelijk onderbouwde aanpak. Deze benadering wordt algemeen aanvaard om ontbossing in de tropen te stoppen, terwijl de rechten en bestaansmiddelen van lokale volkeren worden gerespecteerd.
HGU -- "Hak Guna Usaha" is een landbouwlicentie die wordt verleend door de Indonesische overheid.
Inti -- In Indonesië wordt het kernareaal van een plantagebedrijf "inti" genoemd. Ze worden als 'eigen' vermeld in de productiecijfers van de Groep.
strevende palmolieproducenten.

Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 2900 Schoten België
RPR: Antwerpen BTW: BE 0404 491 285
Website: www.sipef.com
Voor meer informatie over SIPEF: Tel.: +32 3 641 97 00
This annual report is also available in English.
Vertaling: dit jaarverslag is verkrijgbaar in het Nederlands en het Engels. De Nederlandse versie is de originele en de andere versie is een vrije vertaling. We hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om verschillen tussen de taalversies te vermijden, maar als er toch verschillen zijn, dan heeft de Nederlandse versie voorrang.
Concept en realisatie: Focus advertising
Fotografie:
Portretten van de voorzitter, de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité © Wim Kempenaers sommige beelden van plantages en producten © Jez O'Hare Photography, © Adrian Tan Photography en © Hien Bamouroukoun
In België gedrukt door Inni Group

Verantwoordelijken voor de financiële berichtgeving
François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder
Johan Nelis chief financial officer
Baron Luc Bertrand, voorzitter en François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder verklaren dat bij hun weten:
Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA
Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, Gateway Building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J 1930 Zaventem België

| ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ | |
|---|---|
| ACTIVITEITEN | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Totale eigen productie van de geconsolideerde ondernemingen (in ton) |
palmolie | 271 472 | 264 641 | 290 441 | 272 312 | 246 121 |
| rubber | 5 300 | 5 495 | 6 930 | 6 964 | 7 551 | |
| thee | 2 644 | 2 331 | 2 422 | 2 402 | 2 940 | |
| bananen | 31 158 | 32 849 | 27 788 | 29 772 | 24 991 | |
| Gemiddelde wereldmarktprijzen (in USD/ton) | palmolie* | 715 | 566 | 598 | 715 | 700 |
| rubber** | 1 728 | 1 640 | 1 565 | 1 995 | 1 605 | |
| thee** | 2 004 | 2 226 | 2 579 | 2 804 | 2 298 | |
| bananen*** | 628 | 662 | 647 | 684 | 737 | |
| Eigen FFB productie (in ton/ha) | Indonesië | 18,62 | 19,52 | 20,60 | 22,36 | 21,34 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 21,16 | 20,79 | 28,25 | 27,21 | 25,53 | |
| Palmolie-extractie-% | Indonesië | 22,79% | 23,23% | 22,73% | 22,80% | 21,83% |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 24,64% | 23,35% | 24,36% | 24,64% | 23,92% |
| BEURSNOTERINGEN (IN EUR) | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 |
|---|---|---|---|---|---|
| Maximum | 56,70 | 54,80 | 65,00 | 69,84 | 60,49 |
| Minimum | 38,00 | 35,25 | 47,10 | 57,76 | 45,95 |
| Slotkoers 31/12 | 43,20 | 54,80 | 48,80 | 62,80 | 60,49 |
| Beurskapitalisatie op 31/12 (in KEUR) | 457 027 | 579 747 | 516 271 | 664 382 | 541 491 |
| RESULTATEN (IN KUSD) | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 |
|---|---|---|---|---|---|
| Omzet | 274 027 | 248 310 | 275 270 | 321 641 | 266 962 |
| Brutowinst | 62 357 | 37 162 | 72 096 | 120 474 | 73 792 |
| Bedrijfsresultaat | 30 778 | 4 940 | 50 065 | 169 585 | 47 479 |
| Aandeel van de groep in het resultaat | 14 122 | - 8 004 | 30 089 | 139 663 | 39 874 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na belastingen | 68 783 | 31 887 | 33 682 | 119 853 | 51 218 |
| Vrije kasstroom | 21 299 | - 27 751 | - 12 912 | - 16 512 | 13 328 |
| BALANS (IN KUSD) | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 |
|---|---|---|---|---|---|
| Operationele vaste activa(1) | 670 637 | 665 413 | 640 435 | 614 351 | 414 989 |
| Eigen vermogen deel groep | 638 688 | 628 686 | 644 509 | 634 636 | 448 063 |
| Netto financiële activa (+) / verplichtingen (-) | - 151 165 | - 164 623 | - 121 443 | - 83 697 | - 45 061 |
| Investeringen in immateriële en operationele vaste activa(1) | 51 763 | 66 546 | 69 428 | 59 625 | 41 095 |
| GEGEVENS PER AANDEEL (IN USD) | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 |
|---|---|---|---|---|---|
| Aantal uitgegeven aandelen | 10 579 328 | 10 579 328 | 10 579 328 | 10 579 328 | 8 951 740 |
| Eigen aandelen | 160 000 | 160 000 | 143 300 | 124 000 | 110 000 |
| Eigen vermogen | 61,30 | 60,34 | 61,76 | 60,70 | 50,68 |
| Gewone winst per aandeel(2) | 1,36 | -0,77 | 2,88 | 14,21 | 4,50 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na belastingen(2) | 6,60 | 3,06 | 3,22 | 12,20 | 5,79 |
| Vrije kasstroom(2) | 2,04 | -2,66 | -1,24 | -1,68 | 1,51 |
(1) Operationele vaste activa = biologische activa -
* Oil World prijsdata
** Wereldbank grondstoffenprijzen - updated database
(2) Noemer 2020 = gewogen gemiddelde aantal uitgegeven aandelen (10 419 328 aandelen)
dragende planten, andere materiële vaste activa en vastgoedbeleggingen
*** CIRAD prijsdata (in EUR)


www.sipef.com
DEEL 2 - FINANCIËLE STATEN


| Commentaar bij de geconsolideerde financiële staten � � � � � 4 |
|---|
| Geconsolideerde balans � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 8 |
| Geconsolideerde winst- en verliesrekening � � � � � � � � � � � � � � 10 |
| Overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat � � � � � � � � � 11 |
| Geconsolideerd kasstroomoverzicht � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 12 |
| Toelichting � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �14 |
|---|
| 1 - Identificatie � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �14 |
| 2 - Verklaring van overeenstemming � � � � � � � � � � � � � � � � � � �14 |
| 3 - Waarderingsregels � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �14 |
| 4 - Gebruik van schattingen en beoordelingen � � � � � � � � 21 |
| 5 - Groepsondernemingen /consolidatiekring � � � � � � � � 22 |
| 6 - Wisselkoersen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 22 |
| 7 - Operationeel resultaat en segmentinformatie � � � � � 23 |
| 8 - Goodwill en immateriële vaste activa � � � � � � � � � � � � � � 27 |
| 9 - Biologische activa - dragende planten � � � � � � � � � � � � � 30 |
| 10 - Andere materiële vaste activa � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �31 |
| 11 - Vorderingen op langer dan één jaar � � � � � � � � � � � � � � � 34 |
| 12 - Voorraden � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 34 |
| 13 - Biologische activa � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 35 |
| 14 - Overige vlottende vorderingen |
| en overige schulden � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 35 |
| 15 - Eigen vermogen deel groep � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 36 |
| 16 - Minderheidsbelangen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 37 |
| 17 - Voorzieningen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 39 |
| 18 - Pensioenverplichtingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 39 |
| 19 - Netto financiële activa/ (verplichtingen) � � � � � � � � � 41 |
| 20 - Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) � � � � � � � � � � � 42 |
|---|
| 21 - Financieel resultaat � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 42 |
| 22 - Aandelenoptieplannen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 43 |
| 23 - Winstbelastingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 44 |
| 24 - Investeringen in geassocieerde |
| ondernemingen en joint ventures � � � � � � � � � � � � � � � � 46 |
| 25 - Variatie bedrijfskapitaal � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 47 |
| 26 - Financiële instrumenten � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 47 |
| 27 - Leasing � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 52 |
| 28 - Verbintenissen en buiten balans rechten en |
| verplichtingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 53 |
| 29 - Informatieverschaffing over verbonden partijen � 54 |
| 30 - Winst per aandeel (gewone en verwaterde) � � � � � � 55 |
| 31 - Gebeurtenissen na balansdatum � � � � � � � � � � � � � � � � � � 55 |
| 32 - Prestaties geleverd door de auditor en |
| gerelateerde vergoedingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 56 |
| 33 - Covid-19 � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 56 |
| de geconsolideerde jaarrekening � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 57 |
|---|
| Beknopte jaarrekening van de moedermaatschappij � � � � � 63 |
| Beknopte balans � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 64 |
| Beknopte resultatenrekening � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 65 |
| Resultaatverwerking � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 65 |
| Voor meer inlichtingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 69 |
De geconsolideerde financiële staten over het boekjaar 2020 worden opgesteld overeenkomstig de "International Financial Reporting Standards" (IFRS).
De balansposities zijn globaal redelijk stabiel gebleven tegenover 31 december 2019.
Door de aanhoudende expansie zijn de biologische activa toegenomen. De andere vaste activa kenden een lichte daling door het beperken van de niet met expansie gerelateerde investeringen. Hierdoor waren de afschrijvingen hoger dan de investeringen.
| IN KUSD | 31/12/2020 | 31/12/2019 |
|---|---|---|
| Voorraden | 29 648 | 26 251 |
| Biologische activa | 6 763 | 6 030 |
| Handelsvorderingen | 27 731 | 33 284 |
| Overige vorderingen | 49 146 | 45 367 |
| Terug te vorderen belastingen | 11 766 | 14 787 |
| Derivaten | 0 | 0 |
| Andere vlottende activa | 2 043 | 1 639 |
| Handelsschulden | -21 384 | -17 292 |
| Ontvangen voorschotten | -1 071 | -2 377 |
| Overige schulden | -8 805 | -8 747 |
| Winstbelastingen | - 4 687 | - 480 |
| Derivaten | - 793 | - 42 |
| Andere kortlopende verplichtingen | -4 220 | -4 406 |
| Netto vlottende activa, liquiditeiten niet inbegrepen | 86 137 | 94 013 |
De netto vlottende activa, liquiditeiten niet inbegrepen, kenden slechts twee belangrijke bewegingen, zonder enige invloed op de algemene structuur van de balans:
De netto financiële schuld daalde met KUSD 13 458 dankzij de positieve vrije kasstromen.
| IN KUSD | 31/12/2020 | 31/12/2019 |
|---|---|---|
| Andere investeringen en beleggingen | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 9 790 | 10 653 |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | -54 000 | -63 000 |
| Leasing verplichtingen > 1 jaar | -2 285 | -2 513 |
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | -18 000 | -18 000 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | -86 128 | -91 239 |
| Leasing verplichtingen < 1 jaar | - 543 | - 524 |
| Netto kaspositie | -151 165 | -164 623 |
De totale omzet steeg naar USD 274 miljoen (+10,4% tegenover 2019).
De omzet van palmolie nam toe met 12,6% door een combinatie van grotere productievolumes en een hogere wereldmarktprijs voor "Crude Palm Oil" (CPO).
In 2020 daalde de omzet van rubber sterk met 14,2%, voornamelijk door kleinere productievolumes (-5%) en een nog grotere daling van verkochte volumes in vergelijking met 2019, die gekenmerkt werd door een belangrijke afbouw van rubbervoorraad.
De omzet van thee steeg met 15,5%. Deze verhoging is echter niet representatief voor de winstgevendheid van het theesegment. In 2019 werden er immers heel weinig verkopen gerealiseerd door de scherpe daling van de spotprijzen op de wereldmarkt. Pas in 2020 werd de beschikbare productie geleidelijk verkocht.
De omzet van de bananen- en plantenactiviteiten bleef nagenoeg onveranderd. De lichte daling in verkochte volumes en in de eenheidsverkoopprijs (in EUR) werd grotendeels goedgemaakt door de versterking van de EUR ten opzichte van de USD.
De gemiddelde eenheidskostprijs af fabriek voor de mature oliepalmplantages bleef ongeveer identiek in vergelijking met 2019. Ook voor de overige segmenten waren er geen fundamentele wijzigingen in het eenheidskostprijsniveau tegenover de vergelijkbare periode vorig jaar. Voor rubber werden de nodige maatregelen genomen om de kosten maximaal te beperken maar door de sterk gedaalde productievolumes had dit geen invloed op de eenheidskostprijs.
De aanpassingen in de reële waarde betroffen de effecten van de waardering van de hangende vruchten aan hun reële waarde (IAS 41R).
De brutowinst steeg van KUSD 37 162 eind 2019 naar KUSD 62 357 (+67,8%) eind 2020.
De brutowinst van het palmsegment (95,8% van de totale brutowinst) nam toe met KUSD 25 301 (+73,5% in vergelijking met december 2019) dankzij de hogere producties en vooral de hogere palmolieprijzen. De gemiddelde wereldmarktprijs voor CPO noteerde het voorbije jaar USD 715 per ton CIF Rotterdam. Dit is 26% hoger dan die over dezelfde periode vorig jaar. Er dient wel opgemerkt te worden dat in Indonesië de vaste exportheffing sinds januari 2020 terug werd ingevoerd. Voor het ganse jaar 2020 wordt de totale impact van de exportheffing en -taks op ongeveer USD 74 per ton geschat. Deze heffing roomde dus een belangrijk deel van het winstpotentieel af.
De negatieve bijdrage van het rubbersegment tot de brutomarge verbeterde licht tegenover 2019 (stijging met KUSD 430). Ondanks de gedaalde productievolumes kon de spectaculaire heropleving van de verkoopprijzen in het tweede semester het verlies in deze periode beperken.
De eenheidskostprijs van de thee zakte door de goede productievolumes in vergelijking met vorig jaar (-12,2%). Nochtans noteerde de Groep voor het theesegment eveneens in 2020 een verhoogde negatieve bijdrage (KUSD -788) door een aanzienlijke daling van de gerealiseerde verkoopprijs.
In de bananen- en horticultuuractiviteiten werd de winstgevendheid bevestigd met een brutomarge van KUSD 4 390.
De algemene- en beheerskosten bleven in hun totaliteit onveranderd tegenover 2019, maar ondergingen verschillende contrasterende bewegingen. Enerzijds, stegen ze door de inflatie, wisselkoersschommelingen en een verhoogde bonusprovisie. Anderzijds, werd deze stijging gecompenseerd voornamelijk door de afname van de reis- en opleidingskosten ten gevolge van de door covid-19 wereldwijd opgelegde restricties.
Als gevolg van de beslissing om twee van de drie rubberactiviteiten op termijn om te vormen naar oliepalmactiviteiten werd er een uitzonderlijke afschrijving doorgevoerd van KUSD 678 op de niet recupereerbare rubberactiva. Dit bedrag is inbegrepen in de andere bedrijfskosten van KUSD -6.
Het bedrijfsresultaat kwam uit op KUSD 30 778 tegenover KUSD 4 940 vorig jaar.
De financieringsopbrengsten omvatten hoofdzakelijk het positieve tijdseffect van de verdiscontering van de vordering uit de verkoop van de oliepalmplantage SIPEF-CI in Ivoorkust eind 2016 (KUSD 1 368). Deze vordering zou tegen eind 2021 volledig geïnd moeten zijn. Daarnaast stijgen de interestinkomsten uit de groeiende vorderingen op plasma-houders in Zuid-Sumatra.
De financieringskosten hadden vooral betrekking op lange- en kortetermijn financieringen. Hiervan werd ongeveer de helft afgedekt via een "Interest Rate Swap" (IRS).
Het resultaat vóór belasting bedroeg KUSD 28 065 tegenover KUSD 852 in 2019.
De belastinglast lag KUSD 4 421 hoger dan de theoretische belastinglast van KUSD 6 545. Dit is voornamelijk het gevolg van drie elementen:
Het aandeel van het resultaat van geassocieerde deelnemingen en joint ventures (KUSD -1 059) omvatte de researchactiviteiten die gecentraliseerd zijn in PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Pte Ltd (SIPEF 38%).
De winst van de periode bedroeg KUSD 16 178 wat KUSD 23 582 hoger is dan de KUSD -7 404 van vorig jaar.
Het nettoresultaat, deel van de Groep, bedroeg KUSD 14 122.
In het verlengde van de toename van het bedrijfsresultaat steeg de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten van KUSD 48 227 in 2019, naar KUSD 73 669 dit jaar.
De netto bewegingen in het bedrijfskapitaal waren beperkt. De voornaamste beweging betrof de nettobetalingen aan de kleinschalige boeren in Zuid-Sumatra voor de voorfinanciering van hun uitbreidingen en herplantingen (KUSD 4 479).
In Indonesië en in Papoea-Nieuw-Guinea verrichtte de Groep, in overeenstemming met de lokale wetgeving, voorafbetalingen van belastingen. Deze hadden deels betrekking op de resultaten van 2018 maar vooral op de lage resultaten van 2019. De voorafbetalingen van belastingen (KUSD 3 572) lagen daarom aanzienlijk lager dan de te betalen belastingen (KUSD 10 768).
De investeringen in immateriële en materiële activa (KUSD -51 763) kenden een daling. Deze was het gevolg van de tijdelijke beperking tot een minimum van de niet met expansie gerelateerde investeringen en van het vertragingseffect van covid-19 op de uitbreiding van de capaciteit in de Dendymarker-fabriek.
De verkoopprijs van materiële vaste activa en financiële vaste activa (KUSD 4 279) betrof naast de gewone verkopen van vaste activa voor KUSD 2 401 ook een bedrag van KUSD 1 371 met betrekking tot de verkoop van SIPEF-CI in 2016 en het saldo van de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd voor KUSD 507.
De vrije kasstroom bedroeg KUSD 21 299 tegenover KUSD -27 751 tijdens dezelfde periode vorig jaar.
Tijdens het tweede semester werd een extra 5% deelneming verworven in PT Dendymarker voor een bedrag van KUSD 2 795 in uitvoering van afspraken bij de oorspronkelijke acquisitie in 2017.
De andere financieringsactiviteiten (KUSD -19 367) omvatten gedeeltelijke terugbetalingen van de langetermijnfinanciering (KUSD -9 000 voor de langetermijnlening en KUSD -228 voor de leasingschulden), de terugbetaling van de kortetermijnfinanciering (KUSD -5 092), dividenduitkeringen aan minderheidsaandeelhouders (KUSD -716) en interestbetalingen (KUSD -4 331).
Er dient opgemerkt te worden dat SIPEF gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om kapitaalaflossingen uit te stellen om de impact van covid-19 het hoofd te bieden. Hierdoor werden de terugbetalingen van eind juni 2020 (KUSD 4 500) en september 2020 (KUSD 4 500) uitgesteld tot respectievelijk juni 2024 en september 2024.
| In KUSD | Toelichting | 2020 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Vaste activa | 809 753 | 805 114 | |
| Immateriële vaste activa | 8 | 473 | 517 |
| Goodwill | 8 | 104 782 | 104 782 |
| Biologische activa - dragende planten | 9 | 315 826 | 306 342 |
| Andere materiële vaste activa | 10 | 354 811 | 359 071 |
| Vastgoedbeleggingen | 0 | 0 | |
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 24 | 4 630 | 5 751 |
| Financiële activa | 80 | 73 | |
| Andere financiële activa | 80 | 73 | |
| Vorderingen > 1 jaar | 16 101 | 13 442 | |
| Overige vorderingen | 11 | 16 101 | 13 442 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 23 | 13 049 | 15 135 |
| Vlottende activa | 136 888 | 138 011 | |
| Voorraden | 12 | 29 648 | 26 251 |
| Biologische activa | 13 | 6 763 | 6 030 |
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | 76 877 | 78 651 | |
| Handelsvorderingen | 26 | 27 731 | 33 284 |
| Overige vorderingen | 14 | 49 146 | 45 367 |
| Terug te vorderen belastingen | 23 | 11 766 | 14 787 |
| Investeringen | 0 | 0 | |
| Andere investeringen en beleggingen | 0 | 0 | |
| Derivaten | 26 | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 19 | 9 790 | 10 653 |
| Andere vlottende activa | 2 043 | 1 639 | |
| Activa aangehouden voor verkoop | 0 | 0 | |
| Totaal activa | 946 641 | 943 125 |
In KUSD Toelichting 2020 2019 Totaal eigen vermogen 674 550 663 010 Eigen vermogen deel groep 15 638 688 628 686 Geplaatst kapitaal 44 734 44 734 Uitgiftepremies 107 970 107 970 Ingekochte eigen aandelen (-) -10 277 -10 277 Reserves 507 299 498 052 Omrekeningsverschillen -11 038 -11 793 Minderheidsbelangen 16 35 862 34 325
Langlopende verplichtingen 126 460 137 008 Voorzieningen > 1 jaar 1 354 1 548 Voorzieningen 17 1 354 1 548 Uitgestelde belastingverplichtingen 23 44 010 46 850 Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar 26 0 1 Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) 19 54 000 63 000 Leasing verplichtingen > 1 jaar 27 2 285 2 513 Pensioenverplichtingen 18 24 810 23 096
Kortlopende verplichtingen 145 631 143 107 Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar 35 947 28 896 Handelsschulden 26 21 384 17 292 Ontvangen voorschotten 26 1 071 2 377 Overige schulden 14 8 805 8 747 Winstbelastingen 23 4 687 480 Financiële verplichtingen < 1 jaar 104 671 109 763 Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar 19 18 000 18 000 Financiële verplichtingen 19 86 128 91 239 Leasing verplichtingen < 1 jaar 27 543 524 Derivaten 26 793 42 Andere kortlopende verplichtingen 4 220 4 406 Passiva verbonden met activa aangehouden voor verkoop 0 0
Totaal eigen vermogen en verplichtingen 946 641 943 125
| In KUSD | Toelichting | 2020 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Totaal eigen vermogen | 674 550 | 663 010 | |
| Eigen vermogen deel groep | 15 | 638 688 | 628 686 |
| Geplaatst kapitaal | 44 734 | 44 734 | |
| Uitgiftepremies | 107 970 | 107 970 | |
| Ingekochte eigen aandelen (-) | -10 277 | -10 277 | |
| Reserves | 507 299 | 498 052 | |
| Omrekeningsverschillen | -11 038 | -11 793 | |
| Minderheidsbelangen | 16 | 35 862 | 34 325 |
| Langlopende verplichtingen | 126 460 | 137 008 | |
| Voorzieningen > 1 jaar | 1 354 | 1 548 | |
| Voorzieningen | 17 | 1 354 | 1 548 |
| Uitgestelde belastingverplichtingen | 23 | 44 010 | 46 850 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar | 26 | 0 | 1 |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) | 19 | 54 000 | 63 000 |
| Leasing verplichtingen > 1 jaar | 27 | 2 285 | 2 513 |
| Pensioenverplichtingen | 18 | 24 810 | 23 096 |
| Kortlopende verplichtingen | 145 631 | 143 107 | |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | 35 947 | 28 896 | |
| Handelsschulden | 26 | 21 384 | 17 292 |
| Ontvangen voorschotten | 26 | 1 071 | 2 377 |
| Overige schulden | 14 | 8 805 | 8 747 |
| Winstbelastingen | 23 | 4 687 | 480 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 104 671 | 109 763 | |
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | 19 | 18 000 | 18 000 |
| Financiële verplichtingen | 19 | 86 128 | 91 239 |
| Leasing verplichtingen < 1 jaar | 27 | 543 | 524 |
| Derivaten | 26 | 793 | 42 |
| Andere kortlopende verplichtingen | 4 220 | 4 406 | |
| Passiva verbonden met activa aangehouden voor verkoop | 0 | 0 | |
| Totaal eigen vermogen en verplichtingen | 946 641 | 943 125 |
| In KUSD | Toelichting | 2020 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Omzet | 7 | 274 027 | 248 310 |
| Kostprijs van verkopen | 7 | -212 404 | -212 038 |
| Aanpassingen van de reële waarde van de biologische activa | 7 | 733 | 889 |
| Brutowinst | 62 357 | 37 162 | |
| Algemene en beheerskosten | 7 | -31 573 | -31 480 |
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) | 20 | - 6 | - 741 |
| Bedrijfsresultaat | 30 778 | 4 940 | |
| Financieringsopbrengsten | 2 012 | 2 161 | |
| Financieringskosten | -5 103 | -5 473 | |
| Wisselkoersresultaten | 378 | - 775 | |
| Financieel resultaat | 21 | -2 713 | -4 088 |
| Winst voor belastingen | 28 065 | 852 | |
| Belastinglasten | 23 | -10 828 | -6 772 |
| Winst na belastingen | 17 237 | -5 920 | |
| Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 24 | -1 059 | -1 485 |
| Resultaat van voortgezette activiteiten | 16 178 | -7 404 | |
| Resultaat van beëindigde activiteiten | 0 | 0 | |
| Winst van de periode | 16 178 | -7 404 | |
| Toe te rekenen aan: | |||
| - Minderheidsbelangen | 16 | 2 055 | 600 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 14 122 | -8 004 | |
| Winst per aandeel (in USD) | |||
| Van voortgezette en beëindigde activiteiten | |||
| Gewone winst per aandeel | 30 | 1,36 | -0,77 |
| Verwaterde winst per aandeel | 30 | 1,36 | -0,77 |
Overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat
Elementen die naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in
Elementen die niet naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in
Andere elementen van het totaalresultaat toe te rekenen aan:
Totaalresultaat van het boekjaar toe te rekenen aan:
toekomstige periodes
toekomstige periodes
Andere elementen van het totaalresultaat:
In KUSD Toelichting 2020 2019 Winst van de periode 16 178 -7 404
activiteiten 15 755 - 107 - Cash flow hedges - reële waarde voor de periode 26 -1 922 - 392 - Effect van de winstbelasting (cash flow hedges) 26 489 114
Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R 18 -1 329 - 289 - Effect van de winstbelasting 292 72
Minderheidsbelangen - 94 - 10 - Aandeelhouders van de moedermaatschappij -1 619 - 592
Minderheidsbelangen 1 961 590 - Aandeelhouders van de moedermaatschappij 12 503 -8 596
Andere elementen van het totaalresultaat -1 714 - 602
Totaalresultaat van het boekjaar 14 464 -8 006
| Van voortgezette activiteiten | |||
|---|---|---|---|
| Gewone winst per aandeel | 30 | 1,36 | -0,77 |
| Verwaterde winst per aandeel | 30 | 1,36 | -0,77 |
| In KUSD Toelichting |
2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Winst van de periode | 16 178 | -7 404 |
| Andere elementen van het totaalresultaat: | ||
| Elementen die naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in toekomstige periodes |
||
| - Valutakoersverschillen als gevolg van de omrekening van buitenlandse 15 activiteiten |
755 | - 107 |
| - Cash flow hedges - reële waarde voor de periode 26 |
-1 922 | - 392 |
| - Effect van de winstbelasting (cash flow hedges) 26 |
489 | 114 |
| Elementen die niet naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in toekomstige periodes |
||
| - Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R 18 |
-1 329 | - 289 |
| - Effect van de winstbelasting | 292 | 72 |
| Andere elementen van het totaalresultaat | -1 714 | - 602 |
| Andere elementen van het totaalresultaat toe te rekenen aan: | ||
| - Minderheidsbelangen | - 94 | - 10 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | -1 619 | - 592 |
| Totaalresultaat van het boekjaar | 14 464 | -8 006 |
| Totaalresultaat van het boekjaar toe te rekenen aan: | ||
| - Minderheidsbelangen | 1 961 | 590 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 12 503 | -8 596 |
| In KUSD | Toelichting | 2020 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Bedrijfsactiviteiten | |||
| Winst voor belastingen | 28 065 | 852 | |
| Gecorrigeerd voor: | |||
| Afschrijvingen | 8,9,10 | 43 581 | 42 285 |
| Variatie voorzieningen | 17 | 197 | 3 267 |
| Aandelenopties | 128 | 126 | |
| Niet gerealiseerde omrekeningsresultaten | - 169 | 65 | |
| Variatie reële waarde biologisch actief | - 733 | - 889 | |
| Overige niet-kasresultaten | -1 266 | -1 634 | |
| Hedgereserve, en financiële derivaten | 26 | -1 171 | -1 120 |
| Financiële kosten en opbrengsten | 4 330 | 4 705 | |
| Minderwaarden vorderingen | - 249 | 0 | |
| Minder/(meer)-waarden op deelnemingen | 20 | 0 | 0 |
| Resultaat realisatie materiële vaste activa | 957 | 570 | |
| Resultaat realisatie financiële activa | 0 | 0 | |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten voor variatie bedrijfskapitaal | 25 | 73 669 | 48 227 |
| Variatie bedrijfskapitaal | 25 | 3 165 | 1 883 |
| Variatie lange termijn vorderingen | 25 | -4 479 | -3 530 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na variatie bedrijfskapitaal | 72 355 | 46 580 | |
| Betaalde belastingen | 23 | -3 572 | -14 693 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten | 68 783 | 31 887 | |
| Investeringsactiviteiten | |||
| Verwerving immateriële activa | 8 | - 49 | - 160 |
| Verwerving biologische activa | 9 | -26 971 | -33 305 |
| Verwerving materiële vaste activa | 10 | -24 743 | -33 081 |
| Verwerving vastgoedbeleggingen | 0 | 0 | |
| Overname dochterondernemingen | 0 | - 200 | |
| Dividenden ontvangen van geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 0 | 0 | |
| Verkopen materiële vaste activa | 2 401 | 1 795 | |
| Verkopen financiële activa | 11,29 | 1 878 | 5 313 |
| Kasstroom uit investeringsactiviteiten | -47 484 | -59 638 | |
| Vrije kasstroom | 21 299 | -27 751 | |
| Financieringsactiviteiten | |||
| Kapitaalsverhoging | 15 | 0 | 0 |
| Eigen vermogenstransacties met minderheidsaandeelhouders | -2 795 | 0 | |
| Daling/(stijging) van eigen aandelen | 22 | 0 | - 854 |
| Daling leningen op lange termijn | 19 | -9 228 | -9 500 |
| Stijging leningen op lange termijn | 19 | 0 | 50 500 |
| Daling kortlopende financiële verplichtingen | 19 | -5 092 | -19 799 |
| Stijging kortlopende financiële verplichtingen | 19 | 0 | 0 |
| Dividenden van vorig boekjaar betaald in de loop van het boekjaar | 0 | -6 495 | |
| Dividenden door dochters betaald aan minderheidsbelangen | 16 | - 716 | 0 |
| Ontvangen - betaalde interesten | -4 331 | -5 043 | |
| Kasstroom uit financieringsactiviteiten | -22 162 | 8 809 | |
| Netto beweging van investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten | 19 | - 863 | -18 942 |
| Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten (bij het begin van het jaar) | 19 | 10 653 | 29 595 |
| Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten | 19 | 0 | 0 |
| Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten (per einde boekjaar) | 19 | 9 790 | 10 653 |
Mutatieoverzicht van het geconsolideerd eigen vermogen
Eigen aandelen Toegekend pensioenregelingen IAS 19R
1 januari 2020 44 734 107 970 -10 277 -3 598 501 650 -11 793 628 686 34 324 663 010 Resultaat van de periode 14 122 14 122 2 055 16 177
totaalresultaat - 941 -1 433 755 -1 619 - 95 -1 714 Totaalresultaat - 941 12 689 755 12 503 1 960 14 463 Uitkering dividend vorig boekjaar - 200 - 200
Andere (toelichting 15) 72 72 72 31 december 2020 44 734 107 970 -10 277 -4 539 511 838 -11 038 638 688 35 862 674 550
1 januari 2019 44 734 107 970 -9 423 -3 391 516 305 -11 686 644 509 34 250 678 759 Resultaat van de periode -8 004 -8 004 600 -7 404
totaalresultaat - 207 - 278 - 107 - 592 - 10 - 602 Totaalresultaat - 207 -8 282 - 107 -8 596 590 -8 006
boekjaar -6 495 -6 495 - 516 -7 011 Andere (toelichting 15) - 855 122 - 733 - 733 31 december 2019 44 734 107 970 -10 277 -3 598 501 650 -11 793 628 686 34 325 663 010
Reserves
Omrekeningsverschillen
Eigen vermogen deel groep
-2 573 -2 573 - 223 -2 795
Minderheidsbelangen Totaal eigen vermogen
Uitgiftepremies SIPEF
Geplaatst kapitaal SIPEF
In KUSD
met
Andere elementen van het
Eigen vermogen transacties
minderheidsaandeelhouders
Andere elementen van het
Uitkering dividend vorig
| In KUSD | Geplaatst kapitaal SIPEF |
Uitgifte premies SIPEF |
Eigen aandelen |
Toegekend pensioen regelingen IAS 19R |
Reserves | Omreke ningsver schillen |
Eigen vermogen deel groep |
Minder heids belangen |
Totaal eigen vermogen |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 januari 2020 | 44 734 | 107 970 | -10 277 | -3 598 | 501 650 | -11 793 | 628 686 | 34 324 | 663 010 |
| Resultaat van de periode | 14 122 | 14 122 | 2 055 | 16 177 | |||||
| Andere elementen van het totaalresultaat |
- 941 | -1 433 | 755 | -1 619 | - 95 | -1 714 | |||
| Totaalresultaat | - 941 | 12 689 | 755 | 12 503 | 1 960 | 14 463 | |||
| Uitkering dividend vorig boekjaar | - 200 | - 200 | |||||||
| Eigen vermogen transacties met |
|||||||||
| minderheidsaandeelhouders | -2 573 | -2 573 | - 223 | -2 795 | |||||
| Andere (toelichting 15) | 72 | 72 | 72 | ||||||
| 31 december 2020 | 44 734 | 107 970 | -10 277 | -4 539 | 511 838 | -11 038 | 638 688 | 35 862 | 674 550 |
| 1 januari 2019 | 44 734 | 107 970 | -9 423 | -3 391 | 516 305 | -11 686 | 644 509 | 34 250 | 678 759 |
| Resultaat van de periode | -8 004 | -8 004 | 600 | -7 404 | |||||
| Andere elementen van het totaalresultaat |
- 207 | - 278 | - 107 | - 592 | - 10 | - 602 | |||
| Totaalresultaat | - 207 | -8 282 | - 107 | -8 596 | 590 | -8 006 | |||
| Uitkering dividend vorig boekjaar |
-6 495 | -6 495 | - 516 | -7 011 | |||||
| Andere (toelichting 15) | - 855 | 122 | - 733 | - 733 |
31 december 2019 44 734 107 970 -10 277 -3 598 501 650 -11 793 628 686 34 325 663 010
SIPEF (of 'de onderneming') is een naamloze vennootschap naar Belgisch recht en gevestigd te 2900 Schoten, Calesbergdreef 5.
De geconsolideerde jaarrekening afgesloten op 31 december 2020 omvat SIPEF en haar dochterondernemingen (hierna vernoemd als 'SIPEF-groep' of 'de Groep'). De vergelijkende cijfers zijn opgenomen voor boekjaar 2019.
De geconsolideerde jaarrekening werd opgesteld op de raad van bestuur van 10 februari 2021. De gebeurtenissen na balansdatum werden bijgewerkt en goedgekeurd voor publicatie door de bestuurders op 19 april 2021. Deze jaarrekening zal aan de aandeelhouders voorgelegd worden op de algemene vergadering van 9 juni 2021. De lijst van bestuurders en commissaris, alsook een beschrijving van de voornaamste activiteiten van de Groep, zijn opgenomen in 'Deel 1 – Bedrijfsverslag' van dit jaarverslag.
De geconsolideerde jaarrekening werd opgesteld in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards ('IFRS') zoals aanvaard binnen de Europese Unie per 31 december 2020.
De volgende standaarden en interpretaties zijn toepasbaar voor het boekjaar beginnend op 1 januari 2020:
Deze wijzigingen hebben geen significante invloed op het nettoresultaat en het eigen vermogen van de Groep.
De Groep heeft niet geopteerd voor vervroegde toepassing van de volgende nieuwe standaarden en interpretaties die gepubliceerd waren op de datum van goedkeuring van deze jaarrekening maar nog niet van kracht waren op de balansdatum:
Op dit ogenblik verwacht de Groep niet dat de eerste toepassing van deze standaarden en interpretaties een materieel effect zal hebben op de financiële staten van de Groep.
De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 voorgesteld in US-dollar (tot en met 2006 was dit euro), afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal (KUSD). Deze aanpassing is een gevolg van de gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer vanaf eind 2006 waardoor de functionele valuta van de meerderheid van de dochterondernemingen is gewijzigd van lokale munt naar USdollar.
De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld volgens het principe van de historische kostprijs, met uitzondering van de voor verkoop beschikbare investeringen, afgeleide financiële instrumenten en biologische productie die worden gewaardeerd tegen reële waarde.
De waarderingsregels werden op uniforme wijze in heel de Groep toegepast en zijn vergelijkbaar met deze gehanteerd over het vorige boekjaar.
Bedrijfscombinaties (onder IFRS 3 Bedrijfscombinaties) worden geboekt volgens de overnamemethode. De kostprijs van een overname wordt berekend als de reële waarde van de afgestane activa, de uitgegeven eigenvermogensinstrumenten en verplichtingen die werden aangegaan of overgenomen op de overnamedatum. Direct aan de overname toewijsbare kosten worden opgenomen in de winst- en verliesrekening. De overgedragen vergoeding voor de overname van een bedrijf, met inbegrip van de voorwaardelijke vergoeding, wordt gewaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum. De toekomstige wijzigingen aan de voorwaardelijke vergoeding als gevolg van gebeurtenissen na overnamedatum worden in resultaat genomen. De "full goodwill" optie, die geval per geval kan worden gekozen, laat toe om de minderheidsbelangen te waarderen tegen reële waarde of tegen het evenredige deel van het minderheidsbelang in de identificeerbare netto activa van de overgenomen partij. Alle acquisitie gerelateerde kosten, zoals consultancy fees, worden in de resultatenrekening opgenomen.
Indien de initiële verwerking van een bedrijfscombinatie niet is voltooid op afsluitdatum van het boekjaar waarin de bedrijfscombinatie plaatsvond, dan presenteert de SIPEFgroep voorlopige bedragen voor de posten die nog niet volledig werden verwerkt. De opgenomen voorlopige bedragen kunnen tijdens de waarderingsperiode (zie hieronder) worden aangepast, en/of bijkomende activa/verplichtingen kunnen worden opgenomen om nieuwe informatie te weerspiegelen die verkregen is over de omstandigheden en feiten die op de overnamedatum bestonden en die, indien bekend, de waardering van de per die datum opgenomen bedragen hadden beïnvloed.
De waarderingsperiode is de periode die loopt vanaf de overnamedatum tot de datum waarop de Groep de informatie ontvangt die bekend was over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden. De waarderingsperiode is beperkt tot maximaal één jaar vanaf de overnamedatum.
Wijzigingen in het eigendomsbelang van de Groep in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, worden verwerkt als eigen-vermogenstransacties. De boekwaardes van de belangen van de Groep en de minderheidsbelangen worden aangepast om de wijzigingen in hun relatieve belangen in de dochteronderneming weer te geven. Elk eventueel verschil tussen het bedrag waarmee de minderheidsbelangen worden aangepast en de reële waarde van de betaalde of ontvangen vergoeding, moet rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt en aan de eigenaars van de Groep worden toegerekend.
Wanneer een bedrijfscombinatie in verschillende fasen wordt gerealiseerd, wordt het voorheen aangehouden belang van de Groep geherwaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum (d.i. de datum waarop de zeggenschap wordt verworven) en de eventuele winst of het eventuele verlies wordt rechtstreeks in winst of verlies opgenomen. Bedragen die voorheen werden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat als gevolg van het belang in de overgenomen partij, worden geherklasseerd naar winst of verlies, op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de overnemende partij het voorheen aangehouden belang direct had vervreemd.
Dochterondernemingen zijn deze waarover de onderneming controle uitoefent. Controle wordt enkel uitgeoefend wanneer aan alle onderstaande punten volledig wordt voldaan, in overeenstemming met IFRS 10:
De jaarrekeningen van de dochterondernemingen worden in de consolidatiekring opgenomen vanaf de datum van verwerving tot het einde van de controle (of een nabije datum).
In geassocieerde deelnemingen oefent de Groep een invloed van betekenis uit op het financiële en operationele beleid maar geen controle. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de Groep in de winst of het verlies van de deelneming volgens de vermogensmutatiemethode vanaf de dag dat deze invloed van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de Groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de Groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende ondernemingen.
Joint ventures zijn die ondernemingen over wiens activiteiten de Groep gezamenlijke controle uitoefent, vastgelegd in een contractuele overeenkomst. De joint ventures worden opgenomen via de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de Groep in de winst of het verlies van de deelneming vanaf de dag dat deze invloed van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de Groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de Groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende joint ventures.
Alle intragroepsaldi en –transacties, met inbegrip van niet gerealiseerde winsten op intragroep transacties, worden geëlimineerd bij alle ondernemingen die worden opgenomen via de integrale consolidatie.
Voor niet gerealiseerde verliezen gelden dezelfde eliminatieregels als voor de niet gerealiseerde winsten, met dit verschil dat ze enkel worden geëlimineerd voor zover er geen indicatie van bijzondere waardevermindering bestaat.
In de individuele ondernemingen van de Groep worden de transacties in vreemde valuta omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum. Monetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden gewaardeerd tegen de slotkoers. Valutakoersverschillen die ontstaan bij de omrekening worden in de winst- en verliesrekening opgenomen als een financieel resultaat. Nietmonetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum.
Functionele waarderingsmunt: de posten in de jaarrekening van elke entiteit van de Groep worden gewaardeerd in de munt die het best aansluit bij de economische realiteit en de gebeurtenissen en omstandigheden waarbinnen deze entiteit werkt (functionele waarderingsmunt). De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 opgesteld in USD, de functionele valuta van het merendeel van de groepsmaatschappijen.
Voor de consolidatie van de Groep en al haar dochterondernemingen worden de jaarrekeningen van de individuele ondernemingen als volgt omgerekend:
Wisselkoersverschillen die ontstaan bij de omrekening van de netto-investering in buitenlandse dochterondernemingen, joint ventures en geassocieerde ondernemingen tegen de wisselkoers op het einde van het jaar, worden geboekt in de andere elementen van het totaalresultaat onder "Valutakoersverschillen als gevolg van de omrekening van buitenlandse activiteiten". Bij verlies van controle van een buitenlandse onderneming worden de omrekeningsverschillen erkend in de winst- en verliesrekening als deel van de winst of het verlies van de verkoop. Deze winst of verlies wordt volledig aan de Groep toegerekend.
Goodwill en waarderingen aan de reële waarde in het kader van de overnames van buitenlandse entiteiten, worden beschouwd als lokale valuta activa en verplichtingen van de betreffende buitenlandse entiteit en worden omgerekend tegen de slotkoers.
SIPEF-groep neemt een biologisch actief of groeiende biologische productie ("agricultural produce") uitsluitend op in de balans indien ze de zeggenschap heeft over het actief als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het waarschijnlijk is dat er in de toekomst economische voordelen naar SIPEFgroep zullen vloeien en de reële waarde of de kostprijs van het actief op een betrouwbare manier kan worden bepaald.
In overeenstemming met de aanpassing aan IAS 16 en IAS 41 worden de dragende planten opgenomen tegen hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Afschrijvingen worden berekend op een lineaire basis over de verwachte gebruiksduur (20 tot 25 jaar)
De groeiende biologische productie van palmolie wordt gedefinieerd als de olie die de palmvruchten bevatten, zodat de reële waarde van deze onderscheidbare activa betrouwbaar geschat kan worden.
De groeiende biologische productie van thee wordt gedefinieerd als de bladeren die klaar zijn om te worden geplukt en verwerkt, zelfs als deze nog niet volgroeid zijn, zodat de reële waarde van deze afzonderlijke activa betrouwbaar kan worden geschat.
De Groep heeft geopteerd om de groeiende biologische productie van rubber te waarderen aan de reële waarde op het moment van oogsten ("at point of harvest") in overeenstemming met IAS 41.32 en dus niet te waarderen aan de reële waarde verminderd met de verwachte verkoopkosten. Hiervoor baseert de Groep zich op IAS 41.10c waarbij wij van mening zijn dat alle parameters van een alternatieve berekeningsmethode (producties, levenscyclus, kostentoewijzing,…) duidelijk onbetrouwbaar zijn. Hierdoor is elke alternatieve berekening op zich ook duidelijk onbetrouwbaar.
De groeiende biologische productie van bananen wordt gewaardeerd aan de reële waarde aangezien de parameters voor deze berekening wel beschikbaar en betrouwbaar zijn. Een winst of verlies uit een wijziging in reële waarde min de geschatte kosten van het verkooppunt van een biologisch actief wordt opgenomen in de nettowinst of het nettoverlies over de periode waarin de winst of het verlies is ontstaan.
Goodwill is het bedrag waarmee de kostprijs van de bedrijfscombinatie het belang van de Groep in de reële waarde van de overgenomen identificeerbare activa, verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen overschrijdt. Goodwill wordt niet afgeschreven maar tenminste jaarlijks onderworpen aan een test voor bijzondere waardeverminderingen. Hiervoor wordt de goodwill toegewezen aan de operationele entiteiten wat het laagste niveau is waarop de goodwill wordt gevolgd voor interne managementdoeleinden (d.i. kasstroom genererende eenheid). Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt onmiddellijk als een last opgenomen in de winst- en verliesrekening en wordt nooit teruggenomen.
Negatieve goodwill is het excedent van de reële waarde van het aandeel van de Groep in de verworven identificeerbare netto activa op het ogenblik van de overname tegenover de betaalde overnameprijs. Negatieve goodwill wordt onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Immateriële activa omvatten computersoftware en licenties. Immateriële activa worden geactiveerd en lineair afgeschreven over hun vermoedelijke gebruiksduur.
Materiële vaste activa, alsook vastgoedbeleggingen, worden opgenomen tegen hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Financieringskosten worden geactiveerd als deel van de kostprijs van het in aanmerking komend actief. Uitgaven voor de herstellingen van materiële vaste activa worden onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Vaste activa aangehouden voor verkoop worden in voorkomend geval gewaardeerd aan het laagste van de boekwaarde en de reële waarde min verkoopkosten.
Afschrijvingen worden als volgt berekend op een lineaire basis over de verwachte gebruiksduur van het desbetreffende actief:
| Genouwen | 5 tot 30 jaar |
|---|---|
| Infrastructuur | 5 tot 25 jaar |
| Installaties en machines | 5 tot 30 jaar |
| Rollend materieel | 3 tot 20 jaar |
| Bureaumateriaal en meubilair | 5 tot 10 jaar |
| Overige vaste activa | 2 tot 20 jaar |
Terreinen worden niet afgeschreven.
De Groep presenteert de landrechten als materiële vaste activa consistent met de presentatiemethode binnen de industrie en de relevante adviezen hieromtrent. Bovendien volgt de Groep elk landrecht kort op in termen van de vernieuwing en wordt enkel nog afgeschreven op de landrechten als er een indicatie is dat deze niet vernieuwd zouden kunnen worden.
De Groep heeft IFRS 16 leases toegepast op de jaarrekening van de Groep vanaf 1 januari 2019.
De Groep heeft de cumulatieve catch-up benadering toegepast waarbij de activa worden gewaardeerd aan een bedrag gelijk aan het passiva per 1 januari 2019.
Activa die het recht vertegenwoordigen om het onderliggende geleasede actief te gebruiken, worden tegen kostprijs geactiveerd als materiële vaste activa, bestaande uit het bedrag van de initiële waardering van de leaseverplichting, alle leasebetalingen die op of vóór de aanvangsdatum zijn gedaan, verminderd met eventuele ontvangen leaseincentives, eventuele initiële directe kosten en herstelkosten. De overeenkomstige leaseverplichtingen, die de netto contante waarde van de leasebetalingen vertegenwoordigen, worden verantwoord als langlopende of kortlopende verplichtingen, afhankelijk van de periode waarin ze vervallen. Geleased activa en passiva worden opgenomen voor alle huurcontracten met een looptijd van meer dan 12 maanden, tenzij de onderliggende waarde van geringe waarde is.
De leasebetalingen worden verdisconteerd op basis van de marginale rentevoet van de lessee, zijnde het tarief dat de lessee zou moeten betalen om de middelen te lenen die nodig zijn om een actief van vergelijkbare waarde te verkrijgen in een vergelijkbare economische omgeving met vergelijkbare voorwaarden. Het rentetarief dat impliciet in de leaseovereenkomst was opgenomen, kon niet worden bepaald.
Leaserente wordt als rentelast ten laste van de winst- en verliesrekening genomen.
Geleasde activa worden afgeschreven op basis van lineaire afschrijving over de leaseperiode, inclusief de periode van verlengbare opties, indien het waarschijnlijk is dat de optie zal worden uitgeoefend.
Vanwege de aard van onze activiteiten waarbij onze activiteiten voornamelijk plaatsvinden in relatief afgelegen gebieden, bezit de Groep de meeste van de gebruikte activa. Daarom hebben we slechts een beperkt aantal huurcontracten die in aanmerking komen voor lease accounting. De drie hoofdcategorieën bestaan uit:
Kantoorhuur wordt momenteel geboekt als operationele lease. Analyse toont aan dat de huur voldoet aan de definitie van een leasingovereenkomst en dat als zodanig een met een gebruiksrecht overeenstemmend actief en bijbehorende leasingschuld onder de nieuwe standaard moet worden verantwoord. Aangezien de meeste kantoorhuurcontracten langlopende huurcontracten zijn, zijn de belangrijkste acties voor beheer van het gebied vereist:
Bedrijfswagen in België voldoen aan de definitie van een 'lease' en zullen zodoende op dezelfde manier als de huur van gebouwen worden behandeld.
In onze dochteronderneming Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea, omvat een deel van de landrechten een vaste jaarlijkse huurbetaling voor het vruchtgebruik van het land, evenals een variabele royalty afhankelijk van de productieniveaus van het jaar gemeten in ton FFB. De jaarlijkse vaste huurbetaling voldoet aan de definitie van een 'lease', waarbij de leasetermijn van het actief bepaald is als de gemiddelde levensduur van een oliepalm (25 jaar).
De Groep heeft geen contracten die tot lessor accounting zouden kunnen leiden.
We verwijzen naar toelichting 27 voor de impact van IFRS 16.
Materiële vaste activa en andere vaste activa worden onderworpen aan een test voor bijzondere waardevermindering als bepaalde elementen of belangrijke veranderingen een indicatie geven dat de boekwaarde groter is dan de realiseerbare waarde. Er dient een bijzonder waardeverminderingsverlies te worden opgenomen gelijk aan het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde, wat het hoogste is van de reële waarde min de verkoopkosten en de bedrijfswaarde van het actief. Voor de identificatie van bijzondere waardeverminderingen worden de activa samengevoegd in de kleinste identificeerbare groep die een instroom van kasmiddelen genereert. Wanneer later een bijzondere waardevermindering niet langer bestaat, door een toename van de reële waarde of de gebruikswaarde, wordt deze teruggenomen.
Classificatie en waardering van financiële instrumenten Financiële activa en passiva worden initieel opgenomen wanneer de Groep een partij wordt bij de contractuele bepalingen van het instrument.
De financiële activa en passiva worden initieel gewaardeerd aan de reële waarde met waardeveranderingen in de winsten verliesrekening. Transactiekosten die direct toewijsbaar zijn aan de verwerving of de uitgifte van financiële activa en passiva (anders dan de financiële activa en passiva aan de reële waarde via de resultatenrekening) worden, al naargelang, toegevoegd of afgehouden van de reële waarde bij de eerste opname. Transactiekosten die direct toewijsbaar zijn aan de verwerving van financiële activa of passiva aan
reële waarde via de resultatenrekening worden onmiddellijk in de resultatenrekening erkend.
De financiële activa omvatten de investeringen in eigen vermogen instrumenten die worden aangewezen als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de andere elementen van het totaalresultaat, leningen aan gerelateerde partijen, vorderingen inclusief handelsvorderingen en andere vorderingen, financiële activa aan de reële waarde via de resultatenrekening en de geldmiddelen en kasequivalenten. De verwervingen en verkopen van financiële activa worden erkend op de transactiedatum.
Alle erkende financiële activa worden vervolgens in hun geheel gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs of reële waarde, afhankelijk van de classificatie van de financiële activa. Schuldinstrumenten die aan de volgende voorwaarden voldoen, worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs:
Bij de eerste opname, heeft de Groep een onherroepelijke keuze gemaakt (op een variabele basis) om investeringen in eigen vermogensinstrumenten te bepalen als reële waarde via de andere elementen van het totaalresultaat ("FVTOCI"). Beleggingen in eigen-vermogensinstrumenten volgens FVTOCI worden initieel gewaardeerd aan de reële waarde plus transactiekosten. Vervolgens worden ze gewaardeerd tegen reële waarde waarbij winsten en verliezen die voortvloeien uit wijzigingen in de reële waarde worden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat en ze worden gecumuleerd in de reserve voor de herwaarderingen op investeringen. De cumulatieve winst of het cumulatieve verlies zal niet worden geherclassificeerd naar de resultatenrekeningen bij de verkoop van de aandelenbeleggingen. In de plaats daarvan zullen ze worden getransfereerd naar het overgedragen resultaat. Vanwege het gebrek aan voldoende recente informatie die beschikbaar is om de reële waarde te meten, heeft het management vastgesteld dat de kostprijs een correcte schatting is van de reële waarde voor de niet-beursgenoteerde investeringen in eigen vermogen instrumenten.
De effectieverentemethode is een methode voor het berekenen van de geamortiseerde kostprijs van een schuldinstrument en voor het toewijzen van rentebaten over de relevante periode.
Voor financiële instrumenten andere dan verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid, is de effectieve interestvoet de rente die de verwachte toekomstige geldbetalingen of –ontvangsten (inclusief alle vergoedingen betaald of ontvangen die een integraal deel uitmaken van de effectieve interestvoet, transactiekosten en andere premies en kortingen) tijdens de verwachte looptijd (of een kortere periode indien van toepassing) van het financiële actief of de financiële verplichting exact disconteert tot de bruto boekwaarde van een financieel actief of de geamortiseerde kostprijs van een financiële verplichting, zonder rekening te houden met de te verwachten kredietverliezen.
De geamortiseerde kostprijs is het bedrag waartegen het financiële actief of de financiële verplichting bij eerste opname wordt gewaardeerd, verminderd met de hoofdsomaflossingen en vermeerderd of verminderd met de volgens de effectieverentemethode bepaalde cumulatieve amortisatie van het eventuele verschil tussen dat eerste bedrag en het aflossingsbedrag, en, voor financiële activa, aangepast voor een eventuele voorziening voor verliezen. Anderzijds is de bruto boekwaarde van een financieel actief de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief, vóór aanpassing voor een eventuele voorziening voor verliezen.
De Groep maakt gebruik van financiële instrumenten voor het beheer van het wisselkoers- en renterisico dat voortvloeit uit de operationele, financiële en investeringsactiviteiten. De Groep past een aantal afdekkingstransacties toe onder IFRS 9 – "Financiële instrumenten".
Derivaten worden initieel gewaardeerd tegen reële waarde. De wijzigingen in de reële waarde worden in resultaat geboekt tenzij deze instrumenten deel uitmaken van indekkingsverrichtingen. in welk geval de timing van de opname in winst of verlies afhankelijk is van de aard van de afdekkingsrelatie. De Groep wijst bepaalde derivaten aan als afdekkingsinstrumenten met betrekking tot het renterisico in kasstroomafdekkingen. Derivaten met betrekking tot het valutarisico zijn niet gedocumenteerd in een afdekkingsrelatie.
Bij de aanvang van de afdekkingsrelatie worden de afdekkingsrelatie, alsook de risicobeheerdoelstelling en strategie van de entiteit bij het aangaan van de afdekkingstransactie formeel aangewezen en gedocumenteerd. Bovendien documenteert de Groep bij aanvang van de indekking en op permanente basis of het afdekkingsinstrument effectief is in het compenseren van wijzigingen in reële waarde of kasstromen van de afgedekte positie die toewijsbaar zijn aan het afgedekte risico.
De afdekkingsrelatie voldoet aan alle volgende vereisten inzake afdekkingseffectiviteit:
wegingsfactor van de afgedekte positie en de wegingsfactor van het afdekkingsinstrument weerspiegelen welke aanleiding zou geven tot (al dan niet opgenomen) afdekkingsineffectiviteit die in een uitkomst van de administratieve verwerking kan resulteren welke inconsistent is met het doel van hedge accounting
Indien een afdekkingsrelatie niet meer aan het op de afdekkingsverhouding betrekking hebbende vereiste inzake afdekkingseffectiviteit voldoet, maar de risicobeheerdoelstelling voor die aangewezen afdekkingsrelatie gelijk blijft, moet een entiteit de afdekkingsverhouding van de afdekkingsrelatie zodanig aanpassen dat deze wederom aan de criteria voldoet (dit wordt in deze standaard "herbalancering" genoemd).
De Waarde schommelingen van een afgeleid financieel instrument dat voldoet aan de strikte voorwaarden voor erkenning als kasstroom-indekking worden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat voor het effectieve deel. Het ineffectieve deel wordt rechtstreeks in de resultatenrekening geboekt. De indekkingsresultaten worden van de andere elementen van het totaalresultaat naar de resultatenrekening overgeboekt op het moment dat de ingedekte transactie zelf het resultaat beïnvloedt.
Een derivaat met een positieve reële waarde wordt geboekt als een financieel actief, terwijl een derivaat met een negatieve reële waarde wordt opgenomen als een financiële verplichting. Een derivaat wordt gepresenteerd als kortlopend of langlopend, afhankelijk van de verwachte vervaldatum van het financiële instrument.
Met betrekking tot de waardevermindering van financiële activa wordt een model voor verwachte kredietverliezen toegepast. Het verwachte kredietverliesmodel vereist dat de Groep rekening houdt met verwachte kredietverliezen en veranderingen in die verwachte kredietverliezen op elke rapporteringsdatum om zo de veranderingen in kredietrisico sinds de eerste opname van de financiële activa correct weer te geven. Concreet zijn de volgende activa opgenomen in de beoordeling van de bijzondere waardevermindering van de Groep: 1) handelsvorderingen; 2) langlopende vorderingen en leningen aan verbonden partijen; 3) geldmiddelen en kasequivalenten.
IFRS 9 vereist dat de Groep verwachte kredietverliezen op al haar schuldinstrumenten, leningen en handelsvorderingen boekt, hetzij op basis van twaalf maanden, hetzij op basis van de volledige looptijd. De Groep heeft de vereenvoudigde benadering toegepast en de verwachte verliezen op basis van de volledige looptijd op alle handelsvorderingen geboekt.
Volgens IFRS 9 moet een entiteit de waarde van de voorziening voor verliezen op een financieel instrument op elke verslagdatum bepalen op een bedrag dat gelijk is aan de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen indien het aan het financiële instrument verbonden kredietrisico sinds de eerste opname significant is toegenomen moet een entiteit, indien het aan een financieel instrument verbonden kredietrisico op de verslagdatum niet significant is toegenomen sinds de eerste opname, de waarde van de voorziening voor verliezen op dat financiële instrument bepalen op een bedrag dat gelijk is aan de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen. Voor de lange termijn vorderingen geeft IFRS 9 de keuze om de verwachtte kredietverliezen te bepalen op basis van de levensduur of van een algemeen verwachte kredietverlies model (3 niveaus van verwachte kredietvlies beoordeling). De Groep heeft gekozen voor het algemene model. Alle banksaldi worden ook beoordeeld op verwachtte kredietverliezen.
De Groep neemt een financieel actief niet langer op wanneer de contractuele rechten op de kasstromen van het actief aflopen of wanneer het financiële actief en vrijwel alle risico's en voordelen van eigendom van het actief overdraagt aan een andere partij. Als de Groep niet wezenlijk alle risico's en voordelen van eigendom overdraagt of behoudt en het overgedragen actief blijft controleren, erkent de Groep zijn behouden belang in het actief en een daarmee verband houdende verplichting op voor de bedragen die het mogelijk moet betalen. Als de Groep nagenoeg alle risico's en voordelen van eigendom van een overgedragen financieel actief behoudt, blijft de Groep het financiële actief opnemen en neemt het ook een lening op onderpand aan voor de ontvangen opbrengsten.
Bij het niet langer in zijn geheel opnemen van een financieel actief moet het verschil tussen: a) de boekwaarde (bepaald op de datum van verwijdering uit het overzicht van de financiële positie) en b) de ontvangen vergoeding (vermeerderd met elk nieuw verkregen actief en verminderd met elke nieuw aangegane verplichting) in winst of verlies worden opgenomen. Bovendien, bij het niet langer opnemen van een eigen vermogen instrument voor dewelke de Groep bij de eerste opname heeft geopteerd om de reële waarde via de andere elementen van het totaalresultaat op te nemen ("FVTOCI"), worden de in het verleden gecumuleerde winsten en verliezen in de herwaarderingsreserve voor beleggingen niet geherclassificeerd naar de winst- en verliesrekening.
Alle financiële verplichtingen van de Groep worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode.
De Groep neemt de financiële verplichtingen niet langer op wanneer, en alleen wanneer, de verplichtingen van de Groep worden afgewikkeld, worden geannuleerd of komen te vervallen. Het verschil tussen de boekwaarde van de niet langer opgenomen balans van de financiële verplichting en de betaalde en te betalen vergoeding, inclusief overgedragen niet-contante activa of overgenomen verplichtingen, wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening.
Vorderingen en schulden worden gewaardeerd aan geamortiseerde kostprijs. Vorderingen en schulden worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde. Vorderingen en schulden in een andere valuta dan de functionele valuta van de dochteronderneming worden omgerekend tegen de geldende wisselkoersen van de Groep op de balansdatum.
Geldmiddelen en kasequivalenten worden gewaardeerd aan hun geamortiseerde waarde en omvatten contanten en deposito's met een oorspronkelijke looptijd van drie maanden of minder. Negatieve kassaldi worden als schulden opgenomen.
Rentedragende leningen worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. Leningen worden initieel opgenomen als ontvangen opbrengsten, na aftrek van transactiekosten. Elk verschil tussen de kostprijs en de aflossingswaarde wordt in de winst- en verliesrekening verwerkt volgens de effectieve rente methode.
De voorraad wordt gewaardeerd tegen de laagste waarde van de kostprijs of de opbrengstwaarde.
Met betrekking tot de voorraad afgewerkte producten waarin biologische activa worden verwerkt, wordt de reële waarde van deze biologische activa verhoogd met de productiekost.
Voorraden worden individueel afgeschreven als de verwachte opbrengstwaarde afneemt tot onder de boekwaarde van de voorraad. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs min de geschatte kosten die nodig zijn om de verkoop te realiseren. Indien de omstandigheden die voorheen aanleiding gaven tot een afschrijving niet meer bestaan, wordt de waardevermindering teruggenomen.
Dividenden van de moedermaatschappij in verband met de gewone uitstaande aandelen worden pas opgenomen in de periode waarin ze formeel worden toegekend.
Kosten gemaakt voor het uitgeven van eigenvermogensinstrumenten worden opgenomen als een vermindering van het eigen vermogen.
Minderheidsbelangen omvatten het deel, toebehorend aan de minderheidsaandeelhouders, van de reële waarde van identificeerbare activa en verplichtingen die opgenomen worden bij de overname van een dochteronderneming, samen met het overeenkomstig deel van de gerealiseerde winsten en verliezen voor de daaropvolgende periodes.
In de winst- en verliesrekening wordt het minderheidsaandeel in het verlies of de winst van de Groep apart getoond van het geconsolideerd resultaat van de Groep.
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de Groep een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft ten gevolge van een gebeurtenis in het verleden, het waarschijnlijk is dat er een uitstroom van middelen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag van de verplichting op betrouwbare wijze kan worden geschat.
Groepsentiteiten hebben verschillende pensioenplannen in overeenstemming met de lokale voorwaarden en toepassingen van die landen.
In het algemeen werden de toegezegd-pensioenregelingen nog niet gefinancierd, doch volledig voorzien volgens de 'Projected Unit Credit'-methode. Deze voorzieningen vertegenwoordigen de actuele waarde van de toekomstige uitkeringsverplichtingen. De actuariële winsten en verliezen worden in het de andere elementen van het totaalresultaat erkend.
De Groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de Groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement op de werkgeversbijdragen en op de werknemersbijdragen niet wordt gehaald, dienen deze plannen volgens IAS 19 te worden beschouwd als "toegezegd-pensioenregelingen".
IFRS 15 werd gepubliceerd in mei 2014 en vervangt IAS 18 Omzet en IAS 11 Onderhanden projecten in opdracht van derden. Deze standaard introduceert een nieuw uitgebreid model met vijf stappen voor de erkenning van opbrengsten die voortvloeien uit contracten met klanten, met uitzondering van opbrengsten uit leases, financiële instrumenten en verzekeringscontracten. Het basisprincipe van deze standaard is dat een entiteit opbrengsten erkent in die mate dat dit een weergave is van de overdracht van beloofde goederen of diensten aan klanten, voor een bedrag dat de weerspiegeling is van de vergoeding waarop de entiteit meent recht te hebben in ruil voor die goederen of diensten. Het tijdstip van de erkenning van opbrengsten kan plaatsvinden na verloop van tijd of op een tijdstip, afhankelijk van de overdracht van controle.
De standaard introduceert ook nieuwe richtlijnen inzake de kosten ter vervulling en het behalen van een contract, met vermelding van de omstandigheden waarin deze kosten moeten worden gekapitaliseerd of ten laste moeten worden genomen wanneer ze zich voordoen. Bovendien zijn de nieuwe toelichtingen opgenomen in IFRS 15 meer gedetailleerd dan die welke momenteel van toepassing waren in het kader van IAS 18.
De kernactiviteit van de SIPEF-groep is de verkoop van goederen. De Groep erkent de opbrengsten vanaf het moment dat de controle over het actief wordt overgedragen aan de klant. De verkochte goederen worden per schip vervoerd en als opbrengst erkend zodra de goederen op het schip worden geladen. Vanaf dit moment wordt de controle overgedragen aan de klant en wordt de opbrengst erkend in de financiële staten. Dit is zo van toepassing voor alle contracten binnen de SIPEF-groep. De betalingsvoorwaarden zijn afhankelijk van de leveringsvoorwaarden van het contract en kunnen variëren tussen vooruitbetaling, contanten tegen documenten en 45 dagen na overhandiging van de vrachtbrief. De leveringen van goederen zijn aan een vaste prijs. Voor elk contract is er maar één prestatieverplichting waaraan moet worden voldaan nl.: de levering van de goederen.
De Groep heeft geen incrementele kosten van materieel belang voor het verkrijgen van een contract die zou voldoen aan de kapitalisatiecriteria, zoals gedefinieerd door IFRS 15.
De Groep heeft de nieuwe standaard toegepast op de vereiste ingangsdatum. We kunnen concluderen dat de nieuwe IFRS 15 standaard geen noemenswaardige impact heeft op de financiële staten van de SIPEF-groep. De Groep blijft haar producten verkopen aan de huidige vastgestelde voorwaarden.
Aankopen worden netto opgenomen, na financiële en handelskorting. Kostprijs van verkopen omvat alle lasten verbonden met oogsten, transformatie en transport.
Algemene en beheerskosten omvatten lasten van de marketing- en financiële afdeling en algemene beheerskosten.
De winstbelastingen omvatten de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen en de uitgestelde belastingen. Beide belastingen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen behalve in die gevallen waar het bestanddelen betreft die deel uitmaken van het eigen vermogen. In dit laatste geval verloopt de opname via het eigen vermogen.
Onder de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen verstaat men deze die drukken op de fiscale winst van het boekjaar, berekend tegen de belastingtarieven die van kracht zijn op balansdatum, evenals de aanpassingen aan de belastingen die verschuldigd zijn over de vorige boekjaren.
Uitgestelde belastingverplichtingen en –vorderingen worden opgenomen voor tijdelijke verschillen tussen de boekwaarde in de balans en de fiscale boekwaarde van activa en verplichtingen en worden later aangepast om wijzigingen in de verwachte belastingtarieven waartegen deze tijdelijke verschillen zullen omdraaien weer te geven. Uitgestelde belastingvorderingen worden enkel opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening als het waarschijnlijk is dat de realisatie of afwikkeling ervan mogelijk is in de toekomst.
IFRS vereist dat de Groep bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening beoordelingen en schattingen gebruikt en hypothesen vooropstelt die de bedragen van activa en verplichtingen alsook de winst- en verliesrekening op balansdatum kunnen beïnvloeden. Werkelijke resultaten kunnen verschillen van deze schattingen.
De voornaamste domeinen waarin oordelen worden aangewend zijn:
Oordelen dat de landrechten niet zullen worden afgeschreven tenzij er een indicatie zou bestaan dat deze niet vernieuwd zouden kunnen worden. Een totaal van 12 500 hectaren landrechten in PT Agro Muko zijn vervallen in 2019 en 2020. Alle documentatie voor de vernieuwing van de landrechten die in 2019 en 2020 vervallen, werd op tijd geleverd aan de relevante autoriteiten. De autoriteiten zijn bezig met deze na te kijken en goed te keuren. Er is geen indicatie dat deze landrechten niet vernieuwd zullen worden.
De voornaamste domeinen waarin schattingen worden aangewend in 2020 zijn:
De voornaamste schattingen die worden gebruikt bij de berekening van uitgestelde belastingen en het testen van bijzondere waardeverminderingen van activa (goodwill impairment), zijn gebaseerd op het maken van een schatting van de grondstofprijzen over een langere periode. De grondstoffenprijzen die bij dergelijke schattingen worden gebruikt, zijn van nature volatiel en zullen daarom in werkelijkheid verschillen van de geschatte bedragen. Er is geen unieke onafhankelijk variabele op basis waarvan een relevante sensitiviteitsanalyse kan worden gemaakt voor de berekening van de uitgestelde belastingen. We verwijzen naar toelichting 8 voor de goodwill impairment analyse.
De moedermaatschappij van de Groep, SIPEF, Schoten/België is de moedermaatschappij van de volgende ondernemingen:
| Locatie | Controle % | Belangen % | |||
|---|---|---|---|---|---|
| Geconsolideerde ondernemingen (integrale consolidatie) | |||||
| PT Tolan Tiga Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 | ||
| PT Eastern Sumatra Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||
| PT Kerasaan Indonesia | Medan / Indonesië | 57,00 | 54,15 | ||
| PT Bandar Sumatra Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||
| PT Melania Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | Medan / Indonesië | 95,00 | 85,74 | ||
| PT Umbul Mas Wisesa | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||
| PT Citra Sawit Mandiri | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||
| PT Toton Usaha Mandiri | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||
| PT Agro Rawas Ulu | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 | ||
| PT Agro Kati Lama | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 | ||
| PT Agro Muara Rupit | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||
| Hargy Oil Palms Ltd | Bialla / Papoea-N-G | 100,00 | 100,00 | ||
| Plantations J. Eglin SA | Azaguié / Ivoorkust | 100,00 | 100,00 | ||
| Jabelmalux SA | Luxembourg / G.H. Luxemburg | 99,89 | 99,89 | ||
| PT Agro Muko | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||
| PT Dendymarker Indah Lestari | Medan / Indonesië | 100,00 | 95,00 | ||
| Geassocieerde ondernemingen en joint ventures (vermogensmutatie) | |||||
| Verdant Bioscience Pte Ltd | Singapore / Republiek Singapore | 38,00 | 38,00 |
| PT Timbang Deli Indonesia | Medan / Indonesië | 38,00 | 36,10 |
|---|---|---|---|
| Niet geconsolideerde ondernemingen | |||
| Horikiki Development Cy Ltd | Honiara / Solomon Islands | 90,80 | 90,80 |
De Groep heeft, ondanks het bezit van de meerderheid van de stemrechten, geen zeggenschap in de niet-geconsolideerde ondernemingen wegens gevestigd in ontoegankelijke regio's (Horikiki Development Cy Ltd).
Er zijn geen beperkingen om activa te realiseren en verplichtingen van dochterondernemingen af te wikkelen.
Naar aanleiding van een gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer is vanaf eind 2006 de functionele valuta in de meerderheid van de dochterondernemingen vanaf 1 januari 2007 gewijzigd naar US dollar. Het volgende filiaal heeft echter een andere functionele valuta:
De hieronder vermelde koersen werden gebruikt om de balansen en resultaten van deze entiteiten om te rekenen naar de US Dollar (de munt waarin de Groep haar jaarverslag opstelt).
| Slotkoers | Gemiddelde koers | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 2019 | 2018 | 2020 | 2019 | 2018 | |
| EUR | 0,8154 | 0,8916 | 0,8738 | 0,8727 | 0,8941 | 0,8487 |
De activiteiten van SIPEF kunnen worden onderverdeeld in segmenten naar gelang de soort van de producten. SIPEF heeft de volgende segmenten:
Het overzicht van de segmenten hieronder is weergegeven op basis van de interne managementrapportering van de SIPEF-groep. De belangrijkste verschillen met de IFRS-consolidatie zijn:
Er wordt vertrokken vanuit de brutomarge per segment en niet vanuit omzet.
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Bruto-marge per product | ||
| Palm | 59 886 | 34 445 |
| Rubber | -1 814 | -2 244 |
| Thee | - 788 | - 370 |
| Bananen en horticultuur | 4 390 | 4 697 |
| Corporate | 682 | 634 |
| Totaal bruto-marge | 62 357 | 37 162 |
| Algemene- en beheerskosten | -31 573 | -31 481 |
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) | - 6 | - 741 |
| Financieringsopbrengsten/(kosten) | -4 458 | -5 002 |
| Discounting Sipef-CI | 1 368 | 1 689 |
| Wisselkoersresultaten | 378 | - 775 |
| Winst voor belastingen | 28 065 | 852 |
| Belastinglasten | -10 828 | -6 772 |
| Effectief belastingtarief | -38,6% | -794,7% |
| Winst na belastingen | 17 237 | -5 920 |
| Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures | -1 059 | -1 485 |
| Winst na belastingen | 16 178 | -7 405 |
Hieronder wordt de segmentinformatie per productsegment en per geografische locatie weergeven volgens de IFRS winst- en verliesrekeningen. Het resultaat van een segment omvat de opbrengsten en kosten die rechtstreeks door een segment worden gegenereerd inclusief het relevante deel van de opbrengsten en kosten dat redelijkerwijs aan het segment kan worden toegerekend.
De totale omzet steeg naar USD 274 miljoen (+10,4% tegenover 2019).
De omzet van palmolie nam toe met 12,6% door een combinatie van grotere productievolumes en een hogere wereldmarktprijs voor "Crude Palm Oil" (CPO).
In 2020 daalde de omzet van rubber sterk met 14,2%, voornamelijk door kleinere productievolumes (-5%) en een nog grotere daling van verkochte volumes in vergelijking met 2019, die gekenmerkt werd door een belangrijke afbouw van rubbervoorraad.
De omzet van thee steeg met 15,5%. Deze verhoging is echter niet representatief voor de winstgevendheid van het theesegment. In 2019 werden er immers heel weinig verkopen gerealiseerd door de scherpe daling van de spotprijzen op de wereldmarkt. Pas in 2020 werd de beschikbare productie geleidelijk verkocht.
De omzet van de bananen- en horticultuuractiviteiten bleef nagenoeg onveranderd. De lichte daling in verkochte volumes en in de eenheidsverkoopprijs (in EUR) werd grotendeels goedgemaakt door de versterking van de EUR ten opzichte van de USD.
De gemiddelde eenheidskostprijs af fabriek voor de mature oliepalmplantages bleef ongeveer identiek in vergelijking met 2019. Ook voor de overige segmenten waren er geen fundamentele wijzigingen in het eenheidskostprijsniveau tegenover de vergelijkbare periode vorig jaar. Voor rubber werden de nodige maatregelen genomen om de kosten maximaal te beperken maar door de sterk gedaalde productievolumes had dit geen invloed op de eenheidskostprijs.
De aanpassingen in de reële waarde betroffen de effecten van de waardering van de hangende vruchten aan hun reële waarde (IAS 41R).
| 2020 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|
| Palm | 236 707 | -177 137 | 176 | 59 746 | 95,8 |
| Rubber | 8 866 | -10 680 | 0 | -1 814 | -2,9 |
| Thee | 5 858 | -6 611 | - 35 | - 788 | -1,3 |
| Bananen en horticultuur | 21 774 | -17 976 | 592 | 4 390 | 7,0 |
| Corporate | 823 | 0 | 0 | 823 | 1,3 |
| Totaal | 274 027 | -212 403 | 733 | 62 357 | 100,0 |
| 2019 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|
| Palm | 210 250 | -176 683 | 877 | 34 445 | 92,7 |
| Rubber | 10 330 | -12 574 | 0 | -2 244 | -6,0 |
| Thee | 5 072 | -5 454 | 12 | - 370 | -1,0 |
| Bananen en horticultuur | 22 024 | -17 327 | 0 | 4 697 | 12,6 |
| Corporate | 634 | 0 | 0 | 634 | 1,7 |
| Totaal | 248 310 | -212 038 | 889 | 37 162 | 100,0 |
De brutowinst steeg van KUSD 37 162 eind 2019 naar KUSD 62 357 (+67,8%) eind 2020.
De brutowinst van het palmsegment (95,8% van de totale brutowinst) nam toe met KUSD 25 301 (+73,5% in vergelijking met december 2019) dankzij de hogere producties en vooral de hogere palmolieprijzen. De gemiddelde wereldmarktprijs voor CPO noteerde het voorbije jaar USD 715 per ton CIF Rotterdam. Dit is 26% hoger dan die over dezelfde periode vorig jaar. Er dient wel opgemerkt te worden dat in Indonesië de vaste exportheffing sinds januari 2020 terug werd ingevoerd. Voor het ganse jaar 2020 wordt de totale impact van de exportheffing en -taks op ongeveer USD 74 per ton geschat. Deze heffing roomde dus een belangrijk deel van het winstpotentieel af.
De negatieve bijdrage van het rubbersegment tot de brutomarge verbeterde licht tegenover 2019 (stijging met KUSD 430). Ondanks de gedaalde productievolumes kon de spectaculaire heropleving van de verkoopprijzen in het tweede semester het verlies in deze periode beperken.
De eenheidskostprijs van de thee zakte door de goede productievolumes in vergelijking met vorig jaar (-12,2%). Nochtans noteerde de Groep voor het theesegment eveneens in 2020 een verhoogde negatieve bijdrage (KUSD -788) door een aanzienlijke daling van de gerealiseerde verkoopprijs.
In de bananen- en horticultuuractiviteiten werd de winstgevendheid bevestigd met een brutomarge van KUSD 4 390.
Het segment "corporate" omvat de ontvangen management fees van niet-groepsondernemingen, aangerekende commissies op zeevrachten en andere aangerekende commissies die buiten het verkoopcontract vallen.
| 2020 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Andere inkomsten |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 160 337 | -119 228 | 444 | - 421 | 41 132 | 66,0 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 89 279 | -73 829 | 0 | 562 | 16 012 | 25,7 |
| Ivoorkust | 23 144 | -19 346 | 0 | 592 | 4 390 | 7,0 |
| Europa | 822 | 0 | 0 | 0 | 822 | 1,3 |
| Totaal | 273 583 | -212 403 | 444 | 733 | 62 357 | 100,0 |
| 2019 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Andere inkomsten |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 149 050 | -121 260 | 143 | 911 | 28 844 | 77,6 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 72 643 | -69 610 | 0 | - 22 | 3 011 | 8,1 |
| Ivoorkust | 25 840 | -21 167 | 0 | 0 | 4 673 | 12,6 |
| Europa | 634 | 0 | 0 | 0 | 634 | 1,7 |
| Totaal | 248 167 | -212 038 | 143 | 889 | 37 162 | 100,0 |
De totale kostprijs van de verkopen kan onderverdeeld worden in de volgende categorieën:
Plantagekosten - omvat alle kosten verbonden aan de werken op het veld om het basis landbouwkundig product te vervaardigen (i.e. verse palmtrossen, latex, theebladen, bananen, horticultuur);
Verwerkingskosten - omvat alle kosten verbonden aan het verwerken van het landbouwkundig basisproduct tot de afgewerkte landbouwgrondstoffen (i.e. palmolie, rubber, thee, ...);
Aankopen FFB/palmolie/latex – omvatten alle aankoopkosten van derde partijen (omliggende boeren) of geassocieerde ondernemingen en joint ventures;
Voorraadbewegingen – omvat alle voorraadbewegingen t.o.v. het voorgaande jaar alsook de wijzigingen in de reële waarde van de voorraad;
Aanpassingen van de reële waarde omvat de aanpassingen van de reële waarde van het biologisch actief van palmolie, bananen en thee;
Verkoopkosten - omvat alle direct toewijsbare kosten aan de verkopen van het jaar (o.a. transportkosten, exporttaks/heffing op palmolie, ...)
Algemene- en administratieve kosten - omvat alle kosten verbonden aan de overkoepelende organisatie (zoals algemeen management, financieel departement, marketing, interne audit, duurzaamheid, enz.).
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Plantagekosten | 134 547 | 130 439 |
| Verwerkingskosten | 30 894 | 31 065 |
| Aankopen FFB/palmolie/latex | 26 297 | 23 808 |
| Voorraadbewegingen | -3 462 | 3 663 |
| Aanpassingen van de reële waarde | 733 | 889 |
| Verkoopkosten | 22 661 | 21 286 |
| Kostprijs van de verkopen | 211 670 | 211 149 |
| Algemene en beheerskosten | 31 573 | 31 480 |
| Totale kostprijs van de verkopen en algemene en beheerskosten | 243 243 | 242 629 |
De plantagekosten zijn lichtjes gestegen ten opzichte van vorig jaar door:
De verwerkingskosten bleven stabiel in vergelijking met vorig jaar ondanks de toename in verwerkte FFB's.
De aankopen van FFB/CPO/latex zijn met meer dan 10% gestegen ten opzichte van vorig jaar. De stijging is een gevolg van hogere CPO-prijzen in 2020 wat resulteerde in een hogere FFB-prijs, een toename van de aangekochte hoeveelheden in het kader van de nieuwe plasmawetgeving en het herstel van de kleinschalige producties in Papoea-Nieuw-Guinea wat resulteerde in een hoger aanbod van FFB's.
De toename in verkoopkosten is voornamelijk te wijten aan de hogere exportheffing en exportbelasting op de geëxporteerde palmolie in 2020. Het grootste deel van deze stijging werd pas opgetekend in december, toen Indonesië de regelgeving inzake exportbelasting en exportheffingen wijzigde.
De gemiddelde ex-works kostprijs voor de mature palmolie plantages bleef stabiel in vergelijking met 2019. De totale afschrijving van de plantage-en verwerkingskosten bedraagt KUSD 38 278. Een totaal van KUSD 3 994 van afschrijvingen werd geboekt onder de 'algemene- en beheerskosten' en KUSD 686 in de 'overige bedrijfsopbrengsten/kosten'.
De algemene- en beheerskosten bleven in hun totaliteit onveranderd tegenover 2019, maar ondergingen verschillende contrasterende bewegingen. Enerzijds, stegen ze door de inflatie, wisselkoersschommelingen en een verhoogde bonusprovisie. Anderzijds, werd deze stijging gecompenseerd voornamelijk door de afname van de reis- en opleidingskosten ten gevolge van de door covid-19 wereldwijd opgelegde restricties.
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Indonesië | 133 264 | 94 352 |
| Nederland | 85 340 | 70 595 |
| Singapore | 20 507 | 37 467 |
| Frankrijk | 14 839 | 14 007 |
| België / Belgique | 4 009 | 6 308 |
| Verenigde Staten | 4 001 | 3 332 |
| Groot-Brittannië | 2 459 | 2 496 |
| Ivoorkust | 2 273 | 3 235 |
| Ierland | 2 003 | 1 293 |
| Maleisië | 1 377 | 3 897 |
| China | 1 065 | 0 |
| Pakistan | 914 | 915 |
| Duitsland | 877 | 878 |
| Afghanistan | 824 | 1 171 |
| Spanje | 117 | 702 |
| Zwitserland | 44 | 7 206 |
| Verenigde Arab. Emiraten | 0 | 203 |
| Luxemburg | 0 | 72 |
| Andere | 114 | 182 |
| Totaal | 274 027 | 248 310 |
De omzet van de Groep wordt gerealiseerd tegenover een beperkt aantal hoog aangeschreven klanten: per product wordt ca 90% van de omzet gerealiseerd door maximaal 10 klanten. Voor bijkomende informatie verwijzen we naar toelichting 26 – financiële instrumenten.
| 2020 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Indonesië | PNG | Ivoorkust | Europa | Andere | Totaal |
| Immateriële vaste activa | 0 | 0 | 0 | 473 | 0 | 473 |
| Goodwill | 104 782 | 0 | 0 | 0 | 0 | 104 782 |
| Biologische activa | 231 602 | 83 952 | 273 | 0 | 0 | 315 826 |
| Andere materiële vaste activa | 248 665 | 101 487 | 3 992 | 668 | 0 | 354 811 |
| Vastgoedbeleggingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en | ||||||
| joint ventures | - 282 | 0 | 0 | 0 | 4 912 | 4 630 |
| Andere financiële activa | 46 | 0 | 19 | 15 | 0 | 80 |
| Vorderingen > 1 jaar | 16 092 | 0 | 0 | 9 | 0 | 16 101 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 10 447 | 0 | 363 | 2 240 | 0 | 13 049 |
| Totaal vaste activa | 611 352 | 185 438 | 4 645 | 3 406 | 4 912 | 809 753 |
| % van totaal | 75,50% | 22,90% | 0,57% | 0,42% | 0,61% | 100,00% |
| 2019 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Indonesië | PNG | Ivoorkust | Europa | Andere | Totaal |
| Immateriële vaste activa | 0 | 0 | 0 | 517 | 0 | 517 |
| Goodwill | 104 782 | 0 | 0 | 0 | 0 | 104 782 |
| Biologische activa | 218 923 | 87 162 | 257 | 0 | 0 | 306 342 |
| Andere materiële vaste activa | 247 686 | 106 766 | 3 858 | 761 | 0 | 359 071 |
| Vastgoedbeleggingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en | ||||||
| joint ventures | - 14 | 0 | 0 | 0 | 5 765 | 5 751 |
| Andere financiële activa | 46 | 0 | 12 | 15 | 0 | 73 |
| Vorderingen > 1 jaar | 11 612 | 0 | 0 | 1 829 | 0 | 13 442 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 12 581 | 0 | 380 | 2 174 | 0 | 15 135 |
| Totaal vaste activa | 595 618 | 193 928 | 4 506 | 5 297 | 5 765 | 805 114 |
| % van totaal | 73,98% | 24,09% | 0,56% | 0,66% | 0,72% | 100,00% |
| 2020 | 2019 | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Goodwill | Immateriële vaste activa |
Goodwill | Immateriële vaste activa |
|
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 104 782 | 1 078 | 104 782 | 918 | |
| Aanschaffingen | 0 | 49 | 0 | 160 | |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 0 | - 340 | 0 | 0 | |
| Overboekingen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
| Omrekeningsverschillen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
| Bruto boekwaarde per 31 december | 104 782 | 787 | 104 782 | 1 078 | |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en | |||||
| waardeverminderingen per 1 januari | 0 | - 561 | 0 | - 477 | |
| Afschrijvingen | 0 | - 93 | 0 | - 84 | |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 0 | 340 | 0 | 0 | |
| Overboekingen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
| Remeasurement | 0 | 0 | 0 | 0 | |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december |
0 | - 314 | 0 | - 561 | |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 104 782 | 517 | 104 782 | 441 | |
| Netto boekwaarde per 31 december | 104 782 | 473 | 104 782 | 517 |
Goodwill is het positieve verschil tussen de overnameprijs van een dochteronderneming, geassocieerde onderneming of joint venture en het aandeel van de Groep in de reële waarde van de identificeerbare activa en passiva van de overgenomen entiteit op datum van overname. Volgens de standaard IFRS 3 - Bedrijfscombinaties, wordt goodwill niet afgeschreven, maar getoetst op bijzondere waardevermindering.
Goodwill en immateriële vaste activa worden jaarlijks door het management getoetst of ze zijn blootgesteld aan een bijzondere waardevermindering in overeenstemming met de waarderingsregels in toelichting 3 (ongeacht of er aanwijzingen bestaan voor een bijzondere waardevermindering).
Om de noodzaak tot een bijzondere waardevermindering te kunnen beoordelen, wordt de goodwill toegewezen aan een kasstroom genererende eenheid (KGE). Een kasstroom genererende eenheid is de kleinste identificeerbare groep van activa die een instroom van kasmiddelen genereert die in ruime mate onafhankelijk is van de instroom van kasmiddelen van andere activa of groepen van activa. Op elke balansdatum wordt voor deze kasstroom genererende eenheden een analyse uitgevoerd om te bepalen of de boekwaarde van de goodwill volledig recupereerbaar is. Indien de realiseerbare waarde van de kasstroom generende eenheid op een duurzame wijze lager ligt dan de boekwaarde, dan wordt er in de winst - en verliesrekening een bijzondere waardevermindering opgenomen ten belope van dit verschil.
In het model van SIPEF wordt de kasstroom generende eenheid vergeleken met het totaal onderliggend actief gerelateerd aan het palmoliesegment per 31 december 2020. Dit omvat de volgende posten:
| Activa (in KUSD)* | 2020 |
|---|---|
| Biologische activa - dragende planten | 300 834 |
| Andere materiële vaste activa | 344 653 |
| Goodwill | 104 782 |
| Vlottende activa - vlottende passiva | 34 106 |
| Totaal | 784 375 |
*Activa omvat enkel de entiteiten met palmolieactiviteiten
De SIPEF-groep heeft de 'kasstroom genererende eenheid' gedefinieerd als het operationele palmoliesegment. Het omvat alle kasstromen van de palmolieactiviteiten van alle plantages in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. De kasstromen die voortvloeien uit de verkoop van rubber, thee en bananen worden hier niet mee opgenomen, gezien het feit dat de goodwill zuiver werd toegewezen aan het palmoliesegment. Het betreft de volgende entiteiten:
| Entiteiten |
|---|
| SIPEF NV |
| PT Tolan Tiga |
| PT Eastern Sumatra |
| PT Kerasaan |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera |
| PT Umbul Mas Wisesa |
| PT Citra Sawit Mandiri |
| PT Toton Usaha Mandiri |
| PT Agro Rawas Ulu |
| PT Agro Muara Rupit |
| PT Agro Kati Lama |
| PT Agro Muko* |
| Hargy Oil Palms LTD |
| PT Dendymarker Indah Lestari |
* Er werd voor PT AM een opsplitsing gemaakt tussen de kasstromen afkomstig uit palmolie en de kasstromen afkomstig uit rubber.
De recupereerbare waarde van de kasstroom generende eenheden waaraan de goodwill werd toegewezen, werd bepaald aan de hand van een berekening met een "discounted cash-flow-model" (DCF-model). Er werd vertrokken vanuit de operationele plannen van de Groep die tien jaar vooruitkijken (t.e.m. 2030) en werden goedgekeurd door de Raad van Bestuur. De macro-economische parameters zoals de palmolieprijs en inflatie worden in dit model als constant beschouwd voor ieder jaar. De constante palmolieprijs die gebruikt wordt in het model (USD 713/ton) is de beste inschatting van het management van de palmolieprijs CIF Rotterdam op lange termijn. De negatieve impact van de gewijzigde regelingen m.b.t. exportbelastingen en exportheffingen in Indonesië zijn meegenomen in de toekomstige kasstromen.
De gemiddelde palmolieprijs voor 2020 bedroeg USD 715/ton, terwijl de spotprijs USD 1035/ton bedroeg op 31 december 2020.
In het model is de groei van de verkopen dezelfde als de normale verbetering van de productievolumes t.g.v. van de maturiteit van de palmbomen van de verschillende dochterondernemingen. Eventuele verbetering van de toekomstige "EBITDA"-marges in het model zijn een normaal gevolg van dezelfde verbetering van de productievolumes.
Het huidige model werd opgesteld met een gewogen gemiddelde kapitaalkost (na belastingen) van 8,01% en een gemiddelde aanslagvoet van 25% - 30%. De terminale waarde in het "discounted cash-flow" model is gebaseerd op een perpetuele groei van 2% conform het Gordon-groeimodel. We maken in het model gebruik van een sensitiviteitsanalyse voor verschillende palmolieprijzen en verschillende gewogen gemiddelde kapitaalkosten (WACC):
| Palmolieprijzen (CIF Rotterdam) | |
|---|---|
| Scenario 1 | 663 USD/ton CIF Rotterdam |
| Scenario 2 (basis scenario) | 713 USD/ton CIF Rotterdam |
| Scenario 3 | 763 USD/ton CIF Rotterdam |
| WACC | |
|---|---|
| Scenario 1 | 7,01% |
| Scenario 2 (basis scenario) | 8,01% |
| Scenario 3 | 9,01% |
| 7,01% | 8,01% | 9,01% | |
|---|---|---|---|
| scenario 1 | scenario 4 | scenario 7 | |
| scenario 2 | scenario 5 (basis scenario) | scenario 8 | |
| scenario 3 | scenario 6 | scenario 9 | |
Samenvatting assumpties van 2019:
| PO / WACC | 7,01% | 8,01% | 9,01% |
|---|---|---|---|
| 640 USD/ton CIF Rotterdam | Scenario 1 | Scenario 4 | Scenario 7 |
| 690 USD/ton CIF Rotterdam | Scenario 2 | Scenario 5 (basis scenario) | Scenario 8 |
| 740 USD/ton CIF Rotterdam | Scenario 3 | Scenario 6 | Scenario 9 |
Voor de sensitiviteitsanalyse werd de prijs verhoogd en verlaagd met 50 USD/ton. De WACC werd verhoogd en verlaagd met één procent. Hieronder wordt er een sensitiviteitsmatrix weergeven voor de totale verdisconteerde cashflow voor verschillende palmolieprijzen en verschillende gemiddelde kapitaalkosten (WACC).
| WACC/PO prijs (in KUSD) | 7,01% | 8,01% | 9,01% |
|---|---|---|---|
| 663 USD/ton CIF Rotterdam | 1 036 516 | 831 921 | 686 651 |
| 713 USD/ton CIF Rotterdam | 1 308 324 | 1 056 756 | 877 953 |
| 763 USD/ton CIF Rotterdam | 1 491 670 | 1 209 444 | 1 008 679 |
| Waarde onderliggende assets* | 784 375 | 784 375 | 784 375 |
* het gaat hier om het onderliggende actief gerelateerd aan het PO segment
De headroom omvat het verschil tussen het totaal aan discounted cashflows en de waarde van het onderliggend actief:
| Headroom (in KUSD) | 7,01% | 8,01% | 9,01% |
|---|---|---|---|
| 663 USD/ton CIF Rotterdam | 252 141 | 47 546 | - 97 724 |
| 713 USD/ton CIF Rotterdam | 523 949 | 272 381 | 93 578 |
| 763 USD/ton CIF Rotterdam | 707 295 | 425 069 | 224 304 |
Groen = basis scenario
We berekenden tevens ook de break-even palmolieprijs a.d.h.v. verschillende WACC's:
| Break-even prijs | 7,01% | 8,01% | 9,01% |
|---|---|---|---|
| USD/ton | 631 \$/ton | 656 \$/ton | 685 \$/ton |
Het management is van mening dat de veronderstellingen gebruikt in de bedrijfswaardeberekening zoals hierboven beschreven, de beste inschattingen geven van de toekomstige ontwikkeling. Uit de sensitiviteitsanalyse is gebleken dat de goodwill telkens volledig recupereerbaar is in bijna elk scenario. Zodoende is het management van mening dat er geen indicatie is voor een eventuele waardevermindering. Toekomstige verkoopprijzen blijven moeilijk te voorspellen over een lange periode en zullen nauwlettend worden gemonitord in de toekomst.
Op balansniveau kan de beweging in de biologische activa – dragende planten als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 407 810 | 376 331 |
| Wijzigingen in consolidatiekring | 0 | 0 |
| Aanschaffingen | 26 971 | 33 305 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | - 4 261 | - 3 945 |
| Overboekingen | - 1 454 | 2 254 |
| Andere | 0 | - 108 |
| Omrekeningsverschillen | 128 | - 28 |
| Bruto boekwaarde per 31 december | 429 192 | 407 810 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari | - 101 467 | - 92 619 |
| Wijzigingen in consolidatiekring | 0 | 0 |
| Afschrijvingen | - 15 120 | - 13 452 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 3 326 | 4 524 |
| Overboekingen | 0 | 0 |
| Andere | 0 | 58 |
| Omrekeningsverschillen | - 104 | 22 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december | - 113 365 | - 101 467 |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 306 343 | 283 712 |
| Netto boekwaarde per 31 december | 315 827 | 306 343 |
| 2020 | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Terreinen, gebouwen en infrastructuur |
Installaties en machines |
Rollend materieel |
Bureau, meubilair en overige |
Leasing | In aanbouw |
Land rechten |
Totaal |
| Bruto boekwaarde per 1 januari |
180 654 | 186 614 | 69 811 | 32 711 | 3 253 | 16 696 | 122 422 | 612 163 |
| Wijzigingen in consolidatiekring |
0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Aanschaffingen | 6 675 | 2 990 | 4 009 | 668 | 122 | 5 655 | 5 586 | 25 705 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
- 778 | - 1 065 | - 1 716 | - 322 | 0 | - 3 514 | 0 | - 7 395 |
| Overboekingen | 985 | 1 525 | 361 | 994 | 0 | - 2 411 | 0 | 1 454 |
| Andere | - 11 | 11 | 0 | 0 | - 71 | 60 | - 2 495 | - 2 506 |
| Omrekeningsverschillen | 1 024 | 261 | 164 | 87 | 0 | 6 | 20 | 1 562 |
| Bruto boekwaarde per 31 december |
188 549 | 190 336 | 72 629 | 34 138 | 3 304 | 16 492 | 125 533 | 630 983 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari |
- 73 094 | - 104 561 | - 52 061 | - 17 584 | - 358 | 0 | - 5 434 | - 253 092 |
| Wijzigingen in consolidatiekring |
0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Afschrijvingen | - 7 767 | - 10 884 | - 5 768 | - 2 953 | - 386 | 0 | - 45 | - 27 804 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
628 | 1 029 | 1 495 | 180 | 0 | 0 | 0 | 3 332 |
| Overboekingen | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 |
| Andere | - 87 | 0 | 0 | 0 | 197 | 0 | 2 495 | 2 605 |
| Omrekeningsverschillen | - 779 | - 220 | - 124 | - 74 | 0 | 0 | - 18 | - 1 215 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december |
- 81 098 | - 114 635 | - 56 458 | - 20 431 | - 547 | 0 | - 3 002 | - 276 172 |
| Netto boekwaarde per 1 januari |
107 560 | 82 053 | 17 750 | 15 127 | 2 895 | 16 696 | 116 988 | 359 071 |
| Netto boekwaarde per 31 december |
107 451 | 75 701 | 16 171 | 13 707 | 2 757 | 16 492 | 122 531 | 354 811 |
| 2019 | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Terreinen, gebouwen en infrastructuur |
Installaties en machines |
Rollend materieel |
Bureau, meubilair en overige |
Leasing | In aanbouw |
Land rechten |
Totaal |
| Bruto boekwaarde per 1 januari |
168 016 | 191 540 | 66 052 | 31 449 | 0 | 23 617 | 115 030 | 595 703 |
| Wijzigingen in consolidatiekring |
0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Aanschaffingen | 10 207 | 5 797 | 7 137 | 1 669 | 0 | 4 509 | 4 880 | 34 200 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
- 1 057 | - 10 793 | - 3 833 | - 1 114 | 0 | - 4 004 | 0 | - 20 800 |
| Overboekingen | 3 695 | 138 | 497 | 714 | 0 | - 7 296 | 0 | - 2 251 |
| Andere | 0 | 0 | 0 | 0 | 3 253 | - 117 | 2 516 | 5 652 |
| Omrekeningsverschillen | - 207 | - 68 | - 42 | - 7 | 0 | - 13 | - 4 | - 341 |
| Bruto boekwaarde per 31 december |
180 654 | 186 614 | 69 811 | 32 711 | 3 253 | 16 696 | 122 422 | 612 163 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari |
- 66 070 | - 104 346 | - 50 051 | - 15 647 | 0 | 0 | - 2 865 | - 238 979 |
| Wijzigingen in | ||||||||
| consolidatiekring | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Afschrijvingen | - 7 397 | - 10 962 | - 5 753 | - 2 935 | - 358 | 0 | - 55 | - 27 460 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
202 | 10 684 | 3 696 | 981 | 0 | 0 | 0 | 15 563 |
| Overboekingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Andere | 25 | 15 | 11 | 0 | 0 | 0 | - 2 516 | - 2 465 |
| Omrekeningsverschillen | 146 | 48 | 36 | 17 | 0 | 0 | 2 | 249 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen |
||||||||
| per 31 december | - 73 094 | - 104 561 | - 52 061 | - 17 584 | - 358 | 0 | - 5 434 | - 253 092 |
| Netto boekwaarde per 1 januari |
101 946 | 87 194 | 16 001 | 15 802 | 0 | 23 617 | 112 165 | 356 724 |
| Netto boekwaarde per 31 december |
107 560 | 82 053 | 17 750 | 15 127 | 2 895 | 16 696 | 116 988 | 359 071 |
De aanschaffingen omvatten, naast de gebruikelijke vervangingsinvesteringen, investeringen voor de verbetering van de logistiek en infrastructuur van de plantages en de palmoliefabrieken.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de eigendomsrechten waarop de plantages van de SIPEF-groep gevestigd zijn:
| Oppervlakte | Type | Vervaldatum | Gewas | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| PT Tolan Tiga Indonesia | 6 042 | Concessie | 2023 | Oliepalm | ||
| PT Tolan Tiga Indonesia | 2 437 | Concessie | 2024 | Oliepalm | ||
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 3 178 | Concessie | 2023 | Oliepalm | ||
| PT Kerasaan Indonesia | 2 362 | Concessie | 2023 | Oliepalm | ||
| PT Bandar Sumatra Indonesia | 1 413 | Concessie | 2024 | Rubber | ||
| PT Melania Indonesia | 5 140 | Concessie | 2023 | Rubber en thee | ||
| PT Toton Usaha Mandiri | 1 199 | Concessie | 2046 | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 2 270 | Concessie | 2019* | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 2 500 | Concessie | 2020* | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 315 | Concessie | 2031 | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 1 410 | Concessie | 2028 | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 2 903 | Concessie | 2028 | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 7 730 | Concessie | 2019* | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 2 185 | Concessie | 2022 | Oliepalm | ||
| PT Agro Muko | 1 515 | Concessie | 2022 | Rubber | ||
| PT Agro Muko | 2 100 | Concessie | 2022 | Oliepalm | ||
| PT Umbul Mas Wisesa | 4 397 | Concessie | 2048 | Oliepalm | ||
| PT Umbul Mas Wisesa | 2 071 | Concessie | 2048 | Oliepalm | ||
| PT Umbul Mas Wisesa | 679 | Concessie | 2049 | Oliepalm | ||
| PT Umbul Mas Wisesa | 462 | Concessie | 2049 | Oliepalm | ||
| PT Umbul Mas Wisesa | 155 | Concessie | 2049 | Oliepalm | ||
| PT Dendymarker Indah Lestari | 13 705 | Concessie | 2028 | Oliepalm | ||
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 1 705 | Concessie | 2053 | Oliepalm | ||
| PT Mukomuko Agro Sejahtera (STGE) | 1 770 | Concessie | 2024 | Oliepalm | ||
| PT Timbang Deli Indonesia | 972 | Concessie | 2023 | Rubber en oliepalmen | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 128 | Concessie | 2075 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 2 967 | Concessie | 2076 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 17 | Concessie | 2077 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 6 460 | Concessie | 2082 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 2 900 | Concessie | 2101 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 170 | Concessie | 2102 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 694 | Concessie | 2106 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 18 | Concessie | 2113 | Oliepalm | ||
| Hargy Oil Palms Limited | 246 | Concessie | 2117 | Oliepalm | ||
| Plantations J. Eglin SA | 1 485 | Eigendom | nvt | Bananen en horticultuur | ||
| Plantations J. Eglin SA | 322 | Voorlopige concessie | nvt | Bananen en horticultuur | ||
| Totaal | 86 022 | |||||
| PT Agro Muko | 242 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Citra Sawit Mandiri | 1 814 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Agro Rawas Ulu | 5 712 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Agro Kati Lama | 7 568 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Agro Kati Lama | 3 091 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Agro Muara Rupit | 4 811 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Agro Muara Rupit | 7 498 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Agro Muara Rupit | 1 303 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Agro Muara Rupit | 4 201 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 623 | In onderhandeling | - | Oliepalm | ||
| - Totaal 36 863 |
* Alle documentatie voor de vernieuwing van de landrechten die in 2019 en 2020 vervallen, werd op tijd geleverd aan de relevante autoriteiten. De autoriteiten zijn bezig met deze na te kijken en goed te keuren. Er is geen indicatie dat deze landrechten niet vernieuwd zullen worden.
Bovendien heeft ons filiaal Hargy Oil Palms Ltd een totaal van 4 022 Ha beplante arealen op onderverhuurd land ("subleased land").
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Vorderingen > 1 jaar | 16 101 | 13 442 |
De vorderingen > 1 jaar bestaan per 31 december 2020 voornamelijk uit de vorderingen op plasmahouders.
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Verkoop van Sipef-CI SA | 0 | 1 813 |
| Plasma vorderingen | 16 092 | 11 612 |
| Andere | 9 | 17 |
| Totaal | 16 101 | 13 442 |
Plasma vorderingen vertegenwoordigen een lening die gegeven wordt aan de lokale boeren voor de totaal gecumuleerde kosten voor de ontwikkeling van plasmaplantages die momenteel door de Groep worden gefinancierd. Wanneer de plasmaplantages matuur worden, zijn de plasmaboeren verplicht hun oogsten aan de Groep te verkopen en zal een deel van de opbrengst worden gebruikt om de leningen terug te betalen.
De plasmavorderingen zullen geleidelijk worden terugbetaald vanaf het moment dat de plasmahouders een 'going concern'-plantage worden waarbij de opbrengst van de FFB-verkoop gedeeltelijk gebruikt zal worden om de lening terug te betalen.
De Groep heeft het verwachte kredietverlies berekend in overeenstemming met IFRS 9 en heeft vastgesteld dat dit geen materiële impact heeft.
De totale verkoopprijs van Sipef-CI SA bedraagt KEUR 11 500, waarvan KEUR 5 650 op korte termijn nog ontvangen moet worden op jaareinde. Omgerekend aan de slotkoers van het jaar bedraagt dit KUSD 6 929 (zie toelichting 14).
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de resterende contractueel bepaalde niet-verdisconteerde kasstromen die verbonden zijn aan deze vorderingen:
| In KUSD | 2021 - korte termijn | 2022 | > 2022 | Totaal |
|---|---|---|---|---|
| Verkoop van Sipef-CI SA | 6 929 | 0 | 0 | 6 929 |
| Plasma vorderingen | 0 | 0 | 16 092 | 16 092 |
| Totaal | 6 929 | 0 | 16 092 | 23 021 |
Analyse van de voorraden:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Grond- en hulpstoffen | 17 658 | 16 489 |
| Gereed product | 11 990 | 9 762 |
| Totaal | 29 648 | 26 251 |
De resterende voorraad grond- en hulpstoffen is gestegen met KUSD 1 169 in vergelijking met vorig jaar. Dit is voornamelijk te wijten aan tijdsverschillen in aankopen.
De toename van het gereed product is het gevolg van een lichte stijging van de CPO/PK-voorraad per jaareinde en de hogere CPOprijzen die resulteren in een hogere voorraadwaarde.
De totale biologische activa op het einde van het jaar kan als volgt worden weergegeven:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Biologische activa | 6 763 | 6 030 |
De groeiende biologische productie van de palmolie wordt gedefinieerd als de olie die de palmvruchten bevatten. Wanneer de palmvruchten olie bevatten, wordt dit duidelijk onderscheidbaar actief erkend en wordt de reële waarde geschat op basis van:
Uit verschillende wetenschappelijke studies blijkt dat de olie in de palmvruchten zich exponentieel ontwikkelt op ongeveer 4 weken. De geschatte hoeveelheid olie die beschikbaar is in de palmvruchten, wordt bijgevolg bepaald op basis van de oogst van de 4 weken na het moment van afsluiten. Bij de berekening van de geschatte hoeveelheid olie daalt het gewogen belang van de oogst trapsgewijs per week, om zo de hoeveelheid olie op het moment van afsluiten zo goed mogelijk te benaderen. De reële waarde van de biologische activa per 31 december 2020 is gebaseerd op level 2 data input.
Per 31 december 2020 bedraagt de totale biologische activa van de palmolie KUSD 3 668 t.o.v. KUSD 3 518 per 31 december 2019.
| Impact van de geschatte hoeveelheid olie | -10% | Boekwaarde | +10% |
|---|---|---|---|
| Boekwaarde van de biologische activa - palmolie | 3 301 | 3 668 | 4 035 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening (voor belastingen) | - 367 | 367 |
De verwachtte verkoopprijs en de verwachtte kosten zijn de effectieve verkoopprijzen en kosten op het moment van afsluiten. De resultaten van de wijziging van de reële waarde van de palmvruchten worden opgenomen onder de 'wijzingen van de reële waarde'.
De biologische activa per eind december omvat ook de groeiende biologische productie bananen van ons filiaal Plantations J. Eglin SA. Het saldo per 31 december 2020 bedroeg KUSD 3 058 (2019 KUSD 2 465) en is bijgevolg stabiel gebleven t.o.v. vorig jaar. Daarnaast bevat het ook de groeiende biologische producten van thee voor een totaal van KUSD 37.
| Impact van de geschatte hoeveelheid bananen | -10% | Boekwaarde | +10% |
|---|---|---|---|
| Boekwaarde van de biologische activa - bananen | 2 752 | 3 058 | 3 364 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening (voor belastingen) | - 306 | 306 |
De 'overige vorderingen' zijn gestegen van KUSD 45 367 in 2019 tot KUSD 49 146 in 2020. De overige vorderingen bestaan voornamelijk uit btw-vorderingen in de verschillende dochterondernemingen, een rekening-courant met Verdant Bioscience PTE Ltd (KUSD 7 800 in 2020 en KUSD 6 788 in 2019) en de vorderingen op lokale boeren in Hargy Oil Palms Ltd.
Deze sectie bevat ook een vordering van KUSD 6 929 (2019: KUSD 4 659) volgend op de verkoop van Sipef-CI. Het betreft een overdracht van de lange termijnvorderingen naar de korte termijnvorderingen. Voor meer informatie over de vorderingen op lange termijn verwijzen we naar toelichting 11.
De toename van de 'overige vorderingen' (+KUSD 3 779) is te verklaren door een toename van de GST-vordering (btw-vordering) bij Hargy Oil Palms Ltd (+ KUSD 1 257) evenals in onze Indonesische dochterondernemingen waarbij dit voornamelijk de aanhoudende expansie (+ KUSD 1 400) in de Zuid-Sumatra Groep omvat alsook in de bananenplantage in Ivoorkust (+ KUSD 1 024). De resterende toename bestaat uit verscheidene kleinere bedragen in de verschillende filialen.
De Groep heeft het verwachte kredietverlies berekend in overeenstemming met IFRS 9 en heeft vastgesteld dat dit geen materiële impact heeft.
De 'overige schulden' (KUSD 8 805 in 2020 en KUSD 8 747 in 2019) hebben voornamelijk betrekking op sociale verplichtingen (te betalen salarissen, voorzieningen voor vakantieloon en bonus) en zijn licht gestegen in vergelijking met vorig jaar.
Het maatschappelijk kapitaal van de onderneming per 31 december 2020 bedraagt KUSD 44 734, verdeeld over 10 579 328 volstortte gewone aandelen zonder nominale waarde.
| 2020 | 2019 | Verschil | |
|---|---|---|---|
| Aantal aandelen | 10 579 328 | 10 579 328 | 0 |
| In KUSD | 2020 | 2019 | Verschil |
| Kapitaal | 44 734 | 44 734 | 0 |
| Uitgiftepremie | 107 970 | 107 970 | 0 |
| Totaal | 152 704 | 152 704 | 0 |
| 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | |
|---|---|---|---|---|
| KUSD | KUSD | KEUR | KEUR | |
| Eigen aandelen beginsaldo | 10 277 | 9 423 | 8 389 | 7 614 |
| Inkoop eigen aandelen | 0 | 854 | 0 | 775 |
| Eigen aandelen - eindsaldo | 10 277 | 10 277 | 8 389 | 8 389 |
Vanaf de start van het aandelen-inkoopprogramma op 22 september 2011 heeft SIPEF een totaal van 160 000 aandelen ingekocht voor een bedrag van KEUR 8 389, ofwel 1,5124% van het totale aantal uitstaande aandelen, ter dekking van een aandelenoptieplan voor het management.
De buitengewone algemene vergadering van 10 juni 2020 heeft de raad van bestuur gemachtigd om het maatschappelijk kapitaal in een of meer malen te verhogen voor een bedrag van KUSD 44 734 gedurende een periode van 5 jaar na de bekendmaking van haar beslissing.
De volgende aandeelhoudersmeldingen werden aan de onderneming bekendgemaakt:
| In onderling overleg | Aantal aandelen |
Datum melding |
Deler | % |
|---|---|---|---|---|
| Ackermans & Van Haaren NV** | 3 828 770 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 36,191 |
| Cabra NV* | 1 001 032 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 9,462 |
| Cabra P* | 100 000 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 0,945 |
| Cabra T* | 100 000 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 0,945 |
| Cabra V* | 100 000 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 0,945 |
| Theodora Bracht* | 2 000 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 0,019 |
| Priscilla Bracht* | 0 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 0,000 |
| Victoria Bracht* | 0 | 03/07/2020 | 10 579 328 | 0,000 |
| Totaal stemmen handelend in onderling overleg *Group Bracht |
5 131 802 | 48,507 |
**Inclusief eigen aandelen
De omrekeningsverschillen bevatten alle verschillen die voortvloeien uit de omrekening van de jaarrekeningen van onze dochterondernemingen waarvan de functionele valuta verschillend is van de presentatiemunteenheid van de Groep (USD). De beweging ten opzichte van vorig jaar is voornamelijk het gevolg van de beweging van de USD ten opzichte van de EUR (KUSD 755).
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Beginsaldo per 1 januari | -11 793 | -11 686 |
| Mutatie, integrale consolidatie | 755 | - 107 |
| Eindsaldo per 31 december | -11 038 | -11 793 |
Op 10 februari 2021 heeft de raad van bestuur de uitbetaling van KEUR 3 703 (EUR 0,35 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. Dit dividend is nog niet goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders van SIPEF en werd dusdanig niet verwerkt in de jaarrekening per 31 december 2020.
De kapitaalstructuur van de Groep is gebaseerd op de financiële strategie zoals vastgesteld door de raad van bestuur. Deze strategie bestaat samengevat uit een expansiepolitiek met het respecteren van een zeer beperkte schuldgraad. Het management legt jaarlijks het financieringsplan ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
Priscilla Bracht, Theodora Bracht en Victoria Bracht oefenen gezamenlijk de controle uit over Cabra NV.
Cabra P NV, Cabra T NV en Cabra V NV worden rechtstreeks gecontroleerd door Priscilla Bracht, Theodora Bracht en Victoria Bracht.
Ackermans & van Haaren NV en Bracht Groep oefenen gezamenlijk controle uit over SIPEF.
Volgens de Indonesische wetgeving mag een buitenlandse investeerder maximaal 95% van de aandelen van een plantagebedrijf bezitten. Hierdoor hebben alle Indonesische entiteiten minstens 5% minderheidsbelangen. De minderheidsbelangen van onze Indonesische dochterondernemingen bestaan voornamelijk uit één Indonesisch pensioenfonds.
Hieronder worden de minderheidsbelangen per onderneming weergegeven, alsook hun deel in het eigen vermogen en de winst van het boekjaar:
| 2020 | 2019 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | % minderheids belangen |
Aandeel in het eigen vermogen |
Aandeel in de winst van het boekjaar |
% minderheids belangen |
Aandeel in het eigen vermogen |
Aandeel in de winst van het boekjaar |
| PT Tolan Tiga Indonesia | 5,00 | 18 134 | 551 | 5,00 | 17 402 | 430 |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 9,75 | 5 600 | 418 | 9,75 | 5 576 | 310 |
| PT Kerasaan Indonesia | 45,85 | 5 704 | 1 296 | 45,85 | 4 415 | 962 |
| PT Bandar Sumatra Indonesia | 9,75 | 1 254 | - 122 | 9,75 | 1 405 | - 77 |
| PT Melania Indonesia | 9,75 | 2 648 | - 258 | 9,75 | 2 917 | - 237 |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 14,26 | - 362 | 15 | 14,26 | - 376 | - 100 |
| PT Umbul Mas Wisesa | 5,10 | - 782 | - 12 | 5,10 | - 768 | - 152 |
| PT Citra Sawit Mandiri | 5,10 | - 263 | - 5 | 5,10 | - 259 | - 48 |
| PT Toton Usaha Mandiri | 5,10 | 60 | 36 | 5,10 | 24 | 9 |
| PT Agro Rawas Ulu | 5,00 | - 166 | - 103 | 5,00 | - 63 | - 56 |
| PT Agro Kati Lama | 5,00 | - 654 | - 361 | 5,00 | - 292 | - 189 |
| PT Agro Muara Rupit | 5,10 | - 134 | - 131 | 5,10 | - 2 | - 127 |
| PT Agro Muko | 9,75 | 6 806 | 911 | 9,75 | 5 928 | 476 |
| PT Dendymarker Indah Lestari | 5,00 | -1 924 | - 178 | 9,75 | -1 523 | - 602 |
| Jabelmalux SA | 0,11 | - 59 | 0 | 0,11 | - 59 | 0 |
| Totaal | 35 862 | 2 055 | 34 325 | 600 |
Het aandeel van de minderheidsbelangen in de materiële vaste activa (inclusief de biologische activa - dragende planten) bedraagt KUSD 35 980 in 2020 (2019: KUSD 37 541).
De bewegingen van het jaar kunnen als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Per einde vorig boekjaar | 34 325 | 34 250 |
| Winst van de periode toe te rekenen aan minderheidsbelangen | 2 055 | 600 |
| Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R | - 95 | - 9 |
| Uitbetaalde dividenden | - 200 | - 516 |
| Eigen vermogenstransacties met minderheidsaandeelhouders | - 223 | 0 |
| Andere | 0 | 0 |
| Per einde boekjaar | 35 862 | 34 325 |
De uitbetaalde dividenden aan minderheidsbelangen bestaan uit:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| PT Kerasaan Indonesia | 0 | 516 |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 200 | 0 |
| Totaal | 200 | 516 |
Het dividend van PT Eastern Sumatra werd toegekend en betaald in 2020. Het dividend van PT Kerasaan werd toegekend in 2019, maar betaald in 2020.
Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen. De minderheden hebben geen rechten om de activa van de Groep aan te wenden of de passiva van de dochterondernemingen af te lossen. De minderheidsbelangen hebben geen significante beschermende rechten ("protective rights"). Er zijn geen beperkingen om activa te realiseren en verplichtingen van dochterondernemingen af te wikkelen.
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Voorzieningen | 1 354 | 1 548 |
De voorzieningen hebben geheel betrekking op een btw-geschil in Indonesië (KUSD 1 354). Gedurende 2020 werden er slecht een zeer beperkt aantal rechtszaken beslecht. De timing van de afloop van het geschil is moeilijk in te schatten.
De voorziening voor pensioenen betreft in hoofdzaak de toegezegde-pensioenregelingen in Indonesië. Deze pensioenregelingen, die voorzien in de uitkering van een kapitaal bij pensionering, zijn niet extern gefinancierd. Het totaal aantal werknemers dat aangesloten is op deze pensioenregeling bedraagt 10 168 De pensioenregeling wordt uitbetaald op 55-jarige leeftijd, of na 30 jaar anciënniteit, afhankelijk van welke het eerst wordt bereikt.
Aangezien de pensioenregeling wordt aangepast door de toekomstige loonsverhogingen en een actualiseringsvoet, wordt het pensioenplan blootgesteld aan het risico van potentiële wijzigingen in de toekomstige loon verwachtingen van Indonesië, alsook het risico van de inflatie en de intrestvoeten in Indonesië. Bovendien zijn de pensioenen betaalbaar in Indonesische Roepia. Hierdoor wordt de pensioenregeling blootgesteld aan een wisselkoersrisico. We verwijzen naar toelichting 26 voor meer info met betrekking tot het wisselkoersrisico van de Groep. Vermits de pensioenregeling niet extern gefinancierd wordt, is er geen risico op het lange termijnbeleggingsrendement.
De volgende reconciliatie geeft de variatie van de totale pensioenvoorziening weer tussen 2019 en 2020:
| In KUSD | 2019 | Pensioen kost |
Betalingen | Wissel koers |
Omrekenings verschil |
Variatie perimeter |
Andere | 2020 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 22 408 | 5 448 | -3 425 | - 410 | 0 | 0 | 18 | 24 039 |
| Ivoorkust | 688 | 166 | - 88 | 0 | 66 | 0 | - 60 | 772 |
| Totaal | 23 096 | 5 614 | -3 513 | - 410 | 66 | 0 | - 42 | 24 811 |
De volgende actuariële veronderstellingen worden gebruikt om de pensioenvoorziening in Indonesië te berekenen:
| 2020 | 2019 | |
|---|---|---|
| Actualiseringsvoet | 7,50% | 7,75% |
| Toekomstige loonsverhoging | 5,00% | 5,25% |
| Verwachte pensioenleeftijd | 55 jaar of 30 jaar anciënniteit | 55 jaar of 30 jaar anciënniteit |
De pensioenverplichtingen in Indonesië zijn als volgt gewijzigd:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Beginsaldo | 22 408 | 18 881 |
| Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten | 2 260 | 1 989 |
| Rentekosten | 1 865 | 1 793 |
| Betaalde vergoedingen | -3 426 | -1 243 |
| Actuariële winsten en verliezen | 1 323 | 264 |
| Wisselkoersresultaten | - 409 | 742 |
| Andere | 18 | - 18 |
| Eindsaldo | 24 039 | 22 408 |
De actuariële winsten en verliezen bestaan uit de volgende componenten:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Ervaringsaanpassingen | 1 312 | 235 |
| Wijzigingen in assumpties | 11 | 29 |
| Totaal actuariële winsten en verliezen | 1 323 | 264 |
De actuariële winsten en verliezen opgenomen in bovenstaande tabel, omvatten het grootste deel van de totale actuariële winsten en verliezen in het geconsolideerde totaalresultaat (KUSD -1 329) Het resterende verschil (KUSD - 6) bestaat uit de actuariële winsten en verliezen van de ondernemingen die werden opgenomen via de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).
De in de balans opgenomen verplichtingen bedragen:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Pensioenverplichtingen | 24 039 | 22 408 |
De pensioenkost in Indonesië kan als volgt geanalyseerd worden:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten | 2 260 | 1 989 |
| Rentekosten | 1 865 | 1 793 |
| Pensioenkost | 4 125 | 3 782 |
| Actuariële winsten en verliezen geboekt via het totaalresultaat | 1 323 | 264 |
| Totale pensioenkost | 5 448 | 4 046 |
Deze kosten zijn gerubriceerd in de posten kostprijs van verkopen en de algemene- en beheerskosten van de winst- en verliesrekening.
De geschatte betalingen voor 2021 bedragen KUSD 1 403.
De waarden zoals opgenomen in de balans zijn gevoelig voor een verandering in actualiseringsvoet t.o.v. de gebruikte actualiseringsvoet. Hetzelfde geldt voor een verandering in de werkelijke toekomstige loonsverhoging t.o.v. de gehanteerde toekomstige loonsverhoging. Voor onze Indonesische filialen voerden we simulaties uit waarbij we beide parameters met 1% verhoogden of verlaagden. Dit had volgende invloed op de huidige waarde van de pensioenvoorzieningen:
| In KUSD | +1% | Boekwaarde | -1% |
|---|---|---|---|
| Pensioenvoorziening Indonesische filialen | 21 930 | 24 282 | 26 507 |
| Bruto impact totaalresultaat | 2 352 | -2 224 |
| In KUSD | +1% | Boekwaarde | -1% |
|---|---|---|---|
| Pensioenvoorziening Indonesische filialen | 26 439 | 24 282 | 21 956 |
| Bruto impact totaalresultaat | -2 157 | 2 326 |
De verplichting voor personeelsbeloningen in Indonesië bestaat voor KUSD 24 039 uit de integraal geconsolideerde entiteiten en voor KUSD 243 uit de entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).
De Groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de Groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement op de werkgeversbijdragen en op de werknemersbijdragen niet wordt gehaald, dienen deze plannen volgens IAS 19 te worden beschouwd als "toegezegdpensioenregelingen".
Naar aanleiding van een analyse van de plannen en het geringe verschil tussen het wettelijk minimum gegarandeerd rendement en het rendement dat gegarandeerd wordt door de verzekeraar, heeft de Groep besloten dat het toepassen van de PUC een immateriële impact zou hebben. Het totaal van de gecumuleerde reserves bedraagt per eind december 2020 KUSD 1 625 (2019: KUSD 2 578) ten opzichte van het totale minimum gegarandeerd rendement dat per 31 december 2020 KUSD 1 587 (2019: KUSD 2 534) bedroeg.
De gestorte bijdragen in het kader van toegezegde-bijdragenregelingen bedragen KUSD 508 (KUSD 571 in 2019). SIPEF NV is niet verantwoordelijk voor het minimum gegarandeerd rendement op de bijdragen voor de leden van het executief comité (KUSD 451).
De netto financiële activa/(verplichtingen) (Niet binnen GAAP gedefinieerde maatstaf) kunnen als volgt worden geanalyseerd:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Financiële verplichtingen < 1 jaar - kredietinstellingen | -86 128 | -91 239 |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) | -54 000 | -63 000 |
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | -18 000 | -18 000 |
| Geldbeleggingen | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 9 790 | 10 653 |
| Leasing verplichting | -2 828 | -3 037 |
| Netto financiële activa/(verplichtingen) | -151 165 | -164 623 |
Analyse netto financiële activa/(verplichtingen) 2020 per munt:
| In KUSD | EUR | USD | Andere | Totaal |
|---|---|---|---|---|
| Korte termijn financiële verplichtingen | -24 528 | -79 600 | 0 | -104 128 |
| Geldbeleggingen (onder leningen en vorderingen) | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 1 634 | 7 301 | 855 | 9 790 |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | 0 | -54 000 | 0 | -54 000 |
| Leasing verplichting | - 329 | -2 499 | 0 | -2 828 |
| Totaal 2020 | -23 223 | -128 798 | 855 | -151 165 |
| Totaal 2019 | -21 636 | -143 714 | 727 | -164 623 |
De korte termijn financiële verplichtingen in EUR betreffen commercial papers voor een totaal bedrag van KUSD 24 528. Deze schuld werd volledig ingedekt aan een gemiddelde koers van 1 EUR = 1,1854 USD.
De financiële verplichtingen met een originele looptijd op meer dan één jaar omvatten de lening van 85,5 miljoen USD waarvan reeds 13,5 miljoen USD werd terugbetaald in 2019 en 2020. Het betreft een lange termijn lening die werd afgesloten bij een consortium van banken met een hoge kredietwaardigheid. Het betreft een ongedekte lening met een looptijd van 5 jaar. De intrestvoet is samengesteld als de USD LIBOR 3M + een marge van 1,5% - 2,75%, afhankelijk van de schuld/EBITDA-ratio. De variabele LIBOR werd via een "Interest Rate Swap" ingedekt aan een vaste intrestvoet van 1,3933%.
Er dient opgemerkt te worden dat SIPEF gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om kapitaalaflossingen uit te stellen om de impact van covid-19 het hoofd te bieden. Hierdoor werden de terugbetalingen van eind juni 2020 (KUSD 4 500) en september 2020 (KUSD 4 500) uitgesteld tot respectievelijk juni 2024 en september 2024.
Er is één financiële convenant van toepassing op deze lening waarbij de netto financiële schuldpositie nooit hoger mag zijn dan 3,0 keer de REBITDA van het boekjaar. Deze financiële convenant wordt één keer per half jaar getest. De EBITDA van de Groep bestaat uit het bedrijfsresultaat + winst/verlies van de ondernemingen die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode + afschrijvingen en bijkomende waardeverminderingen of -toenames op activa. De REBITDA bestaat uit dezelfde berekening, maar exclusief de éénmalige, niet wederkerende effecten. De Groep heeft geen inbreuk op kredietlimieten of convenanten (indien van toepassing) op haar kredietfaciliteiten per 31 December 2020. De financiële convenant ratio zal verlaagd worden naar 2,75 per 30 juni 2021 en naar 2,50 per 31 december 2021. Als gevolg van de hoge volatiliteit van de palmolieprijzen en de impact hiervan op het resultaat en de EBITDA van de Groep, wordt deze convenant continu opgevolgd. Het wordt niet verwacht dat deze convenant gebroken zal worden in 2021.
| 2020 | 2019 | |
|---|---|---|
| Operationeel resultaat | 30 778 | 4 940 |
| Uitzonderlijke items | 0 | 0 |
| Recurrent bedrijfsresultaat | 30 778 | 4 940 |
| Afschrijvingen en resultaat bij verkoop vaste activa | 44 539 | 42 855 |
| REBITDA | 75 317 | 47 795 |
| (-) resultaat minderheidsbelangen | -2 055 | - 600 |
| REBITDA deel groep | 73 262 | 47 195 |
| Net Senior Leverage | 2,06 | 3,49 |
Aansluiting van de netto financiële activa/(verplichtingen) met kasstroomoverzicht:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Netto financiële activa/(verplichtingen) begin periode | -164 623 | -121 443 |
| Daling leningen op lange termijn | 9 228 | 9 500 |
| Stijging leningen op lange termijn | 0 | -50 500 |
| Daling financiële verplichtingen op korte termijn | 5 092 | 19 799 |
| Stijging financiële verplichtingen op korte termijn | 0 | 0 |
| Netto beweging van geldmiddelen en kasequivalenten | - 863 | -18 942 |
| Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten | 0 | 0 |
| Leasing verplichtingen | 0 | -3 037 |
| Netto financiële activa/(verplichtingen) einde periode | -151 165 | -164 623 |
Aansluiting van de totale financiële verplichtingen:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Financiële verplichting begin periode | 175 276 | 151 038 |
| Daling leningen op lange termijn | -9 000 | -9 500 |
| Stijging leningen op lange termijn | 0 | 50 500 |
| Daling financiële verplichtingen op korte termijn | -5 111 | -19 799 |
| Stijging financiële verplichtingen op korte termijn | 0 | 0 |
| Stijging leasing verplichtingen - non cash | 340 | 3 561 |
| Daling leasing verplichtingen - cash | - 549 | - 524 |
| Financiële verplichting einde periode | 160 956 | 175 276 |
De overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) kunnen als volgt uitgesplitst worden:
| 2020 | 2019 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Aandeelhou ders van de moeder maatschappij |
Minderheids belangen |
Totaal | Aandeelhou ders van de moeder maatschappij |
Minderheids belangen |
Totaal | |
| BTW-geschil Indonesië | 163 | 18 | 181 | 60 | 6 | 66 | |
| Versnelde afschrijving immature rubber plantages |
- 610 | - 66 | - 676 | 0 | 0 | 0 | |
| Andere | |||||||
| opbrengsten/(kosten) | 604 | - 114 | 489 | - 712 | - 95 | - 807 | |
| Overige bedrijfs | |||||||
| opbrengsten/(kosten) | 157 | - 162 | - 6 | - 652 | - 89 | - 741 |
De overige bedrijfsopbrengsten/kosten bestaan voornamelijk uit de versnelde afschrijvingen van de immature rubber activa in PT Agro Muko (KUSD -360) en PT Bandar Sumatra (KUSD -316), mutatie in de voorziening voor de Indonesische BTW claim (KUSD 163) en voorraadaanpassingen voor verouderde voorraden en magazijn verkopen aan kleine boeren in Papoe-Nieuw-Guinea.
De financieringsopbrengsten betreffen de ontvangen interesten op lopende rekeningen met niet-geconsolideerde ondernemingen en op tijdelijke kasoverschotten, alsook de opbrengst van de verdiscontering van de vorderingen > 1 jaar. De financieringskosten betreffen de interesten op leningen op lange en korte termijn evenals bankkosten en overige financiële kosten.
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Ontvangen interesten | 644 | 472 |
| Verdiscontering vorderingen > 1 jaar | 1 368 | 1 689 |
| Financiële kosten | -5 103 | -5 473 |
| Wisselresultaten | - 728 | -1 895 |
| Financieel resultaat m.b.t. derivaten | 1 106 | 1 119 |
| Financieel resultaat | -2 713 | -4 088 |
| Jaar van aanbod | Beginsaldo | Aantal toegekende opties |
Aantal uitgeoefende opties |
Aantal vervallen opties |
Eindsaldo |
|---|---|---|---|---|---|
| 2011 | 16 000 | 16 000 | |||
| 2012 | 14 000 | 14 000 | |||
| 2013 | 16 000 | 16 000 | |||
| 2014 | 18 000 | 18 000 | |||
| 2015 | 18 000 | 18 000 | |||
| 2016 | 20 000 | -2 000 | 18 000 | ||
| 2017 | 18 000 | 18 000 | |||
| 2018 | 20 000 | 20 000 | |||
| 2019 | 20 000 | 20 000 | |||
| 2020 | 0 | 18 000 | 18 000 | ||
| Saldo | 160 000 | 18 000 | 0 | -2 000 | 176 000 |
Het aandelenoptieplan van SIPEF, dat in november 2011 werd goedgekeurd, beoogt de motivatie op lange termijn van de leden van het executief comité en algemene directeuren van de buitenlandse filialen wiens activiteit essentieel is voor het succes van de Groep. De opties geven recht op de verwerving van evenveel aandelen SIPEF.
Het remuneratiecomité is belast met de opvolging van dit plan en met de selectie van de begunstigden. De opties worden gratis aangeboden en hebben een looptijd van 10 jaar.
IFRS 2 werd toegepast op de aandelenopties. De totale waarde van de uitstaande opties 2011 tot en met 2020 (gewaardeerd aan de reële waarde op moment van toekenning), bedraagt KUSD 1 837 en is berekend aan de hand van een aangepast Black & Scholes model, waarvan de voornaamste kenmerken:
| Jaar toekenning | Beurskoers (in EUR) |
Dividend rendement |
Volatiliteit | Intrestvoet | Verwachte levensduur |
Black & Scholes waarde (in EUR) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2011 | 58,00 | 2,50% | 38,29 | 3,59% | 5,00 | 18,37 |
| 2012 | 58,50 | 2,50% | 37,55 | 0,90% | 5,00 | 15,07 |
| 2013 | 57,70 | 2,50% | 29,69 | 1,36% | 5,00 | 12,72 |
| 2014 | 47,68 | 2,50% | 24,83 | 0,15% | 5,00 | 5,34 |
| 2015 | 52,77 | 2,50% | 22,29 | 0,07% | 5,00 | 8,03 |
| 2016 | 60,49 | 3,00% | 19,40 | -0,37% | 5,00 | 8,38 |
| 2017 | 62,80 | 3,00% | 18,88 | -0,12% | 5,00 | 5,57 |
| 2018 | 48,80 | 3,00% | 18,60 | -0,03% | 5,00 | 3,54 |
| 2019 | 54,80 | 3,00% | 19,56 | -0,32% | 5,00 | 8,12 |
| 2020 | 43,20 | 3,00% | 23,35 | -0,66% | 5,00 | 4,57 |
In 2020 werden 18 000 nieuwe aandelenopties toegekend met een uitoefenprijs van EUR 44,59 per aandeel. De reële waarde bij toekenning werd vastgelegd op KUSD 101 en wordt over de 'vesting'-periode van 3 jaar (2021-2023) in resultaat genomen. De totale kost van de aandelenopties die werd opgenomen in de winst- en verliesrekening bedraagt KUSD 128 in 2020 (2019: KUSD 126).
Ter indekking van de uitstaande optieverplichtingen heeft SIPEF in totaal 160 000 aandelen in portefeuille.
| Aantal aandelen | Gemiddelde aankoopprijs (in EUR) |
Totale aankoopprijs (in KEUR) |
Totale aankoopprijs (in KUSD) |
|
|---|---|---|---|---|
| Beginsaldo 31/12/2019 | 160 000 | 52,43 | 8 389 | 10 277 |
| Inkoop eigen aandelen | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Verkoop eigen aandelen | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Eindsaldo 31/12/2020 | 160 000 | 52,43 | 8 389 | 10 277 |
De buitengewone algemene vergadering van 10 juni 2020 heeft de raad van bestuur gemachtigd om, indien nodig geacht, eigen aandelen van SIPEF aan te kopen gedurende een periode van 5 jaar na bekendmaking van haar beslissing.
De aansluiting tussen de belastinglasten en de toepasselijke lokale belastingtarieven wordt als volgt voorgesteld:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Resultaat voor belasting | 28 065 | 852 |
| Belastingen aan gangbare lokale belastingvoeten | -6 545 | 174 |
| Gemiddelde toepasselijke belastingtarief | -23,32% | 20,42% |
| Permanente verschillen | -1 915 | -2 625 |
| Verliezen van het jaar waarvoor geen uitgestelde belastingvordering werd opgezet | -1 762 | - 566 |
| Waardevermindering op uitgestelde belastingvorderingen die in het verleden werden | ||
| opgezet | -2 401 | -3 755 |
| Terugname van waardeverminderingen op uitgestelde belastingvorderingen die in het verleden werden opgezet |
1 034 | 0 |
| Impact op de wijziging van het belasting-% in Indonesië op de uitgestelde | ||
| belastingvorderingen | 685 | 0 |
| Correcties met betrekking tot vorige boekjaren | 76 | 0 |
| Belastinglast | -10 828 | -6 772 |
| Gemiddeld effectief belastingtarief | -38,58% | -794,71% |
We ontvingen van de Indonesische tax autoriteiten de formele goedkeuring dat met ingang van boekjaar 2014 onze Indonesische filialen de toestemming hebben om hun tax aangifte in USD neer te leggen. Van de tax autoriteiten in Papoea-Nieuw-Guinea kregen we een toestemming om vanaf 2015 onze tax aangifte op basis van een USD-boekhouding te doen. Voor SIPEF NV en Jabelmalux SA hebben we een gelijkaardige toestemming verkregen met effect vanaf boekjaar 2016.
De uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen worden per fiscale entiteit gesaldeerd. Dit leidt tot de volgende opsplitsing naar uitgestelde belastingvorderingen en uitgestelde belastingverplichtingen:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Uitgestelde belastingen actief | 13 049 | 15 135 |
| Uitgestelde belastingen passief | -44 010 | -46 850 |
| Netto uitgestelde belastingen | -30 961 | -31 714 |
De bewegingen in de netto uitgestelde belastingen (vorderingen - verplichtingen) zijn:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Openingssaldo | -31 714 | -34 712 |
| Variatie (- kost) / (+ opbrengst) via de winst- en verliesrekening | - 58 | 2 836 |
| Tax impact IAS 19R via totaalresultaat | 291 | 71 |
| Tax impact hedge accounting via totaalresultaat | 489 | 114 |
| Variatie perimeter | 0 | 0 |
| Andere | 31 | - 23 |
| Eindsaldo | -30 961 | -31 714 |
De uitgestelde belastingen zijn het resultaat van:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Toevoeging/(gebruik) van fiscaal overgedragen verliezen | -2 585 | 1 902 |
| Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - IAS 41 & voorraadherwaardering | 380 | - 325 |
| Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - vaste activa | 3 228 | 921 |
| Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - pensioenvoorziening | - 528 | 734 |
| Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - andere | - 553 | - 395 |
| Totaal | - 58 | 2 836 |
De totale uitgestelde belastingvorderingen worden niet integraal opgenomen in de balans. Volgende indeling kan gemaakt worden naar totale, niet-opgenomen en opgenomen uitgestelde belastingen:
| 2020 | |||
|---|---|---|---|
| In KUSD | Totaal | Niet opgenomen | Opgenomen |
| Biologische activa | - 588 | 0 | - 588 |
| Vaste activa | -41 935 | 0 | -41 935 |
| Voorraden | -3 695 | 0 | -3 695 |
| Pensioenvoorziening | 5 289 | 0 | 5 289 |
| Fiscale verliezen | 14 931 | 6 484 | 8 447 |
| Overige | 1 522 | 0 | 1 522 |
| Totaal | -24 477 | 6 484 | -30 961 |
Het merendeel van de niet-opgenomen uitgestelde belastingvorderingen per eind 2020 bevindt zich bij de maatschappijen van de South Sumatra groep (KUSD 4 869) en bij de Tolan Tiga groep rubber en thee activiteiten (KUSD 1 262). De uitgestelde belastingvorderingen voor fiscale verliezen worden steeds opgezet en aangepast op basis van de meest recent beschikbare lange termijn businessplannen.
De totale fiscale verliezen (opgenomen en niet opgenomen) hebben de volgende maturiteit:
| 2020 | |||
|---|---|---|---|
| In KUSD | Totaal | Niet opgenomen | Opgenomen |
| 1 jaar | 6 176 | 5 930 | 246 |
| 2 jaar | 5 917 | 3 868 | 2 049 |
| 3 jaar | 9 752 | 3 918 | 5 834 |
| 4 jaar | 13 511 | 6 146 | 7 365 |
| 5 jaar | 12 095 | 8 009 | 4 086 |
| Onbeperkt | 15 185 | 1 206 | 13 979 |
| Totaal | 62 636 | 29 078 | 33 558 |
In Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea heeft de Groep belastingen vooruitbetaald in overeenstemming met de lokale wetgeving. Deze hadden gedeeltelijk betrekking op de resultaten van 2018, maar vooral op de lage resultaten van 2019. De vooruitbetalingen van belastingen (KUSD 3 572) waren dus aanzienlijk lager dan de te betalen belastingen (KUSD 10 768).
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Terug te vorderen belastingen | 11 766 | 14 787 |
| Te betalen belastingen | -4 687 | - 480 |
| Netto te vorderen/(te betalen) belastingen | 7 079 | 14 307 |
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Netto terug te vorderen/(te betalen) belastingen begin periode | 14 307 | 9 209 |
| Variatie perimeter | 0 | 0 |
| Overboekingen | - 32 | 0 |
| Te betalen belastingen | -10 768 | -9 608 |
| Betaalde belastingen | 3 572 | 14 706 |
| Netto terug te vorderen/(te betalen) belastingen einde periode | 7 079 | 14 307 |
De betaalde belastingen zoals weergegeven in het kasstroomoverzicht zijn samengesteld uit de volgende elementen:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Belastinglast | -10 828 | -6 772 |
| Uitgestelde belastingen | 60 | -2 836 |
| Actuele belastingen | -10 768 | -9 608 |
| Variatie vooruitbetaalde belastingen | 3 021 | -5 507 |
| Variatie te betalen belastingen | 4 175 | 409 |
| Betaalde belastingen | -3 572 | -14 706 |
De SIPEF-groep heeft de volgende belangen- en controlepercentages in de geassocieerde deelnemingen en joint ventures:
| Entiteit | Locatie | Controle % | Belangen % |
|---|---|---|---|
| Verdant Bioscience Pte Ltd | Singapore / Republiek Singapore | 38,00 | 38,00 |
| PT Timbang Deli Indonesia | Medan / Indonesië | 38,00 | 36,10 |
Een geassocieerde onderneming is een onderneming waarover de Groep een significante invloed heeft. Een joint venture is een 'gemeenschappelijke regeling' waarover twee of meer partijen gezamenlijke zeggenschap hebben en rechten hebben op het nettoactief van de regeling. De Groep heeft geen joint ventures.
De investeringen in geassocieerde ondernemingen en joint ventures bestaan uit PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd, beide actief in de tropische landbouw.
Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd (VBS) is een nieuw opgerichte vennootschap gelegen in Singapore. Per 1 januari 2014 heeft de Groep een belang van 38% in VBS. Deze vennootschap is een samenwerking tussen Ackermans & Van Haaren (42%), SIPEF NV (38%), PT Dharma Satya Nusantara (10%) en Biosing Pte (10%) en heeft als doel om onderzoek en ontwikkeling te doen naar hoge rendementszaden met het oog om deze te commercialiseren.
De Groep behoudt een deelname van 36,10% in PT Timbang Deli, een onderneming gelegen op het eiland Sumatra in Indonesië. PT Timbang Deli is actief in het verbouwen van rubber. Naar aanleiding van de "Share Swap agreement" met Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd heeft de SIPEF-groep 95% van de totale aandelen van PT Timbang Deli ingebracht in Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd
De totale sectie van het actief "geassocieerde ondernemingen en joint ventures" kan als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Verdant Bioscience Pte Ltd | 4 912 | 5 763 |
| PT Timbang Deli Indonesia | - 282 | - 12 |
| Totaal | 4 630 | 5 751 |
De totale sectie "Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint v entures" kan als volgt worden samengevat:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Verdant Bioscience Pte Ltd | - 475 | - 431 |
| PT Timbang Deli Indonesia | - 584 | -1 054 |
| Totaal resultaat | -1 059 | -1 485 |
Hieronder worden de verkorte financiële staten van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties en exclusief goodwill.
| Verdant Bioscience Pte Ltd | PT Timbang Deli | |||
|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 |
| Biologische activa | 0 | 0 | 3 994 | 3 906 |
| Overige vaste activa | 23 701 | 23 622 | 7 125 | 7 763 |
| Vlottende activa | 13 846 | 13 152 | 1 008 | 580 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 80 | 100 | 170 | 133 |
| Totaal activa | 37 627 | 36 874 | 12 297 | 12 382 |
| Langlopende verplichtingen | 0 | 0 | 1 309 | 1 240 |
| Financiële schulden op lange termijn | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Kortlopende verplichtingen | 18 556 | 15 632 | 14 004 | 13 415 |
| Financiële schulden op korte termijn | - 13 | 0 | 0 | 0 |
| Eigen vermogen | 19 084 | 21 242 | -3 016 | -2 273 |
| Totaal EV en passiva | 37 627 | 36 874 | 12 297 | 12 382 |
Hieronder worden de verkorte winst- en verliesrekeningen van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures weergegeven. Deze werden opgesteld volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties.
| Verdant Bioscience Pte Ltd | PT Timbang Deli | |||
|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 |
| Opname in de consolidatie: | 38,00% | 38,00% | 36,10% | 36,10% |
| Omzet | 0 | 0 | 1 319 | 1 122 |
| Afschrijvingen | 8 | 9 | - 955 | -1 476 |
| Interestopbrengsten | 47 | 207 | 3 2 |
|
| Interestkosten | 0 | 0 | - 46 - 227 |
|
| Netto resultaat | -1 251 | -1 134 | -1 617 | -2 919 |
| Gedeelte in de consolidatie | - 475 | - 431 | - 584 | -1 054 |
| Totaal deel van de groep | - 475 | - 431 | - 584 | -1 054 |
| Totaal deel derden | 0 | 0 | 0 0 |
|
| Totaal | - 475 | - 431 | - 584 | -1 054 |
Deze tabellen werden opgesteld op basis van de IFRS - cijfers zoals opgenomen in de consolidatie, volgens de waarderingsregels van de SIPEF-groep, voor toewijzing van goodwill.
| Verdant Bioscience Pte Ltd | PT Timbang Deli | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | |
| Eigen vermogen zonder goodwill | 19 085 | 21 242 | -3 016 | -2 273 | |
| Deel groep | 7 252 | 8 070 | -1 089 | - 819 | |
| Goodwill | 0 | 0 | 807 | 807 | |
| Equity eliminatie PT Timbang Deli | -2 340 | -2 307 | 0 | 0 | |
| Totaal deel groep | 4 912 | 5 763 | - 282 | - 12 |
Gedurende het jaar werden er geen dividenden ontvangen van geassocieerde ondernemingen en joint ventures.
Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen naar de Groep.
In het verlengde van de toename van het bedrijfsresultaat steeg de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten voor variatie bedrijfskapitaal van KUSD 48 227 in 2019, naar KUSD 73 669 dit jaar.
De netto bewegingen in het bedrijfskapitaal waren beperkt. De voornaamste beweging betrof de nettobetalingen aan de kleinschalige boeren in Zuid-Sumatra voor de voorfinanciering van hun uitbreidingen en herplantingen (KUSD 4 479).
Bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteit wordt de Groep blootgesteld aan verschillende risico's, waaronder de schommelingen in de marktprijzen van de basisproducten, valuta-, rente-, krediet- en liquiditeitsrisico's. Derivaten worden in beperkte mate gebruikt om het risico voor de Groep verbonden aan de schommelingen van de wisselkoersen en de rente te verminderen.
SIPEF-groep staat bloot aan structurele grondstoffenprijsrisico's. Het risico heeft voornamelijk betrekking op palmolie/palmpitolie en in mindere mate rubber. Een verandering van de palmolieprijs met USD 10 CIF per ton heeft een impact van ongeveer KUSD 2 700 (zonder rekening te houden met bijkomende effecten van de export tax in Indonesië) op het resultaat na belasting. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De Groep wordt geconfronteerd met transactionele risico's op verkochte goederen. Het transactioneel risico is het risico dat de prijs van de grondstoffen aangekocht van derden schommelt tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met de klant en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De meerderheid van de dochterondernemingen hebben als functionele valuta de US-dollar. Het wisselkoersrisico waaraan de Groep blootgesteld is, kan opgesplitst worden in drie types: structurele risico's, transactionele risico's en omrekeningsrisico's:
Het grootste deel van de opbrengsten worden gerealiseerd in USD, terwijl alle activiteiten zich buiten de USD-zone bevinden (specifiek in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea, Ivoorkust en Europa). Elke wijziging in de USD ten opzichte van de lokale valuta wisselkoers heeft een aanzienlijke invloed op de bedrijfsresultaten van de onderneming. Het merendeel van dit structurele risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De Groep is ook onderhevig aan transactionele risico's met betrekking tot de valuta's, namelijk het risico dat wisselkoersen schommelen tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met een klant, leverancier of financiële instelling en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Zulke risico's worden, met uitzondering van een natuurlijke indekking, niet ingedekt gezien de relatief korte looptijd van de meeste verplichtingen en vorderingen.
De verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding in Indonesië zijn echter significante lange termijnschulden die volledig betaalbaar zijn in IDR. Een devaluatie of revaluatie van 10% van de IDR ten opzichte van de USD heeft de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:
| In KUSD | IDR Dev 10% | Boekwaarde | IDR Rev 10% |
|---|---|---|---|
| Verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding in Indonesië | 22 029 | 24 232 | 26 924 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening | 2 203 | -2 692 |
De verplichting voor personeelsbeloningen in Indonesië bestaat voor KUSD 24 039 uit de integraal geconsolideerde entiteiten en voor KUSD 193 uit de entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).
De lange termijn vorderingen op de Indonesische plasmahouders zijn de belangrijkste lange termijn activa die volledig betaalbaar zijn in IDR. Een devaluatie of herwaardering van 10% van de IDR ten opzichte van de USD heeft het volgende effect op de resultatenrekening:
| In KUSD | IDR Dev 10% | Boekwaarde | IDR Rev 10% |
|---|---|---|---|
| Plasma vorderingen | 14 629 | 16 092 | 17 880 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening | -1 463 | 1 788 |
Op 10 februari 2021 heeft de raad van bestuur de uitbetaling van KEUR 3 703 (EUR 0,35 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. In lijn met het liquiditeits- en valutabeleid, om het valutarisico op een mogelijk betaling van het dividend in te dekken werd dit bedrag ingedekt met 2 valutatermijncontracten voor de verkoop van KUSD 4 443 voor KEUR 3 703 (gemiddelde koers van 1,2000):
Voor wat de indekking van het dividend betreft voor jaareinde heeft een devaluatie of revaluatie van 10% van de EUR ten opzichte van de USD aan slotkoers de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:
| In KUSD | EUR Dev 10% | Slotkoers | EUR Rev 10% |
|---|---|---|---|
| Dividend | 4 128 | 4 541 | 5 046 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening | - 413 | 505 |
De SIPEF-groep is een internationaal bedrijf met vestigingen die niet in USD rapporteren. Als dergelijke resultaten geconsolideerd worden in de rekeningen van de Groep, staat het omgerekende bedrag bloot aan waarde schommelingen van de lokale valuta's ten opzichte van de USD. SIPEF-groep dekt dit risico niet in (zie waarderingsregels).
Gezien vanaf 1 januari 2007 de functionele valuta van het merendeel van de activiteiten dezelfde is als de rapporteringsmunt werd dit risico grotendeels beperkt.
De blootstelling van de Groep aan rentevoetschommelingen houdt verband met de financiële verplichtingen van de Groep. Eind december 2020 bedroegen de netto financiële activa/(verplichtingen) KUSD -151 165 (2019: KUSD -164 623), waarvan KUSD 104 671 korte termijn financiële verplichtingen (2019: KUSD 109 763) en KUSD 9 791 netto korte termijnbeleggingen en kasequivalenten (2019: KUSD 10 653).
De financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) bedragen KUSD 56 285 (2019: KUSD 65 513).
Aangezien alle schulden op korte termijn aan variabele intrestvoeten onderworpen zijn, zijn wij van mening dat een wijziging van 0,5% op de intrestvoet geen materiële impact zal hebben.
Gezien de schuldfinanciering op lange termijn voornamelijk is gebaseerd op een variabele rentevoet, bestaat het risico dat bij een stijging van de rentevoet de financieringskosten oplopen. Dit renterisico wordt ingedekt aan de hand van een interest rate swap (IRS). Deze renteswap heeft als doel de volatiliteit (en zodoende het renterisico) zoveel mogelijk in te perken.
De beschikbare financiële middelen worden op korte termijn belegd onder de vorm van termijndeposito's.
Het kredietrisico is het risico dat één van de contracterende partijen zijn verplichtingen niet nakomt waardoor er voor de andere partij een verlies kan ontstaan. Dit kredietrisico kan opgesplitst worden in een commercieel en financieel kredietrisico. Aangaande het commerciële kredietrisico heeft het management een kredietpolitiek uitgewerkt en de blootstelling aan dit kredietrisico wordt continu opgevolgd.
In de praktijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Vorderingen uit de verkopen van palmolie, rubber en thee | 26 315 | 31 807 |
| Vorderingen uit de verkopen van bananen en horticultuur | 1 416 | 1 477 |
| Totaal | 27 731 | 33 284 |
Het kredietrisico bij de eerste categorie is eerder beperkt gezien deze verkopen voor een groot deel onmiddellijk betaald worden tegen afgifte van de eigendomsdocumenten. Daarnaast betreft het een beperkt aantal hoog aangeschreven klanten: per product wordt ca 90% van de omzet gerealiseerd door maximaal 10 klanten. Voor palmolie zijn er twee klanten die elks afzonderlijk meer dan 30% van de omzet vertegenwoordigen. Voor thee is er één klant die meer dan 30% van de totale omzet vertegenwoordigd en twee andere klanten die samen meer dan 40% van de totale omzet vertegenwoordigen. Voor rubber zijn er 2 klanten die samen meer dan 30% van de omzet vertegenwoordigen. In tegenstelling tot de eerste categorie is het kredietrisico van de vorderingen uit de verkopen van bananen en horticultuur groter.
Voor beide categorieën bestaat er een wekelijkse opvolging van de openstaande saldi en een actief aanmaningsbeleid. Waardeverminderingen worden opgenomen als volledige of gedeeltelijke inning onwaarschijnlijk is geworden. Elementen die bij deze beoordeling in aanmerking worden genomen zijn voornamelijk de mate van betalingsachterstand en kredietwaardigheid van de klant.
De vorderingen uit de verkoop van bananen en horticultuur hebben de volgende vervaldagstructuur:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Niet vervallen | 812 | 669 |
| Vervallen < 30 dagen | 604 | 676 |
| Vervallen tussen 30 en 60 dagen | 0 | 132 |
| Vervallen tussen 60 en 90 dagen | 0 | 0 |
| Vervallen > 90 dagen | 0 | 0 |
| Totaal | 1 416 | 1 477 |
In 2020 en 2019 werden er geen materiële waardeverminderingen op vorderingen in de resultatenrekening opgenomen.
De Groep paste de vereenvoudigde versie van IFRS 9 toe voor het meten van de verwachte kredietverliezen waarbij een bedrag wordt bepaald dat gelijk is aan de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. De Groep heeft de impact van IFRS 9 geanalyseerd en geconcludeerd dat er geen materiële impact is op de huidige provisie. De Groep heeft ook een inschatting gemaakt of het historisch patroon van wanbetalingen in de toekomst materieel zou veranderen en verwacht geen significante impact.
Een materieel en aanhoudend tekort in onze kasstromen zou onze kredietwaardigheid en het vertrouwen van investeerders kunnen schaden en zou het vermogen van de Groep om kapitaal aan te trekken kunnen beperken. De operationele kasstroom biedt de middelen om de financiële verplichtingen te financieren en de aandeelhouderswaarde te verbeteren. De Groep beheerst de liquiditeitsrisico's door middel van korte termijn- en lange termijnschattingen van toekomstige kasstromen. SIPEF-groep houdt toegang tot de kapitaalmarkten door middel van kort- en langlopende schuldprogramma's.
2020 - In KUSD Boekwaarde Contractuele kasstromen Minder dan 1 jaar 1-2 jaar 2-3 jaar 3-4 jaar Meer dan 5 jaar Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) 54 000 -58 053 -1 664 -19 480 -18 737 -18 173 0 Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar Handelsschulden 21 384 -21 384 -21 384 0 0 0 0 Ontvangen voorschotten 1 071 -1 071 -1 071 0 0 0 0 Financiële verplichtingen < 1 jaar Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar 18 000 -18 701 -18 701 0 0 0 0 Financiële verplichtingen 86 128 -86 254 -86 254 0 0 0 0 Derivaten 793 - 793 - 793 0 0 0 0 Andere kortlopende verplichtingen 0 0 0 0 0 0 0 Kortlopende verplichtingen 181 375 -186 255 -129 866 -19 479 -18 737 -18 173 0
| De volgende tabel geeft de contractueel overeengekomen (niet-verdisconteerde) kasstromen voortvloeiend uit schulden op | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| balansdatum: |
| 2019 - In KUSD | Boek waarde |
Contractuele kasstromen |
Minder dan 1 jaar |
1-2 jaar | 2-3 jaar | 3-4 jaar | Meer dan 5 jaar |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | |||||||
| (incl. derivaten) | 63 000 | -70 186 | -2 332 | -20 313 | -19 572 | -27 970 | 0 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar |
|||||||
| Handelsschulden | 17 292 | -17 292 | -17 292 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Ontvangen voorschotten | 2 377 | -2 377 | -2 377 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | |||||||
| Kortlopend gedeelte van te | |||||||
| betalen posten > 1 jaar | 18 000 | -18 730 | -18 730 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Financiële verplichtingen | 91 239 | -91 291 | -91 291 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Derivaten | 42 | - 42 | - 42 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Andere kortlopende verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Kortlopende verplichtingen | 191 949 | -199 918 | -132 064 | -20 312 | -19 572 | -27 970 | 0 |
Teneinde het financiële kredietrisico te beperken heeft SIPEF haar belangrijkste activiteiten bij een beperkte groep banken met een hoge kredietwaardigheid ondergebracht. De huidige maximale beschikbare kredietlijnen bedragen KUSD 206 328 (2019: KUSD 205 432). In 2020 waren er zoals voorgaande jaren geen inbreuken op de voorwaarden vermeld in de kredietovereenkomsten noch tekortkomingen in de aflossingen. Er dient opgemerkt te worden dat SIPEF gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om kapitaalaflossingen uit te stellen om de impact van covid-19 het hoofd te bieden. Hierdoor werden de terugbetalingen van eind juni 2020 (KUSD 4 500) en september 2020 (KUSD 4 500) uitgesteld tot respectievelijk juni 2024 en september 2024.
Binnen de Groep kan gebruik worden gemaakt van financiële instrumenten voor risicobeheersing. Het betreft dan met name financiële instrumenten die het risico van wijzigende interestvoeten of wisselkoersen beheersen. De tegenpartijen van deze financiële instrumenten zijn uitsluitend vooraanstaande banken.
Afgeleide instrumenten worden initieel gewaardeerd tegen kostprijs. Na de initiële erkenning worden deze instrumenten opgenomen in de balans aan hun reële waarde, waarbij de wijzigingen in de reële waarde in resultaat worden geboekt tenzij deze instrumenten deel uitmaken van indekkingsverrichtingen.
De reële waarden van deze derivaten zijn:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Termijnwisselverrichtingen | -1 703 | - 262 |
| Renteswaps | 910 | 220 |
| Reële waarde (+ = actief; - = verplichting) | - 793 | - 42 |
Overeenkomstig IFRS 13 werden de financiële instrumenten gegroepeerd in 3 niveaus volgens de mate waarin de reële waarde vastgesteld kan worden:
De reële waarde van de termijnwisselverrichting en intrest rate swap ("IRS") berekend op basis van de slotkoers per 31 december 2020 werd eveneens ondergebracht in niveau 2. Het notioneel bedrag van de termijnwisselcontracten bedraagt KUSD 23 707.
De toekomstige wisselkoerscontracten werden niet gedocumenteerd als in een afdekkingsrelatie. Bijgevolg worden alle veranderingen van de reële waarde opgenomen in het financieel resultaat. De Groep heeft de "intrest rate swaps" IRS) wel gedocumenteerd als in een afdekkingsrelatie. De voorwaarden van de IRS en de afgedekte schuld komen 100% overeen. Daarom is er geen effectiviteitstest vereist op basis van een verhouding tussen de veranderingen in de reële waarde van het afdekkingsinstrument en die van de afgedekte schuld. Een IRS met identieke contractuele voorwaarden zou een beperkte inefficiëntie hebben.
Het notioneel bedrag van de IRS bedraagt KUSD 72 000. De boekwaarde van de IRS werd opgenomen onder de derivaten (schulden) voor een bedrag van KUSD – 1 703, de uitgestelde belastingvorderingen voor een bedrag van KUSD 426 en het totaalresultaat in het eigen vermogen voor een bedrag van KUSD – 1 277.
De volgende tabel geeft de financiële instrumenten per categorie weer per eind 2020 en eind 2019.
| 2020 - In KUSD | Boekwaarde | IFRS 9 categorie |
Reële waarde |
Hiërarchie van de reële waarde |
|---|---|---|---|---|
| Financiële activa | ||||
| Andere financiële activa | 80 | AKP | 80 | Niveau 2 |
| Vorderingen > 1 jaar | ||||
| Overige vorderingen | 16 101 | AKP | 16 101 | Niveau 2 |
| Totaal financiële vaste activa | 16 180 | 16 180 | ||
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | ||||
| Handelsvorderingen | 27 731 | AKP | 27 731 | Niveau 2 |
| Investeringen | ||||
| Andere investeringen en beleggingen | 0 | AKP | 0 | Niveau 2 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 9 790 | AKP | 9 790 | Niveau 2 |
| Derivaten | 0 | FVTPL | 0 | Niveau 2 |
| Derivaten | 0 | Hedging | 0 | Niveau 2 |
| Totaal financiële vlottende activa | 37 521 | 37 521 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar | 0 | 0 | ||
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | 54 000 | AKP | 54 000 | Niveau 2 |
| Totaal langlopende financiële verplichtingen | 54 000 | 54 000 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | ||||
| Handelsschulden | 21 384 | AKP | 21 384 | Niveau 2 |
| Ontvangen voorschotten | 1 071 | AKP | 1 071 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 0 | |||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | 18 000 | AKP | 18 000 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen | 86 128 | AKP | 86 128 | Niveau 2 |
| Derivaten | - 910 | FVTPL | - 910 | Niveau 2 |
| Derivaten | 1 703 | Hedging | 1 703 | Niveau 2 |
| Totaal kortlopende financiële verplichtingen | 127 375 | 127 375 |
| 2019 - In KUSD | Boekwaarde | IFRS 9 categorie |
Reële waarde |
Hiërarchie van de reële waarde |
|---|---|---|---|---|
| Financiële activa | ||||
| Andere financiële activa | 73 | AKP | 73 | Niveau 2 |
| Vorderingen > 1 jaar | ||||
| Overige vorderingen | 13 442 | AKP | 13 442 | Niveau 2 |
| Totaal financiële vaste activa | 13 515 | 13 515 | ||
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | ||||
| Handelsvorderingen | 33 284 | AKP | 33 284 | Niveau 2 |
| Investeringen | ||||
| Andere investeringen en beleggingen | 0 | AKP | 0 | Niveau 2 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 10 653 | AKP | 10 653 | Niveau 2 |
| Derivaten | 0 | FVTPL | 0 | Niveau 2 |
| Derivaten | 0 | Hedging | 0 | Niveau 2 |
| Totaal financiële vlottende activa | 43 937 | 43 937 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar | 0 | 0 | ||
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | 63 000 | AKP | 63 000 | Niveau 2 |
| Totaal langlopende financiële verplichtingen | 63 000 | 63 000 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | ||||
| Handelsschulden | 17 292 | AKP | 17 292 | Niveau 2 |
| Ontvangen voorschotten | 2 377 | AKP | 2 377 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 0 | |||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | 18 000 | AKP | 18 000 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen | 91 239 | AKP | 91 239 | Niveau 2 |
| Derivaten | 262 | FVTPL | 262 | Niveau 2 |
| Derivaten | - 220 | Hedging | - 220 | Niveau 2 |
| Totaal kortlopende financiële verplichtingen | 128 949 | 128 949 |
De Groep heeft IFRS 16 per 1 januari 2019 aangenomen. Bij toepassing van IFRS 16 heeft de Groep leaseverplichtingen opgenomen met betrekking tot leases, die voorheen werden geclassificeerd als operationele leases volgens de principes van IAS 17 "Leaseovereenkomsten". Deze verplichtingen werden gewaardeerd tegen de contante waarde van de resterende leasebetalingen en verdisconteerd tegen de marginale rentevoet van de lessee per 1 januari 2019.
De leasebetalingen worden verdisconteerd aan de hand van een gewogen gemiddelde kapitaalkost (WACC) impliciet aan de lease. Als dat percentage niet bepaald kan worden, wordt de marginale rentevoet van de lessee gebruikt, i.e. de rentevoet die de lessee zou moeten betalen om de middelen te lenen die nodig zijn om een actief met een vergelijkbare waarde te verkrijgen in een vergelijkbare economische omgeving met vergelijkbare voorwaarden en condities.
De Groep huurt kantoorruimte, landrechten en voertuigen in het kader van een aantal operationele leasing-overeenkomsten met een leaseperiode van één jaar of meer. De huur van de kantoorgebouwen betreft de maandelijkse huurbetalingen voor de kantoren in Indonesië. De huur van de kantoren en bijhorende parking in België is niet mee opgenomen als lease aangezien deze onder de uitzondering van korte-termijn leasing vallen. Voor de grondrechten in PNG, betreft het voorwerp van de huurovereenkomst het vruchtgebruik van land waarvoor een vaste jaarlijkse vergoeding wordt betaald. De resterende landrechten in PNG hebben een duur van 99 jaar waarvoor geen huurbedrag wordt betaald. Deze landrechten worden afgeschreven over een periode van 25 jaar in lijn met de levensduur van een oliepalm. De voertuigen betreffen een beperkt aantal autoleaseovereenkomsten binnen de Groep.
De toekomstige operationele leaseverplichtingen onder deze (niet-opzegbare operationele) leases zijn als volgt verschuldigd:
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Leasing verplichtingen opgenomen per 31 December | 2 828 | 3 037 |
| Waarvan: | ||
| Kortlopende leasing verplichtingen | 543 | 524 |
| Langlopende leasing verplichtingen | 2 285 | 2 513 |
| Leasing verplichtingen opgenomen per 31 December | 2 828 | 3 037 |
De beweging van het jaar van de operationele leaseverplichting kan worden samengevat als volgt:
| 2020 | 2019 | |
|---|---|---|
| Operationele leasing verplichtingen op 1 januari | 3 037 | 3 020 |
| Acquisities | 129 | 233 |
| Financiële kosten/(opbrengsten) | 237 | 251 |
| Terugbetalingen | - 549 | - 524 |
| Wisselkoersresultaat | - 26 | 57 |
| Leasing verplichtingen opgenomen per 31 december | 2 828 | 3 037 |
Het gebruiksrecht actief kan als volgt worden ingedeeld:
| 2020 | 2019 |
|---|---|
| 2 895 | 3 020 |
| 122 | 233 |
| - 387 | - 358 |
| 127 | 0 |
| 2 895 | |
| 2 757 |
| Landrechten | Huur gebouw | Bedrijfswagens | Totaal | |
|---|---|---|---|---|
| Totaal met een gebruiksrecht overeenstemmende activa | ||||
| per 31 december 2019 | 1 003 | 1 580 | 312 | 2 895 |
| Totaal met een gebruiksrecht overeenstemmende activa | ||||
| per 31 december 2020 | 958 | 1 493 | 306 | 2 757 |
De totale afschrijving voor de gebruiksrecht activa tot 31 december 2020 bedraagt 387 KUSD en de financiële kosten 237 KUSD. Van de afschrijvingen werden 47 KUSD opgenomen in de kostprijs van de verkopen van het palmsegment van Hargy Oil Palms Ltd. en 340 KUSD in de "algemene- en beheerskosten".
Er werden in 2020 geen waarborgen gesteld door derden voor rekening van de onderneming. Er werd wel één waarborg gesteld aan een derde partij voor rekening van één van de dochterondernemingen in 2020. De waarborg is afgegeven als onderdeel van de aandelenkoopovereenkomst van Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd. voor een totaalbedrag van KUSD 9 247 om de uitstaande verplichting te dekken die Verdant Bioscience Singapore Pte. Ltd. heeft aan zijn vorige aandeelhouder Sime Darby Berhad. Deze verplichting is verschuldigd in 3 gelijke jaarlijkse termijnen tussen mei 2021 en mei 2023.
In verband met dezelfde aandelenkoopovereenkomst heeft Verdant Bioscience Singapore Pte. Ltd. een bankgarantie ontvangen voor een totaalbedrag van KUSD 1 778 van de nieuwe aandeelhouder PT Dharma Satya Nusantara die gebruikt zal worden om een lening te verstrekken aan Verdant Bioscience Singapore Pte. Ltd. om een deel (10/52) van de bovenstaande uitstaande verplichting terug te betalen.
Nihil
De verplichtingen voor het leveren van goederen (palmproducten, rubber, thee, bananen en horticultuur) na jaareinde kaderen binnen de normale verkoopstermijn van ongeveer 3 maanden vóór effectieve leveringsdatum. Deze worden als dusdanig niet aanzien als termijnverkopen.
Management met sleutelposities is gedefinieerd als de raad van bestuur en het executief comité van de Groep. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de vergoedingen:
| In KUSD | 2020 | 2019* |
|---|---|---|
| Bestuurdersvergoedingen | 411 | 401 |
| Vaste vergoeding | 1 686 | 1 579 |
| Variabele vergoeding | 0 | 465 |
| Groepsverzekering | 456 | 499 |
| Andere | 79 | 63 |
| Marktwaarde verworven aandelenopties (op verwervingsdatum) | 0 | 27 |
| Totaal | 2 632 | 3 034 |
*De cijfers voor 2019 werden aangepast als gevolg van de nieuwe berekeningsmethode van de reële waarde van de aandelenoptieplannen. In 2019 werden het voordeel alle aard tegen reële waarde gewaardeerd. In 2020 wordt de reële waarde van de optieplannen berekend als het verschil tussen de uitoefenprijs van de optieplannen en de aandelenkoers op afsluitdatum (i.e. aandelenopties die uitoefenbaar werden in 2020)
De bedragen worden uitbetaald in EUR. Het uitbetaalde bedrag in 2020 is KEUR 2 297 (2019: KEUR 2 712). De daling van KEUR 415 is te wijten aan een lagere variabele vergoeding uitgekeerd in 2020 in vergelijking met 2019.
Vanaf boekjaar 2007 worden er vaste vergoedingen betaald aan de leden van de raad van bestuur, het auditcomité en het remuneratiecomité.
In het kader van de informatieverschaffing over verbonden partijen zijn de relaties immaterieel, met uitzondering van een sinds 1985 bestaande huurovereenkomst tussen Cabra NV en SIPEF aangaande de kantoren en de bijhorende parkings te Kasteel Calesberg te Schoten. De jaarlijkse geïndexeerde huurprijs bedraagt KUSD 196 (2019 KUSD 193) en er wordt tevens KUSD 80 (2019 KUSD 78) gefactureerd voor deelname in de onderhoudskosten van gebouwen, parkings en park.
De relaties tussen SIPEF en de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité worden verder beschreven in de sectie "corporate governance verklaring" van dit verslag.
Transacties met verwante partijen betreffen voornamelijk handelstransacties en zijn gebaseerd op het "at arm's length" principe. De kosten en opbrengsten met betrekking tot deze transacties zijn immaterieel in het kader van de geconsolideerde jaarrekening.
Balansposities en transacties binnen de Groep en de dochterondernemingen worden geëlimineerd in de consolidatie en worden niet verder opgenomen in deze toelichtingen. Transacties tussen de Groep en andere verbonden ondernemingen worden hieronder verder toegelicht.
De volgende tabel geeft de totalen van de transacties weer die gedurende het boekjaar hebben plaatsgevonden tussen de Groep en de joint ventures PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd aan 100%:
| Verdant Bioscience Pte Ltd | PT Timbang Deli | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | ||
| Totaal verkopen gedurende het boekjaar | 0 | 0 | 0 | 0 | |
| Totaal aankopen gedurende het boekjaar | 0 | 0 | 1 318 | 1 088 | |
| Totale vordering per 31 december 2020 | 7 800 | 6 781 | 56 | 17 | |
| Totale schulden per 31 december 2020 | 300 | 300 | 408 | 195 |
| Van voortgezette en beëindigde activiteiten | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Basisberekening gewone winst per aandeel | ||
| Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) | 1,36 | -0,77 |
| De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders | ||
| (KUSD) | 14 122 | - 8 004 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen | 10 419 328 | 10 434 244 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari | 10 419 328 | 10 436 028 |
| Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen | 0 | - 1 784 |
| Effect van de kapitaalverhoging | 0 | 0 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 10 419 328 | 10 434 244 |
| Verwaterde winst per aandeel | ||
| Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) | 1,36 | -0,77 |
| De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders | ||
| (KUSD) | 14 122 | - 8 004 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen | 10 420 091 | 10 434 542 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt | ||
| berekend: | ||
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 10 419 328 | 10 434 244 |
| Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden | 763 | 298 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen op 31 december | 10 420 091 | 10 434 542 |
| Van voortgezette activiteiten | 2020 | 2019 |
| Basisberekening gewone winst per aandeel | ||
| Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) | 1,36 | -0,77 |
| De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders | ||
| (KUSD) | 14 122 | - 8 004 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen | 10 419 328 | 10 434 244 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari | 10 419 328 | 10 436 028 |
| Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen | 0 | - 1 784 |
| Effect van de kapitaalverhoging | 0 | 0 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 10 419 328 | 10 434 244 |
| Verwaterde winst per aandeel | ||
| Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) | 1,36 | -0,77 |
| De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders | ||
| (KUSD) | 14 122 | - 8 004 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen | 10 420 091 | 10 434 244 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt | ||
| berekend: | ||
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 10 419 328 | 10 434 244 |
| Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen op 31 december |
763 10 420 091 |
298 10 434 542 |
SIPEF heeft een principeakkoord getekend met Shamrock Group (SG) over de verkoop van 100% van het aandelenkapitaal van haar Indonesische dochter PT Melania. SG is een Indonesische groep die meerdere rubberplantages en fabrieken uitbaat en gespecialiseerd is in de productie en verkoop van latex handschoenen. SIPEF controleert 95% van PT Melania via haar Indonesische 95%-dochter PT Tolan Tiga, de overige 5% zijn in handen van een Indonesisch pensioenfonds.
De begin maart aangekondigde potentiële verkoop van PT Melania aan de Indonesische Shamrock-groep kent een gunstig verloop. Ter herinnering: PT Melania bezit de helft van de Indonesische rubberactiviteiten in Sumatra en de volledige theeactiviteiten in Java. De due diligence procedures zijn beëindigd. Er zal dus spoedig kunnen worden overgegaan tot de ondertekening van de overeenkomsten. In eerste instantie zal 40% van de aandelen verkocht worden tegen een betaling van USD 19 miljoen. Na deze eerste etappe zal de Shamrock-groep het management van de rubberactiviteiten overnemen. De tweede tranche van 60 % van de aandelen (waarvan 55% in het bezit van SIPEF) zal uiterlijk in 2024 overgedragen worden voor USD 17 miljoen, na de vernieuwing van de permanente landrechten (HGU) voor het geheel van de rubber- en theeactiviteiten. De bruto transactieprijs voor 100% van de aandelen bedraagt dus USD 36 miljoen. De uiteindelijke nettoverkoopprijs en de eventuele meerwaarde op de verkoop van PT Melania zal in belangrijke mate afhangen van de kostprijs voor de vernieuwing van de permanente landrechten (HGU) en van de vergoeding van de gecumuleerde sociale rechten van het tewerkgestelde personeel, dat vermoedelijk zo goed als integraal zal overgenomen worden.
Sipef NV | 31 december 2020
jaarrekening
Verslag over de geconsolideerde jaarrekening
met een winst van het boekjaar van 16 178 (000) USD.
wettelijke en reglementaire voorschriften. Basis voor het oordeel zonder voorbehoud
ophelderingen en inlichtingen verkregen.
tot de onafhankelijkheid.
Oordeel zonder voorbehoud
ondeelbaar.
Verslag van de commissaris aan de algemene vergadering van Sipef NV over het boekjaar afgesloten op 31 december 2020 - Geconsolideerde
In het kader van de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening van Sipef NV (de "vennootschap") en
geconsolideerde jaarrekening alsook de overige door wet- en regelgeving gestelde eisen. Dit vormt één geheel en is
Wij werden benoemd in onze hoedanigheid van commissaris door de algemene vergadering van 10 juni 2020, overeenkomstig het voorstel van het bestuursorgaan uitgebracht op aanbeveling van het auditcomité. Ons mandaat loopt af op de datum van de algemene vergadering die beraadslaagt over de jaarrekening afgesloten op 31 december
controleopdracht niet mag worden verlengd voor mandaten die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening een duur hebben van 20 jaar of meer. Wij hebben de wettelijke controle van de geconsolideerde
haar filialen (samen "de groep"), leggen wij u ons commissarisverslag voor. Dit bevat ons verslag over de
2020 overeenkomstig artikel 41 van de EU Verordening 537/2014, dat stelt dat vanaf 17 juni 2020 een
Wij hebben de wettelijke controle uitgevoerd van de geconsolideerde jaarrekening van de groep, die de geconsolideerde balans op 31 december 2020 omvat, alsook de geconsolideerde winst- en verliesrekening, het overzicht van het gecnsolideerd totaalresultaat, het mutatieoverzicht van het geconsolideerd eigen vermogen en het geconsolideerd kasstroomoverzicht over het boekjaar afgesloten op die datum en de toelichting, met de belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en overige informatieverschaffing, waarvan het totaal van de geconsolideerde balans 946 641 (000) USD bedraagt en waarvan de geconsolideerde winst- en verliesrekening afsluit
Naar ons oordeel geeft de geconsolideerde jaarrekening een getrouw beeld van het vermogen en van de financiële toestand van de groep op 31 december 2020 alsook van zijn geconsolideerde resultaten en van zijn geconsolideerde kasstromen over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS) zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens de internationale controlestandaarden (ISA's) zoals van toepassing in België. Wij hebben bovendien de door IAASB goedgekeurde internationale controlestandaarden toegepast die van toepassing zijn op huidige afsluitdatum en nog niet goedgekeurd op nationaal niveau. Onze verantwoordelijkheden op grond van deze standaarden zijn verder beschreven in de sectie "Verantwoordelijkheden van de commissaris voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening" van ons verslag. Wij hebben alle deontologische vereisten die relevant zijn voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening in België nageleefd, met inbegrip van deze met betrekking
Wij hebben van het bestuursorgaan en van de aangestelde van de vennootschap de voor onze controle vereiste
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons
jaarrekening van Sipef NV uitgevoerd gedurende minstens 30 opeenvolgende boekjaren.
1
oordeel.
Ten gevolge van deze verrichting zal de Groep ongeveer de helft van haar rubberplantages en haar volledige theeactiviteit van de hand doen, waarna de nog overblijvende rubberplantages geleidelijk zullen omgevormd worden naar oliepalmplantages. De geplande desinvestering kadert in de strategie van de Groep die zich toespitst op het afbouwen van de schuldpositie en het verder uitbouwen van de palmolieactiviteiten in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea als kernactiviteit.
De auditor van de SIPEF-groep is Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA vertegenwoordigd door Kathleen de Brabander. De auditvergoeding voor het jaarverslag van SIPEF wordt goedgekeurd door de algemene vergadering na het nazicht en goedkeuring door het auditcomité en de raad van bestuur. Deze vergoeding bedraagt KUSD 95 (tegenover KUSD 90 vorig jaar). Voor de ganse Groep werd er in 2020 door Deloitte voor KUSD 419 diensten geleverd (tegenover KUSD 503 vorig jaar), waarvan KUSD 20 (2019: KUSD 108) voor niet-auditdiensten.
Alle productie-eenheden van de Groep zijn in 2020 en tot op heden operationeel gebleven, zonder verlies van volumes of rendementen per hectare. Na de eerder gemelde negatieve financiële effecten van een plotse prijsdaling van palmolie, met een dieptepunt in mei vorig jaar, hebben de prijzen zich vanaf het derde trimester mooi hersteld. Dit was eveneens het geval voor de marktprijzen van natuurlijke rubber.
Voorlopig is de georganiseerde bescherming van de bijna 20 000 personeelsleden van de Groep en hun families tegen de coronavirus besmetting de grootste uitdaging gebleven. Door het streng handhaven van de uitgevaardigde interne maatregelen door het SIPEF management in elk land, die meestal de door de lokale overheden opgelegde maatregelen overtreffen, werden grootschalige besmettingen voorkomen. Het is alleszins de intentie om voorlopig niet strikt noodzakelijke verplaatsingen te blijven vermijden en de quarantainemaatregelen niet te versoepelen.
Door de reisbeperkingen liepen een aantal geplande industriële investeringsprojecten verdere vertraging. Voornamelijk de uitvoering van de noodzakelijke uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van de Dendymarker-palmoliefabriek in Zuid-Sumatra werd verdaagd naar 2021. De opstart van een hoogrenderende 'biocoal'-fabriek voor pellets vervaardigd van palmvezels in UMW/TUM in Noord-Sumatra wordt nu pas voorzien voor eind februari 2021.
Door de opgelegde restricties was er een daling in reis-en opleidingskosten wat resulteerde in een daling van de algemene-en beheerskosten in 2020 (geschat op ongeveer 1 mio USD). Er waren geen andere significante kosten als gevolg van covid-19.
Sipef NV | 31 december 2020
In het kader van de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening van Sipef NV (de "vennootschap") en haar filialen (samen "de groep"), leggen wij u ons commissarisverslag voor. Dit bevat ons verslag over de geconsolideerde jaarrekening alsook de overige door wet- en regelgeving gestelde eisen. Dit vormt één geheel en is ondeelbaar.
Wij werden benoemd in onze hoedanigheid van commissaris door de algemene vergadering van 10 juni 2020, overeenkomstig het voorstel van het bestuursorgaan uitgebracht op aanbeveling van het auditcomité. Ons mandaat loopt af op de datum van de algemene vergadering die beraadslaagt over de jaarrekening afgesloten op 31 december 2020 overeenkomstig artikel 41 van de EU Verordening 537/2014, dat stelt dat vanaf 17 juni 2020 een controleopdracht niet mag worden verlengd voor mandaten die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening een duur hebben van 20 jaar of meer. Wij hebben de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening van Sipef NV uitgevoerd gedurende minstens 30 opeenvolgende boekjaren.
Wij hebben de wettelijke controle uitgevoerd van de geconsolideerde jaarrekening van de groep, die de geconsolideerde balans op 31 december 2020 omvat, alsook de geconsolideerde winst- en verliesrekening, het overzicht van het gecnsolideerd totaalresultaat, het mutatieoverzicht van het geconsolideerd eigen vermogen en het geconsolideerd kasstroomoverzicht over het boekjaar afgesloten op die datum en de toelichting, met de belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en overige informatieverschaffing, waarvan het totaal van de geconsolideerde balans 946 641 (000) USD bedraagt en waarvan de geconsolideerde winst- en verliesrekening afsluit met een winst van het boekjaar van 16 178 (000) USD.
Naar ons oordeel geeft de geconsolideerde jaarrekening een getrouw beeld van het vermogen en van de financiële toestand van de groep op 31 december 2020 alsook van zijn geconsolideerde resultaten en van zijn geconsolideerde kasstromen over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS) zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften.
1
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens de internationale controlestandaarden (ISA's) zoals van toepassing in België. Wij hebben bovendien de door IAASB goedgekeurde internationale controlestandaarden toegepast die van toepassing zijn op huidige afsluitdatum en nog niet goedgekeurd op nationaal niveau. Onze verantwoordelijkheden op grond van deze standaarden zijn verder beschreven in de sectie "Verantwoordelijkheden van de commissaris voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening" van ons verslag. Wij hebben alle deontologische vereisten die relevant zijn voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening in België nageleefd, met inbegrip van deze met betrekking tot de onafhankelijkheid.
Wij hebben van het bestuursorgaan en van de aangestelde van de vennootschap de voor onze controle vereiste ophelderingen en inlichtingen verkregen.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Kernpunten van onze controle betreffen die aangelegenheden die naar ons professioneel oordeel het meest significant waren bij de controle van de geconsolideerde jaarrekening van de huidige verslagperiode. Deze aangelegenheden zijn behandeld in de context van onze controle van de geconsolideerde jaarrekening als geheel en bij het vormen van ons oordeel hierover, en wij verschaffen geen afzonderlijk oordeel over deze aangelegenheden.
| Kernpunten van de controle | Hoe onze controle de kernpunten van de controle behandelde |
|---|---|
| Toetsing van bijzondere waardevermindering op goodwill |
|
| Op 31 december 2020 bedroeg de boekwaarde van | Wij hebben inzicht verkregen in de interne |
goodwill 104 782 (000) USD. De jaarlijkse toets op bijzondere waardevermindering van goodwill is van belang voor onze audit omdat de realiseerbare waarde van deze goodwill wordt bepaald aan de hand van een berekening van de waarde in gebruik, uitgevoerd door het management op basis van een discounted cash flow-model dat complex, oordeelsgebonden en subjectief is. Het palmoliesegment wordt geïdentificeerd als een enkele kasstroom genererende eenheid (KGE) voor het testen van goodwill op bijzondere waardevermindering.
De realiseerbare waarde van KGE aan dewelke de goodwill wordt toegewezen, werd bepaald met behulp van het discounted cash flow-model. Het kasstroommodel omvat de relevante kasstromen, die naar verwachting in de toekomst zullen worden gegenereerd. Deze kasstromen worden verdisconteerd naar de contante waarde met gebruik van een discontovoet die de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal (WACC) benadert. De schatting van toekomstige kasstomen vereist het gebruik van operationele en toekomstgerichte assumpties.
Kernassumpties in het bepalen van de waarde in gebruik zijn de verwachte ruwe palmolieprijs en de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal (WACC).
Wij referen naar het jaarverslag, met inbegrip van de toelichting bij het jaarverslag: Goodwill en immateriële vaste activa (toelichting 8).
2
beheersingsprocessen rond de goodwill impairmentoefening, meer specifiek het managementbeoordelingsproces van het discounted cash flow-model, en de goedkeuring van de raad van bestuur van het onderliggende businessplan;
Sipef NV | 31 december 2020
belastingvorderingen
Realiseerbare waarde van uitgestelde
De groep heeft uitgestelde belastingvorderingen geboekt voor een bedrag van 8 447 (000) USD voor niet aangewende fiscale verliezen. De groep heeft zijn oordeel gebruikt om het bedrag aan uitgestelde belastingvorderingen te bepalen dat kan worden opgenomen, voor zover het waarschijnlijk is dat toekomstige belastbare winst beschikbaar zal zijn. We verwijzen naar het jaarverslag, inclusief toelichting bij het jaarverslag: Winstbelastingen (toelichting 23).
Wij hebben de interne controles met betrekking tot het bepalen van de realiseerbare waarde van uitgestelde belastingvorderingen, zoals uitgevoerd door het management, nagegaan en wij hebben testen uitgevoerd met betrekking tot het ontwerp en de implementatie van deze interne beheersings-
We hebben groeps- en lokaal management bevraagd met betrekking tot de erkenning van uitgestelde belastingvorderingen en fiscale voorzieningen en hebben beroep gedaan op zowel interne als externe belastingdeskundigen in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea om ons te helpen inzicht te krijgen in de potentiële impact van lokale belastingregels op de activiteiten van de
We hebben de veronderstellingen van het
dat uitgestelde belastingvorderingen in
worden gerealiseerd;
Verder hebben wij de toereikendheid van de toelichting 23 van het jaarverslag geëvalueerd.
management geëvalueerd, getest en kritisch in vraag gesteld om de waarschijnlijkheid te bepalen
toekomstige jaren via belastbaar inkomen zullen worden gerealiseerd, met inbegrip van een vergelijking van de consistentie van de prognoses van het belastbaar inkomen zoals gebruikt in de uitgestelde belastinganalyse met de prognoses zoals opgenomen in de financiële budgetten goedgekeurd door de raad van bestuur; We hebben de historische juistheid van de assumpties en het schattingsproces van het management beoordeeld door de voorspelde resultaten te vergelijken met de werkelijke bedrijfsresultaten om de waarschijnlijkheid te bepalen dat uitgestelde belastingvorderingen in toekomstige jaren via belastbaar inkomen zullen
maatregelen;
groep;
3
De groep heeft uitgestelde belastingvorderingen geboekt voor een bedrag van 8 447 (000) USD voor niet aangewende fiscale verliezen. De groep heeft zijn oordeel gebruikt om het bedrag aan uitgestelde belastingvorderingen te bepalen dat kan worden opgenomen, voor zover het waarschijnlijk is dat toekomstige belastbare winst beschikbaar zal zijn. We verwijzen naar het jaarverslag, inclusief toelichting bij het jaarverslag: Winstbelastingen (toelichting 23).
Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening die een getrouw beeld geeft in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS) zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften, alsook voor de interne beheersing die het bestuursorgaan noodzakelijk acht voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening die geen afwijking van materieel belang bevat die het gevolg is van fraude of van fouten.
Sipef NV | 31 december 2020
die leidt tot een getrouw beeld;
identificeren gedurende onze controle.
Overige door wet- en regelgeving gestelde eisen Verantwoordelijkheden van het bestuursorgaan
Verantwoordelijkheden van de commissaris
jaarrapport over de geconsolideerde jaarrekening
Jaarverslag 2020 – deel 1 – corporate governance verklaring;
Jaarverslag 2020 – deel 1 – andere informatie over de vennootschap;
Jaarverslag 2020 – deel 2 – commentaar bij de geconsolideerde financiële staten;
deze aangelegenheid uit te brengen.
jaarrekening, zijnde:
het evalueren van de algehele presentatie, structuur en inhoud van de geconsolideerde jaarrekening, en van de vraag of de geconsolideerde jaarrekening de onderliggende transacties en gebeurtenissen weergeeft op een wijze
het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie van de entiteiten of bedrijfsactiviteiten binnen de groep gericht op het tot uitdrukking brengen van een oordeel over de geconsolideerde jaarrekening. Wij zijn verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering
Wij communiceren met het auditcomité onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante controlebevindingen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing die wij
Wij verschaffen aan het auditcomité tevens een verklaring dat wij de relevante deontologische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd, en wij communiceren met hen over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en, waar van toepassing, over de daarmee verband
Uit de aangelegenheden die aan de het auditcomité zijn gecommuniceerd bepalen wij die zaken die het meest significant waren bij de controle van de geconsolideerde jaarrekening van de huidige verslagperiode, en die derhalve de kernpunten van onze controle uitmaken. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij het openbaar
Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het opstellen en de inhoud van het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, inclusief de verklaring van niet-financiële informatie gehecht aan dit jaarverslag en de andere informatie
In het kader van ons mandaat en overeenkomstig de Belgische bijkomende norm bij de in België van toepassing zijnde internationale controlestandaarden (ISA's), is het onze verantwoordelijkheid om, in alle van materieel belang zijnde opzichten, het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, inclusief de verklaring van niet-financiële informatie gehecht aan dit jaarverslag en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport te verifiëren, alsook verslag over
Aspecten betreffende het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening en andere informatie opgenomen in het
Na het uitvoeren van specifieke werkzaamheden op het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, zijn wij van oordeel dat dit jaarverslag overeenstemt met de geconsolideerde jaarrekening voor hetzelfde boekjaar en is opgesteld
In de context van onze controle van de geconsolideerde jaarrekening, zijn wij tevens verantwoordelijk voor het overwegen, in het bijzonder op basis van de kennis verkregen tijdens de controle, of het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport over de geconsolideerde
een afwijking van materieel belang bevat, hetzij informatie die onjuist vermeld is of anderszins misleidend is. In het licht van de werkzaamheden die wij hebben uitgevoerd, dienen wij u geen afwijking van materieel belang te melden.
overeenkomstig het artikel 3:32 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
van de groepscontrole. Wij blijven ongedeeld verantwoordelijk voor ons oordeel.
houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.
maken van deze aangelegenheden is verboden door wet- of regelgeving.
opgenomen in het jaarrapport over de geconsolideerde jaarrekening.
5
Bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening is het bestuursorgaan verantwoordelijk voor het inschatten van de mogelijkheid van de groep om haar continuïteit te handhaven, het toelichten, indien van toepassing, van aangelegenheden die met continuïteit verband houden en het gebruiken van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuursorgaan het voornemen heeft om de groep te liquideren of om de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of geen realistisch alternatief heeft dan dit te doen.
Onze doelstellingen zijn het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid over de vraag of de geconsolideerde jaarrekening als geheel geen afwijking van materieel belang bevat die het gevolg is van fraude of van fouten en het uitbrengen van een commissarisverslag waarin ons oordeel is opgenomen. Een redelijke mate van zekerheid is een hoog niveau van zekerheid, maar is geen garantie dat een controle die overeenkomstig de ISA's is uitgevoerd altijd een afwijking van materieel belang ontdekt wanneer die bestaat. Afwijkingen kunnen zich voordoen als gevolg van fraude of fouten en worden als van materieel belang beschouwd indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij, individueel of gezamenlijk, de economische beslissingen genomen door gebruikers op basis van deze geconsolideerde jaarrekening, beïnvloeden.
Bij de uitvoering van onze controle leven wij het wettelijk, reglementair en normatief kader na dat van toepassing is op de controle van de geconsolideerde jaarrekening in België. De wettelijke controle biedt geen zekerheid omtrent de toekomstige levensvatbaarheid van de vennootschap, noch van de efficiëntie of de doeltreffendheid waarmee het bestuursorgaan de bedrijfsvoering van de vennootschap ter hand heeft genomen of zal nemen.
Als deel van een controle uitgevoerd overeenkomstig de ISA's, passen wij professionele oordeelsvorming toe en handhaven wij een professioneel-kritische instelling gedurende de controle. We voeren tevens de volgende werkzaamheden uit:
het concluderen dat de door het bestuursorgaan gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is, en het concluderen, op basis van de verkregen controle-informatie, of er een onzekerheid van materieel belang bestaat met betrekking tot gebeurtenissen of omstandigheden die significante twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de groep om haar continuïteit te handhaven. Indien wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij ertoe gehouden om de aandacht in ons commissarisverslag te vestigen op de daarop betrekking hebbende toelichtingen in de geconsolideerde jaarrekening, of, indien deze toelichtingen inadequaat zijn, om ons oordeel aan te passen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van ons commissarisverslag. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de groep haar continuïteit niet langer kan handhaven;
het evalueren van de algehele presentatie, structuur en inhoud van de geconsolideerde jaarrekening, en van de vraag of de geconsolideerde jaarrekening de onderliggende transacties en gebeurtenissen weergeeft op een wijze die leidt tot een getrouw beeld;
Wij communiceren met het auditcomité onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante controlebevindingen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing die wij identificeren gedurende onze controle.
Wij verschaffen aan het auditcomité tevens een verklaring dat wij de relevante deontologische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd, en wij communiceren met hen over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en, waar van toepassing, over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.
Uit de aangelegenheden die aan de het auditcomité zijn gecommuniceerd bepalen wij die zaken die het meest significant waren bij de controle van de geconsolideerde jaarrekening van de huidige verslagperiode, en die derhalve de kernpunten van onze controle uitmaken. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij het openbaar maken van deze aangelegenheden is verboden door wet- of regelgeving.
Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het opstellen en de inhoud van het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, inclusief de verklaring van niet-financiële informatie gehecht aan dit jaarverslag en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport over de geconsolideerde jaarrekening.
In het kader van ons mandaat en overeenkomstig de Belgische bijkomende norm bij de in België van toepassing zijnde internationale controlestandaarden (ISA's), is het onze verantwoordelijkheid om, in alle van materieel belang zijnde opzichten, het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, inclusief de verklaring van niet-financiële informatie gehecht aan dit jaarverslag en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport te verifiëren, alsook verslag over deze aangelegenheid uit te brengen.
Na het uitvoeren van specifieke werkzaamheden op het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, zijn wij van oordeel dat dit jaarverslag overeenstemt met de geconsolideerde jaarrekening voor hetzelfde boekjaar en is opgesteld overeenkomstig het artikel 3:32 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
In de context van onze controle van de geconsolideerde jaarrekening, zijn wij tevens verantwoordelijk voor het overwegen, in het bijzonder op basis van de kennis verkregen tijdens de controle, of het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport over de geconsolideerde jaarrekening, zijnde:
Jaarverslag 2020 – deel 1 – corporate governance verklaring;
5
een afwijking van materieel belang bevat, hetzij informatie die onjuist vermeld is of anderszins misleidend is. In het licht van de werkzaamheden die wij hebben uitgevoerd, dienen wij u geen afwijking van materieel belang te melden. opgesteld in overeenstemming met de vermelde internationaal erkende referentiemodellen.
De niet-financiële informatie zoals vereist op grond van artikel 3:32, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, werd opgenomen in het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening (jaarverslag 2020 - deel 3 duurzaamheidsverslag). De vennootschap heeft zich bij het opstellen van deze niet-financiële informatie gebaseerd op de internationaal erkende referentiemodellen (RSPO en SDG). Overeenkomstig artikel 3:80 § 1, 5° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen spreken wij ons niet uit over de vraag of deze niet-financiële informatie is opgesteld in overeenstemming met de vermelde internationaal erkende referentiemodellen. Andere vermeldingen Huidig verslag is consistent met onze aanvullende verklaring aan het auditcomité bedoeld in artikel 11 van de verordening (EU) nr. 537/2014. Getekend te Antwerpen.
De niet-financiële informatie zoals vereist op grond van artikel 3:32, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, werd opgenomen in het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening (jaarverslag 2020 - deel 3 duurzaamheidsverslag). De vennootschap heeft zich bij het opstellen van deze niet-financiële informatie gebaseerd op de internationaal erkende referentiemodellen (RSPO en SDG). Overeenkomstig artikel 3:80 § 1, 5° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen spreken wij ons niet uit over de vraag of deze niet-financiële informatie is
Ons bedrijfsrevisorenkantoor en ons netwerk hebben geen opdrachten verricht die onverenigbaar zijn met de
De honoraria voor de bijkomende opdrachten die verenigbaar zijn met de wettelijke controle bedoeld in artikel 3:65 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen werden correct vermeld en uitgesplitst in de
Beknopte jaarrekening van de moedermaatschappij
Bank van België neergelegd worden.
SIPEF, Calesbergdreef 5, B-2900 Schoten.
Deze verslagen kunnen op aanvraag verkregen worden bij:
financiële situatie en de prestaties van de SIPEF-groep.
financiering van de verdere uitbreiding in Indonesië.
weerspiegeling van de onderliggende economische ontwikkeling.
bestuur voor het resultaat (in KUSD) als volgt te bestemmen:
Winst van het boekjaar: KUSD 2 222 Totaal te bestemmen: KUSD 97 797 Toevoeging aan de wettelijke reserve: KUSD 0 Toevoeging aan de overige reserves: KUSD -879 Vergoeding van het kapitaal: KUSD -4 472 Over te dragen winst: KUSD 92 445
Overgedragen winst van het vorige boekjaar: KUSD 95 575
De jaarrekening van SIPEF wordt hierna volgens een beknopt schema voorgesteld. Overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen zullen de jaarrekening van SIPEF evenals het jaarverslag en het verslag van de commissaris, bij de Nationale
Alleen de geconsolideerde jaarrekening vervat in de voorafgaande bladzijden geven een correct en betrouwbaar beeld van de
Het eigen vermogen van SIPEF voor winstverdeling bedraagt KUSD 264 941, wat overeenstemt met USD 25,04 per aandeel.
De enkelvoudige resultaten van SIPEF worden in belangrijke mate bepaald door dividenden en meer-/minwaarden. Aangezien SIPEF niet alle deelnemingen van de Groep rechtstreeks aanhoudt, is het geconsolideerde resultaat van de Groep een juistere
De enkelvoudige winst van het boekjaar 2020 bedraagt KUSD 2 222 tegenover een winst van KUSD 30 827 in het vorige boekjaar. Op 10 februari 2021 heeft de raad van bestuur de uitbetaling van KEUR 3 703 (EUR 0,35 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. Na inhouding van de roerende voorheffing (30%) bedraagt het netto-dividend EUR 0,245 per aandeel. Aangezien de eigen aandelen niet dividendgerechtigd zijn overeenkomstig artikel 7:217 §3 WVV, hangt het totaalbedrag van de dividenden af van het aantal eigen aandelen voor rekening van SIPEF, op 10 juni 2021 om 23u59 CET (met name de dag voor de ex-date). De raad van bestuur stelt voor om te worden gemachtigd om in functie hiervan het finale totaalbedrag van de dividenden (en de daaruit voortvloeiende wijziging) in de enkelvoudige jaarrekening in te vullen. Het maximale voorgestelde totaalbedrag bedraagt KEUR 3 703. Indien de gewone
Rekening houdend met het aantal aangehouden eigen aandelen op datum van het opstellen van het jaarverslag, stelt de raad van
algemene vergadering dit dividendvoorstel goedkeurt, zal het dividend betaalbaar worden gesteld vanaf 7 juli 2021.
Het statutair verslag van de commissaris bevat een oordeel zonder voorbehoud en verklaart dat de niet-geconsolideerde jaarrekening van SIPEF NV een getrouw beeld geeft van het vermogen en van de financiële toestand van de vennootschap per 31 december 2020, en van haar resultaten over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, overeenkomstig de Belgische boekhoudwetgeving. Het balanstotaal van de vennootschap per 31 december 2020 bedraagt KUSD 464 111 tegenover KUSD 473 371 het jaar voordien. De 'financiële vaste activa – vorderingen op verbonden ondernemingen' namen toe met KUSD 30 521 voornamelijk door de
Vermeldingen betreffende de onafhankelijkheid
toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening.
Sipef NV | 31 december 2020
Huidig verslag is consistent met onze aanvullende verklaring aan het auditcomité bedoeld in artikel 11 van de verordening (EU) nr. 537/2014. . Deloitte Bedrijfsrevisoren BV
Getekend te Antwerpen. Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander
Deloitte Bedrijfsrevisoren BV Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander

Deloitte Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d'Entreprises BV/SRL Registered Office: Gateway building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J, B-1930 Zaventem VAT BE 0429.053.863 - RPR Brussel/RPM Bruxelles - IBAN BE86 5523 2431 0050 - BIC GKCCBEBB
.
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
Deloitte Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d'Entreprises BV/SRL
Registered Office: Gateway building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J, B-1930 Zaventem VAT BE 0429.053.863 - RPR Brussel/RPM Bruxelles - IBAN BE86 5523 2431 0050 - BIC GKCCBEBB Sipef NV | 31 december 2020
Andere vermeldingen
Getekend te Antwerpen.
Sipef NV | 31 december 2020
Andere vermeldingen
De commissaris
Getekend te Antwerpen.
Deloitte Bedrijfsrevisoren BV
Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander
De commissaris
verordening (EU) nr. 537/2014.
Deloitte Bedrijfsrevisoren BV
Vermeldingen betreffende de onafhankelijkheid
verordening (EU) nr. 537/2014.
mandaat onafhankelijk gebleven tegenover de groep.
Vermeldingen betreffende de onafhankelijkheid
mandaat onafhankelijk gebleven tegenover de groep.
toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening.
toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening.
Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander
De niet-financiële informatie zoals vereist op grond van artikel 3:32, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, werd opgenomen in het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening (jaarverslag 2020 - deel 3 duurzaamheidsverslag). De vennootschap heeft zich bij het opstellen van deze niet-financiële informatie gebaseerd op de internationaal erkende referentiemodellen (RSPO en SDG). Overeenkomstig artikel 3:80 § 1, 5° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen spreken wij ons niet uit over de vraag of deze niet-financiële informatie is
opgesteld in overeenstemming met de vermelde internationaal erkende referentiemodellen.
De niet-financiële informatie zoals vereist op grond van artikel 3:32, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, werd opgenomen in het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening (jaarverslag 2020 - deel 3 duurzaamheidsverslag). De vennootschap heeft zich bij het opstellen van deze niet-financiële informatie gebaseerd op de internationaal erkende referentiemodellen (RSPO en SDG). Overeenkomstig artikel 3:80 § 1, 5° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen spreken wij ons niet uit over de vraag of deze niet-financiële informatie is
Ons bedrijfsrevisorenkantoor en ons netwerk hebben geen opdrachten verricht die onverenigbaar zijn met de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening en ons bedrijfsrevisorenkantoor is in de loop van ons
De honoraria voor de bijkomende opdrachten die verenigbaar zijn met de wettelijke controle bedoeld in artikel 3:65 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen werden correct vermeld en uitgesplitst in de
Huidig verslag is consistent met onze aanvullende verklaring aan het auditcomité bedoeld in artikel 11 van de
Ons bedrijfsrevisorenkantoor en ons netwerk hebben geen opdrachten verricht die onverenigbaar zijn met de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening en ons bedrijfsrevisorenkantoor is in de loop van ons
De honoraria voor de bijkomende opdrachten die verenigbaar zijn met de wettelijke controle bedoeld in artikel 3:65 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen werden correct vermeld en uitgesplitst in de
Huidig verslag is consistent met onze aanvullende verklaring aan het auditcomité bedoeld in artikel 11 van de
.
opgesteld in overeenstemming met de vermelde internationaal erkende referentiemodellen.
.
Deloitte Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d'Entreprises BV/SRL
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
Registered Office: Gateway building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J, B-1930 Zaventem VAT BE 0429.053.863 - RPR Brussel/RPM Bruxelles - IBAN BE86 5523 2431 0050 - BIC GKCCBEBB
Registered Office: Gateway building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J, B-1930 Zaventem VAT BE 0429.053.863 - RPR Brussel/RPM Bruxelles - IBAN BE86 5523 2431 0050 - BIC GKCCBEBB
Deloitte Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d'Entreprises BV/SRL
De jaarrekening van SIPEF wordt hierna volgens een beknopt schema voorgesteld. Overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen zullen de jaarrekening van SIPEF evenals het jaarverslag en het verslag van de commissaris, bij de Nationale Bank van België neergelegd worden.
Deze verslagen kunnen op aanvraag verkregen worden bij:
SIPEF, Calesbergdreef 5, B-2900 Schoten.
Alleen de geconsolideerde jaarrekening vervat in de voorafgaande bladzijden geven een correct en betrouwbaar beeld van de financiële situatie en de prestaties van de SIPEF-groep.
Het statutair verslag van de commissaris bevat een oordeel zonder voorbehoud en verklaart dat de niet-geconsolideerde jaarrekening van SIPEF NV een getrouw beeld geeft van het vermogen en van de financiële toestand van de vennootschap per 31 december 2020, en van haar resultaten over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, overeenkomstig de Belgische boekhoudwetgeving.
Het balanstotaal van de vennootschap per 31 december 2020 bedraagt KUSD 464 111 tegenover KUSD 473 371 het jaar voordien.
De 'financiële vaste activa – vorderingen op verbonden ondernemingen' namen toe met KUSD 30 521 voornamelijk door de financiering van de verdere uitbreiding in Indonesië.
Het eigen vermogen van SIPEF voor winstverdeling bedraagt KUSD 264 941, wat overeenstemt met USD 25,04 per aandeel.
De enkelvoudige resultaten van SIPEF worden in belangrijke mate bepaald door dividenden en meer-/minwaarden. Aangezien SIPEF niet alle deelnemingen van de Groep rechtstreeks aanhoudt, is het geconsolideerde resultaat van de Groep een juistere weerspiegeling van de onderliggende economische ontwikkeling.
De enkelvoudige winst van het boekjaar 2020 bedraagt KUSD 2 222 tegenover een winst van KUSD 30 827 in het vorige boekjaar.
Op 10 februari 2021 heeft de raad van bestuur de uitbetaling van KEUR 3 703 (EUR 0,35 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. Na inhouding van de roerende voorheffing (30%) bedraagt het netto-dividend EUR 0,245 per aandeel. Aangezien de eigen aandelen niet dividendgerechtigd zijn overeenkomstig artikel 7:217 §3 WVV, hangt het totaalbedrag van de dividenden af van het aantal eigen aandelen voor rekening van SIPEF, op 10 juni 2021 om 23u59 CET (met name de dag voor de ex-date). De raad van bestuur stelt voor om te worden gemachtigd om in functie hiervan het finale totaalbedrag van de dividenden (en de daaruit voortvloeiende wijziging) in de enkelvoudige jaarrekening in te vullen. Het maximale voorgestelde totaalbedrag bedraagt KEUR 3 703. Indien de gewone algemene vergadering dit dividendvoorstel goedkeurt, zal het dividend betaalbaar worden gesteld vanaf 7 juli 2021.
Rekening houdend met het aantal aangehouden eigen aandelen op datum van het opstellen van het jaarverslag, stelt de raad van bestuur voor het resultaat (in KUSD) als volgt te bestemmen:
(na winstverdeling)
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Activa | ||
| Vaste activa | 387 529 | 357 140 |
| Oprichtingskosten | 0 | 0 |
| Immateriële vaste activa | 473 | 517 |
| Materiële vaste activa | 362 | 450 |
| Financiële vaste activa | 386 694 | 356 173 |
| Vlottende activa | 76 582 | 116 231 |
| Vorderingen op meer dan één jaar | 9 | 1 829 |
| Voorraden en bestellingen in uitvoering | 411 | 508 |
| Vorderingen op ten hoogste één jaar | 64 109 | 102 244 |
| Geldbeleggingen | 8 477 | 9 409 |
| Liquide middelen | 3 223 | 2 183 |
| Overlopende rekeningen | 353 | 58 |
| Totaal activa | 464 111 | 473 371 |
| Passiva | ||
| Eigen vermogen | 260 469 | 262 720 |
| Kapitaal | 44 734 | 44 734 |
| Uitgiftepremies | 107 970 | 107 970 |
| Reserves | 15 320 | 14 441 |
| Overgedragen winst/ (verlies) | 92 445 | 95 575 |
| Voorzieningen en uitgestelde belastingen | 0 | 0 |
| Voorzieningen voor risico's en kosten | 0 | 0 |
| Schulden | 203 642 | 210 651 |
| Schulden op meer dan één jaar | 54 000 | 63 000 |
| Schulden op ten hoogste één jaar | 149 608 | 147 185 |
| Overlopende rekeningen | 35 | 466 |
| Totaal passiva | 464 111 | 473 371 |
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Bedrijfsopbrengsten | 150 279 | 160 695 |
| Bedrijfskosten | - 149 026 | - 159 791 |
| Bedrijfsresultaat | 1 253 | 904 |
| Financiële opbrengsten | 6 363 | 35 266 |
| Financiële kosten | - 5 081 | - 5 321 |
| Financieel resultaat | 1 282 | 29 945 |
| Resultaat van het boekjaar voor belasting | 2 535 | 30 849 |
| Belastingen op het resultaat | - 313 | - 22 |
| Resultaat van het boekjaar | 2 222 | 30 827 |
| In KUSD | 2020 | 2019 |
|---|---|---|
| Te bestemmen winst/(verlies) | 97 797 | 96 270 |
| Te bestemmen winst (te verwerken verlies) van het boekjaar | 2 222 | 30 827 |
| Overgedragen winst/(verlies) van het vorige boekjaar | 95 575 | 65 443 |
| Resultaatverwerking | 97 797 | 96 270 |
| Toevoeging aan de wettelijke reserve | 0 | 0 |
| Toevoeging aan de overige reserves | 879 | 695 |
| Over te dragen resultaat | 92 445 | 95 575 |
| Dividend | 4 472 | 0 |
| Vergoeding aan bestuurders | 0 | 0 |



Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 2900 Schoten België
RPR: Antwerpen BTW: BE 0404 491 285
Website: www.sipef.com
Voor meer informatie over SIPEF: Tel.: +32 3 641 97 00
This annual report is also available in English.
Vertaling: dit jaarverslag is verkrijgbaar in het Nederlands en het Engels. De Nederlandse versie is de originele en de andere versie is een vrije vertaling. We hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om verschillen tussen de taalversies te vermijden, maar als er toch verschillen zijn, dan heeft de Nederlandse versie voorrang.
Concept en realisatie: Focus advertising
Fotografie: Portretten van de voorzitter, de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité © Wim Kempenaers sommige beelden van plantages en producten © Jez O'Hare Photography, © Adrian Tan Photography en © Hien Bamouroukoun
In België gedrukt door Inni Group

François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder
Johan Nelis chief financial officer
Baron Luc Bertrand, voorzitter en François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder verklaren dat bij hun weten:
Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA
Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, Gateway Building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J 1930 Zaventem België


www.sipef.com

DEEL 3 - DUURZAAMHEIDSVERSLAG

In het Duurzaamheidsverslag van SIPEF voor 2020 worden de milieugerelateerde, economische en sociale prestaties van alle operationele en beheeractiviteiten binnen de Groep behandeld. Dit omvat zowel de oliepalm-, rubber-, thee- en bananenactiviteiten in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust als de activiteiten van het Hoofdkantoor in België. Het doel van dit verslag is nogmaals te wijzen op de verbintenissen die SIPEF is aangegaan en die zijn verankerd in het Verantwoordelijk Plantagebeleid1 ("Responsible Plantations Policy" - RPP) van het bedrijf.

Het Duurzaamheidverslag werd voor het eerst opgenomen in het Jaarverslag van 2019, in overeenstemming met de wettelijke vereiste om over niet-financiële informatie te rapporteren. Het beschreef de prestaties van de Groep in 2018 en 2019 en vormde de overgang van de laatste tweejaarlijkse publicatie van het Duurzaamheidsverslag van SIPEF op de website naar het Jaarverslag van vandaag. Vanaf het Jaarverslag van 2020 zal het Duurzaamheidsverslag zich toespitsen op de jaarlijkse prestaties van de Groep voor het boekjaar waarop het verslag betrekking heeft.
De structuur en inhoud van dit verslag zijn gebaseerd op de Belgische wetgeving betreffende niet-financiële informatie en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" - SDG's) van de Verenigde Naties en zijn verder geïnspireerd door de GRIindex ("Global Reporting Initiative").
SIPEF heeft geen beroep gedaan op derden om de inhoud van dit rapport te staven, maar de Groep onderzoekt momenteel of het nodig is dergelijk toezicht permanent in te voeren op basis van opmerkingen van haar stakeholders. De Groep gelooft echter dat haar verschillende certificeringen de stakeholders voldoende garanties voor haar prestaties bieden.
In het verslag worden de prestaties van de Groep in hun context weergegeven, vooral in verhouding tot de unieke ecologische en sociale landschappen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust.
1 www.sipef.com/hq/sustainability/policies/ responsible-plantations-policy/
| Over dit verslag . 2 |
|---|
| Materialiteitsmatrix . 4 |
| Boodschap van de gedelegeerd bestuurder . 6 Verwezenlijkingen en doelstellingen . 14 |
| De duurzaamheidsaanpak van SIPEF . 18 |
| 1. Verantwoordelijk plantagebeleid 21 |
| 2. Verantwoordelijk aankoopbeleid . 22 |
| 3. Beste beheerpraktijken . 22 |
| 4. Certificeringen . 22 |
| 5. Traceerbaarheid . 34 |
| 6. Bestuursstructuur 35 |
| 7. Referentiemodel: UNSDG's . 37 |
| Milieuthema's . 39 |
|
|---|---|
| 1. Uitstoot van broeikasgassen . 41 |
|
| 1. Geen ontbossing en geen veengebieden 42 | |
| 2. Uitstoot van broeikasgassen uit | |
| vloeibare afvalstoffen van palmoliefabrieken 46 | |
| 3. Uitstoot van broeikasgassen uit het gebruik | |
| van fossiele brandstoffen 48 | |
| 2. Bescherming, behoud en herstel van terrestrische | |
| ecosystemen en biodiversiteit . 49 |
|
| 1. HCV/HCSA . 50 |
|
| 2. Milieubehoud . 50 |
|
| 3. Herbebossingsprogramma (Ivoorkust) . 54 |
|
| 4. Vermindering van gebruik van hout als | |
| brandstof (Ivoorkust) . 56 |
|
| 5. Brandpreventie . 56 |
|
| 3. Gebruik van chemicaliën . 58 |
|
| 1. Meststoffen . 58 |
|
| 2. Pesticiden . 59 |
|
| 3. Compost . 60 |
| 4. Waterbeheer . 60 |
|---|
| 1. Vermindering van het watergebruik . 61 |
| 2. Lozing van afvalwater . 62 |
| 5. Rendementsverhoging . 63 |
| 1. Productkwaliteit & Productiviteit . 64 |
| 2. Verdant Bioscience Pte Ltd . 66 |
| Sociaal verantwoorde thema's . 68 |
| 1. Eerlijke arbeidspraktijken . 70 |
| 2. Impact op de gemeenschap 74 |
| 3. Lokale boeren . 77 |
| Respect voor de mensenrechten | 80 |
|---|---|
| 1. Kinderarbeid 82 | |
| 2. Degelijke verloning . | 82 |
| 3. Vakbonden . | 82 |
| Ethische thema's . | 83 |
|---|---|
| 1. Gedragscode . | 83 |
| 2. Algemeen privacybeleid 86 |
| Bijlage | 87 | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Voor meer inlichtingen . | 93 | ||||||||
| Verantwoordelijke personen . | 94 |
Het bedrijfsmodel van SIPEF wordt gekenmerkt door een sterke betrokkenheid van de stakeholders bij de duurzame ontwikkeling van haar activiteiten. Alleen door samen te werken met klanten, sociaal en ecologisch geïnspireerde niet-gouvernementele organisaties (ngo's), producenten, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders, zowel uit de privésector als uit de publieke sector, kunnen veilige, verantwoorde en duurzame standaarden en praktijken worden ingevoerd en bevorderd in de sector.
In maart en april 2017 heeft het senior management van SIPEF in drie intensieve workshops de verschillende punten ingedeeld naar hun belang voor de Groep. Elk jaar worden alle onderwerpen van de materialiteitsmatrix geëvalueerd, gewijzigd, geherclassificeerd of afgerond afhankelijk van de nieuwste inzichten op het vlak van duurzaamheid. Aangezien er over de jaren heen vooruitgang is geboekt, is de focus op het gebied van duurzaamheid verschoven naar nieuwe domeinen waar verbetering mogelijk is. De Groep gaat hierin mee omdat zij zo haar inspanningen opnieuw kan afstemmen om de activiteiten te verbeteren. Bij het opstellen van het Duurzaamheidsverslag van 2020 heeft het duurzaamheidsteam van SIPEF, onder begeleiding van Pricewaterhouse-Coopers, een benchmarking uitgevoerd van klanten, sociale en milieu-ngo's en andere plantagebedrijven. SIPEF heeft onder andere initiatieven met meerdere stakeholders zoals de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en de "Palm Oil Innovation Group" (POIG) onder de loep genomen, net als bestaande benchmarks, meer bepaald die in de "Sustainable Palm Oil Transparency Toolkit" (SPOTT) die de "Zoological Society of London" heeft gepubliceerd.
Aan de hand van deze kritische screening werden de belangrijkste bedrijfsaspecten vastgelegd voor de stakeholders en de Vennootschap. SIPEF is er zich van bewust dat het ontzettend belangrijk is voor de voortzetting van de activiteiten van de Groep om te weten wie haar verschillende stakeholders zijn en voortdurend met hen in dialoog te gaan.
De Vennootschap is van mening dat de relevantie van de diverse onderwerpen in deze matrix nog niet gewijzigd is sinds 2019 en nog steeds van toepassing is in 2020.

* met inbegrip van het verhinderen van Kinderarbeid, Gelijke Behandeling en het Welzijn van de Werknemers
Ik ben verheugd het Duurzaamheidsverslag van SIPEF te kunnen voorstellen voor het boekjaar 2020. Voor de tweede maal op rij is dit verslag geïntegreerd in het Jaarverslag van de Vennootschap. Ik ben ervan overtuigd dat het belangrijk is het Duurzaamheidsverslag voor te stellen als een onlosmakelijk deel van de jaarlijkse berichtgeving van de Groep. Alleen op deze wijze kan een volledig beeld verkregen worden van de activiteiten van de Groep en de impact ervan op haar omgeving. Duurzaamheid is immers al van in het begin een essentieel onderdeel van het bedrijfsmodel van de Groep en loopt als een rode draad door het hele bestaan en de verwezenlijkingen van de Vennootschap. De arbeidsintensieve plantageactiviteiten van SIPEF in de tropische landbouw zijn onafscheidelijk verbonden met respect voor de planeet en de mens.
Met het Duurzaamheidsverslag wil SIPEF niet alleen de evolutie van haar reeds bestaande duurzaamheidsbeleid in het daglicht zetten, maar vooral de meest recente ontwikkelingen en toepassingen ervan in de praktijk toelichten. Daarbij is het belangrijk te vermelden dat de agro-industriële activiteiten van de Groep betrekking hebben op gewassen die tot maturiteit komen na een aantal jaren en de impact ervan op de natuurlijke en sociale omgeving dus ook enkel op lange termijn kan geëvalueerd worden. De Groep wil zich blijvend inzetten om haar prestaties te verbeteren en haar inspanningen op het vlak van duurzaamheid te integreren in en af te stemmen op zijn activiteiten.
Als tropisch landbouwbedrijf blijft SIPEF focussen op de verkoop van ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" – CPO), ruwe palmpitolie ("Crude Palm Kernel Oil" – CPKO) en palmpitten ("Palm Kernels" – PK), allemaal via gecertificeerde verkoopkanalen, gecontroleerd door de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), voor consumptie in de voedingsindustrie en voor de productie van groene energie. Dit marketingbeleid is overigens ook van toepassing op de andere producten van de Groep: thee, rubber en bananen. In 2019 kon Plantations J. Eglin in Ivoorkust zijn eerder verworven "Rainforest Alliance"-certificatie uitbreiden met een Fairtrade-label voor de bananenplantage van Motobé. De twee andere bananenplantages, Agboville and Azaguié, ontvingen de Fairtradecertificatie in 2020. De Groep kan er dus trots op zijn dat nu al haar bananenactiviteiten Fairtrade gecertificeerd zijn. Deze evolutie bewijst eens te meer dat SIPEF voortdurend haar aandacht richt op betere sociale en ecologische normen in al haar activiteiten. In de toekomst zal SIPEF er blijven naar streven al haar producten te leveren via gecertificeerde fysische bevoorradingsketens met volledige traceerbaarheid.
De inspanningen van de Groep werden beloond met de erkenning van de "Zoological Society of London" (ZSL). Door een betere communicatie en bepaalde engagementen van SIPEF op duurzaamheidsgebied duidelijker te verwoorden kende SIPEF opnieuw een sterke stijging in de

scoring in de "Sustainable Palm Oil Transparency Toolkit"-rangschikking (SPOTT-rating) en kon ook in 2020 een vooraanstaande plaats behouden in de lijst van de meest duurzame bedrijven in de palmsector. De Groep blijft ijveren om deze ranking te behouden en zelfs voortdurend te verbeteren door het lanceren van nieuwe projecten en het stimuleren van nieuwe ideeën.
De voorbije jaren engageerde SIPEF zich en ondernam reeds verschillende stappen om de uitstoot van broeikasgassen ("Greenhouse Gases" – GHG) te verminderen. Zo wordt momenteel de mogelijkheid onderzocht om koolstofuitstoot sterk te reduceren. Om dergelijke doelstelling op een realistische manier te kunnen bereiken, is een eerste vereiste een goed inzicht in de historische en huidige emissies van de Groep. SIPEF heeft echter een uniforme methodologie nodig, om een referentiecijfer voor broeikasgasemissies te kunnen vaststellen op basis waarvan reductiedoelstellingen en reductiestrategieën kunnen worden bepaald.
Sinds 2014 worden de historische GHG-emissies voor de RSPO-gecertificeerde oliepalmplantages van SIPEF geschat met behulp van de GHGcalculator van de RSPO. Deze GHG-calculator vertoont echter een paar tekortkomingen. Elke versie geeft andere uitkomsten met dezelfde gegevens. Bovendien is de RSPO GHG-calculator niet afgestemd op de bredere industrienormen die door de meeste bedrijven worden gebruikt, zoals die van ISO 14064 of het GHG-protocol.
-- François Van Hoydonck

Na bestudering van de verschillende methodologieën heeft SIPEF besloten een systeem op te zetten voor de berekening van de 'koolstof'-prestatie van al haar teelten, namelijk de teelt van oliepalmen, rubber, thee en bananen, met gebruikmaking van de ISO 14064-methodologie en de rapporteringstools.
Op basis hiervan kan SIPEF haar emissies in de toekomst voor elk gewas ramen en op basis daarvan de volgende realistische emissiereductiedoelstellingen vaststellen, alsook een strategie om deze doelstellingen te bereiken. Het was oorspronkelijk de ambitie van de Groep om deze cijfers voor de eerste maal in 2020 te kunnen produceren. De audits liepen echter vertraging op ten gevolge van covid-19 en de eerste resultaten, berekend volgens deze methodologie, zullen pas in 2021 kunnen gepubliceerd worden.
De stappen tot vermindering van haar uitstoot van broeikasgassen wordt door SIPEF ook reeds jaren in praktijk gebracht. De Vennootschap heeft immers met haar diversiteitsproject al vele jaren bijgedragen tot natuurbehoud in Indonesië en blijft ook actief in onderzoek en ontwikkeling naar verbetering van de bebossing. De meer dan 12 000 hectaren beschermd bosgebied nabij het Nationaal park Kerinci Seblat worden constant bewaakt door de plaatselijke medewerkers van SIPEF Biodiversiteit Indonesië (SBI) in Bengkulu. Dit is één van die gewaardeerde verwezenlijkingen van herbebossingsprojecten van jungle reservaten die recentelijk werden aangetast, waarbij op lange termijn alle voordelen zullen toekomen aan de mensen in de naburige dorpen. Ook het broedproject voor schildpadden, dat ervoor zorgt dat beschermde schildpadsoorten hun eieren kunnen leggen op stranden bij Bengkulu die door SIPEF-medewerkers worden bewaakt blijft een waardevol natuurbeschermingsproject, zij het op een kleinere schaal.
In de loop van de jaren zijn er ook reeds forse inspanningen geleverd om de uitstoot van broeikasgassen door de fabrieken te verkleinen. Vijf van de negen fabrieken zijn al uitgerust met een installatie om methaangas op te vangen, en in 2018 werd een proefproject met een biogasmotor die stroom levert aan het lokale net voltooid. Maar door het onsamenhangende beleid rond hernieuwbare energie van de Indonesische openbare nutsbedrijven, waarbij contractherzieningen ertoe hebben geleid dat de huidige elektriciteitsprijzen de productiekosten niet langer volledig dekken, is het voor de Groep zeer moeilijk geworden om de overheidsstrategie inzake duurzame, hernieuwbare energie te blijven steunen.
Recentelijk ging de Groep nog op zoek naar alternatieven om fossiele energie te vervangen door energie van duurzame oorsprong, wat uitmondde in het "biocoal"-project. SIPEF besloot te investeren in de productie van 10 000 ton getorrificeerde pellets per jaar door de Umbul Mas Wisesa Palm Oil Mill. In de fabriek worden de lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches" – EFB) omgezet in een kostenefficiënte industriële biomassa. Deze grondstof wordt dan gebruikt als brandstof in biomassa gestookte boilers. Aangezien het torreficatie-proces van de EFB in de fabriek is geïntegreerd, is er geen verlies van biomassa en geen biologische afbraak van de biomassa na de voorheen gebruikelijke verspreiding van de EFB in het veld, waardoor de uitstoot van methaan wordt vermeden. De getorrificeerde EFB-pellets zijn tevens een ideaal vervangingsproduct voor andere vormen van biomassa of steenkool, en vereisen geen investeringen in stoomketels. De installatie van alle machines en uitrusting was voltooid in 2020. De inbedrijfstelling is door de coronamaatregelen uitgesteld tot april 2021.
De investering van SIPEF in Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS) blijft een zeer belangrijke motor van innovatie voor de Groep. VBS werd opgericht in 2013 door SIPEF samen met andere partners in de sector om kwaliteitszaden voor oliepalmen met een hoog rendement te ontwikkelen en op de markt te brengen. Hierdoor zal SIPEF in de toekomst kunnen inspelen op de toenemende vraag naar plantaardige oliën zonder evenredige toename van het areaal aan landbouwgronden en bovendien met een verlaging van de productiekosten per eenheid en een verhoging van de winstgevendheid. Palmolie, nu reeds de plantaardige olie met de hoogste opbrengst per hectare ter wereld, heeft het potentieel om het rendement op lange termijn aanzienlijk te verbeteren. Hogere rendementen uit VBS-zaad zullen een zeer betekenisvolle stap voorwaarts betekenen voor het milieu en helpen om te voldoen aan de marktvraag naar plantaardige olie, terwijl de druk op de vernietiging van bossen en van biodiversiteit wordt weggenomen.
SIPEF was verheugd om in 2020, ter gelegenheid van de verkoop door Sime Darby van zijn 52%-deelneming in VBS, eerst Ackermans & van Haaren (AVH) met 42% en, enkele maanden later, PT Dharma Satya Nusantara TBK (DSN) met 10%, als nieuwe partners te kunnen verwelkomen in het aandeelhouderschap van VBS. Met het toegewijde onderzoekers team van BioSing, met AVH als soliede lange termijn referentieaandeelhouder en met DSN als operationele sectorgenoot, zal VBS duurzaam kunnen bijdragen tot de uitbouw van de geslaagde toekomst van de activiteiten van de Groep in de palmoliesector.
In de loop van de jaren zijn er ook reeds forse inspanningen geleverd om de uitstoot van broeikasgassen door de fabrieken te verkleinen. Vijf van de negen fabrieken zijn al uitgerust met een installatie om methaangas op te vangen.
-- François Van Hoydonck
De vooruitzichten op lange termijn voor palmolie blijven over het algemeen gunstig, op basis van een groeiende wereldbevolking, vooral in landen ten zuiden van de evenaar, waar de stijgende consumptie van palmolie gekoppeld is aan een toenemende vraag naar olie en vetten als basisingrediënt in de dagelijkse voeding. Palmolie verovert een groter aandeel in de vraag naar plantaardige oliën en biobrandstoffen overal in de wereld,
SIPEF zal in de toekomst kunnen inspelen op de toenemende vraag naar plantaardige oliën zonder evenredige toename van het areaal aan landbouwgronden.
-- François Van Hoydonck
behalve in Europa. Dat is vooral te danken aan de efficiëntie en lage productiekosten van palmolie in vergelijking met andere vloeibare oliën. Voor de productie van palmolie is immers in het algemeen vijf- tot achtmaal minder landbouwgrond nodig dan voor andere gewassen om dezelfde hoeveelheid olie te produceren, en palmolie is bovendien een zeer stabiele, van nature vaste vetstof met lange houdbaarheid en een hoog smeltpunt, wat borg staat voor een veelzijdig gebruik in de voedingssector. Palmolie moet dan ook worden gezien als een essentieel onderdeel van een evenwichtig eetpatroon voor een groeiende wereldbevolking die steeds welvarender wordt. Om al deze redenen moet de teelt van oliepalmen en de productie van palmolie worden gestimuleerd en verder ontwikkeld op een duurzame manier.
De toenemende vraag naar palmolie in de voorbije 20 jaar heeft geleid tot een ongecontroleerde uitbreiding van de palmproductiegebieden en heeft de beschikbare gronden in de landen waar oliepalmen het meest produceren onder druk gezet. Dit heeft geleid tot ontbossing en het toegenomen gebruik van turfgronden, vooral in Maleisië en Indonesië, waar de grootste uitbreidingen hebben plaatsgevonden.
Door de oprichting van de RSPO in 2005 en andere certificeringen die daarop volgden, is palmolie de laatste jaren echter één van de meest gereglementeerde landbouwactiviteiten geworden. In november 2018 werden de RSPO-normen zelfs nog verstrengd. De recentste versie van de RSPO-principes en -criteria omvat een zero-ontbossingsnorm en verbiedt de uitbreiding naar turfgronden. De nieuwe normen omvatten ook speciale voorschriften voor de bescherming en het eventuele herstel van bestaande turfgronden die in de jaren vóór de invoering van de RSPO-norm werden ontwikkeld tot oliepalmplantages. De RSPO heeft ook zijn normen met betrekking tot arbeidsomstandigheden en de rechten van werknemers aangescherpt met de invoering van de vereiste van de "Decent Living Wage". SIPEF steunt deze positieve ontwikkelingen en met de invoering van haar Verantwoordelijke Plantagebeleid in 2014, dat elk jaar wordt bijgewerkt, moedigt het de toepassing van de nieuwste normen aan, die meestal verder gaan dan de geaggregeerde certificeringen die vandaag worden opgelegd.
Gelet op de recente ontwikkelingen op het vlak van duurzaamheid en de normen die de sector hanteert, richt het Europese Parlement onterecht zijn pijlen op de palmoliesector voor zijn aandeel in de wereldwijde ontbossing. Verschillende onderzoeken tonen aan dat extensieve veeteelt, akkerbouw in het bijzonder, maar ook de cacaoen koffieteelt, bosbouw en de uitbreiding van soja- en raapzaadarealen een grote rol spelen in de ontbossing van bosrijke gebieden. Er is dus geen reden om palmolie in het vizier te nemen als enige niet-gesubsidieerde gewas voor biobrandstoffen. De palmsector is de voorbije jaren een van de meest gereglementeerde en op duurzaamheid gerichte sectoren van de wereldwijde agrarische bedrijvigheid geworden.
SIPEF gaat nog steeds de uitdaging van gebiedsuitbreiding aan in Zuid-Sumatra, door dorpsgronden met rubberbomen om te vormen tot oliepalmplantages, na evaluaties van de "High Conservation Value" (HCV) en de "High Carbon Stock Approach" (HCSA) en in lijn met de onlangs bijgewerkte Procedures voor Nieuwe Aanplantingen van de RSPO, binnen het kader van de "Free, Prior and Informed Consent" (FPIC) aanpak ten aanzien van de lokale dorpsbewoners en gemeenschappen (die vereist dat zij uit vrije wil en goed geïnformeerd vooraf hun toestemming geven). Het scheppen van ontwikkelingskansen en werkgelegenheid op lange termijn en de bestrijding van armoede voor lokale gemeenschappen in gebieden in Sumatra die dergelijke kansen tot nu toe niet hebben gekregen, bleef in 2020 een van de voornaamste doelstellingen van de SIPEF-groep.
SIPEF is zich ervan bewust dat het in alle gebieden waar het actief is deel uitmaakt van een gemeenschap, en dat het een plicht heeft om het leven van zijn werknemers, hun families en de lokale gemeenschappen ten goede te veranderen. De Vennootschap wil een positieve rol blijven spelen door haar verantwoordelijkheid te nemen voor de problemen die zich voordoen en deze op een vriendschappelijke en transparante manier te behandelen binnen gepaste klachtenprocedures volgens de geest van de RSPO. Er zijn ook voortdurend aanpassingen doorgevoerd om de hoogst mogelijke normen voor het welzijn van de werknemers en hun families te behouden. Het gaat hierbij onder andere om de bouw en verbetering van woningen voor de kaderleden en arbeiders van de Groep, allemaal in het perspectief van een verbintenis op lange termijn en het 'scheppen van gedeelde waarde', waarmee een belangrijke
De palmsector is de voorbije jaren een van de meest gereglementeerde en op duurzaamheid gerichte sectoren van de wereldwijde agrarische bedrijvigheid geworden.
-- François Van Hoydonck
stap vooruitgezet wordt naar een duurzaam en succesvol bedrijf. Een van de vermeldenswaardige projecten op dat gebied is de upgrade en renovatie van een kraamafdeling, in West New Britain in Papoea-Nieuw-Guinea. Met dit project dat werd gelanceerd door SIPEF in 2019 ter gelegenheid van haar 100-jarig bestaan, werd in totaal 38 300 euro ingezameld. Deze fondsen werden geïnvesteerd in het gezondheidscentrum van Bialla ("Bialla Health Centre" – BHC), de gemeenschapsvoorziening voor gezondheidszorg in de plaatselijke regio van ongeveer 50 000 mensen, die medische basis- en gezondheidszorgdiensten verleent, samen met een kraamafdeling. In nauwe samenwerking met de "West New Britain Provincial Health Authorities" (WNBPHA) werd dit bestaand gebouw omgevormd in een functionele kraamafdeling, waar vrouwen een veilige en toegankelijke voorziening kunnen krijgen om te bevallen. Tevens werd met de resterende middelen geschikte medische apparatuur besteld. Begin 2021 was de faciliteit voor 90% voltooid en het gebouw zou in maart 2021 voor gebruik aan de gemeenschap moeten kunnen worden overgedragen.
Aangezien de activiteiten van het bedrijf zeer arbeidsintensief zijn, zijn de werknemers altijd één van de belangrijkste waarden geweest in de onderneming en zullen ze dat ook in de toekomst altijd zijn. Zij blijven een sleutelrol spelen in het succes en de verdere groei van de Groep. Hun welzijn en rechten, evenals een veilige en gezonde werkplek, zijn dan ook in elk aspect van de activiteiten ontzettend belangrijk.
SIPEF past niet alleen de plaatselijke wetten, het eigen beleid van de Groep en de principes en criteria van de RSPO toe, maar blijft er ook naar streven een voortrekker te zijn in veiligheid en risicobeperking, omdat het de levens en het welzijn van zijn werknemers en contractanten zo belangrijk vindt. De Vennootschap levert de grootst mogelijke inspanningen om het bewustzijn rond veiligheid te vergroten en alle werknemers de nodige vaardigheden op het vlak van veiligheidspreventie aan te leren om het risico van arbeidsongevallen te verkleinen.
De georganiseerde bescherming van de meer dan 20 000 personeelsleden van de Groep en hun families tegen de coronavirusbesmetting bleef immers de grootste uitdaging.
-- François Van Hoydonck
Helaas kan de sector niet altijd rekenen op een even grote inspanning van de consumenten van palmolie, hoewel het exclusieve gebruik van gecertificeerde en traceerbare palmolie de bezorgdheid over de schade op het milieu en/of de sociale aspecten met betrekking tot tewerkstelling zou kunnen wegnemen. SIPEF hoopt de mentaliteit van de consumenten op dit vlak te kunnen veranderen met een aantal campagnes die worden gevoerd via industriële organisaties. Daarom blijft SIPEF zeer actief betrokken bij organisaties die zich inzetten om de reputatie van palmolie in Europa en de rest van de wereld te verdedigen en het gebruik van gecertificeerde, duurzame palmolie in de voedingsindustrie, de energiesector en door de consumenten in het algemeen te promoten.
Tot slot dient er vermeld te worden dat SIPEF, zoals alle bedrijven in de wereld, in 2020 geconfronteerd werd met covid-19. In het algemeen had het virus in 2020 geen belangrijke rechtstreekse negatieve financiële invloed op de operationele activiteiten van de SIPEF-groep, behoudens het effect van een plotse sterke prijsdaling van palmolie in het tweede trimester. Alle productie-eenheden van de Groep zijn eveneens operationeel gebleven. Het virus benadrukte wel het belang van de aanwezigheid van de Groep in de verschillende regio's op organisatorisch en medisch gebied. De georganiseerde bescherming van de meer dan 20 000 personeelsleden van de Groep en hun families tegen de coronavirusbesmetting bleef immers de grootste uitdaging. Door het streng handhaven van de uitgevaardigde interne maatregelen door het SIPEF-management in elk land, die meestal de door de lokale overheden opgelegde maatregelen overtroffen, werden grootschalige uitbraken voorkomen.
Door de reisbeperkingen liepen een aantal geplande industriële investeringsprojecten verdere vertraging op. Voornamelijk de uitvoering van de noodzakelijke uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van de Dendymarker-palmoliefabriek in Zuid-Sumatra werd verdaagd naar 2021. Zoals hiervoor vermeld, kon de uniforme berekening van de GHG-emissie in heel de Groep eveneens niet verwezenlijkt worden in 2020 en werd de opstart van een hoogrenderende "biocoal"-fabriek voor pellets vervaardigd in Noord-Sumatra, uitgesteld naar april 2021.
De noodzakelijke audits voor de certificering van de producten van de Groep liepen door covid-19 in het algemeen vertraging op. Dit was ook het geval met de overgang van de "Rainforest Alliance"-certificatie voor rubber naar de "Forest Stewardship Council" (FSC), die normaal voorzien was in 2020. Deze zal nu pas in 2021 verwezenlijkt zijn.
De Groep is vastberaden een rolmodel te blijven op het vlak van duurzaam ondernemen. Als beursgenoteerd Europees bedrijf garandeert het zijn beleggers dat de mens en de planeet worden gerespecteerd, via de hernieuwde certificatie van al zijn activiteiten en producten.
De Groep promoot een evenwichtig beeld van de voedingswaarde van palmolie. SIPEF verduidelijkt de ecologische en sociale criteria die duurzame producenten hanteren en benadrukt de hoge waardecreatie die haar industrie brengt in de producerende landen, wat een gevolg is van de zeer arbeidsintensieve aard van haar activiteiten, vaak in afgelegen gebieden die ver van de meer ontwikkelde steden liggen.
Als beursgenoteerd Europees bedrijf garandeert SIPEF haar beleggers dat de mens en de planeet worden gerespecteerd, via de hernieuwde certificatie van al haar activiteiten en producten.
-- François Van Hoydonck
De Groep is er dan ook van overtuigd dat de duurzame productie van palmolie de enige weg vooruit is. Daarom is het belangrijk dat alle stakeholders de RSPO of andere geloofwaardige initiatieven steunen, zodat consumenten wereldwijd voor duurzame palmolie blijven kiezen.
Ten slotte wil ik u nogmaals persoonlijk bedanken voor uw belangstelling in de duurzaamheidsinspanningen van de Groep. Ik wil echter in het bijzonder de SIPEF-medewerkers danken voor hun dagelijkse inspanningen om de Groep elke dag opnieuw een stap voorwaarts te brengen in de tocht naar meer duurzaamheid in alle aspecten van de business. Tevens wens ik de raad van bestuur te danken voor hun onophoudelijke steun, begeleiding en betrokkenheid gedurende deze tocht naar duurzame landbouw in de breedste zin. Mijn dank gaat trouwens ook uit naar alle stakeholders van de Groep, onder wie ngo's, voor hun actieve en waardevolle medewerking en input, die veel hebben betekend en nog steeds betekenen voor SIPEF.
François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder
| DOELSTELLING | KPI | OBJECTIEVEN | STATUS | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Geen gebruik van paraquat | Aantal liter/kg gebruikte paraquat |
Geen gebruik van paraquat vanaf 2015 |
Bereikt in januari 2015 in Papoea-Nieuw-Guinea en in juli 2016 in Indonesië |
||||
| VERLEDEN | Invoering van geavanceerd compostsysteem |
% van EFB ("Empty Fruit Bunches" of lege vruchten trossen) en POME ("Palm Oil Mill Effluent" of vloeibare afvalstoffen van palmolie fabrieken) aangebracht op het veld |
100% vanaf 2020 | Bereikt in november 2016: 90% is haalbaar met huidige instal latie. 100% is haalbaar voor jongere gewassen en 90% is haalbaar voor oudere gewassen De retentietijd is te kort of zou meer EFB nodig hebben |
|||
| Uitrol ISO 9001-certificering in Indonesië |
ISO-certificaat | Focus om alle OU's ("Operational Units" of bedrijfseenheden) te bereiken |
Bereikt in 2018 | ||||
| RSPO-certificering behalen voor lokale boeren van UMW in 2019 |
RSPO-certificering voor lokale boeren van UMW |
RSPO-groepscertificering voor lokale boeren |
Bereikt in 2018 | ||||
| Uitbreiding brandweerafdelingen in Indonesië, in overeenstemming met de nieuwe wetgeving |
Door de overheid vereiste installaties per plantage |
Verhogen van brandinstalla ties in belangrijke gebieden |
Bereikt in 2018/2019 | ||||
| Fairtrade-certificering behalen voor banaanplantage in 2019 |
Fairtrade-certificering voor bananen |
Certificaat | Bereikt, Motobé in Ivoorkust kreeg eind 2019 de certificering |
||||
| Minstens één extra elektrici teitsopwekkingsinstallatie op basis van biogas in Indonesië |
Biogasinstallatie met gasmotor die elektriciteit produceert |
Aantal verhogen | Uitgesteld, PLN heeft het importtarief verminderd met circa 40%, wat betekent dat de biogasfaciliteit niet langer financieel rendabel is |
||||
| 2020 | Oprichting van Plasmagroepen van lokale boeren voor HGU hernieuwing in Agromuko |
Plasmagroep van lokale boeren |
20% lokale boeren met MoU* | Op 16% en op schema met HGU-verleningen |
|||
| Oprichting van een Plasmacoöperatie van lokale boeren voor HGU-aanvraag in Musi Rawas |
Plasmagroep van lokale boe ren met MoU* |
20% lokale boeren met MoU* | Ongoing |
* "Memorandum of Understanding" of Memorandum van Overeenstemming
<-- PDF CHUNK SEPARATOR -->
| DOELSTELLING | KPI | OBJECTIEVEN | STATUS | ||
|---|---|---|---|---|---|
| Bouw van een biocoalinstallatie in UMW om de EFB te gebruiken die niet kunnen worden verspreid over plantages op veenland |
100% van de vezels van UMW omzet ten in biopellets |
100% omzetting van de vezel afval in biopellets |
In gebruik genomen in december 2020, maar actief vanaf 1ste helft van 2021 |
||
| 2020 | Berekening van de totale uitstoot van broeikasgassen voor de Groep, om de basis voor vermin deringen in de toekomst vast te leggen |
Ton CO₂-equivalent | CO₂-equivalent ingeschat voor alle gewassen sinds 2015 |
Ongoing, maar uitge steld door covid-19 |
|
| Geen werkgerelateerde dodelijke ongevallen |
Dodelijk ongeval | 0 | 2 dodelijke ongevallen | ||
| Fairtrade-certificering voor alle bananenplantages |
Fairtrade-certificering | Bananen 100% Fairtrade-gecertificeerd |
Bereikt in 2020 | ||
| RSPO-certificering behalen voor lokale boeren van DIL in 2021 |
RSPO-certificering voor lokale boe ren van DIL |
RSPO-groepscertificering voor lokale boeren |
In uitvoering | ||
| 2021 | Meting van de frequentiegraad van ongevallen met verlet voor de Groep ("Lost Time Accident Frequency Rate" of LTAFR) en de frequentiegraad van de totale registreerbare letsels ("Total Recordable Injury Frequency Rate" of TRIFR) |
Frequentiegraad van verwon dingen met verlet ("Lost Time Injury Frequency Rate" of LTIFR) en de frequentiegraad van de totale regis treerbare letsels ("Total Recordable Injury Frequency Rate" of TRIFR) |
Resultaten als basis beschou wen voor het bepalen van de toekomstige daling in jaarlijkse LTAFR en TRIFR |
Ongoing | |
| Verbetering van het water scheidingsbeheer op de |
Waterverbruik (ton water/ton product) |
CPO < 1; thee, rubber te bepalen |
Ongoing | ||
| 2021-2022 | bedrijfsterreinen | Het zich voordoen van biochemisch zuurstofverbruik ("Biochemical Oxygen Demand" of BOD), che misch zuurstofverbruik ("Chemical Oxygen Demand" of COD) en totale gesuspendeerde vaste deeltjes ("Total Suspended Solids" of TSS) boven de wettelijke limieten bij het moment van lozing |
Geen gevallen van niet-naleving |
Ongoing | |
| 2021-2024 | Verbetering van HCV- en HCS beheer op de bedrijfsterreinen door het gebruik van tools zoals SMART en "Global Forest Watch" |
Hectares verlies van boomopper vlakte in HCS/HCV-gebieden die in bedrijfsbeheer zijn of door toeleve ranciers worden beheerd |
Nul hectares verlies van boomoppervlakte |
Ongoing, begonnen met GFW in 2020 |
|
| (GFW) | Rangerteams vormen om HCV en HCS actief te beheren op de gelease de bedrijfsterreinen |
Opleiding van Rangerteams per regio voor het einde van 2022 |
Ongoing |
| DOELSTELLING | KPI | OBJECTIEVEN | STATUS | |
|---|---|---|---|---|
| 2021-2024 | 'Zero-brand'-beleid in gebie den onder beheer van de Vennootschap |
• Aantal branden in gebieden onder beheer van de Vennootschap en in gebieden van haar toeleveranciers • Aantal hotspots in gebieden onder beheer van de Vennootschap en in gebieden van haar toeleveranciers • Aantal echte branden in gebieden onder beheer van de Vennootschap en in gebieden van haar toeleveranciers • Aantal dagen in alarmfase rood |
Geen branden per jaar in gebieden onder beheer van de Vennootschap, daling van het aantal branden in gebie den onder beheer van haar toeleveranciers |
Ongoing |
| Een plan opstellen om uitstoot van broeikasgassen (GHG) te verminderen voor de berekening van de voetafdruk |
Percentagevermindering t.o.v. basisniveau |
Percentagevermindering nog te bepalen |
Ongoing | |
| 2021 -2026 | RSPO-certificering behalen voor RSPO-certificering voor Musi Rawas RSPO-certificaat de Musi Rawas kernplantages |
Ongoing | ||
| 2021-ONGOING | Bevordering van goede praktijken inzake geïntegreerde plaag bestrijding ("Integrated Pest Management" of IPM) |
De toxiciteit opvolgen van het gebruik van chemisch bestrijdings middel (kg of liter actief ingrediënt x LD50)/m² van het toegepaste gebied |
Doelstellingen nog te bepalen |
|
| Aantal per soort gebruikt per hectare | Doelstellingen nog te bepalen |
|||
| Regelmatige werkdagen en -uren binnen veilige grenzen in over eenstemming met de arbeids regels van de overheid |
Aantal gewerkte overuren | Doelstellingen voor overwerk nog te bepalen, volgens de norm van een werk week, totaal onder 60 uur behalve in uitzonderlijke omstandigheden |
De Omnibus-wet zal nieuwe richtlijnen voorzien voor deze vereiste |
|
| Aantal gewerkte dagen | Een dag rust per 6 gewerkte dagen; anders wordt een pas sende vergoeding betaald |
|||
| Geen discriminatie op de werk vloer, meer vrouwelijke en vaste |
Opportuniteiten voor vrouwelijke werknemers |
Vermelden van het aantal vrouwelijke werknemers |
Ongoing | |
| werknemers | Gebruik van sector-benchmarks voor vaste werknemers in de sector |
Vermelden van het aantal vaste werknemers |
Ongoing | |
| 2022-2023 | Uitrol ISO 9001-certificering in de hele Groep |
ISO-certificering | Alle OU's behalen ISO 9001 | Op schema |
| 2025-2030 | Methaanopvangsystemen in alle bestaande fabrieken om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen |
Methaanopvangsystemen in alle bestaande palmoliefabrieken |
9 methaanopvang systemen |
Op schema |

De activiteiten van SIPEF zijn per definitie gestuurd door duurzaamheid en vertegenwoordigen de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: milieugerelateerd, sociaal en economisch. Duurzaamheid vormde altijd al een essentieel onderdeel van het bedrijfsmodel en de strategie van de Groep sinds de oprichting van de Vennootschap meer dan een eeuw geleden.


De Groep teelt meerjarige gewassen en de meeste oliepalmen en rubberbomen worden geplant voor een opbrengstperiode van minstens 20 tot 25 jaar. Aangezien de plantages op lange termijn worden beheerd, moet SIPEF de ecologische, economische en sociale pijlers van haar bedrijfsmodel zorgvuldig afwegen (zie pagina 29 van het Bedrijfsverslag). Als de Groep het belang van één van deze pijlers onderschat, zal het bedrijf niet duurzaam zijn. SIPEF gelooft dat het, door samen te werken met zijn klanten, sociale en ecologische ngo's, producenten, inwoners van omliggende dorpen, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders, de invoering van verantwoorde en duurzame standaarden in de sector kan bewerkstelligen en bevorderen. In de palmoliesector is de RSPO de meest relevante multistakeholder en non-profitorganisatie die focust op het bevorderen van de productie, de aankoop, de financiering en het gebruik van duurzame palmolieproducten. De organisatie ontwikkelt en implementeert wereldwijde normen voor duurzame palmolie via een open dialoog en samenwerking met elke stakeholder in de toeleveringsketen. Ze verifieert, implementeert en evalueert deze normen op geregelde tijdstippen. Daarom staat de Groep 100% achter de principes en criteria van de RSPO en streeft het bedrijf ernaar deze te overtreffen. In 2009 behaalde SIPEF als een van de eerste bedrijven in de wereld de RSPO-certificering voor Hargy Oil Palms Ltd, zowel voor haar eigen plantage als voor circa 3 700 lokale boeren.
De thee- en bananenmarkten van de Groep zijn gecertificeerd op basis van het "Rainforest Alliance"-programma. Omdat er geen specifiek certificeringssysteem voor rubber bestaat, vroeg SIPEF in 2017 aan de "Rainforest Alliance" om zijn rubberactiviteiten te toetsen aan deze criteria, die volledig in lijn zijn met de SAN-normen ("Sustainable Agriculture Network"). Aangezien de "Rainforest Alliance" zich na 2021 niet meer zal concentreren op rubber zal SIPEF overstappen op een "Forest Stewardship Council"-certificering (FSC) voor haar rubberplantages en fabrieken in 2021. Een audit om onvolkomenheden te detecteren werd uitgevoerd op MAS Palembang in januari 2021. Er wordt verwacht dat de laatste audit kan worden afgerond in het eerste kwartaal van 2021.
De Groep wil niet alleen een goede buur zijn, maar is ook overtuigd van de noodzaak om goede relaties te onderhouden met de autoriteiten van de landen waar het bedrijf actief is en om burgerschap te tonen. Dit veronderstelt de volledige naleving van alle voorschriften die in deze landen gelden, waaronder de wettelijke en fiscale regels. Door belastingen te betalen in de landen waar haar producten vandaan komen, draagt SIPEF bij aan het succes van de lokale gemeenschappen en aan de economie van deze landen.
In het Verantwoordelijk Plantagebeleid ("Responsible Plantations Policy" - RPP) zijn de basisprincipes en verbintenissen van SIPEF vastgelegd. Het is het richtsnoer voor alle activiteiten die worden uitgeoefend onder beheer van SIPEF. Het RPP bevat richtlijnen voor alle bedrijven van de Groep over hoe ze de ecologische en sociale impact van nieuwe ontwikkelingen en het beheer van bestaande plantages voortdurend moeten verbeteren. Er zijn beste beheerpraktijken ("Best Management Practices" - BMP's) ingevoerd om ervoor te zorgen dat land optimaal wordt gebruikt en het welzijn van alle stakeholders te garanderen.
De vier pijlers van het RPP van SIPEF zijn:
Het RPP is van toepassing op de exploitatie van alle plantages die worden beheerd door SIPEF, ongeacht het eigendomsbelang van de Groep, en op alle activiteiten van lokale boeren en omliggende boeren die producten aan de extractiefabrieken van SIPEF leveren. Het RPP wordt jaarlijks herzien en indien nodig aangepast aan de evoluerende wettelijke, sociale en ecologische vereisten. SIPEF streeft ernaar waar mogelijk beter te doen dan de sectornormen. In 2020 bevestigde de raad van bestuur het RPP en werd er beslist om dit aan te vullen met een Verantwoordelijk Aankoopbeleid ("Responsible Purchasing Policy").

Het Verantwoordelijk Aankoopbeleid ("Responsible Purchasing Policy" - RPuP) werd slechts op 21 september 2020 geformaliseerd door de raad van bestuur, maar de Groep past dit in de praktijk al verschillende jaren toe. Dit bevestigt het engagement van de Groep om enkel verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" - FFB) aan te kopen bij plantages die reeds RSPO-gecertificeerd zijn of gecertificeerd kunnen worden binnen het tijdsgebonden plan van RSPO. Het beleid is van toepassing op elke externe leverancier van FFB waarbij SIPEF inkoopt.
SIPEF beperkt de externe leveranciers tot lokale boeren waarmee het een memorandum
SIPEF heeft zich altijd aangepast aan de veranderende sociale, economische en ecologische omstandigheden, en haar beleid is en blijft afgestemd op de best mogelijke praktijken.
Daarom bepaalt het RPP van SIPEF dat de Groep de beste beheerpraktijken ("Best Management Practices" - BMP's) moet aannemen zodra die beschikbaar zijn en deze op verschillende gewassen en locaties moet toepassen. Door dat te doen, van overeenstemming ("Memorandum of Understanding" - MoU) heeft, waarvan de productielocatie gekend is en in kaart is gebracht en die in aanmerking komen voor een RSPO-certificering en het Verantwoordelijk Aankoopbeleid ("Responsible Purchasing Policy") van SIPEF naleven.
De plaatselijke procedures voor de evaluatie, selectie, monitoring en uitsluiting van externe lokale boeren zijn gebaseerd op criteria die verband houden met mensenrechten, arbeids- en ecologische kwesties.
streeft de Groep ernaar een zo groot mogelijke positieve impact op het landschap te hebben en tegelijk eventuele negatieve gevolgen te beperken en waar mogelijk uit te sluiten. Het RPP schrijft voor dat BMP's moeten worden aangenomen en uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het land waarop plantages worden gevestigd optimaal wordt gebruikt.
Landbouw is een permanente activiteit en is dan ook onlosmakelijk verbonden met het welzijn van mensen en de ecosystemen waarvan zij afhangen. Daarom past de Groep werkmethoden toe die over een lange termijn een positieve impact op de ecologische en sociale omgeving hebben en streeft de Groep er ook naar deze voortdurend te verbeteren. Om zijn verplichtingen op het vlak van duurzame ontwikkeling na te komen en ervoor te zorgen dat overal goede praktijken worden gevolgd, past het bedrijf de hoogste gebenchmarkte internationale normen toe en tracht het waar mogelijk nog beter te doen. In de loop der jaren zijn meer en meer operationele vestigingen gecertificeerd, met soms verschillende certificeringen per fabriek. Het algemene streefdoel van de Groep is dat alle bestaande palmolie-extractiefabrieken, rubber- en theefabrieken, bananenverpakkingscentra en hun bevoorradingsbasissen (zowel de Groep zelf als lokale boeren) gecertificeerd zijn.
| CERTIFICERINGEN | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| RSPO: Roundtable on Sustainable Palm Oil | 5 | 5 | 5 | 6 | 7 | 7 | 7 | 9 | 9 | 9 |
| ISCC: International Sustainability and Carbon Certification (*) |
2 | 2 | 4 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 4 | 4 |
| ISPO: Indonesian Sustainable Palm Oil | 2 | 4 | 5 | 5 | 5 | 8 | ||||
| ISO 14001:2015 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
| ISO 9001:2015 | 1 | 1 | 1 | |||||||
| GLOBALG.A.P. | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
| Fairtrade | 1 | 1 | ||||||||
| Sedex | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
| Rainforest Alliance | 2 | 3 | 5 | 5 | 5 | |||||
| FSSC 22000-4.1 | 1 | 1 | ||||||||
| Halal Assurance System | 1 | 1 | ||||||||
| TOTAAL | 10 | 10 | 12 | 13 | 17 | 21 | 23 | 28 | 30 | 33 |
* De tabel laat een daling zien in 2019 ten opzichte van het jaar ervoor, aangezien de Dumai-terminal niet langer ISCC-gecertificeerd is. Er wordt op gewezen dat SIPEF niet langer via deze haven verscheept.
Sinds 2019 toont SIPEF het werkelijke aantal certificaten, die één of meer bedrijfsonderdelen kunnen omvatten, en niet de bedrijfsonderdelen die werden gecertificeerd.
Ten opzichte van vorig jaar is er slechts één wijziging in het aantal certificaten die betrekking heeft op drie bijkomende ISPO-certificaten. Dit vloeit voort uit het feit dat drie zelfstandige palmplantages zonder extractiefabriek maar die hun productie leveren aan een SIPEF-fabriek, voortaan ook over afzonderlijke ISPO-certificaten beschikken.
Ook de palmplantages van Zuid-Sumatra in de regio Musi Rawas zullen in de loop van 2021 ISPOgecertificeerd zijn.
SIPEF doet al meer dan honderd jaar aan duurzame landbouw. Toch begon zij pas in de 21e eeuw te werken met certificeringsnormen van betrouwbare derde instanties om over haar duurzaamheidsverbintenis te communiceren en naar een bredere groep stakeholders te luisteren, terwijl ze voortdurende verbetering bleef nastreven. In 2004 certificeerde SIPEF haar oliepalmproductiegebieden in Papoea-Nieuw-Guinea volgens de ISO 14001 norm. In 2006 werden de bananenplantages gecertificeerd volgens de GLOBALG.A.P.-norm. De eerste twee RSPO-certificeringen werden in 2009 toegekend in Papoea-Nieuw-Guinea. Dat was vooral voor Hargy Oil Palms Ltd een grote stap, omdat maar liefst de helft van de vruchtentrossen die in de fabrieken werden verwerkt afkomstig waren van ongeveer 3 700 gecertificeerde lokale boeren. Zij behaalden hun certificering op hetzelfde moment in 2009 en blijven zich inzetten voor het behoud ervan. Het was de tweede groep lokale boeren die wereldwijd op een dergelijke schaal werd gecertificeerd.
Aantal certificeringen In 2010 werden de eerste twee Indonesische palmoliefabrieken gecertificeerd door RSPO, gevolgd door alle andere extractiefabrieken in de periode tot 2017, het jaar waarin SIPEF de RSPO-gecertificeerde palmolie-extractiefabriek en bevoorradingsbasis in PT Dendymarker I n d a h L e s t a r i ( D I L ) o v e r n a m . Daarnaast behaalde SIPEF in 2010 haar eerste ISCC-certificering in Indonesië, "Indonesian Sustainable Palm Oil" (ISPO) in 2015, "Rainforest Alliance" voor al haar thee- en rubberactiviteiten in 2016 en ten slotte de "Food Safety System Certification" (FSSC) voor haar theebedrijven en het Fairtradelabel voor haar eerste bananenplantage,
Motobé, in 2019. Dat jaar werd voor de theefabriek in Cibuni op klantenverzoek eveneens de Halal Assurance-certificering behaald. In 2020 stapten twee andere bananenplantages, Azaguié en Agboville in het Fairtrade-certificeringsproces, waardoor alle bananenactiviteiten van de Groep 100% Fairtrade-gecertificeerd zijn.
SIPEF erkent dat traceerbaarheid van haar producten tot de bevoorradingsbasis en de verhandeling van alleen gecertificeerde duurzame fysieke palmolie de ultieme maatstaf van gecertificeerde duurzaamheid is.
33
van SIPEF in 2020
Deze normen worden hieronder meer in detail beschreven.
SIPEF erkent dat traceerbaarheid van haar producten tot de bevoorradingsbasis en de verhandeling van alleen gecertificeerde duurzame fysieke palmolie de ultieme maatstaf van gecertificeerde duurzaamheid is. SIPEF streeft er daarom naar 100% "Identity Preserved" (IP)-palmproducten aan te bieden op de markt. De enige uitzondering hierop is de fabriek van DIL, die "Mass Balance" (MB)-gecertificeerd is omdat een deel van de bevoorradingsbasis nog niet gecertificeerd is. Niet-gecertificeerde plantages omvatten nieuwe ontwikkelingen die de nieuwe plantprocedure (NPP) van RSPO hebben gevolgd maar die wachten op de uitgifte van een grondgebruiksvergunning (Hak Guna Usaha -HGU), alsook een groep lokale boeren bij DIL die nog niet gecertificeerd is. Deze lokale boeren zullen naar verwachting eind 2021 gecertificeerd zijn. De huidige planning streeft ernaar de meerderheid van de nieuwe ontwikkelingen in de regio Musi Rawas te certificeren tegen 2023, inclusief lokale boeren, en het volledige areaal tegen 2026. De certificering van de plantages in Musi Rawas zal worden voortgezet naarmate ze matuur worden en zal zo voldoen aan de voorwaarden van de definitieve leaseovereenkomst die is goedgekeurd door de overheid.
Daardoor was 4% van de ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" - CPO) in 2020 niet gecertificeerd.
Verdere uitdagingen in Indonesië zijn te wijten aan een voorschrift waarbij een equivalent van 20% van de HGU-gebieden, zowel nieuwe als vernieuwde HGU's, moet uitgebaat worden door lokale boeren. Hierdoor moeten nieuwe lokale boeren worden toegevoegd aan de bevoorradingsbasis voordat SIPEF kan verzekeren dat ze RSPOgecertificeerd zijn.
De RSPO werd in 2004 opgericht om de productie en het gebruik van duurzame palmolie te bevorderen. De oorspronkelijke oprichters waren het "World Wide Fund for Nature" (WWF), Unilever, AAK, Migros en de "Malaysian Palm Oil Board" (MPOB). Hun strategie bestond erin de negatieve gevolgen van de uitbreiding van de palmolieproductie, in de eerste plaats ontbossing, te beperken en de positieve socio-economische impact ervan te promoten. Sinds de invoering is de RSPO-norm tweemaal herzien in overeenstemming met de ISEAL-verplichtingen ("International Social and Environmental Accreditation and Labelling"). De huidige aanpassing van de RSPO-norm heeft een volledig verbod op ontbossing ingevoerd, door te eisen dat zijn leden de HCSA ("High Carbon Stock Approach") toepassen. Deze aanpak werd ontwikkeld door een coalitie van producenten en ngo's waaronder Greenpeace, "Rainforest Action Network", WWF en andere organisaties (zie www.highcarbonstock.org voor meer informatie). De recent herziene RSPO-norm verbiedt ook de uitbreiding op veengronden en omvat speciale voorschriften voor de bescherming en het uiteindelijke herstel van bestaande veengronden die vóór het ontstaan van de RSPO werden

ontwikkeld tot palmolieplantages. Daarnaast heeft de RSPO ook zijn standaardeisen met betrekking tot arbeidsomstandigheden en de rechten van werknemers aangescherpt met de invoering van het verplichte degelijke loon, zoals berekend op basis van de Ankermethode die wordt voorgeschreven door de "Global Living Wage Coalition" (GLWC). Recent is ook een aparte norm ontwikkeld voor onafhankelijke lokale boeren. Deze norm heeft het aantal indicatoren gereduceerd die nodig zijn om te bewijzen dat aan de criteria wordt voldaan en heeft een stapsgewijze procedure voor het behalen van de certificering ingevoerd. De vooruitgang van onafhankelijke lokale boeren wordt nu gemeten over meerdere jaren en beloond met toegang tot de RSPO-markt door RSPO "credits" te verkopen via hun online "PalmTrace"-accounts. Een opkomend probleem met betrekking tot de nieuwe RSPO-normen en hun definitie van lokale boeren, die beperkt is tot boeren die 'onder de regeling vallen' of 'onafhankelijk' zijn, veroorzaakt moeilijkheden bij de naleving door de aangesloten lokale boeren in Papoea-Nieuw-Guinea. Deze lokale boeren worden gecontroleerd alsof zij lokale boeren 'onder de regeling' zijn, terwijl ze in de praktijk eerder onafhankelijk zijn, d.w.z. hun eigen land bezitten, de gewassen zelf kiezen en al het werk op hun percelen zelf uitvoeren.
De palmoliesector past momenteel van alle landbouwgewassen de meest veeleisende standaarden toe. Aangezien de productie van palmolie de hoofdactiviteit van SIPEF is, is deze standaard de allerbelangrijkste voor de Groep. SIPEF heeft zich als doel gesteld de RSPO-certificering te behalen voor al haar palmoliefabrieken en haar volledige bevoorradingsbasis, inclusief lokale boeren. Het bedrijf is sinds 2005 aangesloten bij de RSPO. Het blijft actief bijdragen aan de werking van de RSPO en zetelt in de "Board of Governors" namens de telers uit de 'Rest van de Wereld', waarvoor het Papoea-Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden vertegenwoordigt. Bovendien is SIPEF medevoorzitter van de werkgroep "Jurisdiction" en een actief lid van de werkgroep "Biodiversity and High Conservation Values" (BHCV), de werkgroep "Peat" en de gezamenlijke stuurgroep "No Deforestation". SIPEF heeft meegewerkt aan beide herzieningen van de principes en criteria van de RSPO en is lid van het RSPO "National Interpretation Forum" in Papoea-Nieuw-Guinea.
Het beleid van SIPEF met betrekking tot het milieu, sociale aangelegenheden, respect voor de mensenrechten en corruptiebestrijding is in overeenstemming met de principes en criteria van de RSPO.
Naast de RSPO-norm past het bedrijf verschillende andere erkende certificeringsnormen toe:

Indonesië heeft een nationale certificeringsnorm voor duurzame palmolieproductie ingevoerd. Deze ISPO-norm is verplicht voor alle oliepalmplantages en palmoliefabrieken. De toepassing van de ISPO-norm weerspiegelt de grote inspanningen van de Indonesische overheid om de goede praktijken van de oliepalmsector aan te tonen. Vergelijkende onderzoeken tussen de ISPO-benchmarks en de RSPO-norm tonen aan dat de ISPO-norm ongeveer 80% van de RSPOverplichtingen dekt. De zes fabrieken van de SIPEF-groep in Indonesië zijn ISPO-gecertificeerd.

De ISCC-norm certificeert de naleving van de Europese richtlijn betreffende hernieuwbare energie ("Renewable Energy Directive" - RED). Dankzij de methaanopvanginstallaties in de palmoliefabrieken van de Groep wordt de uitstoot van broeikasgassen tijdens de productie van CPO beperkt, waardoor SIPEF het zelfs beter doet dan voorgeschreven door de Europese richtlijn. De ISCC-norm is zeer strikt op het vlak van traceerbaarheid en transparantie, twee principes die ook voor SIPEF zeer belangrijk zijn. Momenteel zijn vier van de zes extractiefabrieken van de Groep in Indonesië ISCC-gecertificeerd.
Vanaf begin 2017 werd ook het Hoofdkantoor van de Groep in Antwerpen gecertificeerd, omdat elke schakel van de toeleveringsketen moet worden gecontroleerd volgens de nieuwe toeleveringsketennorm. Deze certificering werd jaarlijks vernieuwd na een audit.
Het CDM is een van de drie 'flexibele mechanismen' die door het Kyotoprotocol van de Verenigde Naties zijn ingevoerd om de bindende doelstellingen tot beperking van de uitstoot van broeikasgassen te bereiken. Het mechanisme heeft twee belangrijke doelstellingen: enerzijds ontwikkelingslanden helpen om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen en anderzijds de landen met uitstootbeperkingsdoelstellingen in het kader van het Kyotoprotocol (ontwikkelde landen) te helpen deze doelstellingen te bereiken via de aankoop van compensaties die zijn gecreëerd door CDM-projecten.
Een brede waaier van projecten komt in aanmerking voor CDM-accreditatie, met uitzondering van kernenergie en projecten die tot ontbossing leiden. Zo kan het onder meer gaan om waterkracht- en windenergieprojecten, brandstofomschakelingsprogramma's en efficiëntieverbeteringen van industriële activiteiten. Een cruciale voorwaarde voor accreditatie is dat projectontwikkelaars het principe van 'additionaliteit' moeten bewijzen, namelijk dat de gerealiseerde uitstootbeperkingen een aanvulling zijn op wat anders zou zijn gebeurd. Dit wordt berekend op basis van een goedgekeurde methodologie waarbij de verwachte uitstoot van een bepaald project wordt afgetrokken van een hypothetisch emissiescenario 'in normale omstandigheden'. Momenteel lopen er CDM-projecten in vier van de negen fabrieken van SIPEF voor de beperking van de uitstoot van broeikasgassen door methaanopvang, affakkeling of elektriciteitsopwekking op basis van biogas.


Belgian Alliance for Sustainable Palm oil (BASP) SIPEF is een stichtend lid van de BASP. Het belangrijkste doel van deze organisatie is het gebruik van gecertificeerde palmolie te promoten, vooral op de Belgische markt en in mindere mate op de hele Europese markt. SIPEF speelt een actieve rol als lid van het uitvoerend comité.

"Rainforest Alliance" is een algemeen erkend certificeringslabel, gebaseerd op de veeleisende "Sustainable Agriculture Standard" (SAS) van het "Sustainable Agriculture Network" (SAN). Een "Rainforest Alliance"-certificering is een bevestiging van uitmuntende prestaties op milieu-, sociaal en economisch vlak. SIPEF heeft besloten de "Rainforest Alliance" certificering in te voeren voor zijn bananen- en theeproductie om de coördinatie van praktijken binnen de Groep te ondersteunen. De theeplantage van Cibuni (Indonesië) behaalde de "Rainforest Alliance"-certificering in de eerste helft van 2016 en de bananenactiviteiten (Ivoorkust) kregen de "Rainforest Alliance"-certificering halverwege datzelfde jaar, beide werden sindsdien jaarlijks vernieuwd. SIPEF deed in 2016 een beroep op "Rainforest Alliance" om audits uit te voeren op haar rubberplantages. Na de inventarisatie en oplossing van de tekortkomingen werden de eerste rubberplantage en -fabriek in Palembang gecertificeerd in augustus 2017 en werden de andere twee rubberplantages van de Groep gecertificeerd in de loop van 2018. Alle certificeringen bleven het hele jaar 2020 van toepassing. De "Rainforest Alliance" deelde mee dat het rubber uit zijn portfolio van gewassen haalt en heeft rubberproducenten aanbevolen in plaats daarvan te kiezen voor de "Forest Stewardship Council" (FSC), die hiervoor de beste norm is. De overstap naar FSC werd uitgesteld door de covid-19-pandemie. De fysieke audits werden opgeschort en zijn nu ingepland voor het eerste kwartaal van 2021. Helaas is er nog geen tastbare marktvraag naar gecertificeerd duurzaam rubber, hoewel de interesse toeneemt bij een aantal klanten.
De FSC stimuleert een ecologisch verantwoord, sociaal gunstig en economisch leefbaar beheer van de wereldwijde bossen. De echte waarde van bossen wordt wereldwijd erkend en is volledig geïntegreerd in de samenleving. FSC is de toonaangevende katalysator en drijvende kracht achter beter bosbeheer en een hervorming van de markt, door de wereldwijde trend met betrekking tot bossen om te vormen naar duurzaam gebruik, behoud, herstel en respect voor alles en iedereen. "Rainforest Alliance" is één van de stichtende leden.
Aangezien de "Rainforest Alliance" te kennen gaf dat ze vanaf 2021 niet meer op rubber zullen focussen en op specifiek verzoek van klanten van SIPEF, maakt SIPEF in 2021 werk van de FSC-certificering van haar door "Rainforest Alliance" op lange termijn gecertificeerde rubberplantages en -fabrieken. MAS Palembang-estate zou op 12 februari 2021 worden gecontroleerd.
De natuurrubbersector heeft ook zijn eigen standaard voor duurzame ontwikkeling, het SNR-i, dat is ontwikkeld door de "International Rubber Study Group" (IRSG). Het SNR-i is een forum voor verschillende stakeholders waarop de beste praktijken en andere relevante kwesties voor de hele sector worden besproken. Toegewijde deelnemers, waaronder SIPEF, hebben bij de IRSG formulieren ingediend waarin ze hun praktijken zelf beoordelen tegen de criteria van het SNR-i. SIPEF was één van de allereerste rubberplantagebedrijven die deelnam aan het SNR-i.



Het GPSNR is een internationale organisatie van verschillende stakeholders die vrijwillig lid zijn en als gezamenlijk doel hebben verbeteringen in de socio-economische en ecologische prestaties in de waardeketen van natuurrubber aan te voeren. Het GPSNR werd opgericht op initiatief van de CEO's van het "World Business Council for Sustainable Development (WBCSD) Tire Industry Project" (TIP) in november 2017. Het platform bestaat uit producenten, verwerkers en handelaars, bandenmakers en andere rubbermakers/-kopers, autobouwers, andere afnemers, financiële instellingen en maatschappelijke organisaties. SIPEF is lid sinds de oprichting van de organisatie en gelooft dat het bedrijf een rolmodel kan zijn vanwege zijn "Rainforest Alliance"-certificering.

GLOBALG.A.P. is een internationaal erkende verzameling normen voor landbouwbedrijven die focussen op goede landbouwpraktijken ("Good Agricultural Practices" - GAP). Het is een non-profitorganisatie die zich als doel heeft gesteld de voortdurende verbetering van GAP op het niveau van landbouwbedrijven te ondersteunen, om het vertrouwen in de veilige en duurzame productie van voedsel voor consumenten te waarborgen. De GLOBALG.A.P.-certificering omvat criteria voor voedselveiligheid en traceerbaarheid, milieuzorg (inclusief biodiversiteit), de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en dierenwelzijn. Geïntegreerd gewasbeheer ("Integrated Crop Management" - ICM), geïntegreerde ongediertebestrijding ("Integrated Pest Control" - IPC), kwaliteitsbeheersystemen ("Quality Management System" - QMS) en gevarenanalyse en kritische controlepunten ("Hazard Analysis and Critical Control Points" - HACCP) zijn onderdelen van de certificering. De bananenplantages van SIPEF in Ivoorkust, Plantations J. Eglin, zijn gecertificeerd sinds 2006. In augustus 2017 werden de horticultuuractiviteiten ook opgenomen tijdens de hercertificering van de bananenactiviteiten, aangezien hier veel vraag naar was bij de klanten. Tot nu toe werd de certificering jaarlijks vernieuwd.
De Fairtrade-certificering is een alternatief voor de conventionele handel en is gebaseerd op een partnerschap tussen producenten en consumenten, met als doel het leven van mensen te verbeteren en armoede te bestrijden via eerlijke handelspraktijken. Het Fairtrade-certificeringssysteem is erop gericht consumenten de zekerheid te bieden dat de producten die zij kopen voldoen aan specifieke sociale, economische en milieunormen.
In 2019 was één van de drie bananenplantages van SIPEF, Motobé van Plantations J. Eglin in Ivoorkust, gecertificeerd. De twee andere plantages kregen hun Fairtrade-certificering in 2020, maar de marktvraag ontwikkelt zich op een traag tempo. Dit betekent dat de volledige bananenactiviteiten van de Groep Fairtrade-gecertificeerd zijn. Het is de bedoeling van het bedrijf om deze norm met zijn consumenten in de Europese markt te ontwikkelen.
In deze wereld met een groeiende bevolking neemt de behoefte aan betaalbare en veilige producten van goede kwaliteit toe. Bovendien willen consumenten steeds vaker dat deze producten op een sociaal verantwoorde en milieuvriendelijke manier worden geproduceerd. In dat kader biedt FSSC 22000 de consumentengoederenbedrijven een platform om zich te profileren als betrouwbaar merk. De FSSC 22000-certificering bewijst dat het beheersysteem voor voedselveiligheid van de onderneming voldoet aan de systeemvereisten.
In 2019 behaalde Cibuni versie 4.1 van de "Food Safety System Certification" (FSSC 22000) die sindsdien werd behouden.



Halal betekent in het Arabisch 'toegestaan'. Een als Halal gecertificeerd product is er één dat toegestaan of aanvaardbaar is volgens de islamitische voedingswet.
Het Halal Assurance System waarborgt de integriteit van Halal voedsel tijdens de verwerkingsfase en vormt daarmee de bevestiging dat het geproduceerde voedsel halal en van goede kwaliteit is.
SIPEF behaalde deze certificering om te voldoen aan de specifieke vraag van de theeconsumenten. In september 2019 werd de Cibuni-theeplantage als Halal gecertificeerd. Deze certificering is geldig tot september 2021.
De ISO-normen zijn de best bekende wereldwijde normen voor goede praktijken en zijn van toepassing op alle processen en goederen.
In 2004 werd het milieubeheersysteem van de Groep in Papoea-Nieuw-Guinea ISO 14001-gecertificeerd.
In 2018 behaalden de bedrijven van SIPEF in Indonesië de ISO 9001:2015-norm, met uitzondering van Musi Rawas en DIL. In 2019 werden alle bedrijven opgenomen in de ISO 9001:2015-certificering.

Sedex is een van de belangrijkste dienstverleners voor ethische handel ter wereld. Deze organisatie streeft ernaar de arbeidsomstandigheden in wereldwijde bevoorradingsketens te verbeteren.
Sedex biedt praktische hulpmiddelen, diensten en een gemeenschapsnetwerk om bedrijven te helpen hun verantwoorde en duurzame bedrijfspraktijken te verbeteren en goederen verantwoord in te kopen.
Via Sedex kunnen bedrijven samenwerken om hun prestaties op sociaal en milieuvlak beter te beheren en mensen te beschermen die in de logistieke keten werken.
Plantations J. Eglin sloot zich in 2008 bij Sedex aan als leverancier om zijn klanten te bewijzen dat de materialen en goederen op verantwoorde wijze waren ingekocht bij een brede waaier van externe aanbieders.
De Groep heeft vandaag in totaal 33 certificeringen, die toegekend zijn aan alle operationele eenheden (negen palmoliefabrieken en hun bevoorradingsbasis met inbegrip van lokale boeren, twee palmpitfabrieken, drie rubberfabrieken, één theeplantage en drie bananenplantages). Er zijn momenteel nog verschillende certificeringsaanvragen in behandeling, zoals de "Forest Stewardship Council" certificering (FSC) voor de rubberactiviteiten.
Traceerbaarheid is een sleutelelement van duurzaamheid. Consumenten hebben het recht om te weten waar de producten van de Groep vandaan komen. Zij willen zeker zijn dat de producten die zij kopen bijdragen tot duurzame ontwikkeling op ecologisch, sociaal en economisch vlak.
SIPEF gelooft sterk in de volledige transparantie van de bevoorradingsketen van goederen en moedigt transparantie aan. Het bedrijf deelt informatie over de oorsprong van elke levering met zijn klanten en stakeholders.
Alle goederen die SIPEF verkoopt, zijn volledig traceerbaar tot aan de plaats waar ze geproduceerd zijn, ongeacht of dat een plantage is die SIPEF zelf beheert of een verbonden perceel van een lokale boer. Deze lokale boeren moeten op hun beurt voldoen aan het Verantwoordelijk Aankoopbeleid ("Responsible Purchasing Policy" - RPP), dat ervoor zorgt dat de volledige bevoorradingsbasis van de Groep zo snel mogelijk traceerbaar en gecertificeerd is volgens de RSPOnormen. Voor de lokale boeren is het belangrijk dat de certificering en de implementatie van verantwoordelijke praktijken toegankelijk en werkbaar zijn. Het bedrijf steunt lokale boeren actief om een certificering te behalen, door hen gratis opleiding en advies te geven. De verbetering van hun vaardigheden en levensonderhoud levert een stabiele, transparante bevoorrading voor de fabrieken op, maar nog belangrijker is dat dit zorgt voor stabiele, harmonieuze gemeenschappen en partnerschappen.
RSPO biedt ook het kader voor de procedures die nodig zijn om lokale boeren te selecteren, te monitoren en indien nodig te verwijderen uit de bevoorradingsbasis van de Groep. Hierdoor is de volledige bevoorradingsbasis traceerbaar, zelfs al

zijn sommige boeren nog niet gecertificeerd. Als er een leverancier is die nog gecertificeerd moet worden in de bevoorradingsbasis van een van de fabrieken met het label "Identity Preserved" (IP), dan worden de verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" - FFB) verkocht aan externe fabrieken om de IP-status van de fabrieken van de Groep te behouden.
De klanten van SIPEF stellen de traceerbaarheid en de zichtbaarheid met betrekking tot de oorsprong van de producten die zij inkopen zeer op prijs. SIPEF is uitstekend gewapend om haar verbintenis tot volledige traceerbaarheid van de palmproducten, rubber, bananen en thee die het bedrijf levert waar te maken.
Alle landbouwgrondstoffen die de palmolie-extractiefabrieken, de andere fabrieken en de
SIPEF beschikt over de nodige governancestructuur om de beslissingen uit te voeren met betrekking tot het beheer van de plantages en de toepassing en aanneming van de "Responsible Plantations Policy" (RPP - verantwoordelijk plantagebeleid), de "Responsible Purchasing Policy" (RPUP - verantwoordelijk aankoopbeleid) en de Gedragscode.
De corporate governance van de holdingmaatschappij van de SIPEF-groep wordt gedetailleerd beschreven in de verklaring inzake deugdelijk bestuur op pagina 154 van het Jaarverslag van 2020.
SIPEF heeft zich "top-down" verbonden om duurzaam te handelen en heeft de nodige structuur opgezet om de implementatie en constante evolutie van deze verbintenis te garanderen.
verpakkingsstations binnenkomen zijn volledig geïdentificeerd en worden niet verwerkt als hun oorsprong onduidelijk is.
Met het oog op een goede communicatie over de voortgang van de Groep in het bereiken van een 100% gecertificeerde, duurzame en traceerbare bevoorradingsbasis, heeft SIPEF een interactieve mappingapplicatie ontwikkeld, genaamd 'SIPEF Maps' (https://sipef.co/). De SIPEF "Maps Traceability Tool" stelt de gebruiker in staat om via Google Earth alle SIPEF palmoliefabrieken en hun bevoorradingsbasis te lokaliseren. De gebruiker kan op de fabriek klikken om de bevoorradingsbasis te ontdekken of op de bevoorradingsbasis klikken om informatie over de fabriek te krijgen. Er wordt ook bijkomende informatie gegeven over de status van de certificering en de productiecapaciteit van de betrokken eenheid.
Dit engagement begint bij de raad van bestuur, waar Priscilla Bracht en Petra Meekers bijzondere aandacht besteden aan de duurzaamheidsbeleidslijnen van de SIPEF-groep.
Op Groepsniveau staan er drie teams in voor het duurzaamheidsbeleid: de respectievelijke duurzaamheidsteams van Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. Elk team is samengesteld uit experts die verantwoordelijk zijn voor de duurzaamheid van de producten die in hun regio worden geteeld. Aan het hoofd van de teams in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea staat een "sustainability officer" die rechtstreeks rapporteert aan de plaatselijke "president director" (Indonesië) en de "general manager" (Papoea-Nieuw-Guinea) en aan het executief comité en de gedelegeerd bestuurder van SIPEF.
Het Indonesische team bestaat uit 16 mensen, onder wie de "sustainability officer" van de Groep, en is verspreid over vier regio's: het Hoofdkantoor in Medan telt zes duurzaamheidsexperts, Noord-Sumatra drie, Bengkulu vier en Musi Rawas drie.
De teams in Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust zijn kleiner en bestaan uit respectievelijk zes en twee experts.
Er is een matrixstructuur waarin elk duurzaamheidsteam rapporteert aan de leidinggevende manager van het gebied, zijnde de "president director" (Indonesië), de "general manager" (Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust). Bovendien staan de teams van Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea onder de rechtstreekse leiding van de "sustainability officer" van de Groep, die op zijn beurt rechtstreeks rapporteert aan de gedelegeerd bestuurder van SIPEF. De "sustainability officer" van de Groep geeft ook maandelijkse updates aan het executief comité van SIPEF. Minstens tweemaal per jaar wordt een duurzaamheidsverslag opgesteld voor de raad van bestuur.

Een strategie van duurzame ontwikkeling en verantwoorde praktijken kan niet bestaan zonder transparante communicatie.
In 2016 publiceerde SIPEF zijn eerste Duurzaamheidsverslag in de vorm van een tweejaarlijks verslag. In 2018 verscheen de tweede editie van dit rapport met betrekking tot de boekjaren 2016 en 2017, opgebouwd rond de GRI-normen ("Global Reporting Initiative"). Beide verslagen zijn beschikbaar op de website van SIPEF.
Sinds 3 september 2017 zijn beursgenoteerde bedrijven wettelijk verplicht om elk jaar een Verklaring van niet-financiële informatie op te stellen, die integraal deel uitmaakt van het jaarverslag. In de jaarverslagen voor de boekjaren 2017 en 2018 is een dergelijke verklaring opgenomen.
Het huidige Duurzaamheidsverslag vertegenwoordigt de Verklaring van niet-financiële informatie en vervangt het tweejaarlijkse duurzaamheidsverslag, dat normaal begin 2020 zou zijn gepubliceerd en voor de laatste keer begin 2018 bekendgemaakt werd.
Ten slotte heeft SIPEF besloten de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" - SDG's) van de Verenigde Naties te gebruiken als referentiemodel waarnaar de wet van 3 september 2017 verwijst. Hoewel het verslag niet is opgesteld volgens het GRI-model, zijn er in het hele verslag verschillende links gelegd naar deze norm en de indicatoren ervan.
De aanzet voor de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" -SDG's) werd in 2012 gegeven op de conferentie over duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties in Rio de Janeiro. Het doel was een reeks universele doelstellingen op te stellen om de dringende ecologische, politieke en economische problemen in de wereld aan te pakken. De SDG's komen in de plaats van de millenniumdoelstellingen ("Millennium Development Goals" -MDG's), die in 2000 het vertrekpunt vormden voor een wereldwijd actieplan tegen armoede en de onwaardige levensomstandigheden die daarmee gepaard gaan. De MDG's legden meetbare, universeel aanvaarde doelstellingen vast
SIPEF heeft besloten de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" of SDG's) van de Verenigde Naties te gebruiken als referentiemodel.
om extreme armoede en honger te bestrijden, dodelijke ziekten te voorkomen en basisonderwijs aan alle kinderen te verstrekken, naast andere ontwikkelingsdoelstellingen.
Om de doelstellingen opnieuw onder de aandacht te brengen en de klemtoon ervan deels te verschuiven, namen de Verenigde Naties (VN) het initiatief om duurzame ontwikkelingsdoelen naar voren te schuiven om armoede te beëindigen, ongelijkheid en onrechtvaardigheid te bestrijden en de planeet te beschermen. Deze doelstellingen moeten tegen 2030 worden bereikt. De lidstaten van de VN kwamen 17 SDG's overeen, die het kompas van de wereld voor duurzame ontwikkeling zijn geworden.
Deze doelstellingen, die als één en ondeelbaar moeten worden beschouwd, vertegenwoordigen de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: economisch, sociaal en milieugerelateerd.
Op welke manier de 17 doelstellingen ook met elkaar verbonden zijn, één ding staat vast: deze doelstellingen zijn een unieke samensmelting van twee wereldwijde agenda's, namelijk duurzame ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking.
Het RPP van SIPEF is in lijn met de grondbeginselen van de 17 SDG's en meer bepaald met de gedachte dat duurzaam ondernemen en succesvol zijn hand in hand gaan.
RSPO draagt bij tot duurzame ontwikkelingsdoelstellingen door zeven belangrijke SDG's te ondersteunen.
Bovendien overlappen de doelstellingen van de RSPO met de SDG's, zij het dat de RSPO op palmolieactiviteiten focust, terwijl de SDG's gelden voor alle bedrijven zonder onderscheid. Aangezien de activiteiten van SIPEF niet beperkt zijn tot de productie van palmolie, is een breder model dan de RSPO-normen, zoals de SDG's, een betere basis voor de verslaggeving over de duurzaamheid van het bedrijf.
De raad van bestuur heeft op 21 september 2020 acht van de 17 ontwikkelingsdoelen uitgelicht die verband houden met de activiteiten van de Groep.
Daardoor is het Duurzaamheidsverslag met betrekking tot boekjaar 2020 gebaseerd op de volgende doelstellingen:

Verder in het verslag wordt aangegeven aan welke SDG en aan welke subgroep(en) van SDG's een relevant onderwerp is gekoppeld. Acties die als doel hebben om vooruitgang te boeken bij één SDG zullen waarschijnlijk ook een effect hebben op de andere SDG's, aangezien ze met elkaar verband houden. Het verband met deze andere SDG's zal niet worden geanalyseerd in dit verslag.
In het kader van de duurzame ontwikkelingsdoelen ("Sustainable Development Goals" - SDG's) moet een evenwicht worden gevonden tussen landbouw (SDG 2) en biodiversiteit (SDG 15).
Door de technologische vooruitgang is zowel de wereldbevolking als het grondstoffenverbruik dermate toegenomen dat de wetenschappelijke wereld vreest dat het draagvermogen van de aarde is bereikt. Hoewel dit een onderwerp van verhit debat is, lijdt het geen twijfel dat een efficiënte landbouwproductie een van de kernoplossingen is voor de milieu-uitdagingen waar de mens mee wordt geconfronteerd. Het is in die zin dat SIPEF voortdurend streeft naar de verbetering van haar milieu-impact, door ontbossing en nieuwe beplanting op veengrond te elimineren, in wezen dus door naar binnen toe uit te breiden. Dat betekent minder grondstoffen om meer producten te produceren en daarbij afvalproductie en vervuiling terug te dringen.
Hoewel de Groep streeft naar efficiëntie in al haar gewassen, blijft de productie van palmolie het meest controversieel. De reden voor die controversie ligt grotendeels in het feit dat palmolieplantages de belangrijkste oorzaak van ontbossing in Maleisië en Indonesië zijn. Naar schatting zou de uitbreiding van palmolieplantages verantwoordelijk zijn voor 50% van de ontbossing tussen 1972 en 2015 in deze twee landen.2 Dat is des te tragischer omdat die ontbossing heeft plaatsgevonden in enkele van de meest biologisch diverse wouden ter wereld. Dat de habitat van iconische dieren zoals de orang-oetan (Pongo abelii) en de tijger (Panthera tigris sumatrae) daardoor kleiner werd, heeft zeker bijgedragen tot de aandacht voor dit probleem. Gelukkig is er verandering gekomen in deze trends en uit recente studies blijkt een afname van 40% van de ontbossing in de Indonesische oerbossen in 2018, ten opzichte van het gemiddelde jaarlijkse verlies van 2002 tot 2016.3 Het overheidsbeleid en de verbintenissen tegen ontbossing van verantwoordelijke producenten hebben bijgedragen tot deze vertraging van de ontbossing.
Gelet op het feit dat de wereldwijde vraag naar plantaardige oliën tegen 2050 naar schatting zal stijgen met 47%-94%,4 is het absoluut noodzakelijk dat alle andere producenten het voorbeeld van SIPEF volgen en zich ook verbinden tot een beleid dat iedere ontbossing uitsluit. Daarnaast moet de wereld vertrouwen op de meest productieve bron van plantaardige olie. Oliepalmen brengen

2 Gaveau, D. L. A. et al. Rapid conversions and avoided deforestation: examining four decades of industrial plantation expansion in Borneo. Sci. Rep. 6, 32017 (2016).
3 Wijaya, Arief, et al. "Indonesia Is Reducing Deforestation, but Problem Areas Remain." World Resources Institute, 30 juli 2019, www.wri.org/blog/2019/07/ indonesia-reducing-deforestation-problem-areas-remain.
4 Jean-Marc Roda Senior scientist. "The Geopolitics of Palm Oil and Deforestation." The Conversation, 28 sept. 2020, theconversation.com/thegeopolitics-of-palm-oil-and-deforestation-119417.
tot achtmaal meer op per oppervlakte-eenheid dan de andere grote bronnen van plantaardige olie. Palmolie levert circa 31% van de jaarlijkse wereldvraag naar oliën en vetten (236 miljoen ton5 ), maar bezet slechts 8% van het landareaal dat wordt ingenomen door alle gewassen samen die plantaardige olie produceren. Uit een andere recente studie blijkt dat tussen 2000 en 2013 slechts 0,2% van de wereldwijde ontbossing in 'intacte boslandschappen' werd veroorzaakt door oliepalmontwikkeling.6
Het wordt de wetenschappelijke wereld steeds duidelijker dat, veeleer dan palmolie te verwerpen, duurzame palmolie moet worden verwelkomd als de beste bron van plantaardige olie, die zowel mondiale milieuvoordelen als lokale economische groei biedt.

5 Bron: https://www.oilworld.biz/t/publications/data-base
6 Potapov, P. et al. The last frontiers of wilderness: tracking loss of intact forest landscapes from 2000 to 2013. Sci. Adv. 3, e1600821 (2017)
haar activiteiten met betrekking tot de uitstoot van broeikasgassen, landgebruik, watervervuiling en -gebruik, en afvalverwerking. Net zoals voor de meeste bedrijven kan de impact van deze activiteiten ook voor SIPEF negatief zijn.
Het beleid van de Groep is al vele jaren toegespitst op het elimineren of beperken van deze negatieve effecten en, sterker nog, op een betere bescherming van gebieden met een grote ecologische waarde en de herbebossing van aangetaste bossen en aanplantingsgebieden.
Elke vorm van landbouw gaat gepaard met de uitstoot van broeikasgassen. De belangrijkste bronnen van broeikasgassen zijn het vrijkomen van CO2 bij de herbestemming van gronden, veenoxidatie, anaerobe ontbinding en methaanvorming uit rubber- en palmolieafval, het vrijkomen van distikstofmonoxide bij het gebruik van meststoffen en emissies van voertuigen en machines die worden gebruikt tijdens de operaties.
De impact van menselijke activiteiten op de mondiale koolstofcyclus en de daaruit voortvloeiende klimaatverandering, door de toename van de broeikasgasconcentratie in de atmosfeer, vormen een existentiële bedreiging voor de toekomst van de mens. Progressieve landen zijn zich hiervan bewust en stellen ambitieuze verbintenissen op. Zo heeft de Europese Unie (EU) zich ertoe verbonden de uitstoot van broeikasgassen in de EU met minstens 55% te verminderen tegen 2030, ten opzichte van het niveau van 1990. Om dat te verwezenlijken, moet ook de uitstoot die 'ingebed' is in haar import worden teruggedrongen. SIPEF is ervan overtuigd dat haar huidige acties om haar broeikasgasuitstoot te verminderen zowel de Groep zal voorbereiden op deze opkomende striktere markt, als rechtstreeks zal bijdragen tot SDG 13.


De Vennootschap beschouwt deze SDG's als een kans voor haar activiteiten om proactief te groeien in een wereld van voortdurende verandering en onderneemt verschillende acties, die hieronder worden beschreven, om haar prestaties af te stemmen op elk van deze doelen.

De afgelopen jaren heeft SIPEF zich ingezet om haar uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zoals verankerd in haar verantwoordelijk plantagebeleid ("Responsible Plantations Policy" - RPP). In dit verband heeft SIPEF verschillende stappen gezet om haar uitstoot te verminderen. Momenteel stelt de Groep een evaluatie op van de koolstofvoetafdruk van haar verschillende gewassen. Op basis daarvan zal de Groep haar doelen voor de vermindering van haar broeikasgasuitstoot vastleggen. Zij is zich ervan bewust dat een goed begrip van de historische en huidige emissies van de Groep noodzakelijk zal zijn om hiervoor een realistische doelstelling te bepalen.
De historische uitstoot van broeikasgassen voor de ISCC- en RSPO-gecertificeerde palmoliesites van SIPEF wordt sinds respectievelijk 2011 en 2014 geraamd. Beide berekeningsmethodes ramen de grote bronnen van broeikasgasuitstoot en -eliminatie per fabriek en haar bevoorradingsbasis. Het toepassingsgebied en de grenzen omvatten de wijziging van landgebruik en offsite-emissies, zoals de productie en het transport van meststoffen. In de loop van de jaren hebben de RSPO en de ISCC hun berekeningen verfijnd.
Ze hebben echter nog altijd enkele tekortkomingen. Er zijn verschillende veronderstellingen inzake het toepassingsgebied en de inbegrepen emissie- en eliminatiefactoren. De berekeningen worden alleen gecontroleerd voor gecertificeerde palmolieplantages en omvatten dus niet de niet-gecertificeerde palmolieplantages, noch de andere landbouwgewassen. Ten slotte is ook gebleken dat wanneer deze standaarden nieuwe berekeningsmethodes uitvaardigen, de berekeningen andere resultaten opleveren. Met het oog op een consistente en volledige benchmark heeft SIPEF dan ook besloten een systeem in te voeren om de 'koolstof'-prestaties van al haar gewassen te berekenen, op basis van de ISO 14064-methodologie voor de rapportage van de scope 1, 2 en 3 emissie- en eliminatiefactoren. De ISO 14064-methodologie levert een raming op van de jaarlijkse uitstoot en de voetafdruk van iedere bedrijfseenheid. Deze standaard maakt deel uit van een reeks ISO-milieustandaarden. Hij biedt overheden, bedrijven, regio's en andere organisaties een serie aanvullende programmatools om de broeikasgasuitstoot te kwantificeren, te monitoren, te rapporteren en te verifiëren. De ISO 14064-standaard helpt organisaties om deel te nemen aan zowel gereglementeerde als vrijwillige programma's, zoals emissiehandelssystemen en openbare verslaggeving, aan de hand van een wereldwijd erkende standaard. SIPEF stelt momenteel een raming op van het uitstootreferentieniveau van al haar gewassen, en verwacht in het volgende duurzaamheidsverslag betrouwbare referentiecijfers en verminderingsdoelstellingen te kunnen publiceren.
De omvorming van bossen in landbouwgrond verhoogt de broeikasgassen in de atmosfeer omdat CO2 die in die bossen was opgeslagen zo vrijkomt, met alle bekende gevolgen voor de natuur en de mensheid. In tropische wouden is er ook het hoogste biodiversiteitsniveau ter wereld buiten de zee. Het verlies van boshabitats door de omvorming tot landbouwgebied vormt een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit. SIPEF erkent ontbossing als een belangrijk negatief effect van de ontwikkeling van nieuwe plantages. SIPEF heeft zich er in haar RPP toe verbonden nooit tot ontbossing over te gaan. Deze verbintenis geldt voor alle gewassen en omvat de lokale boeren. Met het oog op een effectieve implementatie van dit beleid leeft SIPEF de RSPO-voorschriften na, via de "New Planting Procedure" (NPP). De NPP schrijft onder andere voor dat alle nieuwe beplantingen moeten worden voorafgegaan door evaluaties inzake hoge natuurbehoudswaarde ("High Conservation Value - HCV) en hoge koolstofvoorraadbenadering ("High Carbon Stock Approach" - HCSA). Deze evaluaties doorlopen een strikt kwaliteitscontrolesysteem, dat borg staat voor betrouwbare resultaten. De HCSmethodologie in het bijzonder werkt met zeer specifieke richtlijnen voor de classificatie en meting van de koolstofinhoud van de bestaande vegetatie vóór de voorgestelde ontwikkeling. Alle perceel gegevens worden gebruikt om een koolstofvoor raadwaarde toe te kennen aan de verschillende vegetatieklassen, die in kaart worden gebracht aan de hand van satellietbeelden en verificatie ter plaatse. Conform de HCSA-methodologie doorlo pen de resulterende kaarten een 'patchanalyse', een beslissingsstructuur met 14 stappen waarin wordt bepaald of de in kaart gebrachte vegetatie als HCS moet worden beschouwd en dus behou den moet blijven.
SIPEF heeft aanzienlijke inspanningen gele verd voor de implementatie van HCSA's voor de bestaande en geplande nieuwe ontwikkelingen in Musi Rawas. De HCS-vereiste werd daar met terugwerkende kracht opgelegd voor ontwikkelin gen die reeds de NPP van de RSPO hadden doorlo pen vóór de HCS-vereiste, wat een hele uitdaging was. Voor deze gevallen stemde de RSPO in met het gebruik van "Land Use Risk Identification" (LURI), zodat de kapactiviteiten konden doorgaan tijdens het controleproces van de HCSA's. Alle vereiste HCSA-evaluaties werden afgerond met uitgebreide werkzaamheden in het veld. Er wer den meer dan 300 proefpercelen geïnstalleerd om een raming te verkrijgen van de koolstofvoorraad in de verschillende vastgestelde vegetatietypes.
In deze proefpercelen werd een inventaris opge steld van de boomsoorten en hun diameter, om tot een raming te komen van hun biomassa via het gebruik van een allometrische formule. Alle HCSA- en HCV-rapporten worden onderworpen aan het door de RSPO voorgeschreven kwaliteits controleproces. Dit is een extreem tijdrovend pro ces, en de twee organisaties die belast zijn met de controles hebben een enorme achterstand inzake te controleren rapporten. SIPEF blijft proactief


samenwerken met de HCSA en HCV Resource Network (HCVRN) secretariaten om deze bottleneck aan te pakken.
2020 is het eerste jaar waarin SIPEF gebruikmaakt van "remote sensing " als hulp bij de monitoring van haar HCV-beheergebieden. SIPEF is begonnen met de monitoring van al haar HCV-gebieden op het "Global Forest Watch" (GFW) platform. Dit platform gebruikt multi-spectrale satellietbeelden in gemiddelde resolutie voor de registratie van incidenten van wat wordt beschouwd als verlies en winst van boomoppervlakte. De beeldanalyse is gebaseerd op de verwerking van meer dan twee miljoen "Landsat"-beelden in de tijdspanne 2000-2019. Er zijn algoritmes ontwikkeld die het systeem trainen om in de beelden te herkennen wat moet worden ingedeeld als braakland dan wel als een opstand van bomen van meer dan vijf meter hoog. De huidige software is nog niet in staat om een onderscheid te maken tussen aangeplante en natuurlijke begroeiing. De eerste resultaten op basis van het gebruik van GFW om tot monitoringgegevens inzake bosopstandverlies te komen voor de natuurgebieden van de Vennootschap waren geen onverdeeld succes. De software heeft nog 'bugs' en bij de eerste "testruns" gingen er gegevens van de Groep verloren. Er zijn voorlopige rapporten opgesteld en, zoals ook het geval is bij de monitoring van brandhaarden, werden alle gerapporteerde incidenten van mogelijk verlies van boomoppervlakte ter plaatse onderzocht.
Daaruit is gebleken dat zoals bij de brandhaardgegevens een hoog aantal incidenten 'valspositief' was. Dit zijn gevallen waar de algoritmes onterecht wijzen op een verlies van boomoppervlakte. Een recent onderzoek voor de evaluatie van de betrouwbaarheid van de "Global Forest Watch"-gegevenssets kwam tot de volgende bevinding: "De conclusie is dat, op voorwaarde dat een gepaste kalibrering wordt toegepast op het bosbestandspercentage, de "Global Forest Change"-gegevenssets een goede eerste benadering opleveren van het bosverlies (en waarschijnlijk ook van de boswinst). Maar in landen met uitgebreide bosbestanden en een lage ontbossingsgraad kunnen deze gegevens niet worden gebruikt voor een nauwkeurige raming van het jaarlijkse verlies-/winstpercentage voor auditdoeleinden zonder onafhankelijke referentiegegevens van hoge kwaliteit". SIPEF blijft manieren onderzoeken om beelden en andere informatie afkomstig van "remote sensing" te gebruiken om te helpen bij de monitoring en het beheer van haar natuurgebieden. Uiteindelijk blijkt echter toch maar weer dat niets zo goed werkt als eigen controle ter plaatse.
Zoals blijkt uit de tabel hiernaast waren slechts 6 van de 16 waarschuwingen reëel. Die werden allemaal veroorzaakt door inpalming door lokale gemeenschappen, waarbij de belangrijkste gebieden in Papoea-Nieuw-Guinea gelegen waren. Bij de plaatselijke bevolking gaat men ervan uit dat als het bos niet wordt gebruikt, het iedereen met de nodige energie en wil vrij staat om het om te vormen tot een groentetuin. Hoewel groentetuinen voor eigen gebruik uit zwerflandbouw met braakliggend bos resulteren in wat wordt beschouwd als HCV-habitat, is dit feit goed ingenesteld in het HCV-concept, dat hoofdzakelijk vanuit de ontwikkelde landen wordt aangestuurd.
| GFW ID | PLANTAGE | BREEDTEGRAAD | LENGTEGRAAD | DATUM | HA BEVESTIGD | OPMERKINGEN |
|---|---|---|---|---|---|---|
| GFW_01 | Perlabian | 2.05829 | 100.0816 | 12/10/2020 | 0,19 | - |
| GFW_02 | Sei Liam | -2.73096 | 102.95 | 12/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_03 | Sei Liam | -2.82423 | 102.9754 | 12/10/2020 | 1,5 | Lokale gemeenschappen planten palmen in dit gebied; geraamde palmleeftijd 1,5 jaar. |
| GFW_04 | Sei Liam | -2.79578 | 102.9857 | 12/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_05 | ARU West | -2.69817 | 102.6012 | 19/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_06 | ARU West | -2.69083 | 102.6187 | 19/10/2020 | 1,22 | Lokale gemeenschappen hebben geplant in de Rawas River bufferzone - mogelijk rijst - sinds 2015. |
| GFW_07 | AKL North | -3.33692 | 102.9996 | 26/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_08 | AKL North | -3.34036 | 103.0365 | 26/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_09 | AKL North | -3.34086 | 103.0334 | 26/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_10 | AKL East | -3.36691 | 103.0042 | 26/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_11 | AKL East | -3.37169 | 103.0361 | 26/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_12 | AKL East | -3.38166 | 103.018 | 26/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_13 | AKL East | -3.3868 | 103.0265 | 26/10/2020 | 0 | Geen ontbossing gedetecteerd |
| GFW_ PNG_01 |
Pandi | -5.01827 | 151.4299 | 06/12/2020 | 7,51 | Inpalming door lokale gemeenschappen |
| GFW_ PNG_02 |
Pandi | -5.01691 | 151.4325 | 06/12/2020 | 3,51 | Inpalming door lokale gemeenschappen |
| GFW_ PNG_03 |
Pandi | -5.00904 | 151.4395 | 08/12/2020 | 0,1 | Inpalming door lokale gemeenschappen |
SIPEF erkent dat ontwikkelingen op veengrond een belangrijke bron van broeikasgasuitstoot in de palmolieteelt zijn. Veengebieden slaan grote hoeveelheden koolstof op, die, wanneer de gebieden worden drooggelegd om er gewassen op te telen, wordt omgezet in koolstofdioxide via ontbinding door aerobe bacteriën (respiratie) en in sommige gevallen brand veroorzaakt (oxidatie). Naast de verbintenis tegen ontbossing bepaalt het RPP dan ook dat SIPEF geen veengebieden zal ontwikkelen, ongeacht de diepte, in nieuwe plantages.
SIPEF bezit echter verschillende in het verleden ontwikkelde plantages in veengebied. In die situaties worden de snelheid van ontbinding en de branden afgeremd door een hoge grondwaterstand te handhaven. SIPEF werkt ook samen met lokale boeren om ervoor te zorgen dat beplantingen op veengronden de beste beheerpraktijken van de RSPO volgen. Al deze plantages op veenland worden geïnventariseerd, gedocumenteerd en gerapporteerd aan het RSPO-secretariaat om de beste beheerpraktijken conform de RSPOvereisten te monitoren en te promoten.
De op een na grootste emissiefactor na het verdwijnen van natuurlijke vegetatie is de uitstoot van methaan uit fabrieksafvalwater. De grootste bron van fabrieksafvalstromen zijn de palmoliefabrieken. De organische materie in dit afvalwater is rijk aan voedingsstoffen. Voor het zuiveringsproces om de organische materie in afvalwater van palmoliefabrieken te verminderen wordt onder andere gebruikgemaakt van anaerobe bacteriën.
Helaas komt bij dit proces methaan vrij, een krachtig broeikasgas dat ook een bron van luchtvervuiling is en een sterk ongunstige impact heeft op ecosystemen, luchtkwaliteit, landbouw en de gezondheid van mensen en dieren. Om te voorkomen dat er methaan in de atmosfeer komt, wordt het gas afgefakkeld of verbrand in biogasinstallaties. Dit laatste systeem vervangt de elektriciteit, die in alle operationele gebieden van de Groep wordt geproduceerd met behulp van steenkool- of dieselgeneratoren wanneer er geen aansluiting op het stroomnet is.
SIPEF heeft momenteel methaanopvanginstallaties in vijf van de negen palmoliefabrieken. Door het methaangas op te vangen dat wordt geproduceerd in de vergisters, en het ofwel af te fakkelen ofwel er elektriciteit mee te produceren, wordt er een groot deel van de uitstoot van broeikasgassen vermeden. Alle methaanopvangsystemen die in de fabrieken zijn geïnstalleerd, zijn geregistreerd in de "United Nations Framework Convention on Climate Change" (UNFCCC) en voldoen aan de normen van het "Clean Development Mechanism" (CDM), dat de gebruikte technieken valideert.
Het is de bedoeling van de SIPEF-groep om in de toekomst alle palmoliefabrieken uit te rusten met methaanopvang- en preventiesystemen, naarmate de technologie beschikbaar en betaalbaar wordt. Verdere investeringen in biogasgeneratoren hangen af van de verbintenissen van de elektriciteitsmaatschappijen, die sinds begin 2019 niet meer betalen voor de in het net geïnjecteerde elektriciteit. Deze inkomsten zijn essentieel om de investeringen economisch rendabel te houden.
De afgelopen jaren werden er in Indonesië drie belangrijke projecten op touw gezet om de uitstoot van methaangas zoveel mogelijk te beperken:
3 -- Ten slotte werd in Bukit Maradja eind 2016 een composteersysteem in gebruik genomen dat compost van hoge kwaliteit produceert. Het systeem combineert lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches" - EFB) en fabrieksafvalwater in een composteringsproces dat zorgt voor constante aerobe omstandigheden om de productie van methaan tot een minimum te beperken. Dat gebeurt door de EFB en het fabrieksafvalwater te beluchten en om te roeren naarmate de compost door een serie speciaal ontworpen bunkers vloeit. Het zuurstof- en methaangehalte en de temperatuur worden constant bewaakt en geregistreerd om zeker te stellen dat de aerobe omstandigheden in het proces worden gehandhaafd. De composteerinstallatie van Bukit Maradja vormt het eerste gebruik van deze technologie door PT Tolan Tiga Indonesia. Deze installatie zorgt voor een maximale recycling van de voedingsstoffen die vroeger verloren gingen via de lozing van afvalwater. Door de gecomposteerde EFB met afvalwater weer op het veld te verspreiden, worden er minder chemische meststoffen gebruikt. Dat elimineert de grote hoeveelheden N20 die anders zou worden uitgestoten door stikstofhoudende chemische meststoffen. Stikstofoxide is een broeikasgas dat 310 maal krachtiger is dan CO2 . Niet alleen zorgt de compost voor een drastische vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, dit natuurlijke product verbetert ook het 'bodemleven', een term die wordt gebruikt om de biologische omstandigheden te beschrijven die noodzakelijk zijn voor een hoog rendement in de plantages.
De "senior sustainability manager" van PT Tolan Tiga Indonesia heeft zijn MSc behaald met een thesis getiteld 'A Comparative Analysis of Performance and Environmental Variables between the Use of Organic and Inorganic Fertilizers in Palm Oil'. Voor zijn onderzoek analyseerde hij gegevens van 2014 tot 2019, een periode die een goede vergelijkingsbasis vormt. De productie, het transport en het uitspreiden van de compost heeft een kostprijs, die wordt gecompenseerd door de besparing van circa 6 kg per palm, waarbij de huidige hoeveelheid kunstmest wordt verminderd tot 2 kg per palm in de compostzones. Het gebruik van EFB-compost als organische meststof leidt tot een aanzienlijke vermindering van de broeikaswaarden, van 4,022 kg CO2 -equivalent per ton FFB.

Fossiele brandstoffen zijn een koolwaterstofhoudend materiaal van biologische oorsprong dat kan worden verbrand voor energie. Fossiele brandstoffen zijn bijvoorbeeld steenkool, aardolie en aardgas. Het gebruik van fossiele brandstoffen voor palmolie betreft diesel.
SIPEF monitort het gebruik van fossiele brandstoffen door zijn activiteiten en voert maatregelen in om dit gebruik te beperken. SIPEF bewaakt zijn brandstofgebruik en streeft ernaar dit terug te dringen om zowel de rendabiliteit van zijn operaties te verhogen als de uitstoot van broeikasgassen te verlagen.
Zoals blijkt uit de onderstaande tabel is de brandstofefficiëntie, uitgedrukt als het aantal liter diesel dat wordt gebruikt per ton verkocht product, aan het verbeteren.
| FFB | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|---|
| Indonesië* | PLPOM | 1,28 | 1,34 | 1,34 |
| BMPOM | 0,34 | 0,43 | 0,58 | |
| UMWPOM | 1,62 | 0,40 | 0,25 | |
| MMPOM | 1,15 | 1,00 | 1,50 | |
| BTPOM | 0,58 | 1,00 | 0,49 | |
| DMPOM | 1,65 | 1,41 | 0,72 | |
| Papoea-Nieuw-Guinea | HPOM | 4,21 | 5,13 | 4,36 |
| NPOM | 1,62 | 3,03 | 2,97 | |
| BPOM | 2,75 | 3,72 | 3,04 | |
| RUBBER** | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
| MMCRF | 25,26 | 25,00 | 9,07 | |
| BPRF | 1,48 | 1,63 | 1,63 | |
| MASRF | 3,14 | 3,69 | 3,68 | |
| THEE | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
| CITF | 0,41 | 0,42 | 0,04 | |
| GEMIDDELDEN | 2018 | 2019 | 2020 | |
| Palmolie | 1,69 | 1,94 | 1,69 | |
| Rubber | 9,96 | 10,11 | 4,79 |
* De vermindering van fossiele brandstof bij UMWPOM is te danken aan het gebruik van elektriciteit van PLN voor de opstart, de processen en de verlichting van de fabriek na de fabrieksverwerking sinds 2019. De toename van fossiele brandstof bij MMPOM is het gevolg van het onderhoud van 20 000 uur van de gasmotor van eind augustus 2020 tot eind oktober 2020. Daardoor moest MMPOM elektriciteit produceren via dieselgeneratoren voor de verlichting na de fabrieksverwerkingsuren en voor de CRF-activiteiten. De vermindering van fossiele brandstof bij BTPOM is te danken aan het gebruik van elektriciteit van PLN voor de verlichting van de fabriek na de fabrieksverwerkingsuren sinds mei 2020. De vermindering van fossiele brandstof bij DMPOM is te danken aan het gebruik van elektriciteit van PLN voor de verlichting van de fabriek na de fabrieksverwerkingsuren sinds eind februari 2020.
** De vermindering van fossiele brandstof bij MMCRF is te danken aan het toegenomen en efficiënter gebruik van biogas voor de CRFdroogbranders.
De cijfers voor palmolie hebben betrekking op Indonesië en Papoea-Nieuw- Guinea. In Indonesië worden minder fossiele brandstoffen gebruikt omdat de fabrieken er worden aangedreven door elektriciteit die direct wordt geleverd door het openbare net of die wordt opgewekt door de methaanopvangsystemen die gebouwd zijn in de fabrieken die hun eigen elektriciteit produceren. In Papoea-Nieuw-Guinea daarentegen wordt de meeste elektriciteit geproduceerd door dieselgeneratoren. Daardoor ligt het gebruik van fossiele brandstoffen er hoger dan in Indonesië.
In de rubberbedrijven is het gebruik van fossiele brandstoffen in 2020 drastisch gedaald dankzij de vervanging van dieselbranders door gasbranders om het rubber te drogen.
Het gebruik van fossiele brandstoffen voor de theeactiviteiten is altijd al laag geweest, omdat de plantage er al meer dan 30 jaar zijn eigen elektriciteit produceert via waterkrachtturbines. Fossiele brandstoffen worden enkel gebruikt in het droge seizoen, wanneer er te weinig water is. In 2018 schakelden de theefabrieken bijna volledig over op het openbare stroomnet.
De verpakkingsstations voor bananen draaien volledig op elektriciteit van het openbare net.
De belangrijkste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit en terrestrische ecosystemen is landbouw, door de wijziging van het landgebruik, zoals ontbossing, vervuiling, overexploitatie, brand en klimaatverandering. De biodiversiteit, zowel de natuurlijke biodiversiteit als de genetische diversiteit van gewassen en vee, gaat sterk achteruit en veel soorten worden met uitsterven bedreigd. De genetische diversiteit in de landbouw is een belangrijk wapen tegen risico's zoals ziekten en droogte. Terrestrische ecosystemen zoals bossen, graslanden en moerasgebieden leveren voedsel en natuurlijke vezels op, maar zuiveren ook lucht en water, zij reguleren het klimaat, zorgen voor bestuivers voor de gewassen, en assimileren en circuleren de voedingsstoffen die een vruchtbare bodem in stand houden.

Zoals reeds eerder gemeld in dit verslag, past SIPEF de "High Conservation Value" (HCV) en de "High Carbon Stock Approach" (HCSA7 ) methodes toe om erop toe te zien dat de uitbreiding van haar plantages niet leidt tot het verlies van HCVgebieden, bossen en ecosysteemdiensten. De HCSA schrijft voor dat gebieden die zijn aangemerkt als "High Carbon Stock" (HCS) moeten worden beschermd.
Sinds november 2018 moeten alle nieuwe ontwikkelingen worden voorafgegaan door een geïntegreerde HCV/HCS-evaluatie in het kader van de NPP van de RSPO. Voor lopende nieuwe ontwikkelingen, die werden geëvalueerd vóór de nieuwe RSPO-standaard werd ingevoerd, en die de Groep heeft in Musi Rawas, zijn 'standalone evaluaties' ingediend bij de HCSA om te garanderen dat er geen HCS is gekapt na de wijziging van de RSPO-voorschriften. De met terugwerkende kracht opgelegde wijzigingen in de RSPOstandaard vormen een bijzondere uitdaging voor het ontwikkelingsproces.
HCSA werd oorspronkelijk ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen landen of landschappen met een gefragmenteerd bosareaal en deze met sterk beboste gebieden. Na vier jaar werd er besloten om geen onderscheid te maken in de methodologie. Dit plaatst sterk beboste gebieden zoals Papoea-Nieuw-Guinea in een moeilijke positie met betrekking tot de groeivooruitzichten voor de palmoliesector, die een belangrijke bijdrage levert aan economische ontwikkeling van het land. De RSPO, die zich voor zijn standaard op de HCSA-methode heeft gebaseerd, heeft dit erkend en werkt aan een aanpassing van de methode voor speciale gevallen. SIPEF werkt samen met de RSPO aan deze aanpassing van de HCSA-methode om ervoor te zorgen dat er plaats is voor nieuwe RSPO-leden in landen met sterk beboste gebieden ("High Forest Cover" - HFC), inclusief voor de lokale boeren in deze gebieden, die volledig afhangen van de inkomsten uit hun oliepalmplantages.
De Groep is ervan overtuigd dat plantagebedrijven verder kunnen en moeten kijken dan hun concessies, naar het bredere natuurlijke en sociale landschap, om positieve projecten te steunen of zelf op te richten. De langdurige aanwezigheid van de Groep kan worden gebruikt als een hefboom om een blijvende positieve impact te creëren.
Om dit doel te bereiken, participeert SIPEF via haar stichting in verschillende projecten die de bescherming van belangrijke ecologische gebieden in Indonesië verbeteren. Yayasan SIPEF Indonesia is de stichting die SIPEF in 2009 hielp op te richten om gebieden met een grote ecologische waarde in Indonesië beter te beschermen. De stichting beheert momenteel twee projecten in het zuidwesten van Sumatra, meer bepaald in Mukomuko in de provincie Bengkulu.
7 www.highcarbonstock.org
Het eerste is het schildpadbeschermingsproject in het natuurpark Air Hitam. Dit project wordt rechtstreeks door de stichting beheerd in samenwerking met de functionaris voor natuurlijke rijkdommen en natuurbehoud van het departement Milieu en bosbouw van Bengkulu. Het ging in 2010 van start als een van de weinige beschermingsprojecten in Sumatra die worden uitgevoerd door de lokale bevolking. Twee dorpen werken samen om toezicht te houden op een strandzone van ongeveer vijf kilometer lang. Ze controleren of schildpadden er eieren hebben gelegd. De eieren worden verzameld om ze tegen varanen te beschermen en worden onder gecontroleerde omstandigheden uitgebroed, waarna de jonge schildpadjes worden vrijgelaten. Door veranderende oceaanstromen zijn er de afgelopen jaren veel keien aangespoeld op het strand, waardoor er minder plaats is voor de schildpadden. Toch was er in 2018 en 2019 een stijging van het aantal nesten. In 2017 werden er slechts 1 013 eieren verzameld, maar dat aantal steeg naar 2 935 in 2018 en naar 4 922 in 2019. Het gaat voornamelijk om eieren van warana's of dwergschildpadden (Lepidochelys olivacea) (4 846 eieren van warana's en 76 van lederschildpadden). In 2019 werden 2 734 babywarana's vrijgelaten. In 2020 werden er 4 318 eieren verzameld, 3 934 van warana's en 384 van groene schildpadden. In totaal werden 2 451 schildpadden vrijgelaten: 2 201 warana's en 250 groene schildpadden. De relatief lage vruchtbaarheidsgraad wordt momenteel onderzocht.
SIPEF blijft steun bieden aan de lokale autoriteiten en de dorpsbewoners die zich inzetten voor het project, zodat alles in gereedheid is wanneer de omstandigheden op het strand verbeteren en de schildpadden weer massaal aan land zullen komen. Uit historische gegevens en de huidige omstandigheden blijkt dat de stranderosie een negatieve impact heeft op de beschikbaarheid van nestplaatsen. Voor het eerst in zeven jaar legde de lederschildpad (Dermochelys coriacea) in 2018 weer eieren op dit strand. Door een systeem dat de

In totaal werden in 2020 2 451 schildpadden vrijgelaten
wetenschap nog niet volledig kan verklaren keren zeeschildpadden altijd terug naar het strand waar ze geboren zijn. Het is de ambitie van SIPEF dat er in de komende jaren nog veel meer schildpadden deze stranden zullen bezoeken om eieren te leggen die uitkomen, zodat ook de toekomstige generaties van dit wonder kunnen genieten.
Het tweede project is SIPEF Biodiversity Indonesia (SBI), een bosbeheereenheid die het ecosysteem herstelt. Omdat het Indonesische departement Milieu en bosbouw vergunningen voor het herstel van ecosystemen alleen aan rechtspersonen toekent, kon de stichting niet rechtstreeks optreden, maar werd een naamloze vennootschap opgericht, SBI.
SBI is het grootste project van de stichting. De SIPEF-groep heeft een jaarlijks budget van USD 200 000 uitgetrokken voor het project.
SBI beheert een bos van 12 656 hectare dat een buffer vormt voor het nationaal park Kerinci Seblat en ecosysteemdiensten biedt aan de bevolking stroomafwaarts van de waterscheiding. In dit gebied leeft de bedreigde Sumatraanse

tijger (Panthera tigris sumatrae). Het is een van slechts 16 projecten in Indonesië die van het Indonesische ministerie voor bosbouw een vergunning voor wederopbouw van het ecosysteem hebben gekregen voor een periode van 60 jaar. In het kantoor van SBI in Mukomuko werken veertig mensen, van ervaren boswachters tot pas afgestudeerden, die meestal uit de omliggende dorpen komen.
In 2015 werden de eerste patrouilles uitgevoerd en werden cameravallen geïnstalleerd. Het doel van de patrouilles is de illegale houtkap, de illegale aanplanting van oliepalmen en het stropen tegen te gaan. In 2015 registreerde het SBI-team 1 083 mandagen aan patrouilles, tegen 1 147 in 2018, 1 222 in 2019 en 1 398 in 2020. Deze cijfers tonen aan dat illegale houtkap, inpalming van bosareaal en stroperij nog steeds duidelijke bedreigingen vormen en dat de nauwe samenwerking met de dienst Bosbeheer en de beveiligingsdiensten om dit probleem aan te pakken moet worden voortgezet.
In 2016 begonnen groepen uit de plaatselijke gemeenschappen herbebossingswerkzaamheden in het projectgebied uit te voeren. Intussen werden verschillende groepen van bosboeren opgericht en heeft het project bijna zijn volledige capaciteit bereikt. De bosboeren vormen een essentieel onderdeel van het project en zijn even belangrijk voor het succes op lange termijn als de patrouilles. Hun hechte relatie met SBI zorgt ervoor dat de omliggende gemeenschappen de doelen van het project begrijpen en in grote mate ondersteunen. Onder toezicht van SBI beheren de bosboeren een deel van de meest getroffen gebieden die geregistreerd zijn bij de dienst Bosbeheer. Op de percelen worden alleen bomen aangeplant, namelijk een mix van meer dan twintig fruitsoorten, rubber en houtsoorten. Eind 2018 waren er acht kweektuinen operationeel, waarvan er vijf door de stichting beheerd worden en drie door de dorpsbewoners. De beplanting van aangetaste bosgebieden vordert gestaag, met 88 hectare beschadigd areaal dat wordt hersteld, en 468 hectare bosareaal dat wordt verrijkt met waardevolle soorten. Het SBI-project beheert het op een na grootste herbeboste gebied van alle 16 ecosysteemherstelprojecten. Er worden nog steeds oliepalmen gekapt die illegaal in het projectgebied groeien. In 2017 werden in het projectgebied 1 438 palmen gekapt, 62 in 2018, 73 in 2019 en 82 in 2020. Dat gebeurt met instemming van de telers, die de situatie met betrekking tot de landrechten en natuurbehoud begrijpen. Deze telers worden ertoe aangezet om het gebied te verlaten, en als dat niet mogelijk is, krijgen zij multifunctionele bomen om te planten in plaats van oliepalm. De meesten van deze telers hebben zich aangesloten bij de projectgroepen. SBI investeert actief in opleiding en de ontwikkeling van kennis en vaardigheden ter ondersteuning van alternatieve manieren om de kost te verdienen die bijdragen tot het behoud van het gebied.
SBI heeft vier basiskampen, waarvan het recentste in 2019 werd gebouwd. Elk basiskamp heeft een brandtoren en vervult drie hoofdtaken: een permanente aanwezigheid op bekende
toegangspunten tot het project, als verzamelplaats voor patrouilles en biodiversiteitsmonitoring en als kweektuin voor toekomstige beplantingen. De meest dankbare activiteiten van het project zijn de cameravallen en de biodiversiteitsmonitoring. Dat blijkt uit de rijke megafauna die in het gebied is waargenomen: de ernstig bedreigde Sumatraanse tijger (Panthera tigris sondaica), de Sumatraanse nevelpanter (Neofelis diardi diardi), de Maleise beer (Helarctos malayanus), de tapir (Tapirus indicus), de Sumatraanse muntjak (Muntiacus montanus) en de grote argusfazant (Argusianus argus). Er werden ook twee zeldzame soorten gezien: een vrij grote Aziatische goudkat (Catopuma temminckii) en wilde honden (Cuon alpinus). Deze positieve evolutie stimuleert de SIPEF-stichting om verder te gaan op de ingeslagen weg. USD200000

jaarlijks budget van de Groep voor SIPEF Biodiversity Indonesia
SIPEF heeft ook een herbebossingsprogramma in Ivoorkust. Het bosareaal in Ivoorkust is teruggelopen van 16 miljoen hectare in 1960 naar minder dan 3 miljoen hectare in 2010.
Plantations J. Eglin, het bananenbedrijf van SIPEF, is zich goed bewust van het belang van bossen voor het behoud van biodiversiteit en voor het klimaat. Daarom heeft het bedrijf, na een onderzoek in 2010 van het geïntegreerde beheer van flora en fauna op zijn productielocaties, een herbebossingsplan ingevoerd voor laaggelegen gebieden die niet geschikt zijn voor de bananenteelt, voornamelijk op de sites van Azaguié en Agboville.
Op deze twee locaties werden tussen 2010 en 2019 meer dan 150 000 Gmelina- en teakbomen geplant op in totaal 132 hectare, wat overeenkomt met 8% van de oppervlakte van het bedrijf.
| JAAR | BEPLANT AREAAL (HA) | AANGEPLANTE | OPMERKINGEN | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| AZAGUIÉ | AGBOVILLE | SOORTEN | ||||
| 2010 | 5,5 | 21 | Gmelina arborea / Tectona grandis |
Het totale beplante areaal in Agboville eind 2010 was 31 hectare. 10 hectare met teakbomen had echter sterk te lijden onder water overlast in de laag liggende gebieden. Deze soort werd daarop vervangen door Gmelina. |
||
| 2011 | 1 | 10 | Gmelina arborea | 10 hectare Gmelina aangeplant in plaats van de 10 hectare teak die in 2010 verloren ging in Agboville. |
||
| 2012 | 10 | 11,5 | Gmelina arborea | |||
| 2013 | 17,7 | 28 | Gmelina arborea | |||
| 2014 | 0 | 12 | Gmelina arborea | |||
| 2016 | 4 | 4 | Gmelina arborea | |||
| 2019 | 7,3 | - | Gmelina arborea | |||
| 2020 | - | - | - | |||
| TOTAAL | 45,5 | 86,5 |
Deze gebieden werden hoofdzakelijk beplant met Gmelina (96%), dat beter geschikt is voor het laagland dan teak (4%), dat beter gedijt op heuvels.
In 2020 werden geen nieuwe bomen geplant, omdat er was besloten zich te focussen op een strategie van optimalisatie en handhaving van de bosbestanden. In 2021 is het echter wel de bedoeling om het herbebossingsprogramma voort te zetten met het planten van nieuwe bomen.


Naast hun ecologische waarde zijn Gmelinaen teakbomen ook commercieel interessante houtsoorten. Gmelina is een zeer snel groeiende soort die na 15 jaar kan worden geëxploiteerd, op voorwaarde dat de juiste bosbouwtechnieken worden gebruikt. De bomen kunnen 30 à 40 meter hoog worden, met een diameter van 80 tot 140 cm, en het hout wordt gebruikt voor kratten, vezel- en spaanplaten, beelden, meubels, lucifers, instrumenten, pulp van hoge kwaliteit, potloden enzovoort. Plantations J. Eglin zal de 132 reeds geplante hectare blijven onderhouden, vooral door te kleine en overtollige bomen uit te dunnen (zie afbeelding). In 2021 is het bedrijf in het kader
van zijn herbebossingsprogramma van plan om 40 hectare van deze beschikbare en voorlopig nog niet geëxploiteerde zones te ontwikkelen. Momenteel worden de exploitatiemogelijkheden geëvalueerd voor het gebruik van de bij de uitdunning gerooide bomen als houtskool of als brandhout voor bakkerijen. Deze uitdunning zou 2 000 ton hout moeten opleveren, en er is contact opgenomen met een bedrijf dat gespecialiseerd is in herbebossing en duurzaam bosbeheer om deze aanpak op middellange tot lange termijn te optimaliseren.
Hout is de belangrijkste brandstof om te koken in de landelijke gebieden waar de plantages gevestigd zijn. Plantations J. Eglin voert campagnes om het houtverbruik van gezinnen op de sites te verminderen, in parallel met de bewustmaking van de werknemers en de aanleg van bosgebieden. In 2018 werd een prototype van een verbeterde houtoven ontwikkeld en na verschillende tests alge-
meen ingevoerd, in zowel bestaande als nieuwe wooneenheden. Eind 2020 waren in drie jaar in totaal 645 verbeterde houtovens gebouwd ter 645
Verbeterde houtovens vervangen de traditionele kookvuren op 3 stenen

vervanging van de traditionele kookvuren op drie stenen. In 2021 zal het bedrijf deze investeringen voortzetten om de levensomstandigheden van zijn arbeiders te verbeteren en het brandstofverbruik terug te dringen.
Deze verbeterde houtovens hebben de volgende voordelen:
In alle activiteiten van de Groep wordt bijzondere aandacht geschonken aan brandpreventie, brandrisicomonitoring en brandbestrijding, zeker in veengebieden. Voor de teelt van oliepalmen op veengrond moet de bodem gedraineerd worden, wat hem vatbaarder maakt voor brand en overstroming. Gedraineerde veengronden zijn hotspots voor brand.
Het RPP van SIPEF verbiedt brandstichting om landbouwgrond vrij te maken op de plantages of in de gebieden die SIPEF beheert. Dergelijke brandstichting is niet alleen verboden volgens de wetten van de landen waar de Groep actief is, maar is ook schadelijk voor de vruchtbaarheid op lange termijn van de bodem.
Bovendien tonen de perioden van extreme droogte aan hoe groot de impact van de klimaatverandering is. Duurzame landontwikkeling vereist dan ook dat in de toekomst nog meer inspanningen worden geleverd om branden die geregistreerd worden in de door SIPEF gecontroleerde concessiegebieden te beheersen. De beste manier daarvoor is samenwerken met de betrokken stakeholders, onder wie ook de plaatselijke autoriteiten, om inbreuken te ontmoedigen en de samenwerking met de lokale dorpsbewoners te verbeteren om iedere brand te voorkomen.
De Groep houdt toezicht over de beheerde plantages via bemande brandtorens, door te communiceren met de medewerkers op het veld en door alle direct waargenomen branden te onderzoeken, net als alle mogelijke branden of hotspots die per satelliet zijn gesignaleerd in het "Fire Information for Resource Management System" (FIRMS8 ). Alle branden op de plantages moeten worden gedocumenteerd volgens een strikt meldingssysteem. Elke geautomatiseerde hotspotwaarschuwing op basis van satellietbeelden wordt onderzocht. De brandrisicostatus wordt elke dag bijgewerkt en aan het personeel op alle niveaus meegedeeld. Op talrijke plaatsen in de plantages staan borden die de brandrisicostatus aangeven voor de werknemers en hun gezinnen. Wanneer het risico hoog is, worden brandwachters uitgestuurd.

Dit zijn de cijfers voor het brandbewakingssysteem in Indonesië.
| TOTAAL TOT NU TOE (NOVEMBER) | |||
|---|---|---|---|
| NASA-brandhaarden | 107 | ||
| Brandhaarden gemeld aan RSPO | 22 | ||
| Bevestigde branden in concessie | 5 | ||
| Hectare verbrand in concessie | 5,85 |
Volgens de gedetailleerde brandmeldingen vonden de vijf bevestigde branden binnen concessies van de Groep allemaal plaats in locatievergunningen in Musi Rawas, op land dat nog eigendom is van lokale gemeenschappen. Deze branden worden aangestoken door de eigenaars van dat land, meestal om een gewas te gaan telen. SIPEF heeft geen rechtsbevoegdheid over deze gronden. Alle branden worden in detail gemeld bij zowel de lokale politie als de RSPO, wat ook geldt voor 22 van de oorspronkelijk ontvangen hotspotmeldingen. Uiteindelijk blijkt dus dat slechts vijf van de 107 oorspronkelijke waarschuwingen ook echt een brand betroffen, wat neerkomt op minder dan 5%. De satelliettechnologie boekt soms indrukwekkende resultaten, maar moet op bepaalde domeinen nog heel wat beter worden, wil zij het bedrijf tijd en moeite helpen besparen.
In overeenstemming met de wet en met de principes en criteria van de RSPO beschikt de Groep over getrainde brandweerlui, specifieke middelen en voertuigen die uitgerust zijn met watertanks en hogedrukpompen. De brandweerteams trainen wekelijks en zijn zeer gemotiveerd. Ze worden ook telkens wanneer dat nodig is buiten de plantages ingezet om branden in de nabijgelegen dorpen te bestrijden. Alle branden worden onmiddellijk geblust. Er wordt voor elke brand een intern rapport opgesteld, dat vervolgens bij de politie wordt ingediend.
8 www.firms.modaps.eosdis.nasa.gov/
Om goed te groeien, hebben planten voedingsstoffen nodig, die ze normaliter in de grond vinden. Dagelijks worden meststoffen gebruikt om gewassen te helpen groeien. Diverse teelten putten de voedingsstoffen in de bodem uit, op verschillende manieren en tegen verschillende snelheden. Meststoffen zijn dan ook essentieel voor de voedselzekerheid, maar ze moeten wel op de juiste manier worden gebruikt. Een overmaat aan meststoffen kan problemen met insecten en ziekten versterken. Overtollige meststoffen spoelen ook weg van de velden en kunnen waterwegen vervuilen en uitstoot van broeikasgassen veroorzaken.
Om plagen onder controle te houden, wordt meestal gebruikgemaakt van pesticiden en andere chemicaliën, die door de grond kunnen sijpelen en giftig kunnen zijn voor andere organismen, zoals vissen en ongewervelden. De meeste pesticiden doden wel het doelongedierte, maar kunnen ook nuttige organismen in de bodem doden, zoals bestuivers,
dierenleven.
en vormen een gevaar voor het
12 -- Zorgen voor verantwoorde consumptie- en productiepatronen.
12.2 -- Tegen 2030 het duurzame beheer en het efficiënte gebruik van natuurlijke grondstoffen realiseren.
Meststoffen zijn noodzakelijk om de productiviteit in stand te houden. Voedingsstoffen die worden afgevoerd bij de verkoop van landbouwproducten moeten worden teruggegeven aan de bodem om de groei van leven in de toekomst te bevorderen. Meststoffen vormen een van de grootste kosten voor de operaties en de Groep levert inspanningen om het gebruik van minerale meststoffen te beperken en ze beter te benutten of te vervangen door organische meststoffen.
Alle lege vruchtentrossen ("empty fruit bunches" of EFB's) van de palmoliefabrieken van de Groep worden over de velden verspreid om de resterende voedingsstoffen en organische materie terug in het veld te brengen. In de plantage van Bukit Maradja verwerkt een composteersysteem 100% van de EFB's en het afvalwater tot organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. De compost wordt als bodemverbeteraar in de plantages gebruikt. Op deze manier kan SIPEF het gebruik van minerale meststoffen verminderen. Er wordt verwacht dat de compost meer dan 60% van de minerale meststoffen in de plantage van Bukit Maradja zal vervangen.
Het gebruik van pesticiden wordt grondig gecontroleerd. Voor alle operaties worden geïntegreerde bestrijdingsplannen ("Integrated Pest Management" of IPM) opgesteld, die jaarlijks worden geëvalueerd. Ook de veiligheid en werkzaamheid van alle actieve bestanddelen worden jaarlijks gecontroleerd. Pesticiden uit de categorieën 'Ia' en 'Ib' van de Wereldgezondheidsorganisatie worden alleen gebruikt als er geen doeltreffende alternatieven zijn. Voor het gebruik van dergelijke pesticiden moet geval per geval schriftelijke toestemming worden verleend door de lokale directie. Alle thee-, rubber- en bananenplantages van de Groep zijn gecertificeerd volgens de "Rainforest Alliance"-standaard en passen dus geen pesticiden toe die voorkomen op de lijst van pesticiden die verboden zijn volgens deze standaard (www.rainforest-alliance.org/business/resource-item/lists-for-pesticide-management/). De lijst met verboden pesticiden van de "Rainforest Alliance" wordt regelmatig bijgewerkt door technische experts van de Universiteit van Oregon en is de strengste norm die bestaat voor de sector. Het actieve bestanddeel paraquat werd in juli 2016 uitgefaseerd in alle activiteiten van SIPEF.
Alle permanente of tijdelijke arbeiders die met pesticiden werken krijgen specifieke opleidingen en aangepaste uitrusting, en hun gezondheid wordt regelmatig gecontroleerd.
Voor alle teelten van de Groep worden IPMsystemen toegepast. IPM is een holistisch concept waarbij pesticiden één element van ongediertebestrijding zijn, maar niet het enige. Een goed bestrijdingsplan moet ook specifieke, doelgerichte landbouwpraktijken bevatten. Zo kunnen de populaties van neushoornkevers (Oryctes), die een ernstige bedreiging vormen voor jonge palmen, onder controle worden gehouden door op het ogenblik van herbeplanting oude palmstammen te kappen om de habitat van de Orycteslarven

te verkleinen. Door deze ingreep wordt het overmatig gebruik van pesticiden tegengegaan. SIPEF stimuleert de aanwezigheid van natuurlijke roofdieren zoals kerkuilen en grijze wouwen op zijn plantages om de populaties van knaagdieren binnen de perken te houden. De plantages van Agro Muko investeren fors in nestkasten voor uilen. Tot nu toe zijn er 130 nestkasten gebouwd, waarvan er 70% bezet zijn. De aanwezigheid van de uilen helpt de rattenpopulatie onder controle te houden en zo het gebruik van rodenticiden door de Groep te verminderen.
Wanneer pesticiden toch noodzakelijk zijn, worden ze zo optimaal mogelijk gebruikt. De werknemers op het veld en landbouwkundigen houden tellingen van de ziekten en plagen bij. Wanneer bepaalde drempels worden overschreden, worden pesticiden ingezet, maar op een gecontroleerde, nauwkeurig afgemeten manier. Op de bananenplantages wordt veel aandacht besteed aan het voorkomen van resistentieopbouw tegen pesticiden. De verschillende actieve bestanddelen worden regelmatig gewisseld, zodat lage concentraties pesticiden maximaal effect blijven hebben. De Groep voert uiterst precieze instrumenten in voor de monitoring van het pesticidegebruik per plantageperceel. De strategie van de Groep is erop gericht de efficiëntie van het gebruik van pesticiden te verbeteren om de kosten van de plantages te verminderen en tegelijk het milieu te beschermen.
Onverwerkte EFB's zijn zeer vochtig en daarom ongeschikt als brandstof voor de ketels. Daarnaast zijn ze te groot om efficiënt te worden verbrand in een biomassacentrale. Maar sinds enkele jaren worden EFB's gerecycled tot compost.
Eind 2017 werd het eerste composteersysteem in gebruik genomen op de plantage van Bukit Maradja. De installatie bestaat uit acht beluchte bunkers en verwerkt 100% van de EFB's en het afvalwater tot organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. Het systeem, dat voldoet aan de normen van de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), verwerkt ook bezinksel uit de decanteerinstallatie en ketelas. Het houdt de aerobe omstandigheden op een constant peil zodat er geen methaan wordt geproduceerd tijdens de compostering.
In 2020 werd 22 127 ton afvalwater van de palmoliefabriek van Bukit Maradja gerecycleerd en op de plantages gebruikt als bodemverbeteraar, ter vervanging van kunstmest.
Er wordt verwacht dat de compost meer dan 60% van de minerale meststoffen in de plantage van Bukit Maradja zal vervangen.
In Indonesië en Papoea-Nieuw- Guinea wordt het water vooral gebruikt voor de verwerking van de FFB en door de werknemers en hun gezinnen. In Ivoorkust wordt er water gebruikt voor de irrigatie van de bananenplantages en bij het verpakkingsproces van de bananen.
Het afvalwater kan een bron van watervervuiling zijn. Als het afvalwater van de fabrieken en verpakkingsstations rijk aan voedingsstoffen is, kan dat de groei van bacteriën bevorderen, waardoor het verbruik van de in het afvalwater opgeloste zuurstof toeneemt. In zo'n situatie draagt het afvalwater bij tot de eutrofiëring of zuurstoftekorten van waterecosystemen.

6 -- Toegang tot en duurzaam beheer van water en sanitatie voor iedereen verzekeren.
6.3 -- Tegen 2030 de waterkwaliteit verbeteren door verontreiniging te beperken, de lozing van gevaarlijke chemicaliën en materialen een halt toe te roepen en de uitstoot ervan tot een minimum te beperken waarbij ook het aandeel van onbehandeld afvalwater wordt gehalveerd en recyclage en veilig hergebruik wereldwijd aanzienlijk worden verhoogd.
6.4 -- Tegen 2030 in aanzienlijke mate de efficiëntie van het watergebruik verhogen in alle sectoren en het duurzaam winnen en verschaffen van zoetwater garanderen om een antwoord te bieden op de waterschaarste en om het aantal mensen dat af te rekenen heeft met waterschaarste, aanzienlijk te verminderen.
Water is een kostbare grondstof waar zo zorgvuldig mogelijk mee moet worden omgesprongen. Vervuiling van waterwegen kan worden voorkomen met beste beheerpraktijken, zoals het terugdringen van erosie via terrasbouw waar nodig en het gebruik van peuldragende bodembedekkers. De Vennootschap werkt alleen met meerjarige gewassen, zodat er zelden onbegroeide grond is tussen de geplante gewassen. Daarnaast zijn oeverstroken van verschillende breedte, afhankelijk van de lokale voorschriften en de beste bekende praktijken, nuttig om de afvloeiing van overtollig water te absorberen voor het in de waterwegen stroomt.
Aangezien geen enkele van de gewassen die de Groep in Zuidoost-Azië teelt wordt geïrrigeerd, wordt water hoofdzakelijk gebruikt voor verwerkingsactiviteiten en door de werknemers en hun gezinnen. In de oliepalmactiviteiten gebruiken de oudere fabrieken doorgaans meer water per ton FFB dan nieuwe, beter ontworpen fabrieken.
Sinds 2017 werden de operaties stap voor stap verbeterd, met als doelstelling een waterverbruik
van minder dan één ton per ton FFB voor de verwerking. De gegevens voor sommige palmoliefabrieken bevatten nog steeds het waterverbruik van de werknemers en hun gezinnen (PLPOM, UMWPOM, MMPOM, BTPOM, HPOM en NPOM). De meeste operaties laten een positieve evolutie zien van het waterverbruik in liter per ton product.
De bananenplantage in Ivoorkust wordt geïrrigeerd. Bijna 70% van het irrigatiewater wordt opgeslagen in dammen tijdens het regenseizoen en vervolgens verpompt en gebruikt tijdens het droge seizoen. 30% komt van rivieren die langs de boerderijen stromen. Het water voor de bananenverpakkingsstations komt integraal van bronnen omwille van gezondheidsredenen en met het oog op de voedselveiligheid. Na het verpakkingsproces wordt het water voor 100% gerecycleerd met behulp van decanteervaten en vervolgens opgeslagen in dammen voor toekomstige irrigatie. In de Plantations J. Eglin worden alle waterpompen volledig aangedreven door elektriciteit van het openbare net.
Bananen blijven het product dat veruit het meeste water vereist, gevolgd door palmolie, rubber en thee.

| WATERGEBRUIK IN LITER PER TON FFB, RUBBER, THEE OF BANANEN | ||||
|---|---|---|---|---|
| FFB | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
| Fabrieken Indonesië | PLPOM | 940 | 840 | 930 |
| BMPOM | 850 | 900 | 890 | |
| UMWPOM | 1 060 | 1 350 | 1 620 | |
| MMPOM | 1 040 | 1 130 | 910 | |
| BTPOM | 710 | 700 | 690 | |
| DMPOM | 1 770 | 1 000 | 1 130 | |
| Fabrieken Papoea-Nieuw-Guinea | HPOM | 870 | 1 260 | 1218 |
| NPOM | 1 140 | 430 | 339 | |
| BPOM | 1 700 | 1 620 | 1 550 | |
| DROGE RUBBER | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
| Fabrieken Indonesië | MMCRF | 26 | 24 | 32 |
| BPRF | 30 | 31 | 29 | |
| MASRF | 31 | 32 | 33 | |
| THEE | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
| Cibuni fabriek | CITF | 8 | 8 | 8 |
| BANANEN | 2018 | 2019 | 2020 | |
| Eglin gemiddelde | 7 900 | 7 000 | 6 800 |
In alle operaties van de Groep wordt de lozing van afvalwater streng gecontroleerd volgens de plaatselijke voorschriften. Afvalwater wordt ofwel gebruikt als vloeibare meststof (op het land) ofwel geloosd in waterlopen nadat er gecontroleerd is dat dit geen negatieve impact zal hebben.
De meest gebruikte indicator voor de kwaliteit van afvalwater is het biochemisch zuurstofverbruik ("Biochemical Oxygen Demand" of BOD). Deze indicator meet de hoeveelheid zuurstof die aerobe bacteriën verbruiken als gevolg van de organische stoffen in het afvalwater. Een hoge BOD wijst erop dat het afvalwater veel voedingsstoffen bevat en kan de groei van bacteriën bevorderen, waardoor het verbruik van ontbonden zuurstof in het afvalwater toeneemt. Wanneer afvalwater wordt geloosd in natuurlijke waterlopen is het belangrijk om de BOD zo laag mogelijk te houden zodat het afvalwater niet bijdraagt tot eutrofiëring of zuurstoftekorten van waterecosystemen. Anderzijds, wanneer het afvalwater als meststof wordt gebruikt op het land, is een hoog voedingsstoffengehalte (hoge BOD) in het afvalwater net positief. Er zijn wetten die de BOD-niveaus voor lozing in waterlopen of toepassing op het land regelen. De limiet voor lozing in een natuurlijke watermassa is 100 mg per liter, terwijl de limiet voor toepassing op het land 5 000 mg per liter is. SIPEF maakt gebruik van de vereiste technische controlemechanismen en waterzuiveringssystemen en meet voortdurend de BOD in het afvalwater van het bedrijf om binnen de grenzen te blijven.
| BOD (BIOCHEMISCH ZUURSTOFVERBRUIK) VAN LOZING DOOR PALMOLIEFABRIEKEN PER FABRIEK (MG/LITER) | |||||
|---|---|---|---|---|---|
| INDONESIË | PALMOLIEFABRIEK | MANIER VAN LOZING | 2018 | 2019 | 2020 |
| PLPOM | op het land | 1 117 | 929 | 856 | |
| BMPOM | op het land | 1 115 | 1 239 | 1 545 | |
| UMWPOM | in het water | 53 | 24 | 32 | |
| MMPOM | in het water | 59 | 87 | 90 | |
| BTPOM | in het water | 73 | 83 | 78 | |
| DMPOM | in het water | 55 | 98 | 99 | |
| PAPOEA-NIEUW- GUINEA | PALMOLIEFABRIEK | 2018 | 2019 | 2020 | |
| HPOM | in het water | 144 | 71 | 78 | |
| NPOM | op het land | 502 | 359 | 121 | |
| BPOM | op het land | 125 | 100 | 449 |
De toenemende vraag naar palmolie in de voorbije 20 jaar heeft geleid tot een ongecontroleerde uitbreiding van de palmolieproductiegebieden en heeft de beschikbare gronden in de landen waar oliepalmen het beste groeien onder druk gezet. Dit heeft geleid tot ontbossing en het toegenomen gebruik van veengronden.
Om te beantwoorden aan deze toenemende vraag zonder het milieu aan te tasten, moet de Groep de kwaliteit van haar producten verhogen, met een specifieke nadruk op het rendement.

De productie van palmolie, palmpitolie, palmpitten, rubber, thee en bananen van goede kwaliteit is altijd de reden van bestaan van de Groep geweest. Deze kwaliteitsbelofte vormt het vertrekpunt voor de consument. SIPEF gelooft in partnerships op lange termijn met zijn klanten en erkent dan ook het belang van het bewaken van de hoogste kwaliteitsstandaarden. Het is ervan overtuigd dat het aanbieden van kwaliteitsproducten op het veld begint. Gezonde zaailingen voor oliepalmen en klonen voor rubber en thee, en levensvatbare weefselkweekprocessen voor bananen, zijn een noodzakelijke basis. Zorgvuldig onderhoud van de velden, de toepassing van de juiste meststoffen en de toegankelijkheid van de velden zijn cruciale voorwaarden om kwaliteitsproducten te oogsten.
Hoe lager het percentage vrije vetzuren ("Free Fatty Acids" – FFA), hoe hoger de kwaliteit van de palmolie.
Wanneer verse vruchtentrossen van oliepalmen, die uitzonderlijk rijk zijn aan olie en maar beperkt houdbaar zijn, beschadigd worden tijdens het oogsten, verzamelen of transporteren, treedt een massale en snelle hydrolyse van de belangrijkste bestanddelen van de olie op. Hierdoor komen vrije vetzuren vrij, die de olie zuurder maken en kwaliteitsverlies veroorzaken. Hoe sneller de vruchten worden gesteriliseerd (door stoomkoken) na het oogsten, maximaal binnen 24 uur, hoe sneller dit verzuringsproces wordt gestopt. SIPEF tracht niet alleen deze termijn zo kort mogelijk te houden, maar ook zo veel mogelijk de beschadiging van vruchten tijdens het oogsten en verzamelen te beperken en zo weinig mogelijk overrijpe vruchten te oogsten.
Hoge percentages vrije vetzuren belemmeren de verdere verwerking en zijn daarom niet wenselijk in ruwe palmolie (CPO) en ruwe palmpitolie (CPKO).
| GEMIDDELDE PERCENTAGES VAN VRIJE VETZUREN IN PALMOLIE | ||||
|---|---|---|---|---|
| PALMOLIEFABRIEK | 2018 | 2019 | 2020 | |
| Indonesië | PLPOM | 2,65 | 2,97 | 3,14 |
| BMPOM | 3,14 | 3,06 | 3,13 | |
| UMWPOM | 3,62 | 3,98 | 3,31 | |
| MMPOM | 3,46 | 3,55 | 2,97 | |
| BTPOM | 3,86 | 3,47 | 3,40 | |
| DMPOM | 3,71 | 3,65 | 3,57 | |
| Papoea-Nieuw-Guinea | HPOM | 3,68 | 4,03 | 3,03 |
| NPOM | 4,30 | 3,98 | 3,70 | |
| BPOM | 4,23 | 4,26 | 3,18 |
VOETAFDRUK VAN DE BELANGRIJKSTE PLANTAARDIGE OLIE (HECTARE/TON/JAAR)
Studies hebben aangetoond dat, naarmate de wereldbevolking groeit en de koopkracht stijgt, de consumptie van plantaardige vetten evenredig meegroeit. Er wordt verwacht dat de wereldwijde vraag naar voedsel tegen 2050 rond 350 miljoen ton per jaar zal liggen, dat is ruim meer dan de 185 miljoen ton voedsel dan momenteel wordt geconsumeerd. De biodieselmarkt is in de voorbije twee decennia fors gegroeid, maar hangt sterk af van door de overheid opgelegde bijmengingsverplichtingen. In een wereld waarin milieu-overwegingen de sectornormen vormgeven, zal in de toegenomen vraag moeten worden voorzien door een aanbod afkomstig van verantwoorde en duurzame bronnen. Palmolie is veruit de meest efficiënte bron van plantaardige olie, volgens welke maatstaf dan ook (bijvoorbeeld land, water, bemesting, pesticide, kosten).
SIPEF behaalt indrukwekkende opbrengsten in al haar plantages. Met name de opbrengst per hectare en de olie-extractiepercentages (OER's) in Papoea-Nieuw-Guinea zijn de hoogste van de sector. Ze zijn dan ook als benchmark gekozen voor de activiteiten van de Groep in Indonesië. Hoewel de landen een verschillende bodemstructuur hebben, gelooft SIPEF dat deze doelstellin-

RENDEMENT VAN DE BELANGRIJKSTE PLANTAARDIGE OLIE (TON/HECTARE/JAAR)

gen haalbaar zijn. (www.theconversation.com/the-geopolitics-of-palm-oil-and-deforestation-119417)
| OLIE-EXTRACTIEPERCENTAGES | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 22,13% | 23,01% | 22,65% |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 24,34% | 23,33% | 24,63% |
| GROEP | 23,23% | 23,17% | 23,64% |
In een wereld die steeds welvarender wordt en die nog voor het midden van de eeuw meer dan negen miljard mensen zal tellen, groeit de vraag naar plantaardige oliën in een onverbiddelijk tempo en worden dierlijke vetten alleen nog in nichegevallen gebruikt. Deze plantaardige oliën worden gebruikt in een alsmaar grotere waaier van producten in de ontwikkelde wereld (50% van alle consumentengoederen), terwijl ze tot het basisvoedsel van ontwikkelingslanden blijven behoren.
De wereldwijde productie van plantaardige oliën steeg tot 234 miljoen ton in 2019, terwijl in 2019 75,72 miljoen palmolie werd geproduceerd. Oliepalm is veruit het efficiëntste gewas voor plantaardige olie en is 6 tot 10 keer productiever (rendement/hectare/jaar) dan andere oliehoudende gewassen. In de markt van de landbouwproducten is het een 'goedkope' grondstof vanwege zijn hoge opbrengst en het is misschien wel de meest veelzijdige olie voor de voedingsindustrie. Indonesië en Maleisië zijn de grootste palmolieproducenten ter wereld. Als de productie in reactie op de grotere vraag wordt uitgebreid door meer land te bebouwen, dan vormt dat een gevaar voor de bossen, de biodiversiteit, inheemse volkeren en de geijkte praktijken. Productie-uitbreiding door een verhoging van de opbrengsten daarentegen zet bossen niet onder druk, stelt de biodiversiteit niet bloot aan hogere risico's en bedreigt niet de sociale orde en gelijkheid tussen mensen in ontwikkelingslanden, maar komt toch tegemoet aan de wereldwijde vraag naar concurrentieel geprijsde plantaardige olie.
De joint venture Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS), waarin SIPEF participeert, speelt een toonaangevende rol in het onderzoek en de ontwikkeling voor tropische planten en zet op dat vlak grote stappen vooruit. VBS bouwt verder op een lange, gerenommeerde geschiedenis van tropische plantagelandbouw, gekoppeld aan de verantwoordelijke toepassing van objectieve wetenschap. Zijn aandeelhouders, waaronder SIPEF, kunnen een vergelijkbare expertise voorleggen in plantagelandbouw. Oliepalm is nu al een gewas met een hoog rendement, maar biedt toch het unieke fysiologische potentieel om de opbrengst van ruwe olie nog te verdubbelen of zelfs te verdrievoudigen. VBS werd in 2013 opgericht met als uitdrukkelijke eerste doel om dit potentieel te benutten en de opbrengsten van oliepalm (en andere gewassen) fors te verhogen via de toepassing van objectieve wetenschap in drie domeinen:
De fundamentele waarden van het bedrijf zijn stuk voor stuk ethisch verantwoord, net als zijn voornaamste doelstellingen (zoals hierboven samengevat) en zijn dagelijkse werkingsprocedures (RSPO, ISPO, "Rainforest Alliance" enz.). VBS werkt in stilte aan duurzaamheid, terwijl veel anderen om het even wat beloven en alleen maar naar het slechte gedrag van anderen wijzen.
Om haar ecologische voetafdruk te verkleinen, is SIPEF ervan overtuigd dat het de opbrengsten moet verhogen die de bodems kunnen produceren. Daarom werkt SIPEF met VBS als partner voor al haar onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, om zijn rendementen per hectare te verhogen. SIPEF gelooft dat VBS-oliepalmvariëteiten zal ontwikkelen die het huidige rendement per hectare kunnen verdubbelen. Op deze manier zal het bedrijf kunnen inspelen op de voortdurende stijgende vraag naar palmolie zonder het milieu in gevaar te brengen.
In die context heeft SIPEF in april 2017 het management van de rubberplantage van Timbang Deli, die tot dan werd geleid door PT Tolan Tiga Indonesia, formeel overgedragen aan VBS. In Noord-Sumatra en Bengkulu werd een netwerk van proefvelden aangelegd om optimale bemestingsplannen te ontwikkelen en het kweekpotentieel van de F1 hybriden waar te maken, om behandelingen tegen plagen en ziekten te ontwikkelen en om verschillende problemen met betrekking tot Ganoderma, een wijdverspreide ziekte onder oliepalmen, te bestuderen. SIPEF doet ook een beroep op VBS voor advies over de bemesting van de drie teelten (palmolie, rubber en thee) van de Groep in alle regio's van Indonesië.
Meer informatie hierover vindt u in ons Jaarverslag, op pagina 100.
Om haar ecologische voetafdruk te verkleinen, is SIPEF ervan overtuigd dat het de opbrengsten moet verhogen die de bodems kunnen produceren. Daarom werkt SIPEF met VBS als partner voor al zijn onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, om haar rendementen per hectare te verhogen.

Aangezien de activiteiten van de Groep zeer arbeidsintensief zijn, zijn de werknemers altijd de belangrijkste schakel in haar waardeketen geweest en zullen ze dat altijd zijn. Zij blijven een sleutelrol spelen in het succes en de verdere groei van de Groep. Hun welzijn en rechten, onder meer op een veilige en gezonde werkplek, zijn dan ook van doorslaggevend belang in alle aspecten van de activiteiten.
SIPEF is zich ervan bewust dat het in alle gebieden waar het actief is deel uitmaakt van een gemeenschap, en dat het een plicht heeft om het leven van zijn werknemers, hun families en de lokale gemeenschappen ten goede te veranderen.
De plantages van SIPEF liggen in landelijke gebieden van landen die gewoonlijk laag scoren op de "Human Development Index" (HDI) van de VN. De HDI rangschikt landen op basis van menselijke ontwikkeling. Landen bovenaan op deze ranglijst hebben een hoger onderwijsniveau, een langere gemiddelde levensverwachting en een hoger bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking dan landen met een lagere score.
De volgende tabel biedt een overzicht van de HDIscores van de landen waarin SIPEF in 2020 actief was:
| HDI | Aantal inwoners (x 1 000) |
|
|---|---|---|
| België | 0,916 | 11 539,3 |
| Indonesië | 0,694 | 270 625,6 |
| Ivoorkust | 0,492 | 25 716,5 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 0,544 | 8 776,1 |
(www.hdr.undp.org/en/content/human-development-indexhdi)
De scores worden berekend op basis van nationale statistieken en liggen gewoonlijk hoger (beter) dan de levensomstandigheden in de landelijke gebieden waar de plantages van SIPEF gevestigd zijn. Over het algemeen zijn dit gebieden met een lage werkgelegenheid en een gebrekkige dienstverlening door de overheid. Aangezien landbouw een lange termijn onderneming is, die afhangt van productieve werkkrachten om economisch rendabel te blijven, hecht SIPEF enorm veel belang aan het welzijn van haar medewerkers en de gemeenschappen waarin haar ondernemingen gevestigd zijn. Sociale aangelegenheden worden, net zoals milieubeheermaatregelen, beheerd volgens een systematische methode in overeenstemming met de SA8000-norm9 . Dat vereist een systematische beoordeling van de waargenomen aspecten en gevolgen, en de invoering van strategieën om de negatieve impact te beperken en de positieve effecten te versterken. Deze methodologie omvat de effecten van de activiteiten van de Groep op de samenleving, zoals levensonderhoud, gezondheid, onderwijs, eerlijke arbeidsvoorwaarden en cohesie binnen de gemeenschap.
De ontwikkeling van landbouwactiviteiten mag niet nadelig uitvallen voor de rechten en het welzijn van de plaatselijke bevolking en gemeenschappen, op het vlak van veiligheid, gezondheid en algemene welvaart. De authenticiteit en tradities van de lokale bewoners mogen niet in het gedrang komen.
Een eerlijke behandeling van alle werknemers volgens erkende sociale normen is essentieel voor de groei op lange termijn en de reputatie van SIPEF.

1 -- Armoede overal en in al haar vormen beëindigen.
1.5 -- Tegen 2030 de weerbaarheid opbouwen van de armen en van zij die zich in kwetsbare situaties bevinden en hun blootstelling aan en kwetsbaarheid voor klimaatgerelateerde extreme gebeurtenissen en andere economische, sociale en ecologische schokken en rampen beperken.
9 www.sa-intl.org/

8 -- Aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen bevorderen.
8.2 -- Tot meer economische productiviteit komen door diversificatie, technologische modernisatie en innovatie, ook door de klemtoon te leggen op sectoren met hoge toegevoegde waarde en arbeidsintensieve sectoren.
In overeenstemming met het RPP van SIPEF zijn 'eerlijke arbeidspraktijken' de norm in alle activiteiten van de Groep. SIPEF biedt garanties dat zijn werknemers op alle gebieden eerlijk behandeld zullen worden. Arbeidscontracten zijn duidelijk en voldoen minstens aan de plaatselijke wetten.
i. Gezondheid en veiligheid
Nul werk gerelateerde ongevallen met dodelijke afloop is het absolute streefdoel van SIPEF. Om dit doel te verwezenlijken worden alle risico's geanalyseerd en beoordeeld, worden de werkplaatsen aangepast, wordt waar nodig beschermende uitrusting voorzien en worden op verschillende niveaus opleidingen georganiseerd. De werkplaatsen worden regelmatig geïnspecteerd. Alle ongevallen op het werk worden grondig onderzocht om te voorkomen dat ze nog eens kunnen gebeuren.
Er wordt ook bijzondere aandacht geschonken aan werknemers die met chemische stoffen zoals pesticiden werken. Zij krijgen speciale opleidingen en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en werken steeds onder toezicht. Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven mogen niet in contact komen met chemicaliën. Zij krijgen andere taken tijdens de zwangerschap en de periode waarin ze borstvoeding geven. Alle werknemers krijgen een jaarlijkse medische controle, maar arbeiders die met chemische stoffen werken worden grondiger en vaker onderzocht.
De bedrijfsartsen registreren onafhankelijk het aantal letsels met werkverlet ("Lost-Time Injury" of LTI) voor elke operationele eenheid. Elke eenheid beschikt over een gediplomeerde medewerker die bevoegd is voor de gezondheid en veiligheid op het werk ("Occupational Health and Safety" of OHS) en verantwoordelijk is voor de
| FREQUENTIEGRAAD LTI | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 6,77 | 5,04 | 2,90 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 2,96 | 27,96 | 23,76 |
| Ivoorkust | 14,80 | 14,50 | 21,44 |
| WERK GERELATEERDE STERFGEVALLEN | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 1 | 0 | 2 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 1 | 1 | 0 |
| Ivoorkust | 0 | 0 | 0 |
| TOTAAL | 2 | 1 | 2 |
uitvoering van het veiligheidsbeheerplan. Op elke plantage worden regelmatig OHS-vergaderingen gehouden om de oorzaken van LTI-ongevallen te onderzoeken en te bespreken hoe deze in de toekomst vermeden kunnen worden. Deze informatie wordt indien nodig ook besproken op vergaderingen van het management.
Ten gevolge van de verschillende gezondheidsnormen inzake veiligheid op het werk ("Occupational Health and Safety" - OHS) en de lokale wettelijke bepalingen die worden toegepast in de landen waar SIPEF actief is, zijn de ongevallenpercentages met werkverlet ("Lost Time Injury" - LTI) tussen de operationele eenheden (OU) momenteel niet vergelijkbaar. Om dit te verhelpen worden de OHS-systemen gestandaardiseerd door de richtlijnen te volgen van de OHS 45001 en de Australische standaard.
In het kader van de OHSA-norm (" Occupational Health and Safety Administration") die hier is gebruikt voor de verslaggeving, wordt de frequentiegraad van letsels met werkverlet ("Lost-Time Injury Frequency Rate" of LTIFR) berekend als het aantal ongevallen met werkverlet (LTI) plus dodelijke ongevallen, gedeeld door het aantal gewerkte uren, vermenigvuldigd met een factor van 1 000 000, de huidige sectornorm die wordt gebruikt om bedrijven te kunnen vergelijken.
Helaas vielen er in de afgelopen jaren enkele dodelijke ongevallen te betreuren.
Er waren twee sterfgevallen op het werk in de Groep in 2020, beide in Indonesië. Het eerste vond plaats toen een veiligheidsagent in Agro Rawas Ulu East Estate vanwege de zware regen en sterke wind ging schuilen in de controlepost van een kweektuin. Die controlepost werd getroffen door de bliksem, en het slachtoffer overleed ter plaatse. In het kader van het actieplan werd een veiligheidsbord geplaatst, om te waarschuwen voor gevaarlijke blikseminslagen, en het is de arbeiders verboden om de controlepost binnen te gaan bij zware regen en sterke wind. Het tweede sterfgeval vond plaats toen een voorman in Sei Liam Estate van zijn motorfiets viel aan de rand van een kanaal. Er waren geen getuigen van dit dodelijke ongeval, maar er wordt vermoed dat het slachtoffer de controle over het stuur van zijn motorfiets verloor, wat kan worden afgeleid uit de remsporen. De officiële doodsoorzaak was verdrinking. Er werden correctieve acties ingevoerd, inclusief rijopleidingen en bewustmaking inzake veiligheidsmaatregelen zoals het dragen van een helm.
Ten slotte is het belangrijk te vermelden dat alle plantages over eigen ambulances beschikken om slachtoffers van ernstige ongevallen te vervoeren.
Roken, alcohol en drugs zijn verboden op het werk.

Waar het kan wordt er voor de kinderen van alle werknemers van de Groep gratis vervoer naar staatsscholen georganiseerd. In afgelegen gebieden waar er geen scholen zijn, biedt SIPEF zelf onderwijs aan. Zo zijn er basisscholen gebouwd voor de kinderen van werknemers op de plantage van Umbul Mas Wisesa (UMW) in Indonesië en op de plantages van J. Eglin in Ivoorkust. De school van UMW werd recent opengesteld voor alle kinderen uit de omliggende dorpen.
In Bialla, in Papoea-Nieuw-Guinea, wordt een bestaande internationale school die door Hargy Oil Palms Ltd werd opgericht nu uitgebreid met nieuwe klaslokalen voor secundair onderwijs. In samenwerking met het Papua New Guinea "Incentive Fund" heeft Hargy Oil Palms Ltd ook
| MAATSCHAPPELIJKE INVESTERING |
INDONESIË | PAPOEA NIEUW GUINEA |
IVOORKUST | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | |
| Aantal scholen gebouwd, ondersteund en/of beheerd door de Groep |
44 | 44 | 1 | 1 | 3 | 3 |
| Aantal leraren gesubsi dieerd door de Groep |
98 | 109 | 7 | 9 | 1 | 1 |
een school gebouwd in een van de meest afgelegen gebieden van West New Britain. Meer dan 200 kinderen krijgen daar nu basisonderwijs. In Indonesië heeft SIPEF meerdere keren land geschonken aan de lokale overheden om scholen uit te breiden en betaalt het bedrijf mee de lonen van leraren.
Traditioneel zijn de meeste arbeiders op de plantages mannen. In de voorbije jaren heeft SIPEF gelijke arbeidsrechten voor mannen en vrouwen aangemoedigd. In Indonesië heeft SIPEF zich als doel gesteld dat in elke operationele eenheid minstens één vrouw een managersfunctie moest bekleden in 2018-2019. Dit initiatief, dat op het eerste gezicht misschien onbeduidend lijkt, heeft een positieve en ingrijpende impact gehad op een beroep dat traditioneel door mannen wordt gedomineerd. Ondanks de ongelijke verwachtingen over mannen en vrouwen, hebben de nieuwe vrouwelijke managers beter gepresteerd dan verwacht. Zo verandert de attitude stap voor stap.
Om werkende gezinnen te ondersteunen, bieden de meeste plantages gratis kinderopvang aan om vrouwen gelijke kansen op de werkvloer te geven. Deze dienst werd tegen eind 2017 aangeboden op alle plantages van SIPEF.
| PERCENTAGE PERMANENTE WERKNEMERS | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 74,31% | 73,22% | 74,36% |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 96,50% | 95,10% | 92,37% |
| Ivoorkust | 91,30% | 91,70% | 95,54% |
| België | 78,22% | 78,50% | 70,83% |
| PERCENTAGE VROUWELIJKE WERKNEMERS | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 18,13% | 17,35% | 23,80% |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 24,20% | 24,40% | 22,40% |
| Ivoorkust | 19,50% | 19,80% | 22,80% |
| België | 51,00% | 54,00% | 41,90% |
Om het beheer van de plantages te optimaliseren, wordt veel aandacht geschonken aan de opleiding van de werknemers in landbouw- en managementmethodes en algemene kennis. De praktische richtlijnen en beheerpraktijken met betrekking tot landbouwmethoden, het milieu en algemene aspecten zijn samengevat in handleidingen, die standaardprocedures voorschrijven. Er worden opleidingen georganiseerd om ervoor te zorgen dat deze procedures correct worden toegepast. Zowel mannen als vrouwen kunnen deelnemen aan deze opleidingen. De Groep stelt met plezier vast dat er meer en meer vrouwelijke kandidaten de opleidingsprogramma's volgen om veldmanagers te worden.
In Indonesië loopt er al lang een stageprogramma dat bedoeld is om recent afgestudeerden klaar te stomen voor een carrière in het middenkader van SIPEF. Het stageprogramma is zeer uitdagend omdat het heel wat vaardigheden en toewijding van de deelnemers vereist. Er is ook veel vraag naar dit programma, omdat het een opstap is naar zeer gewilde loopbaanmogelijkheden binnen SIPEF. In de loop der jaren is het aantal deelnemers aan het stageprogramma blijven toenemen, van vijf kandidaten die succesvol afstudeerden in 2011, naar respectievelijk 47 en 43 in 2018 en 2019. SIPEF moedigt vrouwen actief aan om zich kandidaat te stellen en deel te nemen. Hoewel er geen streefcijfer voor het percentage vrouwelijke deelnemers is vastgelegd, is het aantal vrouwelijke

Om werkende gezinnen te ondersteunen, bieden de meeste plantages gratis kinderopvang aan om vrouwen gelijke kansen op de werkvloer te geven.
kandidaten dat in het stageprogramma werd opgenomen gegroeid. Door covid-19 werd het programma opgeschort in 2020.
De ontwikkeling en instandhouding van harmonieuze relaties binnen en buiten de plantages vormen een cruciaal onderdeel van het beheer van de activiteiten van de Groep. Daarom is maatschappelijk verantwoord ondernemerschap ("Corporate Social Responsibility" - CSR) opgenomen in het verantwoordelijk plantagebeleid ("Responsible Plantations Policy" - RPP) van de Groep. De huidige maatregelen komen tegemoet aan de behoeften van de gemeenschappen. Voor elke operationele eenheid wordt een CSR-budget vrijgemaakt. De managers van de plantages voeren open en constructieve gesprekken met lokale stakeholders en beslissen over het optimale gebruik van deze budgetten in de lokale context.
Iedere operationele eenheid heeft haar eigen gezondheids-, veiligheids- en milieucomité, dat maandelijks bijeenkomt. Zowel vertegenwoordigers van de werknemers als vertegenwoordigers van de mensen die in de huizen van SIPEF wonen zetelen in dit comité. Op de maandelijkse vergaderingen kunnen de deelnemers opmerkingen geven of hun grieven uiten over gezondheids-, veiligheids- en milieuproblemen.
Het verantwoordelijk plantagebeleid van SIPEF, het RPP, draait uitdrukkelijk om de sociale impact van nieuwe ontwikkelingen en van de activiteiten van de bestaande plantages. Om het beheer van de plantages te optimaliseren, wordt veel aandacht geschonken aan een vruchtbare samenwerking met de lokale gemeenschappen, de technische opleiding van de werknemers en de instandhouding van een veilige en gezonde werkomgeving. De ontwikkeling van de plantages, en waar van toepassing de ondersteuning van omliggende kleinschalige producenten, levert een grote bijdrage aan de sociale en economische ontwikkeling van de nationale gemeenschappen en speelt een belangrijke rol in de strijd tegen armoede.
SIPEF wacht niet tot er klachten komen, maar gaat actief in dialoog met zijn stakeholders. Er wordt op geregelde tijdstippen overlegd met de gemeenschappen die in de buurt van de activiteiten leven of die erdoor worden beïnvloed. De Groep geeft hun ook zoveel mogelijk kansen om mee te profiteren van zijn activiteiten. Voor de oliepalmactiviteiten wordt er jaarlijks een sociale enquête gehouden onder de betrokken gemeenschappen en de stakeholders van de Vennootschap. In de enquête wordt gepeild naar hoe deze gemeenschappen en stakeholders tegenover de activiteiten van de Vennootschap staan en wat volgens hen de positieve en negatieve gevolgen zijn.
SIPEF biedt werkgelegenheid en bouwt en onderhoudt scholen, wegen, gezondheidszorgcentra, bruggen en gebedsplaatsen. De plantages groeien met en voor de bevolking.
Voordat een nieuw project van het bedrijf kan worden gestart, moet de plaatselijke gemeenschap eerst uit vrije wil en goed geïnformeerd zijn toestemming geven ("Free, Prior and Informed Consent" - FPIC). SIPEF gelooft dat een degelijk FPIC-proces cruciaal is voor het succes op lange termijn van elke nieuwe activiteit, zowel voor de gemeenschappen als voor het bedrijf zelf. Gemeenschappen hebben het recht om ten volle te begrijpen wat de nieuwe ontwikkelingen inhouden en om hun mening daarover te geven. Zij hebben het recht om niet deel te nemen in om het even welk stadium vóór de invoering van het project. Een dergelijk proces kan maanden of zelfs jaren duren. In Papoea-Nieuw-Guinea heeft SIPEF soms jarenlang overlegd met bepaalde gemeenschappen. Dit heeft de noodzakelijke voorwaarden gecreëerd voor een eerlijke, langdurige werkrelatie, de fundamentele basis voor een permante activiteit zoals landbouw.
| INDONESIË | PAPOEA- NIEUW-GUINEA | IVOORKUST | |
|---|---|---|---|
| Aantal klinieken | 27 | 13 | 3 |
| Aantal zorgverleners | 53 | 29 | 7 |
De verstrekking van geschikte medische zorg vraagt bijzondere aandacht in de hele Groep. In Indonesië waren eind december 2020, 35 571 mensen (werknemers en hun familie) aangesloten bij de nationale ziektekostenverzekering. Indonesië heeft ook 24 polyklinieken, 8 artsen en 45 permanente paramedici, van wie ongeveer de helft vroedvrouwen en de andere helft verplegers. Al deze medische voorzieningen werden officieel erkend door de nationale zorgverzekeraar, die de behandelingskosten dekt.
In Ivoorkust en Papoea-Nieuw-Guinea wordt het medische zorgpakket volledig betaald door het bedrijf, dat met zijn eigen artsen en verplegend personeel werkt in plaatselijke klinieken en zorgcentra die door SIPEF zijn opgericht op de plantages. In 2020 werden in de faciliteiten van SIPEF in Papoea-Nieuw-Guinea 105 096 poliklinische patiënten behandeld door 28 zorgverleners in 12 klinieken van het bedrijf.
In Papoea-Nieuw-Guinea richtte SIPEF in 2017 een roulerend fonds van USD 240 000 voor lokale boeren op om hun latrines te verbeteren en toegang te krijgen tot proper water. De problemen waren welbekend: de hoge frequentie van maag- en darmziekten bij kinderen, en de zware taak voor vrouwen om water te halen van soms verafgelegen waterbronnen. De noodzakelijke verbeteringen blijven voor de meeste dorpsbewoners onbereikbaar omdat ze geen toegang hebben tot krediet.
iii. Fondseninzameling renovatie van de kraamkliniek
Ter gelegenheid van de viering van '100 JAAR SIPEF' startte het bedrijf een fondseninzamelingsproject voor de verbetering en renovatie van een kraamkliniek in West New Britain in Papoea-Nieuw-Guinea. In oktober 2019 werd in totaal 38 300 euro ingezameld en gedoneerd aan dit project.

Via Hargy Oil Palms Ltd (HOPL) is SIPEF al 41 jaar actief in dit gebied en heeft het bedrijf actief bijgedragen aan het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (UNSDG) voor deze regio. Dit project is geïnspireerd op doelstelling 3 van de UNSDG: Goede gezondheid en welzijn.
Het "Bialla Health Centre" (BHC) is het gezondheidscentrum van de regio dat medische basisdiensten en gezondheidszorg biedt, waaronder een kraamafdeling, voor zo'n 50 000 lokale inwoners. Het biedt de belangrijkste gezondheidszorgdiensten voor zwangere vrouwen uit de gemeenschap, inclusief HOPL. De kraamkliniek was onvoldoende uitgerust en beschikte niet over de nodige basisnutsvoorzieningen, zoals stromend water voor sterilisatie, hygiëne en onderhoud van de kliniek. Het verloskundig personeel werkte met beperkte medische apparatuur, waardoor de verplegers, de baby's en de moeders het risico op een hiv- of andere neonatale besmetting liepen, en de moeders op bloedingen en zwangerschapsvergiftiging of eclampsie.
BHC is enkel uitgerust voor normale, niet-gecompliceerde bevallingen. Alle gecompliceerde bevallingen worden verwezen naar het algemeen ziekenhuis van Kimbe dat 150 km verderop ligt, goed voor een reis van meer dan drie uur achteraan op een truck langs onverharde wegen.
Het project- en bouwteam van HOPL heeft nauw samengewerkt met de provinciale gezondheidszorgautoriteiten van West New Britain (WNBPHA) om een bestaand gebouw om te bouwen tot een functionele kraamkliniek. De ontwerpfase voor het uitwerken van de grondplannen ging begin 2020 van start met een bezoek van de provinciale gezondheidszorgautoriteiten. Het team van HOPL ontwierp de kraamkliniek zodat zij zeker voldoet aan de wettelijke gezondheidsvoorschriften en een aanzienlijke en merkbare verbetering betekent voor de huidige dienstverlening. Dit betekent dat vrouwen een toegankelijke en veilige plek zullen hebben om te bevallen.
Het project blijft binnen het oorspronkelijke budget, en overblijvende fondsen zullen gebruikt worden om medisch materiaal aan te kopen en de kraamkliniek operationeel te maken. Daarna zal het gepaste medische materiaal worden besteld, zoals een zuigpomp, een doppler-hartslagmonitor en een verwarmingslamp voor baby's.
Begin 2021 was de kraamkliniek 90% voltooid. Er zijn slechts enkele kleinere zaken die nog moeten worden afgewerkt, en ook de levering van medische uitrusting laat hier en daar nog op zich wachten. Het gebouw zou klaar moeten zijn om aan de gemeenschap over te dragen in maart 2021, wanneer de medische uitrusting wordt geleverd.
De provinciale gezondheidszorgautoriteiten hebben via HOPL hun enorme dankbaarheid meegedeeld aan de donateurs die in de financiering van dit project hebben voorzien. Ook het management van HOPL wil de donateurs bedanken voor hun genereuze schenkingen. Deze kraamkliniek zal een positieve invloed hebben op de mensen die in de regio wonen en wordt een prachtige plek waar nieuw leven het licht ziet.
De meeste arbeiders komen uit de plaatselijke bevolking en wonen op de plantages met hun gezin. Slechts een klein aantal arbeiders en tijdelijke werknemers komt uit nabijgelegen gemeenschappen. De Groep blijft voorzien in veilige, comfortabele woningen met goed functionerende voorzieningen voor de werknemers en hun gezinnen die op de sites van SIPEF leven.
De aanwezigheid van de Groep draagt ook bij tot de verbetering van de plaatselijke infrastructuur. In Papoea-Nieuw- Guinea onderhoudt HOPL openbare wegen in samenwerking met de lokale overheid. In Indonesië zijn sommige plantagewegen tijdens de dag toegankelijk voor het publiek. In de nieuwere plantages overlegt SIPEF met de lokale gemeenschappen waar er wegen aan de rand van haar concessies moeten worden aangelegd. De plantages onderhouden zelf de wegen. Deze samenwerking beperkt in grote mate het risico van ongevallen op de plantages en biedt de gemeenschappen tegelijk meer bewegingsvrijheid.
SIPEF ondersteunt ook de oprichting van lokale winkels door werknemerscoöperaties. Het bedrijf subsidieert het transport van goederen of verstrekt waar dat nodig is kapitaal aan de coöperaties om de prijzen stabiel en betaalbaar te houden. In Indonesië baten de werknemerscoöperaties op de meeste plantages succesvolle kleine supermarkten uit. In Papoea-Nieuw-Guinea werkt de Groep vaak samen met lokale uitbaters die een concessie op middellange tot lange termijn krijgen. In zulke gevallen houdt het bedrijf toezicht op de prijzen die de lokale uitbaters vragen om te garanderen dat basisproducten betaalbaar blijven.
Lokale boeren zijn goed voor circa 40% van de wereldwijde palmolieproductie, en zij leveren dan ook een aanzienlijke bijdrage aan een duurzame oliepalmindustrie. Voor de lokale boeren is het belangrijk dat de certificering en de implementatie van verantwoordelijke praktijken toegankelijk en werkbaar zijn. Op die manier hebben zij de mogelijkheid om de negatieve impact van de oliepalmteelt op de ecosystemen sterk terug te dringen. Zij kunnen ook beter voorzien in hun levensonderhoud door een betere kwaliteit van de FFB, hogere rendementen, inkomsten en toegang tot de internationale markten.
SIPEF werkt nauw samen met kleinschalige producenten die samen met de Groep kunnen groeien. Dit biedt lokale boeren de kans om in een duurzame sector te participeren en gebruik te maken van de technische expertise van de Groep. SIPEF verstrekt niet alleen landbouwkundige adviezen en diensten, maar ook renteloze of goedkope leningen voor plantgoed en gereedschap, en haar beste genetische materiaal voor hogere opbrengsten.
Bovendien is er vanuit de lokale bevolking, in nauwe samenwerking met de lokale boeren, voortdurend vraag naar de verdere uitbreiding van de activiteiten van de Groep en een versnelde economische ontwikkeling van deze afgelegen gemeenschappen. Oliepalmprojecten voor lokale boeren worden ontwikkeld met en voor de lokale gemeenschappen, en dit gaat verder dan wat wettelijk verplicht is.
In Papoea-Nieuw-Guinea werkt de oliepalmplantage HOPL het meeste samen met lokale boeren. Het bedrijf telt ongeveer 3 700 lokale boeren in de bevoorradingsbasis van zijn drie fabrieken. Het verzamelt de vruchten van de afzonderlijke lokale boeren en geeft deze voorrang op de eigen oogst. Maar liefst de helft van de vruchtentrossen die in de fabrieken van HOPL worden verwerkt, is afkomstig van deze lokale boeren. Alle lokale boeren in de bevoorradingsbasis van HOPL zijn met succes gecertificeerd volgens de RSPO-norm. Zij behaalden hun certificering op hetzelfde moment in 2009 als HOPL en blijven zich inzetten voor het behoud ervan. Omdat de lokale boeren gecertificeerd zijn volgens de RSPO-normen, delen zij in alle premies die SIPEF ontvangt via de verkoop van gecertificeerde producten.
| PREMIE BETAALD AAN LOKALE BOEREN PER TON FFB | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | NA | NA | NA |
| Papoea-Nieuw- Guinea (PGK) | 12,80 | 12,16 | 13,54 |
Een zeer belangrijke opdracht voor de toekomst wordt de uitdaging om de opbrengsten van de lokale boeren in Papoea-Nieuw-Guinea te verhogen om hun inkomsten en algemene levensstandaard te verbeteren en de kloof met de plantagerendementen van de Groep te verkleinen. HOPL heeft in de afgelopen drie jaar, te beginnen vanaf 2017, zijn directe betrokkenheid in de voorlichting van lokale boeren uitgebreid en zo een deel van deze noodzakelijke, maar intensieve taak van de plaatselijke overheid overgenomen. De samenwerking tussen de lokale boeren en HOPL verloopt zeer positief. Er is een nominaal bedrag van PGK 4,00 per ton geïnvesteerd om de kennis van de landbouwers over doeltreffende landbouwtechnieken te vergroten, en er wordt verwacht dat de rendementen in de toekomst verder zullen verbeteren.
| RENDEMENT PER HECTARE (IN TON) | 2018 | 2019 | 2020 | |
|---|---|---|---|---|
| Indonesië | plantages | 19,80 | 18,47 | 18,72 |
| lokale boeren | 12,65 | 12,75 | 10,40 | |
| Papoea-Nieuw- Guinea | plantages | 28,25 | 20,92* | 21,10 |
| lokale boeren | 16,47 | 13,47* | 14,30 |
* door vulkaanuitbarstingen
In 2014 werd in Indonesië een wet aangenomen die bepaalt dat voor alle nieuwe landbouwconcessies (Hak Guna Usaha – HGU) een gebied van 20% van het totale HGU-areaal moet worden bestemd voor productie door lokale boeren voor die bevoorradingsbasis. Dit leidde niet tot noemenswaardige problemen voor SIPEF, omdat het bedrijf hiermee rekening hield bij alle verdere uitbreidingen. In 2017 werd de wet zo gewijzigd dat voortaan ook alle vernieuwingen van bestaande HGU-concessies aan deze voorwaarde moeten voldoen. Dit vormt wel een grote uitdaging voor SIPEF, omdat er een opeenvolging van HGUvernieuwingen zal zijn waarvoor een gebied van 20% van hun totale oppervlakte voor kleinschalige producenten moet worden voorzien voordat de vernieuwing wordt goedgekeurd. Aangezien deze wet voor de hele sector geldt, is de vraag naar productie door omliggende producenten enorm gestegen. SIPEF volgt een strategie die erop gericht is deze voorwaarde te vervullen en tegelijk ook toeleveringsketens te creëren en te behouden die 100% RSPO "Identity Preserved" (IP) zijn. Dit proces vergt echter tijd, waardoor het aantal niet-gecertificeerde lokale telers in de voorbije jaren gestegen is. Omdat dit proces zoveel aandacht vraagt, werd een speciale afdeling voor kleinschalige producenten opgericht. SIPEF is ervan overtuigd dat deze aanpak succes zal opleveren.
De lokale boeren die samenwerken met SIPEF overeenkomstig het door de Indonesische wet opgerichte "Plasma Transmigration Program", worden 'lokale plasmaboeren' genoemd. Deze lokale boeren beheren hun eigen plantages en verkopen hun FFB aan SIPEF.
| AANTAL LOKALE BOEREN DAT SAMENWERKT MET SIPEF |
2018 | 2019 | 2020 | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| RSPO | NO RSPO | RSPO | NO RSPO | RSPO | NO RSPO | |
| Indonesië | 299 | 61 | 299 | 3 928* | 300 | 4 380 |
| Papoea-Nieuw- Guinea | 3 640 | - | 3 647 | - | 3 646 | - |
* Het aantal niet-gecertificeerde lokale boeren is in 2019 duidelijk gestegen door de lokale boeren van de uitbreidingsgebieden in Zuid-Sumatra.
Naast de lokale plasmaboeren werkt Agro Muko in Indonesië samen met omliggende dorpen om kleine oliepalmpercelen te ontwikkelen die KMD worden genoemd (Kebun Masyarakat Desa of dorpspercelen). Deze percelen worden door de plantages volgens dezelfde hoge standaarden beheerd. SIPEF staat in voor de voorlopige financiering van de ontwikkeling van de percelen en koopt later de productie op tegen marktprijzen. De dorpscoöperaties kunnen zo aanzienlijke extra inkomsten verdienen, die vervolgens worden geïnvesteerd in gemeenschapsvoorzieningen. De coöperaties ontvangen maandelijkse afrekeningen en de bedragen die SIPEF betaalt, worden in de plaatselijke kranten gepubliceerd. Alles verloopt volledig transparant. Dit systeem is zeer populair, en zelfs dorpen die ver van de plantages van de Groep liggen vragen zelf om deel te nemen.
In 2018 ontving de Groep in Indonesië de RSPOcertificering van een groep van 31 onafhankelijke lokale boeren die aan de UMW-palmoliefabriek van de SIPEF-groep leveren, wat de voortzetting van een volledig gescheiden productie van RSPOpalmolie mogelijk maakt.
Om het risico van een groeiend aantal lokale boeren te beheren, heeft SIPEF het Verantwoordelijk Aankoopbeleid uitgevaardigd. Dit beleid zorgt ervoor dat de volledige bevoorradingsbasis van de Groep zo snel mogelijk traceerbaar en gecertificeerd is volgens de RSPO-standaard. Het biedt ook het kader voor de procedures die nodig zijn om lokale plasmaboeren te selecteren, te monitoren en indien nodig te verwijderen uit de bevoorradingsbasis van SIPEF. Hoewel de volledige bevoorradingsbasis nog niet gecertificeerd is, is alles hierdoor wel traceerbaar. In gevallen waar deze leveranciers, die nog niet gecertificeerd zijn, binnen de bevoorradingsbasis van een van de IP-fabrieken liggen, worden hun FFB verkocht aan externe fabrieken om de IP-status van de fabrieken van de Groep te behouden.
Mensenrechten zijn inherent aan alle menselijke wezens, ongeacht ras, geslacht, nationaliteit, etniciteit, taal, religie of enige andere status.
SIPEF erkent dat een duurzame landbouwproductie niet mogelijk is zonder respect voor de mensenrechten. Het is ervan overtuigd dat de mensenrechten van universele aard zijn en zonder onderscheid voor iedereen gelden.
SIPEF is zich bewust van de mogelijke gevolgen voor de Groep wat juridische, financiële, operationele en reputatie-impact betreft in geval van schending van de mensenrechten, zoals kinderarbeid, dwangarbeid, handel in arbeidsmigranten, discriminatie en het negeren van het recht van de arbeiders op collectieve onderhandelingen.
De naleving van de mensenrechten is van groot belang voor het welzijn van de mensen die voor de Groep werken, en vormt dan ook een cruciale factor voor de goede werking en de groei op lange termijn van de Groep en haar reputatie.

8 -- Aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen bevorderen.
8.7 -- Onmiddellijke en effectieve maatregelen nemen om gedwongen arbeid uit de wereld te helpen, een einde te maken aan moderne slavernij en mensensmokkel en het verbod en de afschaffing van de ergste vormen van kinderarbeid veiligstellen, met inbegrip van het rekruteren en inzetten van kindsoldaten, en tegen 2025 een einde stellen aan kinderarbeid in al haar vormen.
Hiertoe heeft SIPEF een mensenrechtenbeleid10 opgesteld waarin haar verbintenissen op dit vlak duidelijk zijn beschreven. Deze verbintenissen zijn ook opgenomen in het verantwoordelijk plantagebeleid, dat is afgestemd op het Internationaal Statuut van de rechten van de mens en de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie ("International Labour Organization" of IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk en het verdrag van de ILO met betrekking tot inheemse en in stamverband levende volkeren van 1989 (nr. 169), zoals omgezet in de wetten en voorschriften van de landen waar het bedrijf actief is.
Beheersystemen zorgen ervoor dat de Groep deze wettelijke verplichtingen naleeft, wat zowel door interne als externe audits wordt gecontroleerd.
Als aantijgingen van een schending van mensenrechten waar blijken, zullen zij resulteren in disciplinaire maatregelen, die tot ontslag kunnen leiden, en kan er een rechtsprocedure worden aangespannen.
Het bedrijf is zich ervan bewust dat respect voor de mensenrechten een domein is dat voortdurend verandert naarmate de socio-economische omstandigheden evolueren, met normen en verwachtingen die verder gaan dan de wettelijke verplichtingen. Om hierop te anticiperen, heeft SIPEF een doeltreffend klachtenbehandelingsmechanisme. Alle klachten worden transparant en tijdig behandeld. Alle klachten van ngo's en informatie over de oplossing ervan en/of klachten die als belangrijk worden beschouwd worden gepubliceerd op de website van SIPEF.
Het bedrijf heeft op groepsniveau beleidslijnen aangenomen en ingevoerd, die lokaal zijn vertaald in procedures die zijn opgenomen in de lokale bedrijfsdocumenten. Deze beleidslijnen zijn gebaseerd op de volgende principes:

10 www.sipef.com/hq/sustainability/policies/human-rights-policy/
SIPEF voert een nultolerantiebeleid ten opzichte van kinderarbeid op de plantages. Kinderarbeid wordt niet getolereerd, hetzij direct in dienst bij het bedrijf hetzij als werkkrachten van zijn aannemers. De minimumleeftijd om op de plantages te werken is 18. Hiervoor zijn duidelijke en eenvoudige regels opgesteld en verspreid. Werknemers worden aangemoedigd om elke vorm van kinderarbeid te melden, ook door derden waarmee SIPEF samenwerkt. Elke overtreding van dit beleid door werknemers of aannemers van de Groep leidt tot direct ontslag.
De Groep biedt garanties dat zijn werknemers op alle gebieden eerlijk behandeld zullen worden. Arbeidscontracten zijn duidelijk en voldoen minstens aan de plaatselijke wetten. Alle werknemers en arbeiders hebben het recht op een dag rust per zes gewerkte dagen.
Boven op de wettelijke verplichtingen verbindt SIPEF zich ertoe te voldoen aan de internationale certificeringsvereisten die opgesteld zijn volgens de methodologie van de "Global Living Wage Coalition11" (GLWC). SIPEF verbindt zich ertoe een eerlijk en degelijk loon te bieden, zoals gedefinieerd door de GLWC:
"De vergoeding die door een arbeider op een bepaalde plaats wordt ontvangen voor een normale werkweek volstaat om te voorzien in een degelijke levensstandaard voor de arbeider en zijn of haar gezin. Elementen van een degelijke levensstandaard zijn voeding, water, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, vervoer, kleding en andere essentiële behoeften waaronder voorzieningen voor onverwachte gebeurtenissen."
De GLWC, RSPO en "Rainforest Alliance" vereisen dat het leefloon wordt berekend door onafhankelijke partijen. De berekening hangt af van de levenskosten en verschilt dan ook van regio tot regio. De RSPO heeft een onafhankelijk adviesbureau de opdracht gegeven om het degelijke leefloon voor Indonesië te berekenen. SIPEF werkt proactief samen om ervoor te zorgen dat de berekening overeenkomt met de werkelijkheid op het terrein en voor de sector haalbaar is om in te voeren.
De Groep respecteert de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling. Vakbondsvertegenwoordigers hebben vrije toegang tot het management van het bedrijf. De meeste plantages van SIPEF werken met collectief onderhandelde overeenkomsten, die wanneer dat nodig is worden aangepast.
11 www.globallivingwage.org/about/what-is-a-living-wage/
Corruptie remt de economische en sociale ontwikkeling en de verwezenlijking van alle mensenrechten over de hele wereld in belangrijke mate af, en heeft dus een negatieve impact op duurzame ontwikkeling.
8 -- Aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen bevorderen.

8.5 -- Tegen 2030 komen tot een volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor alle vrouwen en mannen, ook voor jonge mensen en personen met een handicap, alsook een gelijk loon voor gelijkwaardige arbeid.
Om dit doel te bereiken heeft SIPEF beleidsregels, processen, klachtenprocedures en ondersteuningsstructuren vastgelegd voor de werknemers om anoniem melding te maken van gevallen of mogelijke gevallen van nadelige impact op de mensenrechten. SIPEF biedt bescherming voor klokkenluiders, zodat iedereen een melding kan doen zonder represailles te moeten vrezen.
In overeenstemming met de Belgische Corporate Governance Code van 2020 (de Belgische Code) en het Corporate Governance Charter van SIPEF (het Charter) heeft de Raad van Bestuur op 20 november 2019 een Gedragscode aangenomen.
In deze code worden de principes voor verantwoordelijk en ethisch gedrag beschreven die het personeel en managers van SIPEF moeten volgen. Het personeel kunnen werknemers of zelfstandige medewerkers zijn, of natuurlijke personen die namens een rechtspersoon handelen in het kader van de uitvoering van een dienstencontract of als perma-
nente vertegenwoordigers. Ook consultants en contractanten die met SIPEF samenwerken, zijn verplicht deze code na te leven.
Zoals vereist door de Belgische Code en het Charter, evalueert de Raad van Bestuur van SIPEF eenmaal per jaar de naleving van de Gedragscode.
De Code is een minimumverzameling van richtlijnen en weerspiegelt ook het algemene ondernemingsbeleid van SIPEF. Deze Code kan worden aangevuld met andere, meer gespecialiseerde codes voor specifieke doeleinden die van toepassing zijn op de dochterondernemingen van de Groep (bijvoorbeeld uitsluiting van kinderarbeid of dwangarbeid). SIPEF heeft in alle landen waar zij actief is een gedragscode ingevoerd. Bovendien had de Groep al in 2017 een ethisch beleid opgesteld12, dat focust op de diverse operationele activiteiten van SIPEF, en waarin de volgende principes zijn vastgelegd:
12 www.sipef.com/hq/sustainability/policies/ethics-policy/
De bestrijding van omkoping en corruptie bekleedt een belangrijke plaats in de Gedragscode. SIPEF begrijpt dat het belangrijk is om bij te dragen aan een eerlijk kader om zaken te doen, vrij van de ontwrichtende, concurrentieverstorende gevolgen van omkoping en andere vormen van corruptie.
Alvorens de vereiste mechanismen voor de bestrijding van omkoping en corruptie te kunnen invoeren, moest SIPEF eerst begrijpen hoe de materiële onderwerpen die resulteren uit haar materialiteitsmatrix, zoals ontbossing, landgebruik en waterbeheer, intrinsiek verbonden zijn met deze risico's. Daarvoor is gezocht naar de potentiële omkopings- en corruptiegevallen die kunnen plaatsvinden in het kader van deze onderwerpen.
Op basis van de materialiteitsmatrix zou corruptie kunnen ontstaan door de schending van, bij wijze van voorbeeld, de volgende toepasselijke wetten:
De Vennootschap is zich bewust van de ernst van de mogelijke gevolgen voor de Groep op het juridische, financiële, operationele en reputationele vlak. De financiële boetes kunnen duizenden of zelfs miljoenen euro bedragen. De media-aandacht op lokaal, of ook nationaal of internationaal vlak, kan de reputatie van de Groep ernstig schaden en kan een potentiële impact hebben op de aandelenkoers van SIPEF. Bovendien kunnen activiteiten gedurende enkele uren, of dagen of maanden worden opgeschort, of zelfs volledig stilgelegd (bijvoorbeeld als een landvergunning wordt ingetrokken).
SIPEF stelt alles in het werk om de waarschijnlijkheid en impact van al deze risico's te beperken. Zij versterkt dan ook de controles en neemt de nodige maatregelen, om de transparantie en de traceersystemen voor concessies te verbeteren.
Sinds 2017 geeft de Groep opleidingen aan de inkoop- en vergunningsafdelingen om ervoor te zorgen dat de medewerkers op elk niveau binnen het bedrijf de relevantie en het belang van dit beleid begrijpen.
Aan overtredingen van de bedrijfsregels zijn interne sancties verbonden, tot en met ontslag. In ernstige gevallen worden overtredingen gemeld aan de betrokken autoriteiten en de Vennootschap werkt volledig mee in geval van vervolging van de betrokkenen.
De interne procedures en interne auditprogramma's worden constant geëvalueerd om interne en externe fraude te voorkomen en op te sporen.
Ondanks alle inspanningen om fraude te voorkomen, worden nog steeds ernstige en minder ernstige gevallen ontdekt door de interne auditteams.
Het RPP van SIPEF bepaalt dat zowel interne als externe klachten serieus worden genomen en transparant en onbevooroordeeld worden behandeld. De werknemers van de Groep en alle andere stakeholders kunnen vrijuit en zonder gevaar voor negatieve gevolgen een klacht indienen.
Er is een groepsbeleid voor klachten13 ingevoerd, dat verspreid is onder alle medewerkers en andere stakeholders. Binnen dit kader worden klachten transparant behandeld, rechtstreeks tussen de indieners van de klacht en de betrokken bedrijfsactiviteiten.
Er is een specifieke klachtenprocedure ingevoerd voor seksueel grensoverschrijdend gedrag, met bescherming van de privacy en de garantie op een eerlijke behandeling.
De klachtenregelingen voorzien in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen op een hoger managementniveau en in de bescherming van klokkenluiders.
Alle klachten waarvan wordt geoordeeld dat ze van belang zijn voor de internationale stakeholders of indien gevraagd door de personen die de klacht hebben ingediend, worden publiek gemaakt via de website van de Vennootschap. Er wordt ook informatie verstrekt over de stand van zaken van de behandeling van de klacht en de manier waarop de klacht is opgelost.
In 2020 werd SIPEF beschuldigd van schending van de arbeidswetten in één van zijn plantages in Musi Rawas, PT Agro Kati Lama. De klacht wordt nog steeds als 'open' beschouwd, en is omstandig uiteengezet op het klachtendashboard van SIPEF. SIPEF erkent dat het beheer van human resources een proces is dat voortdurende verbetering en inzet vereist. In dat kader is SIPEF in 2021 in zee gegaan met Lingkar Komunitas Sawit (LINKS), een ngo met expertise in de sociale aspecten van oliepalm- en arbeidsproblemen in Indonesië, voor een onpartijdige analyse van de beschuldigingen die werden geuit. De bevindingen van de expert zullen worden opgenomen in de plannen voor voortdurende verbetering van het bedrijf.
Parallel daaraan heeft SIPEF een opleidingsprogramma ingevoerd om de naleving van de arbeidsnormen conform haar verbintenissen te benadrukken. De opleiding omvat relevante elementen van de arbeidswetgeving, het beheer van gezondheid en veiligheid en gendergelijkheid op het werk. Deze opleiding gebruikt het concept 'Train the Trainer', zodat alle operationele personeelsleden erbij betrokken worden. In 2021 zal de doelmatigheid van deze opleiding worden gecontroleerd door een interne task force van het Hoofdkantoor in Medan. Het is ook de bedoeling om te blijven overleggen met de stakeholders, zoals ook de vorige jaren is gebeurd, om de vooruitgang te bespreken en verbeteringspunten te vinden. Zodra het opleidingsprogramma en het controleprogramma zijn afgewerkt, zal een bemiddelingsvergadering worden belegd. De ngo's die een klacht hebben geuit, en alle lokale stakeholders, zoals de dorpsbewoners en de gemeenschappen, zullen hierbij worden betrokken om zeker te stellen dat alle partijen vrijuit hun mening kunnen geven.
SIPEF erkent dat iedere persoon een fundamenteel recht op privacy heeft: persoonsgegevens moeten voorzichtig worden behandeld en moeten terdege beschermd zijn, om de huidige en toekomstige privacy te kunnen garanderen.
Sinds 25 mei 2018 valt SIPEF onder en houdt zij zich aan de herziene regels voor gegevensbescherming die van toepassing zijn in de Europese Unie krachtens de Algemene verordening gegevensbescherming (EU-verordening 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens). Het privacybeleid van de Vennootschap is sinds die datum van kracht.
Het Algemene privacybeleid legt uit welke persoonsgegevens worden verzameld door SIPEF, voor welke doeleinden en op welke wettelijke grondslag zij worden verwerkt, hoe lang de persoonsgegevens worden bewaard, of de persoonsgegevens worden doorgegeven aan derde partijen, hoe deze persoonsgegevens worden beschermd en met welke rechten deze persoonsgegevens gepaard gaan.
SIPEF hecht groot belang aan een passende bescherming van persoonsgegevens en aan de naleving van de toepasselijke wetgeving.
| AANTAL CERTIFICATIES | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| RSPO: Roundtable on Sustainable Palm Oil | 9 | 9 | 9 |
| ISCC: International Sustainability and Carbon Certification (*) | 5 | 4 | 4 |
| ISPO: Indonesian Sustainable Palm Oil | 5 | 5 | 8 |
| ISO 14001:2015 | 1 | 1 | 1 |
| ISO 9001:2015 | 1 | 1 | 1 |
| GLOBALG.A.P. | 1 | 1 | 1 |
| Fairtrade | 1 | 1 | |
| Sedex | 1 | 1 | 1 |
| Rainforest Alliance | 5 | 5 | 5 |
| FSSC 22000-4.1 | 1 | 1 | |
| Halal Assurance System | 1 | 1 | |
| TOTAAL | 28 | 30 | 33 |
* De tabel laat een daling zien in 2019 ten opzichte van het jaar ervoor, aangezien de Dumai-terminal niet langer ISCC-gecertificeerd is. Er wordt op gewezen dat SIPEF niet langer via deze haven verscheept.
GEBRUIK VAN FOSSIELE BRANDSTOFFEN IN LITER DIESEL PER TON VOOR FFB/RUBBER/THEE
| FFB | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|---|
| Indonesië* | PLPOM | 1,28 | 1,34 | 1,34 |
| BMPOM | 0,34 | 0,43 | 0,58 | |
| UMWPOM | 1,62 | 0,40 | 0,25 | |
| MMPOM | 1,15 | 1,00 | 1,50 | |
| BTPOM | 0,58 | 1,00 | 0,49 | |
| DMPOM | 1,65 | 1,41 | 0,72 | |
| Papoea-Nieuw-Guinea | HPOM | 4,21 | 5,13 | 4,36 |
| NPOM | 1,62 | 3,03 | 2,97 | |
| BPOM | 2,75 | 3,72 | 3,04 | |
| RUBBER** | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
| MMCRF | 25,26 | 25,00 | 9,07 | |
| BPRF | 1,48 | 1,63 | 1,63 | |
| MASRF | 3,14 | 3,69 | 3,68 | |
| THEE | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 |
| CITF | 0,41 | 0,42 | 0,04 | |
| GEMIDDELDEN | 2018 | 2019 | 2020 | |
| Palmolie | 1,69 | 1,94 | 1,69 | |
| Rubber | 9,96 | 10,11 | 4,79 |
* De vermindering van fossiele brandstof bij UMWPOM is te danken aan het gebruik van elektriciteit van PLN voor de opstart, de processen en de verlichting van de fabriek na de fabrieksverwerking sinds 2019. De toename van fossiele brandstof bij MMPOM is het gevolg van het onderhoud van 20 000 uur van de gasmotor van eind augustus 2020 tot eind oktober 2020. Daardoor moest MMPOM elektriciteit produceren via dieselgeneratoren voor de verlichting na de fabrieksverwerkingsuren en voor de CRF-activiteiten. De vermindering van fossiele brandstof bij BTPOM is te danken aan het gebruik van elektriciteit van PLN voor de verlichting van de fabriek na de fabrieksverwerkingsuren sinds mei 2020. De vermindering van fossiele brandstof bij DMPOM is te danken aan het gebruik van elektriciteit van PLN voor de verlichting van de fabriek na de fabrieksverwerkingsuren sinds eind februari 2020.
** De vermindering van fossiele brandstof bij MMCRF is te danken aan het toegenomen en efficiënter gebruik van biogas voor de CRFdroogbranders.
| WATERGEBRUIK IN LITER PER TON FFB, RUBBER, THEE OF BANANEN | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| FFB | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 | ||
| Fabrieken Indonesië | PLPOM | 940 | 840 | 930 | ||
| BMPOM | 850 | 900 | 890 | |||
| UMWPOM | 1 060 | 1 350 | 1 620 | |||
| MMPOM | 1 040 | 1 130 | 910 | |||
| BTPOM | 710 | 700 | 690 | |||
| DMPOM | 1 770 | 1 000 | 1 130 | |||
| Fabrieken Papoea-Nieuw-Guinea | HPOM | 870 | 1 260 | 1218 | ||
| NPOM | 1 140 | 430 | 339 | |||
| BPOM | 1 700 | 1 620 | 1 550 | |||
| DROGE RUBBER | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 | ||
| Fabrieken Indonesië | MMCRF | 26 | 24 | 32 | ||
| BPRF | 30 | 31 | 29 | |||
| MASRF | 31 | 32 | 33 | |||
| THEE | PLANTAGE | 2018 | 2019 | 2020 | ||
| Cibuni fabriek | CITF | 8 | 8 | 8 | ||
| BANANEN | 2018 | 2019 | 2020 | |||
| Eglin gemiddelde | 7 900 | 7 000 | 6 800 |
| BOD (BIOCHEMISCH ZUURSTOFVERBRUIK) VAN LOZING DOOR PALMOLIEFABRIEKEN PER FABRIEK (MG/LITER) | |||||
|---|---|---|---|---|---|
| INDONESIË | PALMOLIEFABRIEK | MANIER VAN LOZING | 2018 | 2019 | 2020 |
| PLPOM | op het land | 1 117 | 929 | 856 | |
| BMPOM | op het land | 1 115 | 1 239 | 1 545 | |
| UMWPOM | in het water | 53 | 24 | 32 | |
| MMPOM | in het water | 59 | 87 | 90 | |
| BTPOM | in het water | 73 | 83 | 78 | |
| DMPOM | in het water | 55 | 98 | 99 | |
| PAPOEA-NIEUW- GUINEA | PALMOLIEFABRIEK | 2018 | 2019 | 2020 | |
| HPOM | in het water | 144 | 71 | 78 | |
| NPOM | op het land | 502 | 359 | 121 | |
| BPOM | op het land | 125 | 100 | 449 |
| GEMIDDELDE PERCENTAGES VAN VRIJE VETZUREN IN PALMOLIE | ||||
|---|---|---|---|---|
| PALMOLIEFABRIEK | 2018 | 2019 | 2020 | |
| Indonesië | PLPOM | 2,65 | 2,97 | 3,14 |
| BMPOM | 3,14 | 3,06 | 3,13 | |
| UMWPOM | 3,62 | 3,98 | 3,31 | |
| MMPOM | 3,46 | 3,55 | 2,97 | |
| BTPOM | 3,86 | 3,47 | 3,40 | |
| DMPOM | 3,71 | 3,65 | 3,57 | |
| Papoea-Nieuw-Guinea | HPOM | 3,68 | 4,03 | 3,03 |
| NPOM | 4,30 | 3,98 | 3,70 | |
| BPOM | 4,23 | 4,26 | 3,18 |
| OLIE-EXTRACTIEPERCENTAGES | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 22,13% | 23,01% | 22,65% |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 24,34% | 23,33% | 24,63% |
| GROEP | 23,23% | 23,17% | 23,64% |
| FREQUENTIEGRAAD LTI | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 6,77 | 5,04 | 2,90 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 2,96 | 27,96 | 23,76 |
| Ivoorkust | 14,80 | 14,50 | 21,44 |
| WERK GERELATEERDE STERFGEVALLEN | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 1 | 0 | 2 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 1 | 1 | 0 |
| Ivoorkust | 0 | 0 | 0 |
| TOTAAL | 2 | 1 | 2 |
| PERCENTAGE PERMANENTE WERKNEMERS | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 74,31% | 73,22% | 74,36% |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 96,50% | 95,10% | 92,37% |
| Ivoorkust | 91,30% | 91,70% | 95,54% |
| België | 78,22% | 78,50% | 70,83% |
| PERCENTAGE VROUWELIJKE WERKNEMERS | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | 18,13% | 17,35% | 23,80% |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 24,20% | 24,40% | 22,40% |
| Ivoorkust | 19,50% | 19,80% | 22,80% |
| België | 51,00% | 54,00% | 41,90% |
| MAATSCHAPPELIJKE INVESTERING | INDONESIË | PAPOEA-NIEUW-GUINEA | IVOORKUST | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | |
| Aantal scholen gebouwd, ondersteund en/of beheerd door de Groep |
44 | 44 | 1 | 1 | 3 | 3 |
| Aantal leraren gesubsidieerd door de Groep |
98 | 109 | 7 | 9 | 1 | 1 |
| Aantal klinieken | 27 | 13 | 3 | |||
| Aantal zorgverleners | 53 | 29 | 7 |
| PREMIE BETAALD AAN LOKALE BOEREN PER TON FFB | 2018 | 2019 | 2020 |
|---|---|---|---|
| Indonesië | NA | NA | NA |
| Papoea-Nieuw- Guinea (PGK) | 12,80 | 12,16 | 13,54 |
| RENDEMENT PER HECTARE (IN TON) | 2018 | 2019 | 2020 | |
|---|---|---|---|---|
| Indonesië | plantages | 19,80 | 18,47 | 18,72 |
| lokale boeren | 12,65 | 12,75 | 10,40 | |
| Papoea-Nieuw- Guinea | plantages | 28,25 | 20,92* | 21,10 |
| lokale boeren | 16,47 | 13,47* | 14,30 |
* Door vulkaanuitbarstingen
| AANTAL LOKALE BOEREN DAT SAMENWERKT MET SIPEF |
2018 | 2019 | 2020 | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| RSPO | NO RSPO | RSPO | NO RSPO | RSPO | NO RSPO | |
| Indonesië | 299 | 61 | 299 | 3 928* | 300 | 4 380 |
| Papoea-Nieuw- Guinea | 3 640 | - | 3 647 | - | 3 646 | - |
* Het aantal niet-gecertificeerde lokale boeren is in 2019 duidelijk gestegen door de lokale boeren van de uitbreidingsgebieden in Zuid-Sumatra.
Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 2900 Schoten België
RPR: Antwerpen BTW: BE 0404 491 285
Website: www.sipef.com
Voor meer informatie over SIPEF: Tel.: +32 3 641 97 00
This annual report is also available in English.
Vertaling: dit jaarverslag is verkrijgbaar in het Nederlands en het Engels. De Nederlandse versie is de originele en de andere versie is een vrije vertaling. We hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om verschillen tussen de taalversies te vermijden, maar als er toch verschillen zijn, dan heeft de Nederlandse versie voorrang.
Concept en realisatie: Focus advertising
Fotografie: Portretten van de voorzitter, de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité © Wim Kempenaers sommige beelden van plantages en producten © Jez O'Hare Photography, © Adrian Tan Photography en © Hien Bamouroukoun
In België gedrukt door Inni Group

François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder
Johan Nelis chief financial officer
Baron Luc Bertrand, voorzitter en François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder verklaren dat bij hun weten:
Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA
Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, Gateway Building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J 1930 Zaventem België


www.sipef.com
Building tools?
Free accounts include 100 API calls/year for testing.
Have a question? We'll get back to you promptly.