Annual Report • Apr 20, 2017
Annual Report
Open in ViewerOpens in native device viewer
www.sipef.com THE CONNECTION TO THE WORLD OF SUSTAINABLE TROPICAL AGRICULTURE JAARVERSLAG 2016 Kerncijfers »
| Activiteiten | 2016 | 2015R | 2014R | 2013 | 2012 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Totale eigen | palmolie | 246 121 | 238 548 | 219 623 | 206 476 | 214 521 |
| productie van de | rubber | 9 017 | 9 622 | 9 675 | 9 773 | 9 757 |
| geconsolideerde | thee | 2 940 | 2 726 | 2 816 | 2 850 | 2 869 |
| ondernemingen (in ton) |
bananen | 24 991 | 24 286 | 23 595 | 22 325 | 23 916 |
| palmolie | 700 | 623 | 821 | 857 | 999 | |
| Gemiddelde | rubber | 1 605 | 1 559 | 1 958 | 2 795 | 3 377 |
| wereldmarktprijzen | thee * | 2 298 | 2 742 | 2 045 | 2 399 | 2 881 |
| (USD/ton) | bananen | 905 | 903 | 1 043 | 1 022 | 1 100 |
| Beursnoteringen (in EUR) | ||||||
| Maximum | 60,49 | 53,90 | 64,00 | 65,30 | 71,89 | |
| Minimum | 45,95 | 40,01 | 45,10 | 49,52 | 54,51 | |
| Slotkoers 31/12 | 60,49 | 52,77 | 47,68 | 57,70 | 58,50 | |
| Beurskapitalisatie op 31/12 (in KEUR) | 541 491 | 472 383 | 426 819 | 516 515 | 523 677 | |
| Resultaten (in KUSD) | ||||||
| Omzet | 266 962 | 225 935 | 285 899 | 286 057 | ||
| Brutowinst | 73 792 | 43 650 | 78 903 | 79 014 | ||
| Bedrijfsresultaat | 47 479 | 21 447 | 60 819 | 53 888 | ||
| Aandeel van de groep in het resultaat | 39 874 | 18 708 | 48 967 | 46 625 | ||
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten | ||||||
| na belastingen | 51 218 | 31 357 | 73 737 | 54 978 | ||
| Vrije kasstroom | 13 328 | - 9 948 | 27 264 | - 25 439 | ||
| Balans (in KUSD) | ||||||
| Operationele vaste activa (1) | 363 492 | 357 313 | 343 199 | 322 126 | ||
| Eigen vermogen deel groep | 448 063 | 415 429 | 413 031 | 378 805 | ||
| Netto financiële activa (+) / verplichtingen (-) | - 45 061 | - 50 521 | - 24 617 | - 35 077 | ||
| Investeringen in immateriële en | 41 095 | 49 002 | 58 380 | 88 203 | ||
| operationele vaste activa (1) | ||||||
| Gegevens per aandeel (in USD) | ||||||
| Aantal uitgegeven aandelen | 8 951 740 | 8 951 740 | 8 951 740 | 8 951 740 | ||
| Eigen aandelen | 110 000 | 100 000 | 62 000 | 62 000 | ||
| Eigen vermogen | 50,68 | 46,93 | 46,46 | 42,61 | ||
| Gewone winst per aandeel | 4,50 | 2,11 | 5,51 | 5,24 | ||
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten | 5,79 | 3,53 | 8,29 | 6,18 | ||
| na belastingen (2) | ||||||
| Vrije kasstroom (2) | 1,51 | -1,12 | 3,07 | -2,86 | ||
| (1) Operationele vaste activa = biologische activa, materieel vaste activa en vastgoedbeleggingen |
(2) Noemer 2016 = gewogen gemiddelde aantal uitgegeven aandelen (8 851 266 aandelen)
R: We verwijzen naar toelichting 36 voor bijkomende informatie met betrekking tot de herwerkte vergelijkende cijfers van 2015
* Mombasa veiling
Verslag van de raad van bestuur en van de commissaris voorgelegd aan de 98ste gewone algemene vergadering van 14 juni 2017
De periodieke en occasionele informatie met betrekking tot de vennootschap en tot de groep, wordt op de volgende wijze meegedeeld, voor beurstijd:
De gewone algemene vergadering zal plaatsvinden op 13 juni 2018 om 15 uur in Kasteel Calesberg, Calesbergdreef 5, 2900 Schoten.
Verantwoordelijken voor de financiële berichtgeving:
François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder
Johan Nelis, CFO [email protected] Maatschappelijke zetel en kantoren:
Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 B-2900 Schoten
Tel +32 3 641 97 00 Fax +32 3 646 57 05 [email protected] www.sipef.com
RPR Antwerpen BTW BE 0404 491 285
| 2 Financiële kalender |
|---|
van de SIPEF-groep in 2016
Tekenen van een verkoopovereenkomst voor de volledige verkoop van de rubberactiviteit Galley Reach Holdings Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea voor een bedrag van KUSD 6 600.
"Rainforest Alliance"-certificatie van onze thee- en bananenactiviteiten respectievelijk in Indonesië en Ivoorkust.
Finale overdracht van Galley Reach Holdings Ltd aan de kopers.
Uitkering van een bruto dividend van EUR 0,60 per aandeel.
Eerste oogst van verse vruchten ("Fresh Fruit Bunches" - FFB) in de expansiezone van Musi Rawas in Indonesië.
Tekenen van de verkoopovereenkomst voor de aankoop van een belang van 10,87% van PT Austindo Nusantara Jaya in PT Agro Muko voor een bedrag van KUSD 44 311.
Tekenen van de verkoopovereenkomst voor de verwerving van het volledige belang (36,84%) van M.P. Evans Group Plc in PT Agro Muko voor een bedrag van KUSD 99 769.
Inhuldiging en opstarten van een nieuwe compostinstallatie in Noord-Sumatra.
Tekenen van de verkoopovereenkomst voor de verkoop van het resterende belang van 32% in de oliepalmplantage SIPEF-CI SA in Ivoorkust voor KEUR 11 500.
1 908 hectaren bijkomend gecompenseerd en 3 026 hectaren nieuwe aanplantingen of voorbereid voor aanplanting in de expansiezone van Musi Rawas in Indonesië.
Uitbreiding van de bananenarealen in Ivoorkust met 60 hectaren of 8,9%.
Palmolieproductie in Zuidoost Azië werd negatief beïnvloed door het uitgestelde El-Niño effect.
Stijging van de "eigen" palmolieproductie met 3,2% na een sterk vierde kwartaal (+11,4%).
Hogere verkoopprijzen voor palm- en palmpitolie en lagere kostprijzen resulteerden in een stijging van de brutowinst met KUSD 30 142 of 69,1%.
Het netto resultaat, aandeel van de groep, bedroeg KUSD 39 874, een stijging met 113,1% tegenover 2015.
De positieve vrije kasstroom van KUSD 13 328 laat ons toe om de gestage uitbouw van de plantageactiviteiten in Indonesië verder te zetten.
Voorstel tot uitkering van een bruto dividend van EUR 1,25 per aandeel, in lijn met de "pay-out ratio" van vorige jaren.
Société Internationale de Plantations et de Finance werd in 1919 opgericht, met als voornaamste doel de ontwikkeling en het beheer van plantageondernemingen in tropische en subtropische gebieden. In die tijd beschikte de vennootschap over twee "agentschappen": één in Kuala Lumpur in Maleisië en één in Medan in Indonesië.
Geleidelijk groeide de vennootschap uit tot een gediversifieerde agro-industriële groep, met productie- en exportfaciliteiten in Azië, Oceanië, Afrika en Zuid-Amerika, en met het beheer van grote plantages in de traditionele culturen zoals rubber, palmolie en thee.
Vanaf 1970 volgde ook de introductie van andere activiteiten, zoals bananen, ananassen, sierplanten, guave en peper. De groep investeerde in de Belgische en Amerikaanse immobiliënsector, maar deze belangen werden ondertussen volledig afgebouwd.
Door onze traditionele activiteiten in grondstoffen en hun verscheping, hebben we ons ook toegelegd op de verzekeringsbranche, waar wij nu een uitgebreid gamma aan diensten aanbieden.
Het laatste decennium concentreert SIPEF zich in de agro-industrie uitsluitend op de productie van palmolie, rubber en thee (in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea) en van bananen (in Ivoorkust). Deze eigen producten verkoopt de groep over de hele wereld. SIPEF biedt derden ook management- en marketingdiensten aan.
Eind 2016 beslaan de plantages een beplante oppervlakte van 69 438 hectares tegenover 70 359 hectares eind 2015. Ondanks onze uitbreidingen in Musi Rawas, was er een daling omwille van de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd, waar we 3 341 beplante hectaren hadden eind 2015.
SIPEF is een Belgische agro-industriële vennootschap die genoteerd is op Euronext Brussel.
De vennootschap bezit voornamelijk meerderheidsparticipaties in tropische plantagebedrijven die zij beheert en uitbaat.
De groep is geografisch gediversifieerd en produceert een aantal basisgrondstoffen, voornamelijk palmolie.
De investeringen gebeuren meestal op lange termijn in groeilanden.
SIPEF speelt een beslissende rol in het bestuur van de vennootschappen waarin zij een meerderheidsparticipatie bezit, of die zij samen met andere partners controleert. Die rol omvat een actieve deelname aan de raden van bestuur van deze filialen, maar ook de opvolging van het management en van de uitbating van deze bedrijven. SIPEF streeft ernaar haar agronomische ervaring en haar beheerstechnieken aan het plaatselijk bestuur over te dragen.
We stellen alles in het werk om aan de behoeften van onze klanten tegemoet te komen en hen kwalitatieve goederen en diensten op de gewenste tijd te leveren.
Met als doel het beheer van de plantages te optimaliseren, besteden we veel aandacht aan de vorming van onze lokale medewerkers, zowel op landbouwkundig als op leidinggevend gebied.
De politiek van de groep op landbouwkundig, technisch, milieuen algemeen gebied wordt uiteengezet in handleidingen, met praktische richtlijnen om hieraan tegemoet te komen. Trainingssessies ondersteunen de correcte toepassing. Wij zien erop toe dat alle personeelsleden in een gezonde en veilige omgeving kunnen werken.
De groep erkent dat zij, naast de statutaire en commerciële verplichtingen, een verantwoordelijkheid draagt tegenover de gemeenschappen en de omgeving waarin zij werkt.
Voor het behoud van de omgeving voert de groep een ecologisch en verantwoord landbouwbeleid, in overeenstemming met de principes en criteria van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO). Het gaat hierbij om een hele reeks van milieu- en sociale onderwerpen zoals transparantie, het voldoen aan wettelijke normen, een goed landbouwbeleid, de duurzame ontwikkeling van de gronden en een aanhoudend streven naar perfectie.
We besteden in het jaarverslag een apart hoofdstuk aan duurzame landbouw en de aandacht die wij daarvoor hebben.
SIPEF heeft de intentie om verder te groeien in de richting van een eerste mijlpaal van 100 000 beplante hectaren, aandeel van de groep, terwijl we blijven focussen op duurzame ontwikkeling in de bestaande palmolie-, rubber-, bananen- en theeactiviteiten in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust.
Het bedrijf zal zich concentreren op de uitbreiding van bestaande activiteiten, vooral door de uitkoop van minderheidsaandeelhouders en de acquisitie van nieuwe deelnemingen. De uitbreiding zal worden gerealiseerd met beperkte schuldgraad.
Baron Luc BERTRAND Baron BRACHT (tot 8 juni 2016) François VAN HOYDONCK Priscilla BRACHT Baron Jacques DELEN Bryan DYER Antoine FRILING Regnier HAEGELSTEEN Sophie LAMMERANT-VELGE Antoine de SPOELBERCH (vanaf 8 juni 2016)
voorzitter (vanaf 8 juni 2016) voorzitter gedelegeerd bestuurder bestuurder bestuurder bestuurder bestuurder bestuurder bestuurder bestuurder
DELOITTE Bedrijfsrevisoren BV o.v.v.e. CVBA vertegenwoordigd door Dirk CLEYMANS commissaris
François VAN HOYDONCK Charles DE WULF Thomas HILDENBRAND Robbert KESSELS Johan NELIS
gedelegeerd bestuurder directeur estates department directeur marketing bananen en horticultuur chief commercial officer chief financial officer
| controlepercentage | belangenpercentage |
|---|---|
| 50% | 50% |
| ASCO NV | |
| 50% | 50% |
| BDM NV |
| controlepercentage | belangenpercentage |
|---|---|
| 95% | 95% |
| PT TOLAN TIGA INDONESIA | |
| 95% | 90% |
| PT EASTERN SUMATRA INDONESIA | |
| 57% | 54% |
| PT KERASAAN INDONESIA | |
| 95% | 90% |
| PT BANDAR SUMATRA INDONESIA | |
| 38% | 36% |
| PT TIMBANG DELI INDONESIA | |
| 95% | 90% |
| PT MELANIA INDONESIAA | |
| 95% | 95% |
| PT UMBUL MAS WISESA | |
| 95% | 95% |
| PT TOTON USAHA MANDIRI | |
| 95% | 95% |
| PT CITRA SAWIT MANDIRI | |
| 47% | 45% |
| PT AGRO MUKO | |
| 95% | 86% |
| PT MUKOMUKO AGRO SEJAHTERA | |
| 95% | 95% |
| PT AGRO KATI LAMA | |
| 95% | 95% |
| PT AGRO RAWAS ULU | |
| 95% | 95% |
| PT AGRO MUARA RUPIT |
10 | SIPEF | THE CONNECTION TO THE WORLD OF SUSTAINABLE TROPICAL AGRICULTURE
controlepercentage belangenpercentage 99,40% 99,40%
JABELMALUX SA
| controlepercentage | belangenpercentage |
|---|---|
| 100% | 100% |
HARGY OIL PALMS LTD
| controlepercentage | belangenpercentage |
|---|---|
| 38% | 38% |
| VERDANT BIOSCIENCE PTE LTD |
12 | SIPEF | THE CONNECTION TO THE WORLD OF SUSTAINABLE TROPICAL AGRICULTURE
Geachte dames en heren,
Het is ons een genoegen u ons jaarverslag, de geconsolideerde rekeningen van de groep en van de naamloze vennootschap voor te stellen. Die worden voorgelegd aan de 98ste gewone algemene vergadering, die gehouden zal worden op 14 juni 2017.
Het jaar 2016 werd gekenmerkt door beduidend lagere palmolieproducties in het tweede en derde trimester, het uitgestelde gevolg van het El Niño droogte-effect van 2015, gevolgd door een sterke productiegroei in het laatste kwartaal van het jaar, zodat, per jaareinde op groepsniveau, de productievolumes van het vorige jaar alsnog met 2,3% werden overtroffen. Het waren duidelijk de meer mature plantages die het meest hebben geleden onder deze droogte, de plantages met jonge aanplanten bleven positieve groeicijfers voorleggen. Voor de andere teelten, mn. rubber en thee in Indonesië, is er geen uitgesteld effect waargenomen en beide activiteiten bereikten dan ook hun volumeverwachtingen. De bananenoogsten in Ivoorkust werden geconfronteerd met kwaliteitsproblemen in het voorjaar en de beperkte volumegroei was niet in verhouding met de uitbreiding van de productiearealen.
In het tweede volle jaar van zijn ambtstermijn heeft de nieuwe Indonesische president, Joko Widodo, meer sturing kunnen geven aan zijn beleid, dat geconcentreerd is op het wegwerken van de ongelijkheid tussen arm en rijk, het afbouwen van de afhankelijkheid van natuurlijke rijkdommen, het diversifiëren van de export, het investeren in infrastructuur en productie, evenals in onderzoek en ontwikkeling. Zowat overal in Indonesië zijn belangrijke infrastructuurwerken aan de gang die op relatief korte termijn de toegankelijkheid van
het land via wegen en havens moeten verbeteren. Ondertussen is er ook meer duidelijkheid gecreëerd in de benadering van buitenlandse investeerders in onze sector, zodat de rechtszekerheid op dat vlak hersteld werd. In tegenstelling tot vorige jaren is de koers van de lokale munt tegenover de USD niet verder afgegleden, wat het vertrouwen van de internationale gemeenschap in het land bevestigt.
Door de dalende energieprijzen en zwakke grondstoffenmarkten, kwam de regering van Papoea-Nieuw-Guinea ook in 2016 verder onder budgettaire druk. De aanloop naar de algemene verkiezingen van juni/juli 2017 hebben efficiënte bewindsvoering verhinderd. De lokale munt bleef dan ook verzwakken tegenover de US dollar en beperkingen op de verhandeling van deviezen bemoeilijkten het normale betalingsverkeer. Door gevatte reacties binnen de landbouwsector kon de minister van landbouw zijn hervormingsplannen niet tot uitvoering brengen.
In Ivoorkust bleef, na de herverkiezing van de huidige president Alassane Ouattara in oktober 2015 voor een nieuwe periode van vijf jaar, behoudens enkele kleine onregelmatigheden bij aanpassingen van de ministerportefeuilles, het politieke en sociale klimaat erg stabiel. De volgende jaren worden door de internationale gemeenschap algemeen aanzien als een overgangsperiode naar een nieuwe bewindsvoerder in het land. De munt blijft gelinkt aan de andere West-Afrikaanse munten en aan de Euro, wat stabiliteit geeft aan onze export van bananen uit dit land.
De langetermijnverwachtingen voor palmolie blijven algemeen gunstig en deze plantaardige olie verwerft een steeds groter aandeel in de voedings- en in de biobrandstoffensector wereldwijd, mede door zijn efficiënte industriële verwerking en zijn lage kostprijs in vergelijking met de andere, vloeibare oliën. Vandaag zijn reeds meer dan 31% van de wereldvolumes palmoliegerelateerd. De prijsevolutie op korte termijn blijft onderhevig aan het gezamenlijk aanbod met de hoeveelheden aan soja- en raapzaadolie en door de vraag naar biobrandstoffen, die dan weer gelinkt is aan de ruwe olieprijzen en de bereidheid van bepaalde landen om verplichte bijmenging te subsidiëren. Sinds de daling van de ruwe olieprijzen is de vrijwillige productie van biodiesel niet langer renderend en is de prijsbepaling meer dan voorheen
opnieuw gelinkt aan de vraag en aanbod balans voor toepassingen in de voedings- en cosmeticasector.
De sinds juli 2015 ingevoerde Indonesische vaste exportheffing van USD 50 per ton heeft de lokale consumptie van palmolie voor de energiesector blijven ondersteunen. Maar het was vooral de, groter dan verwachte, daling van de gecombineerde palmolieproductie in Maleisië en Indonesië met meer dan 6 miljoen ton, die er voor zorgde dat in de tweede jaarhelft de palmolieprijzen aantrokken, ondanks meldingen van grote sojabonenoogsten in Noord-Amerika. De uitzonderlijk lage voorraden wereldwijd maakten dat vooral de kortbij posities onder prijsdruk kwamen en prijzen tot USD 765 per ton werden genoteerd in december 2016.
Deze tendens van stijgende prijzen heeft zich verder versterkt in de aanloop van 2017, waar verwacht wordt dat palmolietekorten en lage voorraden zullen blijven aanhouden gedurende het eerste semester, waarna de aangekondigde goede oogsten in sojabonen in Zuid-Amerika de prijzen zouden drukken in de tweede jaarhelft. Onze marketingpolitiek voor het lopende jaar zal zich daarop ook toespitsen.
Wij noteerden een beperkte stijging van de geproduceerde palmolievolumes met 2,3% tegenover 2015. Deze stijging is uitsluitend het gevolg van de goede prestaties van onze jonge oliepalmarealen in de uitbreidingsprojecten van PT Umbul Mas Wisesa (PT UMW) / PT Toton Usaha Mandiri (PT TUM) in Noord-Sumatra, die inmiddels volledig afgerond zijn, en van de stijgende maturiteit van de palmen in Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea, waar de noordelijke uitbreidingsgebieden geleidelijk in volle productie komen. De nieuwe palmolie-extractiefabrieken in beide bedrijven verwerken alle vruchten op een duurzame wijze tot RSPO-gecertificeerde palmolie.
De uitbreidingen in Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea werden gestaag verdergezet, maar door de beperkte beschikbaarheid van duurzame landbouwgronden aansluitend aan onze plantages, zal de huidige omvang van 13 621 hectaren enkel nog worden uitgebreid tot ongeveer 15 000 hectaren, wat tevens overeenstemt met de volle capaciteitsbenutting van onze drie fabrieken aldaar, rekening houdend met het feit dat ook de omliggende boeren voor 45% van de verwerkte vruchtenvolumes zorgen. De overvloedige neerslag in het eerste kwartaal van het jaar is telkens weer een uitdaging voor de onderneming, maar agronomisch blijft deze zone ons de hoogste rendementen per hectare van de groep garanderen. Als gevolg van de gewaardeerde inspanningen van lokaal en expat-management is de kostprijs met bijna 10% gedaald in 2016 en verwachten wij verdere optimalisaties in het jaar 2017.
Wij wensen tevens de bijzondere inspanningen van het vernieuwde management van de regio van Musi Rawas in Zuid-Sumatra te onderlijnen. Ondersteund door het expat- managementteam van Medan Office kwam de ontwikkeling van de drie concessies in een stroomversnelling terecht. Door de ontdubbeling van elk van de oorspronkelijke plantages, werken nu zes onafhankelijke teams aan de compensatie van bijkomende gronden, het voorbereiden en planten van oliepalmvelden, de uitbouw van de infrastructuur en het onderhouden van de immature arealen tot productieniveau. Hierdoor zijn er per einde van het boekjaar 11 354 hectaren beschikbaar voor ontwikkeling, waarvan 2 662 hectaren werden gecompenseerd in het voorbije boekjaar. Bemoedigend is ook de daarin begrepen stijging van de te ontwikkelen gronden voor omliggende boeren tot 1 649 hectaren. Er zijn reeds 6 097 hectaren voorbereid en/of geplant. Dit is meer dan een verdubbeling van de 2 626 hectaren die geplant waren eind 2015. De geplante hectarenratio komt neer op 54% van de totale beschikbare gronden, een mooie inhaalbeweging van de ratio van 43% per einde 2015. Een illustratie dat de groep uitgroeit tot een gevestigde waarde in de regio. Deze regio blijft voor de volgende jaren de speerpunt van de uitbreidingen van de SIPEF-groep in Indonesië. De agronomische kwaliteiten van deze streek zijn zeer goed en er zijn veel mogelijkheden voor tewerkstelling van de lokale bevolking in industriële landbouwontwikkelingen.
We zouden zeer tevreden zijn om de mogelijke ondertekening van een principeakkoord voor de aankoop van een bestaande plantage PT Dendy Marker Indah Lestari in dezelfde regio te kunnen bekendmaken. Door deze potentiële verwerving zou de groep aanzienlijk zijn aanwezigheid in de regio kunnen versterken. Wij zouden tevens kunnen beschikken over een kleine verwerkingsfabriek en onmiddellijk overgaan tot de productie van RSPO-gecertificeerde palmolie in de regio. Het management ziet nog vele opportuniteiten voor verbetering van de uitbating van deze onderneming en de bijkomende aanplant van beschikbare gronden, tot een totale productie unit die meer dan 11 000 hectaren zou kunnen bedragen.
Tijdens het hele boekjaar is wereldwijd de rentabiliteit van natuurlijke rubberplantages onder druk blijven staan door aanhoudend lage verkoopprijzen. Zelfs voor onze lagekostenproducenten in Sumatra was het niet evident om het boekjaar met een positieve marge af te sluiten. Door de gestegen koopinteresse van China, de lage stockvolumes bij de voornaamste consumenten en een tijdelijk probleem in Thailand en Vietnam aan de aanbodzijde, noteerden we plots per jaareinde sterk gestegen prijzen, een tendens die ook nog in de eerste twee maanden van het nieuwe jaar werd verdergezet. Wij kijken dan ook met veel vertrouwen uit naar deze marktevolutie voor natuurlijke rubber in 2017.
Het heeft ons niet belet om de verlieslatende rubberplantages van Galley Reach Holdings Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea niet meer in eigen beheer te herplanten en af te stoten. Midden 2016 werd de uitbating overgedragen aan de nieuwe industriële eigenaars, die over de volgende vier jaar volledige de koopprijs zullen vereffend hebben. We behouden onze rubberplantages in Sumatra en investeren verder in hun toekomstige rentabiliteit.
In tegenstelling tot de eerste jaarhelft van 2015, was er in 2016 veel neerslag in Kenia en was het aanbod van zwarte thee uit deze origine ruim voldoende voor de markt, om de prijs te zien dalen. Het zou duren tot het vierde kwartaal voordat een beperkt La Niña effect hierin verandering kon brengen. De verkoopprijzen van Cibuni thee, die de SIPEF-groep produceert in Java, in Indonesië, volgde dezelfde tendens, waardoor de rentabiliteit onder druk kwam te staan, lettend op het arbeidsintensieve karakter van deze business en de stijging van de arbeiderslonen in heel het land.
Onze bananen- en bloemenexportactiviteit, vanuit Plantations J. Eglin SA in Ivoorkust, kende een moeilijke start met, door de Harmattanwinden aangetaste, lagere productievolumes in het eerste kwartaal. Het herstel nam, mede door management wissels, veel meer tijd in beslag dan gehoopt en woog op de normale stabiele winstbijdrage die wij van deze activiteit gewoon zijn. Zelfs in het begin van 2017 noteren we nog lager dan verwachte volumes, maar we kijken uit naar de goede groeipercentages voor de rest van het jaar, door de bijkomende aanplanten op de site van Azaguié.
De verzekeringsactiviteiten, die we delen met Ackermans & van Haaren, concentreren zich op algemene risicoverzekeringen, waarbij de sanering in de meer volatiele takken van de maritieme verzekeringen werd beëindigd. De commerciële inspanningen worden meer gericht op de grotere regionale makelaars en de link tussen beide sectoren wordt versterkt, wat het technisch verzekeringsresultaat ten goede is gekomen in 2016.
De, door de hogere palmolieprijs gedreven, stijgende winstmarges en daaruit voortvloeiende kasstroom, gaf SIPEF opnieuw de volle mogelijkheid om te investeren in de uitbreiding van de aangeplante arealen in gebieden ver van de steden, waar de landbouwsector de belangrijkste werkgever is. Deze uitbreidingen gaan gepaard met investeringen in infrastructuur, woningen en faciliteiten die de arbeiders op lange termijn aan de onderneming kunnen binden. Ondanks het verderzetten van deze uitbreidingen in de Musi Rawas regio, waren we toch in de mogelijkheid om ook de beperkte schuldpositie te verlagen, want
het blijft onze strategie om de ontwikkeling van nieuwe gronden in de groep te financieren vanuit eigen middelen, rekening houdend met een jaarlijkse vergoeding voor de aandeelhouders, die wij ook dit jaar op 30% wensen te handhaven.
Na de beëindiging van de integratie van de financiële en operationele rapporteringssystemen voor de activiteiten in Indonesië en in Papoea-Nieuw-Guinea, werd gestaag verder gewerkt aan een verdere integratie met de informatieverwerking in het SIPEF-hoofdhuis in België, wat zal zorgen voor een betere analyse van de onderlinge kostenverhoudingen in de groep.
SIPEF blijft primordiaal een voorbeeldfunctie uitoefenen op het vlak van duurzaamheid. Als beursgenoteerde Europese onderneming wensen wij onze investeerders de garantie te geven van respect voor mens en natuur, via de gerenommeerde certificering van al onze activiteiten en al onze producten, die rekening houden met ecologische en sociaal verantwoorde normen voor tropische industriële landbouw. Na de publicatie van een duurzaamheidsrapport in 2015, hebben wij recentelijk een "Rainforest Alliance"- certificatie bekomen voor de thee- en bananenplantages en werken wij voor 2017 aan een nieuwe geïntegreerde ISO 9001 certificatie voor alle Indonesische ondernemingen.
Wij blijven zeer actief betrokken bij de organisaties die de reputatie van palmolie in Europa, en de rest van de wereld, behartigen en zich tot doel gesteld hebben om het gebruik van duurzame palmolie aan te moedigen bij de voedingsindustrie en de consumenten. Wij promoten een evenwichtig beeld van de voedingseigenschappen van palmolie, verduidelijken de ecologische en sociale criteria die gehandhaafd worden door de duurzame producenten en benadrukken de hoge waardecreatie van onze sector in de productielanden, het gevolg van de zeer arbeidsintensieve aard van onze activiteiten.
Wij blijven dan ook investeren in het terugdringen van de uitstoot van biogassen. Vijf van de acht verwerkingsfabrieken zijn uitgerust met methaanopvangsystemen om aan de normen voor certificering voor groene-energiedoeleinden in Europa te kunnen voldoen. In Noord-Sumatra werd een ultramoderne compostinstallatie opgeleverd die al de lege trossen ("Empty Fruit Bunches - EFB") en de vloeibare afvalstoffen uit de fabriek zal kunnen absorberen, de grondstructuur van onze oudste oliepalmplantages kan verbeteren en het gebruik van chemische meststoffen zal terugdringen. In Bengkulu werd ook de installatie voor elektriciteitsproductie uit methaangassen opgeleverd om, zodra de Indonesische overheid er klaar voor is, de, voor SIPEF en de lokale overheid belangrijke, eerste levering aan het publieke net te voorzien.
Via een eigen Indonesische stichting leveren wij sinds enkele jaren een langetermijnbijdrage aan het natuurbehoud in dit land, door de uitbating van deze kleine instelling, die op de zuidkust van Sumatra twee stranden beschermt waar bedreigde zeeschildpadsoorten hun eieren leggen, maar vooral door de actieve bescherming van meer dan 12 000 hectaren bedreigde bossen die naast het Nationale Park van Kerinci Seblat gelegen zijn. Hier hebben we een nauwe samenwerking met de lokale bevolking
16 | SIPEF | THE CONNECTION TO THE WORLD OF SUSTAINABLE TROPICAL AGRICULTURE
om stropers en illegale boskap te stoppen, maar waar we ook de intentie hebben om bossen te herplanten in het kader van een 60-jarige overeenkomst met de overheid.
Het samenwerkingsakkoord dat in 2013 werd ondertekend met New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL), een plantageonderneming met een gerenommeerd onderzoekscentrum voor palmzaadproductie in Papoea-Nieuw-Guinea, dat ondertussen deel uitmaakt van de Sime Darby Groep, en Biosing (een organisatie van wetenschappers), werd verdergezet. Met hun actieve, agronomische begeleiding en via de ontwikkeling van hoogrenderende palmen die de industrie naar een hogere productiviteit moeten tillen, verwachten wij op middellangetermijn een belangrijke ondersteuning van de toekomstige rentabiliteit van de oliepalmplantages in de onderneming.
Begin december hadden wij ook het genoegen om een overeenkomst te tekenen met onze twee overblijvende partners, PT Austindo Nusantara Jaya TBK en M.P. Evans Group PLC, voor de bijkomende verwerving van 47,71% in PT Agro Muko in Bengkulu. Door deze strategische acquisitie worden wij 95% eigenaar van deze onderneming die reeds door SIPEF werd beheerd en kunnen wij in volle vertrouwen de tweede generatie aanplant aanvatten en verdere synergie binnen de SIPEF-groep uitbouwen.
Bij jaareinde waren we ook in de mogelijkheid om 32% van de aandelen van SIPEF-CI, een niet-strategisch belang in een oliepalmplantage in Ivoorkust, te verkopen aan de meerderheidsaandeelhouders, voor een totaal bedrag van EUR 11,5 miljoen, welke over de volgende vijf jaar zal afbetaald worden en waarvan de meerwaarde over eenzelfde tijdspanne wordt uitgedrukt, met een eerste effect van KUSD 1 819 in 2016.
Voornamelijk door de hogere prijzen voor palmolie en de goede producties in het vierde kwartaal, zijn de geconsolideerde resultaten van de groep meer dan verdubbeld tegenover het boekjaar 2015. We sluiten het boekjaar 2016 af met een IFRS-resultaat van KUSD 39 874, tegenover KUSD 18 708 (na herwerking) in het vorige jaar. Het nieuwe geconsolideerde eigen vermogen bedraagt KUSD 448 063.
De vrije kasstroom na netto investeringen bedraagt KUSD 13 328 en zal aangewend worden om de niet-structurele schuldpositie te verlagen. Tevens wordt aan de volgende gewone algemene vergadering voorgesteld de "pay-outratio" van 30% te behouden en een dividend van EUR 1,25 per aandeel, tegenover EUR 0,60 per aandeel vorig jaar, goed te keuren voor uitbetaling op 5 juli 2017.
Na het afsluiten van het boekjaar zal de betaling van de hierboven beschreven bijkomende strategische acquisitie van 47,71% in PT Agro Muko en de mogelijke verwerving van 95% van PT Dendy Marker Indah Lestari, aanleiding kunnen geven tot een brugfinanciering van bijna USD 200 miljoen, die in de loop van de eerste jaarhelft zou omgezet worden in een langetermijnbankfinanciering en voor een bedrag van maximaal USD 97,2 miljoen in een kapitaalverhoging, met het behoud van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders. Op 4 april 2017 zou er een buitengewone algemene vergadering kunnen worden samengeroepen om deze kapitaalverhoging goed te keuren.
Bij deze wensen wij dan ook onze dank uit te drukken tegenover alle medewerkers van de SIPEF-groep, die, elk op hun niveau en activiteit, hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van deze resultaten en de verwerving van deze bijkomende strategische activa. In het kader van onze expansiefinanciering is het belangrijk om de kosten te beheersen en de plantages en fabrieken op de meest efficiënte manier te beheren. Wij hopen dat iedereen binnen de eigen werksituatie hieraan zal blijven meewerken.
Schoten, 14 februari 2017
François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder Baron Luc Bertrand voorzitter
Aan de gewone algemene vergadering van 14 juni 2017.
Geachte aandeelhouders,
Wij hebben de eer u verslag uit te brengen over de activiteiten van onze vennootschap gedurende het afgelopen boekjaar en u de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening, afgesloten op 31 december 2016, ter goedkeuring voor te leggen.
Overeenkomstig het KB van 14 november 2007 (betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt), dient SIPEF haar jaarlijks financieel verslag beschikbaar te stellen voor het publiek.
Dit verslag bevat het gecombineerde enkelvoudige en geconsolideerde jaarverslag van de raad van bestuur, opgesteld overeenkomstig artikel 119, laatste lid van het Wetboek vennootschappen.
Het verslag bevat verder een verkorte versie van de enkelvoudige jaarrekening (pagina 147), opgesteld overeenkomstig artikel 105 van het Wetboek vennootschappen, en de integrale versie van de geconsolideerde jaarrekening (pagina 90). De volledige enkelvoudige jaarrekening wordt neergelegd bij de Nationale Bank van België, overeenkomstig de artikelen 98 en 100 van het Wetboek vennootschappen, samen met het jaarverslag van de raad van bestuur en het verslag van de commissaris.
Met betrekking tot de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekeningen heeft de commissaris een goedkeurende verklaring zonder voorbehoud gegeven.
Het jaarverslag, de integrale versies van de enkelvoudige en van de geconsolideerde jaarrekening en de verslagen van de commissaris over voormelde jaarrekeningen, zijn beschikbaar op de website (www.sipef.com), maar ook kosteloos en op eenvoudig verzoek verkrijgbaar op volgend adres: Calesbergdreef 5 – 2900 Schoten, België of per e-mail: [email protected].,
Tijdens het afgelopen boekjaar hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in het kapitaal van de vennootschap. Het onderschreven kapitaal bedraagt USD 37 851 639,41 en wordt vertegenwoordigd door 8 951 740 aandelen, zonder aanduiding van nominale waarde en volledig volstort.
De geactualiseerde statuten van de onderneming, met inbegrip van informatie over de juridische vorm, het statutair doel, de kapitaalstructuur, het toegestane kapitaal en de soort van aandelen, zijn beschikbaar op de website (www.sipef.com).
In het kader van het aandelenoptieplan werden 20 000 nieuwe opties toegekend in 2016. De per 31 december 2016 toegekende en nog niet uitgeoefende opties geven gezamenlijk recht op verwerving van 118 000 aandelen SIPEF (1,32%).
Voor een overzicht van de voornaamste activiteiten van de SIPEF-groep tijdens het boekjaar 2016, verwijzen wij naar de "Boodschap van de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder" (pagina 12).
SIPEF heeft van de FOD Economie de officiële goedkeuring ontvangen om, vanaf 1 januari 2016, de boekhouding te voeren en de jaarrekening op te stellen in Amerikaanse dollar - de functionele munt van SIPEF.
De conversie naar USD heeft een impact op het financieel resultaat van SIPEF in 2016. De toename van de financiële opbrengsten in SIPEF is dan ook hoofdzakelijk te wijten aan het converteren van de langetermijnvorderingen en -leningen binnen de groep van historische koers naar slotkoers. Deze conversie creëerde netto een wisselkoersopbrengst van KUSD 19 237.
De enkelvoudige jaarrekening van SIPEF is opgesteld overeenkomstig de Belgische boekhoudwetgeving.
Het balanstotaal van de vennootschap per 31 december 2016 bedraagt KUSD 364 866 tegenover KUSD 336 430 het jaar voordien.
De 'Financiële vaste activa – deelnemingen in verbonden ondernemingen' namen af met KUSD 3 787 voornamelijk door de verkoop van de deelneming in Galley Reach Holdings Ltd.
De 'Financiële vaste activa – vorderingen op verbonden ondernemingen' namen af met KUSD 7 305 en deze beweging kan als volgt opgesplitst worden:
| KUSD | |
|---|---|
| Toename door de financiering van de verdere uit breiding in Indonesië |
12 374 |
| Afname als gevolg van terugbetaling financiering door Hargy Oil Palms Ltd |
-5 069 |
| Netto beweging | 7 305 |
Het eigen vermogen van SIPEF voor winstverdeling bedraagt KUSD 152 109, wat overeenstemt met USD 16,99 per aandeel.
De enkelvoudige resultaten van SIPEF worden in belangrijke mate bepaald door dividenden en meer-/minwaarden. Aangezien SIPEF niet alle deelnemingen van de groep rechtstreeks aanhoudt, is het geconsolideerde resultaat van de groep een juistere weerspiegeling van de onderliggende economische ontwikkeling.
Het resultaat van het boekjaar 2016 werd sterk beïnvloed door de conversie van EUR naar USD wat tot een eenmalige wisselkoerswinst van KUSD 19 237 heeft geleid (zie paragraaf 1.3.1.).
De enkelvoudige winst van het boekjaar 2016 bedraagt KUSD 23 132 tegenover een verlies van KUSD -3 716 (KEUR -3 413) in het vorige boekjaar.
De raad van bestuur stelt voor het resultaat (in KUSD) als volgt te bestemmen:
| Overgedragen winst van het vorige boekjaar | 63 255 |
|---|---|
| Winst van het boekjaar | 23 132 |
| Totaal te bestemmen | 86 387 |
| Toevoeging aan de overige reserves | -408 |
| Vergoeding van het kapitaal * | -11 772 |
| Over te dragen winst | 74 207 |
* EUR 1,25 per aandeel x 8 951 740 aandelen / 0,9505 (EUR/USD op 31/12/2016)
De raad van bestuur stelt voor een dividend uit te keren van EUR 1,25 bruto per aandeel. Na inhouding van de roerende voorheffing (30%) bedraagt het netto dividend EUR 0,875 per aandeel.
Indien de gewone algemene vergadering dit voorstel goedkeurt, zal het dividend vanaf 5 juli 2017 betaalbaar zijn.
De resultaten van het lopende boekjaar zullen, zoals in het verleden, in belangrijke mate afhangen van de dividenden die vanuit de dochterondernemingen worden uitgekeerd.
SIPEF zal mogelijk een principeakkoord tekenen met PT Agro Investama Gemilang (AIG) betreffende de verwerving van 95% van de aandelen van PT Dendy Marker Indah Lestari (DMIL) voor een bedrag van KUSD 53 105.
DMIL, opgericht onder Indonesisch recht en gelegen in Musi Rawas Utara, Zuid Sumatra in Indonesië, heeft sinds 1998 permanente landrechten (HGU) en is eigenaar van 6 562 hectaren voorbereide/geplante hectaren oliepalmen met een potentieel om uit te breiden tot een totaal van 9 000 geplante hectaren, bovenop de huidige 2 780 hectaren van omliggende boeren (plasma). Het fruit wordt verwerkt in een palmolie-extractiefabriek met een capaciteit tot 25 ton/uur en de operaties zijn RSPO gecertifieerd.
Met betrekking tot de mogelijke verwerving van een bijkomend belang van 47,71% in PT Agro Muko, zoals in december 2016 aangekondigd, verwacht SIPEF de goedkeuring te ontvangen van de "Capital Investment Coordinating Board" (Badam Koordinasi Penanaman Modal of BKPM) voor de aankoop van het belang van PT Austindo Nusantara Jaya TBK en M.P. Evans Group Plc. Deze transactie zal dan afgerond worden met de finale betaling tot een totaal bedrag van KUSD 144 080.
De raad van bestuur van SIPEF zal aan de aandeelhouders voorstellen om de investeringen in PT Agro Muko en DMIL, zodra succesvol afgerond, te herfinancieren door een combinatie van een kapitaalverhoging met behoud van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders voor een bedrag van maximaal KUSD 97 200 en lange termijn bankschulden voor het resterende bedrag. Op 4 april 2017 zou er een buitengewone algemene vergadering bijeengeroepen kunnen worden om deze kapitaalverhoging goed te keuren.
Verder hebben er zich sinds de afsluiting van het boekjaar 2016 geen belangrijke gebeurtenissen voorgedaan die de ontwikkeling van de vennootschap merkelijk kunnen beïnvloeden.
Overeenkomstig artikel 134, § 2 en 4 Wetboek vennootschappen, delen wij U verder mee dat er buiten de normale vergoeding (zoals goedgekeurd door de algemene vergadering) geen bijkomende vergoeding aan de commissaris werd betaald. We betaalden KUSD 21 (KEUR 19) aan aanverwante bedrijven van de commissaris voor juridische, boekhoudkundige en fiscale adviezen.
De vennootschap heeft geen werkzaamheden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling ondernomen.
Op 11 februari 2015 heeft de buitengewone algemene vergadering de raad van bestuur van SIPEF gemachtigd om eigen aandelen in te kopen binnen welbepaalde koersvorken en dit gedurende een periode van vijf jaar.
Tijdens het boekjaar 2016 heeft SIPEF 10 000 bijkomende eigen aandelen verworven. Deze aandelen werden ingekocht met het oog op de indekking van de verbintenissen van de vennootschap in het kader van het aandelenoptieplan.
De situatie per 31 december 2016 is als volgt:
| Aantal eigen aandelen | 110 000 (1,23%) |
|---|---|
| Gemiddelde prijs per aandeel (USD 56,40) | 53,61 EUR |
| Totale investeringswaarde (KUSD 6 204) | 5 897 KEUR |
| Totale boekwaarde (KUSD 6 204) | 5 897 KEUR |
Op 8 juni 2016 heeft de buitengewone algemene vergadering van SIPEF een statutenwijziging goedgekeurd aangaande de hernieuwing van het toegestane kapitaal.
Per brief van 19 oktober 2015 hebben Ackermans & van Haaren NV (AvH) en handelend in overleg met CABRA NV, GEDEI NV en Baron Bracht en kinderen, via een kennisgeving gemeld dat zij samen 40,449% van de totale stemrechten van SIPEF bezitten.
De buitengewone algemene vergadering heeft op 11 februari 2015 aan de raad van bestuur de machtiging toegekend om gedurende een periode van drie jaar aandelen van de vennootschap te verkrijgen of te vervreemden, wanneer dit noodzakelijk zou zijn om te voorkomen dat de vennootschap een ernstig en dreigend nadeel zou lijden.
De onderstaande tekst geeft de zakelijke risico's weer zoals geevalueerd door het management en de raad van bestuur. Elk van deze risico's zou een aanzienlijke negatieve impact kunnen hebben op onze financiële situatie, bedrijfsresultaten of liquiditeit en zou kunnen leiden tot bijzondere waardeverminderingsverliezen op activa.
Er kunnen risico's zijn waarvan de SIPEF-groep nu vermoedt dat ze beperkt zijn, maar die uiteindelijk een aanzienlijk negatief effect kunnen hebben. Er kunnen ook bijkomende risico's zijn waarvan de groep zich niet bewust is.
Als voornaamste niet-ingedekte bedrijfsrisico's worden geïdentificeerd:
De gerealiseerde omzet en marge zijn in belangrijke mate afhankelijk van de schommelingen in de marktprijzen van voornamelijk palmolie en palmpitolie. Een verandering van de palmolieprijs met USD 10 CIF Rotterdam per ton heeft een impact van ongeveer USD 2,3 miljoen per jaar op het resultaat na belasting.
De geproduceerde volumes en dus gerealiseerde omzet en marges worden in zekere mate beïnvloed door klimatologische omstandigheden zoals neerslag, zonneschijn, temperatuur en vochtigheidsgraad.
Gezien het gros van de investeringen van de SIPEF-groep gevestigd is in groeilanden (Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust), zijn de geopolitieke ontwikkelingen in deze regio's een extra aandachtspunt voor het management. Het recente verleden heeft echter aangetoond dat de eventuele onrusten in deze landen een beperkte invloed hebben op het nettoresultaat van de groep, behoudens de impact van macro-economische maatregelen.
Of de SIPEF-groep erin slaagt de beoogde bijkomende expansie te realiseren, hangt af van de verwerving van nieuwe concessieovereenkomsten voor agronomisch geschikte gronden, die passen in de duurzaamheidspolitiek aan economisch verantwoorde voorwaarden. Indien de groep hier niet in slaagt, kunnen de groeiplannen onder druk komen te staan.
Naast deze belangrijke specifieke risico's heeft de groep te maken met meer algemene risico's, zoals:
risico's verbonden aan fiscale controle;
...
risico's verbonden aan milieu-aansprakelijkheid;
Met betrekking tot de risico's verbonden aan de regelgeving kunnen wij opmerken dat er momenteel een taks/heffing bestaat op elke export van palmolie uit Indonesië. Gezien ook voor de lokale verkopen deze taks/heffing in rekening wordt gebracht door onze lokale klanten speelt deze taks/heffing op de totaliteit van de palmolie die wij produceren in Indonesië. In 2016 bedroeg deze taks/heffing gemiddeld USD 51/ton tegenover USD 28/ton in 2015, USD 68/ton in 2014 en USD 75/ton in 2013.
De geconsolideerde rekeningen over het boekjaar 2016 worden opgesteld overeenkomstig "International Financial Reporting Standards" (IFRS).
Naar aanleiding van een gewijzigde waarderingsmethode voor de groeiende biologische productie van palmvruchten werden de financiële staten van de voorgaande periodes herwerkt. De impact van deze herwaardering wordt weergegeven in toelichting 36.
Het geconsolideerde balanstotaal per 31 december 2016 bedraagt KUSD 615 332, een stijging met 6,27% tegenover het balanstotaal van KUSD 579 032 eind 2015.
De voortgezette uitbreidingen van de plantages in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea leidden tot een verdere verhoging van de immateriële vaste activa (landcompensaties) en de biologische activa.
In december 2016 werd onze 32% deelneming in SIPEF-CI SA verkocht aan de huidige meerderheidsaandeelhouder waardoor de overige financiële activa afnamen met KUSD 3 804.
De vorderingen op meer dan één jaar betreffen de geactualiseerde waarde van de vorderingen uit de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd (KUSD 3 535) en SIPEF-CI (KUSD 4 788).
Het rekeningschema werd uitgebreid met een nieuwe hoofding onder de vlottende activa, nl. 'biologisch actief'. Na uitgebreid intern en extern overleg werd de eerdere veronderstelling, nl. dat een waardering van de reële waarde van niet geoogste oliepalmvruchten niet betrouwbaar zou zijn, herzien (zie ook toelichting 36). De toename van KUSD 1 896 in 2015 naar KUSD 4 133 in 2016 weerspiegelt de toegenomen volumes en de hogere marktprijs van palm- en palmpitolie.
Ter herinnering, de 'netto activa aangehouden voor verkoop' in 2015 betrof de netto activa van Galley Reach Holdings Ltd. Op 15 februari 2016 werd de koop/verkoop overeenkomst getekend die de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd afrondde.
De stijging van de netto vlottende activa, liquiditeiten niet inbegrepen, betrof voornamelijk het tijdelijk toegenomen werkkapitaal van KUSD 18 804 (zie ook commentaar bij de geconsolideerde kasstroom, toelichting 16).
Het geconsolideerd eigen vermogen van de SIPEF-groep, aandeel van de groep voor winstverdeling, is toegenomen tot KUSD 448 063. Dat stemt overeen met USD 50,68 per aandeel (exclusief eigen aandelen).
De totale omzet steeg met 18,2% tot USD 267 miljoen.
De omzet van palmolie steeg met 22,9%. De gestegen volumes werden aan hogere eenheidsverkoopprijzen verkocht. Vooral het tweede semester van 2016 kende een aanzienlijke stijging in geproduceerde volumes én palmprijzen tegenover de tweede helft van 2015.
De rubberomzet daalde met 8,8% voornamelijk door het verdwijnen van Galley Reach Holdings Ltd uit de SIPEF-groep sinds begin juni 2016.
Onze thee-activiteiten konden de gestegen volumes door de lagere verkoopprijzen niet vertalen in een hogere omzet (-3,6%) terwijl de omzet in de bananen- en bloemenactiviteit nagenoeg stabiel bleef (+1,0%).
De brutowinst steeg van KUSD 43 650 in december 2015 naar KUSD 73 792, een toename met KUSD 30 142 of 69,1%.
De brutowinst van het palmsegment steeg spectaculair (+ KUSD 30 216) voornamelijk door de sterk gestegen palm- en palmpitolieprijzen sinds augustus 2016. De brutomarge van 2016 werd een gans jaar belast met de minimum exportheffing van USD 50 per ton die in juli 2015 werd ingevoerd op verkopen van Indonesische palmolie. De gewogen gemiddelde ex-fabriek kostprijs voor de groep lag ongeveer 4% lager dan in 2015 als een gevolg van een permanente inspanning om deze kostprijzen onder controle te houden, gestegen volumes en een gunstige evolutie van de USD tegenover de Kina in Papoea-Nieuw-Guinea met een devaluatie van de gemiddelde koers met 12,7%. Na 10 jaar investeren kan de UMW-groep vanaf nu beschouwd worden als een volgroeide eenheid, die een gestaag groeiende positieve bijdrage tot het bedrijfsresultaat zal leveren.
De brutowinst van rubber herstelde tijdens de laatste twee maanden van het jaar door een onverwacht sterke stijging van de wereldmarktprijzen, wat voldoende was om de brutomarge van 2016 positief te doen eindigen.
Het thee-, bananen- en bloemensegment kenden een moeilijk jaar. De thee-activiteiten hebben geleden onder de lagere verkoopprijzen, terwijl het voor onze bananen en bloemen vooral de bananenproducties waren die achterbleven op de verwachtingen.
De verkoop-, algemene- en beheerskosten kenden een sterke stijging (+19,0%) voornamelijk door een hogere bonusprovisie ten gevolge van de gestegen winst, de toegenomen IT-kosten, het verder ontwikkelen van een regionaal kantoor in de Musi Rawas regio en eenmalige kosten voor advocaten en raadgevers in verband met de acquisitie van PT Agro Muko in december 2016.
De overige bedrijfsopbrengsten/kosten omvatten een meerwaarde op de verkoop van onze 32% deelneming in SIPEF-CI in Ivoorkust (KUSD 1 819) en enkele éénmalige afschrijvingen en provisies.
Het bedrijfsresultaat kwam uit op KUSD 47 479 tegenover KUSD 21 447 vorig jaar.
Het financieel resultaat omvatte de interesten op onze kortetermijnschulden. Het negatieve wisselkoersresultaat is voornamelijk het gevolg van de indekking van het verwachtte EURdividend en de indekkingskost naar USD van een kortetermijn EUR-financiering.
De winst voor belasting bedroeg KUSD 46 026 tegenover KUSD 20 770 in 2015, een stijging met 121,6%.
De effectieve belastinglast lag met 26,9% in lijn met de theoretische belastinglast.
Het aandeel van het resultaat van geassocieerde deelnemingen en joint ventures (KUSD 9 059) omvatte de sterk toegenomen resultaten bij PT Agro Muko (KUSD 9 323) en onze verzekeringsbranche (KUSD 659) en de aanloopverliezen bij PT Tim- bang Deli (KUSD -428) en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd (KUSD -495).
De winst van de periode bedroeg KUSD 42 701 tegenover KUSD 20 540 het jaar voordien, een stijging met 107,9%.
Het nettoresultaat, aandeel van de groep, bedroeg KUSD 39 874 en lag 113,1% hoger dan in 2015.
In het verlengde van de gestegen bedrijfswinst lag de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten in 2016 (KUSD 74 391) beduidend hoger dan deze van 2015 (KUSD 49 890).
De stijging van het werkkapitaal met KUSD 18 804 is voornamelijk het gevolg van verhoogde productievolumes in het vierde kwartaal en een tijdelijke stijging van open (nog niet vervallen) klantenvorderingen. Eind januari 2017 was deze klantenbalans al terug gedaald met ongeveer USD 15 miljoen.
In Indonesië betalen wij steeds met één jaar vertraging de vennootschapsbelasting. De daling van de betaalde belastingen van KUSD 10 471 in 2015 naar KUSD 4 369 in 2016 weerspiegelt bijgevolg de gedaalde winstgevendheid tussen de boekjaren 2014 en 2015.
De voornaamste investeringen betroffen het betalen van bijkomende landcompensaties en de aanplant van oliepalmen in het nieuwe project in Zuid-Sumatra, naast de gebruikelijke vervangingsinvesteringen en het onderhouden van de nog niet volgroeide aanplanten.
Onze oorspronkelijke verplichting om KUSD 5 000 liquide middelen te verstrekken aan Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd voor de bouw van een onderzoekscentrum, werd tijdens 2016 verder afgelost met een bedrag van KUSD 1 800. Er blijft nog een saldo van KUSD 1 450 te betalen in 2017. Er werd eveneens een voorschot betaald op de mogelijke aankoop van de bijkomende aandelen in PT Agro Muko (KUSD 1 250).
De dividenden ontvangen van geassocieerde deelnemingen en joint ventures betrof het dividend dat de groep in 2016 heeft ontvangen van PT Agro Muko. Vanaf oktober 2016 werd er, gezien de overnamegesprekken met de joint venture partners in verband met de verkoop van hun deelneming aan SIPEF (zie ook vooruitzichten), geen bijkomend dividend meer uitgekeerd.
In 2016 werd een eerste schijf van KUSD 1 500 ontvangen uit de verkoop van de deelneming van Galley Reach Holdings Ltd (totale prijs bedroeg KUSD 6 600). Het saldo zal over de volgende vier jaar geïnd worden.
In 2016 was er een positieve vrije kasstroom van KUSD 13 328 die onder aftrek van de ingekochte eigen aandelen (KUSD 608) en het uitbetaalde dividend in juli 2016 (KUSD 6 043) voornamelijk heeft geleid tot een verbetering van de netto financiële positie met KUSD 5 459.
SIPEF zal mogelijk een principeakkoord tekenen met PT Agro Investama Gemilang (AIG) betreffende de verwerving van 95% van de aandelen van PT Dendy Marker Indah Lestari (DMIL) voor een bedrag van KUSD 53 105.
DMIL, opgericht onder Indonesisch recht en gelegen in Musi Rawas Utara, Zuid Sumatra in Indonesië, heeft sinds 1998 permanente landrechten (HGU) en is eigenaar van 6 562 hectaren voorbereide/geplante hectaren oliepalmen met een potentieel om uit te breiden tot een totaal van 9 000 geplante hectaren, bovenop de huidige 2 780 hectaren van omliggende boeren (plasma). Het fruit wordt verwerkt in een palmolie-extractiefabriek met een capaciteit tot 25 ton/uur en de operaties zijn RSPO gecertifieerd.
Met betrekking tot de mogelijke verwerving van een bijkomend belang van 47,71% in PT Agro Muko, zoals in december 2016 aangekondigd, verwacht SIPEF de goedkeuring te ontvangen van de "Capital Investment Coordinating Board" (Badam Koordinasi Penanaman Modal of BKPM) voor de aankoop van het belang van PT Austindo Nusantara Jaya TBK en M.P. Evans Group Plc. Deze transactie zal dan afgerond worden met de finale betaling tot een totaal bedrag van KUSD 144 080.
De raad van bestuur van SIPEF zal aan de aandeelhouders voorstellen om de investeringen in PT Agro Muko en DMIL, zodra succesvol afgerond, te herfinancieren door een combinatie van een kapitaalverhoging met behoud van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders voor een bedrag van maximaal KUSD 97 200 en lange termijn bankschulden voor het resterende bedrag. Op 4 april 2017 zou er een buitengewone algemene vergadering bijeengeroepen kunnen worden om deze kapitaalverhoging goed te keuren.
Verder hebben er zich sinds de afsluiting van het boekjaar 2016 geen belangrijke gebeurtenissen voorgedaan die de ontwikkeling van de vennootschap merkelijk kunnen beïnvloeden.
De activiteiten inzake onderzoek en ontwikkeling worden ondernomen samen met onze joint venture partner Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd.
Binnen de SIPEF-groep maken we beperkt gebruik van financiële instrumenten voor risicobeheersing. Het gaat over financiële instrumenten die het effect van de wijzigende intrestvoeten en wisselkoersen beheersen.
De tegenpartijen van deze financiële instrumenten zijn uitsluitend Belgische gerenommeerde banken waarmee SIPEF een langetermijnrelatie heeft opgebouwd.
We kunnen stellen dat de El-Niño droogte-effecten nu volledig tot het verleden behoren en we noteren opnieuw stijgende palmolieproductievolumes voor de SIPEF-groep in de eerste maand van het jaar. De algemene verwachting is dat deze goede productietendens zich ook in het gehele eerste trimester zal handhaven. De groei is opnieuw gesitueerd in de plantages met jonge aanplanten, in UMW en in Hargy Oil Palms Ltd, maar ook in de volgroeide plantages van Noord-Sumatra.
Zoals steeds geeft de bladwissel in de rubberplantages in deze periode van het jaar een gevarieerd beeld op de rubbervolumes voor de eerstvolgende maanden, terwijl de bananenproducties voorlopig nog onder de verwachtingen blijven, maar wel een herstel aankondigen tegen het einde van het eerste kwartaal.
De palmoliemarkt zit momenteel in het dal van zijn productiecyclus en naar verwachting zullen we ergens in de tweede helft van 2017 een zeer sterk productieherstel met hoge opbrengsten zien. De termijnprijzen geven al een enorme korting weer. Maar voorlopig worstelt de markt met zeer lage voorraden in de landen van herkomst en bestemmingsgebieden en zijn klanten gedwongen om voor hun onmiddellijke behoeften te kopen. Wij verwachten dat de voorraden pas na het midden van het jaar aanzienlijk zullen toenemen, zodat de prijzen goed op niveau blijven en de handel in een toestand van "backwardation" blijft. Palmolie zou tijdelijk tegen een meerprijs, ten opzichte van vloeibare oliën, verhandeld kunnen worden, omdat Zuid-Amerika waarschijnlijk weer een recordoogst gaat binnenhalen.
Het sterke herstel in de rubbermarkt hield aan in de eerste weken van 2017 omdat de overstromingen in Thailand en Vietnam alleen maar erger werden. De vraag- en aanbodsituatie is een beetje krapper geworden als gevolg van productiehaperingen. Naar verwachting zullen we de komende maanden stabiele prijzen houden.
De droge omstandigheden in Kenia eind 2016 hielden begin 2017 aan en zullen naar verwachting een groot effect hebben op de theeproductie in het eerste kwartaal van 2017. Daarom verwachten we voor de komende maanden stabiele theemarkten.
In deze versterkte palmoliemarkten hebben we ondertussen 41% van de verwachte palmolieproductie voor 2017 verkocht aan een gemiddelde prijs van USD 788 per ton CIF Rotterdam equivalent en premies inbegrepen, tegenover 27% van de volumes aan USD 649 per ton op hetzelfde tijdstip vorig jaar. We wensen verder in te spelen op de huidige markttendensen en we blijven onze volumes geleidelijk in de markt plaatsen. Tevens werd ook 29% van de verwachte rubbervolumes aan een gemiddelde prijs van USD 2 236 per ton verkocht en ongeveer 40% van de theevolumes aan de huidige licht hogere marktprijzen. Onze marketingstrategie voor de verkopen van bananen, met vaste prijzen voor het ganse jaar, wordt ook in 2017 verdergezet via leveringen in voornamelijk Engeland en Frankrijk.
Het uiteindelijke recurrente resultaat zal in belangrijke mate bepaald worden door het bereiken van de verwachte productievolumes, het niveau van de marktprijzen voor de rest van het jaar, het behoud van de huidige exporttaksheffingen op palmolie in Indonesië en de evolutie van de kostprijzen, die, ondanks verplichte verhogingen van de arbeiderslonen, nog steeds gunstig worden beïnvloed door de aanhoudend zwakke munten van Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea tegenover de rapporteringsmunt USD.
Voor 2017 blijven de investeringsprogramma's, behoudens de gebruikelijke vervangings-investeringsbudgetten en de herplanting van bestaande arealen, geconcentreerd op de expansie van onze activiteiten in Musi Rawas in Zuid-Sumatra. We wensen in de volgende twee boekjaren ook nog een beperkte uitbreiding (1 500 hectaren) van de geplante hectaren door te voeren in Hargy Oil Palms Ltd om de drie palmoliefabrieken maximaal te benutten en het geheel op 15 000 geplante hectaren te brengen.
In Musi Rawas worden de compensaties van lokale grondbezitters verdergezet op drie concessies en we blijven interesse tonen voor de verwerving van bijkomende goede gronden in de regio. Op jaareinde werden reeds ongeveer 9 700 hectaren gecompenseerd en 1 649 hectaren verworven voor aanplanting voor omliggende boeren. Van deze 11 350 hectaren werden er ondertussen 54% of 6 100 hectaren geplant en/of volledig voorbereid voor beplanting. Sinds augustus werden ook de eerste vruchten geoogst en aan een naburige palmoliefabriek verkocht. Tevens werd gestart met de uitbouw van de infrastructuur met arbeiderswoningen en functionele gebouwen.
Er zijn binnen onze groep reeds vijf palmoliefabrieken die uitgerust zijn met een systeem voor het onttrekken van methaangassen uit afvalwater. De gassen van een eerste fabriek zullen gebruikt worden voor de aanmaak van elektriciteit, die vanaf midden februari zal geleverd worden aan het openbaar net in Bengkulu. Een nieuwe organische compostinstallatie in Noord-Sumatra heeft zijn productie opgestart en de compost zal de grondstructuur fundamenteel kunnen verbeteren en de vermindering van de toepassing van chemische meststoffen bewerkstelligen.
In december 2016 heeft SIPEF een akkoord bereikt met PT Austindo Nusantara Jaya TBK (PT ANJ) over de verkoop van een belang van 10,87% in PT Agro Muko voor een bedrag van KUSD 44 311. Tevens werd, ook in de maand december 2016, met M.P. Evans Group Plc (MPE) overeengekomen om haar volledige belang in PT Agro Muko (36,84%) aan SIPEF over te dragen voor een bedrag van KUSD 99 769. Door deze transacties zal de SIPEF-groep, met een deelneming van 95% de exclusieve controle verwerven over PT Agro Muko. De raad van bestuur heeft besloten om deze investering, zodra deze succesvol afgerond wordt, structureel te financieren door een combinatie van een lange termijn bankschuld en een kapitaalverhoging met behoud van voorkeurrecht voor de bestaande aandeelhouders. Hiervoor zal er te gepasten tijde een buitengewone algemene vergadering samengeroepen worden.
Ondertussen werd op 8 februari 2017 de goedkeuring ontvangen van de "Capital Investment Coordinating Board" (Badam Koordinasi Penanaman Modal of BKPM) met betrekking tot aankoop van het deel van PT ANJ waardoor deze transactie volledig wordt afgerond. Wij verwachten eerstdaags eveneens de goedkeuring voor de aankoop van MPE.
De ondergetekenden verklaren dat bij hun weten:
Namens de raad van bestuur, 16 februari 2017.
François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder Baron Luc Bertrand voorzitter
SIPEF's Corporate Governance Charter is beschikbaar onder de rubriek "Investors" van de website www.sipef.com.
Op 23 november 2005 heeft de raad van bestuur van SIPEF het eerste Corporate Governance Charter ("Charter") goedgekeurd. Het Charter werd opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Belgische Corporate Governance Code ("Code") die het "Corporate Governance Committtee" op 9 december 2004 had bekendgemaakt. Deze versie van het Charter was al in overeenstemming met verschillende Koninklijke Besluiten, genomen in uitvoering van de Europese regels inzake marktmisbruik.
SIPEF hanteerde tot nog toe de Belgische Corporate Governance Code 2009 als referentiecode (http://www.corporategovernancecommittee.be). In 2016 werd het Charter aangepast om dit in overeenstemming te brengen met de Europese wetgeving (verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en van de Raad). Deze wetgeving (rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat) vervangt de richtlijnen van het Europees Parlement en van de Raad alsook de richtlijnen van de Commissie betreffende marktmisbruik, die via de Belgische Corporate Governance Code werden geïmplementeerd in ons nationaal recht. Het door de raad van bestuur van SIPEF goedgekeurde Corporate Governance Charter, is dan ook conform de bepalingen van deze Europese verordening.
Zoals bepaald in de Code en in de wet, dient SIPEF in een hoofdstuk in haar jaarverslag (hoofdstuk 'Verklaring inzake deugdelijk bestuur') bijzondere aandacht te besteden aan feitelijke informatie omtrent deugdelijk bestuur, aan eventuele wijzigingen in het beleid ervan en aan de relevante gebeurtenissen inzake deugdelijk bestuur die tijdens het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden. In het hoofdstuk 'Verklaring inzake deugdelijk bestuur' wordt verder nog uitleg gegeven over de afwijkingen op de aanbevelingen van de Code volgens het "comply or explain"-principe tijdens het afgelopen boekjaar (zie 3.9).
De raad van bestuur bestaat uit negen leden.
| einde mandaat | |
|---|---|
| Baron Luc Bertrand (voorzitter vanaf 8 juni 2016) | 2020 |
| Baron Bracht, voorzitter (tot en met 8 juni 2016) | 2016 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder | 2019 |
| Priscilla Bracht, bestuurder | 2018 |
| Baron Jacques Delen, bestuurder | 2020 |
| Bryan Dyer, bestuurder | 2019 |
| Antoine Friling, bestuurder | 2019 |
| Regnier Haegelsteen, bestuurder | 2019 |
| Sophie Lammerant-Velge, bestuurder | 2019 |
| Antoine de Spoelberch, bestuurder | 2020 |
| (vanaf 8 juni 2016) |
François Van Hoydonck is sinds 1 september 2007 uitvoerende bestuurder.
De acht overige bestuurders zijn niet-uitvoerende bestuurders. Ackermans & van Haaren enerzijds en Baron Bracht en kinderen en de met hen verbonden vennootschappen CABRA NV en GEDEI NV anderzijds, hebben op 19 oktober 2015 meegedeeld dat zij gezamenlijk 40,449% van de aandelen van SIPEF bezitten.
De bestuurders die buiten de groep bestuursmandaten in andere op de beurs genoteerde vennootschappen bekleden, zijn:
Ackermans & van Haaren, Atenor Group, CFE, Groupe Flo (FR);
Ackermans & van Haaren.
Antoine Friling Sophie Lammerant-Velge Bryan Dyer
JAARVERSLAG 2016 | 29
Deze bestuurders beantwoorden aan alle onafhankelijkheidscriteria vervat in artikel 526ter van het Wetboek vennootschappen.
De raad van bestuur van SIPEF kwam zesmaal samen in 2016. De gemiddelde aanwezigheid bedroeg 98%. De individuele aanwezigheidsgraad was als volgt:
| Baron Luc Bertrand (voorzitter vanaf 8 juni 2016) | 6/6 |
|---|---|
| Baron Bracht, voorzitter (tot en met 8 juni 2016) | 2/2 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder | 6/6 |
| Priscilla Bracht | 6/6 |
| Baron Jacques Delen | 6/6 |
| Bryan Dyer | 6/6 |
| Antoine Friling | 6/6 |
| Regnier Haegelsteen | 5/6 |
| Sophie Lammerant-Velge | 6/6 |
| Antoine de Spoelberch (vanaf 8 juni 2016) | 4/4 |
De raad van bestuur heeft in 2016 de resultaten van de groep en de ontwikkeling van de activiteiten van de verschillende dochterondernemingen opgevolgd door middel van de rapportering die door het executief comité werd opgesteld. De raad van bestuur heeft ook tijdens het voorbije boekjaar bepaalde belangrijke investerings- en desinvesteringsbeslissingen genomen.
Op zijn vergadering van 14 februari 2016, heeft de raad van bestuur, overeenkomstig met artikel 2.7 van het Charter, in afwezigheid van de uitvoerende bestuurder, de relatie tussen de raad van bestuur en het executief comité besproken. De betrokken bestuurders hebben hun tevredenheid uitgedrukt over de transparantie en over de goede samenwerking tussen beide organen en in dat verband hebben ze enkele suggesties overgemaakt aan de uitvoerende bestuurder.
De bestuurders hebben eveneens de omvang, de samenstelling en de werking van de raad van bestuur, alsook van de comités, geëvalueerd. Daarbij hebben ze bijzondere aandacht besteed aan de actuele samenstelling, die werd getoetst aan de gewenste samenstelling. Ook stelden ze vast dat de specifieke vaardigheden, zoals de interpretatie van financiële rapportering, de vertrouwdheid met de sector, de ervaring met het leiden van een onderneming en met de werking van de financiële markten, evenwichtig aanwezig zijn binnen de huidige samenstelling van de raad van bestuur.
Op 28 september 2016 hield de raad van bestuur een speciale vergadering betreffende de strategische ontwikkeling van de groep, gebaseerd op een businessplan over tien jaar.
De raad van bestuur heeft zijn beleid inzake verrichtingen die aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten (al dan niet in de zin van het Wetboek vennootschappen) bekendgemaakt in het Charter (2.9 en 4.7). Dit beleid hoefde tijdens het boekjaar niet te worden toegepast.
De raad van bestuur heeft zijn beleid inzake de voorkoming van marktmisbruik bekendgemaakt in hoofdstuk 5 van het Charter.
Alle leden van het auditcomité bezitten de nodige vaardigheden op het gebied van boekhouding en audit.
Zo is Regnier Haegelsteen Licentiaat Rechten en volgde een MBA in New York. Hij heeft zijn ervaring terzake opgebouwd tijdens zijn meer dan 20 jaar lange carrière in de banksector.
Antoine Friling volgde een "Bachelor of Business Administration, Finance & Marketing" en een "MBA International Management". Antoine Friling heeft verschillende jaren ervaring in de banksector en is bestuurder van familiale, industriële en financiële vennootschappen in Europa en Zuid-Amerika.
Sophie Lammerant-Velge is Licentiaat Economie en volgde een MBA. Zij is eveneens executief bestuurder bij FBNet Belgë (Family Business Net Belgium), bestuurder van FBNet International en bestuurder van Bekaert Stichting Administratie Kantoor.
Het auditcomité kwam vier keer samen in 2016. Het aanwezigheidspercentage (of vertegenwoordiging bij volmacht) was 83%. In februari en augustus heeft het comité zich hoofdzakelijk gebogen over de analyse van respectievelijk de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële rapportering, telkens bijgestaan door de commissaris. Ook werden de cijfers van het voorstel van persbericht beoordeeld, net als de "one-to-one"-regel voor de vrijwaring van de onafhankelijkheid van de commissaris. Daarnaast vond ook een toelichting en bespreking plaats van:
Het comité van november heeft eveneens de verslagen van de interne auditcomités van Indonesië, Hargy Oil Palms Ltd en de verzekeringstak geanalyseerd en besproken.
Het auditcomité werd periodiek bijgewoond door de commissaris en een vertegenwoordiger van Ackermans & van Haaren.
Regnier Haegelsteen
In 2016 kwam het remuneratiecomité tweemaal samen, op 16 februari en op 22 november. Het gemiddeld aanwezigheidspercentage (of vertegenwoordigd bij volmacht) bedroeg 83%.
Het remuneratiecomité heeft aanbevelingen gericht aan de raad van bestuur inzake de vaste vergoedingen van de bestuurders en de voorzitter, alsook inzake de vergoeding van het executief comité, het bedrag en de uitkeringsvormen van de variabele remuneratie en individuele vergoedingen van het executief comité. Andere aanbevelingen gingen over de salarissen en variabele vergoedingen voor de in het buitenland verblijvende directieleden van de dochterondernemingen. Op de vergadering van 22 november heeft het remuneratiecomité aanbevelingen gericht aan de raad van bestuur inzake het aanbod van aandelenopties aan het executief comité en het buitenlands management van de groep en de organisatie van het executief comité.
| François Van Hoydonck | gedelegeerd bestuurder |
|---|---|
| Charles De Wulf | directeur estates department |
| Thomas Hildenbrand | directeur marketing bananen en |
| horticultuur | |
| Robbert Kessels | chief commercial officer |
| Johan Nelis | chief financial officer |
Baron Bracht (voorzitter van de raad van bestuur tot en met 8 juni 2016) en Priscilla Bracht (niet-uitvoerend bestuurder) woonden periodiek de vergaderingen van het executief comité bij als waarnemers.
Het executief comité komt, behoudens onvoorziene omstandigheden, wekelijks samen. Het executief comité is onder meer verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de groep en bereidt de beslissingen van de raad van bestuur voor.
De vergoeding van de niet-uitvoerende bestuurders bestaat uitsluitend uit een vaste vergoeding. Deze vaste vergoeding bestaat uit een basisvergoeding en, desgevallend, een aanvullende vergoeding in functie van het lidmaatschap van de betrokken bestuurder van een bepaald comité.
De vergoeding van de niet-uitvoerende bestuurders wordt periodiek getoetst door het remuneratiecomité. Het remuneratiecomité legt voorgestelde aanpassingen ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
De leden van het executief comité ontvangen een vaste vergoeding en een variabele vergoeding die afhankelijk is van het ge-
consolideerd recurrent resultaat van de SIPEF-groep (zie ook verder bij 'beleid inzake de variabele vergoeding'). Daarnaast beschikken zij over een bedrijfswagen en zijn zij begunstigden van een groepsverzekering (pensioenvorming, dekking overlijdensrisico, dekking invaliditeit), maaltijdcheques, een bijstandsverzekering die wereldwijde dekking geeft en een hospitalisatieverzekering. De groepsverzekering is van het type 'vaste bijdrage'.
Er werden vanaf het jaar 2011 tot op heden jaarlijks aandelenopties aangeboden aan de leden van het executief comité en enkele van de algemeen directeuren van de buitenlandse filialen. De aandelenopties, die onder het aandelenoptieplan van SIPEF worden aangeboden, hebben volgende kenmerken:
Deze componenten worden jaarlijks geëvalueerd door het remuneratiecomité en getoetst op hun marktconformiteit. Dit gebeurt doorgaans op een vergadering in november of december. Deze toetsing gebeurt aan de hand van publieke gegevens (bijvoorbeeld de remuneratiegegevens opgenomen in de jaarverslagen van andere vergelijkbare genoteerde vennootschappen) en salarisstudies. Het remuneratiecomité legt voorgestelde aanpassingen ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
De aan de leden van het executief comité toegekende variabele vergoeding, is afhankelijk van individuele, zowel kwalitatieve als kwantitatieve, vooraf vastgelegde en objectief meetbare prestatiecriteria, gemeten over een periode van één boekjaar (zoals statutair bepaald) en is vooral afhankelijk van het geconsolideerd recurrent resultaat van de SIPEF-groep.
Er is, met andere woorden, geen cashincentiveplan op lange termijn. De variabele vergoedingen worden betaald in de maand juli van het volgende boekjaar, dezelfde maand als de uitbetaling van het dividend aan de aandeelhouders.
Ten gunste van de vennootschap werd er voorzien in een terugvorderingsrecht van de netto variabele vergoeding die op basis van onjuiste financiële gegevens werd toegekend aan de gedelegeerd bestuurder en de leden van het executief comité.
De vergoeding van de niet-uitvoerende bestuurders bestaat uitsluitend uit een vaste vergoeding. Deze vaste vergoeding bestaat uit een basisvergoeding en een aanvullende vergoeding in functie van het lidmaatschap van de betrokken bestuurder van een bepaald comité. De vergoeding van de niet-uitvoerende bestuurders wordt periodiek getoetst door het remuneratiecomité.
De bedragen zijn niet gerelateerd aan de omvang van de resultaten en kunnen beschouwd worden als vaste, niet-prestatiegebonden vergoedingen die tijdens het jaar zelf worden toegekend.
De ontslagnemende of nieuw benoemde bestuurders worden vergoed pro rata de duur van hun mandaat in het boekjaar.
De individuele vergoedingen van de bestuurders, daadwerkelijk ontvangen in 2016 als vergoedingen over 2016, bedroegen:
| In KEUR | |
|---|---|
| Baron Luc Bertrand (voorzitter vanaf 8 juni 2016) | 43 |
| Baron Bracht, voorzitter (tot en met 8 juni 2016) | 20 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder | 25 |
| Priscilla Bracht | 25 |
| Baron Jacques Delen | 25 |
| Bryan Dyer | 25 |
| Antoine Friling | 33 |
| Regnier Haegelsteen | 35 |
| Sophie Lammerant-Velge | 33 |
| Antoine de Spoelberch (vanaf 8 juni 2016) | 13 |
De vaste en variabele vergoeding kunnen, net als de andere voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks door SIPEF en door haar dochterondernemingen aan de leden van het executief comité in 2016 zijn toegekend en uitgekeerd, als volgt worden samengevat (totale kost voor de onderneming):
| In KEUR | CEO | executief comité Overige leden |
Totaal | Relatief belang |
|---|---|---|---|---|
| Vaste vergoeding |
314 | 869 | 1 183 | 55,46% |
| Variabele vergoeding |
138 | 245 | 383 | 17,96% |
| Groeps verzekering |
259 | 202 | 461 | 21,61% |
| Aandelenopties 2015 |
34 | 45 | 79 | 3,70% |
| Voordelen in natura (bedrijfs wagen) |
5 | 22 | 27 | 1,27% |
| 750 | 1 383 | 2 133 | 100,00% |
De aangeboden opties in 2016 werden pas finaal toegekend in 2017 en als dusdanig nog niet in bovenstaande tabel opgenomen.
Volgende opties werden aangeboden aan de leden van het executief comité in 2016.
| Vervaldatum | 31 december 2026 |
|---|---|
| Uitoefenprijs | EUR 53,09 |
| François Van Hoydonck | 6 000 |
| Charles De Wulf | 2 000 |
| Thomas Hildenbrand | 2 000 |
| Robbert Kessels | 2 000 |
| Johan Nelis | 2 000 |
| Totaal | 14 000 |
Aan enkele van de algemeen directeuren van de buitenlandse filialen kenden we ook een totaal van 6 000 opties toe.
Er zijn in 2016 geen opties uitgeoefend. Er zijn 4 000 opties vervallen in 2016.
De overeenkomsten van de leden van het executief comité bevatten de gebruikelijke bepalingen inzake vergoeding (vaste en variabele vergoeding), niet concurrentie en confidentialiteit, gelden voor onbepaalde duur en eindigen op de 65e verjaardag van de manager. De overeenkomsten voorzien eveneens in een terugvorderingsrecht ten gunste van de vennootschap van de variabele vergoeding die werd toegekend op basis van onjuiste financiële gegevens.
De gedelegeerd bestuurder kan zijn overeenkomst eenzijdig beëindigen mits een opzegtermijn van 6 maanden. De door de vennootschap te respecteren opzeg bedraagt tussen 18 en 24 maanden, afhankelijk van het tijdstip van beëindiging van de overeenkomst. De opzegtermijn zal met 12 maanden worden verlengd in geval van beëindiging van de overeenkomst ingevolge wijziging van de controle van de vennootschap, waarbij meer dan de helft van de bestuurders wordt vervangen, en ingevolge ernstige beperkingen van de essentiële bevoegdheden, eenzijdig ingevoerd door de vennootschap. Deze laatste clausule is, in het kader van artikel 556 van het Wetboek vennootschappen, goedgekeurd op de buitengewone algemene vergadering van 27 december 2007.
De andere leden van het executief comité zijn sinds 1 juli 2014 verbonden door een overeenkomst van zelfstandige dienstverlening (voordien waren zij onderworpen aan het werknemersstatuut). De opzegtermijn in geval van beëindiging door de vennootschap bedraagt 1 maand per jaar dienst met een minimum van 3 maanden en een maximum van 18 maanden.
De opzegtermijn in geval van beëindiging door het lid van het executief comité zelf bedraagt 1,5 maand per begonnen 5 jaar dienst met een maximum van 6 maanden.
Het remuneratiebeleid onderging in 2016 geen belangrijke wijzigingen.
De raad van bestuur verwacht in het lopende en het eerstkomende boekjaar het remuneratiebeleid niet ingrijpend te zullen aanpassen.
De commissaris van de vennootschap is Deloitte Bedrijfsrevisoren BV o.v.v.e. CVBA, vertegenwoordigd door Dirk Cleymans.
De commissaris verzorgt de externe audit op de geconsolideerde en op de enkelvoudige cijfers van de SIPEF-groep en rapporteert tweemaal per jaar aan het auditcomité en de raad van bestuur.
Het mandaat van Deloitte Bedrijfsrevisoren BV o.v.v.e. CVBA, vertegenwoordigd door Dirk Cleymans, werd in juni 2014 verlengd voor een periode van drie jaar, tot de sluiting van de gewone algemene vergadering van het jaar 2017.
De raad van bestuur zal aan de gewone algemene vergadering voorstellen om het mandaat van Deloitte Bedrijfsrevisoren BV o.v.v.e. CVBA, vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, te hernieuwen voor een periode van drie jaar.
De jaarlijkse vergoeding van de commissaris voor de controle van de enkelvoudige en de geconsolideerde jaarrekeningen van SIPEF bedraagt KUSD 84 (KEUR 76). Daarnaast werd een bijkomende vergoeding van KUSD 21 (KEUR 19) betaald voor juridische, boekhoudkundige en fiscale aangelegenheden aan een vennootschap waarmee de commissaris in een verband van samenwerking staat. Deze vergoedingen dragen de goedkeuring van het auditcomité, dat bij elke vergadering een overzicht van deze erelonen heeft ontvangen.
De totale kost voor externe controle van de SIPEF-groep bedroeg KUSD 483. Het bedrag aan betaalde erelonen voor adviezen van dezelfde commissaris en aanverwante bedrijven bedroeg KUSD 154.
De interne audits in Indonesië en Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea zijn gestructureerd in een auditafdeling met een comité dat viermaal per jaar de interne auditrapporten beoordeelt. Voor onze verzekeringsbranche wordt de interne auditfunctie uitbesteed. Het auditcomité van SIPEF ontvangt een samenvatting van hun werkzaamheden met een kwalificatie en schatting van de mogelijke impact van de bevindingen, zodat zij het werk van de lokale auditafdeling kunnen beoordelen. In de Hoofdzetel in België en in de overige dochterondernemingen wordt de interne audit georganiseerd door de financiële manager. Gelet op de beperktere omvang van deze bedrijven, heeft het auditcomité geoordeeld dat hier voorlopig geen afzonderlijke afdeling dient te worden opgericht.
Zoals vermeld in nota 17 van de toelichtingen bij de geconsolideerde rekeningen, hebben twee aandeelhouders melding gemaakt van een deelneming van meer dan 5% in onze vennootschap. De vennootschap heeft geen weet van overeenkomsten tussen deze aandeelhouders, noch van het bestaan van comités van aandeelhouders of bestuurders, met uitzondering van de gemeenschappelijke verklaring van 12 februari 2007, die tevens is opgenomen in toelichting 17.
Op deze datum heeft Ackermans & van Haaren (AvH) NV en handelend in overleg met Baron Bracht en kinderen, CABRA NV en GEDEI NV, de vennootschap in kennis gebracht van het afsluiten van een aandeelhoudersovereenkomst met het oog op de creatie van een stabiel aandeelhouderschap van SIPEF. Dit gebeurt ter bevordering van de evenwichtige ontwikkeling en de rendabele groei van SIPEF en haar dochtervennootschappen. Deze aandeelhoudersovereenkomst, afgesloten voor een periode van vijftien jaar, bevat onder meer stemafspraken in verband met de benoeming van bestuurders en afspraken in verband met de overdracht van aandelen.
De relevante gegevens van deze transparantiemelding zijn terug te vinden op de website van de vennootschap (www.sipef.com).
Het charter van SIPEF wijkt maar op een beperkt aantal punten af van de aanbevelingen van de Code.
Overeenkomstig aanbeveling 5.3.1 van Bijlage D van de Code, dient het benoemingscomité te bestaan uit een meerderheid van onafhankelijke niet-uitvoerende bestuurders.
Het benoemingscomité van SIPEF bestaat uit alle leden van de raad van bestuur. Vermits de raad van bestuur maar voor 33% is samengesteld uit onafhankelijke niet-uitvoerende bestuurders, wijkt het Charter op dit punt af van de Code.
De raad van bestuur is evenwel van oordeel dat deze afwijking verantwoord is, gelet op het feit dat zijn relatief beperkte omvang (negen leden) een efficiënte beraadslaging en besluitvorming niet in de weg staat. Bovendien is de raad van bestuur als geheel beter in staat om de omvang, de samenstelling en de opvolgingsplanning van de raad van bestuur te evalueren.
Overeenkomstig bepaling 2.1 van de Code dient de raad van bestuur te worden samengesteld op basis van genderdiversiteit en diversiteit in het algemeen.
De raad van bestuur van SIPEF is samengesteld uit zeven mannen en twee vrouwen met uiteenlopende doch complementaire kennis en ervaring.
De raad van bestuur is op de hoogte van de recente wetgeving inzake de representativiteit van vrouwen in de raden van bestuur van beursgenoteerde vennootschappen en zal zich inspannen om zijn samenstelling voor 31 december 2017 aan te passen aan de huidige regelgeving.
De raad van bestuur van SIPEF is verantwoordelijk voor het beoordelen van de inherente risico's van de onderneming en van de effectiviteit van de interne controle.
Het interne controlesysteem van SIPEF werd opgezet overeenkomstig de gangbare principes aangaande interne controle (relevante wettelijke bepalingen, Code 2009 en COSO).
Een op groepsniveau uitgevoerde risicoanalyse vormt de basis van het interne controle- en risicobeheerssysteem. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de betrouwbaarheid van de financiële rapportering en het communicatieproces.
SIPEF past een Corporate Governance Charter toe dat leidt tot het respecteren van gangbare ethische normen door bestuurders, management en personeel bij de uitoefening van hun taken.
De raad van bestuur van SIPEF ondersteunt de toepassing van een duidelijke duurzame regelgeving in het dagelijkse beleid van onze activiteiten. Die regelgeving is strenger dan de wettelijke vereisten van de landen waarin we actief zijn.
Onze activiteiten worden beoordeeld volgens algemeen gebruikte standaarden zoals ISO 9001, ISO 14001, de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO), "Indonesian Sustainable Palm Oil" (ISPO), de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), de "Clean Development Mechanism" (CDM) van de Verenigde Naties, de "Ethical Tea Partnership" (ETP), "Rainforest Alliance", en "GLOBALG.A.P." (GGAP).
Algemeen kunnen we de bedrijfsstructuur, de bedrijfsfilosofie en de managementstijl omschrijven als vlak, wat verantwoord is door het beperkte aantal beslissingslijnen binnen de hiërarchie. Dit beperkt aantal beslissingslijnen en de beperkte personeelsrotatie verhogen de sociale controle binnen de onderneming.
De groep is onderverdeeld in een aantal afdelingen zoals uiteengezet in een organogram. Elke afdeling en elke persoon binnen de desbetreffende afdeling heeft zijn eigen functieomschrijving. Voor elke functie en taak wordt het vereiste studie- en/of ervaringsniveau bepaald. Er bestaat een welomschreven politiek van delegaties van bevoegdheden.
De doelstellingen op strategisch, operationeel, financieel, fiscaal en juridisch vlak worden vastgelegd in een strategisch plan dat de raad van bestuur jaarlijks goedkeurt. De risico's die het bereiken van deze doelstellingen in gevaar kunnen brengen, zijn in kaart gebracht en ingedeeld naarmate het potentieel belang, de waarschijnlijkheid waarmee het risico kan voorkomen en de maatregelen die werden getroffen om het risico te behandelen in functie van het belang ervan. De risicobehandeling bestaat uit diverse categorieën: verminderen, overdragen, vermijden of aanvaarden.
We hebben de nodige instructies en/of procedures uitgevaardigd om ervoor te zorgen dat we de geïdentificeerde risico's op passende wijze kunnen behandelen.
Een geheel van operationele en (interne en externe) financiële rapporteringen maakt het mogelijk om op periodieke basis (dagelijks, wekelijks, maandelijks, semestrieel of per jaar) en op de gepaste niveaus de nodige informatie ter beschikking te hebben om de toevertrouwde verantwoordelijkheden naar behoren te vervullen.
Het is de verantwoordelijkheid van elke werknemer om potentiële tekortkomingen in de interne controle te melden bij de respectievelijke verantwoordelijken.
Daarnaast zijn de interne auditafdelingen (in Indonesië en in Papoea-Nieuw-Guinea bij Hargy Oil Palms Ltd) en de 'uitbestede' interne audit (voor de verzekeringsbranche) belast met het permanente nazicht van de doeltreffendheid en de naleving van de bestaande interne controle voor hun respectievelijke activiteiten. Op basis van hun bevindingen stellen zij de nodige bijsturingen voor. Een lokaal auditcomité bespreekt per kwartaal de rapporten van deze interne auditafdelingen. Jaarlijks wordt een samenvatting van de belangrijkste bevindingen voorgelegd aan het auditcomité van de groep.
Voor kleinere filialen, waarvoor er geen aparte interne auditfunctie werd gecreëerd, neemt het verantwoordelijke directielid (samen met de gedelegeerd bestuurder en de chief financial officer van de groep) het nazicht van de interne controle waar.
Een externe auditor onderwerpt daarnaast (minstens) jaarlijks elk filiaal van de groep aan een nazicht van de financiële staten. Eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze externe audit, worden aan het management overgemaakt onder de vorm van een "management letter". In het verleden stelden we geen belangrijke tekorten in interne controle vast.
Het proces voor de totstandkoming van de financiële rapportering is als volgt georganiseerd:
f. BDM NV/ASCO NV in België
Aan het hoofd van de financiële afdeling van elke entiteit staat een gecertifieerd accountant;
De raad van bestuur ontvangt deze rapportering op periodieke basis (maanden 3, 6, 9 en 12) ter voorbereiding van de vergadering van de raad. Deze rapportering gaat gepaard met een nota met een gedetailleerde beschrijving van de operationele en financiële evoluties van het voorbije kwartaal;
Ingeval van uitzonderlijke evenementen, wordt de raad van bestuur eveneens tussentijds op de hoogte gebracht;
Jan Suykens CEO Ackermans & van Haaren
Het partnerschap rond SIPEF is een perfect voorbeeld van wat de Ackermans & van Haaren missie eigenlijk betekent: 'Partners voor duurzame groei'.
Samen met de familie Bracht en het executief comité, willen we een duurzame en winstgevende langetermijngroei genereren.
'Duurzaamheid betekent voor ons niet alleen dat we een leverancier van duurzame en traceerbare palmolie volgens de RSPO filosofie willen zijn, maar we willen ook open, transparant en lange termijn gericht zijn in onze omgang met al onze belanghebbenden en de samenleving in het algemeen'.
Ernesto Zamudio Sourcing and Trading Director AAK SG PTE. LTD.
De AAK samenwerking met SIPEF over de jaren heen heeft geleid tot een belangrijk succes op verschillende vlakken. AAK en SIPEF delen dezelfde ideologie en waarden ten aanzien van duurzaamheid.
SIPEF heeft ons gesteund in onze doelstellingen om verantwoord aan te kopen. Ik weet zeker dat onze toekomstige ontwikkeling sterk zal blijven omdat we elkaar helpen onze verplichtingen te verwezenlijken.
In het eerste kwartaal van 2016 werden de fundamentele onderliggende waarden van de palmoliemarkt volledig genegeerd. De negatieve macro-omgeving, met sterk dalende aandelenmarkten, aangevoerd door China, en aardolieprijzen van minder dan USD 30 per vat, maakte de positieve vooruitzichten voor palmolie ongedaan. De forse daling van de productie was al in november 2015 begonnen, toen het droge weer van vroeger in dat jaar een dramatische impact had op de opbrengst. De vertraagde impact van El Niño resulteerde in de hogere prijzen op het eind van het eerste kwartaal, toen de voorraden bij de landen van herkomst tot onder de 2 miljoen ton daalden in Maleisië.
Het herstel van de prijzen was van korte duur, want de palmolie verloor haar competitiviteit tegenover de vloeibare oliën, midden in een recordoogst van soja in Zuid-Amerika en het vooruitzicht van een topoogst in de VS in de zomer. Deze recordoogsten in beide sojastreken hingen als een donkere wolk boven de palmoliemarkt. Tot overmaat van ramp kenden Oekraïne en Rusland ook een topoogst van zonnebloempitten. In de context van deze grote oogsten van vloeibare oliën dekten de mondiale eindverbruikers hun behoeften nauwelijks. Maanden met een aanhoudend ontgoochelende palmolieproductie leidden tot lagere voorraden, ondanks de zwakke exportvraag. De voorraden werden wereldwijd opgebruikt, zowel in de landen van origine als op de bestemmingsmarkten. Als China geen grote volumes lijnzaadolie uit zijn federale reserves had vrijgegeven, zouden de prijzen van plantaardige olie veel hoger geweest zijn.
Pas in het derde kwartaal besefte de sector de volle impact van de productiedaling met ongeveer 6 miljoen ton over het volledige jaar in Indonesië en Maleisië. Deze daling was op zich al ongehoord, maar haar omvang demonstreerde de echte impact van El Niño. De prijzen herstelden zich en de combinatie van lage voorraden en een dringende behoefte aan olie van de eindconsumenten deed de markt abrupt omslaan. We sloten het jaar af op een hoogtepunt van ongeveer USD 765 per ton CIF Rotterdam.
De gemiddelde prijs in 2016 van "Crude Palm Oil" (CPO) CIF Rotterdam was USD 680 per ton ("spot +2"), tegenover een gemiddelde van USD 620 per ton in 2015, een stijging met bijna 10%.
Zowel Indonesië als Maleisië trachten hun binnenlandse verbruik van biodiesel te verhogen. De mandaten zijn niet altijd waterdicht maar illustreren veeleer een intentie. Om de binnenlandse afname van biobrandstof te bevorderen, heeft Indonesië het "Estates Crop Fund" opgericht, waar de planters USD 50 per ton CPO betalen en dit geld gebruikt wordt voor de subsidiëring van biodiesel, die immers duurder is dan fossiele diesel. Het is een duur instrument voor de grotere plantages en de kleine boeren, maar er zit een gezond marktmechanisme in vervat: hoe hoger de prijs van de palmolie, hoe kleiner het gesubsidieerde volume biodiesel en vice versa. In 2016 werd ongeveer 3 miljoen ton palmolie als binnenlandse biobrandstof gebruikt, vergeleken met 1,2 miljoen ton in 2015, toen het Fonds van start ging.
In 2016 verkocht SIPEF ongeveer 95% van haar palmolie, palmpitolie en pitten via gecertificeerde fysieke kanalen volgens de standaard van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC). De impact van een schorsing en een vertrek uit de RSPO van twee grote Maleisische plantagegroepen toonde de beperkte beschikbaarheid en de kwetsbaarheid van de volledig gecertificeerde toeleveringsketens. Dit heeft onze relatie met onze trouwe klanten versterkt. Wij zijn ervan overtuigd dat de grotere nadruk op fysiek duurzame toeleveringsketens zal aanhouden naarmate de mondiale ondernemingen meer onder druk komen te staan om duurzame producten te gebruiken. SIPEF streeft naar een 100% verkoop uit volledig traceerbare gecertificeerde processen voor al haar producten.
De markt van de laurineolie, de generieke term voor palmpitolie ("Palm Kernel Oil" - PKO) en kokosolie, haalde in 2016 veel hogere prijzen dan palmolie. De daling van de productie van de "Fresh Fruit Bunches" (FFB) van de palmen had een sterke weerslag op de palmpitpletterij, maar anders dan bij de palmolie waren er weinig voorraden van palmpitten of PKO die konden worden verbruikt en er was bovendien geen baisse-effect als gevolg van vervangende oliën, zoals de palmoliesector die kende met de recordoogsten van soja en zonnebloempitten. Het enige alternatief, kokosolie, leed nog altijd onder een zeer lage productie en was duurder. De markt herstelde zich sterk en er zijn voor de sector van de laurineolie punten van overeenkomst met de jaren 2010/2011. We sloten het jaar af met een hoge prijs van ongeveer USD 1 535 per ton CIF Rotterdam.
De gemiddelde prijs van PKO CIF Rotterdam was in 2016 USD 1 225 per ton, tegenover een gemiddelde in 2015 van USD 885 per ton, een stijging met 38%. De prijs van PKO lag gemiddeld USD 545 boven die van de palmolie.
De markt van het natuurrubber herstelde zich eindelijk in 2016, nadat de prijzen vier jaar lang waren gedaald. Het jaar begon met een lage prijs van USD 1 235 per ton voor "Ribbed Smoked Sheets" (RSS3) op de Singapore Commodity Exchange (SICOM) futuresbeurs, wat lager is dan de productiekost. In het begin van het tweede kwartaal zagen we een kortstondige stijging van de prijzen, na een langere bladwissel in Thailand en Vietnam en ook als gevolg van de invoering van exportquota door de Tripartite (de regeringen van Thailand, Indonesië en Maleisië). Dit herstel verzwakte snel en de markt bleef tot in oktober meestal net boven de productiekost.
In het vierde kwartaal vielen enkele elementen samen en lokten ze een scherpe prijsstijging uit. Ten eerste was de impact van El Niño op de productie groter dan verwacht en werd hij gevolgd door zeer natte omstandigheden in Thailand en Vietnam in de tweede helft van het jaar. De productie daalde in totaal met bijna 1 miljoen ton. Ten tweede vielen de voorraden in de bestemmingslanden terug, vooral in China daalden ze naar het laagste peil in jaren en dit werd bevorderd door de exportquota van de Tripartite. Ten derde stegen de olieprijzen boven de USD 50 per vat, bijna het dubbele van februari 2016, wat de prijzen van synthetisch rubber ten goede kwam. Ten slotte was de algemene macro-economische omgeving na de verkiezingen in de VS, met het vooruitzicht van grote infrastructuurinvesteringen in de Verenigde Staten in de volgende jaren, zeer gunstig voor de rubbersector.
De markt van het natuurrubber sloot 2016 af op USD 2 295 per ton RSS3 op de SICOM futuresbeurs, bijna het dubbele van de prijs van begin januari 2016.
De gemiddelde prijs van natuurrubber RSS3 bedroeg USD 1 590 per ton, tegenover USD 1 586 per ton in 2015, en was dus min of meer stabiel. De sterke piek van de prijzen in het laatste deel van het jaar zal echter in 2017 een positieve impact hebben.
Volgens de "International Rubber Study Group" (IRSG) steeg de wereldvraag naar natuurrubber in 2016 met 3%, vergeleken met een daling met 0,3% in 2015. De werkelijke vraag was waarschijnlijk nog groter, aangezien de voorraden in de bestemmingslanden en vooral in China snel daalden. De IRSG voorspelt op basis van de cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een groei van de vraag met 2,9% in 2017 in normale economische omstandigheden. Het aanbod van natuurrubber groeide in 2016 met 1,4% als gevolg van slechte weersomstan-
digheden, na een kleine groei met 1,2% in 2015. De nieuwe aanplantingen van 2004 tot 2009 beginnen gaandeweg matuur te worden. De IRSG verwacht een toename van het aanbod met 3,8% in 2017, in normale omstandigheden.
De beste referentie voor onze Cibuni-thee is de theemarkt van Kenia, de grootste exporteur van zwarte "Cut, Tear, Curl"-thee (CTC). De theestreken in Kenia bleven eind 2015 en begin 2016 regen ontvangen. Dit had een positieve weerslag op de theeproductie in de vier eerste maanden van 2016, in het bijzonder in februari (+81%) en maart (+189%), met enorme stijgingen tegenover dezelfde maanden in 2015. Er was een opvallend verschil in neerslag tussen de gebruikelijke droge seizoenen van 2015 en 2016; 2015 kende een enorme droogte en dus een slechte oogst, terwijl 2016 natter dan gewoonlijk was en een veel betere oogst opleverde. De productie in Kenia was in 2016 18,5% hoger dan in 2015 en bereikte een historisch record. De prijzen begonnen vanaf de eerste veiling van 2016 te dalen en bereikten medio april een dieptepunt wanneer zij 31% lager afsloten dan op de laatste veiling van 2015. Vanaf mei lag de Keniaanse productie in lijn met die van 2015 en stabiliseerde de markt zich met prijzen die tot eind oktober binnen een beperkt bereik varieerden. In november en december bracht La Niña warm en droog weer naar de Keniaanse theestreken en de droge omstandigheden op het eind van het jaar hadden een weerslag op de productie, zodat de prijsstijging op het eind van het jaar gerechtvaardigd was. Het is nog te vroeg om te zeggen of de omstandigheden van 2015 zich zullen herhalen.
Tegen onze verwachtingen in, is de totale hoeveelheid bananen die we in 2016 importeerden en distribueerden, niet sterk toegenomen, een stijging van slechts 3%, waarmee het totaal op 24 991 ton uitkwam, waarvan 20 231 ton naar de Europese markten ging en 4 760 ton naar de regionale markten in Afrika.
De Europese bananenmarkt, de grootste ter wereld, heeft het opnieuw goed gedaan met het juiste evenwicht tussen de verschillende herkomstgebieden: import uit de Midden-Amerikaanse dollarzone, import van ACP-landen (Afrika, Caraïben, Pacific), waartoe wij behoren, en Europese productie. De consumptie vertoont opnieuw een sterke stijging. Dit komt voornamelijk door de goede ontwikkeling van het koopgedrag in de Oost-Europese landen die lid zijn geworden van de Europese Unie (EU). We zien echter dat er zeer grote verschillen zijn tussen de landen, met bijvoorbeeld in Zweden gemiddeld 16 kg per persoon per jaar, tegenover gemiddeld 6 kg in de Oost-Europese landen. De consumptie in Europa bedraagt dus meer dan 6 miljoen ton (d.w.z. + 900 000 ton in minder dan vier jaar), vergeleken met 4 miljoen ton in de Verenigde Staten, 1,2 miljoen ton in Rusland en 1 miljoen ton in het Midden-Oosten en Japan. China, een markt die voortdurend in ontwikkeling is, importeert thans 0,5 miljoen ton per jaar.
Het evenwicht tussen vraag en aanbod is dus bevredigend en het effect van de verlaagde douanerechten op de Midden-Amerikaanse productie is gelukkig niet echt merkbaar. De douanerechten op bananen uit de dollarzone varieerden in 2016, onafhankelijk van land tot land, van EUR 127 per ton voor Ecuador tot EUR 96 per ton voor de andere landen, zoals Costa Rica en Colombia. Benadrukt moet worden dat Ecuador, de grootste bananenproducent en -exporteur ter wereld, aan het einde van het jaar bilaterale overeenkomsten met de EU heeft gesloten om in aanmerking te komen voor hetzelfde tarief als de andere landen in de dollarzone. Het is dus zeker een concurrentievoordeel voor dit belangrijke herkomstland, dat gelukkig wordt gecompenseerd door een gunstige koersverhouding tussen de euro en de dollar voor de producenten in de eurozone (en tevens deze in de CFA-zone) en door herhaaldelijk ongunstige weersomstandigheden in de verschillende gebieden waar bananen worden geproduceerd.
Onze afzet in Europa blijft voornamelijk gericht op Engeland, Frankrijk en Spanje, met zoals gebruikelijk jaarlijkse afzetcontracten. De aangekondigde "Brexit" heeft tot eind 2016 geen directe invloed op onze afzet en onze afzetstrategie op korte termijn gehad. Niettemin, volgen we van zeer nabij de ontwikkeling van de nieuwe regels die de Engelse regering zal invoeren, zodat we ons verkoopbeleid daaraan kunnen aanpassen.
David McCann chairman Fyffes plc
Fyffes werkt al jarenlang samen met SIPEF op het gebied van bananen. In de loop van de tijd zijn de markt en de eisen van de markt ten aanzien van duurzame bananen in veel opzichten veranderd. SIPEF heeft deze uitdagingen aangenomen en de inzet van SIPEF voor de "Responsible Plantations Policy" en de "Rainforest Alliance" is een belangrijke ondersteuning terwijl we aan een betere milieu-, sociale en economische duurzaamheid in onze hele toeleveringsketen werken. De transparantie waarop de aanpak van SIPEF berust, is de basis van ons nieuwe consumentenprogramma "Discover More". Er zijn een aantal belangrijke synergiën.
In West-Afrika, en wat ons betreft vooral in Senegal en Mauritanië, stijgt de consumptie en blijven de prijzen stabiel. Deze regionale markten zijn voortdurend in ontwikkeling, ook al zijn de afzetprijzen en marges nog altijd lager dan wat we in Europa krijgen. De recente ratificatie van de ACP/EU "Economic Partnership Agreements" (EPAs) zal de interregionale handel in Afrika ongetwijfeld verbeteren.
Dankzij de toekenning van het "Rainforest Alliance"-certificaat aan Plantations J. Eglin SA, dat onze bestaande GLOBALG.A.P.-standaard aanvult, stellen we onze toegang tot markten en nieuwe distributiekanalen veilig. Wat betreft de sociale en milieuaspecten van onze activiteit, wordt "Rainforest Alliance" de norm voor bananen.
De tuinbouwactiviteit blijft over het geheel genomen stabiel. Wat betreft de afzet die op het noorden van Europa, meer bepaald in België en Nederland, is gericht, profiteren onze ananasbloemen, sierbladeren en lotus, van een concurrerend en dynamisch luchtvervoer vanuit Ivoorkust.
Zo hebben we 569 000 ananasbloemen (+13%), 1 484 000 sierbladstengels (+4%) en 196 000 lotussen (+5%) afgezet.
De ananasbloemen- en lotusactiviteiten hebben zeker geen groot ontwikkelingspotentieel, omdat deze gewassen namelijk tamelijk onbekend blijven in de markt.
Dat geldt niet voor het potentieel van de sierbladeren, waarvan zowel de kwantiteit als de variëteiten in de toekomst verbeterd zouden kunnen worden. In de loop van het boekjaar zijn we overigens begonnen met de verkoop van nieuwe variëteiten van Dracaena Snow Queen en Dracaena Cappucino. Voor deze producten blijven Vietnam, Sri Lanka en Colombia de concurrerende herkomstlanden. Onze geografische, agronomische en logistieke positie in Ivoorkust is dus ideaal om met deze herkomstlanden te concurreren.
Twee jaar geleden werd Joko Widodo, 'Jokowi' genoemd, gekozen als president van Indonesië en daarmee werd hij de eerste gekozen leider die niet tot de kleine politieke en militaire elite van het land behoort. De vriendelijke gouverneur van Jakarta, met zijn uitgesproken Javaanse accent, die erom bekendstaat dat hij eerst met de armen overlegt voordat hij beleidskeuzes maakt, werd de hoop van de progressieve Indonesiërs om een welvarend en tolerant land op te bouwen. Maar Jokowi trad aan op een moeilijk moment: de economie van Indonesië worstelde met een zwakke vraag naar natuurlijke rijkdommen, de opkomst van Islamitische Staat (IS) inspireerde overal ter wereld radicale soennitische moslims en de jaarlijkse bosbranden toonden aan hoe groot de uitdaging is om de bossen te beschermen. Twee jaar na zijn verkiezing heeft Jokowi nu de leiding over een brede politieke coalitie. Volgens de meest betrouwbare opiniepeilingen is hij populair in Indonesië. Jokowi heeft ook 12 economische hervormingsmaatregelen genomen om de investeringen in het land te bevorderen en lastige en overbodige regels af te schaffen, maar analisten vragen zich steeds vaker af of zijn geleidelijke hervormingspogingen voldoende zullen zijn, vooral op een moment dat de werkloosheid toeneemt en de economische groei achterblijft bij de verwachtingen.
Op economisch vlak, werd, volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF), verwacht dat het Bruto Binnenlands Product (BBP) in 2016 met 5,0% zou groeien, net iets minder dan de beoogde 5,3% in de begroting en een stijging ten opzichte van de 4,8% van het jaar ervoor. De inflatie bleef ondertussen, voor het tweede jaar op rij, binnen de beoogde bandbreedte van
3-5% volgens het Fonds, dat een stijging van 3,3% in 2016 en iets meer dan 4,0% voor dit jaar voorspelde. Hoewel de waarde van de export en import vorig jaar met respectievelijk 4,0% en 4,9% daalde, zorgden de hogere grondstoffenprijzen voor veel Indonesische exportproducten, zoals steenkool en palmolie, voor een afname van het huidige deficit tot USD 17 miljard, of circa 1,8% van het BBP. Volgens de gegevens van de centrale bank was dit een vermindering van USD 17,8 miljard, oftewel 2,1% van het BBP in 2015.
De betrekkelijk stabiele wereldwijde financiële markten en het overschot op de betalingsbalans hielpen om de roepia te stabiliseren tegenover de Amerikaanse dollar. De roepia won in de eerste helft van het jaar wat verloren terrein terug en is sindsdien in waarde gestegen. De IDR/USD-wisselkoers bedroeg 13 795 aan het begin van het jaar en 13 447 aan het einde van het jaar.
De nieuwe loonverordening geeft gouverneurs nog steeds toestemming om minimumlonen voor hun provincies vast te stellen, zich baserend op de nationale inflatiepercentagemethode of het toelaatbare alternatief daarvoor, de KHL-index ("Kebutuhan Hidup Layak" - redelijke levensstandaard). Gouverneurs die de eerste methode gebruikten, verhoogden de lonen met 11,5%, terwijl degenen die aanpassingen op basis van de KHL-index doorvoerden, meestal hoger uitkwamen. De meeste gouverneurs verhoogden de lonen uiteindelijk binnen een bandbreedte van 7-15%.
Een reeks economische hervormingen doorgevoerd sinds eind 2015, zouden de investeringsgroei op korte termijn moeten stimuleren, gezien de huidige regering doorgaat met het wegnemen van belemmeringen voor particuliere investeringen en het verbeteren van het ondernemingsklimaat, maar de economische resultaten in 2016 bleven achter bij de groei van 7% die Jokowi tijdens zijn presidentscampagne had voorspeld. De boosdoener was de zwakke vraag naar Indonesische grondstoffen met de vertraging van de Chinese economie als voornaamste oorzaak. Maar er waren nog andere factoren: de grote impuls die Jokowi had beloofd om de infrastructuur te ontwikkelen, kwam traag op gang, waardoor de overheidsuitgaven in zijn eerste jaar als president afnamen. Daarnaast, heeft Jokowi, die zoals bekend, tegenover een publiek van buitenlandse investeerders had beloofd dat Indonesië graag zaken wilde doen, de buitenlandse investeringen niet sterk zien stijgen. In de twee jaar dat hij president is, zijn de directe buitenlandse investeringen slechts beperkt gestegen met 4,5% (in dollars gerekend). Zijn voorstel van één loket voor buitenlandse investeringen was veelbelovend, buitenlandse investeerders zouden dan niet tientallen vergunningen bij allerlei nationale en lokale instanties hoeven aan te vragen om, bijvoorbeeld, een textielfabriek te bouwen.
Het verbreden van de belastinggrondslag en het verbeteren van de inning waren ook belangrijke doelen van de regering. De lage grondstoffenprijzen en belastinginkomsten hadden een domino-effect op de uitgaven, die in 2016 volgens de ramingen van het IMF met één procentpunt daalden tot 16,6% van het BBP. Daarom introduceerde de regering in juli een programma voor fiscale amnestie om vermogen vanuit het buitenland te repatriëren. Volgens het programma betalen de Indonesiërs in het begin een belastingtarief van 4% over hun gerepatrieerde bezittingen, en dat tarief loopt gefaseerd op tot 10% naarmate het einde van het programma in maart dit jaar dichterbij komt. Volgens regeringscijfers heeft het ministerie van Financiën tussen juli en september IDR 97,2 biljoen (USD 7,2 miljard), oftewel 59% van de beoogde IDR 165 biljoen (USD 12,3 miljard), geïnd. Hoewel dit op korte termijn een meevaller betekent voor de Indonesische regering, is nog steeds niet bewezen dat het via de fiscale amnestie zal lukken om substantiële bezittingen naar Indonesië te repatriëren of het pad te effenen voor een effectievere belastinginning, zoals de bedoeling van het programma is.
Een andere belangrijke prioriteit is het aanpakken van de gebrekkige infrastructuur van jaren, die de transport- en logistiekkosten, volgens de Wereldbank, heeft opgedreven tot ongeveer 27% van het BBP. Volgens de ramingen van de bank kan Indonesië jaarlijks USD 80 miljard besparen als het deze kosten terugbrengt tot 16% van het BBP. In de begroting voor 2016 was daarom IDR 313,5 biljoen (USD 24,6 miljard) bestemd voor infrastructuurontwikkeling – de hoogste uitgave ooit toegekend voor deze sector – en in maart meldde de lokale pers dat tussen nu en 2020 met de aanleg van meer dan 1 000 km aan tolwegen wordt begonnen.
Energieprojecten zijn een belangrijk aandachtspunt van de infrastructuurcampagne, met plannen om het opwekkingsvermogen te vergroten door een mix van traditionele en alternatieve bronnen. Hiermee moet enigszins tegemoet worden gekomen aan de binnenlandse vraag naar elektriciteit, die volgens een rapport van marktonderzoeksbureau "Transparency Market Research" op de goede weg is om te groeien van 206,5 TWh
In Indonesië betekent SIPEF een veerkrachtig plantagebedrijf met een lange en trotse geschiedenis. Vandaag speelt het bedrijf een voorbeeldrol voor vele andere plantages en wordt als een leider beschouwd in een groot aantal domeinen, zoals business, financiën, agronomie en duurzaamheid. Alle gemeenschappen rond de plantages van het bedrijf hebben baat bij zijn aanwezigheid, in termen van werkgelegenheid en een belangrijke bijdrage aan de lokale economie. In ruimere zin heeft Indonesië in zijn geheel voordeel bij het feit dat SIPEF in haar activiteiten blijft investeren door haar plantages uit te breiden en haar bestaande activa te verbeteren.
De oliepalmsector kan impopulair zijn omwille van diverse factoren, zoals de potentiële milieu-impact en de gepercipieerde gezondheidsproblemen met de olie. In dit moeilijke klimaat moet SIPEF stand houden, mag het zich niet laten intimideren en hoort het trots te blijven op haar plantages en haar realisaties. Het consistente en aanhoudende streven van SIPEF om integer te werk te gaan, krijgt gestalte in de principes en criteria van RSPO, waarvan SIPEF een vooraanstaand lid is. Elk aspect van de activiteiten van SIPEF in Indonesië is gecertificeerd volgens erkende internationale normen.
Men kan een duurzaam beleid gemakkelijker implementeren wanneer het bedrijf zelf gezond en rendabel blijft. Om de winst te verhogen, moet het management focussen op de beheersing van de kosten, de verbetering van de efficiëntie en de verhoging van de productie. Het is een bevredigende vaststelling dat de activiteiten van SIPEF in Indonesië blijven vooruitgaan. Een investering in de plantagesector heeft meestal tijd en dus ook een stabiele omgeving nodig om in te werken. Het management van SIPEF erkent de behoefte aan een behoudende benadering op lange termijn en het werkt hard om een stabiel en duurzaam bedrijf uit te bouwen dat tot ver in de toekomst winstgevend zal zijn.
in 2013 tot 442,5 TWh in 2022. Om aan deze vraag te voldoen, heeft de regering het ambitieuze doel gesteld om het geïnstalleerde vermogen tegen 2019 uit te breiden met 35 GW en om het aandeel van de bevolking met toegang tot elektriciteit te vergroten van 85% tot 98% in 2022.
In oktober 2015, één jaar na de inhuldiging van Jokowi, gingen grote delen van zijn land in vlammen op. De ontbossingstechniek van kappen en afbranden, gecombineerd met een droog seizoen dat in het teken stond van El Niño, leidde ertoe dat meer dan 2,6 miljoen hectaren bos in de as werd gelegd. Het meest desastreus voor het milieu was het afbranden van veengebieden waarin eeuwenoude koolstof was opgeslagen. Erik Meijaard, een bosbouwwetenschapper van de milieugroep Borneo Futures, noemde de branden "de grootste kunstmatige milieuramp van de 21ste eeuw". Meer dan 500 000 Indonesiërs klaagden over ademhalingsziekten, terwijl een groot deel van Zuidoost-Azië schuil ging onder de rook. Het onlangs ingevoerde bosbouwbeleid van de regering is indrukwekkend, hopelijk zal dit voldoende zijn om te voorkomen dat het huidige droge seizoen geen herhaling wordt van het vorige.
Indonesië startte 2016 met een biodieselmandaat op basis van 15% bijmenging, dat tegen 2020 zou moeten gestegen zijn tot 30%. In deze tijd van lage prijzen voor ruwe aardolie rijst de vraag of Indonesië en andere landen met ambitieuze biodieselmandaten, zoals Maleisië en Colombia, trouw kunnen blijven aan hun doelstellingen. Deze zorgen zijn toegenomen nu de prijs van palmolie is gestegen tot meer dan USD 700 per ton, terwijl ruwe aardolie nog steeds voor ongeveer USD 50 per vat wordt verhandeld. Het bestaande bijmengingsmandaat in Indonesië wordt ondersteund door een heffing op de export van palmolie. De heffing wordt gestort in een fonds (BPDPKS) dat de regering heeft opgericht om biodiesel "aan de pomp" te subsidiëren in een klimaat van lage prijzen voor ruwe aardolie. De heffing werd in juli 2015 opgelegd. Verladers betalen een heffing van USD 50 per ton voor ruwe palmolie en USD 30 per ton voor verwerkte producten. Naast de heffing moeten producenten ook een exporttaks op ruwe palmolie betalen zodra de prijs meer dan USD 750 per ton bedraagt. Wanneer de prijs van palmolie bijvoorbeeld tussen USD 750-800 per ton bedraagt, wordt de exporttaks vastgesteld op USD 3 per ton, maar wanneer de prijs van palmolie tussen USD 800-850 per ton bedraagt, wordt de exporttaks vastgesteld op USD 18 per ton.
Vooruitblikkend op 2017, voorspelt men dat de economische groei beperkt zal stijgen tot 5,1%, daarbij gesteund door een sterke particuliere consumptie. De inflatie blijft in 2017 naar verwachting binnen de officiële beoogde bandbreedte, zij het op een iets hoger niveau als gevolg van lagere elektriciteitssubsidies, terwijl het huidige deficit beperkt zou blijven. De risico's voor de vooruitzichten zijn toegenomen en zijn voornamelijk extern. Tot de externe risico's behoren onzekerheden over het beleid van de nieuwe Amerikaanse regering, wereldwijd strengere financiële voorwaarden, overloopeffecten van de sterke economische vertraging in China en lagere grondstoffenprijzen, die de macro-economische kwetsbaarheden van banken en ondernemingen kunnen versterken.
Het neerslagpatroon in Noord-Sumatra was in 2016 over het algemeen beter dan in 2015 en meer in overeenstemming met de langetermijngemiddelden, wat de gewasproductie ondersteunde en het herstel van de gevolgen van de El Niño-droogte in 2014 bevorderde. De maandelijkse neerslag was goed verdeeld en hoewel er af en toe minder dan 100 mm regen in een
maand viel, waren er geen opeenvolgende perioden met weinig neerslag. Op onze jonge plantages PT Umbul Mas Wisesa (UMW) en PT Toton Usaha Mandiri (TUM) lag de neerslag ruim boven
de niveaus van 2015, maar door het programma om slib uit de afvoerkanalen te verwijderen, in combinatie met de aanleg van nieuwe afvoerkanalen en het vrijmaken van de openingen van de hoofdafvoerkanalen werden overstromingen afgewend en kon het oogsten van trossen met verse palmvruchten ("Fresh Fruit Bunches" – FFB) en het transport van ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" – CPO) en palmpitten ononderbroken doorgaan tijdens het natte seizoen. De lokale overheid ging
aan het werk om de belangrijkste toegangsweg tussen de Perlabian-plantage en het complex PT Umbul Mas Wisesa (UMW) in gedeelten te verhogen, wat een positieve bijdrage leverde om de plantages onder alle weersomstandigheden bereikbaar te houden. Volgens de planning wordt dit werk in 2017 voortgezet.
De plantages Perlabian en Tolan vormen een onderdeel van PT Tolan Tiga Indonesia. Dit zijn twee gevestigde plantages binnen de groep, die nu aan hun derde oliepalmcyclus beginnen. In 2016 hadden de plantages een omvang van 8 020 hectaren, waarvan 7 229 hectaren volgroeid en 791 hectaren onvolgroeid waren. De gewasproductie van deze plantages overtrof de budgetverwachtingen met 3%, hoewel de totale productie met 11 923 ton FFB daalde ten opzichte van 2015, als gevolg van het opnieuw aanplanten van 164 hectaren en de lagere eerste opbrengsten van onvolgroeide zones die dit jaar volgroeid zullen zijn. Ondanks deze invloeden sloten de plantages het jaar af met een zeer behoorlijke opbrengst van 24,82 ton FFB per hectare.
Het doorgaans goede weer had nog andere bijkomende voordelen: de bezigheden van de snuitkevers die voor de bestuiving zorgen, konden ongehinderd doorgaan en de goede troszetting leidde tot volledig gevormde trossen, vooral in de jongere volgroeide aanplantingen. De managementteams van de plantages konden ook het optimale aantal oogstintervallen voor het jaar halen of overtreffen, waardoor oogstverliezen tot het absolute minimum beperkt bleven. Op agronomisch vlak, bleven de plagen en ziekten goed onder controle, terwijl de programma's voor meststoftoediening volledig en op tijd werden voltooid. Een belangrijk onderdeel van de winstgevendheid van een plantage draait rond het verkorten van zijn periode van immaturiteit, en het strak in de hand houden van de onderhoudsprogramma's tijdens de onvolgroeide periode heeft deze tijdspanne in toenemende mate verkort, van meer dan 30 maanden in vorige periodes tot 24-26 maanden nu, afhankelijk van het plantmateriaal.
De plantages Bukit Maradja en Kerasaan behoren ook al lang tot de groep PT Tolan Tiga Indonesia en beginnen aan hun derde oliepalmcyclus. In 2016 hadden de plantages een omvang van 5 207 hectaren, waarvan 4 304 hectaren volgroeid en 903 hectaren onvolgroeid waren. De gewasproductie van deze plantages daalde met 8 649 ton FFB ten opzichte van 2015, als gevolg van het tijdstip waarop productieve palmen werden geveld om 164 hectaren opnieuw aan te planten en door de lagere eerste opbrengsten van onvolgroeide zones die in de loop van het jaar matuur zullen zijn. Ondanks deze invloeden sloten de plantages het jaar af met een zeer bevredigende opbrengst van 22,59 ton FFB per hectare. Deze plantages werden ook bedreigd door plagen en ziekten: in Kerasaan werd een oppervlakte van ongeveer 300 hectaren aangetast door een populatie bladetende rupsen ("Nettle Caterpillar"). In samenwerking met onze onderzoekspartner, Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd, is veel werk verricht om een goede telling te doen en de plaag gericht aan te pakken, door op specifieke stadia van de levenscyclus te mikken. Tot de corrigerende maatregelen behoorde ook de opzet van een geïntegreerd plaagbestrijdingsprogramma, waarbij populaties van nuttige insecten worden gevormd die natuurlijke vijanden van de rupsen zijn. Op dit moment is de activiteit van de plaag verminderd en gebruiken we veel minder pesticiden, maar dit probleem zal voortdurende waakzaamheid vereisen. Bukit Maradja en Kerasaan zijn ook aangetast door stambasisrot, een ziekte die door de Ganoderma-schimmel wordt veroorzaakt. Ook op dit belangrijke gebied werken we samen met Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd en momenteel passen we meerdere strategieën toe om het probleem te verminderen. Hiertoe behoren een volledige en intensieve grondbewerking bij het opnieuw aanplanten om zo veel mogelijk organische resten van het oude palmbos te verwijderen, een braakliggingsperiode van één jaar om de levenscyclus van de schimmel te doorbreken, het gebruik van Ganoderma-resistent plantmateriaal, waarmee we tussen 2014-2016 de velden van beide plantages hebben aangeplant en het gebruik van antagonistische schimmels tijdens het aanplanten van de palmen om de Ganoderma aan te vallen en te vernietigen.
Een onderdeel van het verbeteren van de productiviteit en winstgevendheid van een plantage is overgaan tot herplanting wanneer de palmen zo hoog worden dat ze niet meer effectief kunnen geoogst worden of wanneer de densiteit zo klein wordt dat de opbrengsten tot minder dan 18 ton FFB per hectare dalen. Op de plantages in Noord-Sumatra werd in 2016 een herplantingsprogramma van 328 hectaren voltooid, dat 164 hectaren in Perlabian, 143 hectaren in Bukit Maradja en 21 hectaren in Kerasaan omvatte. Dat was in overeenstemming met het programma, maar minder dan de 678 hectaren in het programma van 2015.
Een ander belangrijk middel om winstgevende opbrengsten te genereren is de toediening van meststoffen. Onze bemestingsadviezen worden door Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd berekend op basis van uitgebreide bladmonsters. De voedingsgehaltes in de bladen worden vergeleken met de optimale waarden per bodemtype en palmleeftijd, waarna voor elk type voedingsstof de juiste dosering wordt geadviseerd. De totale hoeveelheid meststoffen die op deze vier plantages werd gebruikt, daalde tot 12 164 ton in 2016 tegenover 12 561 ton in 2015. De onderneming heeft als beleid om voedingsstoffen in de juiste hoeveelheid en balans toe te dienen om het economisch rendement te maximaliseren. In 2016 werden de programma's voor meststoffentoediening vóór het einde van het jaar voltooid dankzij de tijdige bestelling en levering van meststoffen voor de plantages, voldoende opslagruimte op de plantages en ruimschoots voldoende arbeiders om de programma's uit te voeren. Waar het terrein het toelaat en de dichtheid meer dan 100 palmen per hectare bedraagt, worden meststoffen mechanisch toegediend met behulp van tractors en kunstmeststrooiers. In de jongere aanplantingen, palmen op terrassen en zones met minder dan 100 palmen per hectare worden meststoffen handmatig toegediend. De organische bijproducten van de palmoliefabrieken, namelijk lege palmtrossen ("Empty Fruit Bunches" – EFB) en afvalwater ("Palm Oil Mill Effluent" – POME), worden ook teruggebracht in de grond. Omdat meststoffen de duurste grondstof voor de plantages zijn, dragen de prijzen ervan in belangrijke mate bij aan de onderhoudskosten van de plantages. In 2016 daalden de prijzen van de drie belangrijkste meststoffen - stikstof, fosfor en kalium - op de wereldmarkt als gevolg van over het algemeen lagere grondstoffenprijzen, overaanbod bij een dalende vraag, het ontstaan van nieuwe bronnen van aanbod, grotere voorraden, voortdurende wereldwijde economische onzekerheid, concurrentie tussen meststoffenproducenten en lagere prijzen voor de benodigde grondstoffen (aardgas en steenkool). Dit resulteerde in een totale besparing voor de Indonesische plantages in 2016 van 15% van de gebudgetteerde meststoffenkosten.
Onze meest recente uitbreiding in Noord-Sumatra, de plantages van de groep Jabelmalux, bestaat uit UMW en TUM. In 2016 hadden deze plantages een omvang van 8 184 hectaren, die allemaal volgroeid waren, en bleven zij volledig voldoen aan de Principes en Criteria van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO), nadat ze de certificatie verkregen hadden in 2015. De gewasproductie van deze plantages steeg met 25 987 ton FFB ten opzichte van 2015, te danken aan goede teeltmethoden, het verdere herstel van improductieve palmen door toediening van de bodemverbeteraar Rhizoplex, die de gezondheid van de wortels en opname van voedingsstoffen door de palmen bevordert, een effectief waterbeheer op de plantages en de tijdige en volledige toediening van meststoffen. Wij merkten een stijging zowel in het gemiddelde aantal trossen per palm als in het gemiddelde gewicht van die trossen. Met het toenemen van het leeftijdsprofiel is de gemiddelde opbrengst van FFB per hectare de laatste drie jaar verbeterd van 11,97 ton in 2014 tot 15,75 ton in 2015 en 18,99 ton in 2016.
De totale hoeveelheid meststoffen die op deze drie plantages werd toegediend, daalde tot 7 073 ton in 2016 tegenover 7 726 ton in 2015. De aanvullende toediening van 50 gram per palm zink en koper, micronutriënten met langzame afgifte, gebeurde op alle drie de plantages om de groei en vitaliteit te verbeteren nadat geringe onvolkomenheden in het veld waren waargenomen. Op percelen die last hebben van zure sulfaatbodems, werd trosas (een alkalisch bijproduct vanuit de stookketels in de palmoliefabrieken) gestrooid om de zuurtegraad te verlagen en de groeivoorwaarden voor deze palmen te verbeteren. Dit is een doorlopend proces, dat met regelmatige bodemmonsters wordt gecontroleerd.
Wat betreft plagen en ziekten, was er geen herhaling van de grote uitbraak van bladetende rupsen zoals in 2015, maar omdat de weersomstandigheden in het laatste kwartaal van 2016 bevorderlijk waren voor de verspreiding van plagen, namen de populaties snel toe, waardoor ongeveer 25% van de plantage werd getroffen. De snelle interventie door de plantageteams, mede op advies van de entomologen van Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd, leidde tot een snelle reactie na het gericht injecteren van de getroffen stammen met een pesticide en het sproeien van een bio-insecticide (Bacillus thuringiensis, afgekort BT), waardoor ze de dreiging onder controle kregen. Samen met onze onderzoekspartners zullen we meer werk moeten verrichten om de aanjagers van groeiende plaagdierenpopulaties beter te begrijpen, zodat we verdere uitbraken kunnen voorspellen en voorkomen.
Palmen die door de schimmel Ganoderma met stambasisrot waren geïnfecteerd, zijn ook opgespoord en in de toekomst zal dit een steeds grotere bedreiging worden voor deze organische bodems. Het aantal geïnfecteerde palmen is momenteel bijzonder klein en zodra de infectie is vastgesteld, worden ze volledig uit het veld verwijderd, inclusief alle wortelmateriaal.
Het beheer van het waterpeil en de instandhouding van een wegennet dat onder alle weersomstandigheden volledig functioneert, zijn belangrijke voorwaarden voor het succes van de plantages van Jabelmalux. De plantages hebben een fulltime leidinggevende die het waterpeil registreert en bewaakt op basis van gegevens die afkomstig zijn van meetstokken in de afvoer-
delde verwerkingscapaciteit van 31,01 ton. De fabriek verwerkte 97 202 ton FFB in 2016 tegenover 105 883 ton in 2015, een daling van 8%. Deze fabriek krijgt trossen met verse vruchten (FFB) van de plantages Bukit Maradja en Kerasaan, waarvan de productie door het herplantingsprogramma was beïnvloed. De fabriek had in 2016 betere palmproductextractiepercentages ("Palm Product Extraction Rates" – PPER) dan in 2015, met een gemiddeld olie-extractiepercentage ("Oil Extraction Rate" – OER) van 23,62% en een palmpitextractiepercentage ("Kernel Extraction Rate" – KER) van 5,60%, wat een totale PPER van 29,22% opleverde. De resultaten in 2015 gaven een OER van 23,63% en een KER van 5,47%, wat een PPER van 29,10% opleverde. In de loop van 2016 werd het werk aan de composteerinstallatie voltooid, en deze werd in december in bedrijf gesteld. Het composteersysteem met verluchte bunker combineert de lege trossen en het afvalwater en zet deze bijproducten van de fabriek om in nutriëntrijke, organische compost in een continue cyclus die, afhankelijk van het seizoen, 14 tot 28 dagen duurt. Deze compost wordt naar het veld vervoerd en als mulch aangebracht in een verhouding van 10 ton per hectare. Het is de bedoeling dat de compost op de plantage Bukit Maradja de anorganische meststoffen kan vervangen. Mede dankzij de bodemverrijkende eigenschappen van de compost verwachten we daarna bovendien een opbrengstverbetering van wel 2 ton FFB per hectare. Met de toevoeging van de composteerinstallatie, die het afvalwater op aerobe wijze afbreekt en geen methaan uitstoot, blijft de Bukit Maradja-fabriek gecertificeerd en aan de standaard van de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC) voldoen. De bestaande certificeringen volgens de standaarden van de RSPO en de Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO) blijven ook bestaan.
De Perlabianfabriek, met een nominale verwerkingscapaciteit van 55 ton FFB per uur, had een gemiddeld cijfer in 2016 van 49,60 ton FFB per uur, wat een lichte daling is ten opzichte van de 50,54 ton die in 2015 werd gehaald. Deze fabriek krijgt vruchten aangeleverd van de plantages Perlabian en Tolan. In 2016 werd in totaal 184 057 ton FFB verwerkt tegenover 194 140 ton FFB in 2015, een daling van 5%. De daling van de hoeveelheid vruchten werd beïnvloed door het ook voor Perlabian geldende herplantingsprogramma en het grote aandeel jonge volgroeide palmen, die hun piekopbrengsten nog niet hebben bereikt. Het PPER van de fabriek in 2016 daalde ten opzichte van 2015. Het OER lag in 2016 op gemiddeld 21,72% en het
kanalen in de velden en strategisch geplaatste piëzometers. Deze gegevens worden
gebruikt om te beslissen of water in de velden moet worden vastgehouden (meestal in de drogere tijden van het jaar) of moet worden afgevoerd (meestal in de nattere tijden van het jaar). Dit wordt beheerd door een systeem van regelbare dammen. Het interne wegennet is nu bijna voltooid: in 2017 wordt de laatste wegbedekking aangebracht. In de loop van het jaar is gewerkt aan de aangrenzende ringweg voor gebruik door lokale producenten. Deze verbeteringen hebben het dubbele voordeel dat de plaatselijke producenten een betere passage hebben om hun vruchten aan ons te verkopen en dat onze activa tegen ongeoorloofde toegang worden beschermd.
In technisch opzicht lieten de drie palmoliefabrieken, gelegen in Noord-Sumatra wisselende resultaten zien in 2016:
De Bukit Maradja-fabriek heeft een nominale verwerkingscapaciteit van 30 ton FFB per uur en behaalde in 2016 een gemidKER op 5,70%, wat een totale PPER van 27,42% opleverde. Het resultaat in 2015 gaf een OER van 22,78% en een KER van 5,59%, wat een PPER van 28,37% opleverde. Het leeftijdsprofiel van de aanplant, vooral op de plantage Perlabian, met hoge aantallen jonge en oude volgroeide palmen tijdens de herplantingsfase, heeft bijgedragen aan de lagere PPER's, maar de belangrijkste reden voor de lagere extractiepercentages was dat men de verouderende ketels en turbines onvoldoende op stoom kon houden voor de sterilisatie. Sinds 2016 is een grootschalig renovatieprogramma aan de gang voor de twee ketels, de turbines en andere mechanische apparatuur om de prestaties weer op optimale niveaus te brengen. Naar verwachting zijn deze werkzaamheden vóór het einde van het eerste kwartaal van 2017 voltooid. Een ander groot investeringsproject in de fabriek in 2016 was de voltooiing en inbedrijfstelling van een bioreactor voor de opvang van methaangassen, waarmee we methaan als brandstof voor een biogasmotor kunnen gebruiken om elektriciteit op te wekken voor eigen gebruik en voor het overhevelen naar het lokale net.
De nieuwste fabriek van UMW, die in 2014 in bedrijf werd gesteld, heeft een nominale verwerkingscapaciteit van 40 ton FFB per hectare. In 2016 werd een gemiddelde verwerkingscapaciteit van 42,19 ton FFB per hectare behaald, wat een verbetering is van het resultaat van 2015, dat 39,71 ton bedroeg. De fabriek krijgt vruchten aangeleverd van de plantages Umbul Mas Wisesa North (UMWN), Umbul Mas Wisesa South (UMWS) en Toton Usaha Mandiri (TUM). De jonge plantages die aan de fabriek leveren, raken steeds meer volgroeid en als gevolg van hun stijgende opbrengstprofiel verwerkte de fabriek 152 803 ton FFB in 2016 tegenover in totaal 119 251 ton FFB in 2015, een stijging van 28%. Het PPER van de fabriek in 2016 verbeterde ten opzichte van dat behaald in 2015. Het gemiddelde OER lag in 2016 op 23,95% en het KER op 3,89%, wat een totale PPER van 27,84% opleverde. Het resultaat van de OER in 2015 lag op 23,39% en het KER op 3,44%, wat een PPER van 26,83% opleverde. Wat betreft de hoeveelheid en kwaliteit van de opgevangen methaangassen, werkte de bioreactor goed in 2016, maar het systeem stond wel extra onder druk doordat een grotere hoeveelheid vruchten verwerkt moest worden en de lozingsparameters voor het afvalwater van de fabriek waren daardoor steeds moeilijker te beheersen. Als strategie om het probleem te verminderen, werd in de loop van het jaar een project uitgevoerd om een netwerk van ondiepe afvalwaterbekkens aan te leggen en in het laatste kwartaal van 2016 waren deze volledig operationeel, zodat onze afvalwaterlozingen volledig aan de lokale wet- en regelgeving blijven voldoen.
Een van de grootste nalevingsproblemen van de ontginningslicentie ("Hak Guna Usaha" – HGU) voor UMW is de verplichting van de onderneming om vruchten van kleine producenten te kopen. Hierdoor werden onze palmolie en palmpitten als "mass balance" bestempeld, omdat het leveranciersbestand van de kleine producenten nog niet volgens de RSPO-normen is gecertificeerd. In 2016 heeft het managementteam een alternatieve strategie bedacht waarbij de onderneming de vruchten van de omliggende producenten koopt en vervolgens aan een externe fabriek doorverkoopt. Dit wil zeggen dat alle vruchten die door de UMW-fabriek worden verwerkt, nu dus plantagevruchten zijn. De palmproducten kunnen daarom worden bestempeld als identiteit-gewaarborgd, waardoor de UMW-fabriek dezelfde premies geniet als de andere fabrieken van de groep. Wij blijven streven naar RSPO-certificering voor de kleine boeren om over maximale flexibiliteit te beschikken en voortdurende ondersteuning en landbouwvoorlichting aan onze omliggende gemeenschappen te geven.
In haar streven naar efficiëntieverbetering is de technische afdeling begonnen met het registreren, volgen en controleren van drie belangrijke prestatie-indicatoren: dieselverbruik, arbeidsproductiviteit gemeten in kilogrammen product per mandag en waterverbruik. Deze verhoogde aandacht op deze vlakken heeft geleid tot besparingen in het diesel- en waterverbruik en heeft de fabrieken in staat gesteld om minder arbeiders tewerk te stellen.
De grondstoffenprijzen waren dit jaar een uitdaging, maar de palmolieprijzen herstelden zich in de tweede helft van het jaar, wat reden gaf tot voorzichtig optimisme. De managementteams waren gericht op productieverhoging en kostenbeheersing. Voor de plantages in Noord-Sumatra bedroegen de productiekosten in het veld gemiddeld USD 44,24 per ton FFB en deze kosten staken gunstig af ten opzichte van de cijfers in 2015 (USD 44,98 per ton FFB). Het effect van de loonstijgingen in 2016 werd voor een groot deel tenietgedaan door de lagere kosten voor meststoffen en diesel. Het wisselkoerseffect was in wezen neutraal in 2016, met een IDR/USD-wisselkoers die gemiddeld op het niveau van 13 500 lag, wat voor het jaar gebudgetteerd was. Voor de fabrieken in Noord-Sumatra bedroegen de verwer-
kingskosten in 2016 USD 23,74 per ton, wat een flinke verbetering was ten opzichte van de USD 25,02 per ton in 2015.
De rubberplantages van PT Bandar Pinang (BPE) en PT Timbang Deli (TDE) hebben een oppervlakte van 1 878 hectaren, waarvan 1 646 hectaren volgroeid en 232 hectaren onvolgroeid zijn. De gewasproductie van deze plantages overtrof de budgetverwachtingen met 7%, hoewel de totale productie met 116 ton rubber daalde ten opzichte van 2015 ten gevolge van de impact van 107 hectaren die in de loop van het jaar opnieuw aangeplant zijn. De goede resultaten in 2016 waren mede te danken aan gunstige weersomstandigheden, waardoor het aantal verloren tapdagen als gevolg van neerslag beperkt bleef, en aan extra opbrengsten uit zones met intensieve tapping van bomen die later geveld en opnieuw aangeplant zullen worden. De jonge bomen op BPE bereikten bovendien het stadium van volgroeidheid en produceerden daardoor hoeveelheden latex die boven de budgetverwachtingen lagen. Als gevolg daarvan sloten de plantages het jaar af met een zeer behoorlijke opbrengst van 1 890 kilogram rubber per hectare, wat een verbetering was ten opzichte van de 1 853 kilogram rubber per hectare die in 2015 werd behaald. De herplantingsactiviteiten ("rubber-to-rubber") op BPE (40 hectaren) waren onderdeel van de normale cyclus om oude rubberbomen zonder overgebleven schorsreserves te vervangen door nieuwe rubberbomen. Op TDE zijn de herplantingsactiviteiten (67 hectaren) onderdeel van het programma dat Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd in zijn onderzoekscentrum uitvoert om van rubberbomen over te schakelen naar oliepalmen.
De Bandar Pinang-rubberfabriek, die de latex en tweede kwaliteit rubber van BPE en TDE verwerkt, had een goed jaar in 2016. Het managementteam, dat onder druk stond door de voortdurend lage rubberprijzen, realiseerde aanzienlijke kostenbesparingen en sloot het jaar af met een kostprijs van USD 155,91 per ton rubber. De besparingen in 2016 werden bereikt door de productiviteit te meten, mogelijkheden tot multitasking vast te stellen en vaste arbeidskrachten tijdelijk op non-actief te zetten wanneer de productie laag is en ze voor de plantage overbodig zijn. De plantages konden door deze focus op de kosten USD 907,35 per ton rubber behalen, hoewel deze kosten als gevolg van hogere bewakingsuitgaven 17% hoger waren dan in 2015.
Ons bewakingsbeleid is de laatste twee jaar veranderd na de succesvolle inzet van contractbewakers bij BPE en onze Musi Rawas-projecten in 2015. De geplande uitrol naar de rest van de plantages in Noord-Sumatra vond plaats in 2016. De overgang naar een hoog opgeleide, mobiele en effectieve bewakingsdienst was niet eenvoudig, maar het management denkt dat dit de beste manier is om de activa van de onderneming volledig te beschermen. Het is de bedoeling dat de uitrol naar de Bengkulu-plantages vóór eind 2017 is voltooid.
De rubberplantage van PT Melania (MAS), die in de buurt van Palembang op Zuid-Sumatra ligt, heeft een oppervlakte van 2 726 hectaren, waarvan 1 833 hectaren volgroeid en 893 hectaren onvolgroeid zijn. Dit is SIPEF's grootste rubberplantage, die 43% van het totale beheerde rubberareaal in Indonesië vormt. De gewasproductie van de plantage, met een opbrengst van 3 377 ton rubber in 2016 was gunstig ten opzichte van 2015, toen de productie 3 012 ton rubber bedroeg, een stijging van 12%. Vanouds heeft dit deel van Zuid-Sumatra in de periode van juni tot en met september last van aanhoudende droogte; waar het langjarige neerslaggemiddelde voor deze vier maanden minder dan 100 mm bedraagt, maar in 2016 was de neerslag veel gelijkmatiger verdeeld met in geen enkele maand minder dan 100 mm. De totale neerslag lag in 2016 op 2 770 mm tegenover een langjarig gemiddelde van 2 407 mm (+15%). Dat wil zeggen dat de bladwissel hierdoor verkort werd, wat in combinatie met de goede opbrengsten van de jonge volgroeide bomen bijdroeg aan goede oogstresultaten. Als gevolg daarvan sloten de plantages het jaar af met een indrukwekkende opbrengst van 1 842 kilogram rubber per hectare, wat een verbetering is ten opzichte van de 1 830 kilogram rubber per hectare die in 2015 werd behaald. De herplantingsactiviteiten van 217 hectaren waren onderdeel van de normale cyclus om oude rubberbomen zonder overgebleven schorsreserves te vervangen door nieuwe rubberbomen.
De MAS-rubberfabriek, die de latex van de plantage verwerkt, presteerde goed in 2016 en kon de toegenomen productie aan. De tweede kwaliteit rubber wordt naar de granulaatrubberfabriek in Mukomuko vervoerd om daar te worden verwerkt. Net als op de andere rubberplantages ging de aandacht in 2016 uit naar kostenvermindering om in de pas te blijven lopen met de lagere rubberprijzen. De MAS-rubberfabriek realiseerde goede kostenbesparingen ten opzichte van het budget voor 2016 en sloot het jaar af met een kostenniveau van USD 164,68 per ton rubber, vergeleken met 2015, toen de kosten USD 178,97 per ton bedroegen, een daling van 3%. Door de aandacht voor efficiëntie en hogere opbrengsten kon op de plantage een kostenniveau van USD 847,75 per ton rubber worden gerealiseerd, een tegenstelling ten opzichte van 2015, toen de kosten USD 943,07 per ton bedroegen, een daling van 10%.
In een normaal jaar is de kans op brand zeer groot tijdens de droge periode en hoewel de plantage waakzaam bleef in 2016, was het risico door de gunstige weersomstandigheden veel kleiner en leed de plantage niet onder brand. De plantage blijft samen met de lokale gemeenschappen en de overheidsdiensten meedoen aan trainingen en praktijkoefeningen om het brandbewustzijn te bevorderen en de middelen en vaardigheden op peil te houden die nodig zijn om snel en effectief op een uitbraak te reageren.
Na de succesvolle samenwerking tussen de arbeiderscoöperatie en een kruideniersbedrijf om de winkel op MAS te beheren, is in 2016 nog een nieuw idee getest, waarbij het rijstrantsoen van de arbeiders via de winkel wordt verstrekt. Dit garandeert een product van goede kwaliteit tegen een concurrentiele prijs voor onze arbeiders en de extra winst die door de winkel wordt gemaakt, kan bovendien als dividend aan de leden van de coöperatie worden teruggegeven. De eerste feedback van de test is positief, het is de bedoeling dat het idee bij succes in de andere winkels van de onderneming wordt toegepast.
Deze groep van negen plantages (acht oliepalm- en één rubberplantage) onder de vleugels van PT Agro Muko ligt in het noorden van de provincie Bengkulu aan de westkust van Sumatra. De oliepalmplantages hebben een omvang van 17 377 hectaren, waarvan 15 851 hectaren volgroeid en 1 526 hectaren onvolgroeid zijn. De omstandigheden zijn hier heel anders dan in Noord-Sumatra: het terrein is veel heuvelachtiger en de jaarlijkse neerslag ligt een stuk hoger. Samen met het sinds jaar en dag ontoereikende wegennet vormen deze omstandigheden een extra uitdaging voor het manage-
bied van wegeninfrastructuur, huisvesting en andere voorzieningen voor onze arbeiders voor stabiel en gemotiveerd personeel zorgen, dat de basis vormt voor een goede productiviteit. De voornaamste negatieve invloeden op de gewasproductie in 2016 waren in de eerste plaats de geringere productie van de hoge palmen, waarvan we de opbrengst zagen dalen tussen de 0,7 ton FFB en de 1,9 ton FFB per hectare ten opzichte van het budget. Dit zijn de palmen die geleidelijk worden vervangen via het herplantingsprogramma om de plantages te verjongen. In de tweede plaats viel er met 1 266 mm in 60 dagen veel neerslag in het laatste kwartaal van het jaar, omdat het vooral overdag veel regende, verliepen de oogst, de gewasverzameling en het transport minder efficiënt.
Verspreid over de regio Bengkulu bevindt zich een netwerk van 56 kleine dorpspercelen, die ter plaatse Kebun Masyarakat Desa (KMD) worden genoemd. Deze percelen worden beheerd door onze plantagemedewerkers en vormen een belangrijk onderdeel van het economische leven in onze omliggende gemeenschappen. De KMD's hebben een omvang van 669 hectaren, waarvan 620 hectaren volgroeid en 49 hectaren onvolgroeid zijn. Net als onze plantages zijn deze KMD's gecertificeerd volgens de RSPO-normen en behoren ze tot ons bestand van duurzame leveranciers die "Identity Preserved" (IP) palmproducten voortbrengen. In 2016 produceerden de KMD's 8 317 ton FFB, wat een lichte daling was ten opzichte van 2015, toen 8 683 ton FFB werd geproduceerd. Omdat de gemeenschappen steeds meer belang hebben bij de ontwikkeling van oliepalmen, proberen we het leveranciersbestand voor onze fabrieken uit te breiden, maar dat kan alleen gebeuren volgens de voorgeschreven procedures van de RSPO, zodat onze duurzaamheidscertificering niet in gevaar komt.
Hoewel de plantages in vogelvlucht niet meer dan circa 85 kilometer uit elkaar liggen, is het verschil in neerslag zeer opvallend. In 2016 viel op de plantages gemiddeld 3 699 mm regen tijdens 181 regendagen, tegenover 3 106 mm tijdens 147 regendagen in 2015 (+19%). De meeste neerslag viel op de plantage Talang Petai, in het noorden, 4 740 mm, en de minste neerslag op de plantage Air Buluh in het zuiden, 2 554 mm. Ondanks de vele regen in het laatste kwartaal was de neerslag in de rest van het jaar gelijkmatig over de maanden verdeeld, zonder langdurige droogte, wat de gewasproductie verder bevorderde.
Grote delen van de oorspronkelijke aanplantingen in de regio Bengkulu gaan nu de herplantingsfase in. De laatste vijf jaar is er een gezamenlijke inspanning gedaan om deze programma's te stimuleren, waardoor gemiddeld 735 hectaren per jaar, oftewel 4% van het totale areaal, opnieuw is aangeplant. Eind 2016 waren de palmen op de Bengkulu-plantages gemiddeld 14 jaar oud en de komende jaren streven we ernaar om deze leeftijd terug te brengen tot 11-12 jaar.
De bemestingsadviezen voor de Bengkulu-plantages worden net als in Noord-Sumatra opgesteld door onze onderzoekspartner, Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd. Het overwegend glooiende terrein, de hogere neerslag en de waterdoorlatende bodems in deze regio vormen grote logistieke uitdagingen bij het tijdig toedienen van meststoffen. Door de terreingesteldheid moeten de meeste meststoffen handmatig aan de palmen van alle leeftijden worden toegediend, terwijl de hogere neerslag ons minder tijd geeft om alle voedingsstoffen toe te dienen die in een jaar vereist zijn. Ondanks de uitdagingen wisten de Bengkulu-plantages hun programma's voor het einde van het jaar te voltooien. In 2016 is in totaal 12 160 ton aan meststoffen toegediend tegenover 14 202 ton in 2015. De bemestingsadviezen zijn opgesteld op basis van toediening van de beste combinatie van voedingsstoffen in de optimale doseringen om de opbrengst te verhogen. De groei en vitaliteit van de palmen op de Bengkulu-plantages blijven goed, maar we blijven tekenen zien van een gebrek aan boor en magnesium. Op deze arealen worden extra meststoffen toegediend om de tekorten te verhelpen. In sommige laaggelegen delen van de regio waar herplanting heeft plaatsgevonden, deed zich een verschijnsel voor dat "witte streep" wordt genoemd. Het evenwicht tussen de mineralen stikstof en kalium is dan verstoord. Op deze arealen is de bodemverbeteraar "Rhizoplex" aan de palmen toegediend en de eerste resultaten zijn bemoedigend, de nieuw uitlopende palmbladen zien er terug normaal uit. De lege palmtrossen ("Empty Fruit Bunches" – EFB) van de fabrieken worden ook teruggebracht naar het veld om als mulch te worden gebruik, bij de toediening hiervan wordt prioriteit gegeven aan de recente herplantingen en de arealen met zanderige bodems van de Tanah Reka-plantage langs de kust. In deze regio gebruikt de Mukomuko-palmoliefabriek bovendien gehakselde EFB als brandstof voor de ketel.
De plantages in Bengkulu blijven redelijk vrij van plagen en ziekten. Er zijn wel wat activiteiten merkbaar van zwijnen en apen, maar deze hebben geen belangrijke economische gevolgen. In onze nieuw aangeplante palmen is enige activiteit merkbaar van de neushoornkever (Oryctes rhinoceros), vooral wanneer de ontwikkeling en verspreiding van de peulvrucht Mucuna als bodembedekker is vertraagd. Op de jonge plantages in de regio Bengkulu is stambasisrot als gevolg van de Ganoderma-schimmel nog geen groot probleem, maar dat betekent niet dat de plantagemedewerkers zelfgenoegzaam mogen zijn. Er vinden regelmatig tellingen plaats en een sporadisch geïnfecteerde palm wordt gekapt en van het veld verwijderd.
In het kader van SIPEF's streven om grotere hoeveelheden FFB te laten verwerken door de palmoliefabrieken Mukomuko en Bunga Tanjung, werd in 2011 een ander ontwikkelingsgebied gesticht onder de bedrijfsnaam PT Mukomuko Agro Sejahtera (MMAS). Dit ontwikkelingsgebied werd verdeeld in twee sectoren, de ene sector, naast de Air Buluh-plantage in het zuiden, draagt de naam Malin Deman Estate (MDE) en de andere sector, die in het noorden ingeklemd ligt tussen de plantages Talang Petai en Sungei Kiang, heet Air Manjunto Estate (AME). De twee MMAS-plantages hebben nu een omvang van 1 493 hectaren, waarvan 821 hectaren volgroeid en 672 hectaren onvolgroeid zijn. Door het grotere areaal met volgroeide palmen en het stijgend leeftijdsprofiel kwam de totale gewasproductie van MMAS in 2016 uit op 9 100 ton FFB, een sterke stijging ten opzichte van 2015, toen de productie 2 737 ton bedroeg. De vruchten van de MMAS-plantages zijn sinds november 2014 gecertificeerd volgens de RSPO-normen als onderdeel van het leveranciersbestand van Agromuko. De procedure ter verkrijging van een ontginningslicentie (HGU) via de officiële kanalen van de Indonesische regering werd in 2016 voortgezet volgens het tijdgebonden plan. Naast deze arealen is er nog eens 388 hectaren met plasma-aanplantingen, die sinds 2007 een wettelijke verplichting vormen. Investeerders in de palmoliesector moeten aan de "plasmaverplichting" voldoen door grond aan de lokale gemeenschap te geven met een oppervlakte van ten minste 20% van het totaal waarvoor de plantage een bedrijfslicentie heeft gekregen.
De technische prestaties van de twee palmoliefabrieken in Bengkulu waren niet goed in 2016, dat kwam door de suboptimale kwaliteit van de vruchten die van het veld kwamen en de hoger dan gemiddelde neerslag.
De Mukomuko-fabriek heeft een nominale verwerkingscapaciteit van 60 ton FFB per uur en behaalde in 2016 een gemiddelde verwerkingscapaciteit van 60,06 ton per uur. Op het vlak van FFB, verwerkte de fabriek 222 916 ton in 2016 tegenover 212 182 ton in 2015, een stijging van 5%. Deze fabriek krijgt trossen met verse vruchten van de noordelijke en centrale plantages. De fabriek had in 2016 lagere palmproductextractiepercentages ("Palm Product Extraction Rates" – PPER) dan in 2015. Het gemiddelde olie-extractiepercentage ("Oil Extraction Rate" – OER) bedroeg 22,12% en het palmpitextractiepercentage ("Kernel Extraction Rate" – KER) was 5,12%, wat een totale PPER van 27,24% opleverde. In 2015 lag het OER op 22,51% en het KER op 5,21%, wat een PPER van 27,72% opleverde. Deze slechtere resultaten waren voor onze managementteams een uitdaging om zich op de kernaspecten, dat wil zeggen oogstprestaties, gewasverzameling en transportefficiëntie, te richten. In 2016 werd een gedetailleerd cursusprogramma voor oogsters, opzichters en leidinggevenden opgesteld en uitgevoerd. In 2016 werd ook een samenvoegingsprogramma voor oogstploegen uitgevoerd, waarbij 74 afzonderlijke ploegen werden samengevoegd tot 34 ploegen. De gewassen worden hierdoor efficiënter opgehaald en naar de fabriek vervoerd, terwijl bovendien het toezicht in het veld kon worden verbeterd. De hoeveelheid gewas die na het oogsten blijft liggen (geoogste vruchten die pas de volgende dag naar de fabriek wordt vervoerd), is afgenomen van 40% in 2015 tot 29% in 2016, wat een aanzienlijke daling is. Het oorspronkelijke doel is maximaal 20%. Dit is deels te danken aan de samenvoeging van oogstploegen, maar ook aan het feit dat de plantages niet alleen onze eigen vrachtwagens maar ook die van aannemers gebruikten om de gewassen te vervoeren. De rijpheidscriteria in het veld voor de hogere palmen werden in het laatste kwartaal van het jaar herbekeken en gewijzigd, zodat al meer loszittende vruchten loskomen voordat de trossen worden afgesneden. Tot slot is het beheer van het aantal oogsters en hun productiviteitsniveau in 2016 aangescherpt om maandelijks minimaal drie oogstrondes in elk veld te voltooien. In de tweede helft van het jaar begon een positief effect van deze initiatieven zichtbaar te worden, met verbeterde extractiepercentages tussen juli en december. Een OER van 23,00% en een KER van 5,10% blijven ook in 2017 doelen waar de teams naar streven. De bioreactor voor de opvang van methaangassen, waarvan methaan als brandstof gebruikt werd in een van de fabrieksketels, bleef goed werken. Omdat methaan niet de meest efficiënte brandstof voor de fabrieksketel is, zagen we in dat het gebruik van biomassa (gehakselde EFB) voor een betere verbranding in de ketel zou zorgen, daardoor houden we methaan over, dat veel efficiënter in een biogasmotor kan worden
gebruikt om elektriciteit op te wekken. Na een haalbaarheidsonderzoek bleek dat we door het installeren van een biogasmotor op methaan genoeg elektriciteit voor onze eigen voorzieningen tijdens piekuren en niet-verwerkingsdagen kunnen opwekken, en we bovendien het teveel aan stroom aan het lokale elektriciteitsnet kunnen verkopen wanneer het regentschap Mukomuko een nijpend tekort aan productievermogen heeft. In de loop van het jaar is begonnen met de civiele werken en installatie van de motor en de inbedrijfstelling en koppeling aan het lokale elektriciteitsnet zijn gepland voor het einde van het eerste kwartaal van 2017.
De Bunga Tanjung-fabriek heeft ook een nominale verwerkingscapaciteit van 60 ton FFB per hectare, maar werkt op half vermogen, in 2016 werd 30,69 ton gerealiseerd tegenover 30,32 ton in 2015. Dit is een historisch probleem. De onderneming was namelijk verplicht om een fabriek van deze grootte te bouwen om theoretisch rekening te houden met de vruchten van kleine producenten, maar deze eis verdween met de komst van een aantal onafhankelijke fabrieken in de regio. De fabriek verwerkte 140 559 ton FFB in 2016 tegenover 140 969 ton in 2015, wat een stabiel resultaat is. Deze fabriek krijgt trossen met verse vruchten van de zuidelijke plantages. Het PPER van de fabriek in 2016 verslechterde ten opzichte van 2015, met een gemiddeld OER van 22,32% en een KER op 5,25%, wat een totale PPER van 27,57% opleverde. In 2015 lag het OER op 23,07% en het KER op 5,50%, wat een PPER van 28,57% opleverde. Voor de plantages die aan de Bunga Tanjung-palmoliefabriek leveren, werd hetzelfde verbeterplan uitgevoerd als voor de Mukomuko-fabriek. In de tweede helft van het jaar werden hogere olie-extractiepercentages behaald dan in de eerste helft van het jaar. Het is de taak van het personeel om de druk hoog te houden en de doelen te halen die voor 2017 zijn gesteld, namelijk een OER van 23,00% en een KER van 5,10%. In de loop van het jaar waren er geen nieuwe investeringsprojecten in deze fabriek.
Voor de PT Agro Muko-plantages bedroegen de productiekosten in het veld gemiddeld USD 46,99 per ton FFB en deze kosten staken gunstig af ten opzichte van de veldkosten van USD 48,58 in 2015. Net als op de plantages in Noord-Sumatra werd het effect van de loonstijgingen in 2016 voor een groot deel tenietgedaan door de lager dan gebudgetteerde kosten voor meststoffen en diesel. De productiekosten in het veld van de jonge volgroeide arealen van MMAS bedroegen gemiddeld USD 98,54 per ton FFB en waren veel lager dan in 2015, toen ze gemiddeld op USD 178,06 lagen. Deze verbetering is het gevolg van hogere FFB-opbrengsten van de bijna volgroeide palmen.
De verwerkingskosten van de Bengkulu-fabrieken bedroegen USD 21,11 per ton in 2016, wat een flinke verbetering is ten opzichte van de USD 21,95 per ton in 2015.
De rubberplantages van Sungei Jerinjing (SJE) in het centrale deel van onze Bengkulu-activa hebben een omvang van 1 721 hectaren, waarvan 1 127 hectaren volgroeid en 594 hectaren onvolgroeid zijn. Alle rubberactiviteiten in de regio Bengkulu bevinden zich op deze ene plantage. Met een oogst van 1 851 ton rubber was de productie van de plantage 5% hoger dan gebudgetteerd. Dit was een aanzienlijke verbetering, +12%, ten opzichte van 2015, toen de productie op 1 652 ton uitkwam. De redenen voor de productiestijging zijn hoger dan geraamde opbrengsten van de jongere aanplantingen en steeds meer rubberarealen die in productie komen omdat de jonge bomen volgroeid zijn. Vanouds heeft dit deel van Bengkulu te maken met een gematigd hoge neerslag van ongeveer 200 mm regen per maand, oplopend tot 400 mm per maand in november en december. De totale neerslag in 2016 bedroeg 3 696 mm bij een langetermijngemiddelde van 2 838 mm (+30%), waarvan 1 410 mm in het laatste kwartaal viel, waardoor er veel dagen waren waarop te laat of niet werd getapt. Dit had een negatief effect op de productie aan het einde van het jaar. Ondanks deze belemmering sloot de plantage het jaar af met een aanzienlijke opbrengst van 1 643 kilogram rubber per hectare, wat een verbetering is ten opzichte van de 1 547 kilogram die in 2015 werd behaald. De herplantingsactiviteiten, 62 hectaren, waren onderdeel van de normale cyclus om oude rubberbomen zonder overgebleven schorsreserves te vervangen door nieuwe rubberbomen.
De Mukomuko-granulaatrubberfabriek, die de latex en tweede kwaliteit rubber van SJE en de tweede kwaliteit rubber van MASE verwerkt, presteerde goed in 2016. Net als op de andere rubberplantages ging de aandacht in 2016 uit naar kostenvermindering om in de pas te blijven lopen met de lagere rubberprijzen. De granulaatrubberfabriek verwerkte in totaal 2 445 ton droge rubber tegenover 2 370 ton in 2015, een kleine toename van 3%. De rubberfabriek realiseerde ook goede kostenbesparingen ten opzichte van het budget voor 2016 en sloot het jaar af met een kostenniveau van USD 140,04 per ton rubber. Vergeleken met 2015, toen de kosten USD 169,28 per ton bedroegen, een daling van 17%. Door de aandacht voor efficiëntie en hogere opbrengsten kon op de plantage een kostenniveau van USD 789,49 per ton rubber worden gerealiseerd, dat is een daling van 3% ten opzichte van 2015, toen de kosten USD 816,03 per ton bedroegen.
Onze theeplantage Cibuni ligt op twee uur rijden ten zuiden van Bandung in West-Java, ingebed in de Ciwideyvallei op een hoogte van 900 m tot 2 000 m boven zeeniveau. De plantage heeft een omvang van 1 704 hectaren volgroeide en 39 hectaren onvolgroeide arealen. De totale gewasproductie van Cibuni in 2016 was 2 940 ton gebruiksklare thee tegenover 3 000 ton gebudgetteerd. Dit was een tekort van 2%, maar een goede verbetering, +8%, ten opzichte van 2015, toen de gewasproductie 2 726 ton gebruiksklare thee bedroeg. Dit kwam overeen met een opbrengst van 1 726 kilogram per hectare vergeleken met 1 584 kilogram in 2015. De productie van bladthee is zeer gevoelig voor neerslag, zonuren en temperatuur en een lange periode van droogte tussen juni en september, waarin minder dan 100 mm regen per maand valt, is normaal op de Cibuni-plantage. In 2016 was er geen normale droogteperiode en viel er 4 410 mm regen op de plantage tegenover een langetermijngemiddelde van 3 383 mm (+30%). De maandelijkse neerslag in 2016 was veel gelijkmatiger verdeeld dan normaal met in geen enkele maand minder dan 100 mm. Hoewel deze extra regen een positief effect had op de gewasproductie, was het totale aantal zonuren minder dan gemiddeld door de extra bewolking waarmee de neerslag gepaard ging. Cibuni had 1 209 zonuren in 2016 tegenover een langetermijngemiddelde van 1 542 (-22%). De temperaturen bleven stabiel in 2016 met dagminima en -maxima die in overeenstemming waren met de langetermijngemiddelden.
De bemestingsadviezen voor Cibuni worden opgesteld door onze 'visiting agent', in samenwerking met het team van Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd. De adviezen voor 2016 hadden betrekking op in totaal 1 042 ton meststoffen tegenover 1 092 ton in 2015. Met een toediening van 989 ton (95%) werd het programma niet voltooid in 2016. Dit tekort kwam door de hoge neerslag aan het einde van het jaar met als gevolg dat de struiken langzamer herstelden na het snoeien.
Verdant Bioscience Singapore PTE Ltd (Verdant) werd in september 2013 opgericht om hybride F1-oliepalmen met een hoge opbrengst en andere ondersteunende technologieën te ontwikkelen die de basis vormen voor aanzienlijke opbrengst- en productiviteitsverbeteringen in de palmoliesector wereldwijd en de landbouw in het algemeen.
SIPEF, een belangrijk aandeelhouder van Verdant, werkte vanaf het eerste moment samen met het managementteam van Verdant toen er niet meer was dan eeuwig optimisme, een strategie om de opbrengsten van meerjarige gewassen sterk te verhogen zonder genetische modificatie en een PowerPoint-presentatie om de waardepropositie toe te lichten. SIPEF bleef standvastig in zijn steun terwijl we diverse mogelijkheden onderzochten om de noodzakelijke financiering voor de start van Verdant bijeen te krijgen. Deze krachtige, onwankelbare steun, in combinatie met de directe vraag of er waarde is gegenereerd, is ook na de embryonale ontwikkelingsfasen voortgezet.
Naast zijn trouwe steun en pragmatische hulp gaf SIPEF ook blijk van zijn betrokkenheid door als eerste klant bij Verdant te kopen: Verdant mocht namelijk zaden, diensten en oplossingen aan de plantages van de Indonesische dochterondernemingen van SIPEF leveren. Het Indonesische managementteam van SIPEF heeft blijk gegeven van moed en vertrouwen in Verdant door ons toe te staan om nieuwe voedings- en gewasbeschermingspraktijken voor oliepalmen objectief te testen en bestaande praktijken te verbeteren door middel van trials en proefprojecten op de Indonesische plantages van SIPEF.
Plagen en ziekten kunnen grote negatieve gevolgen hebben voor de theeproductie, omdat aanvallen door verschillende insecten en schimmels het gewas kunnen aantasten. Het managementteam heeft wat betreft training en middelen een aanzienlijke inspanning geleverd om de telling, herkenning en tijdige reactie op de aanwezigheid van deze aanvallers te verbeteren. Ter ondersteuning van dit proces kreeg onze onderzoekspartner, Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd, de opdracht om een internationale theeconsulent aan te trekken ten einde een strategie voor geïntegreerde plaagbestrijding ("Integrated Pest Management" – IPM) op te stellen. Als gevolg daarvan bezocht een specialiste voor gewasbescherming van het "Centre for Agriculture and Bioscience International" (CABI) in december onze Cibuni-plantage om de basis voor het IPM-programma te leggen.
Voor de hoge kwaliteit van Cibuni's handgeplukte zwarte CTCthee (Cut, Tear, Curl) betalen onze kieskeurige klanten de beste prijs. Maar in tijden van lage grondstoffenprijzen blijft het onze grootste uitdaging om een winstmarge in deze arbeidsintensieve sector te behouden. Zowel in het veld als in de theefabriek zijn een aantal initiatieven genomen om de werkwijzen te stroomlijnen en de productiviteit en efficiëntie te verbeteren.
De theefabriek verwerkte 14 631 ton groene bladeren om 2 940 ton gebruiksklare thee te produceren in 2016 tegenover 13 185 ton groene bladeren om 2 726 ton gebruiksklare thee te produceren in 2015. Door de herschikking van de verwerkingslijnen in de loop van het jaar kon het management van de fabriek het aantal betrokken arbeiders verminderen en de productiviteit verhogen.
De veldkosten van Cibuni in 2016 bedroegen USD 1 172 per ton gebruiksklare thee en deze staken met een daling van 5% gunstig af bij de veldkosten van USD 1 230 per ton in 2015. Ook in de fabriek werden goede besparingen gerealiseerd. In 2016 bedroegen de kosten USD 302,61 per ton gebruiksklare thee tegenover USD 392,44 per ton in 2015, een daling van 23%. De besparingen in de fabriek werden deels bereikt door de extra neerslag in de loop van het jaar, waardoor de waterkrachtturbines meer uren konden draaien om elektriciteit op te wekken, wat een besparing aan dieselkosten opleverde. In het kader van een ander kostenbesparingsinitiatief werden in 2016 middelen goedgekeurd om de lokale stroomvoorziening door de staat (PLN) door te trekken naar de fabriek en de woonzones. Hierdoor kan de Cibuni-plantage goedkopere stroom gebruiken tijdens het droge seizoen, wanneer de waterkrachtturbines niet werken, en op jaarbasis aanzienlijk op de kosten van diesel besparen.
Het executive team in Indonesië werd ook in 2016 geleid door de heer Adam James, 'president director', die deze functie sinds 2011 bekleedt. Hij wordt bijgestaan door een senior executive management team, samengesteld uit directeuren en departementshoofden, samen het uitvoerend comité (ExCom) genoemd. Het ExCom vergadert elke maand om de vooruitgang van een waaier van prestatie-indicatoren te bespreken en de strategie van het bedrijf te sturen als reactie op de sociale, ecologische, zakelijke en wettelijke evoluties. De vergadering van het ExCom is ook het vertrekpunt voor de communicatie met de geografisch wijd verspreide activiteiten in Indonesië en het wisselende aantal departementen en disciplines.
Op het niveau van de directie van PT Tolan Tiga keerde na de veranderingen van 2015 de stabiliteit terug en kon het management zich weer op de verschillende doelstellingen van SIPEF concentreren. Eind 2016 kon het bedrijf een nieuwe 'engineering director' aanwerven, ter vervanging van het onverwachte vertrek van zijn voorganger. We verwachten dat het engineeringteam veel baat zal hebben bij deze nieuwe leiding. De nieuwe directeur brengt een rijke ervaring mee, niet alleen in de verwerking van palmolie maar ook en nog belangrijker in de opvang van methaan en in de elektriciteitsopwekking.
Eind december 2016 telde het executive team 459 leden, terwijl gedurende het jaar 62 medewerkers vertrokken en 43 nieuwe personeelsleden in dienst gekomen zijn van het bedrijf. Daarnaast werden in de loop van het jaar 160 personeelsleden overgeplaatst, in het kader van het beleid van SIPEF om voor elke vacature de beste kandidaat te vinden en de rotatie en opleiding te bevorderen om de werkervaring te verruimen. Motivatie, bedrijfsgeest en teambuilding blijven belangrijke pijlers van SIPEF's activiteiten in Indonesië. We organiseren in de loop van het jaar verscheidene activiteiten om onze diverse en geografisch verspreide teams samen te brengen. Deze evenementen omvatten een jaarlijkse bijeenkomst voor de managers, een familiedag, bloedgeverscampagnes, een jaarlijks diner (met de uitreiking van zeer gewaardeerde prijzen voor innovaties of bijdragen aan het succes van het bedrijf) en een tweejaarlijkse intercompany tenniswedstrijd, de SIPEF Cup. Elke regio organiseert ook maandelijkse sociale bijeenkomsten, waarbij de arbeiders en hun gezinnen een maaltijd delen, amusement en verhalen delen over hun ervaringen.
Het 'cadet training' opleidingsprogramma van twee jaar blijft succes hebben en verzekert onze doorlopende opvolgingsplanning. Het programma is nu uitgebreid naar functies in engineering en kantooradministratie. Wij hebben tussen 2011 en 2016 148 'kadetten' aangeworven. 115 van hen zijn tot op heden nog altijd bij ons, een succescijfer van 78%, en 59 'kadetten' werken nu als volwaardige assistenten in het bedrijf. Daarnaast zitten er 32 in hun tweede jaar en 24 in hun eerste opleidingsjaar.
De tropische landbouw is een arbeidsintensieve activiteit en eind 2016 telde SIPEF 15 213 werknemers, verdeeld in 9 601 vaste werknemers die opgeleid en bekwaam zijn in de uitvoering van de essentiële en technisch meer veeleisende taken, en 5 612 arbeiders met een tijdelijk contract, de zogeheten "free labour" (FL), die worden ingezet voor meer seizoensgebonden of technisch minder veeleisende taken. Dit is relatief stabiel tegenover onze 15 516 werknemers in 2015 (-2%). Ons programma voor de uitsluiting van externe FL-aannemers werd dit jaar voltooid en alle FL's in Noord-Sumatra en Bengkulu worden nu aangeworven via de coöperaties van de plantages, wat voordeliger is voor onze werkkrachten. De enige uitzonderingen zijn de nieuw ontwikkelde gebieden, waar de projectstatus van de plantages zonder gevestigde coöperaties nog altijd de hulp van externe aannemers vereist.
Het tewerkstellen van zoveel werknemers brengt een grote sociale verantwoordelijkheid met zich mee en SIPEF neemt deze plicht zeer ernstig. Een veilige en comfortabele huisvesting met functionele nutsvoorzieningen, toegang tot gezondheidszorg en medische infrastructuur, religieuze en sociale voorzieningen voor de arbeiders en hun gezin worden op regionale basis begroot en beheerd.
Het verstrekken van gepaste medische zorgen blijft een belangrijk aandachtspunt. Eind december 2016 waren ongeveer 30 150 mensen (onze werknemers en hun gezinnen) inschreven in het nieuwe nationale gezondheids- en verzekeringsplan, dat lokaal als het BPJS bekendstaat, een overheidsdienst die zorgt voor de implementatie van het socialezekerheidsprogramma. Onze medische klinieken zijn in het kader van het BPJS geregistreerd en dit omvat een netwerk van 25 poliklinieken, 8 bezoekende artsen en 47 paramedici (26 vroedvrouwen en 21 verpleegkundigen). De arts van SIPEF adviseert het ExCom over de statistieken van de te melden ziekten, de ziekte-uitkeringen en de arbeidsongevallen, als ondersteuning van de programma's voor veiligheid en gezondheid van het bedrijf. In 2016 heeft het medisch departement jaarlijkse medische controles uitgevoerd bij 1 400 arbeiders die als 'hoog risico' worden beschouwd omdat ze met pesticides of herbicides werken of blootgesteld zijn aan stof en lawaai, en 7 400 arbeiders in de categorie 'laag risico' ondergingen medische routine controles.
Begin 2016 heeft het management een nieuw kwaliteitsdepartement ingevoerd, belast met de implementatie van het nieuwe systeem voor kwaliteitswaarborging volgens het ISO 9001-kader. Het nieuwe departement heeft alle bestaande standaard operationele procedures onderzocht en nieuwe procedures ontwikkeld voor elk van de verschillende departementen van PT Tolan Tiga Indonesia. Wanneer het nieuwe systeem in het begin van 2018 met succes geïmplementeerd is, verwacht SIPEF de prestigieuze ISO 9001-certificering te verkrijgen.
Het interne auditdepartement behoudt zijn essentiële rol, de onafhankelijke garantie geven dat het risicobeheer, het deugdelijk bestuur en de interne controleprocessen van de onderneming effectief werken. Het door een 'general manager' (GM) geleide departement telt acht auditors en een administratief assistent. Hoewel het personeel in het Hoofdkantoor in Medan is, voert het volgens een rotatiesysteem van drie maanden operationele opdrachten uit in Bengkulu en Noord-Sumatra. Volgens de planning zullen de projecten in Musi Rawas in 2017 als derde regio worden toegevoegd en we zijn drie bijkomende auditors aan het aanwerven. De GM van het auditdepartement rapporteert rechtstreeks aan de 'president-director' en de resultaten van de routine-audits en van onderzoeken na meldingen van klokkenluiders worden in Indonesië op kwartaalbasis voorgelegd aan en besproken door een auditcomité op senior managementniveau. De aanbevelingen van het management na de auditbevindingen worden gedocumenteerd en leiden tot verbeterings- of tuchtmaatregelen, of als er sprake is van criminele activiteiten, wordt de lokale politie ingeschakeld. De resultaten van het auditcomité worden ook overgemaakt aan het Hoofdkwartier van het bedrijf in België.
Het Lintramax-softwarepakket voor het beheer van de informatietechnologie (IT) van SIPEF werd in 2015 geïmplementeerd en bleef in 2016 in gebruik. De medewerkers van alle departementen zijn nu meer vertrouwd met zijn gebruik en de kernmodules werden nu allemaal uitgetest. Er wordt nog gewerkt aan bijkomende modules voor een betere zichtbaarheid in de domeinen financiën, aankoop en marketing. In de volgende evolutie zal de business intelligence-software worden gecombineerd met de gigantische databank van Lintramax, zodat men rapporten op maat van de eisen van de gebruikers zal kunnen produceren om de besluitvorming van het managementteam te ondersteunen. In de loop van het jaar werd het werk aan de module Contract Worker (CW) voltooid, zodat alle operationele eenheden hun FL-werknemers in het Lintramax-systeem kunnen beheren. Dit is een grote stap vooruit tegenover de contante betalingen (de FL-werknemers kunnen nu rechtstreeks op hun bankrekening worden betaald) en geeft de managementteams bovendien de mogelijkheid om hun behoeften aan arbeid efficiënter te plannen en te organiseren. Het IT-departement heeft ook de Lintramax-module voor het nieuwe netwerk van onafhankelijke laboratoria geïmplementeerd, zodat de gegevens gescheiden van de persen en de fabrieken kunnen worden geregistreerd en bewaard.
Onze expansie met nieuwe ontwikkelingen in de regio Musi Rawas, in Zuid-Sumatra, nabij de stad Lubuk Linggau, is in 2016 goed opgeschoten. Eind 2015 was er een 'wisseling van de wacht' toen de general manager, die de vier eerste jaren van de ontwikkeling had geleid, met pensioen vertrok. Een van onze meest ervaren senior managers, met een staat van dienst van 28 jaar bij SIPEF, werd bevorderd om hem op te volgen. De vestiging van plantages in dit deel van Sumatra, dat bekend staat om zijn sociaaleconomische problemen, wetteloosheid, gebrek aan coherente steun van de politiek en de politie en algemene argwaan tegenover buitenstaanders, wordt met tal van problemen geconfronteerd, maar elk lid van het managementteam, van de top tot de basis, heeft zich ten volle voor de lopende projecten ingezet en we zien de eerste vruchten van onze inspanningen. De verdeling van elk project in twee plantages was in 2016 een belangrijke ontwikkeling in de evolutie van de projecten naar gevestigde plantages. De personeels- en administratieve middelen werden in verhouding uitgebreid, zodat de plantages de grenzen van de divisies konden afbakenen en divisieassistenten konden aanstellen met verantwoordelijkheid voor een vastgelegde zone. Dit zal de competitie, de landbouwnormen en de focus van het management bevorderen, terwijl we van de ontwikkelings- en de immature fasen naar de mature fase gaan.
Eind december 2015 hadden we in de vier afgelopen jaren voor de drie projecten 7 797 hectaren gecompenseerd en 2 626 hectaren aangeplant, met 766 hectaren vrijgemaakt maar nog niet beplant en hadden we verbintenissen voor het plasmaprogramma voor 895 hectaren en 296 leden. In 2016 maakten we een sprong vooruit, met de compensatie van nog eens 1 908 hectaren land, de beplanting van nog eens 2 993 hectaren, de vrijmaking van nog eens 478 hectaren, klaar voor beplanting, en ten slotte bijkomende verbintenissen voor 754 hectaren land voor het plasmaprogramma, met 340 nieuwe leden. Dit brengt de totale resultaten van de drie projecten tot eind december 2016 op een gecompenseerd areaal van 9 705 hectaren, plus plasmaverbintenissen voor 1 649 hectaren en 636
58 | SIPEF | THE CONNECTION TO THE WORLD OF SUSTAINABLE TROPICAL AGRICULTURE
leden, een totaal van 11 354 hectaren. We hebben nu 5 619 hectaren aangeplant, zodat samen met 478 vrijgemaakte maar nog niet beplante hectaren in totaal 6 097 hectaren, 54% van het verworven land, beheerd is. De managementteams op het terrein hebben tot doel het percentage beheerd land te verhogen tegenover het verworven land in 2017. Terwijl de Izin Lokasi (locatievergunningen) worden hernieuwd, is de oorspronkelijke oppervlakte van de concessie van 31 809 hectaren verlaagd naar 24 607 hectaren, omdat gebieden waarvoor compensatie onwaarschijnlijk is, uit de vergunningen werden geschrapt. Het huidige eventuele streefdoel is de aanplanting van 18 507 hectaren, met een kernplantage van 15 423 hectaren en 3 084 hectaren plasma, maar de begrote streefdoelen voor 2017 zijn de compensatie van nog eens 1 650 hectaren en de beplanting van nog eens 3 380 hectaren. De belangrijkste realisaties voor de drie afzonderlijke projecten worden hierna samengevat:
PT Agro Kati Lama (AKL):
Dit is het oudste en bijgevolg het meest geavanceerde van de drie projecten. De locatievergunning heeft betrekking op 6 590 hectaren, waarvan 3 420 hectaren gecompenseerd is en 535 hectaren aangekocht voor plasma, dus een totaal van 3 955 hectaren. Hiervan is 3 226 hectaren aangeplant of vrijgemaakt en klaar voor beplanting, wat betekent dat 82% van de gecompenseerde grond verzekerd is. De landcompensatie in de zuidelijke en noordwestelijke delen van het project is geslaagd en de focus verschuift nu naar de centrale en noordoostelijke delen. In 2016 werden enkele belangrijke mijlpalen bereikt. Ten eerste begon het project in augustus te oogsten en werden de vruchten aan een plaatselijke fabriek van een derde partij verkocht. De productie voor de vijf maanden van het relatief kleine areaal van 164 hectaren bedroeg slechts 100 ton FFB, maar de positieve psychologische impact op het personeel was veel groter dan de geproduceerde vruchten. In 2017 zal nog 601 hectaren matuur worden en in de loop van het jaar worden geoogst. Dit is een concreet teken dat wij hier zijn om er te blijven, gebaseerd op de oogstprojecties de arealen die nog tot maturiteit moeten komen, verwachten wij ergens tussen 2021-2022 klaar te zijn voor de bouw van onze eigen palmoliefabriek bij AKL. Ten tweede werden de eerste gebouwen, 25 woningen voor arbeiders, zes woningen voor staf en andere infrastructuur, op het plaatselijke openbare stroomnet aangesloten en in oktober in gebruik genomen. Ten derde vorderde het aanplanten in 2016 beter dan geraamd, zodat we plantgoed van goede kwaliteit bij externe bronnen moesten kopen. Dat kon dankzij de aankoop van in totaal 61 000 zaailingen bij PT Sampoerna Agro en onze eigen kweektuin in Agromuko.
Dit project ligt op twee uur rijden ten noorden van Lubuk Linggau en vormt de grootste uitdaging van de drie projecten. Het is een lange, smalle concessie met een dorpsweg door het midden van het project, wat vaak tot wegversperringen. Ondanks deze uitdagingen wordt beduidende vooruitgang geboekt en er zijn vier grote focusarealen in het project bepaald, zodat tijdelijke vertragingen in een areaal de vooruitgang in de andere arealen niet zullen belemmeren. De locatievergunning heeft betrekking op 5 712 hectaren, waarvan 2 438 hectaren gecompenseerd zijn en 219 hectaren aangekocht voor plasma, dus een totaal van 2 657 hectaren. Hiervan zijn 1 256 hectaren aangeplant of vrijgemaakt en klaar voor beplanting, wat betekent dat 47% van de gecompenseerde grond verzekerd is. ARU begon eveneens in augustus te oogsten en zette dus de stap van project naar plantage; de locatie voor de gebouwen is echter nog niet beves-
tigd, terwijl het team de vooruitgang van de ontwikkeling in de vier focusarealen blijft evalueren. Op 59 hectaren werd in totaal 29 ton FFB geoogst en de vruchten werden aan een externe fabriek verkocht, maar in 2017 zal nog eens 181 hectaren matuur worden en in de loop van het jaar worden geoogst. Op basis van de aanplantingen en de projecties voor de oogst van ARU en PT Agro Muara Rupit (AMR), zijn wij van plan om in 2022-2023 de volgende palmoliefabriek te bouwen. Het potentieel is het grootst in het oostelijke uiteinde en de centrale delen van het project en in 2016 werd de kweektuin van het aangrenzende project AMR naar de noordelijke punt van het project verplaatst, vanwege de aanwezigheid van een diepe en permanente watervoorraad en de nabijheid van de afgesloten regeringsweg die het transport van zaailingen vergemakkelijkt. Het team zal ook focussen op de opening van een interne verkeerscorridor door de plantage, die onder onze controle zal blijven om de kans op afsluitingen van de weg en toegangsproblemen drastisch te beperken.
Dit is het meest recente van de drie projecten en bevindt zich vlak naast ARU. Dit is ook het project met het grootste potentieel, waar wij 50% van de totale oppervlakte van Musi Rawas hopen te beplanten. Met beter terrein en een groot gedeelte lager gelegen land ten oosten van het project, dat voor de plaatselijke gemeenschappen moeilijk te bebouwen is, is SIPEF goed opgeschoten met de landcompensatie en de ontwikkeling. Er zijn ook vier grote focusarealen voor AMR, met in 2016 de meeste activiteit aan de oostelijke kant van het project. Er worden nu goede vorderingen gemaakt in het westelijke deel. De locatievergunning heeft betrekking op 12 305 hectaren, waarvan 3 847 hectaren gecompenseerd zijn en 896 hectaren aangekocht voor plasma, dus een totaal van 4 743 hectaren. Hiervan zijn 1 615 hectaren aangeplant of vrijgemaakt en klaar voor beplanting, wat betekent dat 34% van de gecompenseerde grond verzekerd is. Net als voor ARU is de locatie voor de gebouwen nog niet bevestigd, terwijl het team op het terrein aan de landcompensatie en de beplanting werkt. Er wordt ook gewerkt aan het verzekeren van een verkeerscorridor op de afgesloten regeringsweg in het zuiden van het project, die de veiligheid van onze plantage zal verbeteren en een doorlopende vrije toegang zal verzekeren. De ontwikkeling van AMR is begonnen na die van AKL en ARU, zodat de plantage zich dus nog in de immature fase bevindt. De 17 eerste hectaren werden eind 2014 beplant en zullen in 2017 oogst opleveren.
Onze plantage PT Citra Sawit Mandiri (CSM), ligt op twee uur rijden ten noorden van het UMW-complex en telt 1 692 hectaren, waarvan 1 434 hectaren matuur en 258 hectaren immatuur zijn. Als gevolg van problemen uit het verleden met deze turfgrond is CSM niet volgens de RSPO-norm gecertificeerd en SIPEF heeft altijd de intentie gehad om deze plantage van de hand te doen zodra de uitbatingsvergunning (HGU) verkregen is. De vertraging in dit dossier is gedeeltelijk te wijten aan een doorlopend geschil met PT Hijau Pryan Perdana (HPP), een onderdeel van Anglo Eastern Plantations Group, over een areaal van 212 hectaren binnen onze concessie. In 2016 deed het Opperste Gerechtshof een uitspraak in ons voordeel en tegen het eind van het jaar was het vellen en herplanten van het palmbos in het betwiste areaal voltooid. De plaatselijke overheid overweegt een nieuwe vaste weg- en brugverbinding tussen CSM en het complex van UMW, een bijkomende ontwikkeling die een nieuw licht werpt op het businessplan voor CSM. SIPEF bespreekt nu met de RSPO de eisen voor een certificering van CSM, en op de plantage zijn alle voorzieningen en de infrastructuur voor het verkrijgen van de RSPO-certificering aanwezig. Dit is een productieve en potentieel rendabele plantage die haar opbrengst in de voorbije drie jaar aanzienlijk heeft verhoogd, van 6,51 ton FFB per hectare in 2014 naar 16,62 ton in 2015 en 19,99 ton in 2016. Alles zal worden gedaan om de RSPO-certificering van deze plantage te verkrijgen, maar indien dat in het huidige regelgevende kader onmogelijk zou blijken, zullen wij de optie van een verkoop onderzoeken zodra het HGU-proces voltooid is.
SIPEF heeft in 2013 een joint venture-akkoord afgesloten met New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL) en Biosing voor de oprichting van Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd, met het oog op de ontwikkeling van hoogrenderende oliepalmen en de uiteindelijke commercialisering van hun zaden op de Indonesische markt. In 2015 werd NBPOL overgenomen door de Sime Darby Group, dat de meerderheidsaandeelhouder van de joint venture blijft.
Begin 2014 heeft SIPEF de plantageonderneming PT Timbang Deli in de joint venture ingebracht en zich verbonden tot een investering van USD 5 miljoen voor de oprichting van gebouwen voor het onderzoekscentrum op deze plantage, in ruil voor 38% van de aandelen. Sindsdien werden de nodige licenties verkregen in Indonesië om PT Timbang Deli om te vormen van een rubberplantage in een onderzoekscentrum en een bedrijf dat zaden mag importeren, kweken en verkopen in Indonesië.
In de loop van het boekjaar werd de eerste bouwfase van Timbang Deli Estate voltooid. Het team van Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd is nu ter plekke gevestigd. Wij hebben Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd aangetrokken om, naast een volledige dienstverlening voor aanbevelingen voor de bemesting van al onze plantages, superieur plantmateriaal voor oliepalmen aan te kopen bij Dami, Papoea-Nieuw-Guinea, en te leveren, en ook om proeven uit te voeren voor een waaier van agronomische vraagstukken en problemen met betrekking tot de bestrijding van ongedierte en ziekten, die een beter begrip en betere prestaties zullen opleveren.
Op 6 december 2016 heeft SIPEF met zijn joint venture partners PT Austindo Nusantara Jaya TBK (ANJ) en M.P. Evans Group PLC (MP Evans) een overeenkomst bereikt over de verkoop van hun belang van respectievelijk 10,87% en 36,84% in PT Agro Muko. Via haar filiaal PT Tolan Tiga Indonesia houdt SIPEF al een belang van 47,29%.
De akkoorden met ANJ en MP Evans waren afhankelijk van de vervulling van bepaalde opschortende voorwaarden. De verkoop van het belang van 36,84% door M.P. Evans moest door zijn aandeelhouders worden goedgekeurd. Bovendien moesten beide transacties worden goedgekeurd door het Capital Investment Coordinating Board (Badam Koordinasi Penanaman Modal of BKPM) in Indonesië.
Wij kunnen bevestigen dat alle opschortende voorwaarden in het eerste kwartaal van 2017 zullen vervuld worden.
Als gevolg van deze transactie zal de groep SIPEF met een belang van 95% de volledige controle over PT Agro Muko verwerven. ANJ heeft zich ertoe verbonden om met 5% een minderheidsaandeelhouder te blijven, zodat PT Agro Muko in regel blijft met het wettelijk vereiste lokale aandeelhouderschap.
SIPEF betaalt in totaal KUSD 144 080 of het equivalent van USD 14 594 per aangeplante hectare, plus een aanpassing voor het beschikbare bedrijfskapitaal op 31 oktober 2016.
Met deze transactie verzekert de SIPEF-groep zich van een uitbreiding met 9 336 "beneficial" hectaren, een substantieel bijkomend resultaat, een aanzienlijke cashflow en de voortzetting van de verkoop van de door PT Agro Muko geproduceerde volumes.
SIPEF zal mogelijk ook een principeakkoord ondertekenen met PT Agro Investama Gemilang (AIG) voor de verwerving van 95% van de aandelen van PT Dendy Marker Indah Lestari (DMIL), voor een prijs van KUSD 53 105.
DMIL, een in Musi Rawas Utara, Zuid-Sumatra, Indonesië, gevestigde vennootschap naar Indonesisch recht, heeft sinds 1998 een HGU en bezit 6 562 vrijgemaakte/beplante hectaren oliepalmen, uitbreidbaar tot in totaal 9 000 beplante hectaren, naast de huidige 2 780 hectaren plantages van kleine producenten (plasma). De vruchten worden verwerkt in een palmolie-extractiefabriek met een capaciteit tot 25 ton per uur en het bedrijf bezit een RSPO-certificering.
AIG, een onderdeel van de Lippo-groep, een op de Indonesische beurs genoteerde vastgoedontwikkelaar, zou zich bereid verklaren om 5% van de aandelen van DMIL te houden. Onder voorbehoud van de voltooiing van de gebruikelijke due diligence van DMIL verwacht men dat de mogelijke ondertekening van een principeakkoord binnen de 70 dagen zou kunnen gevolgd worden door de ondertekening van een definitieve overeenkomst voor de aankoop van de aandelen en de overdracht van het beheer van de plantages aan SIPEF.
De mogelijke overname van DMIL zal bijdragen tot de succesvolle expansie van SIPEF in de streek van Musi Rawas in Zuid-Sumatra, waar eind 2016 al meer dan 11 000 hectaren was gecompenseerd of verzekerd en meer dan 6 000 hectaren was vrijgemaakt of aangeplant. De centrale locatie van de site van DMIL zou SIPEF in staat moeten stellen om het beheer en de ontwikkeling van de drie in het verleden verworven concessies te optimaliseren.
De raad van bestuur van SIPEF zal de aandeelhouders voorstellen om de investering in PT Agro Muko en DMIL te herfinancieren zodra de transactie met succes afgerond is, met een combinatie van enerzijds een kapitaalsverhoging met preferentiële intekeningsrechten voor de huidige aandeelhouders voor een bedrag tot KUSD 97 200, en anderzijds een langlopende banklening voor het resterende bedrag. Op 4 april 2017 zal mogelijk een buitengewone algemene vergadering worden samengeroepen om de kapitaalsverhoging goed te keuren.
Papoea-Nieuw-Guinea bestaat uit een groep van honderden eilanden gelegen tussen de Koraalzee en het zuidelijke deel van de Stille Oceaan. Het land ligt in de winter 8 uur en in de zomer 9 uur voor op de tijdzone van ons hoofdkantoor. Een opmerkelijk gegeven, Papoea-Nieuw-Guinea, het oostelijke deel van het eiland Nieuw-Guinea, hoort eigenlijk bij Oceanië, terwijl het westelijke deel het oosten van Indonesië vormt en daarmee het meest oostelijke deel van Azië is. Papoea-Nieuw-Guinea heeft een totale oppervlakte van 462 840 km2, met ongeveer 7 miljoen inwoners en een bevolkingsgroei van 1,75%.
Ondanks dat het land bekend staat als buitengewoon divers, als onherbergzaam in bepaalde gebieden, maar ook als een van de laatste en meest ongerepte paradijzen op aarde, werd Papoea-Nieuw-Guinea in 2016 nog altijd met economische, sociale en politieke moeilijkheden geconfronteerd. Deze situatie werd verergerd doordat de belangrijkste motor van de economie, vloeibaar aardgas ("Liquefied Natural Gas" - LNG), van de investeringsfase naar de productiefase overschakelde op het moment dat de grondstoffenprijzen wereldwijd daalden.
Na een vrijwel voortdurende daling in 2015 waren de prijzen voor ruwe Brent-olie tamelijk vast in 2016, en hoewel ze weer probeerden te stijgen, bleven ze het hele jaar onder USD 50. De wereldwijde statistieken voor de grondstoffenexport van Papoea-Nieuw-Guinea, die dezelfde trend volgden, laten sombere cijfers zien voor 2016. Het onvoldoende benutten van de enorme voorraad natuurlijke rijkdommen, niet alleen LNG maar ook delfstoffen, voorziet het land niet in voldoende exportop-
brengsten. Specifiek met betrekking tot de palmolieactiviteit hebben de lage grondstoffenprijzen op de wereldmarkt ook het nationale inkomen beïnvloed, wat een direct effect heeft gehad op het vermogen van de regering om de bevolking, adequate diensten te verschaffen, met name, de plattelandsgemeenschappen en gemeenschappen in afgelegen gebieden.
Voor de landbouwsector zijn diverse plannen opgesteld om de productie op te voeren, maar wegens een gebrek aan afstemming met particuliere spelers, en zelfs het in twijfel trekken van buitenlandse investeringen, hebben deze plannen geen succes opgeleverd.
Premier Peter O'Neill, die sinds 2011 in functie is en in 2015 kritiek kreeg, moest ook dit jaar veel uitdagingen het hoofd bieden om het vertrouwen van investeerders terug te winnen, de integriteit van staatsinstellingen te herstellen, economische efficiëntie te bevorderen en het bestuur van het platteland te verbeteren. Ter herinnering: de lokale informele economie, de jeugdige bevolking en de hoge werkloosheid in combinatie met een massale migratie naar de steden zijn belangrijke factoren waarmee de politici en hun bestuursorganen rekening moeten houden.
In het geval van de palmoliesector moesten er inspanningen gedaan worden om de op sterven na dood zijnde "Oil Palm Industry Corporation" (OPIC) te redden. Sinds eind 2015 is er feitelijk geen OPIC-raad benoemd. Ondertussen moest de particuliere sector zorg dragen voor de activiteit.
In juli 2016 vonden studentenprotesten en een golf van stakingen plaats, vooral in Port Moresby, terwijl het parlement werd opgeschort en daarna weer samengeroepen werd om te stemmen over een motie van wantrouwen tegen de premier, wiens situatie net als in 2015 opnieuw instabiel werd.
In juni-juli 2017 worden er nationale verkiezingen gehouden om 111 leden van het nationale parlement te kiezen en vinden er verkiezingen voor de lokale overheid plaats onder het motto "Your Choice, Protect the Democracy". Wij hopen dat dit proces tot een aantal structurele hervormingen leidt die de economische bedrijvigheid weer op gang brengen en de sociale onvrede te stabiliseren.
De landbouw blijft de economische ruggengraat van de provincie "West New Britain" (WNB), waar slechts twee internationale bedrijven werk bieden aan mensen in de palmoliesector: onze buur New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL) en onze dochteronderneming Hargy Oil Palms Ltd (HOPL). Bijna 50% van de regionale bevolking is afhankelijk van hun productie. Onze activiteit biedt niet alleen werk en inkomen aan onze werknemers en hun gezinnen, maar verschaft ook een inkomen aan de kleine producenten en hun gezinnen die in het gebied wonen.
HOPL werd in 1972 opgericht als gevolg van een besluit van de regering om de agrarische exportbasis van het land diverser te maken door palmolie te introduceren.
SIPEF investeerde veertig jaar geleden in 50% van de aandelen van Hargy Oil Palms Ltd, dat van een beplant areaal van een paar hectare in 1973 is uitgegroeid tot een organisatie die nu drie groepen plantages omvat, allemaal gelegen ten noorden van de stad Bialla, aan de westkust van het eiland "New Britain". De onderneming, die sinds 2004 voor 100% eigendom is van SIPEF, heeft langlopende pachtovereenkomsten met de regering van Papoea-Nieuw-Guinea voor aangewezen landbouwgrond.
Naast de productie van de Hargy Estate, de Navo Estate en de Pandi Estate verzamelt en verwerkt HOPL ook de opbrengsten van 3 700 omliggende boeren, wier plantages ten noorden en ten zuiden van Bialla liggen tot aan de Ala-rivier, die de zuidgrens vormt met onze naburige plantageonderneming. Elk blok heeft een oppervlakte van ongeveer zes hectaren en is meestal verdeeld in twee hectaren met palmen, twee hectaren met gewassen voor eigen gebruik en twee hectaren braakliggende grond.
Ondanks de zware regenval, die in 2016 op alle locaties boven het langjarige gemiddelde lag, bleven de voornaamste bruggen op de "New Britain Highway" intact. Sommige bruggenhoofden van houten bruggen raakten beschadigd, maar stortten niet in. De weg was slechts één of twee dagen gesloten. Een kleinere baileybrug op de grens met de Navo Estate stortte wel in. In afwachting van de reparatie door het nationale Department of Works werd een tijdelijke oversteekplaats in de rivier aangelegd. Een tweede baileybrug, dicht bij Barema, stortte eveneens in.
In de afgelegen noordoosthoek van het eiland West New Britain in Papoea-Nieuw-Guinea, waar SIPEF en zijn dochteronderneming Hargy Oil Palms Limited actief zijn, draait alles om duurzame palmolie.
Het bestuurlijke arrondissement Bialla, dat 150 km ten noorden van de provinciehoofdstad Kimbe aan de New Britain Highway ligt, is voor zijn economische en sociale welzijn volledig afhankelijk van de oliepalmoogst. De activiteiten van Hargy Oil Palms domineren het stadje Bialla en de smalle landstrook langs de kust.
Hargy Oil Palms Limited biedt werk aan 4 300 mensen, onder wie slechts 20 buitenlanders. De meeste werknemers van het bedrijf zijn gehuisvest in bedrijfswoningen met moderne voorzieningen. De training en ontwikkeling van onze werknemers zijn aan de gang en we hebben een zeer bekwaam team gevormd om de activiteiten te leiden.
Hargy Oil Palms is heel uniek in zijn relaties met lokale grondbezitters. De helft van ons bebouwde areaal (13 621 hectaren) bestaat uit door het bedrijf geleide plantages, terwijl de andere helft (13 800 hectaren) in eigendom en beheer is van kleine producenten die door het bedrijf worden gesteund. Er zijn ongeveer 3 500 lokale boeren, die iets meer dan 40% bijdragen aan onze totale oogst van trossen met verse vruchten. De waarde van de gekochte vruchten in 2016 bedroeg USD 19,6 miljoen. De lokale producenten worden volledig gesteund door landbouwadviseurs van het bedrijf. De kleine producenten kunnen rentevrije leningen krijgen om zaailingen, gereedschappen en kunstmest te kopen.
Hargy onderhoudt wegen, ondersteunt onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen, en gebruikt zijn deskundigheid om subsidie te krijgen voor sociaal belangrijke infrastructuurprojecten, zoals scholen.
Via Hargy Oil Palms Limited levert SIPEF een belangrijke bijdrage aan het economisch en sociaal welzijn van deze grote gemeenschap van meer dan 50 000 mensen, die afhankelijk zijn van de productie van duurzame en milieuvriendelijke palmolie. Wij zijn het beste voorbeeld van een armoedebestrijdingsprogramma dat tegenwoordig in Papoea-Nieuw-Guinea te vinden is.
Deze brug wordt vervangen met de hulp van het vervangingsprogramma van de Asian Development Bank.
Drie keer waren een paar toegangen tot de blokken van lokale producenten gedurende één of twee dagen afgesloten.
Vergeleken met 2015, een jaar dat zwaar getroffen was door een sterke El Niño, heeft 2016 geen langer droog seizoen gekend.
Het langjarige gemiddelde van de jaarlijkse neerslag voor de Hargyplantage is 4 489 mm, terwijl dit voor de noordelijke plantages op 5 088 mm ligt. Dit jaar kwam het totaal uit op 5 177 mm voor Hargy en 5 716 mm voor de noordelijke plantages, ver boven het tienjarige gemiddelde, maar nog steeds onder de niveaus van 2015.
In januari viel minder neerslag dan gemiddeld, maar in februari was er dubbel zoveel neerslag als het langjarige gemiddelde en de neerslag in maart was gelijk aan het langjarige gemiddelde. Zoals eerder vermeld, werd de productie beïnvloed door het weer in het begin van het jaar, maar een goed oogstbeheer voorkwam grote verliezen in vergelijking met wat vorig jaar gebeurde. Dit blijkt uit een goede beheersing van het gehalte aan vrije vetzuren ("Free Fatty Acids" of FFA), waarvoor we erin slaagden om onder de 5% te blijven voor alle leveringen in 2016, en olie-extractiepercentages ("Oil Extraction Rates" of OER) die hoger waren dan vorig jaar.
Eind 2016 was op onze eigen plantages in totaal 13 621 hectaren beplant met oliepalmen, waarvan 2 343 hectaren of 17,2% nog onvolgroeid zijn.
Het natte seizoen van 2016, waarin slechts vijf oogstdagen verloren gingen door zware regen, had niet dezelfde invloed op de productie als het natte seizoen van 2015, dat gekenmerkt werd door El Niño. Aan de andere kant had dit verschijnsel uiteindelijk toch zijn weerslag op 2016. Dit was een gevolg van de zeer droge maanden augustus, september en oktober 2015, die tot een scherpe daling van de productie leidden in de periode van juni tot september 2016.
In april en mei werd zowaar een zeer goede oogst behaald, maar in de tweede helft van juni begon de oogst te verminderen.
HOPL boekte echter vier recordmaanden in 2016: april en de drie opeenvolgende maanden oktober, november (de beste maand ooit met 55 435 ton aan verwerkte oogst) en december.
De gemiddelde jaarlijkse groei van onze eigen oogst over de laatste 10 jaar is 6,7% en in 2016 hadden we de beste oogst ooit: ze lag 5,3% hoger dan die van 2015.
In tegenstelling tot de maanden waarin de productie een recordhoogte bereikte, waren juni, juli, augustus en september zeer somber.
De productiecurve van de trossen met verse vruchten ("Fresh Fruit Bunches" of FFB) vertoonde ongeveer dezelfde trend op jaarbasis als in de laatste vijf jaar, maar steeg gemiddeld met slechts 1,4% voor de totale jaaroogst ten opzichte van vorig jaar en met 5,3% voor onze eigen oogst. De periode van juni tot september vertoonde een echte daling, vooral vergeleken met vorig jaar. Dit is vrij ongewoon, maar typisch voor het vertraagde effect van El Niño in 2015, dat de totale productie in 2016 ingrijpend heeft beïnvloed.
Wereldwijd steeg het volume in de eerste helft van het jaar met 0,2% ten opzichte van 2015, toen het volume 10,4% vergeleken met 2014. In het tweede semester van 2016 bedroeg de stijging 2,7%, tegenover 6,1% in 2015. De feitelijke waarden voor 2016 blijven de beste ooit.
In de laatste drie maanden zijn de volumes van de plaatselijke boeren ook verbeterd, deze vertonen dezelfde trend in verband met het weerseffect van 2015. Dit komt ook door de aantrekkelijkere prijzen en natuurlijk onze inspanningen op het gebied van landbouwvoorlichting die resultaten op lange termijn lijken op te leveren. De investeringen begonnen in 2015 en kregen in 2016 een vervolg met de versterking van het ondersteuningsteam, het uitdelen van gereedschappen, kruiwagens, netten en meststoffen en de inzet van vrachtwagens om de trossen met vruchten regelmatig op te halen. Daardoor waren november en december 2016 de twee beste maanden ooit. De totale productie was echter 3,7% lager dan verleden jaar als gevolg van de lage productie in de periode van juni tot oktober.
De productie van ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" - CPO) en ruwe palmpitolie ("Crude Palm Kernel Oil" - CPKO) was beter dan in 2015: met respectievelijk 3,5% en 13,9% hoger.
Na de investeringen van 2015 kon het wagenpark voor het FFB-vervoer, dat in 2016 werd uitgebreid, alle trossen met verse vruchten afleveren. Er werden nieuwe Volvo-trucks aangekocht en we hebben nieuwe John Deere-tractoren ontvangen om het oude wagenpark te vervangen. Het is verder van belang op te merken dat de chauffeurs een trainingsprogramma volgen voordat ze hun trucks of tractors toegewezen krijgen.
Onze meststoffenadviseur, die in 2016 zijn gebruikelijke twee bezoeken aflegde om onze meststoffenbehoeften en -toepassing te bespreken, leverde een goede bijdrage door een betere organisatie in te voeren. Dit zorgt voor lagere liggelden voor containers, een beter toezicht op het gebruik van meststoffen, betere leveringen aan en toepassingen voor de kleine producenten en een hogere voedingsstatus.
Het laatste contractuele bezoek van onze "visiting agent" vond plaats in de eerste helft van 2016. Vanaf 2017 is een nieuwe opdracht gepland, omdat we het essentieel vinden om een externe visie op ons plantagebeheer te houden.
De Hargy-plantage, een onderdeel van de Hargy Estates, werd voor het eerst aangelegd in de jaren zeventig en onlangs werd hier begonnen met de aanplanting van de derde generatie oliepalmen. Met het oog hierop worden de heraanplantingswerkzaamheden nauwlettend gevolgd en aangepast op basis van verbeterde praktijken, vooral op heuvelachtige en steile plaatsen. Dit moet ervoor zorgen dat erosie in verband met afvloeiend water wordt beperkt, zodat de bovenste bodemlaag beschikbaar blijft voor de goede voeding van de palmbomen, en de juiste densiteit per hectare wordt verkregen.
Samen hebben de drie Hargy-divisies een oppervlakte van 2 582 hectaren, waarvan bijna 90% volgroeid is. De gemiddelde leeftijd van de palmen is 14,6 jaar. De oogst was dit jaar 3,4% kleiner dan vorig jaar.
Aan het einde van het jaar was 101 hectaren opnieuw aangeplant volgens de hoogtelijnen, omwille van de bovengenoemde reden, maar ook om het oogsten van grotere palmen te vergemakkelijken dankzij de aanleg van platformen en oogstpaden.
Als aanvulling op die goede beheerspraktijken kwamen de zaailingen allemaal voort uit de veelbelovende "Super Family"-zaden, die afkomstig waren van de lokale leverancier Dami. Omdat we hogere opbrengsten willen realiseren, is de dichtheid per hectare nu lager, zodat de palmen gemakkelijker kunnen groeien op een plek met meer ruimte en betere voeding krijgen.
Als we ongeveer 10 kilometer verder in noordelijke richting langs de kust gaan, vinden we Barema, wat beschouwd wordt als het andere deel van de Hargy Estates, en als de derde oudste plantage. Verdeeld in twee divisies, die een totaal van 1 900 hectaren met volledige volgroeide bomen beslaan, en het is het laagst gelegen gebied van HOPL. Het heeft een aantal lastige blokken, die in de periode van zware regenval kunnen overstromen omdat ze naast rivieren of dicht bij de zee liggen.
De gemiddelde leeftijd van de palmen is 8,9 jaar.
Barema is de enige plantage die in de vier of vijf sombere maanden beter presteerde dan vorig jaar: +10,5%! Voor een deel houdt dit waarschijnlijk verband met een ongelijkmatige bloei in de zone, maar het toont ook zeker aan dat drainage de belangrijkste opgave is in zulke laaggelegen gebieden, die hogere volumes produceren wanneer ze bijna uitgedroogd zijn.
Vanaf september nam de oogst weer toe.
De trossen met vruchten werden grotendeels aan de fabriek in Barema geleverd, maar een deel van de volumes werd ook naar de twee andere fabrieken, Navo en Hargy, gestuurd, afhankelijk van de werking van de fabriek in Barema, die dit jaar nog enkele onderbrekingen ondervonden heeft.
De Navo Estate ligt nog eens twintig kilometer noordelijker, eveneens langs de kust, en bestaat eigenlijk uit twee plantages: Karla, verdeeld in drie divisies, en Ibana, verdeeld in twee divisies. Ze hebben een totaal beplante oppervlakte van respectievelijk 3 246 en 1 987 hectaren, waarvan slechts 758 hectaren onvolgroeid zijn. De gemiddelde leeftijd van beide plantages is 8,4 en 11,5 jaar.
Wat de gewasproductie betreft, ondervond Navo na de recordmaand april de grootste gevolgen tijdens alle mindere maanden: -25% in de periode van mei tot september (50% minder dan in juli 2015!).
Ongeveer 30 tot 40 kilometer noordelijker liggen de nieuwste beplante gebieden, de Pandi Estates, waar in 2010 met de uitbreiding werd begonnen. De plantages bestaan uit elf divisies, verspreid en gegroepeerd in twee plantages, Bakada en Yanaswali, ten noorden en ten zuiden van de Ulawun vulkaan. Ze hebben een oppervlakte van respectievelijk 2 492 en 1 414 hectaren, waarvan 1 310 hectaren nog niet volgroeid is. In dit gebied zijn er nog ongeveer 1 500 hectaren bijkomend beschikbaar om beplant worden.
Omdat planten in die vruchtbare bodems sneller volgroeid zijn, is het een zeer veelbelovend gebied, dat sinds 2015 eveneens met "Super Family"-zaden van Dami is beplant.
Bakada en Yanaswali zijn nog te jong om ze met vorig jaar te kunnen vergelijken, omdat een redelijke gewasproductie pas in respectievelijk 2013 en 2015 op gang kwam.
Gelet op de voortdurende uitbreidingen op onze eigen plantages en de status quo van de arealen van de lokale boeren, is het pro-rata aandeel van de kleine producenten in de totale productie van HOPL in de laatste vijf jaar met bijna 1% per jaar gedaald, en met bijna 10% sinds 2003 (van 51,0% tot 41,4% van de totale productie van HOPL).
De productie van de omliggen
de boeren in 2016 ligt 3,7% lager dan het jaar ervoor, maar toch nog 14,3% hoger dan het gemiddelde over de laatste 10 jaar, en dit komt door een beter beheer en een betere opvolging van hun meststoffen- en onderhoudsmethoden en de regelmaat en frequentie van de oogstrondes in hun blokken.
Ook voor de lokale producenten waren er dezelfde zeer sombere maanden, namelijk mei, juni, juli, augustus en september, waarin 23,0% minder werd geproduceerd.
Net als bij onze eigen oogst was april echter een recordmaand. Eind 2016 waren november en december ook recordmaanden.
De gemiddelde jaarlijkse productie van de plaatselijke boeren over de laatste 10 jaar vertoont een stijging van 4,3%. Wanneer we echter alleen naar de laatste vijf jaar kijken, is er sprake van een negatieve trend van gemiddeld -0,2%.
Omdat de lokale boeren instaan voor een aanzienlijk deel van onze productie, hebben we hun gegevens geanalyseerd om de invloed van onze landbouwadviesdienst op hun productie te beoordelen. Helaas hebben we nog geen nauwkeurige gegevens met betrekking tot het aantal hectare en het aanplantingsjaar voor elk blok, de nauwkeurige locatiebepaling en kartering van alle blokken is nog aan de gang. Het enige wat we onweerlegbaar kunnen aantonen, is dat we een positieve invloed op de oogstfrequentie hebben gehad, vooral voor de blokken onder het "Land Settlement Scheme" (LSS), en hoogstwaarschijnlijk zou de totale productie zonder de hulp van ons team en de ondersteuningsdeskundigen aan de kleine producenten aanzienlijk lager zijn geweest.
Het ondersteuningsteam voor omliggende boeren, dat in juni 2014 werd gevormd, heeft nu in totaal 25 medewerkers, onder wie een aantal voormalige functionarissen van de Oil Palm Industry Corporation (OPIC). Er wordt een programma met velddagen en bezoeken aan individuele blokken geïmplementeerd. De blokhouders zijn zeer positief over dit initiatief. Ze begrijpen bijvoorbeeld beter wat het voordeel is van de juiste toepassing van meststoffen en in 2016 werd ook meer dan 2 000 ton ammoniumchloride uitgedeeld aan plaatselijke boeren.
De minister van landbouw en veeteelt ("Department of Agriculture and Livestock" – DAL) probeert nog steeds om er een nieuwe wet door te krijgen, voor het installeren van een nieuwe beroepsorganisatie voor de palmoliesector (Oil Palm Industry Board Act) door te krijgen. De Palm Oil Producers Association heeft een rechtszaak bij de National Court of Justice aangespannen om dit te voorkomen.
De bonus van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) uitgekeerd aan de lokale boeren voor 2015 bedroeg PGK 1,6 miljoen. Er is overeengekomen dat de bonus in 2016 als een vast tarief wordt voortgezet en in 2017 wordt uitgekeerd.
De schuld van de kleine producenten bedroeg per 31 december PGK 3,135 miljoen, tegenover een beginsaldo van PGK 3,641 miljoen op 1 januari 2016. Gezien de hoge prijzen en goede oogsten zou het bedrag aanzienlijk moeten dalen vóór de volgende uitgifte van meststoffen in 2017.
Ten tijde van de RSPO-audit, die in februari plaatsvond, werd een belangrijke afwijking vastgesteld met betrekking tot de grondeigendom van de omliggende boeren. De auditors zetten vraagtekens bij de wettigheid en de geldigheid zelf van de LSS-eigendomsbewijzen. Van deze zelfstandige lokale boeren werd verwacht dat ze hun eigendom aantoonden, terwijl het de regering zelf was die het LSS in de jaren zestig en zeventig had ingevoerd.
De RSPO heeft geadviseerd dat de PNG National Interpretation zou kunnen worden herzien om richtlijnen te geven voor de oplossing van dit probleem. De directie heeft heel hard gewerkt om ervoor te zorgen dat deze afwijkingen in augustus opgelost waren. Het gebrekkige grondbeheer door de bevoegde overheidsdepartementen en -instanties is echter een voortdurende en ernstige bedreiging.
De ISO-audit vond in februari plaats, samen met de RSPO-audit van het geheel van de activiteiten van HOPL. Hij werd uitgevoerd door het gebruikelijke auditteam van het "British Standards Institution Indonesia" (BSI Indonesia), onder toezicht van de firma "Accreditation Services International" (ASI); dit laatste veroorzaakte enkele bijkomende problemen tijdens de beoordeling. De afwijking bij de kleine producenten was uiteindelijk tegen augustus opgelost, zonder onze certificeringen te onderbreken; tot het volgende bezoek in augustus 2017.
De drie fabrieken hebben elk een theoretische productiecapaciteit van 45 ton per uur. De prestaties van de fabrieken waren evenwichtig, ruim boven de 40 ton, met 43,19 ton voor Navo, maar slechts 40,41 ton voor Hargy en net iets minder dan 40 ton voor Barema, namelijk 39,98 ton per uur.
Geen van de fabrieken werd in volume zwaar belast, vooral niet in de periode met lage oogsten van mei tot september.
Anderzijds waren de olie-extractieratio's ("Oil Extraction Rates" - OER) beter dan verwacht, vergeleken met vorig jaar bereikten ze respectievelijk 23,81%, 23,85% en 24,21 procent voor Hargy, Navo en Barema.
Op het eind van het jaar werd een nieuwe methodologie voor de beoordeling van de vruchtenkwaliteit ingevoerd. De procedure moet nog worden bijgeschaafd om ze beter te gebruiken als hulpmiddel voor zowel de fabrieken als de plantages om de kwaliteit vanaf het terrein tot aan de olie te verhogen.
De nieuwe hoofdingenieur die in december 2015 aan het werk ging, heeft in de loop van het jaar de beleidsstandaarden van de fabrieken effectief verbeterd en beperkt nu ook de bron van de olieverliezen in de fabrieken. Het ingenieursteam blijft dit proces verbeteren om mogelijke olieverliezen verder te beperken.
Wij hebben de managers tussen de fabrieken Navo en Hargy verwisseld, wat aan beide kanten verbeteringen oplevert. Barema heeft sinds de startdatum dezelfde manager.
Het transport is vlot verlopen dankzij de nieuwe relatie die wordt ontwikkeld na de ondertekening van een vrachtcontract met New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL), dat nu een dochter van Sime Darby is, en de nieuwe scheepvaartlijn Stena Weco, die een vloot recente tankschepen aanbiedt.
Wij hebben dit jaar geen boetes voor vrije vetzuren (FFA) gekregen en moesten slechts een klein bedrag aan overligkosten voor een schip betalen als gevolg van een tekort aan olie om te laden. Anders dan vorig jaar bleven de FFA voor alle transporten onder de 5%.
In 2016 werden twaalf transporten uitgevoerd, één minder dan in 2015, voor een totaal van 108 607 ruwe palmolie (CPO). De ladingen varieerden van 7 000 tot 12 000 ton, met FFA tussen 3,74% en 4,77% op het ogenblik van het laden.
In het tankpark van HOPL werd een achtste tank voor CPO gebouwd en in november in gebruik genomen, wat een extra capaciteit van 5 000 ton geeft. Dit zal HOPL in staat stellen om meer olie aan de wal op te slaan en klaar te zijn voor grotere transporten tegen betere vrachttarieven en boetes voor vrachtverlies te vermijden.
De oude hopper voor de lege palmtrossen (EFB) is verwijderd om plaats te maken voor de nieuwe tank en de nieuwe laadkade voor EFB is gebouwd.
Het gebruik van de bijkomende opslagfaciliteit moet HOPL in staat stellen om in de volgende jaren het aantal transporten verder te verlagen, mogelijk tot 11 verschepingen.
De totale opslagcapaciteit op de site van de Hargyfabriek is nu 16 450 ton voor CPO en 3 200 ton voor PKO.
In het tweede semester werd van de opportuniteit van de periode met lage oogsten gebruik gemaakt om de vijf opslagtanks grondig schoon te maken.
De Hargyfabriek bereikte een gemiddelde olie-extractieratio van 23,81% en een PKO-extractieratio van 2,30%. Het is lang geleden sinds we een dergelijk cijfer voor de extractie van palmpitolie (PKO) hebben gezien. Het ligt ruim boven vorig jaar, dat met 2,14% al een record was. De doorvoer van de fabriek bedroeg 40,41 ton per uur, 1,08% minder dan vorig jaar.
Na het vervangen van sterilisator 2 in 2015 werd sterilisator 1 van juli tot november 2016 vervangen. Het tegendrukvat werd eveneens vervangen, om de stoomdruk beter op een hoger en correct peil te houden. Het team profiteerde ook van de gelegenheid om een aantal aanpassingen aan te brengen om 100% gebruik van het condensaat te verzekeren. De capaciteit van de jaarlijkse doorvoer had uiteraard te lijden onder deze stilstanden.
Andere werkzaamheden werden uitgevoerd om de recuperatie van olie uit het slib te verbeteren en de ontzander werd weer in bedrijf gesteld.
In de fabriek van Hargy werd de nieuwe meertraps turbine met alternator van 1,5 megawatt geïnstalleerd om meer stroom te produceren en het dieselverbruik te verlagen. Op het vlak van de arbeid nam het management een initiatief om de overuren met 20% tot 30% te verlagen, afhankelijk van de maandelijkse werklast van de fabriek.
De Navofabriek had een olie-extractieratio van 23,85%, een toename tegenover 2015. De doorvoer van de fabriek was 43,19 ton per uur, beter dan de 42,01 ton van vorig jaar. Sinds eind 2015 worden in de fabriek van Navo geen palmpitten meer geplet. Er is een overdekte uitbreiding gebouwd om meer pitten beschermd tegen de regen in vrachtwagenbakken te bewaren alvorens ze naar de palmpitpletterij van Barema worden gebracht.
Alle voor 2016 geplande grote werkzaamheden hielden verband met aanpassingen om 100% gebruik van het condensaat te verzekeren: automatisering van de sterilisatoren, herdimensionering van de stoomspiraal en vergroting van de pijpleiding voor de toevoer van slib. Deze taken waren op het eind van het jaar voltooid en de prestaties zijn bevredigend.
In 2016 werden ook verscheidene initiatieven genomen om de prestaties te verbeteren, zoals de beperking van het gebruik van de generator tot 50% tijdens de periode waarin de turbine werkt, de verlaging van het aantal overuren met 20% tot 30% en de verbetering van de levensduur van de kettingen en de onderdelen van de persen.
Voor Navo blijven de belangrijkste zwakke punten de staat van de vruchtenkooien en het onderhoud van de sporen, zodat werd besloten om in 2017 een beter terrein voor de reparatie van de kooien te regelen.
Het composteringsysteem werd op kleine schaal herstart, met een graafmachine die de compost omwoelt.
Bovendien worden op het terrein achter de fabriek de lege palmtrossen (EFB) in verspreiders geladen, om ze te verspreiden op de percelen gelegen in de nabijheid van de fabriek.
De fabriek van Barema werd in 2016 gedurende 14 dagen stilgelegd voor het onderhoud en de upgrade van de waterzuiveringsinstallatie met omgekeerde osmose.
Een in 2015 begonnen programma voor de aanpassing van de fabriek Barema werd in 2016 voortgezet, maar de behandeling van de afvalproducten was nog altijd niet bevredigend. Gelet op de voor de volgende maanden verwachte grotere oogsten, wachten wij op de snelle uitvoering van uitbreidingswerken om zeer binnenkort weer 700 tot 750 ton per dag te verwerken. Op korte termijn verwachten wij dat de fabriek op haar volledige capaciteit van 900 ton per dag zal draaien (45 ton per uur x 20 uur per dag). Deze capaciteit betekent echter dat de huidige opvangtank voor methaan het volume aan lozingen niet zal kunnen verwerken. Een bijkomend eenvoudig vijversysteem kan worden overwogen. De technisch directeur in Indonesië zal de studies en berekeningen voor deze investering uitvoeren.
Inmiddels zijn de sokkels van de sterilisatoren voor rekening van de leverancier versterkt en zijn ze sinds maart alle drie in bedrijf. Wij wachten alleen nog op de laatste heruitlijning om volledige operationeel te zijn. Dat is de reden waarom de productie van de fabriek nog altijd niet meer dan 500 tot 600 ton per dag bedraagt.
Toch had de Baremafabriek een doorvoer van 39,98 ton per uur. De olie-extractieratio was 24,21%.
Alle palmpitten van de Navofabriek werden naar de Baremafabriek gebracht om ze te pletten. Er waren zelfs meer pitten van Navo dan de eigen pitten van Barema, als gevolg van de lage productie van de fabriek dit jaar. De totale extractieratio van PKO was eind december 2016 1,99%.
In april steeg het minimumloon in het algemeen met 3%. Dankzij de vrijstelling voor landbouwbedrijven steeg het minimumloon voor onze activiteiten naar PGK 2,47 per uur, zoals verwacht en in het verleden aangekondigd. HOPL moet deze vrijstelling elk jaar aanvragen, met het waardevol argument dat wij onze werknemers huisvesting, water, elektriciteit en medische zorgen verstrekken.
Promoties en loonsverhogingen van meer dan 3% moesten binnen de limiet van 5% voor de algemene stijging van salarissen en lonen blijven. Een nieuw evaluatiesysteem werd ontwikkeld en dit zal in 2017 worden uitgerold.
De tarieven voor het oogsten van trossen en voor onderhoudswerk werden in april eveneens met 3% verhoogd. Op dit specifieke punt werkt het management nog altijd aan de verbetering van de lonen, die volgens de categorie van het werk en de graad worden gestandaardiseerd en op alle plantages dezelfde zullen zijn.
Het absenteïsme op de plantages en in de fabrieken blijft een chronisch probleem en een tweede probleem is het piekseizoen, wanneer we gedurende enkele weken extra oogsters moeten inzetten. Dit betekent ook dat we doorlopend opleidingen moeten organiseren en ons personeel op peil moeten houden.
Op de betaaldagen, tweemaal per maand, op een vrijdag en een maandag, is het absenteïsme zeer hoog. De lonen worden nog altijd op de bankrekening van de werknemers gestort, wat een groot winstpunt voor de veiligheid is. We hebben met de banken afgesproken dat zij de storting met een persoonlijk sms-bericht aan de werknemers melden.
In het licht van onze uitbreidingsactiviteiten en om te verzekeren dat HOPL de werknemers op onze meer afgelegen locaties een gezondheidszorg van goede kwaliteit verstrekt, werven wij een tweede bedrijfsarts aan, zodat het noordelijke deel van onze ontwikkeling onafhankelijk zal worden in termen van de medische zorg. De arts zal gebaseerd zijn in onze Atata kliniek in Navo en zal ook verantwoordelijk zijn voor drie van onze andere klinieken in de regio.
De medische uitrusting van het bedrijf is verder verbeterd. International SOS (Niugini) Ltd (ISOS), dat in spoedzorg en medische zorgen op afgelegen plaatsen gespecialiseerd is, heeft ons dit jaar bezocht om onze medische infrastructuur te beoordelen. Wij hebben een rapport ontvangen en de aanbevelingen worden geïmplementeerd om de capaciteit, de kwaliteit en de levering van de medische zorgen bij HOPL te verbeteren.
Merk op dat wij, zoals in alle streken van Papoea-Nieuw-Guinea, dit jaar veel gevallen van tuberculose hebben gehad.
Het bedrijf heeft een advocaat aangeworven die uitstekend werk verricht om lopende geschillen op te lossen. De nieuwe medewerker zal ook tot secretaris van het bedrijf worden benoemd en zal de bedrijfsadministratie van het bedrijf up-to-date houden op het vlak van administratieve dossiers, rechtszaken enzovoort.
Voor specifieke behoeften in verband met belangrijke zaken of zaken die in de hoofdstad moeten worden afgehandeld, blijven wij een beroep doen op de diensten van Gadens Lawyers, dat in december met Dentons Lawyers fuseerde en nog altijd in Port Moresby gevestigd is.
De interne audit manager beschikt nu over een volledig team van vier mensen en presteert goed. Regelmatige contacten met het Indonesische team verzekeren een doorlopende verbetering en standaardisering van de procedures. Het team rapporteert
rechtstreeks aan de general manager en legt zijn rapporten voor aan het auditcomité, dat dit jaar in april en in oktober heeft vergaderd.
Het auditprogramma voor 2016 is goed gevorderd, alle auditrapporten worden naar SIPEF gestuurd, ook voor minder belangrijke problemen in verband met de voorraad, de loonadministratie en de betaling van de werknemers.
Processen zoals de update van de werknemersdatabank en het volgen van de productiviteit van de werknemers, worden doorlopend uitgevoerd. Ze worden regelmatig door de managers gecontroleerd, zodat ze accuraat en actueel zijn om het risico van fraude of fouten te beperken.
Het departement "information technology" (IT) werd overgenomen door de voormalige IT-assistent, die nu een team van negen mensen leidt. De contacten met de nieuwe "chief information officer" (CIO) in België zijn goed en de algemene status van de IT van HOPL is bevredigend.
Het team heeft verschillende onderwerpen behandeld, met inbegrip van het onderhoud van de software, de vernieuwing van licenties, controlepunten met firewalls, de koppeling van ERP Lintramax met WinHR en de opleiding van het personeel.
Het communicatienetwerk dat Lintramax ondersteunt, werkt goed en de toegang tot internet en televisie is verbeterd, hoewel we afhankelijk blijven van de betrouwbaarheid van externe leveranciers.
De "environment and sustainability manager" beschikt nu over een team van drie assistenten en een chauffeur. Het team werd dit jaar met grote uitdagingen geconfronteerd, toen de gebruikelijke certificeringsinstantie, de "British Standards Institution" (BSI) een audit van hun auditprocedures uitvoerde tijdens de hercertificering van HOPL in april van dit jaar. De afwijkingen op de plantages werden gemakkelijk opgelost. Het grootste probleem bleef de certificering van de kleine producenten, omdat veel mensen geen eigendomsakte van hun land konden voorleggen, een situatie die al jaren onveranderd is.
Uiteindelijk hebben wij weer de volledige certificering van de kleine producenten verkregen, maar in de toekomst zullen we de situatie van nabij moeten volgen. Voor volgend jaar zijn we erin geslaagd de audit uit te stellen tot augustus, na het natte seizoen van het eerste kwartaal, wat alles veel gemakkelijker zal maken.
Het team wordt nog altijd bijgestaan door een Australische adviseur, die HOPL sinds het begin van de certificering
70 | SIPEF | THE CONNECTION TO THE WORLD OF SUSTAINABLE TROPICAL AGRICULTURE
met de audits helpt, en door het duurzaamheidsteam van het kantoor in Medan.
De bedrijfsvoering wordt verdergezet onder het gezag van de ervaren Graham King, die al vele jaren in Papoea-Nieuw-Guinea werkt en verblijft. Na een aantal pensioneringen en wijzigingen van functies van expats in 2015, met drie vertrekken en twee aanwervingen, stabiliseerde de personeelsbezetting zich in 2016 op 20 personen. Tijdens deze twee jaren is de gemiddelde leeftijd licht gedaald en wij hopen al dit personeel langer dan voorheen in dienst te houden. De huidige gemiddelde lengte van het verblijf bij HOPL is eveneens verbeterd en bereikt vier tot vijf jaar. De afgelegen locatie blijft ongetwijfeld een hinderpaal om ons personeel langer te behouden, maar wij blijven de telecommunicatietechnologie doorlopend verbeteren en voorzien meer plaatselijke ontspanningsmogelijkheden. Een ander positief signaal is dat meer en meer echtgenotes ervoor kiezen om ter plekke te wonen, met hun kinderen, zodat zich heel vlot een kleine gemeenschap van expats aan het ontwikkelen is.
Deze mensen dragen direct of indirect bij aan de activiteiten en moeten onze internationale normen naleven, vooral omdat wij verwachten onze productie in de volgende jaren te verhogen.
Wij beginnen ervaring te krijgen met de langdurige procedures voor het verkrijgen van een werkvergunning, zodat wij indien nodig het proces kunnen versnellen.
De "human resources" (HR) manager, die nu twee jaar bij ons is en in het verleden in Australië goede ervaring in HR-management heeft opgedaan, heeft nieuwe ideeën meegebracht en het personeelsmanagement sterk verbeterd.
De personeelsdatabank is in de WinHR-databank opgenomen, zodat wij het werknemersverloop beter kunnen controleren. Alle personeelswijzigingen worden gevolgd en er is een project gestart om volgend jaar de databank aan Lintramax te kunnen koppelen.
In 2016 werd een adviseur aangeworven om 20 geselecteerde senior medewerkers een opleiding te geven om hun managementstijl van zuiver operationeel naar meer op leiderschap gericht te doen evolueren. Dit "Emerging Leadership Training Program" is een stap voorwaarts om de prestaties van HOPL te verbeteren.
Twee opleiders van de "Papua New Guinea Port Authority" hebben 48 bewakingsagenten een training in "Maritime Security Awareness" gegeven.
Met de medewerking van het Rode Kruis hebben een 60 werknemers van de verschillende departementen een eerstehulpopleiding van vier dagen gevolgd.
De "community affairs manager", die in 2014 werd aangeworven, leidt het nieuwste departement van HOPL. Het werd in 2015 opgericht met als eerste doel de verbetering van de betrekkingen en de communicatie met alle plaatselijke producenten en met de grondbezitters in onze regio. Eigenlijk bestaat het uit een combinatie van diensten- en productiesecties.
Het grootste team, met 25 mensen, is dat van de diensten voor landbouwondersteuning, dat de producenten bezoekt om voorlichting te geven, de vruchtenproductie van derde partijen opvolgt en de producenten van het "Land Settlement Scheme" (LSS), de Village Oil Palm (VOP) en de onafhankelijke planters ter plekke te bezoekt en blokinspecties begeleidt. Zij vervangen bijna de diensten van de voormalige "Oil Palm Industry Corporation" (OPIC) volledig. Een van de belangrijkste aandachtspunten van het team was het aanmoedigen van lokale producenten om elke twee weken alle rijpe trossen te oogsten. Meer dan 400 blokken die in 2014 niet werden geoogst, zijn nu in productie genomen.
De eigendomsakten van het land is eveneens een belangrijk onderwerp dat op lange termijn moet worden aangepakt, met het oog op onze RSPO-certificering. Een andere belangrijke taak was de controle van de leveringen van kunstmest en van de overligkosten, met meer dan 270 containers die op tijd moeten worden gelost en gedistribueerd.
Dit departement is ook verantwoordelijk voor de veiligheid, dat met 4 kaderleden, 12 junior medewerkers en meer dan 250 bewakingsagenten wordt georganiseerd.
Het "Geographic Information System" (GIS) en de cartografie vormen een ander belangrijk onderwerp, dat verband houdt met de landeigendom van de gemeenschappen. Het gebruikte systeem is Mapinfo en we delen ervaringen met het Indonesische GIS-team, om de werkmethode te standaardiseren en kaarten zoals herbeplantingskaarten en opbrengstkaarten te produceren voor onze eigen activiteiten en voor de omliggende producenten.
Een aanzienlijke realisatie dit jaar was het verkrijgen van financiering van de Australische overheid voor de bouw in 2017 van een lagere school in Sabalbala, in ons ontwikkelingsgebied in het uiterste noorden, zodat de kinderen in de toekomst niet meer naar de school in Navo zullen moeten, ongeveer 30 km zuidelijker. Vanuit het oogpunt van het bedrijf is dit weer een verbetering om het personeel in afgelegen gebieden stabiel te houden. In dezelfde geest zijn wij begonnen met de opening van een keten van in verplaatsbare zeecontainers geïnstalleerde kleine winkels, zodat de mensen geen tijd verliezen met overbodige verplaatsingen naar de stad.
"Community affairs" heeft de wegenvloot overgenomen, een afdeling die in het verleden onder de verantwoordelijkheid van het plantagedepartement viel. Dit was een vanzelfsprekende keuze, want de wegen zijn onze zaak maar ze zijn ook erg belangrijk voor de kleine producenten en de plaatselijke gemeenschappen rond onze plantages. Deze gecentraliseerde coördinatie van de oogstvoertuigen, evenals de vloot voor wegenonderhoud, heeft enkele redelijke besparingen opgeleverd.
De benoeming van de "head of plantations" in zijn nieuwe functie werd begin 2016 bevestigd. Onder zijn toezicht voltooien alle "trainees" op de plantages, zowel expats als plaatselijke medewerkers, hun opleidingsmodules volgens hoge normen. Een van zijn administratieve opdrachten is het maken van een nieuwe brochure met beste managementpraktijken, een compilatie van oude nuttige documenten zoals interne memo's en circulaires voor op het veld.
De twee Belgische 'kadetten' met een opleiding als agronoom presteren goed en zijn bevorderd naar meer verantwoordelijke posities, waarin ze het beheer van de plantages doorlopend verbeteren. Een van hen is als divisiemanager ook belast met bijzondere projecten. De andere draagt als bedrijfsagronoom bij tot de verbetering van de prestaties op het terrein, vooral dankzij een efficiënter gebruik van kunstmest, in samenwerking met de bemestingsadviseur, die sinds 2011 voor ons werkt en HOPL tweemaal per jaar bezoekt.
Op verschillende niveaus zijn verbeteringen gerealiseerd: een nieuwe "Standard Operation Procedure" (SOP) voor de opslag en aanwending van kunstmest en een toepassing voor lege palmtrossen (EFB) en voor palmpitschilfers (PKE) zijn ingevoerd, er is een monsterneming georganiseerd voor de kwaliteitsanalyse van het fruit bij de ontvangst in de fabriek. De plannen voor toekomstige verbeteringen omvatten: een focus op de aandacht voor de hoeveelheid en toepassingsmethode van kunstmest, vooral bij de lokale boeren en een gecomputeriseerde follow-up van de toepassingen, die op blokbasis wordt ontwikkeld.
Deze agronoom is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van ongedierte en ziekten; hij werkt samen met interne diensten zoals het departement milieu en duurzaamheid, en met externe diensten zoals de "Oil Palm Research Association" (OPRA), en volgt de agronomische proeven op.
De "chief engineer" is in december 2015 begonnen en we hebben al snel uitstekende prestaties van de fabrieken vastgesteld, met een goede olie-extractieratio (OER) en ook betere cijfers voor de palmpitolie-extractieratio (PKOER).
De jonge manager is klaar om alles wat in het verleden is gedaan in vraag te stellen en zal ervoor zorgen dat zijn team vooruitgang boekt, terwijl hij het proces voortdurend bijschaaft om de olieverliezen te beperken.
Het verbeteringswerk van het team wordt ten volle gewaardeerd en wij hopen dat dit volgend jaar zal worden verdergezet, met meer vruchten om te verwerken.
De globale kwaliteit van de olie is uiteraard een combinatie van de inspanningen van de plantages, de omliggende boeren en de fabrieken, maar de FFB-kwaliteit wordt beoordeeld op de weegbrug, om te verzekeren dat de bron van de vrije vetzuren ("Free Fatty Acids" - FFA) wordt geïdentificeerd.
Gelukkig verliep de verscheping zeer vlot dankzij de nieuwe contractuele relatie met NBPOL/Sime Darby en de nieuwe scheepvaartlijn Stena Waco. Wij hebben dit jaar geen boetes voor vrije vetzuren gekregen en moesten slechts een klein bedrag aan overligkosten voor een schip betalen als gevolg van een gebrek aan olie om te laden.
De manager van alle voertuigateliers (VWS) nam in het laatste kwartaal van 2015 de fakkel over van zijn voorganger, die met pensioen vertrok. Wij zijn erin geslaagd een veilige overdracht te organiseren, want dit is een sleutelpositie met verantwoordelijkheid voor een grote vloot van Volvo-vrachtwagens die in de piekperiode van de oogst essentieel zijn, naast bijna 500 andere weg- en terreinvoertuigen en/of -uitrustingen.
In december 2016 hebben wij een nieuwe supervisor voor de Caterpillars aangeworven, om het team te vervolledigen in de aanloop naar een toekomstige groei van het voertuigenpark.
GPS-tracking ("Global Positioning System") is geïntroduceerd om het correcte gebruik van 25 bedrijfsvoertuigen te verzekeren. GPS en de automatisering van de weegschalen van de vruchtentrucks blijven prioritair voor de automatische gegevensregistratie en zullen in 2017 verder worden ontwikkeld.
De nieuwe "stores and procurement manager" volgde zijn voorganger in het laatste kwartaal van 2015 op en zijn vorige functie als IT manager werd overgenomen door zijn voormalige assistent. Het voorraadbeheer is in de voorbije twee jaar echt verbeterd en hij gaat verder op de ingeslagen weg, met vooral de nadruk op de beperking van traag roterende voorraad en het verkrijgen van betere prijzen voor dezelfde kwaliteit. In deze afgelegen omstandigheden worden lage prijzen immers niet altijd in lagere werkingskosten vertaald. De doelstelling voor 2017 en later, met het akkoord van de andere departementen, is het verkrijgen van competitieve prijzen voor reserveonderdelen en verbruiksgoederen, zonder de kwaliteit in het gedrang te brengen.
De VWS werken samen en het personeel heeft de voorraadniveaus en de toeleveringscontracten volledig gecontroleerd. De aankoopprocessen werden verbeterd. Er is tijdelijk een aankoopspecialist aangeworven om de voorraden van de VWS na te gaan en advies te geven over de aangehouden voorraad en de leveranciers. Er werd gestart met de implementatie van de aanbevelingen, die al beduidende kostenbesparingen hebben opgeleverd.
De aanschaf van wisselstukken bij Maleisische leveranciers moet nog altijd worden herzien, in samenwerking met onze chief engineer, maar dat zal in 2017 verder worden besproken met de nieuwe "engineering director" die de groep heeft aangeworven en die in Indonesië gevestigd is.
Wij bevestigen de doorlopende verbetering en betere prestaties van het departement finance sinds de komst van de Belgische manager in juni 2016. Na de nieuwe implementaties in 2015, die door de vorige Nederlandse manager werden verzorgd en vooral verband hielden met de nieuwe ERP Lintramax-modules voor de loonadministratie, de aankopen bij kleine producenten, de plantages en de fabrieken, het grootboek, de vaste activa en het budget voor 2016, heeft het team in 2016 de standaard van de financiële rapportering verder verbeterd, met de ondersteuning van het financiële team van de Hoofdzetel van SIPEF in België.
Het aankoopsysteem werd versterkt door voor alle betalingen aan aannemers en dienstverleners aankoopverzoeken en bestelbonnen te eisen, terwijl voor elke betaling ook een contract moet bestaan.
Het volgende project, waarbij de drie de-
partementen betrokken zijn, is de invoering van een gecomputeriseerd systeem voor onderhoudsbeheer (CMMS) voor zowel de VWS als de fabrieken.
De "construction manager" is anderhalf jaar bij ons en heeft bewezen dat hij de nieuwste technieken in woningbouw kan toepassen, waarbij hij ontwerpen en materialen evalueert.
De geplande overstap naar woningen met stalen frame is bevredigend verlopen en werd in 2016 op tijd voltooid. Alle nieuwe woningen hebben nu een stalen frame en lichte betonnen panelen die in Indonesië worden aangekocht. De arbeiders lijken het systeem goed te aanvaarden, want het comfort op vlak van isolatie en netheid is veel beter dan vroeger.
Een nieuw afvalwaterzuiveringssysteem werd geïnstalleerd en is voldoende operationeel in de woonzone in Ibana. Ze zal de oude septische systemen, die in het regenseizoen gemakkelijk overstroomden, geleidelijk aan vervangen.
Het onderhoud van de woningen werd door het departement goed en centraal gecontroleerd.
Voor de nieuwe arbeiderswoningen wordt verlichting met zonne-energie getest.
De Bialla International Primary School (BIPS) doet het goed, ondanks de afwezigheid gedurende drie maanden van haar Australische directeur, die voor tuberculose moest worden behandeld.
We hebben nu 146 leerlingen, tegenover 126 ingeschreven kinderen vorig jaar, en we verwachten dat het aantal verder zal stijgen nu nieuwe jonge personeelsleden hun gezin ter plekke vestigen.
De oudere kinderen (ongeveer 13 jaar oud) gaan op kostschool in Kimbe en dat werkt goed voor ons plaatselijke personeel.
Zoals eerder vermeld, gezien het beperkte strategische belang voor SIPEF, van de rubberactiviteiten in Papoea-Nieuw-Guinea, die uitsluitend de rubberplantages van Galley Reach Holdings Ltd (GRH) omvatten, werd in september 2014 besloten om over te gaan tot de verkoop van de onderneming.
36 grondconcessies, waarvan de oudste van 1906 dateerde, stonden op naam van de drie lokale dochterondernemingen van GRH (British New Guinea Development Ltd, Kanosia Estates Pty Ltd en Veimauri Plantations Pty Ltd). Een totale oppervlakte van 15 257 hectaren werd in de jaren tachtig door SIPEF gekocht en in 2016 daadwerkelijk verkocht.
Terwijl de verkoop aan de gang was, gingen de activiteiten van GRH gewoon door. Na een lang onderhandelingsproces, waarbij op 11 februari 2015 een principeakkoord werd gesloten, ondertekende SIPEF op 15 februari 2016 uiteindelijk een overeenkomst voor de verkoop van aandelen met een Maleisische koper, waarbij het aandelenbelang in GRH voor 100% in andere handen kwam.
Voor zover wij weten, is de nieuwe investeerder van plan om de rubberactiviteiten voort te zetten, maar wil hij de productie ook diversifiëren naar kokosolie. Op zijn verzoek, ten tijde van de overdracht, slaagde SIPEF erin om de meeste lokale kaderleden en werknemers in dienst te houden, waardoor sociale problemen voor de afgelegen streek werden vermeden.
Vanaf februari moesten we ervoor zorgen dat we aan de vooraf te vervullen voorwaarden bleven voldoen. De transactie werd van kracht op 1 juni 2016, toen de verkoop werd voltooid en het dagelijks bestuur voor 100% door de koper werd overgenomen. In de tweede helft van het jaar werden nog financiële stukken door SIPEF gedeponeerd om de goedkeuring van de overheidsinstanties te krijgen voor de verandering van buitenlandse eigenaar.
Na ontvangst van een eerste aanbetaling na de ondertekening, moet de koopprijs in de loop van vier jaar via uitgestelde betalingen worden voldaan. Als zekerheid dienen een onafhankelijke garantie van de koper ten gunste van SIPEF en een hypotheek op twee strategische grondeigendommen.
Bij de overdracht werden er nog maar 2 520 hectaren getapt op een totale beplante oppervlakte van 3 465 hectaren.
SIPEF bleef containers exporteren tot en met 31 mei 2016, waardoor de extra kosten sinds februari voor het grootste deel werden terugverdiend. Tot eind mei droeg GRH hierdoor 1 007 ton bij aan de rubberproductie van de groep, afkomstig van onze eigen plantages en met inbegrip van de aankoop bij de lokale boeren. Vergeleken met de geproduceerde 883 ton in dezelfde periode vorig jaar, vertegenwoordigt deze 1 007 ton een stijging van de productie met 14,04%.
Het land heeft een behoorlijk groeiniveau van om en nabij de 8% weten te houden en samen met geldschieters als het Internationaal Monetair Fonds of de Wereldbank worden nog steeds grote investeringsprogramma's uitgevoerd. De grote projecten gericht op wegen- en haveninfrastructuur, elektrificatie, verbetering van het waterleidingnet en telecommunicatie zijn nog aan de gang, maar hebben vaak vertraging opgelopen.
De politieke en sociale situatie is stabiel maar kwetsbaar gebleven, er komen namelijk weer veel eisen aan de oppervlakte, die tot protestbewegingen binnen bepaalde beroepsgroepen leiden.
De landbouwproductie heeft echter geleden onder een zeer ernstig klimaateffect, dat de productiehoeveelheden van de belangrijkste gewassen, in het bijzonder cacao, heeft verminderd. De prijzen van de agrarische grondstoffen zijn niet verbeterd en hebben het effect van de productiedaling in het land dus niet gecompenseerd.
De situatie blijft desondanks gunstig voor investeerders, omdat er veel bedrijven in de handel, de dienstverlening, de landbouw en de bouw worden opgericht.
Sinds eind 1996 heeft SIPEF geïnvesteerd in een palmolieactiviteit in Ivoorkust, verworven vanuit de privatisering van de Staatsbelangen in deze sector. In 2004 werd het meerderheidsbelang doorverkocht aan één van de klanten, afnemers van palmolie in Ivoorkust, de firma United Oil Company (UOC), die ook de leiding van de onderneming op zich heeft genomen vanaf 2008. SIPEF is minderheidsaandeelhouder gebleven voor 32% van het kapitaal.
Aangezien SIPEF niet meer betrokken was bij de dagelijkse beleidsvoering van de onderneming en ook geen commercieel belang meer had in de productie van palmolie in Ivoorkust, werden gesprekken aangegaan met de meerderheidsaandeelhouder UOC om dit belang aan hen te verkopen.
Deze gesprekken werden eind december 2016 afgerond met de ondertekening van een notariële overeenkomst, waarbij het belang van 32% in SIPEF-CI met onmiddellijke ingang wordt overgedragen voor een contractuele verkoopprijs van KEUR 11 500 (USD 12 098), wat een meerwaarde vertegenwoordigt van KEUR 8 525.
Door de uitgestelde betaling, die zal gespreid worden tot 2021, en de verdiscontering van de te ontvangen bedragen in de toekomst, wordt er een meerwaarde van KUSD 1 819 vermeld in de boeken van 2016, en zal het verder realiseren van de meerwaarde samengaan met het incasso van de uitgestelde betalingen.
Door de verkoop van deze niet-kern activiteit kan SIPEF zijn inspanningen en zijn financiële middelen volledig concentreren op zijn palmolieactiviteiten in het Verre Oosten.
2016 was een moeilijk jaar voor Plantations J. Eglin SA. Voor de bananenteelt begon het jaar met lastige weersomstandigheden als gevolg van een lange en strenge "Harmattan", een droge en koude wind die zijn oorsprong vindt in de Sahara. Aan het begin van datzelfde boekjaar was er sprake van grote veranderingen in ons team van agronomisch leidinggevenden, dat zwaar werd getroffen door een opeenvolging van verwachte en onverwachte uitstroom. De routine en vakkundigheid waarmee we gewoonlijk te werk gaan, waren volledig ontwricht en in de sector van het vers fruit zijn de gevolgen direct merkbaar. Onze doelstellingen werden niet gehaald en de kwaliteit van ons fruit voldeed, gedurende een aantal weken, niet aan de standaard die onze klanten gewend zijn.
Vanaf mei, en zoals gepland sinds het voorgaande boekjaar, heeft een nieuwe productiedirecteur zijn taken op zich genomen en vanaf eind 2016 is het managementteam van de plantage goed georganiseerd.
In de tweede helft van het jaar zagen we een duidelijke verbetering van de kwaliteit van onze producten, die weer perfect aan de standaard voldeden, maar het volumetekort dat in de
eerste helft van het jaar was ontstaan, konden we helaas niet goedmaken.
We hebben het boekjaar uiteindelijk afgesloten met 24 991 ton aan geëxporteerde bananen, wat iets beter is dan het voorgaande boekjaar (+3%), maar desondanks 15% onder de budgetdoelen ligt die we ons hadden gesteld. Het effect was vooral merkbaar op de plantage van Motobé.
De uitbreidingen in Azaguié zijn voortgezet zoals verwacht en in 2017 hoeft nog maar 60 hectaren te worden aangeplant van de geplande 200 hectaren aan uitbreidingen op deze locatie. Het nieuwe verpakkingsstation, waarvan de constructie en uitrusting volledig uit Europa en Colombia zijn geïmporteerd, is in februari 2016 operationeel geworden. De laatste grote investeringen op deze locatie zullen in de eerste helft van 2017 worden voltooid door de aanleg van een waterreservoir en de bouw van woningen voor onze arbeiders.
Als we vasthouden aan de gestelde doelen is, in theorie, het voortzetten van ons ontwikkelingsplan in Motobé de volgende stap, met een uitbreiding van 150 hectaren, bovenop de 220 hectaren die al beplant zijn. Maar het is vooral belangrijk dat we ons menselijk en landbouwpotentieel op deze locatie veiligstellen.
Op de site van Agboville, waar het grondbezit geoptimaliseerd werd, houden we de ongewijzigde oppervlaktes aan.
Eind 2016 had Plantations J. Eglin SA een oppervlakte van 694 hectaren die met bananen was beplant en deze zal naar verwachting in 2020 gegroeid zijn tot 920 hectaren.
We hebben het certificeringproces van de "Rainforest Alliance" voor onze bananenactiviteit afgerond en dit certificaat vult onze bestaande GLOBALG.A.P.-standaard goed aan. Aldus beschikken we over een ethische, commerciële, voedselveiligheids- en milieustandaard die perfect aansluit bij de eisen van de markt en de waarden van de groep SIPEF.
In het kader van de 'Begeleidende Maatregelen voor de Bananensector' (BMA) zijn nieuwe subsidieaanvragen bij de Europese Unie ingediend en goedgekeurd. Deze zijn gericht op verbetering van de levensomstandigheden van de arbeiders. Met interne medefinanciering zijn renovatie- en nieuwbouwprojecten aan de gang, voornamelijk in Azaguié (nieuwbouw) en in mindere mate in Agboville en Motobé (renovatie). Gezondheid,
Plantations J. Eglin SA
In april 2012 ben ik als directeur van Plantations J. Eglin SA, een dochteronderneming van de groep in Ivoorkust, in dienst getreden van SIPEF. Het was mijn ambitie om de voorwaarden te scheppen voor een vlottere en dynamischere ontwikkeling van de onderneming. Zo zijn we gestart met een uitbreidingsprogramma voor onze bananenplantages waarmee we in vijf jaar een toename van de beplante oppervlakte met 40% willen bereiken. Met de ontwikkeling van drie nieuwe sierbladvariëteiten breiden we tegelijkertijd ons productaanbod op het gebied van sierbloemen uit. Onze inzet draait om de drie pijlers van duurzame ontwikkeling, namelijk milieu, maatschappij en economie, en sluit daarmee rechtstreeks aan bij de visie van de SIPEF-groep. Doordat we volgens de eisen van GLOBALG.A.P. en de "Rainforest Alliance" gecertificeerd zijn, worden we gesterkt in ons verlangen om aan duurzame landbouw te doen. De waarden van de SIPEF-groep ten aanzien van mensenrechten, arbeidsvoorwaarden, milieueffecten en corruptiebestrijding zijn voor ons fundamentele beginselen, die we omarmen, handhaven en bevorderen. De toekomst staat voor de deur en wij zijn ons bewust van onze verantwoordelijkheid tegenover toekomstige generaties. Onze prioriteit ligt bij kwaliteit.
hygiëne en onderwijs, met andere woorden "leefbaarheid", blijven belangrijke elementen in de fruitsector. We wijzen erop dat onze bananenteelt wat betreft loon en sociale voordelen nog steeds de beste basis is voor werknemers in de landbouw in Ivoorkust.
De logistiek rond de export van ons fruit, met bezorging "van deur tot deur", is zeer professioneel gebleven. Vanuit Abidjan leggen tweemaal per week schepen aan die met de juiste transittijden naar havens in Senegal, Frankrijk, België en Engeland varen, van waaruit we de verschillende rijpingsinrichtingen bevoorraden. Door onze volumes samen te voegen met die van andere producenten, die dezelfde organisatiestructuur als wij hebben, kunnen we niet alleen de kwaliteit van de door ons gebruikte producten en diensten verbeteren, maar ook onze totale productiviteit verhogen. Wij moeten immers een correcte kostprijs aanhouden in een Europese markt waar alle producenten voortdurend met elkaar in concurrentie zijn. De Afrikaanse deelregio met zijn stijgende consumptie en import, stelt ons in de mogelijkheid onze verschillende specificaties te verzilveren.
De gemiddelde verkoopprijs van bananen FOB Europa lag op EUR 457 per ton, een daling van 4% ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit effect is toe te schrijven aan de verminderde kwaliteit aan het begin van het jaar. De verkoopopbrengst in de Afrikaanse regio is op hetzelfde niveau gebleven, namelijk FOB EUR 412 per ton.
Vergeleken met het voorgaande boekjaar, is de tuinbouwactiviteit stabiel gebleven in 2016. Voor de drie gewassen, namelijk ananasbloemen, sierbladeren en lotus, zijn de geproduceerde en geëxporteerde hoeveelheden in het algemeen gestegen. Het potentieel is aanwezig en we moeten het verbeteren door de productiviteit te verhogen. Onze tuinbouwactiviteit, met beperkte beplante oppervlakten, vergt niet veel investeringen, maar wel een zeer intensieve technologie om de productie goed te begeleiden. Met de organisatiestructuur en de genomen maatregelen, zou een hogere marge mogelijk moeten zijn. Logischerwijze moet deze activiteit een veel belangrijkere bijdrage kunnen leveren dan tegemoetkomen in de algemene kosten van de onderneming.
Jabelmalux SA is de Luxemburgse moederonderneming van de meest recente oliepalmuitbreidingen in Noord-Sumatra, met name PT Umbul Mas Wisesa (PT UMW), PT Toton Usaha Mandiri (PT TUM) en PT Citra Sawit Mandiri (PT CSM) en tevens de moederonderneming van PT Agro Muara Rupit (PT AMR), de meest recent verworven concessie in de Musi Rawas regio in Zuid-Sumatra.
Na het succesvolle openbaar aankoopbod dat werd uitgebracht in 2011, verdween de onderneming van de Luxemburgse beurs. Het initieel aanbod werd daarna nog verder gezet. Per eind 2016 controleerde de SIPEF-groep 99,4% van de onderneming. SIPEF heeft de intentie om, in de toekomst, de ontbrekende aandelen, die nog in het publiek zijn, alsnog te verwerven.
De verzekeringsgroep ASCO-BDM richt zich via makelaars voornamelijk op maritieme en industriële verzekeringen. BDM NV (BDM) is een onderschrijvingsagent, die voor rekening van de verzekeraar ASCO NV (ASCO) en van een aantal belangrijke internationale verzekeraars risicodekkingen aanbiedt in nichemarkten. De doorgedreven samenwerking van BDM en ASCO binnen dezelfde groep biedt aanzienlijke voordelen: ze verzekert BDM van een belangrijke onderschrijvingscapaciteit en biedt ASCO een krachtig commercieel instrument.
Dankzij de aanwerving van een "Chief Commercial Officer", naast enkele technische specialisten, kon BDM zich in 2016 verder focussen op de commercialisering van nicheproducten "Property & Casualty" via de middelgrote verzekeringsmakelaars. In "Marine" zorgden commerciële acties voor een verdere verhoging van ons marktaandeel in "Yachts & Pleasure Craft".
De "Property & Casualty"- portefeuille groeide in 2016 met 3%. Een sterke groei in onze nichetakken, zoals "Engineering" (+13%), werd enigszins getemperd door een bewuste vermindering van ons aandeel op meer volatiele business.
De "Marine"-portefeuille kende opnieuw een afname, zij het veel minder uitgesproken dan in 2015, vooral als gevolg van de saneringen van vorige jaren, maar tevens omwille van de daling van de grondstoffenprijzen en de softe markt in "Cargo" en "Hull". Tegen eind 2016 merkten we een voorzichtig herstel van het premievolume.
Het globaal premievolume daalde van EUR 54 miljoen in 2015 naar EUR 53 miljoen in 2016. Het netto resultaat van EUR 0,1 miljoen bleef op hetzelfde peil als eind 2015.
De ASCO brutopremies stegen met 4% in "Property & Casualty", maar daalden met 37% in "Marine". Dit laatste is het gevolg van afgelopen saneringsacties tijdens vorige jaren, maar zorgde tegelijk voor ongezien goede technische resultaten in dit segment. Ondanks een tegenvallend technisch resultaat in "Auto" en zelfs na verrekening van het aandeel van ASCO in de 'terrorismepool' (cf. de terroristische aanslagen van 22.03.2016), tekende ASCO eind 2016 het beste technische resultaat sedert jaren op.
Zeer goede beleggingsresultaten en goed gecontroleerde overheadkosten droegen bij tot een netto winst van EUR 1,1 miljoen, tegenover een netto winst van EUR 0,2 miljoen in 2015.
In 2017 beogen we in "Property & Casualty" ons commercieel netwerk met kleine en middelgrote verzekeringsmakelaars verder uit te bouwen. We willen ons, meer dan ooit, dankzij rechtstreeks contact met onze productspecialisten, profileren als partner voor verzekeringsmakelaars in die domeinen waar wij een specifieke expertise kunnen aanbieden.
Totale producties van de geconsolideerde ondernemingen (is niet gelijk aan het belang van de groep)
| 2016 | 2015 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Product | Eigen | Derden | Totaal | Eigen | Derden | Totaal | |
| Palmolie | 246 121 | 51 584 | 297 705 | 238 548 | 52 359 | 290 907 | |
| Indonesië | 177 261 | 2 959 | 180 220 | 174 726 | 2 681 | 177 407 | |
| Tolan Tiga groep | 63 955 | 903 | 64 858 | 69 297 | 280 | 69 577 | |
| Umbul Mas Wisesa groep | 37 221 | 344 | 37 565 | 27 789 | 658 | 28 447 | |
| Agro Muko groep | 76 085 | 1 712 | 77 797 | 77 640 | 1 743 | 79 383 | |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 68 860 | 48 625 | 117 485 | 63 822 | 49 678 | 113 500 | |
| Palmpitten | 40 067 | 612 | 40 679 | 38 996 | 570 | 39 566 | |
| Indonesië | 40 067 | 612 | 40 679 | 38 996 | 570 | 39 566 | |
| Tolan Tiga groep | 16 160 | 209 | 16 369 | 16 664 | 65 | 16 729 | |
| Umbul Mas Wisesa groep | 6 108 | 70 | 6 178 | 4 069 | 158 | 4 227 | |
| Agro Muko groep | 17 799 | 333 | 18 132 | 18 263 | 347 | 18 610 | |
| Palmpitolie | 5 942 | 4 365 | 10 307 | 5 145 | 3 901 | 9 046 | |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 5 942 | 4 365 | 10 307 | 5 145 | 3 901 | 9 046 | |
| Rubber | 9 017 | 175 | 9 192 | 9 622 | 447 | 10 069 | |
| Indonesië | 8 185 | 0 | 8 185 | 7 946 | 0 | 7 946 | |
| Tolan Tiga groep | 6 339 | 0 | 6 339 | 6 283 | 0 | 6 283 | |
| Agro Muko groep | 1 846 | 0 | 1 846 | 1 663 | 0 | 1 663 | |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 832 | 175 | 1 007 | 1 676 | 447 | 2 123 | |
| Thee | 2 940 | 0 | 2 940 | 2 726 | 0 | 2 726 | |
| Indonesië | 2 940 | 0 | 2 940 | 2 726 | 0 | 2 726 | |
| Ananasbloemen ('000 stuks) | 569 | 0 | 569 | 497 | 0 | 497 | |
| Ivoorkust | 569 | 0 | 569 | 497 | 0 | 497 | |
| Bananen | 24 991 | 0 | 24 991 | 24 286 | 0 | 24 286 | |
| Ivoorkust | 24 991 | 0 | 24 991 | 24 286 | 0 | 24 286 |
Totale beplante oppervlakten van de geconsolideerde ondernemingen (is niet gelijk aan het belang van de groep)
| 2016 | 2015 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Product | Volgroeid | Onvolgroeid | Beplant | Volgroeid | Onvolgroeid | Beplant | ||
| Oliepalmen | 49 324 | 11 312 | 60 636 | 47 471 | 10 849 | 58 320 | ||
| Indonesië | 38 046 | 8 969 | 47 015 | 37 144 | 7 618 | 44 762 | ||
| Tolan Tiga groep | 12 354 | 2 393 | 14 747 | 12 020 | 2 754 | 14 774 | ||
| Umbul Mas Wisesa groep | 9 618 | 87 | 9 705 | 9 502 | 144 | 9 646 | ||
| Agro Muko groep | 15 851 | 1 526 | 17 377 | 15 622 | 2 197 | 17 819 | ||
| Musi Rawas Groep | 223 | 4 963 | 5 186 | 0 | 2 523 | 2 523 | ||
| Papoea-Nieuw-Guinea | 11 278 | 2 343 | 13 621 | 10 327 | 3 231 | 13 558 | ||
| Rubber | 4 606 | 1 720 | 6 326 | 7 680 | 1 852 | 9 532 | ||
| Indonesië | 4 606 | 1 720 | 6 326 | 4 639 | 1 610 | 6 249 | ||
| Tolan Tiga groep | 3 479 | 1 125 | 4 604 | 3 571 | 972 | 4 543 | ||
| Agro Muko groep | 1 127 | 595 | 1 722 | 1 068 | 638 | 1 706 | ||
| Papoea-Nieuw-Guinea | 0 | 0 | 0 | 3 041 | 242 | 3 283 | ||
| Thee | 1 704 | 40 | 1 744 | 1 721 | 56 | 1 777 | ||
| Indonesië | 1 704 | 40 | 1 744 | 1 721 | 56 | 1 777 | ||
| Ananasbloemen | 23 | 19 | 42 | 23 | 19 | 42 | ||
| Ivoorkust | 23 | 19 | 42 | 23 | 19 | 42 | ||
| Bananen | 630 | 60 | 690 | 570 | 60 | 630 | ||
| Ivoorkust | 630 | 60 | 690 | 570 | 60 | 630 | ||
| Andere | 0 | 0 | 0 | 0 | 58 | 58 | ||
| Papoea-Nieuw-Guinea | 0 | 0 | 0 | 0 | 58 | 58 | ||
| Totaal | 56 287 | 13 151 | 69 438 | 57 465 | 12 894 | 70 359 |
* = effectief beplante oppervlakten
Totale beplante oppervlakten van de geconsolideerde ondernemingen (is gelijk aan het belang van de groep)
| 2016 | |||
|---|---|---|---|
| Beplant | Belangen -% | Deel groep | |
| Oliepalmen | 60 636 | 79,64% | 48 292 |
| Indonesië | 47 015 | 73,74% | 34 671 |
| Tolan Tiga groep | 14 747 | 86,66% | 12 780 |
| PT Tolan Tiga | 8 021 | 95,00% | 7 620 |
| PT Eastern Sumatra | 2 911 | 90,25% | 2 627 |
| PT Kerasaan | 2 295 | 54,15% | 1 243 |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 1 493 | 85,74% | 1 280 |
| PT Timbang Deli | 27 | 36,10% | 10 |
| Umbul Mas Wisesa groep | 9 705 | 94,43% | 9 164 |
| PT Umbul Mas Wisesa | 7 048 | 94,43% | 6 655 |
| PT Toton Usaha Mandiri | 1 135 | 94,43% | 1 072 |
| PT Citra Sawit Mandiri | 1 522 | 94,43% | 1 437 |
| Agro Muko groep | 17 377 | 44,93% | 7 807 |
| PT Agro Muko | 17 377 | 44,93% | 7 807 |
| Musi Rawas Groep | 5 186 | 94,84% | 4 919 |
| PT Agro Kati Lama | 2 912 | 95,00% | 2 767 |
| PT Agro Muara Rupit | 1 425 | 94,43% | 1 346 |
| PT Agro Rawas Ulu | 849 | 95,00% | 807 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 13 621 | 100,00% | 13 621 |
| Hargy Oil Palms Ltd | 13 621 | 100,00% | 13 621 |
| Rubber | 6 326 | 71,57% | 4 528 |
| Indonesië | 6 326 | 71,57% | 4 528 |
| Tolan Tiga groep | 4 604 | 81,54% | 3 754 |
| PT Bandar Sumatra | 1 139 | 90,25% | 1 028 |
| PT Timbang Deli | 739 | 36,10% | 266 |
| PT Melania | 2 726 | 90,25% | 2 460 |
| Agro Muko groep | 1 722 | 44,93% | 774 |
| PT Agro Muko | 1 722 | 44,93% | 774 |
| Thee | 1 744 | 90,25% | 1 574 |
| Tolan Tiga groep | 1 744 | 90,25% | 1 574 |
| PT Melania | 1 744 | 90,25% | 1 574 |
| Ananasbloemen | 42 | 100,00% | 42 |
| Ivoorkust | |||
| Plantations J. Eglin SA | 42 | 100,00% | 42 |
| Bananen | 690 | 100,00% | 690 |
| Ivoorkust | |||
| Plantations J. Eglin SA | 690 | 100,00% | 690 |
| Totaal | 69 438 | 79,39% | 55 125 |
* = effectief beplante oppervlakten
| Oliepalmen | Rubber | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Plantjaar | Tolan Tiga groep |
Umbul Mas Wisesa groep |
Agro Muko groep |
Musi Rawas groep |
Hargy Oil Palms |
Totaal | Tolan Tiga groep |
Agro Muko groep |
Totaal |
| 2016 | 321 | 0 | 419 | 2 756 | 231 | 3 727 | 257 | 62 | 319 |
| 2015 | 1 050 | 87 | 725 | 1 407 | 744 | 4 013 | 234 | 58 | 292 |
| 2014 | 942 | 32 | 779 | 800 | 1 369 | 3 922 | 156 | 75 | 231 |
| 2013 | 655 | 21 | 1 018 | 223 | 1 092 | 3 009 | 208 | 205 | 413 |
| 2012 | 1 429 | 201 | 719 | 0 | 1 446 | 3 795 | 187 | 195 | 382 |
| 2011 | 754 | 756 | 26 | 0 | 876 | 2 412 | 169 | 141 | 310 |
| 2010 | 546 | 1 405 | 304 | 0 | 618 | 2 873 | 141 | 108 | 249 |
| 2009 | 221 | 1 698 | 492 | 0 | 253 | 2 664 | 55 | 57 | 112 |
| 2008 | 375 | 1 961 | 216 | 0 | 197 | 2 749 | 95 | 117 | 212 |
| 2007 | 302 | 2 165 | 301 | 0 | 1 735 | 4 503 | 249 | 173 | 422 |
| 2006 | 619 | 361 | 745 | 0 | 853 | 2 578 | 180 | 188 | 368 |
| 2005 | 649 | 1 004 | 445 | 0 | 173 | 2 271 | 292 | 0 | 292 |
| 2004 | 133 | 0 | 688 | 0 | 160 | 981 | 219 | 0 | 219 |
| 2003 | 1 161 | 0 | 102 | 0 | 148 | 1 411 | 265 | 0 | 265 |
| 2002 | 470 | 0 | 63 | 0 | 331 | 864 | 190 | 0 | 190 |
| 2001 | 561 | 0 | 544 | 0 | 901 | 2 006 | 92 | 0 | 92 |
| 2000 | 448 | 0 | 1 071 | 0 | 392 | 1 911 | 339 | 78 | 417 |
| 1999 | 568 | 0 | 1 818 | 0 | 608 | 2 994 | 149 | 83 | 232 |
| 1998 | 467 | 0 | 2 325 | 0 | 627 | 3 419 | 256 | 31 | 287 |
| 1997 | 792 | 0 | 936 | 0 | 130 | 1 858 | 213 | 151 | 364 |
| 1996 | 911 | 0 | 462 | 0 | 270 | 1 643 | 181 | 0 | 181 |
| 1995 | 312 | 14 | 155 | 0 | 328 | 809 | 177 | 0 | 177 |
| 1994 | 482 | 0 | 684 | 0 | 139 | 1 305 | 97 | 0 | 97 |
| 1993 | 332 | 0 | 209 | 0 | 0 | 541 | 112 | 0 | 112 |
| 1992 | 242 | 0 | 106 | 0 | 0 | 348 | 0 | 0 | 0 |
| Voor 1992 | 5 | 0 | 2 025 | 0 | 0 | 2 030 | 91 | 0 | 91 |
| 14 747 | 9 705 | 17 377 | 5 186 | 13 621 | 60 636 | 4 604 | 1 722 | 6 326 | |
| Gemiddelde leeftijd |
10,79 | 7,75 | 14,11 | 0,71 | 8,64 | 9,91 | 11,55 | 8,03 | 10,59 |
SIPEF nadert zijn honderdste verjaardag in 2019 en kijkt vol vertrouwen naar de volgende eeuw. Deze uitzonderlijke leeftijd is te danken aan zijn sterke waarden als economisch verantwoordelijke speler in de markt, zijn actieve streven naar operationele uitmuntendheid en zijn maximalisering van positieve effecten voor alle belanghebbenden. De schat aan ervaring die SIPEF heeft opgedaan, wordt verder verrijkt door een open houding tegenover verandering.
In de loop der jaren heeft SIPEF zich aan veranderende sociale, economische en ecologische omstandigheden aangepast en best practices voor het beheer toegepast zodra deze beschikbaar waren.
Ook nu blijft SIPEF de prestaties in alle sectoren van zijn activiteiten, inclusief duurzaamheid, actief verbeteren door al zijn operationele en managementniveaus in staat te stellen om uitmuntendheid te bereiken.
In 2014 keurde de raad van bestuur van SIPEF de SIPEF "Responsible Plantations Policy" (RPP) goed. Dit beleid op het hoogste niveau van de groep combineert in één document de belangrijkste verplichtingen en richtlijnen voor SIPEF om zijn positie als verantwoordelijke speler te behouden in de omgevingen waar SIPEF actief is.
De vier pijlers van de RPP van SIPEF zijn :
De RPP van SIPEF wordt jaarlijks besproken door de raad van bestuur van SIPEF. Ze kan worden aangepast om de versterking van bestaande verplichtingen en gewijzigde standaarden en praktijken weer te geven en om ervoor te zorgen dat de beginselen en doelen van de RPP van SIPEF haalbaar zijn voor alle activiteiten.
Eind 2016 heeft de raad van bestuur van SIPEF de volgende drie belangrijke wijzigingen in de RPP aangebracht:
Het toepassingsgebied van het beleid is verfijnd. Naast de activiteiten die door SIPEF worden beheerd of waarin SIPEF een meerderheidsbelang heeft, omvat het beleid nu ook de onder de regeling vallende kleine producenten en verbonden omliggende boeren die aan SIPEF leveren.
Er is een uitdrukkelijke verplichting ingevoerd om ontbossing tegen te gaan. Dit was mogelijk door het samenvallen van de High Carbon Stock-benadering (HCS) en het HCS-onderzoek. De nieuwe richtlijnen en procedures geven plantageondernemingen de kans om een algemeen aanvaarde methode te gebruiken voor het doen van beloften om ontbossing tegen te gaan. Terwijl de werkgroep voor HCS-convergentie haar referentiedocumenten opstelt, wordt het voorzorgsbeginsel toegepast.
Wat betreft de beloften die in de RPP van SIPEF zijn vastgelegd, blijven we vooruitgang boeken.
Het verkleinen van de broeikasgasvoetafdruk van onze palmoliefabrieken is een voortdurend aandachtspunt.
Vóór 2016 waren vijf van onze fabrieken uitgerust met installaties voor de opvang van methaangassen. In de loop van het jaar zijn diverse grote projecten uitgevoerd, die aan het einde van het jaar hun voltooiing naderen. In onze fabriek te Perlabian
is de bouw voltooid van een installatie van de nieuwste generatie voor de opvang van methaangassen, die in de eerste weken van 2017 in bedrijf gesteld kan worden. Net als in de fabrieken te Umbul Mas Wisesa, Mukomuko en Barema vervangt de afvalwaterbehandelingsinstallatie een overdekt bassin.
De Mukomukopalmoliefabriek is begonnen met de bouw van de eerste stroomgenerator op biogas die in een fabriek van SIPEF wordt geïnstalleerd. De inbedrijfstelling zal plaatsvinden in januari 2017. Deze generator zal stroom leveren aan het landelijke elektriciteitsnet en draagt daarmee bij aan de zelfvoorzienendheid op energiegebied van de regio Mukomuko.
In Bukit Maradja werd eind 2016 een composteerinstallatie in bedrijf gesteld, waarmee we een stap verder gaan dan het opvangen van methaangassen. Begin 2017 wordt de eerste partij compost verwacht. Deze composteerinstallatie op basis van een beluchte bunker is ontworpen om tot nullozing te komen door het afvalwater van de palmoliefabriek samen met de lege palmtrossen ("Empty Fruit Bunches" – EFB) te verwerken tot voedselrijke compost, die voor een deel de anorganische meststoffen vervangt die op de estates worden gebruikt. Het bijzondere van dit systeem is dat er geen methaan wordt geproduceerd, omdat tijdens het hele composteringsproces voor aerobe omstandigheden wordt gezorgd.
Praktijken die al geruime tijd worden toegepast, zoals "zero burning" en het gebruik van geïntegreerde plannen voor de bestrijding van plagen, worden actief gehandhaafd. Het leveren van een positieve sociale bijdrage in de bedrijven en hun omgeving behoort tot de vaste praktijken, met een sterke nadruk op onderwijs in Indonesië. In Papoea-Nieuw-Guinea ondersteunde Hargy Oil Palms Ltd een nieuwe wetenschappelijke expeditie naar Lake Hargy, een kratermeer met een nog onontdekte biodiversiteit in de Nakanai-bergketen. Tijdens de expeditie in 2016 werden nieuwe soorten knaagdieren, kikkers en vogelspinnen opgetekend en ook zoetwaterkwallen verzameld.
De RPP van SIPEF bevestigt onze toewijding aan twee erkende standaarden om onze inspanningen en successen aan te tonen, alsook tekortkomingen aan te pakken en kansen voor verbetering vast te stellen. De "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) dient als leidraad voor onze palmolieactiviteiten, terwijl de door de "Rainforest Alliance" gecertificeerde "Sustainable Agriculture Standard" onze maatstaf is voor thee, bananen en rubber.
Wat betreft de voorbereiding van zijn activiteiten op de strenge externe audits, die de integriteit van de certificeringsstandaarden waarborgen, heeft SIPEF gestage vooruitgang geboekt.
De eerste RSPO-certificering werd in 2009 verkregen voor de drie fabrieken en palmpitpletterijen van Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea.
Met ingang van 31 december 2016 zijn alle acht palmoliefabrieken van SIPEF in Papoea-Nieuw-Guinea en Indonesië, inclusief al hun leveranciers, RSPO-gecertificeerd. De volledige productie van ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" – CPO), palmpitten ("Palm Kernel" – PK) en ruwe palmpitolie ("Crude Palm Kernel Oil" – CPKO) bij SIPEF is RSPO-gecertificeerd en daarmee volledig traceerbaar naar het veld.
De palmolieprojecten die nog in ontwikkeling zijn, worden gecertificeerd zodra de fabrieken daarvoor in bedrijf zijn gesteld of, als we geen eigen fabrieken kunnen bouwen, zodra de palmbomen volgroeid zijn.
Onze bananenplantages in Ivoorkust, Plantations J. Eglin SA, en onze theeplantage Cibuni in Indonesië werden in 2016 door de "Rainforest Alliance" gecertificeerd. Dit is een grote prestatie van beide bedrijven, die getuigt van de inzet van hun management en hun voltallige personeel.
2017 wordt een heel belangrijk jaar voor SIPEF, omdat de rubberactiviteiten in Indonesië zich voorbereiden op "Rainforest Alliance"-certificering. MAS Palembang wordt als eerste aan een audit onderworpen, gevolgd door Bandar Pinang en Sei Jerinjing.
Naast de twee fundamentele standaarden zijn nog andere, specifiekere certificeringsstandaarden toegepast. Voor palmolie zijn drie van onze fabrieken in Indonesië gecertificeerd volgens de normen van de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC). We blijven meewerken aan het "Sustainable Natural Rubber Initiative" (SNR-i) en zullen de standaard daarvan gebruiken zodra deze gereed is voor implementatie.
SIPEF is betrokken bij de standaarden waaraan het zich houdt. SIPEF is aanwezig als plaatsvervangend lid in het college van bestuur van de RSPO en vertegenwoordigt daar Papoea-Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden, in het "Trade and Traceability Standing Committee" (T&TSC), in de werkgroep voor "Biodiversity" en "High Conservation Values" (HCV), in compensatiepanels en in diverse taskforces.
SIPEF werd in 2016 volwaardig lid van de ISCC en is actief in het "ISCC Technical Committee for Southeast Asia".
De SIPEF-stichting is actief in Indonesië, waar ze twee projecten beheerd in Mukomuko, in het zuidwesten van Sumatra.
Het zeeschildpaddenproject, dat in 2010 van start ging, is een van de zeer weinige beschermingsprojecten in Sumatra die door de plaatselijke bevolking worden uitgevoerd. Twee samenwerkende dorpen bewaken een stuk strand van ongeveer vijf kilometer en kijken of zeeschildpadden er eieren hebben gelegd. De eieren worden verzameld om ze tegen aasetende varanen te beschermen en worden onder gecontroleerde omstandigheden uitgebroed. Door veranderende zeestromingen zijn de laatste jaren keien op het strand aangespoeld, daardoor is het gebied dat de schildpadden kunnen gebruiken kleiner geworden. Het aantal verzamelde eieren in 2016 viel terug naar de niveaus van 2011/2012. Er werden namelijk iets minder dan 2 000 eieren van de olijfgroene Ridley-schildpadden (Lepidochelys olivacea) verzameld. We zijn van plan om de capaciteit voor de bewaking en het uitbroeden in 2017 te verkleinen, zodat we gereed zijn wanneer de omstandigheden op het strand zijn verbeterd en de schildpadden weer in groten getale aan land komen.
Het grote SIPEF Biodiversity Indonesia-project (SBI) is volledig operationeel en heeft een druk jaar gehad. SBI beheert een bosgebied van 12 755 hectaren, dat als buffer fungeert voor het Kerinci Seblat National Park. Het is een van de slechts 16 projecten in Indonesië die van het Indonesische ministerie van Bosbouw een vergunning voor ecosysteemherstel hebben gekregen. Op het plaatselijke kantoor van SBI in Mukomuko werken 31 mensen, variërend van ervaren boswachters tot jonge afgestudeerden, die meestal uit de omliggende dorpen afkomstig zijn.
Na de eerste patrouilles en cameravallen in 2015 zijn de eerste groepen uit de gemeenschap in 2016 begonnen met herbebossingswerk in het projectgebied. De meest aangetaste zones zijn voor een deel toegewezen aan dorpsbewoners, die zich in groepen hebben verenigd, die geregistreerd zijn bij de dienst Bosbeheer en onder toezicht staan van SBI. Op de afzonderlijke percelen worden slechts drie gewassen aange
plant, zijnde een mix van meer dan twintig fruitsoorten, rubber en hout. Eind 2016 zijn er negen groepen actief, die 366 hectaren aangetaste grond hebben hersteld. Als we de 70 hectaren van SBI meetellen, is in totaal 436 hectaren beplant met 51 036 bomen. SBI beheert vijf kwekerijen binnen het projectgebied en in de dorpen.
De groepen bosboeren vormen een essentieel onderdeel van het project en zijn net zo belangrijk voor het succes van het project op lange termijn als de patrouilles. Hun hechte relatie met SBI zorgt ervoor dat de doelen van het project door de omliggende gemeenschappen worden begrepen en grotendeels worden gesteund. Een eerste resultaat was de kap van 397 oliepalmen die illegaal in het projectgebied groeiden. De kap werd uitgevoerd met instemming van de boeren, die de situatie met betrekking tot de grondrechten en het natuurbehoud begrepen. Sommige van deze boeren hebben zich aangesloten bij de projectgroepen.
SBI heeft de bouw van zijn eerste basiskamp en brandwachttoren voltooid. Per jaar wordt één basiskamp gebouwd om het doel van vier te bereiken. Elk basiskamp vervult drie hoofdfuncties: permanente aanwezigheid op bekende toegangspunten tot het project, verzamelplaats voor patrouilles en biodiversiteitsmonitoring, en kwekerijlocaties voor toekomstige beplantingsactiviteiten.
Net als in 2015 is patrouilleren een belangrijke activiteit geweest van SBI. In 2016 registreerde het SBI-team 833 mandagen aan patrouilles. Nauwe samenwerking met de dienst Bosbouw en de veiligheidsdiensten heeft ertoe geleid dat grote partijen illegaal hout in beslag zijn genomen die uit het projectgebied, maar waarschijnlijk ook uit het nationaal park, afkomstig waren. In de tweede helft van het jaar was de illegale houtkap duidelijk beteugeld, maar het risico blijft groot.
De cameravallen en biodiversiteitsmonitoring blijven fascinerende gegevens opleveren over de rijke megafauna die in ons gebied aanwezig is. Er zijn tal van tijgers waargenomen, evenals nevelpanters, Maleise beren, tapirs, muntjaks en argusfazanten.
De waarneming van een tijger met een ontbrekende voorpoot was evenwel ontnuchterend. Dit dier was mogelijk vier jaar geleden in een tijgerstrik gevangen, maar heeft tot nu toe overleefd. Dat deze tijger regelmatig door onze automatische camera's wordt vastgelegd, is niet alleen een bewijs van zijn buitengewone uithoudingsvermogen, maar ook van het risico van stropen. Het SBI-team zet zich volledig in om de biodiversiteit, met hulp van lokale gemeenschappen en SIPEF, in de komende jaren te beschermen.
De "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) is een organisatie die uiteenlopende stakeholders samenbrengt en meer dan drieduizend leden telt. De RSPO rekent op al deze leden om hun tijd bij te dragen, hun kennis te delen en een consensus te bereiken om onze globale normen doorlopend te verbeteren en de markt van de palmolie te transformeren. Een consensus is niet altijd gemakkelijk te vinden. Hij veronderstelt een sterk besef van een gezamenlijk doel.
De producenten vormen een zeer belangrijke ledencategorie van de RSPO. De toepassing van de Principes en Criteria van de RSPO impliceert zeer praktische veranderingen voor de producenten. Dat maakt hun deelname aan onze werkgroepen nog belangrijker.
SIPEF engageert zich sterk in de RSPO. Het levert een welkome bijdrage aan tal van platformen binnen de RSPO en is een felle verdediger van de RSPO tegenover de buitenwereld. Het staat altijd klaar om de mening van kleine en grote producenten te vertolken en samen te werken aan een consensus over praktische, zinvolle maatregelen die de zaak van de duurzame palmolie ten goede zullen komen.
Het theeverhaal begon in China. Volgens een wijd verspreide legende werd thee in 2737 v.C. bij toeval ontdekt toen Keizer Shen Nung onder een boom warm water zat te drinken en er enkele blaadjes van een overhangende tak in zijn ketel met kokend water dwarrelden. Shen Nung, ook een kruidenspecialist, proefde van de infusie en was aangenaam verrast door de smaak. De overhangende boom bleek een Camellia sinensis te zijn.
De Camellia sinensis – 'sinensis' betekent 'uit China' – is een groenblijvende plant van het geslacht Camellia waarvan de blaadjes worden gebruikt om thee te maken. Er zijn twee belangrijke variëteiten: de Camellia sinensis uit China en de Camellia sinensis assamica uit Assam, een provincie in het noordoosten van India. De Camellia sinensis cambodiensis is een derde variëteit die meestal niet voor de commerciële theeproductie wordt gebruikt.
De Chinese variëteit doet het goed op steile berghellingen met koele temperaturen en haar blaadjes worden zo'n 5 tot 15 cm lang. Een plant kan gedurende meer dan honderd jaar thee produceren. Sommige struiken in Darjeeling (India) staan er zelfs al sinds de jaren 1850. De Indiase variëteit wordt voornamelijk verbouwd in lager gelegen gebieden met veel regen en een hoge vochtigheidsgraad. Een theeplant is eigenlijk een boom en wanneer hij niet wordt gesnoeid, kan hij tot 18 meter hoog worden. De bladeren van de Camellia sinensis assamica zijn veel groter (15-35 cm) dan die van de Chinese variëteit en de theestruiken in Assam worden commercieel geëxploiteerd tot ze meer dan 50 jaar oud zijn.
In Europa dook thee voor het eerst op bij het begin van de jaren 1600. Het was de Nederlandse Oost-Indische Compagnie die als eerste met haar schepen thee naar Europa bracht, terwijl de Britse East India Company toentertijd de Britse handel in India en het Verre Oosten grotendeels controleerde. De belangstelling voor thee begon pas echt goed op gang te komen vanaf 1630 toen het drankje erg populair werd bij de hogere klasse en deze trend hield aan tot halfweg de 17e eeuw. Vanaf toen maakte koffie zijn opmars ten nadele van de thee.
Van oudsher wordt thee voor het merendeel via een veilingsysteem verhandeld, waarbij in de beginjaren Londen als het centrum gold. De eerste veiling vond plaats in 1679. Deze traditie hield meer dan 300 jaar stand maar eindigde in 1998, aangezien de producerende landen met succes eigen veilingcentra hadden geopend. In 1861, maar bijna 200 jaar na de eerste veiling in Londen, hield India zijn eerste eigen veiling in Calcutta waarna nog verscheidene andere locaties volgden, dichter bij de productiegebieden. Ook andere producerende landen zoals Sri Lanka (1883) en Kenia (1956) openden veilingen om hun thee te verkopen. Het veilingsysteem biedt kopers en verkopers de kans om op basis van stalen de kwaliteitsnormen te beoordelen in lijn met de veilingprijzen.
De producenten kunnen gebruikmaken van het veilingsysteem, maar ze kunnen er ook voor opteren om rechtstreeks te verkopen, zoals we bij SIPEF doen.
In Indonesië wordt al meer dan 200 jaar met wisselend succes thee verbouwd. De eerste aanplantingen gebeurden met zaadjes die uit China werden geïmporteerd, maar ze groeiden echter niet zo goed en moesten worden vervangen door de Assam-variëteit, hoewel dit pas veel later, in 1878, gebeurde. Vóór de Tweede Wereldoorlog speelde Indonesië een belangrijke rol in de theesector. Het was de vierde grootste producent en Indonesische thee was bijzonder populair in het Ver-
enigd Koninkrijk. De oorlog deed de theesector echter geen goed, niet alleen tijdens het conflict maar ook nog vele jaren erna. De malaise duurde tot in de jaren 80 van de vorige eeuw toen de "Tea Board of Indonesia" een herstelprogramma op poten zette. Momenteel is het thee-areaal 118 000 hectaren. Vandaag de dag is Indonesië de 7e grootste theeproducent ter wereld .
De meeste Indonesische thee, zoals de Cibuni-thee, wordt verbouwd op een vulkanische bodem in een tropisch klimaat waardoor het hele jaar door kan worden geoogst. In Indonesië wordt voornamelijk met de orthodoxe productiemethode gewerkt maar enkele plantages, waaronder de Cibuni-plantage, zijn overgeschakeld op de CTC-methode.
Fig.1: Wereldtheeproductie
Wereldwijd wordt in meer dan 30 landen thee verbouwd, maar de productie is voornamelijk geconcentreerd in Azië (85% van de wereldproductie) en Afrika (13% van de wereldproductie), waarvan China 41% en India 23% van de totale productie voor hun rekening nemen. China en India produceren dus bijna twee derde van de wereldwijd beschikbare hoeveelheid. Kenia, Sri Lanka en Turkije vervolledigen de top vijf die in totaal goed is voor 83% van de wereldproductie.
China en India zijn naast de grootste producenten ook de grootste afnemers met een consumptie van 32% van de wereldproductie voor China en 20% voor India. Turkije, Rusland, de Verenigde Staten ("Iced tea") en Pakistan zijn de overige voornaamste verbruikers van thee.
Hoewel China en India veruit de grootste afnemers van thee zijn wanneer we uitsluitend de totale consumptie bekijken, is er toch enigszins een verschil in de theeconsumptie per persoon. In dat opzicht is er geen concurrentie voor Turkije, gevolgd door Afghanistan en Libië op de tweede en derde plaats. In deze rangschikking zien we China pas op de 11de plaats verschijnen en staat India slechts op de 23e positie.
Fig.3: Kopjes per dag, consumptie per persoon
Lorem ipsum Op het vlak van export komen China en India niet op de eerste en tweede plaats omdat de binnenlandse vraag er nu eenmaal erg groot is. Kenia voert de exportlijst aan met een totaal aandeel van 27,34%, gevolgd door Sri Lanka (17,40%), China komt pas op de derde plaats (16,50%), gevolgd door India (11,20%). Vietnam staat op de vijfde plaats met een aandeel van 7,23%
In elke kruidenierswinkel vind je vandaag de dag verschillende soorten thee. Wat u echter nooit mag vergeten, is dat al die soorten thee van de blaadjes van de Camellia sinensis afkomstig zijn. De namen die eraan worden gegeven, verwijzen doorgaans naar de kleur van de gedroogde blaadjes maar eigenlijk bepaalt het verwerkingsproces het type thee. Het courantst zijn zwarte thee en groene thee, die samen goed zijn voor meer dan 90% van de theeproductie. Daarnaast hebben we nog witte thee, gele thee, Oolong-thee en donkere thee of Pu'erh-thee. Al deze soorten verschillen van elkaar door de mate waarin zij geoxideerd zijn, een natuurlijke chemische reactie in de theeblaadjes die zich na het plukken voordoet.
Zwarte thee is het sterkst geoxideerd. Nadat de blaadjes van op het veld aangeleverd zijn, worden ze verwerkt in vier grote stappen: het verflensen, het rollen, het oxideren en het drogen.
Bij hun aankomst in de fabriek voor verwerking, worden de groene theeblaadjes gestoomd, waardoor het oxidatieproces wordt stopgezet. Het verwerken in de fabriek blijft beperkt tot verflensen en rollen.
Eigenlijk is witte thee gewoon onverwerkte thee van uitsluitend jonge, ongeopende of pas geopende bladknoppen die zeer voorzichtig moeten worden geplukt om beschadiging te voorkomen. Deze thee ontleent zijn naam aan de zilverwitte haartjes die de bladknop bedekken.
Gele thee is een zeldzame en dure thee die op een vergelijkbare manier tot stand komt als groene thee. Met uitzondering van een extra stap, waarbij de blaadjes aan warmte worden blootgesteld zodat ze heel lichtjes kunnen fermenteren.
Oolong-thee, "oolong" is Chinees voor "zwarte draak", wordt op dezelfde manier bewerkt als zwarte thee, alleen wordt de thee slechts gedeeltelijk geoxideerd. Het oxidatieproces is echter complex en er bestaan tal van varianten.
Pu'erh-thee is niet alleen geoxideerd, maar ook gefermenteerd en wordt enkel geproduceerd in de provincie Yunnan in zuidelijk China. Deze thee laat men soms tot 50 of zelfs 100 jaar oud worden. Het is de enige variëteit van thee die de naam Pu'erh mag dragen en is genoemd naar de lokale Chinese stad, ooit het belangrijkste handelscentrum voor dit type thee.
Er zijn twee productiemethoden: de orthodoxe en de "Cut, Tear, Curl" (CTC), en volgende procedés worden toegepast.
Het verflensingsprocedé brengt fysieke en natuurlijke chemische veranderingen met zich mee. De fysieke verflensing zorgt ervoor dat de blaadjes hun vocht verliezen, waardoor ze zacht of taai worden. Dit duurt 3 tot 4 uur, maar de natuurlijke chemische verflensing verlengt dit proces. De natuurlijke chemische verflensing begint onmiddellijk nadat het blad van de plant wordt geplukt en verloopt onafhankelijk van de fysieke verflensing. Tijdens de natuurlijke chemische verflensing doen zich enkele biochemische veranderingen voor die de thee diverse eigenschappen verlenen. De beste resultaten worden verkregen na 12 tot 16 uur.
Voor het procedé van het rollen, worden walsen gebruikt die de verflenste blaadjes plat rollen. Daardoor worden de cellen in de blaadjes gebroken en kan het oxidatieproces op gang komen.
Tijdens het oxidatieproces vindt een interactie plaats tussen de enzymen in het blad en de lucht, daardoor verandert de samenstelling van het blad. Deze stap is vooral belangrijk voor de smaak en de kleur van de thee.
Het drogen gebeurt om het oxidatieproces te stoppen en het vochtgehalte van de blaadjes terug te brengen tot 2-3%.
Tijdens de CTC-methode wordt het blad niet opgerold, in plaats daarvan gaat het door een CTC ("Cut, Tear, Curl") machine. De andere stappen zijn dezelfde, niettemin is de CTC-methode een sneller proces en resulteert het in een andere thee dan de orthodoxe. Het afgewerkte product ziet er vooral anders uit en geeft ook een ander soort thee. Bij de CTC-methode zijn de bladdeeltjes kleiner dan vergeleken met de blaadjes bij de orthodoxe soorten. De bladdeeltjes zijn ook gelijkmatiger en worden in theebuiltjes gebruikt. Thee van de CTC-kwaliteit, moet niet zo lang infuseren en levert een sterkere thee op, terwijl orthodoxe thee langer moet trekken en een lichtere thee oplevert.
in de kwekerij, waarna de beste geselecteerd worden om in het veld uitgeplant te worden.
Jonge plantjes worden gekweekt met behulp van vegetatieve vermeerdering, van stekken genomen van een 'moederplant' die zorgvuldig wordt geselecteerd op basis van zijn kwaliteit, opbrengstpotentieel, bestendigheid tegen droogte, ongedierte en ziekten. Het vergt heel wat onderzoek om planten te kweken die een grote opbrengst van goede kwaliteit opleveren. De stekken blijven, afhankelijk van de klimaatomstandigheden in elk gebied, 9 tot 16 maanden in de kwekerij en deze scheuten groeien uit tot jonge planten. Ze worden vervolgens op een geschikte afstand van elkaar uitgeplant op het veld, welke kan variëren van plantage tot plantage. Op de Cibuni-plantage plant men op een oppervlakte van 0,7 m x 1,2 m, wat resulteert in een dichtheid van 11 900 struiken per hectare. De eerste drie jaar na het uitplanten worden de theestruiken nog als immatuur beschouwd, en wordt er dan vooral geprobeerd om ze in de breedte te laten groeien. Daardoor zal een 'pluktafel' ontstaan wat het latere plukken van de blaadjes zal vereenvoudigen.
Er wordt nauwlettend toegezien op de jonge planten en het onderhoud van de velden jonge thee omvat het bestrijden van onkruid, ongedierte en ziekten. Het toedienen van meststoffen is in deze periode essentieel voor een goede groei en waar dit nodig is, worden schaduwbomen aangeplant om te voorkomen dat de jonge planten aan te veel rechtstreeks zonlicht worden blootgesteld.
Zodra de jonge theestruiken tot volwassen planten uitgegroeid zijn, wordt gestart met het manuele oogsten van de groene blaadjes met plukrondes van zeven tot acht dagen voor de handpluk. De tussentijd kan worden verlengd wanneer de bladgroei door ongunstige weersomstandigheden trager verloopt. (Waar met machines wordt geplukt, zitten er 30 tot 40 dagen tussen de plukrondes, maar de geoogste blaadjes zijn in dat geval van mindere kwaliteit.)
Om de pluktafels intact te houden, worden de struiken regelmatig gesnoeid. Na het snoeien worden de struiken verzorgd en dood hout, dunne takken, mossen en korstmossen worden verwijderd. Ook de regelmaat waarmee wordt gesnoeid, is afhankelijk van de weersomstandigheden. Op de Cibuni-plantage worden alle planten om de drie jaar gesnoeid, dus jaarlijks komt één derde van de plantage aan de beurt, wat voor een gelijkmatige productiviteit en kwaliteit zorgt.
Thee proeven is van essentieel belang om de kwaliteitsverschillen en de voorkeuren van de consumenten te beoordelen. Theemakelaars proeven de kwaliteit om de prijszetting voor de veiling te bepalen, terwijl aankopers de thees proeven om te zien of ze geschikt zijn voor hun melanges. De procedure voor het proeven van thee verloopt volgens een gestandaardiseerde methode, conform ISO 3103, en levert aanbevelingen op aangaande de meest geschikte theepotten, hoeveel gram thee per 100 ml kokend water moet worden gebruikt, hoelang de thee moet trekken, enz.
Theeproevers onderzoeken de droge blaadjes, de geïnfuseerde natte blaadjes en het eigenlijke brouwsel. Om het brouwsel te beoordelen, slurpt de proever de thee snel op en laat hem in zijn mond rondgaan zodat alle smaakreceptoren gelijkmatig bij het proeven worden betrokken. Vervolgens spuwt hij het vocht uit in een spuwbakje, waarna het proces wordt herhaald met een volgende kop thee. De proever noteert zijn bevindingen. Er wordt een brede waaier van termen gebruikt om de kwaliteit van de droge blaadjes, de geïnfuseerde blaadjes en het eigenlijke theebrouwsel te beschrijven.
Waar mensen melk aan hun thee zijn beginnen toevoegen, is niet zo goed geweten. Volgens sommigen begonnen de Nederlanders ermee, anderen beweren dat de praktijk uit Azië en meer in het bijzonder uit Taiwan komt. Zeker is dat melk bij thee doen nauw samenhangt met het soort thee dat wordt gedronken en ze vooral aan zwarte thee wordt toegevoegd. Zoals we al uitlegden, zijn CTC-theesoorten doorgaans sterker van smaak en worden ze met melk en/of suiker gedronken.
In Europa drinken de meeste mensen thee van theebuiltjes, puur of gesuikerd en voegen ze er soms melk, soms citroen aan toe. Ook in India, Pakistan en Afghanistan wordt thee met melk en veel suiker gedronken, maar wordt deze meestal gezet van losse thee.
Orthodoxe theesoorten worden doorgaans zonder melk gedronken. De grootste afnemers van orthodoxe thee zijn de landen in het Midden-Oosten, Rusland en de andere landen die tot het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) behoren.
Om ervoor te zorgen dat thee zijn kwaliteit behoudt, moet hij na het verwerkingsproces lucht-, licht- en vochtvrij worden bewaard. Dat is ook belangrijk bij het transport van thee. In de loop der jaren is het verpakken van thee ingrijpend veranderd. Lang geleden werd thee samengeperst in bamboe en bananenbladeren om de kwaliteit en het aroma te beschermen. Toen de vraag naar losse thee steeg, moesten nieuwe verpakkingsmaterialen worden bedacht en zo ontstond de theekist. Deze werden honderden jaren lang gebruikt maar vandaag de dag dienen ze voornamelijk voor het transport van dure theesoorten, meestal verkregen van grote theebladeren die op de orthodoxe manier verwerkt zijn. Thee wordt nu doorgaans in meerwandige papieren zakken getransporteerd die minder dan 1 kg wegen maar makkelijk 50 tot 70 kg CTC-kwaliteit kunnen bevatten.
De Cibuni-theeplantage ("cibuni" betekent "verborgen rivier") werd in 1902 opgestart door de familie De Decker. Sinds 1961 behoort de plantage tot de SIPEF-groep. Sinds de oprichting is de plantage altijd in Belgische handen gebleven.
Cibuni is de grootste privé theeplantage van Indonesië met als bijzonder kenmerk dat zij uitsluitend manueel plukken. De plantage strekt zich uit over meer dan 2 000 hectaren en biedt aan zo'n 2 500 mensen werk. Ze is gelegen op het eiland Java, op zo'n 2,5 uur rijden zuidwesten van de stad Bandung. De Cibuni-plantage heeft een vulkanische zwarte bodem en bevindt zich in de buurt van de evenaar, wat helpt om het hele jaar door te kunnen produceren. De hoogte van de plantage ligt tussen 1 000 en 2 000 meter. Jaarlijks wordt er zo'n 3 000 ton thee geproduceerd.
Rainforest Alliance certificering is een systeem dat door de belangrijkste spelers in de theesector algemeen wordt aanvaard. Dat de 'Cibuni Tea Estate' het Rainforest Alliance CertifiedTM-label heeft, geeft aan dat men aan de criteria van de "Sustainable Agriculture Network" (SAN) standaard beantwoordt, waarvan de drie pijlers: maatschappelijke duurzaamheid, economische duurzaamheid en ecologische duurzaamheid zijn. SAN focust op het behoud van de biodiversiteit, betere levensomstandigheden en menselijk welzijn, bescherming van de natuurlijke hulpbronnen, en efficiënte plannings- en landbouwbeheersystemen. Jaarlijks wordt een audit uitgevoerd om na te gaan of Cibuni nog steeds in overeenstemming met de standaard van het SAN werkt.
Thee bevat cafeïne, vitaminen, mineralen, L-theanine en polyfenolen, beter bekend onder de naam antioxidanten. Het cafeïneniveau van thee hangt in zeer grote mate af van het oxidatieproces maar ook van de manier waarop thee wordt gezet (hoeveelheid, watertemperatuur, trekken van het brouwsel). Gemiddeld bevat een kopje thee ongeveer de helft tot één derde van de cafeïne die in een kop koffie zit. Verder bevat thee een aantal B-vitaminen zoals B1, B2, B6 en B12, maar ook folaat (B9) en niacine (B3). Daarnaast bevat thee mineralen zoals calcium en zink. L-theanine is een aminozuur dat stressverlagend en relaxerend zou werken. De meest courante polyfenolen (antioxidanten) zijn flavonoïden, catechines, tannines en theeflavines.
Wegens zijn antioxiderende eigenschappen wordt thee geacht een gunstige invloed te hebben op de gezondheid. Vooral groene thee zou bijdragen tot het voorkomen van kanker. Er is echter geen wetenschappelijk onderzoek dat dit eenduidig aantoont. Thee heeft zeker een stressverlagende en relaxerende werking. Artsen raden aan om bij een gewone verkoudheid of een griepaanval warme thee te drinken.
Bron: International Tea Committee Annual Bulletin of Statistics 2016
| 90 | Geconsolideerde balans | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 92 | Geconsolideerde winst- en verliesrekening | ||||||
| 93 | Overzicht van het geconsolideerd totaal | ||||||
| resultaat | |||||||
| 94 | Geconsolideerd kasstroomoverzicht | ||||||
| 95 | Mutatieoverzicht van het geconsolideerd | ||||||
| eigen vermogen | |||||||
| 96 | Toelichting bij de geconsolideerde | ||||||
| jaarrekening van de SIPEF-groep | |||||||
| 96 | 1. | Identificatie | |||||
| 96 | 2. | Verklaring van overeenstemming | |||||
| 97 | 3. | Waarderingsregels | |||||
| 101 | 4. | Gebruik van schattingen en | |||||
| beoordelingen | |||||||
| 102 | 5. | Groepsondernemingen / | |||||
| consolidatiekring | |||||||
| 103 | 6. | Wisselkoersen | |||||
| 103 | 7. | Segmentinformatie | |||||
| 107 | 8. | Goodwill en Immateriële vaste activa | |||||
| 109 | 9. | Biologische activa – dragende planten | |||||
| 110 | 10. | Andere materiële vaste activa | |||||
| 111 | 11. | Vastgoedbeleggingen | |||||
| 111 | 12. | Andere financiële activa | |||||
| 112 | 13. | Vorderingen op langer dan één jaar | |||||
| 112 | 14. | Voorraden | |||||
| 113 | 15. | Biologische activa | |||||
| 113 | 16. | Overige vlottende vorderingen en | |||||
| overige schulden | |||||||
| 114 | 17. | Eigen vermogen deel groep | |||||
| 117 | 18. | Minderheidsbelangen | |||||
| 118 | 19. | Voorzieningen | |||||
| 118 | 20. | Pensioenverplichtingen | |||||
| 121 | 21. | Netto financiële activa/ | |||||
| (verplichtingen) |
| Inhoud | ||
|---|---|---|
| 122 | 22. | Activa / passiva aangehouden voor |
| verkoop | ||
| 122 | 23. | Niet-recurrent resultaat |
| 123 | 24. | Financieel resultaat |
| 123 | 25. | Aandelenoptieplannen |
| 124 | 26. | Winstbelastingen |
| 127 | 27. | Investeringen in geassocieerde |
| ondernemingen en joint ventures | ||
| 129 | 28. | Variatie bedrijfskapitaal |
| 130 | 29. | Financiële instrumenten |
| 136 | 30. | Operationele leases |
| 137 | 31. | Financiële leases |
| 137 | 32. | Verbintenissen en buiten balans |
| rechten en verplichtingen | ||
| 137 | 33. | Informatieverschaffing over |
| verbonden partijen | ||
| 138 | 34. | Bedrijfscombinaties, verwervingen en |
| afstotingen | ||
| 140 | 35. | Winst per aandeel (gewone en |
| verwaterde) | ||
| 141 | 36. | Herwerking IAS 41 revised |
| 144 | 37. | Gebeurtenissen na balansdatum |
| 144 | 38. | Recente ontwikkelingen |
| 144 | 39. | Prestaties geleverd door de auditor en |
| gerelateerde vergoedingen | ||
| 145 | Verslag van de commisaris | |
| 147 | Beknopte jaarrekening van de | |
| moedermaatschappij | ||
| 148 | Beknopte balans | |
| 149 | Beknopte resultatenrekening | |
| 149 | Resultaatverwerking |
| In KUSD | Toelichting | 2016 | 2015* | 01/01/15* |
|---|---|---|---|---|
| Vaste activa | 501 560 | 482 490 | 465 920 | |
| Immateriële vaste activa | 8 | 51 633 | 46 910 | 43 453 |
| Goodwill | 8 | 1 348 | 1 348 | 1 348 |
| Biologische activa - dragende planten | 9 | 178 346 | 163 505 | 149 459 |
| Andere materiële vaste activa | 10 | 185 146 | 193 805 | 193 737 |
| Vastgoedbeleggingen | 11 | 0 | 3 | 3 |
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures |
27 | 60 937 | 56 875 | 59 266 |
| Financiële activa | 12 | 22 | 3 822 | 3 822 |
| Andere financiële activa | 22 | 3 822 | 3 822 | |
| Vorderingen > 1 jaar | 8 323 | 0 | 0 | |
| Overige vorderingen | 13 | 8 323 | 0 | 0 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 24 | 15 805 | 16 222 | 14 832 |
| Vlottende activa | 113 772 | 96 542 | 108 335 | |
| Voorraden | 14 | 23 757 | 21 301 | 26 498 |
| Biologische activa | 15 | 4 133 | 1 896 | 2 441 |
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | 62 681 | 39 194 | 35 197 | |
| Handelsvorderingen | 29 | 40 401 | 22 801 | 23 795 |
| Overige vorderingen | 16 | 22 280 | 16 393 | 11 402 |
| Terug te vorderen belastingen | 26 | 4 084 | 5 224 | 6 751 |
| Investeringen | 0 | 0 | 80 | |
| Andere investeringen en beleggingen | 19 | 0 | 0 | 80 |
| Derivaten | 29 | 0 | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 21 | 17 204 | 19 128 | 27 579 |
| Andere vlottende activa | 1 913 | 2 377 | 1 839 | |
| Activa aangehouden voor verkoop | 22 | 0 | 7 422 | 7 950 |
| Totaal activa | 615 332 | 579 032 | 574 255 |
| In KUSD | Toelichting | 2016 | 2015* | 01/01/15* |
|---|---|---|---|---|
| Totaal eigen vermogen | 473 126 | 438 829 | 435 626 | |
| Eigen vermogen deel groep | 17 | 448 063 | 415 429 | 413 031 |
| Geplaatst kapitaal | 37 852 | 45 819 | 45 819 | |
| Uitgiftepremies | 17 730 | 21 502 | 21 502 | |
| Ingekochte eigen aandelen (-) | -7 425 | -6 817 | -4 776 | |
| Reserves | 417 997 | 372 430 | 366 428 | |
| Omrekeningsverschillen | -18 091 | -17 505 | -15 942 | |
| Minderheidsbelangen | 18 | 25 063 | 23 400 | 22 595 |
| Langlopende verplichtingen | 45 146 | 42 398 | 42 112 | |
| Voorzieningen > 1 jaar | 19 | 1 702 | 1 257 | 1 479 |
| Voorzieningen | 1 702 | 1 257 | 1 479 | |
| Uitgestelde belastingverplichtingen | 26 | 31 582 | 30 632 | 30 221 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar | 0 | 0 | 0 | |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) | 21 | 0 | 0 | 0 |
| Pensioenverplichtingen | 20 | 11 862 | 10 509 | 10 412 |
| Kortlopende verplichtingen | 97 060 | 97 805 | 96 517 | |
| Handelsschulden en overige te | 30 515 | 25 401 | 40 188 | |
| betalen posten < 1 jaar | ||||
| Handelsschulden | 29 | 16 630 | 11 675 | 20 274 |
| Ontvangen voorschotten | 29 | 11 | 285 | 219 |
| Overige schulden | 26 | 8 223 | 13 212 | 14 505 |
| Winstbelastingen | 26 | 5 651 | 229 | 5 190 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 62 265 | 69 649 | 52 276 | |
| Kortlopend gedeelte van te | 21 | 0 | 0 | 0 |
| betalen posten > 1 jaar | ||||
| Financiële verplichtingen | 21 | 62 265 | 69 649 | 52 276 |
| Derivaten | 29 | 1 176 | 837 | 1 756 |
| Andere kortlopende verplichtingen | 3 104 | 1 439 | 1 869 | |
| Passiva verbonden met activa aangehouden voor verkoop |
22 | 0 | 479 | 428 |
| Totaal eigen vermogen en verplichtingen | 615 332 | 579 032 | 574 255 |
| In KUSD | Toelichting | 2016 | 2015* |
|---|---|---|---|
| Omzet | 7 | 266 962 | 225 935 |
| Kostprijs van verkopen | 7 | -193 170 | -182 285 |
| Brutowinst | 7 | 73 792 | 43 650 |
| Verkoop-, algemene en beheerskosten | -26 960 | -22 660 | |
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) | 23 | 647 | 457 |
| Bedrijfsresultaat | 47 479 | 21 447 | |
| Financieringsopbrengsten | 120 | 81 | |
| Financieringskosten | - 879 | - 820 | |
| Wisselkoersresultaten | - 694 | 62 | |
| Financieel resultaat | 24 | -1 453 | - 677 |
| Winst voor belastingen | 46 026 | 20 770 | |
| Belastinglasten | 26 | -12 384 | -6 185 |
| Winst na belastingen | 33 642 | 14 585 | |
| Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 27 | 9 059 | 5 955 |
| Resultaat van voortgezette activiteiten | 42 701 | 20 540 | |
| Resultaat van beëindigde activiteiten | 0 | 0 | |
| Winst van de periode | 42 701 | 20 540 | |
| Toe te rekenen aan: | |||
| - Minderheidsbelangen | 18 | 2 827 | 1 832 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 39 874 | 18 708 | |
| Winst per aandeel (in USD) Van voortgezette en beëindigde activiteiten |
|||
| Gewone winst per aandeel | 35 | 4,50 | 2,11 |
| Verwaterde winst per aandeel | 35 | 4,50 | 2,11 |
| Van voortgezette activiteiten | |||
| Gewone winst per aandeel | 35 | 4,50 | 2,11 |
| Verwaterde winst per aandeel | 35 | 4,50 | 2,11 |
| In KUSD Toelichting |
2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Winst van de periode | 42 701 | 20 540 |
| Andere elementen van het totaal resultaat | ||
| Elementen die naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in toekomstige periodes |
||
| - Valutakoersverschillen als gevolg van de 17 omrekening van buitenlandse activiteiten |
- 587 | -1 563 |
| Elementen die niet naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in toekomstige periodes |
||
| - Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R 20 |
- 309 | - 624 |
| - Effect van de winstbelasting | 77 | 150 |
| - Herwaardering activa beschikbaar voor verkoop 12 |
- 227 | 0 |
| Andere elementen van het totaal resultaat | -1 046 | -2 037 |
| Andere elementen van het totaal resultaat toe te rekenen aan: | ||
| - Minderheidsbelangen | - 20 | - 44 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | -1 026 | -1 993 |
| Totaal resultaat van het boekjaar | 41 655 | 18 503 |
| Totaal resultaat van het boekjaar toe te rekenen aan: | ||
| - Minderheidsbelangen | 2 807 | 1 788 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 38 848 | 16 715 |
| In KUSD Toelichting |
2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Bedrijfsactiviteiten | ||
| Winst voor belastingen | 46 026 | 20 770 |
| Gecorrigeerd voor: | ||
| Afschrijvingen 8,9,10 |
28 789 | 28 126 |
| Variatie voorzieningen 19 |
1 297 | - 659 |
| Stock options | 218 | 293 |
| Variatie reële waarde biologisch actief | -2 236 | 545 |
| Overige niet-kasresultaten | - 19 | - 320 |
| Hedgereserve, en financiële derivaten 29 |
339 | - 919 |
| Financiële kosten en opbrengsten | 702 | 445 |
| Minderwaarden vorderingen | 18 | 657 |
| Minderwaarden op deelnemingen | 39 | 0 |
| Resultaat realisatie materiële vaste activa | 1 034 | 952 |
| Resultaat realisatie financiële activa | -1 816 | 0 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten voor variatie bedrijfskapitaal | 74 391 | 49 890 |
| Variatie bedrijfskapitaal 28 |
-18 804 | -8 062 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na variatie bedrijfskapitaal | 55 587 | 41 828 |
| Betaalde belastingen 26 |
-4 369 | -10 471 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten | 51 218 | 31 357 |
| Investeringsactiviteiten | ||
| Verwerving immateriële activa 8 |
-5 408 | -4 138 |
| Verwerving biologische activa 9 |
-17 160 | -19 566 |
| Verwerving materiële vaste activa 10 |
-18 530 | -25 298 |
| Verwerving vastgoedbeleggingen | 3 | 0 |
| Verwerving financiële activa 16 |
-3 050 | -1 750 |
| Dividenden ontvangen van geassocieerde 27 deelnemingen en joint ventures |
4 729 | 7 315 |
| Verkopen materiële vaste activa | 114 | 2 132 |
| Verkopen financiële activa 34 |
1 412 | 0 |
| Kasstroom uit investeringsactiviteiten | -37 890 | -41 305 |
| Vrije kasstroom | 13 328 | -9 948 |
| Financieringsactiviteiten | ||
| Eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders | - 16 | - 3 |
| Daling/(stijging) van eigen aandelen 17 |
- 608 | -2 040 |
| Terugbetalingen leningen op lange termijn 21 |
0 | 0 |
| Stijging/(daling) kortlopende financiële verplichtingen 21 |
-7 383 | 17 372 |
| Dividenden van vorig boekjaar betaald in de loop van het boekjaar | -6 043 | -12 554 |
| Dividenden door dochters betaald aan minderheidsbelangen 18 |
- 910 | - 995 |
| Ontvangen - betaalde interesten | - 702 | - 429 |
| Kasstroom uit financieringsactiviteiten | -15 662 | 1 351 |
| Netto beweging van investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten 21 |
-2 334 | -8 597 |
| Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten 21 (bij het begin van het jaar) |
19 537 | 28 126 |
| Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten 21 |
1 | 8 |
| Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten (per einde boekjaar) 21 |
17 204 | 19 537 |
| In KUSD | Geplaatst kapitaal SIPEF |
Uitgifte premies SIPEF |
Eigen aandelen |
Toegekend pensioen regelingen IAS 19R |
Reserves Omrekenings verschillen |
Eigen vermogen deel groep |
Minderheids belangen |
Totaal eigen vermogen |
|
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 januari 2016 | 45 819 | 21 502 | -6 817 | -2 186 | 374 616 | -17 505 | 415 429 | 23 400 | 438 829 |
| Resultaat van de periode | 39 874 | 39 874 | 2 827 | 42 701 | |||||
| Andere elementen van het totaal Resultaat |
- 212 | - 227 | - 586 | -1 025 | - 20 | -1 045 | |||
| Totaal resultaat | 0 | 0 | 0 | - 212 | 39 647 | - 586 | 38 849 | 2 807 | 41 656 |
| Uitkering dividend vorig boekjaar |
-6 043 | -6 043 | - 911 | -6 954 | |||||
| Eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders ** |
217 | 217 | - 233 | - 16 | |||||
| Transfers*** (toelichting 17) |
-7 967 | -3 772 | 11 739 | 0 | 0 | ||||
| Andere (toelichting 17) | - 608 | 219 | - 389 | - 389 | |||||
| 31 december 2016 | 37 852 | 17 730 | -7 425 | -2 398 | 420 395 | -18 091 | 448 063 | 25 063 | 473 126 |
| 1 januari 2015 | 45 819 | 21 502 | -4 776 | -1 756 | 366 099 | -15 942 | 410 946 | 22 474 | 433 420 |
| Impact IAS 41 herwerking |
2 085 | 2 085 | 121 | 2 206 | |||||
| 1 januari 2015 herwerkt | 45 819 | 21 502 | -4 776 | -1 756 | 368 184 | -15 942 | 413 031 | 22 595 | 435 626 |
| Resultaat van de periode | 18 708 | 18 708 | 1 832 | 20 540 | |||||
| Andere elementen van het totaal Resultaat |
- 430 | -1 563 | -1 993 | - 44 | -2 037 | ||||
| Totaal resultaat | 0 | 0 | 0 | - 430 | 18 708 | -1 563 | 16 715 | 1 788 | 18 503 |
| Uitkering dividend vorig boekjaar |
-12 554 | -12 554 | - 995 | -13 549 | |||||
| Eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders |
- 15 | - 15 | 12 | - 3 | |||||
| Andere (toelichting 17) | -2 041 | 293 | -1 748 | -1 748 | |||||
| 31 december 2015* | 45 819 | 21 502 | -6 817 | -2 186 | 374 616 | -17 505 | 415 429 | 23 400 | 438 829 |
* We verwijzen naar toelichting 36 voor bijkomende informatie met betrekking tot de herwerkte vergelijkende cijfers van 2015
** De eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders betroffen het verlies van 70 aandelen van Jabelmalux SA, waardoor de groep nu 99,4% van de aandelen bezit. Deze transactie werd rechtstreeks in de groepsreserves (KUSD 217) en in de minderheidsbelangen (KUSD -233) opgenomen.
*** We verwijzen naar toelichting 17 voor bijkomende informatie met betrekking tot de transfers binnen de rubriek van het eigen vermogen
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
SIPEF (of 'de onderneming') is een naamloze vennootschap naar Belgisch recht en gevestigd te 2900 Schoten, Calesbergdreef 5.
De geconsolideerde jaarrekening afgesloten op 31 december 2016 omvat SIPEF en haar dochterondernemingen (hierna vernoemd als 'SIPEF-groep' of 'de groep'). De vergelijkende cijfers zijn opgenomen voor boekjaar 2015.
De geconsolideerde jaarrekening werd door de bestuurders goedgekeurd voor publicatie op de raad van bestuur van 14 februari 2017 en zal door de aandeelhouders goedgekeurd worden op de algemene vergadering van 14 juni 2017. De lijst van bestuurders en commissaris, alsook een beschrijving van de voornaamste activiteiten van de groep, zijn opgenomen in het niet-financiële gedeelte van dit jaarverslag.
De geconsolideerde jaarrekening werd opgesteld in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards ('IFRS') zoals aanvaard binnen de Europese Unie per 31 december 2016.
Volgende standaarden en interpretaties zijn toepasbaar voor het boekjaar beginnend op 1 januari 2016:
• Aanpassing van IAS 27 Enkelvoudige jaarrekening – Equity methode (toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 2016)
Deze wijzigingen hebben geen significante invloed het op het nettoresultaat en het eigen vermogen van de groep.
De groep heeft niet geopteerd voor vervroegde toepassing van de volgende nieuwe standaarden en interpretaties die gepubliceerd waren op de datum van de goedkeuring ter publicatie van deze jaarrekening maar die nog niet van kracht waren op de balansdatum:
(toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 2018, maar nog niet goedgekeurd binnen de Europese Unie)
Op dit ogenblik verwacht de groep niet dat de eerste toepassing van deze standaarden en interpretaties een materieel effect zal hebben op de financiële staten van de groep.
De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 voorgesteld in US dollar (tot en met 2006 was dit euro), afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal (KUSD). Deze aanpassing is een gevolg van de gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer vanaf eind 2006 waardoor de functionele valuta van de meerderheid van de dochterondernemingen is gewijzigd van lokale munt naar US dollar.
De waarderingsregels werden op uniforme wijze in heel de groep toegepast en zijn vergelijkbaar met deze gehanteerd over het vorige boekjaar.
Bedrijfscombinaties worden geboekt volgens de overnamemethode. De kostprijs van een overname wordt berekend als de reële waarde van de afgestane activa, de uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten en verplichtingen die werden aangegaan of overgenomen op de overnamedatum. Direct aan de overname toewijsbare kosten worden opgenomen in de winst- en verliesrekening. De overgedragen vergoeding voor de overname van een bedrijf, met inbegrip van de voorwaardelijke vergoeding, wordt gewaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum. De toekomstige wijzigingen aan de voorwaardelijke vergoeding als gevolg van gebeurtenissen na overnamedatum worden in resultaat genomen. De "full goodwill" optie, die geval per geval kan worden gekozen, laat toe om de minderheidsbelangen te waarderen tegen reële waarde of tegen het evenredige deel van het minderheidsbelang in de identificeerbare nettoactiva van de overgenomen partij.
Wanneer een bedrijfscombinatie in verschillende fasen wordt gerealiseerd, wordt het voorheen aangehouden belang van de groep geherwaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum (d.i. de datum waarop de zeggenschap wordt verworven) en de eventuele winst of het eventuele verlies wordt rechtstreeks in winst of verlies opgenomen. Bedragen die voorheen werden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat als gevolg van het belang in de overgenomen partij, worden geherklasseerd naar winst of verlies, op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de overnemende partij het voorheen aangehouden belang direct had vervreemd.
Goodwill is het bedrag waarmee de kostprijs van de bedrijfscombinatie het belang van de groep in de reële waarde van de overgenomen identificeerbare activa, verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen overschrijdt. Goodwill wordt niet afgeschreven maar ten minste jaarlijks onderworpen aan een test voor bijzondere waardeverminderingen. Hiervoor wordt de goodwill toegewezen aan de operationele entiteiten wat het laagste niveau is waarop de goodwill wordt gevolgd voor interne managementdoeleinden (d.i. kasstroomgenererende eenheid). Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt onmiddellijk als een last opgenomen in de winst- en verliesrekening en wordt nooit teruggenomen.
Negatieve goodwill is het excedent van de reële waarde van het aandeel van de groep in de verworven identificeerbare nettoactiva op het ogenblik van de overname tegenover de betaalde overnameprijs. Negatieve goodwill wordt onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Dochterondernemingen zijn deze waarover de onderneming controle uitoefent. Controle wordt enkel uitgeoefend wanneer aan alle onderstaande punten volledig wordt voldaan, in overeenstemming met IFRS 10:
De jaarrekeningen van de dochterondernemingen worden in de consolidatiekring opgenomen vanaf de datum van verwerving tot het einde van de controle (of een nabije datum).
Wijzigingen in het eigendomsbelang van de groep in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, worden verwerkt als eigen-vermogenstransacties. De boekwaardes van de belangen van de groep en de minderheidsbelangen worden aangepast om de wijzigingen in hun relatieve belangen in de dochteronderneming weer te geven. Elk eventueel verschil tussen het bedrag waarmee de minderheidsbelangen worden aangepast en de reële waarde van de betaalde of ontvangen ver-
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
goeding, moet rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt en aan de eigenaars van de groep worden toegerekend.
In geassocieerde deelnemingen oefent de groep een invloed van betekenis uit op het financiële en operationele beleid maar geen controle. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de groep in de winst of het verlies van de deelneming volgens de vermogensmutatiemethode vanaf de dag dat deze invloed van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende ondernemingen.
Joint ventures zijn die ondernemingen over wiens activiteiten de groep gezamenlijke controle uitoefent, vastgelegd in een contractuele overeenkomst. De joint ventures worden opgenomen via de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de groep in de winst of het verlies van de deelneming vanaf de dag dat deze invloed van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende joint ventures.
Alle intragroepsaldi en –transacties, met inbegrip van niet gerealiseerde winsten op intragroeptransacties, worden geëlimineerd bij alle ondernemingen die worden opgenomen via de integrale consolidatie.
Voor niet gerealiseerde verliezen gelden dezelfde eliminatieregels als voor de niet gerealiseerde winsten, met dit verschil dat ze enkel worden geëlimineerd voor zover er geen indicatie van bijzondere waardevermindering bestaat.
In de individuele ondernemingen van de groep worden de transacties in vreemde valuta omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum. Monetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden gewaardeerd tegen de slotkoers. Valutakoersverschillen die ontstaan bij de omrekening worden in de winst- en verliesrekening opgenomen als een financieel resultaat. Niet-monetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum.
Functionele waarderingsmunt: de posten in de jaarrekening van elke entiteit van de groep worden gewaardeerd in de munt die het best aansluit bij de economische realiteit en de gebeurtenissen en omstandigheden waarbinnen deze entiteit werkt (functionele waarderingsmunt). De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 opgesteld in USD, de functionele valuta van het merendeel van de groepsmaatschappijen.
Voor de consolidatie van de groep en al haar dochterondernemingen worden de jaarrekeningen van de individuele ondernemingen als volgt omgerekend:
Wisselkoersverschillen die ontstaan bij de omrekening van de netto-investering in buitenlandse dochterondernemingen, joint ventures en geassocieerde ondernemingen tegen de wisselkoers op het einde van het jaar, worden geboekt in de andere elementen van het totaalresultaat onder "Valutakoersverschillen als gevolg van de omrekening van buitenlandse activiteiten". Bij verlies van controle van een buitenlandse onderneming worden de omrekeningsverschillen erkend in de winst- en verliesrekening als deel van de winst of het verlies van de verkoop. Deze winst of verlies wordt volledig aan de groep toegerekend.
Goodwill en waarderingen aan de reële waarde in het kader van de overnames van buitenlandse entiteiten, worden beschouwd als lokale valuta activa en verplichtingen van de betreffende buitenlandse entiteit en worden omgerekend tegen de slotkoers.
De SIPEF-groep neemt een biologisch actief uitsluitend op in de balans indien ze de zeggenschap heeft over het actief als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het waarschijnlijk is dat er in de toekomst economische voordelen naar de SIPEF-groep zullen vloeien en de reële waarde of de kostprijs van het actief op een betrouwbare manier kan worden bepaald.
Ten gevolge van de aanpassingen aan IAS 16 en IAS 41 die werden uitgegeven in juni 2014, worden de dragende planten uitgesloten uit de scope van IAS 41 en worden ze gewaardeerd aan hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen in overeenstemming met IAS 16.
Met betrekking tot het gedeelte van de biologische activa die conceptueel nog wel onder IAS 41 vallen - over het algemeen de "groeiende biologische productie" genoemd – definieert de SIPEF-groep deze voor oliepalmen als de olie die de palmvruchten bevatten, zodat de reële waarde van deze onderscheidbare activa betrouwbaar geschat kan worden.
De groeiende biologische productie van rubber en thee wordt gewaardeerd aan de reële waarde op het moment van oogsten ("at point of harvest").
De groeiende biologische productie van bananen wordt gewaardeerd aan de reële waarde min de geschatte kosten op het moment van verkopen.
Een winst of verlies uit een wijziging in reële waarde min de geschatte kosten op het moment van verkopen van een biologisch actief wordt opgenomen in de nettowinst of het nettoverlies over de periode waarin de winst of het verlies is ontstaan.
Immateriële activa omvatten computersoftware, licenties, concessies en landcompensaties. Immateriële activa worden geactiveerd en lineair afgeschreven over hun vermoedelijke gebruiksduur. De afschrijvingen op concessies en compensaties nemen aanvang bij ontvangst van de officiële goedkeuring van de daartoe bevoegde autoriteiten. Voor onze Indonesische landrechten is dit bij ontvangst van de "Hak Guna Usaha" (HGU). Voor de concessies betreft de vermoedelijke gebruiksduur de looptijd van deze landrechten.
Materiële vaste activa, alsook vastgoedbeleggingen, worden opgenomen tegen hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Financieringskosten worden geactiveerd als deel van de kostprijs van het in aanmerking komend actief. Uitgaven voor de herstellingen van materiële vaste activa worden onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Vaste activa aangehouden voor verkoop worden in voorkomend geval gewaardeerd aan het laagste van de boekwaarde en de reële waarde min verkoopkosten. Afschrijvingen worden als volgt berekend op een lineaire basis over de verwachte gebruiksduur van het desbetreffende actief:
| Gebouwen | 5 tot 30 jaar |
|---|---|
| Infrastructuur | 5 tot 25 jaar |
| Installaties en machines | 5 tot 30 jaar |
| Rollend materieel | 3 tot 20 jaar |
| Bureaumaterieel en meubilair | 5 tot 10 jaar |
| Overige vaste activa | 2 tot 20 jaar |
| Dragende planten | 20 tot 25 jaar |
Terreinen worden niet afgeschreven.
Materiële vaste activa, financiële activa en andere vaste activa worden onderworpen aan een test voor bijzondere waardevermindering als bepaalde elementen of belangrijke veranderingen een indicatie geven dat de boekwaarde groter is dan de realiseerbare waarde. Er dient een bijzonder waardeverminderingsverlies te worden opgenomen gelijk aan het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde, wat het hoogste is van de reële waarde min de verkoopkosten en de bedrijfswaarde van het actief. Voor de identificatie van bijzondere waardeverminderingen worden de activa samengevoegd in de kleinste identificeerbare groep die een instroom van kasmiddelen genereert. Wanneer later een bijzondere waardevermindering niet langer bestaat, door een toename van de reële waarde of de gebruikswaarde, wordt deze teruggenomen.
De groep maakt gebruik van financiële instrumenten voor het beheer van het wisselkoers- en renterisico dat voortvloeit uit de operationele, financiële en investeringsactiviteiten. De groep past geen specifieke afdekkingstransacties toe onder IAS 39 – "Financiële instrumenten: Opname en waardering" (hedge accounting).
Derivaten worden tegen reële waarde opgenomen. Winsten of verliezen afkomstig van wijzigingen in de reële waarde, worden onmiddellijk in het resultaat van de periode opgenomen.
Vorderingen en verplichtingen worden gewaardeerd aan geamortiseerde kostprijs.
Vorderingen en verplichtingen worden opgenomen aan hun nominale waarde min een voorziening voor dubieuze debiteuren. Vorderingen en verplichtingen in een valuta verschillend van de
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
valuta van de dochteronderneming, worden omgerekend tegen de geldende wisselkoers van de groep op balansdatum.
Geldmiddelen en kasequivalenten worden opgenomen tegen nominale waarde. Ze omvatten geldmiddelen en deposito's met een oorspronkelijke looptijd van 3 maanden of minder. Negatieve saldi worden opgenomen als verplichting.
Rentedragende verplichtingen worden gewaardeerd aan geamortiseerde kostprijs.
Voor leningen worden de initieel ontvangen bedragen opgenomen, verminderd met de transactiekosten. Het verschil tussen de aanschaffingsprijs en de terugbetalingswaarde wordt met behulp van de effectieve interestmethode in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Voor verkoop beschikbare vaste activa worden gewaardeerd aan reële waarde. Winst of verlies als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat.Wanneer de reële waarde van een financieel vast actief niet betrouwbaar kan worden bepaald, wordt het opgenomen aan kostprijs.
Wanneer een daling van de reële waarde van een voor verkoop beschikbaar financieel actief in het eigen vermogen wordt erkend en er objectieve duiding van bijzondere waardevermindering aanwezig is, worden de cumulatieve verliezen die voorheen rechtstreeks in het eigen vermogen werden gerapporteerd, in de resultatenrekening verwerkt.
De voorraad wordt gewaardeerd tegen de laagste waarde van de kostprijs of de opbrengstwaarde.
Met betrekking tot de voorraad afgewerkte producten waarin biologische activa worden verwerkt, wordt de reële waarde van deze biologische activa verhoogd met de productiekost.
Voorraden worden individueel afgeschreven als de verwachte opbrengstwaarde afneemt tot onder de boekwaarde van de voorraad. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs min de geschatte kosten die nodig zijn om de verkoop te realiseren. Indien de omstandigheden die voorheen aanleiding gaven tot een afschrijving niet meer bestaan, wordt de waardevermindering teruggenomen.
Dividenden van de moedermaatschappij in verband met de gewone uitstaande aandelen worden pas opgenomen in de periode waarin ze formeel worden toegekend.
Kosten gemaakt voor het uitgeven van eigenvermogensinstrumenten worden opgenomen als een vermindering van het eigen vermogen.
Minderheidsbelangen omvatten het deel, toebehorend aan de minderheidsaandeelhouders, van de reële waarde van identificeerbare activa en verplichtingen die opgenomen worden bij de overname van een dochteronderneming, samen met het overeenkomstig deel van de gerealiseerde winsten en verliezen voor de daaropvolgende periodes.
In de winst- en verliesrekening wordt het minderheidsaandeel in het verlies of de winst van de groep apart getoond van het geconsolideerd resultaat van de groep.
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de groep een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft ten gevolge van een gebeurtenis in het verleden, het waarschijnlijk is dat er een uitstroom van middelen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag van de verplichting op betrouwbare wijze kan worden geschat.
Groepsentiteiten hebben verschillende pensioenplannen in overeenstemming met de lokale voorwaarden en toepassingen van die landen.
In het algemeen werden de toegezegd-pensioenregelingen nog niet gefinancierd, doch volledig voorzien volgens de 'Projected Unit Credit'-methode. Deze voorzieningen vertegenwoordigen de actuele waarde van de toekomstige uitkeringsverplichtingen. De actuariële winsten en verliezen worden in het Totaal Resultaat erkend.
De groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement niet het minimum gegarandeerde rendement zoals opgelegd door de wet haalt, worden deze plannen volgens IAS 19 beschouwd als "toegezegd-pensioenregelingen".
Omzet wordt gewaardeerd tegen de reële waarde van de verkregen vergoeding voor de verkoop van goederen en diensten, netto van belastingen over de toegevoegde waarde en kortingen en na eliminatie van verkopen binnen de groep. Opbrengsten uit de verkoop van goederen worden opgenomen als de wezenlijke risico's en voordelen van eigendom van de goederen overgedragen werden aan de koper. Opbrengsten voor het verrichten van diensten worden opgenomen naar rato van het stadium van voltooiing van een transactie, als een percentage van de totaal te verrichten prestaties. Renteopbrengsten worden opgenomen op basis van de effectieve-rentemethode. Dividenden worden opgenomen op het moment dat het recht om de betaling te ontvangen verkregen wordt.
Aankopen worden netto opgenomen, na financiële en handelskorting. Kostprijs van verkopen omvat alle lasten verbonden met oogsten, transformatie en transport.
Verkoop-, algemene en beheerskosten omvatten lasten van de verkoop- en financiële afdeling en algemene beheerskosten.
De winstbelastingen omvatten de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen en de uitgestelde belastingen. Beide belastingen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen behalve in die gevallen waar het bestanddelen betreft die deel uitmaken van het eigen vermogen. In dit laatste geval verloopt de opname via het eigen vermogen.
Onder de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen verstaat men deze die drukken op de fiscale winst van het boekjaar, berekend tegen de belastingtarieven die van kracht zijn op balansdatum, evenals de aanpassingen aan de belastingen die verschuldigd zijn over de vorige boekjaren.
Uitgestelde belastingverplichtingen en –vorderingen worden opgenomen voor tijdelijke verschillen tussen de boekwaarde in de balans en de fiscale boekwaarde van activa en verplichtingen en worden later aangepast om wijzigingen in de verwachte belastingtarieven waartegen deze tijdelijke verschillen zullen omdraaien weer te geven. Uitgestelde belastingvorderingen worden enkel opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening als het waarschijnlijk is dat de realisatie of afwikkeling ervan mogelijk is in de toekomst.
IFRS vereist dat de groep bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening beoordelingen en schattingen gebruikt en hypothesen vooropstelt die de bedragen van activa en verplichtingen alsook de winst- en verliesrekening op balansdatum kunnen beïnvloeden. Werkelijke resultaten kunnen verschillen van deze schattingen.
De voornaamste domeinen waarin oordelen worden aangewend zijn:
De voornaamste domeinen waarin schattingen worden aangewend zijn:
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De moedermaatschappij van de groep, SIPEF, Schoten/België is de moedermaatschappij van de volgende ondernemingen:
| Locatie | Controle % | Belangen % | |
|---|---|---|---|
| Geconsolideerde ondernemingen (integrale consolidatie) | |||
| PT Tolan Tiga Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 |
| PT Kerasaan Indonesia | Medan / Indonesië | 57,00 | 54,15 |
| PT Bandar Sumatra Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 |
| PT Melania Indonesia | Jakarta / Indonesië | 95,00 | 90,25 |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | Medan / Indonesië | 95,00 | 85,74 |
| PT Umbul Mas Wisesa | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,43 |
| PT Citra Sawit Mandiri | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,43 |
| PT Toton Usaha Mandiri | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,43 |
| PT Agro Rawas Ulu | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 |
| PT Agro Kati Lama | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 |
| PT Agro Muara Rupit | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,43 |
| Hargy Oil Palms Ltd | Bialla / Papoea-N-G | 100,00 | 100,00 |
| Galley Reach Holdings Ltd | Port Moresby / Papoea-N-G | 0,00 | 0,00 |
| Plantations J. Eglin SA | Azaguié / Ivoorkust | 100,00 | 100,00 |
| Jabelmalux SA | Luxembourg / G.H. Luxemburg | 99,40 | 99,40 |
| Geassocieerde ondernemingen en joint ventures (vermogensmutatie) | |||
| PT Agro Muko | Jakarta / Indonesië | 47,29 | 44,93 |
| Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd | Singapore / Republiek Singapore | 38,00 | 38,00 |
| PT Timbang Deli Indonesia | Medan / Indonesië | 38,00 | 36,10 |
| BDM NV | Antwerpen / België | 50,00 | 50,00 |
| ASCO NV | Antwerpen / België | 50,00 | 50,00 |
| Niet geconsolideerde ondernemingen | |||
| Horikiki Development Cy Ltd | Honiara / Solomon Islands | 90,80 | 90,80 |
Op 15 februari 2016 werd een overeenkomst tot verkoop van aandelen getekend die de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd afrondt. Door deze overeenkomst werd de onderneming Galley Reach Holdings Ltd - die vorig jaar reeds geclassificeerd stond onder activa aangehouden voor verkoop - gedeconsolideerd. De deconsolidatie werd uitgevoerd per eind februari 2016. De resultaten van Galley Reach Holdings Ltd werden tot dan nog opgenomen in de geconsolideerde financiële staten via de integrale methode. We verwijzen naar toelichting 34 voor bijkomende informatie met betrekking tot de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd.
De groep heeft, ondanks het bezit van de meerderheid van de stemrechten, geen zeggenschap in de niet-geconsolideerde ondernemingen wegens gevestigd in ontoegankelijke regio's (Horikiki Development Cy Ltd).
De niet-geconsolideerde ondernemingen worden aanzien als financiële activa beschikbaar voor verkoop.
Naar aanleiding van een gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer is vanaf eind 2006 de functionele valuta in de meerderheid van de dochterondernemingen vanaf 1 januari 2007 gewijzigd naar US dollar. De volgende filialen hebben echter een andere functionele valuta:
| Plantations J. Eglin SA | EUR |
|---|---|
| BDM NV | EUR |
| ASCO NV | EUR |
De hieronder vermelde koersen werden gebruikt om de balansen en resultaten van deze entiteiten om te rekenen naar de US dollar (de munt waarin de groep haar jaarverslag opstelt).
| Slotkoers | Gemiddelde koers | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2016 | 2015 | 2014 | 2016 | 2015 | 2014 | |
| EUR | 0,9505 | 0,9185 | 0,8236 | 0,9059 | 0,9059 | 0,7567 |
De activiteiten van SIPEF kunnen worden onderverdeeld in segmenten naar gelang de soort van de producten. SIPEF heeft de volgende segmenten:
| - Palm | Omvat alle palmproducten, inclusief de palmpitten en de palmpitolie, zowel in Indonesië als in |
|---|---|
| Papoea-nieuw-Guinea | |
| - Rubber | Omvat alle verschillende soorten rubber die geproduceerd en verkocht wordt door de SIPEF groep, |
| zowel in Indonesië als in Papoea-nieuw-Guinea | |
| - Ribbed Smoked Sheets (RSS) | |
| - Standard Indonesia Rubber (SIR) | |
| - Scraps and Lumps | |
| - Thee | Omvat de "cut, tear, curl" (CTC) thee die SIPEF produceert in Indonesië. |
| - Bananen en bloemen | Omvat alle verkopen van bananen en bloemen, komende uit Ivoorkust. |
| - Andere | Omvat voornamelijk de ontvangen management fees van niet-groepsondernemingen, aangereken |
| de commissies op zeevrachten en andere aangerekende commissies die buiten het verkoopcon | |
| tract vallen. | |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
Het overzicht van de segmenten hieronder is weergegeven op basis van de interne managementrapportering van de SIPEF groep. De belangrijkste verschillen met de IFRS consolidatie zijn:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Bruto-marge per product | ||
| Palm | 75 973 | 43 084 |
| Rubber | - 9 | -1 186 |
| Thee | 786 | 1 577 |
| Bananen en bloemen | 3 377 | 4 033 |
| Andere | 5 579 | 5 567 |
| Totaal bruto-marge | 85 706 | 53 075 |
| Verkoop-, algemene en beheerskosten | -30 842 | -26 520 |
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) | 437 | 888 |
| Financieringsopbrengsten/(kosten) | - 741 | - 709 |
| Wisselkoersresultaten | - 787 | 102 |
| Winst voor belastingen | 53 773 | 26 836 |
| Belastinglasten | -14 558 | -7 786 |
| Effectief belastingtarief | -27,1% | -29,0% |
| Verzekeringen | 659 | 176 |
| Winst na belastingen | 39 874 | 19 226 |
| Effect van de IAS 41 herwerking | 0 | - 518 |
| Winst na belastingen na IAS 41 herwerking | 39 874 | 18 708 |
Op de volgende pagina wordt de segmentinformatie per productsegment en per geografische locatie weergeven volgens de IFRS winsten verliesrekeningen.
Het resultaat van een segment omvat de opbrengsten en kosten die rechtstreeks door een segment worden gegenereerd, inclusief het relevante deel van de opbrengsten en kosten dat redelijkerwijs aan het segment kan worden toegerekend.
| 2016 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen | Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|
| Palm | 228 509 | -160 917 | 67 592 | 91,6 |
| Rubber | 14 367 | -14 319 | 48 | 0,1 |
| Thee | 7 081 | -6 239 | 842 | 1,1 |
| Bananen en planten | 15 220 | -11 694 | 3 526 | 4,8 |
| Corporate | 1 784 | 1 784 | 2,4 | |
| Andere | 1 | - 1 | 0 | 0,0 |
| Totaal | 266 962 | -193 170 | 73 792 | 100,0 |
| 2015 - KUSD* | Omzet | Kostprijs van verkopen | Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|
| Palm | 186 001 | -148 625 | 37 376 | 85,7 |
| Rubber | 15 758 | -17 108 | -1 350 | -3,1 |
| Thee | 7 345 | -5 630 | 1 715 | 3,9 |
| Bananen en planten | 15 062 | -10 920 | 4 142 | 9,5 |
| Corporate | 1 767 | 1 767 | 4,0 | |
| Andere | 2 | - 2 | 0 | 0,0 |
| Totaal | 225 935 | -182 285 | 43 650 | 100,0 |
Het segment "corporate" omvat de ontvangen management fees van niet-groepsondernemingen, aangerekende commissies op zeevrachten en andere aangerekende commissies die buiten het verkoopcontract vallen.
| 2016 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Andere inkomsten | Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 161 859 | -119 546 | 748 | 43 061 | 58,4 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 84 784 | -58 625 | 26 159 | 35,4 | |
| Ivoorkust | 18 534 | -14 998 | 3 536 | 4,8 | |
| Europa | 1 036 | 1 036 | 1,4 | ||
| Andere | 1 | - 1 | 0 | 0,0 | |
| Totaal | 266 214 | -193 170 | 748 | 73 792 | 100,0 |
| 2015 - KUSD* | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Andere inkomsten | Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 124 759 | -97 307 | 584 | 28 036 | 64,2 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 84 344 | -74 055 | 10 289 | 23,6 | |
| Ivoorkust | 15 063 | -10 921 | 4 142 | 9,5 | |
| Europa | 1 183 | 1 183 | 2,7 | ||
| Andere | 2 | - 2 | 0 | 0,0 | |
| Totaal | 225 351 | -182 285 | 584 | 43 650 | 100,0 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Nederland | 87 429 | 50 003 |
| Verenigd Koninkrijk | 61 334 | 52 318 |
| Zwitserland | 43 109 | 50 150 |
| Indonesië | 41 806 | 34 051 |
| Singapore | 6 875 | 11 915 |
| Ierland | 6 057 | 12 467 |
| België | 4 252 | 4 679 |
| Frankrijk | 3 014 | 706 |
| Spanje | 3 001 | 407 |
| Verenigde Staten | 2 586 | 1 904 |
| Ivoorkust | 2 186 | 1 601 |
| Pakistan | 1 652 | 2 774 |
| Papoea - Nieuw - Guinea | 1 650 | 1 558 |
| Afghanistan | 1 147 | 519 |
| Duitsland | 679 | 693 |
| Andere | 185 | 190 |
| Totaal | 266 962 | 225 935 |
| 2016 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Indonesië | PNG | Ivoorkust | Europa | Andere | Totaal |
| Immateriële vaste activa | 51 497 | 76 | 60 | 51 633 | ||
| Goodwill | 1 348 | 1 348 | ||||
| Biologische activa | 88 987 | 87 021 | 2 338 | 178 346 | ||
| Andere materiële vaste activa | 68 140 | 112 537 | 3 996 | 473 | 185 146 | |
| Vastgoedbeleggingen | 0 | |||||
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures |
45 114 | 8 968 | 6 855 | 60 937 | ||
| Andere financiële activa | 22 | 22 | ||||
| Vorderingen > 1 jaar | 8 323 | 8 323 | ||||
| Uitgestelde belastingvorderingen | 13 007 | 199 | 2 599 | 15 805 | ||
| Totaal vaste activa | 268 093 | 199 558 | 6 631 | 20 423 | 6 855 | 501 560 |
| % van totaal | 53,45% | 39,79% | 1,32% | 4,07% | 1,37% | 100,00% |
| 2015 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Indonesië | PNG | Ivoorkust | Europa | Andere | Totaal |
| Immateriële vaste activa | 46 797 | 55 | 58 | 46 910 | ||
| Goodwill | 1 348 | 1 348 | ||||
| Biologische activa | 74 510 | 86 852 | 2 143 | 163 505 | ||
| Andere materiële vaste activa | 68 069 | 120 784 | 4 429 | 523 | 193 805 | |
| Vastgoedbeleggingen | 3 | 3 | ||||
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures |
40 928 | 8 596 | 7 351 | 56 875 | ||
| Andere financiële activa | 3 822 | 3 822 | ||||
| Vorderingen > 1 jaar | 0 | |||||
| Uitgestelde belastingvorderingen | 13 802 | 162 | 2 258 | 16 222 | ||
| Totaal vaste activa | 245 454 | 207 636 | 10 611 | 11 438 | 7 351 | 482 490 |
| % van totaal | 50,88% | 43,03% | 2,20% | 2,37% | 1,52% | 100,00% |
| 2016 | 2015 | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Goodwill | Immateriële Vaste Activa |
Goodwill | Immateriële Vaste Activa |
|
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 1 348 | 49 505 | 1 348 | 46 209 | |
| Aanschaffingen | 5 408 | 4 138 | |||
| Verkopen en buitengebruikstellingen | - 833 | ||||
| Overboekingen | |||||
| Remeasurement | - 109 | ||||
| Andere | |||||
| Omrekeningsverschillen | - 5 | - 9 | |||
| Bruto boekwaarde per 31 december | 1 348 | 54 799 | 1 348 | 49 505 | |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari |
-2 595 | -2 756 | |||
| Afschrijvingen | - 665 | - 664 | |||
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 821 | ||||
| Overboekingen | |||||
| Remeasurement | 92 | ||||
| Andere | |||||
| Omrekeningsverschillen | 2 | 4 | |||
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december |
0 | -3 166 | 0 | -2 595 | |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 1 348 | 46 910 | 1 348 | 43 453 | |
| Netto boekwaarde per 31 december | 1 348 | 51 633 | 1 348 | 46 910 |
De aanschaffingen van immateriële vaste activa betreffen voornamelijk de bijkomende betalingen voor het bekomen van de landrechten bij PT Citra Sawit Mandiri, PT Agro Rawas Ulu, PT Agro Kati Lama, PT Agro Muara Rupit en PT Mukomuko Agro Sejahtera.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de eigendomsrechten waarop de plantages van de SIPEF-groep gevestigd zijn:
| Oppervlakte | Type | Vervaldatum | Gewas | |
|---|---|---|---|---|
| PT Tolan Tiga Indonesia | 6 042 | Concessie | 2023 | Oliepalm |
| PT Tolan Tiga Indonesia | 2 437 | Concessie | 2024 | Oliepalm |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 3 178 | Concessie | 2023 | Oliepalm |
| PT Kerasaan Indonesia | 2 362 | Concessie | 2023 | Oliepalm |
| PT Bandar Sumatra Indonesia | 1 412 | Concessie | 2024 | Rubber en oliepalm |
| PT Timbang Deli Indonesia | 972 | Concessie | 2023 | Rubber |
| PT Melania Indonesia | 5 140 | Concessie | 2023 | Rubber, thee en oliepalm |
| PT Toton Usaha Mandiri | 1 199 | Concessie | 2046 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 270 | Concessie | 2019 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 500 | Concessie | 2020 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 315 | Concessie | 2031 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 1 410 | Concessie | 2028 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 903 | Concessie | 2028 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 7 730 | Concessie | 2019 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 171 | Concessie | 2022 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 1 515 | Concessie | 2022 | Rubber en oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 100 | Concessie | 2022 | Rubber en oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisea | 4 397 | Concessie | 2048 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisea | 2 071 | Concessie | 2048 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisea | 679 | Concessie | 2049 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisea | 462 | Concessie | 2049 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisea | 155 | Concessie | 2049 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 2 967 | Concessie | 2076 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 128 | Concessie | 2074 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 322 | Concessie | 2106 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 364 | Concessie | 2106 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 6 460 | Concessie | 2082 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 2 900 | Concessie | 2101 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 170 | Concessie | 2097 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 17 | Concessie | 2077 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 18 | Concessie | 2113 | Oliepalm |
| Plantations J. Eglin SA | 1 442 | Eigendom | nvt | Bananen en ananasbloemen |
| Plantations J. Eglin SA | 322 | Voorlopige concessie | nvt | Bananen en ananasbloemen |
| Totaal | 68 530 | |||
| PT Citra Sawit Mandiri | 3 946 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Rawas Ulu | 5 712 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Kati Lama | 7 568 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Muara Rupit | 12 305 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 1 800 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 1 167 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| Totaal | 32 498 |
In november 2015 werden de wijzigingen aan IAS 16 en IAS 41 – materiële vaste activa en biologische activa – dragende planten goedgekeurd voor toepassing binnen de Europese Unie vanaf ten laatste 1 januari 2016.
Hierdoor moeten de 'dragende planten' terug gewaardeerd worden aan de historische kostprijs in plaats van aan de reële waarde.
SIPEF heeft ervoor geopteerd om deze norm vervroegd toe te passen vanaf 1 januari 2015.
Op balansniveau kan de beweging in de biologische activa als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 207 448 | 187 540 |
| Wijzigingen in consolidatiekring | 0 | 0 |
| Aanschaffingen | 17 160 | 19 566 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | - 2 405 | - 666 |
| Overboekingen | 4 761 | 1 550 |
| Andere | 0 | - 82 |
| Omrekeningsverschillen | - 106 | - 460 |
| Bruto boekwaarde per 31 december | 226 858 | 207 448 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari | - 43 943 | - 38 081 |
| Wijzigingen in consolidatiekring | 0 | 0 |
| Afschrijvingen | - 6 592 | - 6 563 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 1 980 | 574 |
| Overboekingen | 0 | - 186 |
| Andere | 0 | 85 |
| Omrekeningsverschillen | 43 | 228 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december |
- 48 512 | - 43 943 |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 163 505 | 149 459 |
| Netto boekwaarde per 31 december | 178 346 | 163 505 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
| 2016 | 2015 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Terreinen, gebouwen en infra structuur |
Installaties en machines |
Rollend materieel |
Bureau, meubilair en overige |
In aanbouw | Totaal | Totaal |
| Bruto boekwaarde per 1 januari |
111 836 | 133 907 | 49 120 | 14 464 | 11 098 | 320 425 | 306 771 |
| Wijzigingen in consolidatiekring |
0 | 0 | |||||
| Aanschaffingen | 3 062 | 6 707 | 3 068 | 1 189 | 4 504 | 18 530 | 25 298 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
- 2 873 | - 1 047 | - 2 135 | - 741 | - 896 | - 7 692 | - 7 656 |
| Overboekingen | 714 | 3 275 | 86 | - 1 | - 8 213 | - 4 139 | - 1 832 |
| Andere | - 85 | - 85 | - 294 | ||||
| Omrekeningsverschillen | - 266 | - 106 | - 51 | 6 | - 9 | - 426 | - 1 862 |
| Bruto boekwaarde per 31 december |
112 473 | 142 736 | 50 088 | 14 832 | 6 484 | 326 613 | 320 425 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari |
- 31 888 | - 57 230 | - 31 126 | - 6 376 | 0 | - 126 620 | - 113 034 |
| Wijzigingen in consolidatiekring |
0 | 0 | |||||
| Afschrijvingen | - 4 736 | - 8 269 | - 7 124 | - 1 403 | - 21 532 | - 20 899 | |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
2 822 | 775 | 2 055 | 694 | 6 346 | 4 675 | |
| Overboekingen | 0 | 345 | |||||
| Andere | 31 | 31 | 826 | ||||
| Omrekeningsverschillen | 195 | 101 | 16 | - 4 | 308 | 1 467 | |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december |
- 33 607 | - 64 623 | - 36 179 | - 7 058 | 0 | - 141 467 | - 126 620 |
| Netto boekwaarde per 1 januari |
79 948 | 76 677 | 17 994 | 8 088 | 11 098 | 193 805 | 193 737 |
| Netto boekwaarde per 31 december |
78 866 | 78 113 | 13 909 | 7 774 | 6 484 | 185 146 | 193 805 |
De aanschaffingen omvatten, naast de gebruikelijke vervangingsinvesteringen, investeringen voor de verbetering van de logistiek en infrastructuur van de plantages en de palmoliefabrieken.
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 9 | 43 |
| Aanschaffingen | 0 | 0 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | - 9 | - 34 |
| Bruto boekwaarde per 31 december | 0 | 9 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari | - 6 | - 40 |
| Afschrijvingen | 0 | 34 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 6 | 0 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december | 0 | - 6 |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 3 | 3 |
| Netto boekwaarde per 31 december | 0 | 3 |
| 2016 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Andere ondernemingen | Andere vorderingen |
Totaal | Totaal | ||
| Deelnemingen | Vorderingen | |||||
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 5 482 | 3 184 | 0 | 8 666 | 8 666 | |
| Aanschaffingen | 4 | 4 | 0 | |||
| Verkopen en buitengebruikstellingen | - 4 580 | - 4 580 | 0 | |||
| Omrekeningsverschillen | 0 | 0 | ||||
| Bruto boekwaarde per 31 december | 906 | 3 184 | 0 | 4 090 | 8 666 | |
| Geaccumuleerde waardeverminderingen per 1 januari |
- 1 660 | - 3 184 | 0 | - 4 844 | - 4 844 | |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 776 | 776 | 0 | |||
| Omrekeningsverschillen | 0 | 0 | ||||
| Geaccumuleerde waardeverminderingen per 31 december |
- 884 | - 3 184 | 0 | - 4 068 | - 4 844 | |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 3 822 | 0 | 0 | 3 822 | 3 822 | |
| Netto boekwaarde per 31 december | 22 | 0 | 0 | 22 | 3 822 |
De verkopen en buitengebruikstellingen omvatten de verkoop van een 32% deelneming in SIPEF-CI SA in Ivoorkust. De nettoboekwaarde van de verkochte aandelen bedroeg KUSD 3 804. In deze nettoboekwaarde was nog een herwaardering uit 2010 vervat ten belope van KUSD 227, dewelke werd teruggenomen via het totaal resultaat.
Het resterende saldo van de deelnemingen omvat de deelneming in Horikiki Development Cy Ltd (aanschafwaarde KUSD 884, dewelke volledig werd afgewaardeerd) en nog resterende kleinere participaties voor een totale aanschaffingswaarde van KUSD 22.
De vorderingen, voor een totaal van KUSD 3 184 hebben eveens betrekking op Horikiki Development Cy Ltd en werden ook volledig afgewaardeerd.
Per 31 december 2016 werd een impairment test uitgevoerd op deze deelnemingen op basis van de laatst beschikbare informatie. Deze test heeft niet geleid tot een aanpassing van de boekwaarden.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Vorderingen > 1 jaar | 8 323 | 0 |
De vorderingen > 1 jaar bestaan per 31 december 2016 uit 2 verschillende lange termijn vorderingen die verdisconteerd werden.
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Verkoop van Sipef-CI SA | 4 788 | 0 |
| Verkoop van Galley Reach Holdings Ltd | 3 535 | 0 |
| Totaal | 8 323 | 0 |
De gebruikte verdisconteringsvoeten voor beide lange termijnvorderingen verschillen afhankelijk van het risicoprofiel van de vordering op basis van de geografische locatie en de activiteiten van de tegenpartij.
De totale verkoopprijs van Sipef-CI SA bedraagt KEUR 11 500. Omgerekend aan de slotkoers van het jaar bedraagt dit KUSD 12 099. De totale verkoopprijs van Galley Reach Holdings Ltd bedraagt KUSD 6 600.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de te contractueel bepaalde cash flows die verbonden zijn aan deze vorderingen:
| In KUSD | 2016 - ontvangen |
2017 - korte termijn |
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | Totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Verkoop van Sipef-CI SA | 605 | 2 873 | 2 874 | 2 873 | 2 874 | 12 099 | |
| Verkoop van Galley Reach Holdings Ltd |
1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 600 | 6 600 | |
| Totaal | 1 500 | 2 105 | 4 373 | 4 374 | 3 473 | 2 874 | 18 699 |
Analyse van de voorraden
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Grond- en hulpstoffen | 11 580 | 12 072 |
| Gereed product | 12 177 | 9 229 |
| Totaal | 23 757 | 21 301 |
De verhoging van de voorraden gereed product wordt veroorzaakt door een vermeerdering van de totale tonnages niet-verscheepte palmolie op jaareinde in vergelijking met 2015, als gevolg van de hogere producties in 2016.
De voorraad grond- en hulpstoffen bleef op hetzelfde niveau in vergelijking met 2015.
De totale biologische activa op het einde van het jaar kan als volgt worden weergegeven:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Biologische activa | 4 133 | 1 896 |
De groeiende biologische productie wordt gedefinieerd als de olie die de palmvruchten bevatten. Wanneer de palmvruchten olie bevatten, wordt deze duidelijk onderscheidbare activa erkend en wordt de reële waarde geschat op basis van:
Uit verschillende wetenschappelijke studies blijkt dat de olie in de palmvruchten zich exponentieel ontwikkelt op ongeveer 4 weken. De geschatte hoeveelheid olie die beschikbaar is in de palmvruchten, wordt bijgevolg bepaald op basis van de oogst van de 4 weken na het moment van afsluiten. Bij de berekening van de geschatte hoeveelheid olie daalt het gewogen belang van de oogst trapsgewijs per week, om zo de hoeveelheid olie op het moment van afsluiten zo goed mogelijk te benaderen.
| Impact van de geschatte hoeveelheid olie | -10% | Boekwaarde | +10% |
|---|---|---|---|
| Boekwaarde van de biologische activa | 3 720 | 4 133 | 4 546 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening (voor belastingen) | -413 | 413 |
De verwachtte verkoopprijs en de verwachtte kosten zijn de effectieve verkoopprijzen en kosten op het moment van afsluiten. De resultaten van de wijziging van de reële waarde van de palmvruchten worden opgenomen in de kostprijs van de verkopen. De stijging van de biologische activa ten opzichte van 2016 wordt verklaard door de zeer sterke producties op het einde van het vierde kwartaal, alsook de hogere marktprijs per eind december 2016 in vergelijking met december 2015.
De 'overige vorderingen' (KUSD 22 280) betreffen voornamelijk terug te vorderen BTW in de diverse filialen, alsook een waardevermindering voor een BTW - geschil in Indonesië ten belope van een bedrag van KUSD 1 510, vorderingen op onze smallholders ten belope van KUSD 3 105 en vorderingen op de onze geassoceerde ondernemingen en joint ventures ten belope van KUSD 3 316.
Deze post bevat vanaf 2016 een te ontvangen vordering van KUSD 1 500 naar aanleiding van de betaling in jaarlijkse schijven van de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd, alsook een te ontvangen vordering van KUSD 605 naar aanleiding van de verkoop van SIPEF-CI SA. Het resterende gedeelte van deze vorderingen staat op lange termijn. Voor verdere informatie met betrekking tot de lange termijnvorderingen verwijzen we naar toelichting 13.
Ten slotte bevat deze post nog een voorschot van KUSD 1 250 dat werd betaald aan ANJ mbt de overname van de aandelen van PT Agro Muko.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De 'overige schulden' (KUSD 8 223) betreffen voornamelijk sociale schulden (te betalen bezoldigingen, provisie vakantiegeld en bonusprovisies) en de rekening courant met de nieuw opgerichte onderneming Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd ten belope van KUSD 1 450.
De netto vlottende activa, liquiditeiten niet inbegrepen, stegen voornamelijk door de bijkomende uitgegeven leningen aan onze smallholders, de bijkomende vorderingen naar aanleiding van de verkopen van onze filialen en betaalde voorschotten, een stijging van de terug te vorderen BTW en de betaling van KUSD 1 800 van onze openstaande rekening courant aan Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd.
Het maatschappelijk kapitaal van de onderneming per 31 december 2016 bedraagt KUSD 37 852, verdeeld over 8 951 740 volstorte gewone aandelen zonder nominale waarde.
| 2016 | 2015 | |
|---|---|---|
| Aantal aandelen | 8 951 740 | 8 951 740 |
| In KUSD | 2016 | 2015 |
| Kapitaal | 37 852 | 45 819 |
| Uitgiftepremie | 17 730 | 21 502 |
| Totaal | 55 582 | 67 321 |
Ten opzichte van onze publicatie van 16 februari 2017 werd er nog een verschuiving binnen het eigen vermogen doorgevoerd met als gevolg een vermindering van het kapitaal en de uitgiftepremies in de consolidatie met daartegenover een verhoging van de reserves. Deze verschuiving werd nog uitgevoerd om zo het geconsolideerd kapitaal en de geconsolideerde uitgiftepremies terug overeen te stemmen met de statutaire cijfers van Sipef NV.
Per 31 december 2015 had Sipef NV een geplaatst kapitaal ten belope van KEUR 34 768 en een uitgitepremie ten belope van KEUR 16 285. In de geconsolideerde financiële staten werd Sipef NV reeds als functional currency USD opgenomen vanaf 2006. In 2006 werden deze EUR balansposten omgezet aan de toenmalige wisselkoers. Dit leidde tot USD balansposten van respectievelijk KUSD 45 819 en KUSD 21 502. Deze historische USD waarden werden zo opgenomen in de geconsolideerde financiële staten van de daaropvolgende jaren, conform IFRS.
Per 1 januari 2016 wordt de statutaire boekhouding van Sipef NV ook gevoerd in functional currency USD. De conversie van EUR naar USD werd gedaan aan een wisselkoers die niet gelijk was aan de historische wisselkoersen van de geconsolideerde cijfers. We behouden in onze consolidatie nog steeds de historische functional currency USD cijfers zoals deze werden opgenomen in de geconsolideerde financiële staten van de voorbije jaren.
Er werd besloten om de nieuwe statutaire USD waarden van Sipef NV met betrekking tot het kapitaal en de uitgiftepremies over te nemen in de geconsolideerde financiële staten van de SIPEF groep. Het verschil tussen de historische USD waarden en de nieuwe USD waarden (respectievelijk KUSD 7 967 en KUSD 3 772) werd getransferreerd naar de geconsolideerde reserves.
Het betreft een éénmalige transfer binnen de post van het eigen vermogen waarbij het totaal van het eigen vermogen ongewijzigd bleef.
| 2016 | 2015 | 2016 | 2015 | |
|---|---|---|---|---|
| KUSD | KUSD | KEUR | KEUR | |
| Eigen aandelen beginsaldo | 6 817 | 4 776 | 5 324 | 3 494 |
| Inkoop eigen aandelen | 608 | 2 041 | 573 | 1 830 |
| Eigen aandelen - eindsaldo | 7 425 | 6 817 | 5 897 | 5 324 |
Vanaf de start van het aandelen-inkoopprogramma op 22 september 2011 heeft SIPEF een totaal van 110 000 aandelen ingekocht voor een bedrag van KEUR 5 897, ofwel 1,2288% van het totale aantal uitstaande aandelen, ter dekking van een aandelenoptieplan voor het management.
De buitengewone algemene vergadering van 8 juni 2016 heeft de raad van bestuur gemachtigd om het maatschappelijk kapitaal in een of meer malen te verhogen voor een bedrag van KUSD 37 852 gedurende een periode van 5 jaar na de bekendmaking van haar beslissing.
De volgende aandeelhoudersmeldingen werden aan de onderneming bekendgemaakt:
| In onderling overleg | Aantal aandelen | Datum melding |
Deler | % |
|---|---|---|---|---|
| Ackermans & van Haaren NV | 2 475 404 | 7/10/15 | 8 951 740 | 27,653 |
| Cabra NV | 652 379 | 7/10/15 | 8 951 740 | 7,288 |
| Gedei NV | 493 117 | 7/10/15 | 8 951 740 | 5,509 |
| Baron Bracht | 0 | 7/10/15 | 8 951 740 | 0,000 |
| Totaal Baron Bracht en kinderen | 1 145 496 | 12,797 | ||
| Totaal stemmen handelend in onderling overleg | 3 620 900 | 40,450 | ||
| Fortis Investment Management NV* | 0 | 19/01/17 | 8 951 740 | 0,000 |
| Alcatel Pensioenfonds VZW | 469 600 | 1/09/08 | 8 951 740 | 5,246 |
* Sipef NV heeft op 19 januari 2017 een transparantiemelding ontvangen mbt de onderschrijding van de laagste drempel van 5% door BNP Parisbas Investment Partners SA. De datum waarop de drempelwaarde werd overschreden is 25 Februari 2011.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De omrekeningsverschillen bevatten alle verschillen die voortvloeien uit de omrekening van de jaarrekeningen van onze dochterondernemingen waarvan de functionele valuta verschillend is van de presentatiemunteenheid van de groep (USD). De beweging ten opzichte van vorig jaar is voornamelijk het gevolg van de beweging van de USD ten opzichte van de EUR (KUSD - 511)
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Beginsaldo per 1 januari | -17 505 | -15 942 |
| Mutatie, integrale consolidatie | - 189 | - 573 |
| Mutatie, vermogensmutatie | - 322 | - 990 |
| Wijziging consolidatiekring (verkoop Galley Reach Holdings Ltd) | - 76 | 0 |
| Eindsaldo per 31 december | -18 092 | -17 505 |
Op 14 februari 2017 heeft de raad van bestuur de uitbetaling van KEUR 11 190 (EUR 1,25 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. Dit dividend is nog niet goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders van SIPEF en werd als dusdanig niet verwerkt in de jaarrekening per 31 december 2016.
De kapitaalstructuur van de groep is gebaseerd op de financiële strategie zoals vastgesteld door de raad van bestuur. Deze strategie bestaat samengevat uit een expansiepolitiek met het respecteren van een zeer beperkte schuldgraad. Het management legt jaarlijks het financieringsplan ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
Priscilla Bracht, Theodora Bracht en Victoria Bracht oefenen gezamenlijk de controle uit over Cabra NV en Gedei NV.
Volgens de Indonesische wetgeving mag een buitenlandse investeerder maximaal 95% van de aandelen van een plantagebedrijf bezitten. Hierdoor hebben alle Indonesische entiteiten minstens 5% minderheidsbelangen. De minderheidsbelangen van onze Indonesische dochterondernemingen bestaan voornamelijk uit één Indonesisch pensioenfonds.
Hieronder worden de minderheidsbelangen per onderneming weergegeven, alsook hun deel in het eigen vermogen en de winst van het boekjaar:
| 2016 | 2015* | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | % minderheids belangen |
Aandeel in het eigen vermogen |
Aandeel in de winst van het boekjaar |
% minderheids belangen |
Aandeel in het eigen vermogen |
Aandeel in de winst van het boekjaar |
| PT Tolan Tiga Indonesia | 5,00 | 14 309 | 515 | 5,00 | 13 459 | 445 |
| PT Eastern Sumatra Indonesia |
9,75 | 4 813 | 434 | 9,75 | 4 478 | 444 |
| PT Kerasaan Indonesia | 45,85 | 2 443 | 1 215 | 45,85 | 2 149 | 843 |
| PT Bandar Sumatra Indonesia |
9,75 | 1 476 | - 22 | 9,75 | 1 502 | - 4 |
| PT Melania Indonesia | 9,75 | 3 146 | - 48 | 9,75 | 3 196 | 93 |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera |
14,26 | - 270 | 14 | 14,26 | - 284 | - 93 |
| PT Umbul Mas Wisesa | 5,57 | -1 100 | 222 | 5,34 | -1 254 | - 177 |
| PT Citra Sawit Mandiri | 5,57 | - 262 | 49 | 5,34 | - 294 | - 6 |
| PT Toton Usaha Mandiri |
5,57 | - 68 | 34 | 5,34 | - 95 | - 14 |
| PT Agro Rawas Ulu | 5,00 | 57 | - 13 | 5,00 | 70 | - 8 |
| PT Agro Kati Lama | 5,00 | 36 | - 9 | 5,00 | 67 | - 4 |
| PT Agro Muara Rupit | 5,57 | 181 | - 31 | 5,34 | 192 | - 6 |
| PT Agro Muko | 2,36 | 639 | 466 | 2,36 | 408 | 318 |
| Jabelmalux SA** | 0,60 | - 337 | 1 | 0,36 | - 194 | 1 |
| Totaal | 25 063 | 2 827 | 23 400 | 1 832 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De bewegingen van het jaar kunnen als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Per einde vorig boekjaar | 23 400 | 22 595 |
| Winst van de periode toe te rekenen aan minderheidsbelangen | 2 827 | 1 832 |
| Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R | - 20 | - 44 |
| Uitbetaalde dividenden | - 911 | - 995 |
| Eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders** | - 233 | 12 |
| Per einde boekjaar | 25 063 | 23 400 |
De uitbetaalde dividenden aan minderheidsbelangen bestaan uit:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| PT Kerasaan Indonesia | 861 | 645 |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 50 | 300 |
| PT Melania | 0 | 50 |
| Totaal | 911 | 995 |
Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen.
* We verwijzen naar toelichting 36 voor bijkomende informatie met betrekking tot de herwerkte vergelijkende cijfers van 2015
** De eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders betroffen het verlies van 70 aandelen van Jabelmalux SA, waardoor de groep nu 99,4% van de aandelen bezit.
De voorzieningen hebben in geheel betrekking op een BTW geschil in Indonesië (KUSD 1 702). De timing van de afloop van het geschil is moeilijk in te schatten.
De voorziening voor pensioenen betreft in hoofdzaak de toegezegd-pensioenregelingen in Indonesië. Deze pensioenregelingen, die voorzien in de uitkering van een kapitaal bij pensionering, zijn niet extern gefinancierd. Het totaal aantal werknemers dat aangesloten is op deze pensioenregeling bedraagt 9 065. De pensioenregeling wordt uitbetaald op 55-jarige leeftijd, of na 30 jaar anciënniteit, afhankelijk van welke het eerst wordt bereikt.
Aangezien de pensioenregeling wordt aangepast door de toekomstige loonsverhogingen en een actualiseringsvoet, wordt het pensioenplan blootgesteld aan het risico van potentiële wijzigingen in de toekomstige loonsverwachtingen van Indonesië, alsook het risico van de inflatie en de intrestvoeten in Indonesië. Bovendien zijn de pensioenen betaalbaar in Indonesische Rupiah. Hierdoor wordt de pensioenregeling blootgesteld aan een wisselkoersrisico. We verwijzen naar toelichting 29 voor meer info met betrekking tot het wisselkoersrisico van de groep. Vermits de pensioenregeling niet extern gefinancierd wordt, is er geen risico op het langetermijnbeleggingsrendement.
De volgende reconciliatie geeft de variatie van de totale pensioenvoorziening weer tussen 2015 en 2016:
| In KUSD | 2015 | Pensioenkost | Betalingen | Wisselkoers | Omrekenings verschil |
Variatie perimeter |
Andere | 2016 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 10 020 | 2 284 | -1 243 | 268 | 11 329 | |||
| Ivoorkust | 432 | 76 | - 18 | 490 | ||||
| Andere | 57 | - 14 | 43 | |||||
| Totaal | 10 509 | 2 360 | -1 257 | 268 | - 18 | 0 | 0 | 11 862 |
De volgende actuariële veronderstellingen worden gebruikt om de pensioenvoorziening in Indonesië te berekenen:
| 2016 | 2015 | |
|---|---|---|
| Actualiseringsvoet | 8,50% | 9,00% |
| Toekomstige loonsverhoging | 6,00% | 6,50% |
| Verwachte pensioenleeftijd | 55 jaar of 30 jaar anciënniteit | 55 jaar of 30 jaar anciënniteit |
De pensioenverplichtingen in Indonesië zijn als volgt gewijzigd:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Beginsaldo | 10 020 | 9 868 |
| Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten | 897 | 767 |
| Rentekosten | 1 006 | 822 |
| Betaalde vergoedingen | -1 243 | -1 067 |
| Actuariële winsten en verliezen | 381 | 577 |
| Wisselkoersresultaten | 268 | - 947 |
| Andere | 0 | 0 |
| Eindsaldo | 11 329 | 10 020 |
De actuariële winsten en verliezen bestaan uit de volgende componenten:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Ervaringsaanpassingen | 374 | 584 |
| Wijzigingen in assumpties | 7 | - 7 |
| Totaal actuariële winsten en verliezen | 381 | 577 |
De actuariële winsten en verliezen opgenomen in bovenstaande tabel, omvatten het grootste deel van de totale actuariële winsten en verliezen in het geconsolideerde totaalresultaat (KUSD - 309) Het resterende verschil (KUSD - 72) bestaat uit de actuariële winsten en verliezen van de ondernemingen die werden opgenomen via de vermogensmutatiemethode (PT Agro Muko, PT Timbang Deli, BDM en ASCO verzekeringen).
De in de balans opgenomen verplichtingen bedragen:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Pensioenverplichtingen | 11 329 | 10 020 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De pensioenkost in Indonesië kan als volgt geanalyseerd worden:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten | 897 | 767 |
| Rentekosten | 1 006 | 822 |
| Pensioenkost | 1 903 | 1 589 |
| Actuariële winsten en verliezen geboekt via het Totaal Resultaat | 381 | 577 |
| Totale pensioenkost | 2 284 | 2 166 |
Deze kosten zijn gerubriceerd in de posten kostprijs van verkopen en verkoop-, algemene en beheerskosten van de winst- en verliesrekening.
De geschatte betalingen voor 2017 bedragen KUSD 901.
De waarden zoals opgenomen in de balans zijn gevoelig voor een verandering in actualiseringsvoet t.o.v. de gebruikte actualiseringsvoet. Hetzelfde geldt voor een verandering in de werkelijke toekomstige loonsverhoging t.o.v. de gehanteerde toekomstige loonsverhoging. Voor onze Indonesische filialen voerden we simulaties uit waarbij we beide parameters met 1% verhoogden of verlaagden. Dit had volgende invloed op de huidige waarde van de pensioenvoorzieningen.
Impact aanpassing actualiseringsvoet:
| In KUSD | +1% | Boekwaarde | -1% |
|---|---|---|---|
| Pensioenvoorziening Indonesische filialen | 12 845 | 14 007 | 15 355 |
| Bruto impact totaal resultaat | 1 162 | -1 348 |
Impact aanpassing toekomstige loonsverhoging:
| In KUSD | +1% | Boekwaarde | -1% |
|---|---|---|---|
| Pensioenvoorziening Indonesische filialen | 15 318 | 14 007 | 12 891 |
| Bruto impact totaal resultaat | -1 311 | 1 116 |
De verplichting voor personeelsbeloningen in Indonesië bestaat voor KUSD 11 329 uit de integraal geconsolideerde entiteiten en voor KUSD 2 678 uit de entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Agro Muko en PT Timbang Deli).
De groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement op de werkgeversbijdragen en op de werknemersbijdragen niet wordt gehaald, dienen deze plannen volgens IAS 19 te worden beschouwd als "toegezegd-pensioenregelingen". Naar aanleiding van een analyse van de plannen en het geringe verschil tussen het wettelijk minimum gegarandeerd rendement en het rendement dat gegarandeerd wordt door de verzekeraar, heeft de groep besloten dat het toepassen van de PUC een immateriële impact zou hebben. Er werd een provisie opgezet voor de som van de positieve verschillen per deelnemer tussen de het minimum gegarandeerd rendement (KUSD 1 065) en de geaccumuleerde reserves (KUSD 1 051) per 31 december 2016 voor een totaal bedrag van KUSD 14. De impact op de resultatenrekening is een "past service cost" en werd opgenomen in de personeelskosten. Het totaal van de gecumuleerde reserves bedraagt per eind december 2016 KUSD 2 692 (2015: KUSD 2 292) ten opzichte van het totale minimum gegarandeerd rendement dat per 31 december 2016 KUSD 2 366 (2015: KUSD 2 137) bedroeg.
De gestorte bijdragen in het kader van toegezegde-bijdragenregelingen bedragen KUSD 570 (KUSD 566 in 2015). Sipef NV is niet verantwoordelijk voor het minimum gegarandeerd rendement op de bijdragen voor de leden van het executief comité (KUSD 509).
De netto financiële activa/(verplichtingen) kunnen als volgt worden geanalyseerd:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Verplichtingen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan 1 jaar | 0 | 0 |
| Korte termijn verplichtingen - kredietinstellingen | -62 265 | -69 649 |
| Geldbeleggingen | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 17 204 | 19 128 |
| Netto financiële activa/(verplichtingen) | -45 061 | -50 521 |
Analyse netto financiële activa/(verplichtingen) 2016 per munt:
| In KUSD | EUR | USD | Andere | Totaal |
|---|---|---|---|---|
| Verplichtingen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan 1 jaar |
0 | |||
| Korte termijn financiële verplichtingen | -19 565 | -42 700 | -62 265 | |
| Geldbeleggingen (onder leningen en vorderingen) | 0 | |||
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 786 | 15 301 | 1 117 | 17 204 |
| Totaal 2016 | -18 779 | -27 399 | 1 117 | -45 061 |
| Totaal 2015 | -18 946 | -32 231 | 656 | -50 521 |
De korte termijn financiële verplichtingen in EUR betreffen commercial papers voor een totaal bedrag van KEUR 18 597. Deze schuld werd volledig ingedekt aan een gemiddelde koers van 1 EUR = 1,0962 USD.
Aansluiting netto financiële activa/(verplichtingen) met kasstroomoverzicht:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Netto financiële activa/(verplichtingen) begin periode | -50 521 | -24 617 |
| Terugbetalingen leningen op lange termijn | 0 | 0 |
| (Stijging)/daling financiële verplichtingen op korte termijn | 7 384 | -17 372 |
| Netto beweging van geldmiddelen en kasequivalenten | -2 334 | -8 597 |
| Invloed van de wisselkoers op de lange termijn verplichtingen | 0 | 0 |
| Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten | 1 | 8 |
| Variatie perimeter | 0 | 0 |
| Cash en geldbeleggingen opgenomen in activa aangehouden voor verkoop | 409 | 57 |
| Netto financiële activa/(verplichtingen) einde periode | -45 061 | -50 521 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De "netto activa aangehouden voor verkoop" betrof in 2015 het netto actief van Galley Reach Holdings Ltd. Op 15 februari 2016 werd een koop/verkoop overeenkomst getekend, die de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd tegen ongeveer de huidige netto boekwaarde afrondt.
De belangrijkste activa en passiva die deze onderneming bevat, zijn hieronder opgenomen:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Immateriële activa | 0 | 0 |
| Biologische activa | 0 | 2 819 |
| Materiële vaste activa | 0 | 2 649 |
| Vlottende activa | 0 | 1 954 |
| Activa aangehouden voor verkoop | 0 | 7 422 |
| Langlopende verplichtingen | 0 | 0 |
| Handelsschulden | 0 | - 220 |
| Overige te betalen posten | 0 | - 259 |
| Passiva verbonden met activa aangehouden voor verkoop | 0 | - 479 |
| Netto activa aangehouden voor verkoop | 0 | 6 943 |
De niet-recurrente resultaten vinden we terug onder de hieronder vermelde posten die als volgt kunnen uitgesplitst worden:
| 2016 | 2015* | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Aandeelhou ders van de moedermaat schappij |
Minderheids belangen |
Totaal | Aandeelhou ders van de moedermaat schappij |
Minderheids belangen |
Totaal |
| Overige bedrijfsopbrengsten/ (kosten): BTW geschil Indonesië |
- 412 | - 43 | - 455 | 264 | 27 | 291 |
| Overige bedrijfsopbrengsten/ (kosten): minderwaarde op de verkoop van Galley Reach Holdings: |
- 39 | - 39 | 0 | |||
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten): meerwaarde op de verkoop van Sipef-CI |
1 819 | 1 819 | 0 | |||
| Niet-recurrent resultaat | 1 368 | - 43 | 1 325 | 264 | 27 | 291 |
| Belastingen op BTW geschil | 103 | 11 | 114 | - 66 | - 7 | - 73 |
| Niet-recurrent resultaat na belastingen | 1 471 | - 32 | 1 439 | 198 | 20 | 218 |
Gecorrigeerd netto recurrent resultaat deel groep:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Netto resultaat - deel groep | 39 874 | 18 708 |
| Correctie voor niet-recurrent resultaat | -1 471 | - 198 |
| Gecorrigeerd netto recurrent resultaat | 38 403 | 18 510 |
De financieringsopbrengsten betreffen de ontvangen interesten op lopende rekeningen met niet-geconsolideerde ondernemingen en op tijdelijke kasoverschotten. De financieringskosten betreffen de interesten op leningen op lange en korte termijn evenals bankkosten en overige financiële kosten.
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Financiële opbrengsten | 120 | 85 |
| Financiële kosten | - 879 | - 824 |
| Wisselresultaten | - 355 | - 857 |
| Financieel resultaat mbt derivaten | - 339 | 919 |
| Financieel resultaat | -1 453 | - 677 |
| Jaar van aanbod | Aantal toegekende opties |
Aantal uitgeoefende opties |
Aantal vervallen opties |
Saldo | Uitoefenprijs (in EUR) |
Uitoefentermijn |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2011 | 22 000 | -2 000 | 20 000 | 56,99 | 1/1/2015 - 31/12/2021 | |
| 2012 | 20 000 | -2 000 | 18 000 | 59,14 | 1/1/2016 - 31/12/2022 | |
| 2013 | 20 000 | 20 000 | 55,50 | 1/1/2017 - 31/12/2023 | ||
| 2014 | 20 000 | 20 000 | 54,71 | 1/1/2018 - 31/12/2024 | ||
| 2015 | 20 000 | 20 000 | 49,15 | 1/1/2019 - 31/12/2025 | ||
| 2016 | 20 000 | 20 000 | 53,09 | 1/1/2020 - 31/12/2026 | ||
| Saldo | 122 000 | 0 | -4 000 | 118 000 |
Het aandelenoptieplan van SIPEF, dat in november 2011 werd goedgekeurd, beoogt de motivatie op lange termijn van de leden van het executief comité en algemene directeuren van de buitenlandse filialen wiens activiteit essentieel is voor het succes van de groep. De opties geven recht op de verwerving van evenveel aandelen SIPEF.
Het remuneratiecomité is belast met de opvolging van dit plan en met de selectie van de begunstigden. De opties worden gratis aangeboden en hebben een looptijd van 10 jaar.
IFRS 2 werd toegepast op de aandelenopties. De reële waarde per 31 december 2016 van de uitstaande opties bedraagt KUSD 1 666 en is berekend aan de hand van het Black & Scholes model, met de volgende kenmerken:
| Jaar toekenning | Beurskoers (in EUR) |
Dividend rendement |
Volatiliteit | Intrestvoet | Verwachte levensduur |
Black & Scholes waarde (in EUR) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2011 | 58,00 | 2,50% | 38,29 | 3,59% | 5,00 | 18,37 |
| 2012 | 58,50 | 2,50% | 37,55 | 0,90% | 5,00 | 15,07 |
| 2013 | 57,70 | 2,50% | 29,69 | 1,36% | 5,00 | 12,72 |
| 2014 | 47,68 | 2,50% | 24,83 | 0,15% | 5,00 | 5,34 |
| 2015 | 52,77 | 2,50% | 22,29 | 0,07% | 5,00 | 8,03 |
| 2016 | 60,49 | 3,00% | 19,40 | -0,37% | 5,00 | 8,38 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
In 2016 werden 20 000 nieuwe aandelenopties toegekend met een uitoefenprijs van EUR 53,09 per aandeel. De reële waarde bij toekenning werd vastgelegd op KUSD 176 en wordt over de 'vesting'-periode van 3 jaar (2017-2019) in resultaat genomen.
Ter indekking van de uitstaande optieverplichtingen heeft SIPEF in totaal 110 000 aandelen in portefeuille.
| Aantal aandelen | Gemiddelde aankoopprijs (in EUR) |
Totale aankoopprijs (in KEUR) |
Totale aankoopprijs (in KUSD) |
|
|---|---|---|---|---|
| Beginsaldo 31/12/2015 | 100 000 | 53,24 | 5 324 | 6 817 |
| Inkoop eigen aandelen | 10 000 | 57,35 | 573 | 608 |
| Verkoop eigen aandelen | 0 | 0,00 | 0 | 0 |
| Eindsaldo 31/12/2016 | 110 000 | 53,61 | 5 897 | 7 425 |
De buitengewone algemene vergadering van 11 februari 2015 heeft de raad van bestuur gemachtigd om, indien nodig geacht, eigen aandelen van SIPEF aan te kopen gedurende een periode van 5 jaar na bekendmaking van haar beslissing.
De aansluiting tussen de belastinglasten en de toepasselijke lokale belastingtarieven wordt als volgt voorgesteld:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Resultaat voor belasting | 46 026 | 20 770 |
| Belastingen aan gangbare lokale belastingvoeten | -12 512 | -5 513 |
| Gemiddelde toepasselijke belastingtarief | 27,18% | 26,54% |
| Permanente verschillen | - 577 | 1 359 |
| Uitgestelde belastingen op overgedragen verliezen uit het verleden | 705 | -1 102 |
| Uitgestelde belastingen op vaste activa als gevolg van wisselkoersverschillen | 0 | - 929 |
| Belastinglast | -12 384 | -6 185 |
| Gemiddelde effectieve belastingtarief | 26,91% | 29,78% |
We ontvingen van de Indonesische tax authoriteiten de formele goedkeuring dat met ingang van boekjaar 2014 onze Indonesische filialen de toestemming hebben om hun tax aangifte in USD neer te leggen. Van de tax authoriteiten in Papua-Nieuw-Guinea kregen we een toestemming om vanaf 2015 onze tax aangifte op basis van een USD boekhouding te doen. Als gevolg hiervan zijn de uitgestelde belastingen door veranderingen in wisselkoers fel gereduceerd in 2015 en hebben zij enkel nog betrekking op Sipef NV en Jabelmalux SA. Voor Sipef NV en Jabelmalux SA hebben we een gelijkaardige toestemming verkregen met effect vanaf boekjaar 2016, waardoor deze in 2016 helemaal verdwijnen.
De uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen worden per fiscale entiteit gesaldeerd. Dit leidt tot de volgende opsplitsing naar uitgestelde belastingvorderingen en uitgestelde belastingverplichtingen:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Uitgestelde belastingen actief | 15 805 | 16 222 |
| Uitgestelde belastingen passief | -31 582 | -30 632 |
| Netto uitgestelde belastingen | -15 777 | -14 410 |
De bewegingen in de netto uitgestelde belastingen (vorderingen - verplichtingen) zijn:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Openingssaldo | -14 410 | -15 388 |
| Variatie (- kost ) / (+ opbrengst) via de winst- en verliesrekening | -1 453 | 850 |
| Tax impact IAS 19R via totaal resultaat | 95 | 144 |
| Andere | - 9 | - 16 |
| Eindsaldo | -15 777 | -14 410 |
De uitgestelde belastingen zijn het resultaat van:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Toevoeging/(gebruik) van fiscaal overgedragen verliezen | -5 332 | 1 662 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - IAS 41 herwaardering |
-614 | 153 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - vaste activa | - 1 791 | 30 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - pensioenvoorziening |
232 | - 106 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - voorraadwaardering |
- 223 | 214 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - andere | 6 275 | - 1 103 |
| Totaal | -1 453 | 850 |
Het gebruik van fiscaal overgedragen verliezen heeft voornamelijk betrekking op Sipef NV. Bij de conversie naar USD werden deze statutaire verliezen helemaal opgebruikt als gevolg van de conversie van de lange termijn vorderingen en -leningen. Op groepsniveau had dit geen resultaatseffect op de uitgestelde belastingen, daar dit voorgaande jaren reeds voorzien werd. We vinden de tegenpost terug in 'andere'.
De totale uitgestelde belastingvorderingen worden niet integraal opgenomen in de balans. Volgende indeling kan gemaakt worden naar totale, niet-opgenomen en opgenomen uitgestelde belastingen:
| 2016 | |||
|---|---|---|---|
| In KUSD | Totaal | Niet opgenomen | Opgenomen |
| Biologische Activa | -1 127 | -1 127 | |
| Overige vaste activa | -25 009 | -25 009 | |
| Voorraden | -2 742 | -2 742 | |
| Pensioenvoorziening | 2 832 | 2 832 | |
| Fiscale verliezen | 12 924 | 3 817 | 9 107 |
| Overige | 1 162 | 1 162 | |
| Totaal | -11 960 | 3 817 | -15 777 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
Het merendeel van de niet-opgenomen uitgestelde belastingvorderingen per eind 2016 bevindt zich bij de maatschappijen van de UMW-groep (KUSD 1 318) en de Musi Rawas-groep (KUSD 719), voornamelijk veroorzaakt door de beperkte overdraagbaarheid in de tijd (max 5 jaar) en bij Jabelmalux SA (KUSD 1 516).De uitgestelde belastingvorderingen voor fiscale verliezen worden steeds opgezet en aangepast op basis van de meest recent beschikbare lange termijnplannen.
Tengevolge een aanpassing aan de tax aangifte van 2014 van Hargy Oil Palms Ltd, vond er een verschuiving plaats tussen de uitgestelde belastingvorderingen voor fiscale verliezen (KUSD -12 564) en deze voor overige vaste activa (KUSD +12 564).
De totale fiscale verliezen (opgenomen en niet opgenomen) hebben de volgende maturiteit:
| 2016 | |||
|---|---|---|---|
| In KUSD | Totaal | Niet opgenomen | Opgenomen |
| 1 jaar | 9 696 | 2 733 | 6 963 |
| 2 jaar | 11 440 | 3 721 | 7 719 |
| 3 jaar | 7 077 | 1 763 | 5 314 |
| 4 jaar | 7 564 | 426 | 7 138 |
| 5 jaar | 824 | 562 | 262 |
| Onbeperkt | 12 917 | 5 188 | 7 729 |
| Totaal | 49 518 | 14 393 | 35 125 |
De netto te betalen belastingen betreffen hoofdzakelijk te betalen belastingen in Indonesië.
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Terug te vorderen belastingen | 4 084 | 5 224 |
| Te betalen belastingen | -5 651 | - 229 |
| Netto te betalen belastingen | -1 567 | 4 995 |
| In KUSD | 2016 | 2015* |
| Netto te betalen belastingen begin periode | 4 995 | 1 561 |
| Variatie perimeter | 0 | 0 |
| Netto te betalen belastingen einde periode | -1 567 | 4 995 |
|---|---|---|
| Betaalde belastingen | 4 369 | 10 469 |
| Te betalen belastingen | -10 931 | -7 035 |
| Reclassificatie naar passiva verbonden met activa bestemd voor verkoop |
0 | 0 |
| Overboekingen | 0 | 0 |
De betaalde belastingen zoals weergegeven in het kasstroomoverzicht zijn samengesteld uit de volgende elementen:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Belastinglast | -12 384 | -6 185 |
| Uitgestelde belastingen | 1 453 | - 850 |
| Actuele belastingen | -10 931 | -7 035 |
| Variatie vooruitbetaalde belastingen | 1 140 | 1 527 |
| Variatie te betalen belastingen | 5 422 | -4 961 |
| Betaalde belastingen | -4 369 | -10 469 |
| Entiteit | Locatie | Controle % | Belangen % |
|---|---|---|---|
| PT Agro Muko | Jakarta / Indonesië | 47,29 | 44,93 |
| Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd | Singapore / Republiek Singapore | 38,00 | 38,00 |
| PT Timbang Deli Indonesia | Medan / Indonesië | 38,00 | 36,10 |
| BDM NV | Antwerpen / België | 50,00 | 50,00 |
| ASCO NV | Antwerpen / België | 50,00 | 50,00 |
De SIPEF-groep heeft de volgende belangen- en controlepercentages in de geassocieerde deelnemingen en joint ventures:
De investeringen in geassocieerde ondernemingen en joint ventures bestaan uit 2 sectoren:
De tropische landbouw - PT Agro Muko, PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd
De verzekeringsbranche - BDM NV en ASCO NV
De groep heeft een deelname van 44,93% in PT Agro Muko, een onderneming gelegen op het eiland Sumatra in Indonesië. PT Agro Muko is actief in zowel palmolie als rubber. PT Agro Muko is een private onderneming die niet beursgenoteerd is. PT Agro Muko wordt in overeenstemming met IFRS 11 geclassificeerd als een joint venture en wordt bijgevolg opgenomen via de vermogensmutatiemethode.
Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd (VBS) is een nieuw opgerichte vennootschap gelegen in Singapore. Per 1 januari 2014 heeft de groep een belang van 38% in VBS. Deze vennootschap is een samenwerking tussen Ultra Oleom PTE Ltd (52%), Sipef NV (38%) en Biosing Pte (10%) en heeft als doel om onderzoek en ontwikkeling te doen naar hoge rendementszaden met het oog om deze te commercialiseren
De groep behoudt een deelname van 36,10% in PT Timbang Deli, een onderneming gelegen op het eiland Sumatra in Indonesië. PT Timbang Deli is actief in het verbouwen van rubber. Naar aanleiding van de "Share Swap agreement" met Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd heeft de Sipef groep 95% van de totale aandelen van PT Timbang Deli ingebracht in Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd.
De groep houdt een belang van 50% aan in de verzekeringsgroep BDM NV en ASCO NV, dewelke zich vooral richten tot de maritieme en de industriële verzekeringen. BDM NV is een verzekeringsagent voor o.a. ASCO NV, alsook voor een aantal grote internationale verzekeraars om zo risicodekking in bepaalde niche-markten aan te bieden. Het resterende belang van 50% in BDM NV en ASCO NV wordt aangehouden door de Ackermans & Van Haaren groep.
De totale post van het actief 'geassocieerde ondernemingen en joint ventures' kan als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| PT Agro Muko | 43 217 | 38 594 |
| Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd | 6 855 | 7 350 |
| PT Timbang Deli Indonesia | 1 897 | 2 335 |
| Verzekeringen (BDM NV en ASCO NV) | 8 968 | 8 596 |
| Totaal | 60 937 | 56 875 |
De totale post "Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures" kan als volgt worden samengevat:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| PT Agro Muko | 9 323 | 6 366 |
| Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd | - 495 | - 517 |
| PT Timbang Deli Indonesia | - 428 | - 70 |
| Verzekeringen (BDM NV en ASCO NV) | 659 | 176 |
| Totaal resultaat | 9 059 | 5 955 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
Aangezien de impact van de verzekeringsbranche op de geconsolideerde financiële staten gering is, worden de verkorte financiële staten niet apart weergegeven.
De geassocieerde ondernemingen en joint ventures in de tropische landbouw bevatten tot op heden:
Hieronder worden de verkorte financiële staten van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures weergegeven. Deze financiële staten werden opgesteld volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties en exclusief goodwill
| PT Agro Muko | Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd |
PT Timbang Deli | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2016 | 2015* | 2016 | 2015* | 2016 | 2015* |
| Biologische activa | 34 934 | 33 411 | 0 | 0 | 3 816 | 4 152 |
| Overige vaste activa | 29 508 | 29 541 | 23 621 | 23 625 | 5 890 | 2 942 |
| Vlottende activa | 17 669 | 16 156 | 6 520 | 5 159 | 651 | 944 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 17 634 | 8 272 | 110 | 72 | 446 | 882 |
| Totaal activa | 99 745 | 87 380 | 30 251 | 28 856 | 10 803 | 8 920 |
| Langlopende verplichtingen | 7 110 | 6 074 | 0 | 0 | 1 200 | 1 178 |
| Financiële schulden op lange termijn |
0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Kortlopende verplichtingen | 7 956 | 6 404 | 6 138 | 3 441 | 6 586 | 3 509 |
| Financiële schulden op korte termijn |
0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Eigen vermogen | 84 679 | 74 902 | 24 113 | 25 415 | 3 017 | 4 233 |
| Totaal passiva | 99 745 | 87 380 | 30 251 | 28 856 | 10 803 | 8 920 |
Hieronder worden de verkorte winst- en verliesrekeningen van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures weergegeven. Deze werden opgesteld volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties.
| PT Agro Muko | Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd |
PT Timbang Deli | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2016 | 2015* | 2016 | 2015* | 2016 | 2015* |
| Opname in de consolidatie: | 47,29% | 47,29% | 38,00% | 38,00% | 36,10% | 36,10% |
| Omzet | 60 912 | 50 619 | 0 | 0 | 2 141 | 2 300 |
| Afschrijvingen | 4 597 | 4 350 | 6 | 3 | 546 | 165 |
| Interestopbrengsten | 20 | 27 | 0 | 0 | 4 | 4 |
| Interestkosten | 0 | 0 | 0 | 7 | 32 | 0 |
| Netto resultaat | 19 714 | 13 462 | -1 303 | -1 360 | -1 186 | - 194 |
| Gedeelte in de consolidatie | 9 323 | 6 366 | - 495 | - 517 | - 428 | - 70 |
| Totaal deel van de groep | 8 857 | 6 048 | - 495 | - 517 | - 428 | - 70 |
| Totaal deel derden | 466 | 318 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal | 9 323 | 6 366 | - 495 | - 517 | - 428 | - 70 |
Deze tabellen werden opgesteld op basis van de IFRS - cijfers zoals opgenomen in de consolidatie, volgens de waarderingsregels van de SIPEF-groep, voor toewijzing van goodwill.
| PT Agro Muko | Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd |
PT Timbang Deli | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2016 | 2015* | 2016 | 2015* | 2016 | 2015* |
| Eigen vermogen zonder goodwill | 84 679 | 74 902 | 24 113 | 25 415 | 3 017 | 4 233 |
| Deel groep | 40 046 | 35 423 | 9 162 | 9 657 | 1 090 | 1 528 |
| Goodwill | 3 171 | 3 171 | 0 | 0 | 807 | 807 |
| Equity elimination PT Timbang Deli | 0 | 0 | -2 307 | -2 307 | 0 | 0 |
| Totaal deel groep | 43 217 | 38 594 | 6 855 | 7 350 | 1 897 | 2 335 |
| Verzekeringen | ||
|---|---|---|
| In KUSD | 2016 | 2015* |
| Eigen vermogen zonder goodwill | 17 936 | 17 192 |
| Totaal deel groep | 8 968 | 8 596 |
Gedurende het jaar werden de volgende dividenden ontvangen:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| PT Agro Muko | 4 729 | 7 094 |
| BDM NV | 0 | 221 |
| Totaal | 4 729 | 7 315 |
Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen naar de groep.
* We verwijzen naar toelichting 36 voor bijkomende informatie met betrekking tot de herwerkte vergelijkende cijfers van 2015
In het verlengde van de gestegen bedrijfswinst lag de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten in 2016 (KUSD 74 391) beduidend hoger dan deze van 2015 (KUSD 49 890).
De stijging van het werkkapitaal met KUSD 18 804 is voornamelijk het gevolg van verhoogde productievolumes in het vierde kwartaal en een tijdelijke stijging van open (nog niet vervallen) klantenvorderingen. Eind januari 2017 was deze klantenbalans al terug gedaald met ongeveer USD 15 miljoen.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
Bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteit wordt de groep blootgesteld aan verschillende risico's, waaronder de schommelingen in de marktprijzen van de basisproducten, valuta- , rente-, krediet- en liquiditeitsrisico's. Derivaten worden in beperkte mate gebruikt om het risico voor de groep verbonden aan de schommelingen van de wisselkoersen en de rente te verminderen.
SIPEF-groep staat bloot aan structurele grondstoffenprijsrisico's. Het risico heeft voornamelijk betrekking op palmolie/palmpitolie en in mindere mate rubber. Een verandering van de palmolieprijs met USD 10 CIF per ton heeft een impact van ongeveer KUSD 2 300 (zonder rekening te houden met de export tax in Indonesië) op het resultaat na belasting. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De groep wordt geconfronteerd met transactionele risico's op verkochte goederen. Het transactioneel risico is het risico dat de prijs van de grondstoffen aangekocht van derden schommelt tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met de klant en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De meerderheid van de dochterondernemingen hebben als functionele valuta de US dollar. Het wisselkoersrisico waaraan de groep blootgesteld is, kan opgesplitst worden in drie types: structurele risico's, transactionele risico's en omrekeningsrisico's:
Aangezien alle activiteiten zich buiten de USD-zone bevinden (Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea, Ivoorkust en Europa) zijn de kostprijzen van de SIPEF-groep voor een deel in andere munten uitgedrukt. Elke wijziging in de USD-lokale valuta wisselkoers heeft een aanzienlijke invloed op de bedrijfsresultaten van de onderneming. Het merendeel van dit structurele risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De groep is ook onderhevig aan transactionele risico's met betrekking tot de valuta's, namelijk het risico dat wisselkoersen schommelen tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met een klant, leverancier of financiële instelling en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Zulke risico's worden, met uitzondering van een natuurlijke indekking, niet ingedekt gezien de relatief korte looptijd van de meeste verplichtingen en vorderingen.
De verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding in Indonesië zijn echter significante langetermijnschulden die volledig betaalbaar zijn in IDR. Een devaluatie of revaluatie van 10% van de IDR ten opzichte van de USD heeft de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:
| In KUSD | IDR Dev 10% | Boekwaarde | IDR Rev 10% |
|---|---|---|---|
| Pensioenverplichtingen in Indonesië | 12 734 | 14 007 | 15 563 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening | 1 273 | -1 556 |
De verplichting voor personeelsbeloningen bestaat voor KUSD 11 329 uit de integraal geconsolideerde Indonesische entiteiten en voor KUSD 2 678 uit de Indonesische entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Agro Muko en PT Timbang Deli).
Daarnaast heeft de raad van bestuur op 14 februari 2017 de uitbetaling van KEUR 11 190 (EUR 1,25 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. In het kader van onze liquiditeits- en valutapolitiek werd het wisselkoersrisico voor de uitbetaling van dit dividend in 5 schijven ingedekt door de verkoop van KUSD 12 287 voor KEUR 11 190 (gemiddelde wisselkoers van 0,9107).
Voor wat de indekking van het dividend betreft voor jaareinde heeft een devaluatie of revaluatie van 10% van de EUR ten opzichte van de USD aan slotkoers de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:
| In KUSD | IDR Dev 10% | Boekwaarde | IDR Rev 10% |
|---|---|---|---|
| Dividend | 8 522 | 9 469 | 10 416 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening | - 947 | 947 |
De SIPEF-groep is een internationaal bedrijf met vestigingen die niet in USD rapporteren. Als dergelijke resultaten geconsolideerd worden in de rekeningen van de groep, staat het omgerekende bedrag bloot aan waardeschommelingen van de lokale valuta's ten opzichte van de USD. SIPEF-groep dekt dit risico niet in (zie waarderingsregels).
Gezien vanaf 1 januari 2007 de functionele valuta van het merendeel van de activiteiten dezelfde is als de rapporteringsmunt werd dit risico grotendeels beperkt.
De blootstelling van de groep aan rentevoetschommelingen houdt verband met de financiële verplichtingen van de groep. Eind december 2016 bedroegen de netto financiële activa/(verplichtingen) KUSD - 45 061 (2015: KUSD -50 521), waarvan KUSD 62 265 korte termijn financiële verplichtingen (2015: KUSD 69 649) en KUSD 17 204 netto korte termijnbeleggingen (2015: KUSD 19 128). Er zijn per eind december 2016 geen leningen met een looptijd van meer dan 1 jaar. Aangezien alle schulden op korte termijn aan variabele intrestvoeten onderworpen zijn, zijn wij van mening dat een wijziging van 0,5% op de intrestvoet geen materiële impact zal hebben. De beschikbare financiële middelen worden op korte termijn belegd onder de vorm van termijndeposito's.
Het kredietrisico is het risico dat één van de contracterende partijen zijn verplichtingen niet nakomt waardoor er voor de andere partij een verlies kan ontstaan. Dit kredietrisico kan opgesplitst worden in een commercieel en financieel kredietrisico. Aangaande het commerciële kredietrisico heeft het management een kredietpolitiek uitgewerkt en de blootstelling aan dit kredietrisico wordt continu opgevolgd. In de praktijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Vorderingen uit de verkopen van palmolie, rubber en thee | 39 280 | 22 237 |
| Vorderingen uit de verkopen van bananen en planten | 1 121 | 564 |
| Totaal | 40 401 | 22 801 |
Het kredietrisico bij de eerste categorie is eerder beperkt gezien deze verkopen voor een groot deel onmiddellijk betaald worden tegen afgifte van de eigendomsdocumenten. Daarnaast betreft het een beperkt aantal hoog aangeschreven klanten: per product wordt ca 90% van de omzet gerealiseerd door maximaal 10 klanten. Voor palmolie zijn er twee klanten die elks afzonderlijk meer dan 30% van de omzet vertegenwoordigen. Voor rubber en thee is er telkens één klant die meer dan 30% van de omzet vertegenwoordigt. In tegenstelling tot de eerste categorie is het kredietrisico van de vorderingen uit de verkopen van bananen en planten groter.
Voor beide categoriën bestaat er een wekelijkse opvolging van de openstaande saldi en een actief aanmaningsbeleid. Waardeverminderingen worden opgenomen als volledige of gedeeltelijke inning onwaarschijnlijk is geworden. Elementen die bij deze beoordeling in aanmerking worden genomen zijn voornamelijk de mate van betalingsachterstand en kredietwaardigheid van de klant.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De vorderingen uit de verkoop van bananen en planten hebben de volgende vervaldagenstructuur:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Niet vervallen | 749 | 452 |
| Vervallen < 30 dagen | 352 | 32 |
| Vervallen tussen 30 en 60 dagen | 20 | 79 |
| Vervallen tussen 60 en 90 dagen | 0 | 1 |
| Totaal | 1 121 | 564 |
In 2016 werd er in het totaal voor KUSD 18 waardeverminderingen op vorderingen in de resultatenrekening opgenomen. Deze waardeverminderingen hebben grotendeels betrekking op handelsvorderingen uit diverse verkopen (materiaal, …) aan lokale klanten.
De waardeverminderingen op handelsvorderingen in 2015 (KUSD 657) hadden betrekking op handelsvorderingen uit diverse verkopen (materiaal, …) aan lokale klanten alsook vorderingen op onze smallholders in Papoea-Nieuw-Guinea.
Een materieel en aanhoudend tekort in onze kasstromen zou onze kredietwaardigheid en het vertrouwen van investeerders kunnen schaden en zou het vermogen van de groep om kapitaal aan te trekken kunnen beperken. De operationele kasstroom biedt de middelen om de financiële verplichtingen te financieren en de aandeelhouderswaarde te verbeteren. De groep beheerst de liquiditeitsrisico's door middel van kortetermijn- en langetermijnschattingen van toekomstige kasstromen. SIPEF-groep houdt toegang tot de kapitaalmarkten door middel van kort- en langlopende schuldprogramma's.
De volgende tabel geeft de contractueel overeengekomen (niet-verdisconteerde) kasstromen voortvloeiend uit schulden op balansdatum:
| 2016 - In KUSD | Boekwaarde | Contractuele kasstromen |
Minder dan 1 jaar |
1-2 jaar | 2-3 jaar | 3-4 jaar | Meer dan 5 jaar |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar |
|||||||
| Handelsschulden | 16 630 | -16 630 | -16 630 | ||||
| Ontvangen voorschotten | 11 | - 11 | - 11 | ||||
| Financiële verplichtingen < 1 jaar |
|||||||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar |
|||||||
| Financiële verplichtingen | 62 265 | -62 292 | -62 292 | ||||
| Derivaten | 1 176 | -1 176 | -1 176 | ||||
| Andere kortlopende verplichtingen |
|||||||
| Kortlopende verplichtingen | 80 082 | -80 109 | -80 109 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| 2015 - In KUSD | Boekwaarde | Contractuele kasstromen |
Minder dan 1 jaar |
1-2 jaar | 2-3 jaar | 3-4 jaar | Meer dan 5 jaar |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar |
|||||||
| Handelsschulden | 11 675 | -11 675 | -11 675 | ||||
| Ontvangen voorschotten | 285 | - 285 | - 285 | ||||
| Financiële verplichtingen < 1 jaar |
|||||||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar |
|||||||
| Financiële verplichtingen | 69 649 | -69 673 | -69 673 | ||||
| Derivaten | 837 | - 837 | - 837 | ||||
| Andere kortlopende verplichtingen |
|||||||
| Kortlopende verplichtingen | 82 446 | -82 470 | -82 470 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Teneinde het financiële kredietrisico te beperken heeft SIPEF haar belangrijkste activiteiten bij een beperkte groep banken met een hoge kredietwaardigheid ondergebracht. In 2016 waren er zoals voorgaande jaren geen inbreuken op de voorwaarden vermeld in de kredietovereenkomsten noch tekortkomingen in de aflossingen.
De reële waarden van de derivaten zijn:
| In KUSD | 2016 | 2015* |
|---|---|---|
| Termijnwisselverrichtingen | -1 176 | - 837 |
| Renteswaps | 0 | 0 |
| Reële waarde (+ = actief; - = verplichting) | -1 176 | - 837 |
Overeenkomstig IFRS 13 werden de financiële instrumenten gegroepeerd in 3 niveaus volgens de mate waarin de reële waarde vastgesteld kan worden:
De reële waarde van de termijnwisselverrichting berekend op basis van de slotkoers per 31 december 2016 werd eveneens ondergebracht in niveau 2.
Het notioneel bedrag van de termijnwisselcontracten bedraagt KUSD 30 338.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De volgende tabel geeft de financiële instrumenten per categorie weer per eind 2016 en eind 2015. De boekwaarde van de financiële vaste activa en passiva benaderen de reële waarde gezien de kortlopende aard van de financiële instrumenten, behalve voor de activa beschikbaar voor verkoop, dewelke tegen aanschaffingswaarde worden gewaardeerd aangezien er geen betrouwbare informatie ter beschikking is. De financiële instrumenten worden ondergebracht onder niveau 2.
| 2016 - In KUSD | Activa beschikbaar voor verkoop |
Leningen en vorderingen |
Derivaten | Totaal boekwaarde |
|---|---|---|---|---|
| (1) | ||||
| Financiële activa | ||||
| Andere investeringen | 22 | 22 | ||
| Andere financiële activa | 0 | |||
| Vorderingen > 1 jaar | ||||
| Overige vorderingen | 8 323 | 8 323 | ||
| Totaal financiële vaste activa | 22 | 8 323 | 0 | 8 345 |
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | ||||
| Handelsvorderingen | 40 401 | 40 401 | ||
| Investeringen | ||||
| Andere investeringen en beleggingen | 0 | |||
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 17 204 | 17 204 | ||
| Derivaten | 0 | |||
| Totaal financiële vlottende activa | 0 | 57 605 | 0 | 57 605 |
| Totaal financiële activa | 22 | 65 928 | 0 | 65 950 |
| Derivaten | Andere verplichtingen |
Totaal boekwaarde |
|
|---|---|---|---|
| (2) | |||
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar |
0 | ||
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | 0 | ||
| Totaal langlopende financiële verplichtingen | 0 | 0 | 0 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar |
|||
| Handelsschulden | 16 630 | 16 630 | |
| Ontvangen voorschotten | 11 | 11 | |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | |||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | 0 | ||
| Financiële verplichtingen | 62 265 | 62 265 | |
| Derivaten | 1 176 | 1 176 | |
| Totaal kortlopende financiële verplichtingen | 1 176 | 78 906 | 80 082 |
| Totaal financiële verplichtingen | 1 176 | 78 906 | 80 082 |
(1) worden technisch beschouwd als aangehouden voor handelsdoeleinden onder IAS39
(2) tegen geamortiseerde kostprijs
| 2015 - In KUSD | Activa beschikbaar voor verkoop |
Leningen en vorderingen |
Derivaten | Totaal boekwaarde |
|---|---|---|---|---|
| (1) | ||||
| Financiële activa | ||||
| Andere investeringen | 3 822 | 3 822 | ||
| Andere financiële activa | 0 | |||
| Vorderingen > 1 jaar | ||||
| Overige vorderingen | 0 | |||
| Totaal financiële vaste activa | 3 822 | 0 | 0 | 3 822 |
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | ||||
| Handelsvorderingen | 22 801 | 22 801 | ||
| Investeringen | ||||
| Andere investeringen en beleggingen | 0 | |||
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 19 128 | 19 128 | ||
| Derivaten | 0 | |||
| Totaal financiële vlottende activa | 0 | 41 929 | 0 | 41 929 |
| Totaal financiële activa | 3 822 | 41 929 | 0 | 45 751 |
| Derivaten | Andere verplichtingen |
Totaal boekwaarde |
|
|---|---|---|---|
| (2) | |||
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar |
0 | ||
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | 0 | ||
| Totaal langlopende financiële verplichtingen | 0 | 0 | 0 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar |
|||
| Handelsschulden | 11 675 | 11 675 | |
| Ontvangen voorschotten | 285 | 285 | |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | |||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | 0 | ||
| Financiële verplichtingen | 69 649 | 69 649 | |
| Derivaten | 837 | 837 | |
| Totaal kortlopende financiële verplichtingen | 837 | 81 609 | 82 446 |
| Totaal financiële verplichtingen | 837 | 81 609 | 82 446 |
(1) worden technisch beschouwd als aangehouden voor handelsdoeleinden onder IAS39
(2) tegen geamortiseerde kostprijs
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De bijdrage van de financiële instrumenten per categorie tot het nettoresultaat wordt als volgt voorgesteld:
| 2016 - In KUSD | Activa beschikbaar voor verkoop |
Leningen en vorderingen |
Geldmiddelen | Derivaten | Geamortiseerde kostprijs |
Totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Omzet | 0 | |||||
| Verkoop-, algemene- en beheerskosten |
0 | |||||
| Overige bedrijfsopbrengsten/ (kosten) |
0 | |||||
| Totaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Financieringsopbrengsten | 31 | 89 | 120 | |||
| Financieringskosten | - 177 | - 702 | - 879 | |||
| Derivaten aangehouden voor handelsdoeleinden |
- 339 | - 339 | ||||
| Totaal | 0 | - 146 | - 613 | - 339 | 0 | -1 098 |
| 2015 - In KUSD | Activa beschikbaar voor verkoop |
Leningen en vorderingen |
Geldmiddelen | Derivaten | Geamortiseerde kostprijs |
Totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Omzet | 0 | |||||
| Verkoop-, algemene- en beheerskosten |
0 | |||||
| Overige bedrijfsopbrengsten/ (kosten) |
0 | |||||
| Totaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Financieringsopbrengsten | 1 | 80 | 81 | |||
| Financieringskosten | - 297 | - 523 | - 820 | |||
| Derivaten aangehouden voor handelsdoeleinden |
919 | 919 | ||||
| Totaal | 0 | - 296 | - 443 | 919 | 0 | 180 |
De groep huurt bedrijfsruimtes, bedrijfsmateriaal en wagens onder een aantal operationele lease-overeenkomsten. De vervaldagstructuur van de toekomstige minimale leasebetalingen onder deze niet-opzegbare lease-overeenkomsten is:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| 1 jaar | 279 | 298 |
| 2 jaar | 62 | 81 |
| 3 jaar | 36 | 29 |
| 4 jaar | 34 | 2 |
| 5 jaar | 22 | 0 |
| 433 | 410 |
Tijdens het boekjaar werd voor KUSD 322 (tegenover KUSD 327 in 2015) lasten erkend.
In 2010 werden in het kader van een verdere herstructurering van de financiering van de groep, de lopende financiële leasingcontracten beëindigd.
Er werden in 2016 geen waarborgen gesteld door derden voor rekening van de onderneming en voor rekening van de filialen.
Diverse rechten en verplichtingen vertegenwoordigen call-opties (KUSD -100) en put-opties (KUSD 65) op de activa van het segment verzekering.
Nihil
De verplichtingen voor het leveren van goederen (palmproducten, rubber, thee en bananen en planten) na jaareinde kaderen binnen de normale verkoopstermijn van ongeveer 3 maanden vóór effectieve leveringsdatum. Deze worden als dusdanig niet aanzien als termijnverkopen.
Management met sleutelposities is gedefinieerd als de raad van bestuur en het executief comité van de groep. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de vergoedingen:
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Bestuurdersvergoedingen | ||
| Vaste vergoeding | 305 | 294 |
| Kortetermijnpersoneelsbeloningen | 1 702 | 2 103 |
| Aandelenopties | 87 | 97 |
| Groepsverzekering | 508 | 507 |
| Voordeel in natura (bedrijfswagen+ GSM) | 34 | 44 |
| Totaal | 2 636 | 3 045 |
De bedragen worden uitbetaald in EUR. Het uitbetaalde bedrag in 2016 is KEUR 2 388 (2015: KEUR 2 758). De daling van KEUR 370 is voornamelijk het gevolg van een lagere variabele vergoeding uitgekeerd in 2016 in vergelijking met 2015.
Vanaf boekjaar 2007 worden er vaste vergoedingen betaald aan de leden van de raad van bestuur, het auditcomité en het remuneratiecomité.
In het kader van de informatieverschaffing over verbonden partijen zijn de relaties immaterieel, met uitzondering van een sinds 1985 bestaande huurovereenkomst tussen Cabra NV en SIPEF aangaande de kantoren en de bijhorende parkings te Kasteel Calesberg te Schoten. De jaarlijkse geïndexeerde huurprijs bedraagt KUSD 181 (KEUR 163) en er wordt tevens KUSD 73 (KEUR 66) gefactureerd voor deelname in de onderhoudskosten van gebouwen, parkings en park.
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
De relaties tussen SIPEF en de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité worden verder beschreven in de sectie 'Verklaring inzake deugdelijk bestuur' van dit verslag.
Transacties met verwante partijen betreffen voornamelijk handelstransacties en zijn gebaseerd op het "at arm's length" principe. De kosten en opbrengsten met betrekking tot deze transacties zijn immaterieel in het kader van de geconsolideerde jaarrekening.
Balansposities en transacties binnen de groep en de dochterondernemingen worden geëlimineerd in de consolidatie en worden niet verder opgenomen in deze toelichtingen. Transacties tussen de groep en andere verbonden ondernemingen (voornamelijk PT Agro Muko) worden hieronder verder toegelicht.
De volgende tabel geeft de totalen van de transacties weer die gedurende het boekjaar hebben plaatsgevonden tussen de groep en de joint ventures PT Agro Muko, PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd aan 100%:
| In KUSD | PT Agro Muko | PT Timbang Deli | Verdant Bioscience Singapore |
|---|---|---|---|
| Totaal verkopen gedurende het boekjaar | 2 958 | 395 | 0 |
| Totaal aankopen gedurende het boekjaar | 57 224 | 1 673 | 0 |
| Totale vordering per 31 december 2016 | 1 117 | 5 259 | 2 731 |
| Totale schulden per 31 december 2016 | 3 208 | 267 | 6 520 |
Op 15 februari 2016 werd een overeenkomst tot verkoop van aandelen getekend, die de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd, tegen ongeveer de huidige netto boekwaarde, afrondt.
Door deze overeenkomst werd de onderneming Galley Reach Holdings Ltd - die vorig jaar reeds geclassificeerd stond onder activa aangehouden voor verkoop - gedeconsolideerd. De deconsolidatie werd uitgevoerd per eind februari 2016. De resultaten van Galley Reach Holdings Ltd werden tot dan nog opgenomen in de geconsolideerde financiële staten via de integrale methode.
Per 1 juni 2016 werd de onderneming volledig overgedragen aan de nieuwe eigenaars. Tot dan heeft de SIPEF-groep de resterende producties van Galley Reach Holdings Ltd nog aangekocht en verkocht. Deze transacties werden verwerkt als aankopen van een derde partij.
Van de verkoop werd per 30 juni 2016 reeds een bedrag van KUSD 660 ontvangen. Per 1 juli 2016 werd nog een schijf van KUSD 840 ontvangen. Het resterende gedeelte zal in de loop van de volgende 4 jaren ontvangen worden. Er worden geen intresten ontvangen op deze uitgestelde betalingen. De aanwezige geldmiddelen in Galley Reach Holdings Ltd (KUSD 87) waren reeds vervat in de 'Activa aangehouden voor de verkoop' en verlaten bijgevolg de SIPEF-groep na de verkoop van Galley Reach Holdings Ltd.
De verkoop is gebeurd onder de voorwaarde dat alle landrechten van Galley Reach Holdings Ltd die bij ondertekening inmiddels vervallen waren, succesvol hernieuwd zullen worden. De SIPEF-groep voorziet geen problemen om aan deze voorwaarde te voldoen. Mochten er toch landrechten niet vernieuwd worden door de overheid, dan zal de finale betaling in 2020 proportioneel verminderd worden met maximaal KUSD 1 350.
Bovenvermelde verkoopstransactie heeft het volgende effect op de geconsolideerde balans, winst- en verliesrekening en kasstroom.
| In KUSD | Totaal |
|---|---|
| Overige vorderingen > 1 jaar | 4 983 |
| Andere vlottende activa | 174 |
| Activa aangehouden voor de verkoop | -7 334 |
| Activa aangehouden voor verkoop: geldmiddelen en kasequivalenten | - 88 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 1 500 |
| Totaal activa | - 765 |
| Resultaat tot en met februari 2016 | - 310 |
| Omrekeningsverschillen | - 76 |
| Passiva verbonden met activa aangehouden voor verkoop | - 479 |
| Voorzieningen | 139 |
| Totaal passiva | - 726 |
| Resultaat op de realisatie van financieel vaste activa | - 39 |
| Totaal resultaat nav de verkoop | - 39 |
| Netto-ontvangen (+) / betaalde (-) geldmiddelen | 1 412 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
| Van voortgezette en beëindigde activiteiten | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Basisberekening gewone winst per aandeel | ||
| Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) | 4,50 | 2,11 |
| De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) |
39 874 | 18 708 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen | 8 851 266 | 8 880 661 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari | 8 880 661 | 8 889 740 |
| Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen | - 29 395 | - 9 079 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 8 851 266 | 8 880 661 |
| Verwaterde winst per aandeel | ||
| Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) | 4,50 | 2,11 |
| De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) |
39 874 | 18 708 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen | 8 851 666 | 8 880 661 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt berekend: |
||
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 8 851 266 | 8 880 661 |
| Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden | 400 | 0 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen op 31 december | 8 851 666 | 8 880 661 |
| Van voortgezette activiteiten | ||
| Basisberekening gewone winst per aandeel | ||
| Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) | 4,50 | 2,11 |
| De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) |
39 874 | 18 708 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen | 8 851 266 | 8 880 661 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari | 8 880 661 | 8 889 740 |
| Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen | - 29 395 | - 9 079 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 8 851 266 | 8 880 661 |
| Verwaterde winst per aandeel | ||
| Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) | 4,50 | 2,11 |
| De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) |
39 874 | 18 708 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen | 8 851 666 | 8 880 661 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt berekend: |
||
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 8 851 266 | 8 880 661 |
| Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden | 400 | 0 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen op 31 december | 8 851 666 | 8 880 661 |
In november 2015 werden de wijzigingen aan IAS 16 en IAS 41 – materiële vaste activa en biologische activa – dragende planten goedgekeurd voor toepassing binnen de Europese Unie vanaf ten laatste 1 januari 2016. Door deze wijzigingen vallen de dragende planten onder IAS 16 - materiële vaste activa. Hierdoor moeten de dragende planten terug gewaardeerd worden aan de historische kostprijs in plaats van aan de reële waarde. SIPEF heeft ervoor geopteerd om deze norm vervroegd toe te passen in de financiële staten van 2015.
In eerste instantie werd geoordeeld dat het gedeelte van de biologische activa die conceptueel nog wel onder IAS 41 - biologische activa vallen - over het algemeen de 'groeiende biologische productie' genoemd - niet op een objectieve manier onderscheiden kon worden van de dragende planten en bijgevolg niet op een betrouwbare manier kon gewaardeerd worden. Bijgevolg - en consistent met de interne rapportering - werd de groeiende biologische productie pas gewaardeerd aan de reële waarde op het moment van oogsten in de financiële staten voor de periodes die eindigen op 31 december 2015 en 30 juni 2016.
Nadien werd er binnen de palmoliesector een "benchmark" benadering ontwikkeld om de groeiende biologische productie te definiëren als de olie die de palmvruchten bevatten, zodat de reële waarde van deze onderscheidbare activa betrouwbaar geschat kan worden. De originele beoordeling werd op deze basis bijgesteld en de financiële staten van de voorgaande periodes werden herwerkt.
De beperkte impact van deze herwerking op de winst- en verliesrekening, de balans en de kasstroom wordt hieronder weergegeven:
| In KUSD (verkort) | 2015 | 2015R | Verschil |
|---|---|---|---|
| Omzet | 225 935 | 225 935 | 0 |
| Kostprijs van verkopen | - 181 740 | - 182 285 | - 545 |
| Brutowinst | 44 195 | 43 650 | - 545 |
| Verkoop-, algemene en beheerskosten | - 22 660 | - 22 660 | 0 |
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) | 457 | 457 | 0 |
| Bedrijfsresultaat | 21 992 | 21 447 | - 545 |
| Financieringsopbrengsten | 81 | 81 | 0 |
| Financieringskosten | - 820 | - 820 | 0 |
| Wisselkoersresultaten | 62 | 62 | 0 |
| Financieel resultaat | - 677 | - 677 | 0 |
| Winst voor belastingen | 21 315 | 20 770 | - 545 |
| Belastinglasten | - 6 339 | - 6 185 | 154 |
| Winst na belastingen | 14 976 | 14 585 | - 391 |
| Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 6 115 | 5 955 | - 160 |
| Resultaat van voortgezette activiteiten | 21 091 | 20 540 | - 551 |
| Winst van de periode | 21 091 | 20 540 | - 551 |
| - Minderheidsbelangen | 1 865 | 1 832 | - 33 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 19 226 | 18 708 | - 518 |
| Gewone winst per aandeel / Verwaterde winst per aandeel: | 2,16 | 2,11 | -0,05 |
bij de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep
| In KUSD (verkort) | 2015 | 2015R | Verschil |
|---|---|---|---|
| Immateriële en materiële vaste activa | 242 066 | 242 066 | 0 |
| Biologische activa - dragende planten | 163 505 | 163 505 | 0 |
| Investeringen in geassocieerde ondernemingen en joint ventures | 56 604 | 56 875 | 271 |
| Financiële activa | 3 822 | 3 822 | 0 |
| Uitgestelde belastingvordering | 16 465 | 16 222 | - 243 |
| Totaal vaste activa | 482 462 | 482 490 | 28 |
| Voorraden | 21 301 | 21 301 | 0 |
| Biologische activa | 0 | 1 896 | 1 896 |
| Vorderingen | 44 418 | 44 418 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 19 128 | 19 128 | 0 |
| Andere vlottende activa | 2 377 | 2 377 | 0 |
| Activa aangehouden voor de verkoop | 7 422 | 7 422 | 0 |
| Totaal vlottende activa | 94 646 | 96 542 | 1 896 |
| Totaal activa | 577 108 | 579 032 | 1 924 |
| Voorzieningen | 1 257 | 1 257 | 0 |
| Uitgestelde belastingverplichtingen | 30 363 | 30 632 | 269 |
| Pensioenverplichtingen | 10 509 | 10 509 | 0 |
| Handelsschulden | 25 401 | 25 401 | 0 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 70 486 | 70 486 | 0 |
| Andere kortlopende verplichtingen | 1 439 | 1 439 | 0 |
| Passiva verbonden met activa aangehouden voor de verkoop | 479 | 479 | 0 |
| Totaal schulden | 139 934 | 140 203 | 269 |
| (Netto-impact op het) eigen vermogen: | |||
| Toe te wijzen aan: | |||
| - Minderheidsbelangen | 23 312 | 23 400 | 88 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 413 862 | 415 429 | 1 567 |
| In KUSD (verkort) | 2015 | 2015R | Verschil |
|---|---|---|---|
| Winst voor belastingen | 21 315 | 20 770 | - 545 |
| Gecorrigeerd voor: | |||
| Afschrijvingen | 28 126 | 28 126 | 0 |
| Variatie voorzieningen | - 659 | - 659 | 0 |
| Stock options | 293 | 293 | 0 |
| Variatie reële waarde biologische activa | 0 | 545 | 545 |
| Overige niet kas resultaten | - 320 | - 320 | 0 |
| Hedgereserve en financiële derivaten | - 919 | - 919 | 0 |
| Financiële kosten en opbrengsten | 445 | 445 | 0 |
| Minderwaarden vorderingen | 657 | 657 | 0 |
| Meerwaarden op deelnemingen | 0 | 0 | 0 |
| Resultaat realisatie materiële vaste activa | 952 | 952 | 0 |
| Resultaat realisatie financiële activa | 0 | 0 | 0 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten voor variatie bedrijfskapitaal | 49 890 | 49 890 | 0 |
| Variatie bedrijfskapitaal | - 8 062 | - 8 062 | 0 |
| Betaalde belastingen | - 10 471 | - 10 471 | 0 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na belastingen | 31 357 | 31 357 | 0 |
| Investeringen immateriële en materiële activa | - 49 002 | - 49 002 | 0 |
| Investeringen financiële vaste activa | 0 | 0 | 0 |
| Operationele vrije kasstroom | - 17 645 | - 17 645 | 0 |
| Dividenden ontvangen van geassocieerde deelnemingen | 7 315 | 7 315 | 0 |
| Verkoopprijs vaste activa | 2 132 | 2 132 | 0 |
| Vrije kasstroom | - 8 198 | - 8 198 | 0 |
| Kasstroom uit financieringsactiviteiten | 1 351 | 1 351 | 0 |
| Netto beweging van investering, geldmiddelen en kasequivalenten | - 6 847 | - 6 847 | 0 |
| Netto vrije kasstroom | 27 256 | 27 256 | 0 |
SIPEF zal mogelijk een principeakkoord tekenen met PT Agro Investama Gemilang (AIG) betreffende de verwerving van 95% van de aandelen van PT Dendy Marker Indah Lestari (DMIL) voor een bedrag van KUSD 53 105.
DMIL, opgericht onder Indonesisch recht en gelegen in Musi Rawas Utara, Zuid Sumatra in Indonesië, heeft sinds 1998 permanente landrechten (HGU) en is eigenaar van 6 562 hectaren voorbereide/geplante hectaren oliepalmen met een potentieel om uit te breiden tot een totaal van 9 000 geplante hectaren, bovenop de huidige 2 780 hectaren van omliggende boeren (plasma). Het fruit wordt verwerkt in een palmolie-extractiefabriek met een capaciteit tot 25 ton/uur en de operaties zijn RSPO gecertifieerd.
Met betrekking tot de mogelijke verwerving van een bijkomend belang van 47,71% in PT Agro Muko, zoals in december 2016 aangekondigd, verwacht SIPEF de goedkeuring te ontvangen van de "Capital Investment Coordinating Board" (Badam Koordinasi Penanaman Modal of BKPM) voor de aankoop van het belang van PT Austindo Nusantara Jaya TBK en M.P. Evans Group Plc. Deze transactie zal dan afgerond worden met de finale betaling tot een totaal bedrag van KUSD 144 080.
De raad van bestuur van SIPEF zal aan de aandeelhouders voorstellen om de investeringen in PT Agro Muko en DMIL, zodra succesvol afgerond, te herfinancieren door een combinatie van een kapitaalverhoging met behoud van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders voor een bedrag van maximaal KUSD 97 200 en lange termijn bankschulden voor het resterende bedrag. Op 4 april 2017 zou er een buitengewone algemene vergadering bijeengeroepen kunnen worden om deze kapitaalverhoging goed te keuren.
Voor zover ons bekend, zijn er geen omstandigheden of ontwikkelingen die een belangrijke impact hebben op de verdere evolutie van de groep. De raad van bestuur stelt voor om op 5 juli 2017 een brutodividend van EUR 1,25 per aandeel uit te betalen, wat overeenstemt met een pay-out van 30,98% op de winst, aandeel van de groep, en in lijn met de 'pay-outratio' van vorige jaren.
De auditor van de SIPEF-groep is Deloitte Bedrijfsrevisoren BV o.v.v.e. CVBA vertegenwoordigd door Dirk Cleymans. De auditvergoeding voor het jaarverslag van SIPEF wordt goedgekeurd door de algemene vergadering na het nazicht en goedkeuring door het auditcomité en de raad van bestuur. Deze vergoeding bedraagt KUSD 105 (tegenover KUSD 105 vorig jaar). Voor de ganse groep werd er in 2016 door Deloitte voor KUSD 483 diensten geleverd (tegenover KUSD 477 vorig jaar), waarvan KUSD 154 (2015: KUSD 71) voor niet-auditdiensten.
Overeenkomstig de wettelijke bepalingen, brengen wij u verslag uit in het kader van ons mandaat van commissaris. Dit verslag omvat ons verslag over de geconsolideerde financiële staten, en omvat tevens ons verslag over andere door wet- en regelgeving gestelde eisen. Deze geconsolideerde financiële staten omvatten de geconsolideerde staat van financiële positie op 31 december 2016, de geconsolideerde winst- en verliesrekening, het geconsolideerde overzicht van het totaalresultaat, het geconsolideerde mutatieoverzicht van het eigen vermogen en het geconsolideerde kasstroomoverzicht voor het boekjaar eindigend op die datum, alsmede een overzicht van de belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en toelichtingen.
Wij hebben de controle uitgevoerd van de geconsolideerde financiële staten van Sipef NV ("de vennootschap") en haar dochterondernemingen (samen "de groep"), opgesteld in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS) zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften. De totale activa in de geconsolideerde staat van financiële positie bedragen 615 332 (000) USD en de geconsolideerde winst (aandeel van de groep) van het boekjaar bedraagt 39 874 (000) USD.
De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van een geconsolideerde financiële staten die een getrouw beeld geven in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften, alsook voor het implementeren van een interne controle die ze noodzakelijk acht voor het opstellen van een geconsolideerde financiële staten die geen afwijking van materieel belang bevatten, die het gevolg is van fraude of van fouten.
Het is onze verantwoordelijkheid een oordeel over deze geconsolideerde financiële staten tot uitdrukking te brengen op basis van onze controle. Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens de internationale controlestandaarden (International Standards on Auditing - ISA) zoals deze in België werden aangenomen. Die standaarden vereisen dat wij aan de deontologische vereisten voldoen alsook de controle plannen en uitvoeren teneinde een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat de geconsolideerde financiële staten geen afwijking van materieel belang bevatten.
Een controle omvat werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de in de geconsolideerde financiële staten opgenomen bedragen en toelichtingen. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de beoordeling door de commissaris, met inbegrip van diens inschatting van de risico's van een afwijking van materieel belang in de geconsolideerde financiële staten als gevolg van fraude of van fouten. Bij het maken van die risico-inschatting neemt de commissaris de interne controle van de groep in aanmerking die relevant is voor het opstellen van geconsolideerde financiële staten die een getrouw beeld geven, teneinde controlewerkzaamheden op te zetten die in de gegeven omstandigheden geschikt zijn maar die niet gericht zijn op het geven van een oordeel over de effectiviteit van de interne controle van de groep. Een controle omvat tevens een evaluatie van de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving, de redelijkheid van de door de raad van bestuur gemaakte schattingen, alsmede de presentatie van de geconsolideerde financiële staten als geheel. Wij hebben van de aangestelden en van de raad van bestuur van de groep de voor onze controle vereiste ophelderingen en inlichtingen verkregen.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om daarop ons oordeel te baseren.
Deloitte Bedrijfsrevisoren / Reviseurs d'Entreprises
Burgerlijke vennootschap onder de vorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid / Société civile sous forme d'une société coopérative à responsabilité limitée Registered Office: Gateway building, Luchthaven Nationaal 1 J, B-1930 Zaventem VAT BE 0429.053.863 - RPR Brussel/RPM Bruxelles - IBAN BE 17 2300 0465 6121 - BIC GEBABEBB
Naar ons oordeel geven de geconsolideerde financiële staten van Sipef NV een getrouw beeld van het vermogen en van de financiële toestand van de groep per 31 december 2016, en van haar resultaten en kasstromen over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften.
De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen en voor de inhoud van het jaarverslag over de geconsolideerde financiële staten.
In het kader van ons mandaat en overeenkomstig de Belgische bijkomende norm bij de in België van toepassing zijnde internationale controlestandaarden, is het onze verantwoordelijkheid om, in alle van materieel belang zijnde opzichten, de naleving van bepaalde wettelijke en reglementaire verplichtingen na te gaan. Op grond hiervan doen wij de volgende bijkomende verklaring die niet van aard is om de draagwijdte van ons oordeel over de geconsolideerde financiële staten te wijzigen:
Het jaarverslag over de geconsolideerde financiële staten behandelt de door de wet vereiste inlichtingen, stemt overeen met de geconsolideerde financiële staten en bevat geen van materieel belang zijnde inconsistenties ten aanzien van de informatie waarover wij beschikken in het kader van ons mandaat.
Antwerpen, 10 april 2017
De commissaris
DELOITTE Bedrijfsrevisoren BV o.v.v.e. CVBA Vertegenwoordigd door Dirk Cleymans
De jaarrekening van SIPEF wordt hierna volgens een beknopt schema voorgesteld. Overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen zullen de jaarrekening van SIPEF evenals het jaarverslag en het verslag van de commissaris, bij de Nationale Bank van België neergelegd worden. Deze verslagen kunnen op aanvraag verkregen worden bij:
Alleen de geconsolideerde jaarrekening vervat in de voorafgaande bladzijden geven een correct en betrouwbaar beeld van de financiële situatie en de prestaties van de SIPEF-groep.
Het statutair verslag van de commissaris bevat een oordeel zonder voorbehoud en verklaart dat de niet-geconsolideerde jaarrekening van Sipef NV een getrouw beeld geeft van het vermogen en van de financiële toestand van de vennootschap per 31 december 2016, en van haar resultaten over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, in overeenstemming met het in België van toepassing zijnde boekhoudkundig referentiestelsel.
Voor bijkomende informatie mbt de beknopte jaarrekening van de moedermaatschappij vewijzen we naar de toelichting bij de enkelvoudige jaarrekening op pagina 20.
(na winstverdeling)
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Activa | ||
| Vaste activa | 294 792 | 292 865 |
| Oprichtingskosten | 0 | 0 |
| Immateriële vaste activa | 60 | 41 |
| Materiële vaste activa | 473 | 468 |
| Financiële vaste activa | 294 259 | 292 356 |
| Vlottende activa | 70 074 | 43 565 |
| Vorderingen op meer dan één jaar | 8 323 | 0 |
| Voorraden en bestellingen in uitvoering | 584 | 497 |
| Vorderingen op ten hoogste één jaar | 49 380 | 28 063 |
| Geldbeleggingen | 6 204 | 5 745 |
| Liquide middelen | 5 514 | 9 198 |
| Overlopende rekeningen | 69 | 62 |
| Totaal activa | 364 866 | 336 430 |
| Passiva | ||
| Eigen vermogen | 140 337 | 128 977 |
| Kapitaal | 37 852 | 37 852 |
| Uitgiftepremies | 17 730 | 17 730 |
| Reserves | 10 548 | 10 140 |
| Overgedragen winst/ (verlies) | 74 207 | 63 255 |
| Voorzieningen en uitgestelde belastingen | 44 | 57 |
| Voorzieningen voor risico's en kosten | 44 | 57 |
| Schulden | 224 485 | 207 396 |
| Schulden op meer dan één jaar | 103 484 | 85 583 |
| Schulden op ten hoogste één jaar | 120 922 | 102 153 |
| Overlopende rekeningen | 79 | 19 660 |
| Totaal passiva | 364 866 | 336 430 |
| In KUSD | 2016 | 2015 |
|---|---|---|
| Bedrijfsopbrengsten | 240 429 | 203 924 |
| Bedrijfskosten | - 237 632 | - 198 897 |
| Bedrijfsresultaat | 2 797 | 5 027 |
| Financiële opbrengsten | 46 590 | 2 385 |
| Financiële kosten | - 24 647 | - 11 128 |
| Financieel resultaat | 21 943 | - 8 743 |
| Resultaat van het boekjaar voor belasting | 24 740 | - 3 716 |
| Belastingen op het resultaat | - 1 608 | 0 |
| Resultaat van het boekjaar | 23 132 | - 3 716 |
| In KUSD 2016 |
2015 |
|---|---|
| Te bestemmen winst/(verlies) 86 387 |
71 095 |
| Te bestemmen winst (te verwerken verlies) van het boekjaar 23 132 |
- 3 716 |
| Overgedragen winst/(verlies) van het vorige boekjaar 63 255 |
74 811 |
| Resultaatverwerking 86 387 |
71 095 |
| Toevoeging aan de wettelijke reserve 0 |
0 |
| Toevoeging aan de overige reserves 408 |
1 992 |
| Over te dragen resultaat 74 207 |
63 255 |
| Dividend 11 772 |
5 848 |
| Vergoeding aan bestuurders 0 |
0 |
| - |
|---|
| - |
| - |
www.sipef.com THE CONNECTION TO THE WORLD OF SUSTAINABLE TROPICAL AGRICULTURE JAARVERSLAG 2016 Kerncijfers »
Building tools?
Free accounts include 100 API calls/year for testing.
Have a question? We'll get back to you promptly.