Annual Report • Apr 18, 2019
Annual Report
Open in ViewerOpens in native device viewer







/ / / JAARVERSLAG 2018 ///
/ / / JAARVERSLAG 2018 ///
Productie van als duurzaam gecertificeerde tropische landbouwgrondstoffen, voornamelijk ruwe palmolie en palmproducten.
We zijn ervan overtuigd dat palmolie, als de meest productieve en efficiënte plantaardige olie, een onmisbaar deel uitmaakt van een gebalanceerde voedselvoorziening van een steeds groeiende en rijkere wereldbevolking. Ons doel is om een betrouwbare partner te zijn voor onze klanten, leveranciers, werknemers en andere belanghebbenden bij de productie en verkoop van duurzame palmproducten zodat zij op hun beurt succesvol kunnen zijn.
We creëren vooral waarde door op een duurzame wijze te groeien, te investeren in de zoektocht naar optimale rendementen per hectare, het beheer van afvalstromen te optimaliseren en het creëren van zeer veel arbeidsplaatsen en algemeen welzijn in dikwijls ver afgelegen gebieden, voor zowel eigen werknemers als bij toeleveranciers. We streven ook een regelmatig dividendinkomen en een stijgende beurskoers na door een doorgedreven kostenbeheersing en een toenemende activa basis.

Geproduceerde palmolie Gemiddelde wereldmarktprijs van palmolie

Totaal beplante hectaren deel van de Groep

Totale eigen productie palmolie van de geconsolideerde ondernemingen (in ton)



Netto recurrent resultaat deel van de Groep (in KUSD)

Eigen vermogen deel van de Groep (in KUSD)


The connection to the world of sustainable tropical agriculture

oliepalmactiviteiten

100% 21 619 5 VAN DE 9 medewerkers op onze plantages en aanverwante verwerkingsfaciliteiten

palmoliefabrieken zijn uitgerust om zero methaan te produceren


| Omslag Onze missie |
|---|
| Omslag Kerncijfers in 2018 |
| 2 SIPEF in één oogopslag |
| 4 SIPEF op de beurs |
| 6 Markante feiten in 2018 |
| 8 Interview met de voorzitter en gedelegeerd bestuurder: Vasthouden aan onze strategie |
| 18 100 jaar SIPEF |
| 24 Bedrijfsmodel en waardecreatie |
| 32 Globale trends in de palmoliemarkt |
| 40 Onze productmarkten |
| 40 - Palmolie en palmpitolie |
| 44 - Rubber |
| 45 - Thee |
| 46 - Bananen |
| 48 Onze activiteiten per land |
| 48 - Indonesië |
| 74 - Papoea-Nieuw-Guinea |
| 88 - Ivoorkust |
| 94 - Europa |
| 95 Operationele kerncijfers |
| 98 Verklaring van niet-financiële informatie |
| 108 Risico's en onzekerheden |
| 112 Corporate governance verklaring |
| 127 Commentaar bij de geconsolideerde financiële staten |
| 129 Financieel overzicht |
| 180 Verslag van de commissaris |
| 186 Beknopte jaarrekening van de moedermaatschappij |
| 190 Andere informatie over de Vennootschap |
| 194 Woordenlijst |
| 198 Verantwoordelijke personen |
| Omslag Historische gegevens over vijf jaar |
79 787 HA Beplante oppervlakte van de Groep
Werknemers in de Groep
351 757 TON 7 982 TON Palmolie 87% van de omzet van de SIPEF-groep
21 619 27 788 TON 2 422 TON Bananen 6% van de omzet
van de SIPEF-groep
Rubber 5% van de omzet van de SIPEF-groep
Thee 2% van de omzet van de SIPEF-groep


Palmolie SIPEF heeft in totaal 9 palmoliefabrieken, die allemaal RSPO-
gecertificeerd zijn. 6 daarvan, die ook deels ISCC- en ISPOgecertificeerd zijn, liggen in Indonesië, waar wij ruwe palmolie en palmpitten produceren. De 3 palmoliefabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea produceren ruwe palmolie en ruwe palmpitolie. Wij streven naar 100% gecertificeerde, fysiek gescheiden en traceerbare toeleveringsketens voor onze klanten.

SIPEF heeft in Indonesië 3 natuurrubberfabrieken, die alleen vloeibaar of gecoaguleerde latex van onze eigen plantages verwerken. Zowel de plantage als de fabrieken zijn gecertificeerd door de Rainforest Alliance. 2 fabrieken verwerken het latex tot RSS1, een nichekwaliteit die voornamelijk wordt gebruikt in de autosector. De derde fabriek produceert SIR3CV60, een andere gespecialiseerde rubberkwaliteit, en de meer algemene kwaliteit SIR10.
| Duurzaamheidscertificatie RSPO ISPO ISCC |
Duurzaamheidscertificatie Rainforest Alliance |
|---|---|
| Belangrijkste productiegebieden Indonesië (60% van CPO) Papoea-Nieuw-Guinea (40% van CPO) |
Belangrijkste productiegebieden Indonesië |
| Belangrijkste afzetmarkten Het grootste deel van onze oliën wordt direct of indirect verkocht aan de Europese markt, zowel als voedingsbestanddeel als voor biobrandstof. Deze markten zijn immers het meest bereid een meerprijs te betalen voor duurzame olie. |
Belangrijkste afzetmarkten Ons natuurrubber wordt grotendeels verkocht op een Indonesische FOB-haven, maar gezien de locatie van deze haven en onze pro ductiekwaliteiten, wordt het merendeel van ons rubber verscheept naar de Verenigde Staten. |
| Gemiddelde wereldmarktprijs 2018 (vs. 2017 in %) CPO USD 598 per ton (-16%) PKO USD 921 per ton (-28%) |
Gemiddelde wereldmarktprijs 2018 (vs. 2017 in %) RSS3 USD 1 565 per ton (-22%) |
Aangeplante hectaren Aangeplante hectaren
71 500 5 744



SIPEF heeft 3 productievestigingen in Ivoorkust (West-Afrika), waar wij groene bananen telen, verpakken en exporteren volgens de internationale standaarden. Onze plantages in de omgeving van Abidjan zijn GLOBALG.A.P. en Rainforest Alliance-gecertificeerd. Dat houdt in dat wij een strikte controle uitoefenen over de hele kwaliteitsketen, voedselveiligheid en logistiek. Wij verbouwen de Cavendish-variëteit, die wordt verpakt in standaard kartonnen dozen die ons eigen merk dragen, of zoals besteld en voorverpakt
SIPEF heeft een theeplantage van 1 700 hectare in West-Java, één van de grootste ter wereld. De theeblaadjes worden er nog steeds met de hand geplukt, om te voldoen aan de hoge standaarden van een superieure zwarte CTC-thee ("Cut, Tear and Curl"). De plantage en de fabriek zijn gecertificeerd door de Rainforest Alliance.
Rainforest Alliance
onder de merknaam van de klant.
Bananen
Rainforest Alliance GLOBALG.A.P.
Indonesië
Onze zwarte CTC-thee van hoge kwaliteit wordt voornamelijk verkocht aan Pakistan. Maar er is een groeiende vraag naar kwaliteitsthee onder de lokale bevolking, en Cibuni is hun voorkeursleverancier.
Belangrijkste productiegebieden
Onze belangrijkste commerciële afzetmarkt is Europa, waar wij vrijgesteld zijn van douaneheffingen op de import en zo over een geprivilegieerde toegangspositie beschikken. Europa is nog altijd de grootste importmarkt voor bananen ter wereld. De markten in de West-Afrikaanse subregio worden geleidelijk groter. Onze klanten zijn 'rijperijen' die bananen 'klaar voor consumptie' distribueren aan supermarkten of groothandelsmarkten.
Gemiddelde wereldmarktprijs 2018 (vs. 2017 in %) EUR 647 per ton (-5%)

Aangeplante hectaren Aangeplante hectaren
De SIPEF-aandelen zijn genoteerd op de Brusselse aandelenbeurs sinds de oprichting van SIPEF in 1919.
Momenteel zijn de aandelen genoteerd op de contantmarkt van Euronext Brussels (code van het aandeel: SIP, ISIN code: BE0003898187).
Onderstaande grafiek toont aan dat de waarde van het SIPEF-aandeel in EUR dezelfde trend volgt als de ruwe palmolieprijs (herrekend naar EUR). De trendbreuk in 2017 is vermoedelijk te wijten aan de uitbreidingen van eind 2016 en begin 2017 en de daarbij horende kapitaalverhoging in mei 2017. Sinds deze transacties van het eerste semester van 2017 werd de relatie tussen het SIPEF-aandeel en de ruwe palmolieprijs terug hersteld.
EUR 48,8
Beurskoers van het SIPEFaandeel op 31/12/2018
Marktkapitalisatie op 31/12/2018

Evolutie beursgegevens SIPEF-aandeel (in EUR)
| 2018 | 2017 | 2016 | 2015 | 2014 |
|---|---|---|---|---|
| 65,0 | 70,0 | 60,8 | 53,9 | 64,0 |
| 46,5 | 57,0 | 45,5 | 40,0 | 45,1 |
| 48,8 | 62,8 | 60,5 | 52,8 | 47,7 |
| 516 271 | 664 382 | 541 491 | 472 383 | 426 819 |
| 10 579 328 | 10 579 328 | 8 951 740 | 8 951 740 | 8 951 740 |
| 4 967 | 5 014 | 3 042 | 4 799 | 3 704 |
| 287 | 318 | 155 | 230 | 206 |
De periodieke en occasionele informatie met betrekking tot de Vennootschap en tot de Groep, wordt op de volgende wijze meegedeeld, voor beurstijd:
| Donderdag 18 april 2019 |
Tussentijds beheersverslag over de eerste 3 maanden |
|---|---|
| Woensdag 14 augustus 2019 |
Resultaten van het eerste semester |
| Donderdag 17 oktober 2019 |
Tussentijds beheersverslag over de eerste 9 maanden |
| Februari 2020 | Resultaten van het boekjaar, samen met de commentaren over de activiteiten van de Groep |
| 10 juni 2020 | Volgende gewone algemene vergadering wordt gehouden om 15 uur in Kasteel Calesberg, Calesbergdreef 5, 2900 Schoten |
Overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften maakt elk belangrijk voorval dat een invloed kan hebben op het resultaat van de Vennootschap en van de Groep, het onderwerp uit van een afzonderlijk persbericht.
De hoofdbetaalagent is Bank Degroof Petercam.
De website (www.sipef.com) speelt een belangrijke rol in de financiële communicatie van SIPEF. Daarom wordt een omvangrijk deel van de corporate website gereserveerd voor investor relations.
Vanaf de lancering van de vernieuwde SIPEF-website in oktober 2018, wordt verwezen naar de dagelijkse aandelenkoers en de dagelijkse ruwe palmolieprijs (www.sipef.com/hq/investors/daily-share-price-cpo-price/).

/// Eén van onze recentste opslagtanks voor ruwe palmolie ("Crude Palm Oil", CPO) ///

Met de Rainforest Alliance certificatie van de rubberactiviteiten, zijn nu alle activiteiten van de SIPEF-groep, waar mogelijk, gecertificeerd voor duurzame productie van landbouwproducten.

07
Verwerving van de ISO 9001:2015-certificatie voor kwaliteitsbeheersystemen voor de Indonesische activiteiten van SIPEF.
| 08 | |
|---|---|
Ondertekening van een voorwaardelijke verkoopovereenkomst voor de overdracht aan de SIPEF-groep van de grondgebruiksrechten (HGU) van 1 770 hectare oliepalmgronden in de provincie Bengkulu in Indonesië.



Verwerving van de grondgebruiksrechten (HGU) van Mukomuko Agro Sejahtera (MMAS) door SIPEF voor een periode van 35 jaar. MMAS is door SIPEF de voorbije jaren ontwikkeld tot een oliepalmbedrijf van 1 973 geplante eigen hectare en 387 hectare voor de omliggende gemeenschappen (plasma).
12
SIPEF wint de Family Business Award of Excellence® 2018.

06
Afronding van de verkoop van BDM-ASCO voor een nettoverkoopprijs van KUSD 20 463. Er wordt een meerwaarde van KUSD 7 376 gerealiseerd.
/// Vers geoogste palmvruchten ("Fresh Fruit Bunches", FFB) ///
/// De geplukte theeblaadjes worden gedroogd in de theefabriek in West-Java ///





/// Jonge bananenplanten in de kwekerij ///
01-12
De originele vier concessies in Musi Rawas worden uitgebreid met drie aanpalende concessies, voor een totale oppervlakte van 8 595 hectare, waardoor er op termijn naar schatting 22 805 hectare zullen worden omgezet tot duurzaam ontwikkelde oliepalmplantages.
De SIPEF-groep overschrijdt voor de eerste maal een totale jaarproductie van palmvruchten van 1,5 miljoen ton en van ruwe palmolie van 350 000 ton.
Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea bereikt, in het jaar van de viering van de 40ste verjaardag, een record productie van 152 410 ton palmproducten.
De beplante oppervlakte van de Groep worden uitgebreid naar 79 787 hectare, voornamelijk door bijkomende aanplantingen in Zuid-Sumatra.
De in 2017 verworven oliepalmplantage Dendymarker Indah Lestari (DIL) wordt gerehabiliteerd en er zijn reeds 956 hectare herplant in 2018. De palmoliefabriek wordt opgewaardeerd en alle geoogste vruchten van de plantages in Zuid-Sumatra worden sinds juli ter plaatse verwerkt.
Lage palmolieprijzen, voornamelijk tijdens het tweede semester, leiden tot een tegenvallend nettoresultaat van KUSD 22 713 (aandeel van de Groep) vóór éénmalige meerwaarden (64,8% lager dan in 2017).

// François Van Hoydonck // // Baron Luc Bertrand //

Voor de Belgische agro-industriële groep SIPEF is 2019 een belangrijk jaar. Al was het maar omdat het bedrijf op 12 juni 2019 zijn 100ste gewone algemene vergadering houdt. Maar vooral omdat het voor de aandeelhouders bijzonder nuttig is te vernemen hoe SIPEF, na een centennium actief te zijn geweest in de plantagesector, de toekomst ziet. We kijken terug door de ogen van gedelegeerd bestuurder François Van Hoydonck en Baron Luc Bertrand, voorzitter van de raad van bestuur, op een boeiend boekjaar 2018. Zij maken ook een gefundeerde inschatting van wat de sector en de Groep te wachten staat.
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "In de eerste 3 kwartalen van 2018 lag de palmolieproductie met een stijging van 8,6% op de eigen plantages beduidend hoger dan in het jaar voordien. U weet dat 2017 een zeer sterk productiejaar was na de uitgestelde gevolgen van het El Niño-effect van 2015. In het vierde kwartaal van 2018 was de overvloedige regenval in Sumatra echter de belangrijkste oorzaak van de lager dan verwachte oogsten, waardoor 2018 alsnog werd afgesloten met een stijging van 6,3% tegenover 2017."
van het wereldvolume van plantaardige oliën is gerelateerd aan palmolie
"De prijsevolutie van palmolie op korte termijn blijft onderhevig aan het gezamelijk aanbod met de beschikbare hoeveelheden aan soja- en raapzaadolie en aan de vraag naar biobrandstoffen."
// François Van Hoydonck //
"We overschreden voor de eerste keer een jaarproductie voor palmolie van 350 000 ton, een volume dat door de gestage uitbreiding van geplante hectare de volgende jaren nog sterk zal toenemen. In 2023 verwachten wij een jaarproductie van
// François Van Hoydonck //
500 000 ton."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "We overschreden voor de eerste keer een jaarproductie van 350 000 ton, een volume dat door de gestage uitbreiding van geplante hectaren de volgende jaren nog sterk zal toenemen. In 2023 verwachten wij een jaarproductie van 500 000 ton."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Helaas niet. Een tijdelijke bladschimmel veroorzaakte een productiedaling in de rubberplantages in Noord-Sumatra en in Zuid-Sumatra. Gelukkig werd die tegenvaller in grote mate gecompenseerd door een productiegroei in de jonge rubberaanplanten in Agro Muko in Bengkulu. Ook de theeplantages in Cibuni op het eiland Java kenden een productiestagnatie door ongunstige weersomstandigheden. Een volumedaling van 6,7% viel er trouwens ook te noteren op de bananenplantages in Ivoorkust. Dat had te maken met kwaliteitsproblemen voor de premium exportbananen."
LUC BERTRAND: "Het land kende inderdaad een moeilijk jaar, in vergelijking met de drie jaren voordien. Ondanks een sterke economische groei van 5,2% en een relatief beperkte inflatie van 3%, kende de Indonesische munt in 2018 een sterke terugval tegenover de Amerikaanse dollar en dat door de algemene daling van geïnvesteerde kapitalen in heel Zuidoost-Azië. We noteerden in het derde kwartaal 15 000 roepia per Amerikaanse dollar, een niveau dat we niet meer gekend hebben sinds de financiële crisis van eind jaren 90."
"Als tropische landbouwonderneming blijven wij gefocust op de verkoop van palmolie, palmpitolie en palmpitten. Wij blijven dat doen in het kader van gecertificeerde goederenstromen, opgenomen in de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) en de International Sustainability and Carbon Certification (ISCC), voor gebruik in de voedingssector en voor de productie van groene energie."
LUC BERTRAND: "Dat zou kunnen. Ondanks het goede werk van de regering kijkt nu iedereen uit naar die verkiezingen en naar de mogelijke gevolgen van een eventuele machtswissel. Wij hopen alleszins dat na de verkiezingen de focus op economische groei en de stabiliteit van het land spoedig zal terugkeren."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Het land kende al een politiek moeilijk jaar in 2017. In 2018 kwam daar nog een structureel tekort aan deviezen bij door de lagere grondstoffenprijzen. Dat remde de economische activiteit. De groei van het bruto binnenlands product (BBP) was met 0,5% dan ook zeer beperkt. Door het stijgende bevolkingsaantal daalde het BBP per capita zelfs met 1,3%, gecombineerd met een inflatie van 5%. Naast de mijnbouw blijft de plantagesector met de productie van palmolie, cacao en koffie een sterkhouder in de lokale economie."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Ivoorkust kende het voorbije jaar, ondanks lagere prijzen voor cacao, een economische groei van bijna 8%, met een beperkte inflatie van 1% en een stabiele munt die gelinkt blijft aan de euro. De regering van de huidige president, Alassane Ouattara, concentreert haar beleid op het aantrekken van buitenlandse investeringen voor industriële productie, gecombineerd met het moderniseren van het wegennet en de uitbreiding van de havenstructuur. Dat is natuurlijk goed nieuws voor onze bananenexport vanuit de haven van Abidjan. Het klopt dat de presidentsverkiezingen van 2020 al in volle voorbereiding zijn."
// Luc Bertrand //

LUC BERTRAND: "De langetermijnverwachtingen voor palmolie blijven algemeen gunstig. Dat is gebaseerd op het gegeven van een stijgende wereldpopulatie, vooral in landen van het zuidelijk halfrond, waar de bevolking de stijgende consumptie van palmolie als basisingrediënt voor hun voeding als vanzelfsprekend vindt. Deze plantaardige olie verwerft wereldwijd - toegegeven: niet in Europa - een steeds groter aandeel in de voedings- en biobrandstoffensector. Dat komt onder meer door zijn efficiënte industriële verwerking en zijn lage kostprijs in vergelijking met de andere vloeibare oliën. Vandaag is al meer dan 31% van het wereldvolume van plantaardige oliën gerelateerd aan palmolie. Als we weten dat de oppervlakte aan landbouwgronden schaarser wordt, zal dit aandeel voor palmolie enkel maar toenemen."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "De prijsevolutie op korte termijn blijft onderhevig aan het gezamenlijke aanbod met de beschikbare hoeveelheden aan soja- en raapzaadolie en aan de vraag naar biobrandstoffen. Die laatste vraag is dan weer gelinkt aan de prijzen voor ruwe olie en de bereidheid van sommige landen om verplichte bijmenging te subsidiëren."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Het Europees Parlement viseert ten onrechte de palmolieproductie voor haar aandeel in de ontbossing van de wereld. Diverse studies hebben aangetoond dat vooral de extensieve veeteelt, maar ook de cacao- en koffieteelt, de bosbouw en de groei van soja- en raapzaadarealen een aanzienlijk aandeel hebben in de ontbossing van woudrijke gebieden. Palmolie is, door de oprichting van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) en andere certificeringen, een van de meest gecontroleerde landbouwactiviteiten van de voorbije jaren. Door de consumptie van gecertificeerde, duurzame palmolie wordt de duurzame oorsprong van het product gewaarborgd en dragen de consumenten bij tot het bereiken van ten minste 12 van de 17 Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties."

LUC BERTRAND: "We zijn sinds april 2018 getroffen door een neerwaartse trend in de palmolieprijzen. Dat begon met de invoering van importtaksen op palmolie in Indië. Daarna kwamen de eerste signalen van een handelsoorlog tussen de VS en China. En dan waren er nog de omvangrijke oogsten van sojabonen en raapzaad. Dat alles drukte de vraag naar palmolie. Prijsondersteunende maatregelen, zoals de verplichte 20% bijmenging van palmolie in biodiesel in Indonesië en het prijsvoordeel van biodiesel tegenover de hogere prijzen van ruwe olie werden door de markt dan weer niet in aanmerking genomen. Door de hoger dan verwachte productie van palmolie overtrof het aanbod de vraag in Europa en Zuidoost-Azië, waardoor vooral de prijzen op de contantmarkt zakten naar niveaus die we in tien jaar niet meer gekend hebben."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Ook in de aanloop van 2019 zien we nog contante palmolieprijzen die te lijden hebben onder de hoge voorraadvolumes. Maar voor de posities voor leveringen vanaf het tweede kwartaal noteren we betere prijsniveaus, die naar alle verwachtingen verder zullen stijgen naarmate de vraag de productie zal overtreffen. Ook op de middellange termijn blijven de vooruitzichten voor de palmolieprijzen gunstig. We verwachten een constant stijgende vraag tegenover een aanbod dat mogelijk gepenaliseerd zal worden door een gebrek aan duurzame landbouwgronden en in Zuidoost-Azië door een aantal verouderde, niet tijdig herplante terreinen."
"In de toekomst blijven we ernaar streven om al onze producten te leveren in gecertificeerde, fysische goederenstromen met volledige traceerbaarheid van grondstoffen."
// Luc Bertrand //
LUC BERTRAND: "Als tropische landbouwonderneming blijven wij gefocust op de verkoop van palmolie, palmpitolie en palmpitten. Wij blijven dat doen in het kader van gecertificeerde goederenstromen, opgenomen in de RSPO en de International Sustainability and Carbon Certification (ISCC), voor gebruik in respectievelijk de voedingssector en voor de productie van groene energie. Die controles gelden trouwens ook voor onze andere producten, thee, rubber en bananen. Wij zullen in de toekomst blijven streven al onze producten te leveren in die genoemde gecertificeerde, fysische goederenstromen met volledige traceerbaarheid van de grondstoffen."
LUC BERTRAND: "Helaas stellen wij vast dat wij niet altijd mogen rekenen op een gelijkaardige inspanning van de palmolieconsumenten, hoewel het gebruik van gecertificeerde en traceerbare palmolie alle vragen over milieubelastende en/of sociale aspecten kan wegnemen. Wij hopen via een aantal acties vanuit onze sectororganisaties die mentaliteitswijziging in de goede richting te duwen."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Eerst dit: de stijging van 6,7% in 2018 van de geproduceerde palmoliejaarvolumes op de eigen gronden van de SIPEF-groep was het gevolg van goede prestaties van de volgroeide, zeg maar oude plantages in Noord-Sumatra (+5,9%) en de in herplanting verkerende plantages van Agro Muko in Bengkulu (+5,4%). We noteren ook een gestage groei (+4,9%) voor de rendementen van onze jonge palmoliearealen in de uitbreidingsprojecten van PT Umbul Mas Wisesa en PT Toton Usaha Mandiri in Noord-Sumatra, die inmiddels volledig afgerond zijn. De eerste olievolumes uit Zuid-Sumatra, na de aanwinst van Dendymarker en de verwerking van de vruchten van het Musi Rawas-project in de Indonesische Dendymarker-fabriek, zijn een welkome aanvulling. Dus ja, uitbreiding is noodzakelijk."
"
"Vanuit de lokale bevolking is er een permanente vraag om onze activiteiten, in nauwe samenwerking met de omliggende boeren, verder uit te bouwen."
// François Van Hoydonck //
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Op de plantages van Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea, waar ook de noordelijke uitbreidingsgebieden in volle productie komen, werden we in het eerste kwartaal van 2018 opnieuw getroffen door overvloedige neerslag. De productie herstelde zich echter vlot op de eigen plantages met een stijging van de jaarproductie van 4,1%. De omliggende boeren hadden het echter veel moeilijker om het verwachte niveau te bereiken (+0,2%), waardoor de totale palmolieproductie voor de Groep steeg met 6,3%, tegenover een sterk productiejaar 2017."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Ja, vanuit de lokale bevolking is er een permanente vraag om onze activiteiten, in nauwe samenwerking met de omliggende boeren, verder uit te bouwen en de economische ontwikkelingen van deze verafgelegen gemeenschappen te bespoedigen. Door de geldende regels (New Planting Procedures, NPP) binnen de RSPO-certificatie blijkt het steeds moeilijker om de uitbreidingen in Hargy Oil Palms Ltd voort te zetten. De hoge vegetatie speelt ons daar parten. Maar wij hopen de werkgroepen in de RSPO-organisatie alsnog te overtuigen om voor Papoea-Nieuw-Guinea voorrang te verlenen aan de economische ontwikkeling van de lokale bevolking, in een evenwichtige verhouding met het duurzame beheer van te beschermen bosgebieden. Ondertussen beperken wij er het al beplant gebied tot 13 687 hectare met een mogelijk beperkte aangroei tot 15 000 hectare. Die omvang zal op dat moment overeenstemmen met de volle capaciteitsbenutting van onze drie fabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea, rekening houdend met de productie van de zowat 3 700 omliggende boeren, die 40% van de olieproductie vertegenwoordigen."
LUC BERTRAND: "Het speerpunt van onze uitbreidingen blijft inderdaad de ontwikkeling van onze activiteiten in de provincie Zuid-Sumatra. We hadden daar sinds 2011 al 4 concessies verkregen via 3 lokale vennootschappen. In 2018 hebben wij nog 3 bijkomende concessies kunnen verwerven die aansluiten bij al eerder verworven gronden. Tijdens het boekjaar 2018 werden 2 257 hectare bijkomende activiteiten gecompenseerd en 2 090 hectare bijkomend beplant, om een totaal van 10 653 hectare gecultiveerde gronden te bereiken. Dit is 68,5% van het totaal van 15 540 gecompenseerde hectare, waarvan voorlopig 2 266 hectare werden verworven voor aanplanting door omliggende boeren en 13 283 hectare voor eigen ontwikkeling."
40%
Aandeel van lokale boeren in de productie in Papoea-Nieuw-Guinea
Aandeel van Zuid-Sumatra in de totale geplante palmoliehectaren van SIPEF
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Naast de uitbouw van onze concessies in Musi Rawas, werd door de verwerving van 95% van de oliepalmplantage PT Dendymarker Indah Lestari in augustus 2017 een belangrijke stap gezet in het bestendigen van onze aanwezigheid in Zuid-Sumatra. Tijdens het boekjaar 2018 hebben we reeds 956 hectare herplant en de overige beplante zones werden onderworpen aan een grondige onderhoudsbeurt, zodat het oogsten vergemakkelijkt wordt, tot zij ook zullen herplant worden in de volgende vier jaar. Alle vruchten van de projecten in Zuid-Sumatra werden vanaf juni uitsluitend in de eigen extractiefabriek verwerkt, die nu op volle capaciteit werkt en waarvan in 2020 een eerste verdubbeling van de verwerkingscapaciteit zal nodig zijn. Door deze acquisities, en de verdere uitbouw van de recent verworven concessies, verwachten wij de business unit in Zuid-Sumatra in de volgende vijf jaar te kunnen uitbouwen tot meer dan 33 000 geplante hectare oliepalmen."
"Rubber-, thee- en bananenplantages zijn ook in 2018 deel blijven uitmaken van onze tropische landbouwactiviteiten, zij het met wisselend succes wat de bijdrage aan onze resultaten betreft."
// François Van Hoydonck //
"In augustus hebben wij een bestaande plantage Asri Rimba Wirabhakti verworven, met permanente landrechten voor 1 770 hectare, die gelegen zijn in de nabijheid van PT Agro Muko in Bengkulu en die verder ontwikkeld zullen worden om vruchten te leveren aan de lokale palmoliefabriek. Deze verwerving kadert in de optimalisering van de productiecapaciteit van onze palmolieactiviteiten in deze regio, waar we ook de hernieuwing van de permanente landrechten voorbereiden."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Rubber-, thee- en bananenplantages zijn ook in 2018 deel blijven uitmaken van onze tropische landbouwactiviteiten, zij het met wisselend succes wat de bijdrage aan onze resultaten betreft. De rubbermarkten blijven kampen met een overaanbod aan natuurlijke rubber, vooral door bijkomende volumes vanuit Vietnam en Afrika. Daardoor is het voor onze Indonesische rubberactiviteiten moeilijk om de verwachte winstmarges te realiseren."
"De theeplantages in Java leveren hoogwaardige, handgeplukte thee, voornamelijk aan het Midden-Oosten, maar de weersomstandigheden maakten het in 2018 extra moeilijk om de volumes te oogsten die nodig zijn om de impact van de stijgende loonmassa in Indonesië op te vangen."
"Ook de bananen- en bloemenplantages in Ivoorkust kampten, ondanks stijgende volumes in nieuw aangelegde zones in Azaguié, met kwaliteitsproblemen. Dat bemoeilijkte de renderende export naar Europa."
"Voor deze drie sectoren concentreert het management zich op rendementsverhogingen en kostenverlagingen met de focus op arbeidskosten, vermits deze culturen arbeidsintensiever zijn dan de meer rendabele palmolieactiviteiten."
LUC BERTRAND: "Na een uitzonderlijk actief jaar 2017, met investeringen die 257 miljoen Amerikaanse dollar (USD) overtroffen, structureel gefinancierd vanuit de operationele cashflow van USD 110 miljoen, langetermijnbankfinancieringen voor USD 50 miljoen en een zeer succesvolle kapitaalverhoging van USD 97 miljoen, waren wij, ondanks de lagere palmolieprijzen, in 2018 erop gesteld om de geplande investeringen volledig uit te voeren en de prioriteit te behouden op de volledige capaciteitsbenutting van de expansie in Zuid-Sumatra. Daardoor eindigen wij het boekjaar met een netto financiële schuld van USD 121 443. Het is onze intentie om in de volgende maanden de juiste balans te vinden tussen de geplande investeringen en het blijft onze strategie, ondanks een kortstondige
// Luc Bertrand //
stijging van de schuldpositie, om de ontwikkeling van bijkomende gronden in de Groep te financieren vanuit eigen middelen, rekening houdend met een jaarlijkse vergoeding voor de aandeelhouders, die wij dit jaar eveneens op 30% van de recurrente winst wensen te handhaven."
LUC BERTRAND: "Wij zullen aan de algemene vergadering dus voorstellen om de pay-out ratio van 30% te behouden en een dividend van EUR 0,55 per aandeel goed te keuren voor uitbetaling op 3 juli 2019. U weet dat het dividend vorig jaar EUR 1,60 per aandeel bedroeg."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Ja. Op 18 december 2017 hadden wij aangekondigd dat SIPEF en Ackermans & van Haaren, elk 50% aandeelhouder van de Belgische verzekeringsgroep BDM-ASCO, een akkoord bereikt hadden met de op de Nasdaq genoteerde Amerikaanse verzekeraar The Navigators Group Inc, over de verkoop van 100% van het aandelenkapitaal van BDM-ASCO. Die transactie werd in 2018 naar verwachting afgerond, aangezien deze desinvestering volledig past in de concentratie van onze activiteiten in de tropische landbouwsector, met de nadruk op palmolie in Indonesië. De bij de ondertekening ingedekte verkoopprijs van KUSD 20 783 heeft in het boekjaar bijgedragen tot de financiering van het investeringsbudget en resulteerde ook in een eenmalige meerwaarde van KUSD 7 380 voor de Groep."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Ondanks de stijgende productievolumes en de efficiënte kostencontrole van onze oliepalm activiteiten, zijn de geconsolideerde recurrente resultaten van de Groep, door de lage marktprijzen voor palmolie en de beperkte bijdrage van de andere producten, met 64,8% gedaald tegenover het boekjaar 2017, tot KUSD 22 713. Door de eenmalige meerwaarde op de verkoop van onze verzekeringsactiviteiten BDM-ASCO, sluiten we het boekjaar 2018 af met een IFRS-resultaat van KUSD 30 089. Het nieuwe geconsolideerde eigen vermogen deel van de Groep bedraagt KUSD 644 509."
LUC BERTRAND: "Reken maar! SIPEF wenst primordiaal een voorbeeldfunctie te blijven uitoefenen op het vlak van duurzaamheid. Als beursgenoteerde Europese onderneming moeten wij onze investeerders de garantie kunnen geven van respect voor mens en natuur, via de gerenommeerde certificering van al onze activiteiten en al onze producten, die rekening houden met ecologische en sociaal verantwoorde normen voor tropische industriële landbouw. Na de publicatie van een eerste duurzaamheidsrapport in 2015, hebben wij nu een update ter beschikking op onze website, die de voortdurende vooruitgang weergeeft op dat domein. Na het bekomen van een integrale Rainforest Alliance-certificatie voor alle thee-, rubber- en bananenplantages, hebben wij in 2018 een nieuwe geïntegreerde ISO 9001 certificatie voor alle Indonesische ondernemingen bekomen, die ter plekke de leidraad zal zijn voor het gestructureerde management van onze activiteiten."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Wij blijven zeer actief betrokken bij de organisaties die de reputatie van palmolie in Europa, en de rest van de wereld, behartigen en zich tot doel gesteld hebben om het gebruik van duurzame palmolie aan te moedigen bij de voedingsindustrie en de consumenten. Wij promoten een evenwichtig beeld van de voedingseigenschappen van palmolie, verduidelijken de ecologische en sociale criteria die gehandhaafd worden door de duurzame producenten en benadrukken de hoge waardecreatie van onze sector in de productielanden, het gevolg van de zeer arbeidsintensieve aard van onze activiteiten. Dat heeft er ons toe aangezet om een eigen Responsible Plantations Policy uit te vaardigen, die jaarlijks wordt aangepast en die ons aanmoedigt steeds de meest innovatieve normen toe te passen, die dikwijls verder gaan dan wat de geaggregeerde certificeringen vandaag opleggen."
"Ondanks de stijgende productievolumes en de efficiënte kostencontrole van onze oliepalmactiviteiten, zijn de geconsolideerde recurrente resultaten van de Groep, door de lage marktprijzen voor palmolie en de beperkte bijdrage van de andere producten, met 64,8% gedaald tegenover het boekjaar 2017."
// François Van Hoydonck //
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "SIPEF blijft investeren in het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Vijf van de negen verwerkingsfabrieken in de palmoliesector zijn uitgerust met methaanopvangsystemen die daardoor aan de normen voor certificering voor groene-energiedoeleinden in Europa voldoen. In Noord-Sumatra werd een ultramoderne compostinstallatie opgeleverd die alle lege trossen (Empty Fruit Bunches of EFB) en de vloeibare afvalstoffen (Palm Oil Mill Effluent of POME) uit de fabriek absorbeert, de grondstructuur van onze oudste oliepalmplantages kan verbeteren en het gebruik van chemische meststoffen zal terugdringen. In Bengkulu werd ook een installatie voor elektriciteitsproductie uit methaangassen opgeleverd. De eerste leveringen aan het lokale openbare net vonden plaats in het vierde kwartaal van 2017. Daardoor is een nieuw tijdperk aangebroken voor de SIPEF-groep en zijn we voor het eerst een rechtstreekse leverancier van groene energie voor de publieke sector geworden."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Via een Indonesische stichting die wij hebben helpen opzetten levert SIPEF sedert enkele jaren ook een langetermijnbijdrage aan het natuurbehoud in dat land. We doen dat door twee stranden te beschermen langs de zuidkust van Sumatra, waar bedreigde zeeschildpadsoorten hun eieren leggen. Ook zijn we betrokken in de actieve bescherming van 12 656 hectare bedreigde bossen die liggen naast het Nationale Park van Kerinci Seblat. We hebben daar een nauwe samenwerking opgezet met de lokale bevolking om stropers en illegale boskap te stoppen. We zijn daar ook, in het kader van een 60-jarige overeenkomst met de overheid, gestart met het heraanplanten van bossen."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Ook daar blijven we actief. Het samenwerkingsakkoord, dat in 2013 werd ondertekend met Biosing, een organisatie van wetenschappers en met New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL), een plantageonderneming met een gerenommeerd onderzoekscentrum voor palmzaadproductie in Papoea-Nieuw-Guinea, wordt voortgezet. NBPOL maakt ondertussen deel uit van de Sime Darby Plantations groep. Met hun actieve, agronomische begeleiding en via de ontwikkeling van hoogrenderende palmen die de industrie naar een hogere productiviteit moeten tillen, verwachten wij op middellange termijn een belangrijke ondersteuning van de toekomstige rendabiliteit van de palmolieplantages in de onderneming."
LUC BERTRAND: "De mandaten van vijf van onze bestuurders zullen in 2019 vervallen. De raad van bestuur stelt de algemene vergadering voor om het mandaat van Antoine Friling, Sophie Lammerant-Velge en François Van Hoydonck te verlengen voor een periode van vier jaar tot de algemene vergadering van 2023, terwijl voor Regnier Haegelsteen voorgesteld wordt om zijn mandaat nog één jaar te verlengen tot de algemene vergadering van 2020. Hij zal dan de leeftijdsgrens van 70 jaar bereiken. Om die reden nemen wij op de volgende vergadering afscheid van Bryan Dyer en wij danken hem voor zijn zeer gewaardeerde bijdrage, zijn toewijding en zijn interesse in de ontwikkeling van onze onderneming."
LUC BERTRAND: "Wij stellen voor om Nicholas Mark Thompson te benoemen als de vervanger van Bryan Dyer en dat voor een mandaat als onafhankelijk bestuurder voor een periode van vier jaar tot de algemene vergadering van 2023. De heer Thompson heeft een levenslange ervaring in de plantagesector. Hij heeft vele jaren het beursgenoteerde palmoliebedrijf New Britain Palm Oil in Papoea-Nieuw-Guinea geleid."
LUC BERTRAND: "Ja, een bedenking van fierheid. Wij zijn zeer trots de Family Business Award of Excellence voor 2018 te mogen hebben ontvangen. Die award is een erkenning van de waarde die wij hechten aan de familiale aandeelhoudersstructuur boven SIPEF, waar ondertussen ook de Next Generation is aangetreden. Door de ongebreidelde steun die wij mochten ontvangen van de families, sinds de oprichting 100 jaar geleden, hebben wij een onderneming kunnen uitbouwen die klaar is om het volgende centennium op een duurzame manier te kunnen aanvatten."
FRANÇOIS VAN HOYDONCK: "Zeker. Wij wensen onze dank uit te drukken tegenover alle medewerkers van de SIPEF-groep, die, elk op hun niveau en in hun activiteit, hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van deze resultaten en de verwerving van de bijkomende strategische activa. In het kader van onze expansiefinanciering is het belangrijk om de kosten te beheersen en de plantages en fabrieken op de meest efficiënte manier te beheren. Wij hopen dat iedereen binnen de eigen werksituatie daaraan zal blijven meewerken. "
"Wij zijn zeer trots de Family Business Award of Excellence voor 2018 te mogen hebben ontvangen, een erkenning van de waarde die wij hechten aan de familiale aandeelhoudersstructuur boven SIPEF, waar ondertussen ook de Next Generation is aangetreden. Door de steun van de families, sinds de oprichting 100 jaar geleden, hebben wij een onderneming kunnen uitbouwen die klaar is om het volgende centennium op een duurzame manier aan te vatten."
// Luc Bertrand //

Het Belgisch Staatsblad maakt op 9 juli 1919 melding van de oprichting van Société Internationale de Plantations et de Finance (SIPEF) met als handelsactiviteit de promotie en het beheer van plantagebedrijven in tropische overzeese gebieden. Spilfiguur is Edouard Bunge, een Antwerpse ondernemer die tien jaar eerder al aan de geboortewieg had gestaan van een soortgelijke onderneming, meer bepaald van de Société Financière des Caoutchoucs (Socfin). Toen echter bleek dat de Franse groep Rivaud tijdens de oorlogsjaren op slinkse wijze de meerderheid van de aandelen in handen had gekregen, besloot Bunge samen met enkele compatriotten de Belgische kaart te trekken en Socfin te verlaten. Aangezien de plantagebedrijven aparte vennootschappen waren en Rivaud hierin geen overwicht had, slaagde Bunge en de zijnen erin om een deel naar zich toe te trekken en vervolgens SIPEF op te richten. Uit praktische overwegingen werd ervoor gekozen om de hoofdzetel te vestigen in het gebouw naast Maison Bunge op de Graanmarkt 2 in Antwerpen. Maar nog veel belangrijker zijn de 2 vestigingen in Kuala Lumpur (Maleisië) en Medan (Indonesië) waardoor de jonge onderneming meteen uit de startblokken kan schieten.




Al snel volgt dan ook de acquisitie van drie plantages in Indonesië: Tolan Satoe, Tolan Dua en Tolan Tiga. Toch geven de cijfers in het eerste jaarverslag weinig reden tot enthousiasme. De devaluatie van de Belgische frank, de naoorlogse depressie en de bodemprijzen van rubber op de internationale markt hebben een negatieve impact op de balans. In november 1926 wordt er dan ook beslist tot een kapitaalverhoging tijdens een bijzondere raad van bestuur. Het is meteen ook de laatste die wordt voorgezeten door Edouard Bunge. Wanneer laatstgenoemde een jaar later overlijdt, wordt hij opgevolgd door zijn schoonzoon Victor Bracht. Onder diens voorzitterschap worden op Tolan Tiga de eerste persen voor palmolie geïnstalleerd. De onderliggende reden is simpel. In een ultieme poging om de prijs van rubber te herstellen, wordt de productie aan banden gelegd en gelden er wereldwijd exportquota. De enige manier om de plantages rendabel te houden, is een conversie naar palmolie.
Na het intreden van de Duitsers in Antwerpen verliest het directiecomité alle contact met de overzeese gebieden. De activiteit wordt herleid tot het klasseren en her-klasseren van de archieven. Ook aan de andere kant van de aardbol valt het leven stil op de plantages. Zij die niet op tijd zijn gevlucht, worden gevangengenomen. Ondertussen hebben in Antwerpen enkele bestuurders waaronder Grisar, Friling en Bracht een crisiscomité gevormd om de Duitse bezetting het hoofd te bieden. Als 4 jaar later de wapens eindelijk weer zwijgen komt de raad van bestuur voor de eerste keer bijeen om de verliezen in kaart te brengen. Tijdens de oorlogsjaren heeft de Japanse bezetter een deel van de plantages in beslag genomen voor voedselproductie. Het andere deel is overwoekerd door de jungle die vier jaar lang ongeremd terrein kon winnen. Het herstel zal veel tijd en geld kosten. Maar dat is niet de enige uitdaging waarmee SIPEF geconfronteerd wordt. Door de uitvinding van synthetische latex stevent de marktprijs van rubber immers naar een historisch dieptepunt. Met het oog op risicospreiding wordt er beslist om bij het heraanplanten vooral te investeren in palmbomen. Maar de wederopbouw wordt bemoeilijkt door de onstabiele politieke situatie in de voormalige kolonies. Terwijl de Britten op Maleisië er nog enigszins in slagen om de machtsoverdracht in goede banen te leiden, geraakt Indonesië steeds meer in de greep van islamitische en communistische rebellenlegers. Vooral in Java en Sumatra zegeviert de anarchie. De situatie dwingt het management van de plantages tot het nemen van draconische veiligheidsmaatregelen die het werk op het veld bemoeilijken. Op overheidsniveau regeert de willekeur van de nieuwe beleidsvoerders.
Zo worden in 1957 alle Nederlandse plantages in Indonesië genationaliseerd. SIPEF ontsnapt aan de dans dankzij de Belgische vlag, maar het bestuur van president Soekarno boezemt weinig vertrouwen in. Met het oog op risicospreiding lijkt het de bestuurders verstandig om te investeren in Congo, een Belgische kolonie die lonkt als een baken van stabiliteit. Nieuwe producten waaronder koffie, cacao, thee en medicinale planten verruimen het aanbod. Maar al snel wordt ook Congo geconfronteerd met politieke onrust en gewelddadige acties van onafhankelijkheidstrijders. Ironie wil dat de gevolgen daarvan zich laten voelen tot in Indonesië. Wanneer de Congolese eerste minister Patrice Lumumba in 1961 wordt vermoord, maakt Soekarno van de gelegenheid gebruik om alle Belgische eigendommen – dus ook de plantages van SIPEF onder militair sekwester te plaatsen. De wetteloosheid houdt aan tot Soeharto in 1965 de macht grijpt en mondjesmaat de bezittingen opnieuw 'verkoopt' aan de buitenlandse investeerders. Ondertussen hebben rebellenlegers in Congo het personeel van verschillende plantages ontvoerd. In de hoofdzetel van SIPEF wacht men met een bang hart op een teken van leven, maar na bevrijding van de bezette regio's in 1966 wordt duidelijk dat niemand het bloedbad overleefd heeft. Naast het menselijk leed heeft de onzekerheid en turbulentie in de kolonies ook een negatief effect op de aandelen van SIPEF. De nazaten van Bunge kiezen eieren voor hun geld en verkopen hun portefeuille aan Charles Bracht die vervolgens als voorzitter zijn vader opvolgt en de kantoren verhuist naar de Lange Nieuwstraat in Antwerpen. Het is het begin van een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van SIPEF.



Onder leiding van Charles Bracht, later bijgestaan door zijn zoon Theo, verruimt SIPEF haar actieradius waardoor de Groep al snel op elk continent verankerd is. Van Azië (Indonesië en Maleisië) tot Oceanië (Papoea-Nieuw-Guinea en de Solomon Islands) en van Afrika (Ivoorkust, Zuid-Afrika, Guinea, Zaïre en Liberia) tot Zuid-Amerika (Brazilië en Venezuela). Naast het beheer van plantages en de productie van traditionele gewassen zoals rubber, palmolie en thee wordt er vanaf dan ook omzet gegenereerd door trading van koffie, cacao, palmharten, druiven, ananas, kruiden en zelfs sierplanten. Met het oog op risicospreiding wordt ook geïnvesteerd in 'veilige' vastgoedprojecten. Zowel in Amerika als in eigen land ontstaat er op die manier een immobiliënpoot die wordt aangevuld met participaties in banken en verzekeringsmaatschappijen. De aandeelhouders hebben lessen getrokken uit het verleden en willen een financiële buffer bouwen voor het geval de politieke instabiliteit in overzeese gebieden weer toeslaat. En zo geschiedde ook. Zo worden Bracht en zijn generatiegenoten geconfronteerd met burgeroorlogen in Afrika en chronische inflaties in Zuid-Amerika. De kroniek van SIPEF leest dan ook als een geschiedenisboek. Anderzijds is het ook het verhaal van mensen die handelen binnen een tijdskader. Zo

zou Charles Bracht tijdens een rondreis door Australië 2 veebedrijven (Torradup en Munglinup) kopen om vervolgens het ene te gebruiken als graasgrond voor vee en het andere als landbouwgrond voor gewassen. Met als achterliggende gedachte een toevluchtsoord te creëren voor het geval de wapenwedloop tussen het Oosten en het Westen uit de hand zou lopen. Ondertussen weten we dat het nooit zover is gekomen, maar dat vader Bracht een visionair man was, staat buiten kijf. De ontvoering en moord op Charles Bracht in 1978 is dan ook één van de meest zwarte bladzijden in het honderdjarig bestaan van SIPEF. De leegte die hij nalaat, lijkt bijna onmogelijk in te vullen. Wanneer Theo Bracht zijn vader opvolgt aan het stuur van de onderneming, is hij dan ook vastberaden om diens strategie consequent verder te zetten.


Op papier leek spreiding van het risico over landen en producten perfect, maar eind jaren tachtig heeft de diversificatie over verschillende continenten een grote schuldenput achtergelaten. Door de aanstelling van Guy Diercxsens en later van Bernard de Gerlache, opgevolgd door Michael St Clair-George, wordt een nieuwe koers uitgezet. Na 20 jaren van ongebreidelde expansiedrang volgt een moeilijke periode van afslanking. Activiteiten worden stopgezet en eigendommen worden verkocht met als doel opnieuw te transformeren naar een performant bedrijf. Het proces verloopt moeizaam en in 1994 trekt SIPEF naar de beurs voor een kapitaalverhoging die resulteert in een instroom van nieuwe aandeelhouders. Op vraag van deze beleggers, waaronder Ackermans & van Haaren, wordt vervolgens een herstructurering doorgevoerd die de onafhankelijkheid van het management moet garanderen. De introductie van geconsolideerde jaarrekeningen zorgt voor een transparantie die professionalisering verder mogelijk maakt. Toch is er nog een saneringsoefening en een kapitaalinjectie in 2004 nodig vooraleer het tij keert en er een periode van exponentiële groei aanbreekt.
Maar performantie en rendement zijn niet de enige bekommernis. Ook duurzaamheid is een belangrijke waarde binnen de onderneming. Daarom staat SIPEF mee aan de wieg van de RSPO. Binnen de sector wordt met scepticisme gereageerd omdat duurzaamheid tijd en geld kost en in het slechtste geval zelfs de groei kan vertragen. Maar de familiale aandeelhouders van het eerste uur hebben zich nooit laten verleiden door snel geldbejag en mede dankzij de invloed van Ackermans & van Haaren ontstaat er ruimte voor een strategische toekomstvisie waarvan de wortels in het verleden verankerd zijn. Want het denken op lange termijn staat in het DNA van SIPEF gebeiteld. En wel om de simpele reden dat zowel palmbomen als rubberplanten geplant worden voor een periode van minstens 20 jaar. Waardoor SIPEF altijd al verplicht is geweest om lokaal te verankeren. Reeds in de pioniersjaren leidde de uitbouw van plantages tot het aanleggen van wegen en het voorzien van huisvesting, scholen en medische verzorging voor de werknemers en hun families. SIPEF heeft altijd al een voortrekkersrol gespeeld en het mag dan ook niet verbazen dat zij als één van de eerste palmolieproducenten ter wereld het RSPO-certificaat binnenhalen.
"SIPEF heeft altijd al een voortrekkersrol gespeeld en het
mag dan ook niet verbazen dat zij als één van de eerste palmolieproducenten ter wereld het RSPO-certificaat binnenhalen."

Ongoing: Yesterday is the present for tomorrow
"Het streven naar duurzaamheid heeft SIPEF gestuwd om meer in te zetten op recyclage en research. Vandaar ook onze participatie in het research lab Verdant Biosience. Soms wordt me de vraag gesteld waarom Ackermans & van Haaren in godsnaam heeft geïnvesteerd in een dinosaurus als SIPEF. Wel dit voorbeeld toont aan dat de perceptie fout is. SIPEF mag dan wel een eeuw oud zijn, maar dat weerhoudt ons niet om te anticiperen op een wereld in verandering. Het was trouwens Jacques Delen die SIPEF onder de aandacht bracht van Ackermans & van Haaren. De tropische landbouw was voor hem bekend terrein. In zijn oude wisselagentschap had hij immers fors geïnvesteerd in koloniale waarden en daarom ook meerdere malen Indonesië bezocht. Voor mij persoonlijk ging er een nieuwe wereld open. De meest beklijvende herinnering koester ik aan mijn allereerste rondreis met Theo Bracht. Hij nam me mee naar de theeplantage van Cibuni, gelegen in een glooiend landschap dat reikt tot aan de horizon, met tussen de groene theestruiken dames die in kleurrijke gewaden figureren als personages uit lang vervlogen tijden. Pure poëzie en nog steeds de meest magische plek die ik ooit bezocht. In alles wat men onderneemt, moet ook een zekere emotionele betrokkenheid zijn. Getuige daarvan de stichtende families die generatie na generatie hun hart en ziel staken in het bedrijf. Voor mij is Theo Bracht dan ook een rasechte ondernemer. En zijn dochters, die nu binnen de raad van bestuur in zijn voetsporen treden, zijn uit hetzelfde hout gesneden. Ik durf dan ook te spreken over een geslaagd huwelijk tussen Ackermans & van Haaren en de familie Bracht. Samen zijn we klaar om een nieuw hoofdstuk te schrijven. Honderd jaar is geen eindpunt, maar wel een beginpunt." LUC BERTRAND
// Luc Bertrand //



"We investeren vandaag in research zodat we morgen de groeispurt van onze sector kunnen volgen en de positie van SIPEF als producent van uitsluitend duurzame palmolie kunnen verstevigen ."
"De toekomst van 'commodities' zit in het verbeteren van performantie. Naarmate de wereldbevolking toeneemt, daalt immers de beschikbare landbouwgrond. Tegelijkertijd zal de klimaatverandering ons steeds meer confronteren met extreme weersomstandigheden en zal de vraag naar plantaardige vetstoffen alleen maar toenemen waardoor palmolie het leeuwedeel van de tropische landbouw zal vertegenwoordigen. Enkel door de ontwikkeling van sterkere, productievere palmsoorten kunnen we deze uitdagingen het hoofd bieden. Daarom investeren we vandaag in research zodat we morgen de groeispurt van onze sector kunnen volgen en de positie van SIPEF als producent van uitsluitend duurzame palmolie kunnen verstevigen. Het is dan ook onze ambitie om op termijn ons volume te verdubbelen. Concreet zou SIPEF dan één percent in plaats van een halve percent van de palmproductie wereldwijd op zich nemen. Er is dus nog heel veel ruimte voor groei. Daarom blijven we ons ook focussen op de uitbreiding van onze plantages, maar steeds binnen het kader van de principes en criteria voor de productie van duurzame palmolie. Onze deur staat wagenwijd open voor onafhankelijke boeren die hun perceel grond wensen te verkopen. Daarnaast voert SIPEF ook een actieve acquisitiepolitiek. Steeds meer holdings die zich lieten verleiden door de beurshausse van 2006 beseffen dat ze zich in een avontuur hebben gestort zonder enige expertise en komen daarom nu bij ons aankloppen. Vorig jaar deed zich op die manier de opportuniteit voor om een plantage van 10 000 hectare te kopen. De bestaande aandeelhouders gingen mee in ons verhaal waardoor ze in de voetsporen traden van de ondernemers die 100 jaar geleden aan de geboortewieg van SIPEF stonden. De sector van 'commodities' is altijd al volatiel geweest, maar de families binnen onze raad van bestuur hebben vanaf de start op lange termijn gedacht. Hun rol valt dan ook niet te onderschatten. Dankzij de fundamenten die de families in het verleden legden, kijken wij vol vertrouwen naar de toekomst." FRANÇOIS VAN HOYDONCK
// François Van Hoydonck //

/// Luchtfoto van een plantage met jonge palmen op de voorgrond en mature palmen op de achtergrond ///
21 619 Aantal werknemers binnen de Groep
Sinds 2005 werkt SIPEF actief aan groei, voornamelijk in palmolie in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea, en streeft het naar een beplant areaal van 100 000 hectare (deel van de Groep) in 2020
SIPEF is een Belgische agro-industriële Groep, genoteerd op Euronext Brussels en is gespecialiseerd in de - als duurzaam gecertificeerde - productie van tropische landbouwgrondstoffen, voornamelijk ruwe palmolie en palmproducten. Deze arbeidsintensieve activiteiten zijn geconcentreerd in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust en worden gekenmerkt door een brede stakeholderbetrokkenheid die de lange termijn investeringen op duurzame wijze ondersteunt.
| Palmolie | Rubber | Thee | Bananen | Andere | Totaal | % Aandeel van de Groep |
||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 57 813 | 5 744 | 1 763 | 0 | 0 | 65 320 | 82% | 59 300 |
| PNG | 13 687 | 0 | 0 | 0 | 0 | 13 687 | 17% | 13 687 |
| Ivoorkust | 0 | 0 | 0 | 749 | 31 | 780 | 1% | 780 |
| Totaal | 71 500 | 5 744 | 1 763 | 749 | 31 | 79 787 | 100% | 73 767 |
| % | 90% | 7% | 2% | 1% | 0% | 100% | ||
| Aandeel van de Groep | 66 211 | 5 185 | 1 591 | 749 | 31 | 73 767 |
Sinds 2005 werkt SIPEF actief aan groei, voornamelijk in palmolie in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea, en streeft het naar een beplant areaal van 100 000 hectare (aandeel van de Groep). SIPEF wil die expansie realiseren met een beperkte schuldgraad.
De productie van palmproducten, rubber, thee en bananen is zeer arbeidsintensief. Per 100 hectare zijn voor palmproducten 14, voor rubber 25, voor thee 90 en voor bananen 161 werknemers nodig. In totaal stelt de Groep vandaag ruim 21 619 werknemers te werk. Om het beheer van de plantages te optimaliseren wordt veel aandacht besteed aan opleiding voor onze werknemers over landbouw- en beheertechnieken en algemene kennis. Het beleid van de Groep op het gebied van landbouw, techniek, milieu en algemene aspecten wordt vertaald in handleidingen met standaardprocedures ("Standard Operating Procedures" – SOP) die praktische richtlijnen en alle aangewezen beheerpraktijken bevatten om de doelstellingen te halen. Opleidingen zorgen ervoor dat dit beleid correct wordt toegepast. Het management ziet erop toe dat alle werknemers in een veilige en gezonde omgeving kunnen werken.
Het Verantwoordelijke Plantagebeleid van SIPEF ("Responsible Plantations Policy'" (www.sipef.com/hq/ sustainability/policies/responsible-plantations-policy/), dat van toepassing is op alle plantageactiviteiten, wordt jaarlijks herzien om in overeenstemming te blijven met de veranderende juridische, maatschappelijke en ecologische standaarden. De recentste update werd door de raad van bestuur goedgekeurd op 19 november 2018.
Om verdere groei mogelijk te maken en te stimuleren komt SIPEF al zijn verplichtingen inzake duurzame ontwikkeling na en hanteert het verantwoorde praktijken en volledige traceerbaarheid. Dat engagement wordt gestaafd door certificaten en algemeen erkende standaarden: ISO 9001 en ISO 14001, de "Roundtable on Sustainable Palm Oil'"(RSPO), de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), de "Indonesian Sustainable Palm Oil"-standaard (ISPO), "GLOBALG.A.P.", de "Rainforest Alliance" en het "Clean Development Mechanism'"(CDM) van de Verenigde Naties (zie verklaring niet-financiële informatie pagina 98).


Om zijn plantages op lange termijn en duurzame wijze te kunnen exploiteren, moet SIPEF actief overleg plegen met alle publieke en private stakeholders, zodat het zijn maatschappelijke en juridische draagvlak voor de exploitatie in stand houdt. SIPEF gelooft dat, door samen te werken met klanten, sociale en ecologische ngo's, overheden en sectororganen, het middenveld, producenten, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders, de Vennootschap de invoering van verantwoorde en duurzame standaarden en praktijken in de sector kan bewerkstelligen en bevorderen.
SIPEF bepaalt de materiële aspecten van zijn activiteiten op basis van continu en breed overleg met alle stakeholders en een kritische doorlichting van de SIPEF-groep. Het duurzaamheidsteam van SIPEF heeft, onder begeleiding van een gerenommeerde externe consultant, een benchmarking uitgevoerd van klanten, relevante ngo's en andere plantagebedrijven om die materiële aspecten te bepalen.


Het winstuitkeringspercentage is sinds 2004 gestegen van 17% tot circa 30% in de afgelopen zeven jaar. SIPEF verwacht het huidige winstuitkeringspercentage te handhaven en het saldo te herinvesteren in de verdere groei van het bedrijf.



Bij de implementatie van zijn bedrijfsmodel, zet de Groep zich in om op een zo efficiënt mogelijke manier zijn productiviteit te verbeteren en zijn groei te stimuleren aan de hand van duurzaam verantwoorde praktijken en in alle transparantie omtrent de retraceerbaarheid van zijn producten.
Sinds 2005 werkt SIPEF actief aan groei, voornamelijk in de palmoliesector in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.
Het speerpunt van de uitbreidingen van de Groep zijn de ontwikkelingen van de activiteiten in Zuid-Sumatra. De agronomische kwaliteiten van deze streek zijn zeer goed en er zijn veel mogelijkheden voor tewerkstelling van de lokale bevolking in industriële landbouwontwikkelingen. Sinds 2011 heeft SIPEF in Zuid-Sumatra zeven concessies verkregen via drie lokale vennootschappen. Ondersteund door het expat-management van Medan Office kwam de expansie in een stroomversnelling terecht en ontwikkelt er zich momenteel een nieuwe business unit voor de SIPEF-groep. Tijdens het boekjaar werden er 2 257 hectare bijkomend gecompenseerd en 1 248 hectare voorbereid voor beplanting of beplant, om een totaal van 10 653 gecultiveerde hectare te bereiken, hetzij 68,5% van het totaal van 15 540 gecompenseerde hectaren, waarvan voorlopig 2 266 hectare werden verworven voor aanplanting door omliggende boeren en 13 283 hectare voor eigen ontwikkeling.
Na de verwerving van 95% van de oliepalmplantage PT Dendymarker Indah Lestari (DIL) maakt deze sinds 1 augustus 2017 integraal deel uit van het areaal van de SIPEF-groep. De optimalisatie van de, voorlopig, verlieslatende plantageactiviteiten en de geleidelijke herplanting van de ongeveer 20 jaar oude bomen zijn prioritair voor het investeringsprogramma van SIPEF voor de volgende jaren. Er werd tevens aangevangen met de uitbreiding van nog braakliggende gronden binnen de permanente uitbatingsvergunning (HGU), steeds binnen het kader van de "RSPO New Planting Procedure". Per eind 2018 werden reeds 956 hectare herplant en 373 hectare voorbereid voor uitbreiding van de beplante zone.
/// Theeplantage, waar onze thee met de hand geplukt wordt ///

In Papoea-Nieuw-Guinea bleef het moeilijk om de uitbreidingen voort te zetten omwille van de regels voor de "New Planting Procedure". De reeds beplante 13 687 hectare kunnen daar dus maar in beperkte mate aangroeien tot zo'n 15 000 hectare in de volgende jaren, dankzij enkele verwervingen van gronden die reeds voorheen voor landbouwdoeleinden werden gebruikt. Deze omvang stemt overeen met de volledige capaciteitsbenuttiging van onze drie fabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea, rekening houdend met de bijkomende producties van de 3 700 omliggende boeren die 40% van de olieproductie vertegenwoordigen. Ondanks de beperkte expansie is de aangroei toch van belang aangezien deze zone agronomisch de hoogste rendementen van de Groep oplevert en de kostprijs in de laatste drie jaar met bijna 14% is gedaald, dankzij de gestegen omvang en de inspanningen van het lokaal en het expat-management.
Door al deze verrichtingen komt op het einde van het boekjaar het aantal hectaren geplante oliepalmen op 71 500 uit en bedraagt het totaal van de beplante hectaren (aandeel van de Groep) 73 767, tegenover 32 784 hectare in 2005. Het samengestelde jaarlijkse groeipercentage bedroeg dus, tussen 2005 en 2018, 6,4%.
Langzaam maar zeker wordt het nagestreefde doel van 100 000 beplante hectare realiteit. SIPEF blijft actief zoeken naar investeringsmogelijkheden in de uitbreiding van de aangeplante arealen in ver van de steden verwijderde gebieden waar de landbouwsector de belangrijkste werkgever is.
Tot slot is er nog de voortzetting van het samenwerkingsakkoord met Verdant Bioscience Pte Ltd dat in 2013 werd ondertekend met New Britain Palm Oil Ltd, een plantageonderneming met een gerenommeerd onderzoekscentrum voor palmzaadproductie in Papoea-Nieuw-Guinea, dat deel uitmaakt van de Sime Darby Groep en Biosing. In het kader van deze overeenkomst geniet de Groep van een actieve agronomische begeleiding en zal voordeel kunnen halen uit de ontwikkeling van hoogrenderende palmen. SIPEF verwacht dus om via de toepassing van deze wetenschappelijke ontwikkelingen de productiviteit van de oliepalmplantages op middellange termijn naar een hoger peil te brengen en hun toekomstige rendabiliteit in belangrijke mate te kunnen ondersteunen en verbeteren.
De SIPEF-groep bezit en exploiteert zes palmoliefabrieken in Indonesië en drie palmoliefabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea, die in 2018 in totaal 1 506 043 ton trossen palmvruchten verwerkten. Die activiteit genereerde, naar schatting, 1 205 000 m³ afvalwater en 331 000 ton lege palmtrossen.
In het verleden werden afvalwater en lege vruchtentrossen behandeld als afval van het palmolieproductieproces zonder enige waarde voor het bedrijf en werden verwerkt via secundaire processen die extra kosten genereerden.
Het afvalwater onderging afvalverwerkingsprocessen via anaerobe bekkens waarbij grote hoeveelheden methaangas werden uitgestoten. Ter herinnering: het aardopwar-

/// Methaangaswasser op de voorgrond en reactorvat op de achtergrond ///
mingsvermogen van methaangas is 21 maal hoger dan dat van koolstofdioxide.
SIPEF heeft zich de laatste jaren ingezet om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Een van de grootste inspanningen van de SIPEF-groep om de methaanuitstoot terug te dringen en duurzame inkomsten voort te brengen voor haar aandeelhouders is de bouw van methaanopvanginstallaties in de palmoliefabrieken van Mukomuko, Bukit Maradja, Perlabian, Umbul Mas Wisesa en Barema. Al deze investeringen werden geregistreerd als projecten in het kader van het "Clean Development Mechanism" uit het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties. De methaanopvanginstallaties op deze sites kunnen methaan affakkelen, of nog beter, verbranden in de fabrieksketels of zelfs in een gasmotor die elektriciteit opwekt.
De palmolie-extractiefabriek van Mukomuko produceert uit het afvalwater biogas met methaan als belangrijke gasfractie en recupereert dat in de methaanopvanginstallatie in een gesloten reactorvat dat de anaerobe bekkens vervangt. Het biogas dat in het reactorvat wordt geproduceerd is echter niet gebruiksklaar omdat het veel vocht en waterstofsulfide bevat. Het moet een behandeling ondergaan in hoofdzaak om zwavel en vocht te verwijderen, voordat het een gasmotor van stroom kan voorzien om zo elektriciteit te produceren.
Onverwerkte lege palmtrossen zijn zeer vochtig en zijn daarom niet geschikt als brandstof voor een ketel. Bovendien laat hun afmeting een efficiënte verbranding in een biomassaketel niet toe. Ze kunnen gebruikt worden als mulchlaag in de plantage of, sinds enkele jaren, ook gerecycleerd worden tot compost.
Eind 2016 werd in Bukit Maradja een eerste composteerinstallatie in gebruik genomen die afvalwater en lege palmtrossen, na toevoeging van andere nevenproducten, zoals bezinksel uit de decanteerinstallatie en uit de ketelassen, verwerkt tot compost. Deze compost wordt in de plantages gebruikt als bodemverbeteraars ter vervanging van kunstmest.
De composteerinstallatie bestaat uit acht beluchte bunkers en verwerkt 100% van de lege palmtrossen en het afvalwater van de palm oliefabriek tot een organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. Het systeem houdt de aerobe omstandigheden voortdurend op peil zodat er tijdens het composteerproces geen methaan wordt geproduceerd. Dat gebeurt door bodembeluchting en door de

Afvalwater gerecycleerd in 2018 door de palmoliefabriek van Bukit Maradja
-1 300 000 LITER Minder dieselverbruik in 2018 in Indonesië, hetzij een besparing voor de
Groep van USD 750 000
opeenvolgende verplaatsing van de compost van de ene bunker naar de andere. Het zuurstofgehalte en de temperatuur worden constant bewaakt en geregistreerd. In 2018, recycleerde de installatie, die voldoet aan de normen van de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), 28 650 ton lege palmtrossen en 56 098 m³ afvalwater van de palmolie-extractiefabriek van Bukit Maradja. De installatie verwerkt ook bezinksel uit de decanteerinstallatie en ketelassen.
Om te voorkomen dat de compost niet geschikt zou zijn voor het beoogde gebruik, wordt elke maand het voedingsstoffengehalte ervan gecontroleerd.
Afval composteren is een goede manier om grondstoffen te recycleren en het milieu te beschermen. Het doel van SIPEF is om meer dan 60% van de kunstmeststoffen in de plantage van Bukit Maradja te vervangen door compost.
Een palmoliefabriek produceert drie bronnen van biomassa: palmpitdoppen, mesocarpvezels en lege palmtrossen.
Palmpitdoppen en mesocarpvezels worden momenteel in de palm oliefabrieken gebruikt als brandstof in biomassaketels die stoom produceren. De stoom wekt vervolgens elektriciteit op in stoomturbines. De uitlaatstoom wordt elders in het fabrieksproces aangewend.
Lege palmtrossen zijn oorspronkelijk niet geschikt als brandstof, zoals we hierboven vermeldden, omwille van hun hoog vochtgehalte en grote omvang. In de palmolie-extractiefabriek van Mukomuko worden de lege palmtrossen echter vermalen en samengeperst, waardoor het volume afneemt, een kleine hoeveelheid olie vrijkomt en het vochtgehalte daalt tot minder dan 50%. Na deze behandeling zijn ook de lege palmtrossen geschikt voor gebruik als brandstof in de biomassaketel.
De door de stoomturbines opgewekte elektriciteit wordt gebruikt door de fabrieken en vermindert dus hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, zoals diesel. Dankzij een efficiënt gebruik van deze grondstoffen in 2018 is het dieselverbruik in Indonesië ten opzichte van 2014 met meer dan 1 300 000 liter afgenomen. Dit komt neer op een besparing voor de Groep die op ruim USD 750 000 wordt geschat.
Nieuw composteersysteem met beluchte bunker

28 650 TON
Lege palmtrossen gerecycleerd in 2018 door de palmoliefabriek van Bukit Maradja

De elektriciteit die de stoomturbines en de biogasmotor in de palmoliefabriek van Mukomuko opwekken, wordt gebruikt voor de werking van de fabriek en voor andere activiteiten van het bedrijf, zoals het centrale transportatelier, de directiekantoren en huisvesting. De palmoliefabriek van Mukomuko is de enige waar dat gebeurt. In 2018 wekten de stoomturbines en de biogasmotor van Mukomuko in totaal 12 477 452 kWh elektriciteit op, waarvan 8 145 249 kWh werd geconsumeerd door andere activiteiten. Het overtollige deel, wordt geleverd aan het publieke net van Perusahaan Listrik Negara (PLN) in de provincie Bengkulu.
De uitbating van de plantages door SIPEF in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust resulteert in een hoge waardecreatie voor de productielanden, waarvan de economische ontwikkeling wordt bespoedigd:
/// SIPEF pleegt actief overleg met publieke en private stakeholders. Ze gelooft dat door samen te werken met klanten, sociale en ecologische ngo's, overheden en sectororganen, het middenveld, producenten, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders, de Vennootschap haar maatschappelijk en juridisch draagvlak kan in stand houden, waardoor ze de invoering van verantwoorde en duurzame standaarden en praktijken kan bewerkstelligen en bevorderen.
Enkel bepaalde voorbeelden van waardecreatie worden in het kort beschreven. Om een meer volledige kijk te krijgen over de manier waarop de Groep waarde creëert op verschillende niveaus, is het nuttig eveneens het hoofdstuk "Niet-financiële informatie" te raadplegen op pagina 98 van dit jaarrapport..

Ruwe palmolie ("Crude Palm Oil", CPO) is een eetbare plantaardige olie die wordt verkregen uit de pulp van de oliepalmvrucht en die wordt geraffineerd/gefractioneerd tot geraffineerde producten voor uiteindelijk gebruik. Palmpitolie ("Palm Kernel Oil", PKO) komt uit de pit van de palmvrucht, maar heeft bijzonder verschillende chemische eigenschappen en een andere vetsamenstelling. Palmpitolie is rijker aan laurinezuur en is van aard vergelijkbaar met kokosolie. Ook palmpitolie wordt geraffineerd voor verder gebruik.
Eén hectare oliepalmbomen levert ongeveer 22 ton vruchten op (verse vruchtentrossen of FFB – "Fresh Fruit Bunches"). Bomen krijgen twee tot drie jaar na het planten vruchten, bereiken een piekproductie na zeven jaar en vanaf achttien jaar neemt de productie af. De commerciële levensduur van een boom bedraagt doorgaans 22 tot 25 jaar. De efficiëntie van de productie wordt gewoonlijk bepaald door de oogst van het aantal FFB's per hectare en de olie-extractieratio (CPO per ton FFB). Ruwe palmolie wordt geproduceerd via een verwerkingsproces en vervolgens ofwel 'upstream' verkocht als grondstof of verder 'downstream' geraffineerd.
Palmolie behoort tot een groep van 17 belangrijke oliën en vetten (van sesamolie tot palmolie). De totale markt voor plantaardige olie vertegenwoordigt circa 230 miljoen ton.
De consumptie van eetbare olie wordt voornamelijk gedomineerd door de voedingsindustrie (+/-70% van het gebruik van eetbare oliën), maar eetbare olie heeft ook een belangrijke toepassing in brandstof (palm-, soja- en raapzaadolie zijn belangrijke onderdelen van biodiesel) en in de industriële/chemische sector. Palmolie wordt vaak gebruikt als bakolie, in braadproducten en in producten zoals margarine. Geraffineerde producten op basis van ruwe palmolie en palmpitolie kunnen overal worden aangetroffen, van zeep tot cosmetica.
/// Vers geoogste palmtrossen klaar voor transport naar de palmoliefabriek ///
Concurrentieel kader
Palmolie (inclusief palmpitolie) en sojaolie domineren de wereldwijde markt voor eetbare plantaardige oliën, met een respectievelijk productie-aandeel van ongeveer 35% en 24%.
AANDEEL IN OLIEPRODUCTIE (2018)

De ideale productieomstandigheden houden in dat plantages dicht bij de evenaar zijn geconcentreerd, voornamelijk in Maleisië en Indonesië (84% van de gecombineerde wereldproductie van CPO), en in bepaalde delen van West-Afrika. Indonesië heeft zijn relatieve aandeel van de wereldwijde productie van ruwe palmolie in de loop van de jaren opgevoerd. De productie van sojabonen is geconcentreerd in de VS en Argentinië/Brazilië (gecombineerd zijn de drie regio's goed voor 81% van de jaarlijkse productie).

CPO productie - Maleisië vs. Indonesië

Bron: Oil World
Grote plantagebedrijven spelen een dominante rol, hoewel de teelt van oliepalmen zelf gefragmenteerder is, waarbij overheidsentiteiten en lokale producenten zowel in Maleisië als Indonesië een belangrijke rol spelen.
Het aandeel van palmolie is toegenomen en heeft in de laatste 25 jaar marktaandeel veroverd op concurrerende oliën.

Hoewel palmolie en palmpitolie goed zijn voor circa 35% van de wereldwijde productie van eetbare olie, vertegenwoordigt de beplante oppervlakte slechts 7% van de totale beplante oppervlakte.
AANDEEL IN BEPLANTE OPPERVLAKTE (2018)

35% VS. 7%
Hoewel palmolie en palmpitolie goed zijn voor circa 35% van de wereldwijde productie van eetbare olie, vertegenwoordigt de beplante oppervlakte slechts 7% van de totale beplante oppervlakte
// 33
Een van de belangrijkste bepalende factoren voor die trend was de aanzienlijk hogere opbrengst van palmolie: met vier ton per hectare (4 t/h) ligt de opbrengst vijf- tot tienmaal hoger dan concurrerende oliën. Hoewel dit een duurzaam concurrentievoordeel is, is er naar onze mening ook een nadeel aan verbonden, aangezien de vereiste grond zich vaak in beboste gebieden bevindt. Onder druk van de milieuregelgeving en duurzaamheidsvereisten is het groeitempo de afgelopen jaren afgenomen.
Hoewel het aanbod gedomineerd wordt door Maleisië en Indonesië, wordt een aanzienlijke hoeveelheid van hun productie geëxporteerd. De grootste exportmarkten zijn China, India en de EU, goed voor circa een derde van de wereldwijde vraag . De groei van de wereldwijde vraag heeft zich veerkrachtig getoond, met een samengestelde jaarlijkse groei van 4% in de afgelopen 10 jaar . Dat tempo kan door meerdere factoren worden verklaard, maar de belangrijkste zijn zeker het hogere inkomen van consumenten in opkomende markten en de vraag naar biodiesel. Daarnaast kan de vraag in sterke mate worden beïnvloed door de prijsverhouding tussen concurrerende oliën, aangezien vele elkaars vervangingsproducten zijn voor hun voornaamste toepassing als bakolie.
Net als bij de meeste grondstoffen zijn gegevens over de voorraad van de sector de beste maatstaf om het evenwicht tussen de vraag en aanbod in de sector te bepalen. Langetermijntrends houden rekening met volatiliteit en vertonen een duidelijke correlatie tussen de voorraadniveaus en de richting van de prijs. Er gelden voor palmolie opslagbeperkingen, aangezien palmolie na drie tot zes maanden begint te bederven. Ook is de markt fundamenteel krap vanwege de onbeschikbaarheid van grond en vanwege de doorlooptijd tussen planten en maturiteit.
Palmolie is sterk verbonden met de prestaties van haar belangrijkste rivaal, sojaolie. Traditioneel wordt palmolie verhandeld tegen een korting van 10-20% (gemiddelde over de laatste vijf jaar) ten opzichte van sojaolie, wat voornamelijk het grotere aanbod weerspiegelt. Toch kunnen de oliën in hun belangrijkste toepassingen (bakken en brandstof) door elkaar worden vervangen, en bijgevolg ver-

Palmolie (CPO) Palmpitolie (PKO)
Bron: Wereldbank grondstoffenprijzen
Met 4 ton per hectare ligt de opbrengst van palmolie vijf- tot tienmaal hoger dan concurrerende oliën. Een hectare oliepalmen levert jaarlijks gemiddeld 4 ton op, tegenover 0,4 ton voor een hectare soja, 0,6 ton voor zonnebloemen en 0,75 ton voor raapzaad.
+4%
Groei van jaarlijkse wereldwijde vraag gedurende de laatste 10 jaar
De grootste exportmarkten zijn China, India en de EU, goed voor circa een derde van de wereldwijde vraag

/// Voertuig met schaarlift waarmee men vruchten vanuit het veld verzamelt ///
wacht de Vennootschap geen aanhoudende periode van loskoppeling. De relatie houdt in dat schokken in de vraag en vooral het aanbod (zoals weersgebeurtenissen) van een van beide oliën een aanzienlijke impact kunnen hebben op de andere.
Trends in de consumptie van palmolie op de belangrijkste markt worden zorgvuldig in de gaten gehouden, voornamelijk in India, China en de interne markt in Indonesië.
Sinds Indonesië mengverplichtingen oplegt voor biodiesel, is de lokale vraag in aanzienlijke mate gestegen tot boven de reeds belangrijke lokale vraag voor de voedingssector. Er is nog niet eens voldaan aan de huidige B20-verplichting, maar de overheid overweegt reeds om in 2020 een B30-verplichting in te voeren. Het "Palm Oil Support Fund" wordt gefinancierd door de exportheffing op palmolie die het land verlaat, en wordt gebruikt voor de subsidiëring van de producenten van biodiesel. Zodra B30 met succes is ingevoerd, zullen er in het binnenland miljoenen extra tonnen worden verbruikt.
India is traditioneel een grote consument van palmolie. Dit blijft het geval aangezien de lokale productie van zaadolie de hogere vraag nog steeds niet kan bijbenen door de groei van het bruto binnenlands product (bbp), vooral van de middenklasse, en de bevolkingsgroei zelf. De schommelingen in de vraag worden veroorzaakt door de lokale productie en de concurrentiepositie van palmolie in vergelijking met concurrerende geïmporteerde oliën.
China heeft zwaar geïnvesteerd in de productie van sojabonen, maar heeft net als in de afgelopen jaren nog steeds extra palmolie nodig.
De piekjaren voor de groei van het Chinese bbp waren uitzonderlijk sterk voor de palmolie-import en de prestaties van de palmolieprijs. Als de economie blijft groeien en het inkomen per capita toeneemt, zou dit een gunstige invloed moeten hebben op de vraag.
Ook geldt er een zeer nauwe correlatie met de bredere grondstoffenmarkten. Die wordt bepaald door het belang van opkomende markten als consumenten van grondstoffen, economische groeitrends en de verbanden tussen verschillende landbouwproducten.
Palmolie roept bij klanten, investeerders en ngo's vaak vragen op omtrent de duurzaamheid van het gebruik van bosgrond, landontginningstechnieken en CO2 -uitstoot, evenals de arbeidsreglementering. Een drastische verandering in de houding van klanten zou een impact kunnen hebben op de langetermijnvraag (ongunstig voor CPO), terwijl de steeds strengere beperkingen die gelden voor het gebruik van grond tot een krapper aanbod zouden kunnen leiden (gunstig voor CPO). Dit blijven voor de sector belangrijke kwesties.
Anderzijds is toezicht op de sector niet nieuw: er worden al meer dan 10 jaar belangrijke interne en externe inspanningen geleverd om de palmolie-industrie te reguleren en te bewaken. De RSPO ontstond in 2001 en werd formeel opgericht in 2004. Het is een organisatie zonder winstoogmerk waarvan de circa 4 107 leden inspanningen leveren om traceerbaarheid te bevorderen, zich te verzetten tegen

de ontginning van gevoelige terreinen en de gecertificeerde producten die als handelsmerk zijn geregistreerd (CSPO) te promoten. Hoewel CSPO de benchmark vertegenwoordigt, zijn er andere vrijwillige en verplichte standaarden, zoals ISPO ("Indonesian Sustainable Palm Oil") en MSPO ("Malaysian Sustainable Palm Oil"), en tal van derden en ngo's die toezien op de naleving van de normen.
Palmolie is voor Indonesië en Maleisië een belangrijke bron van werkgelegenheid en inkomsten (84% van het wereldwijde aanbod). Eind 2015 hebben Maleisië en Indonesië de "Council of Palm Oil Producer Countries" (CPOPC) opgericht om een antwoord te bieden op veel voorkomende problemen waarmee de palmoliesector wordt geconfronteerd, om een einde te maken aan ondermijningstactieken en de duurzaamheid van de prijzen voor ruwe palmolie op lange termijn te verzekeren.
Palmolie vertegenwoordigt 35% van het wereldwijde aanbod van plantaardige olie en heeft een rendement dat in aanzienlijke mate superieur is aan dat van zijn concurrenten. Ook kan palmolie rekenen op een aanzienlijk aantal klanten in opkomende markten (vooral in Indonesië, India en China). Daardoor is de Vennootschap niet van oordeel dat enige traditionele partijen de intentie hebben om ruwe palmolie zodanig te reguleren dat de markt verdwijnt. Dit wordt bevestigd door de gestage groei van palmolie en het steeds grotere wereldwijde marktaandeel, ook al wordt er steeds meer belang gehecht aan duurzaamheid.
Ook zorgt regulering voor een krapper aanbod. De relevantste gevolgen van dit strengere toezicht waren waarschijnlijk de geleidelijke afname van beschikbare grond. De groei van de geplante hectaren is in Maleisië en ook in Indonesië aanzienlijk afgenomen. De productie vertoont een gestage groei dankzij de verbeterde opbrengst en dankzij de ontwikkeling van plantages in nieuwe landen in Zuidoost-Azië, West-Afrika en Zuid-Amerika. De Vennootschap beschouwt deze fundamentele verkrapping van het aanbod als inherent positief voor de prijs van ruwe palmolie en stelt geen tekenen vast die erop wijzen dat deze trend verdwijnt. Indonesië heeft met ingang van 1 mei 2016 een nieuw moratorium opgelegd op nieuwe oliepalmplantages en mijnbouwvergunningen om het milieu te beschermen. Palmolieplantages vertegenwoordigen nu al 70% van de landbouwgrond in Maleisië, en marktdeelnemers uit de sector verwachten nog maar weinig verdere groei. Extra maatregelen zoals de studie naar hoge koolstofvoorraden (HSC) oefenen ook neerwaartse druk uit op de groei van de grond op korte termijn.

Plantaardige oliën zoals palmolie zijn een belangrijke component van biodiesel. Mais, suiker en tarwe zijn het basismateriaal voor het belangrijkste alternatief, bio-ethanol. De groei van de biodieselindustrie is een andere factor die een aanzienlijke invloed heeft uitgeoefend op de prijs van ruwe palmolie. Biodiesel heeft in de afgelopen 10 jaar consequent marktaandeel veroverd op de markt voor plantaardige oliën, aangezien mensen steeds milieubewuster worden en overheden verplichte minimumniveaus introduceren voor het verbruik van biobrandstoffen. Palmolie vertegenwoordigt circa een derde van het basismateriaal voor biodiesel. Indonesië is een grote producent (circa 10% van de wereldwijde biodiesel). Dit heeft op zijn beurt geleid tot een steeds sterkere correlatie tussen de prijs van ruwe palmolie en de prijs van ruwe olie.
Biodiesel op basis van belangrijkste landbouwgrondstoffen (in miljoen ton)

Bron: Oil World

Bron: Wereldbank grondstoffenprijzen – updated database
Deze relatie houdt impliciet in dat biobrandstoffen als gevolg van hoge aardolieprijzen relatief gezien aantrekkelijker worden. Dit betekent dat de sector van de biodiesel veelal zal worden bepaald door de oplegging en toename van verplichte volumes, en niet zozeer door vrijwillige bijmenging. Niettemin zou de ruwe-olieprijs een realistische bodem voor de ruwe-palmolieprijzen moeten blijven.
In de laatste decennia is het totale gebruik van oliën en vetten (voeding, bio-energie, cosmetica, enz.) gestaag toegenomen. In de periode van 2005 tot 2018 blijkt, volgens "Oil World", uit de statistieken dat de consumptie van zo'n 137 miljoen ton in 2005 is gestegen tot 230 miljoen ton in 2018. Over de hele wereld gaat de voorkeur bij de consumptie van oliën en vetten uit naar lokaal geproduceerde oliën en vetten. Bijgevolg zijn eenjarige zaadgewassen (sojaolie, raapzaadolie en zonnebloemolie) in Noord-Amerika, Europa en Rusland de belangrijkste bronnen van olie. In tropische landen worden voornamelijk palmolie, kokosolie en arachideolie geproduceerd en geconsumeerd.
De wereldwijde gemiddelde consumptie van olie en vetten per capita (bio-energie inbegrepen) is gestegen van 21 kg in 2005 tot 27,8 kg in 2015. In het algemeen neemt de consumptie van oliën en vetten evenredig toe met het besteedbare inkomen. De laatste paar jaar is de consumptie zelfs nog sneller dan verwacht gegroeid als gevolg van de incrementele vraag vanuit de markt voor biobrandstoffen.
De groei van de bevolking zal een enorme impact hebben op de toekomstige voedselvereisten. De wereldbevolking blijft stijgen, wat zal leiden tot een hogere vraag naar vlees, vet en verwerkte voeding en tot een hogere vraag naar biobrandstoffen. Er is nieuwe grond nodig of de opbrengsten zullen moeten verbeteren opdat het aanbod aan de vraag kan voldoen. Historisch gezien gaat een hogere productie gepaard met ontbossing. Gezien het toenemende protest en de oprichting van de RSPO (goed voor 19% van de wereldwijde palmolieproductie), is de Vennootschap van oordeel dat het steeds moeilijker zal worden om uit te breiden in vooralsnog onontgonnen gebieden.

Historisch Mediaan voorspelling Laagste 95% voorspellingsinterval Laagste 80% voorspellingsinterval Hoogste 80% voorspellingsinterval Hoogste 95% voorspellingsinterval
Bron: United Nations, Department of Economic and Social Affairs, Population division (2017)
"Groei van wereldbevolking zal verder leiden tot hogere vraag naar verwerkte voeding en naar biobrandstoffen."
In opkomende regio's (voornamelijk Azië-Pacific) hebben demografische trends nu al bijgedragen tot ruim een verdubbeling van de wereldwijde vraag naar palmolie in de laatste 15 jaar, aangezien de consumptie per capita sterk gecorreleerd is met het inkomen.
Aangezien er een correlatie bestaat tussen consumptie en inkomen, is de Vennootschap van oordeel dat de grootste stijging in de consumptie zal plaatsvinden in de landen met een hoge bevolkingsgroei waar het inkomen per capita stijgt. Bijgevolg verwacht de Vennootschap dat de grootste stijging in de consumptie van palmolie zal plaatsvinden in de groeimarkten, waar palmolie nu al een onderdeel is van het consumptiepatroon.
Hoewel de productie van palmolie in Zuidoost-Azië en Afrika de laatste 10 jaar een gestage groei heeft vertoond, wordt verwacht dat het aanbod van palmolie ook in de toekomst geconfronteerd wordt met beperkingen door de geringe beschikbaarheid van landbouwgrond die geschikt is voor tropische landbouw. De druk om milieuvoorschriften na te leven en te voldoen aan duurzaamheidsvereisten zal verhinderen dat er nieuwe plantages in gevoelige beboste gebieden kunnen worden ontwikkeld. Daarom zal een groter aanbod ook afkomstig moeten zijn van hogere opbrengsten op bestaande geplante hectaren van industriële ondernemingen, plantages die eigendom zijn van de overheid en lokale boeren door gebruik van betere zaden, betere behandelingsmogelijkheden tegen ongedierte en ziekte, waterbeheer en efficiëntere meststoffen.
"Als een volledig conforme producent van gecertificeerde duurzame palmolie, is SIPEF ideaal geplaatst om te profiteren van deze toekomstige trends."
Het is dan ook heel waarschijnlijk dat de vraag in de toekomst sneller stijgt dan de productie.
Deze visie wordt ondersteund door de meeste grondstoffenhandelaren die de perspectieven van plantaardige oliën, en palmolie in het bijzonder, op lange termijn bewaken. Als een volledig conforme producent van gecertificeerde duurzame palmolie, is SIPEF ideaal geplaatst om te profiteren van deze toekomstige trends.


De palmoliemarkt van 2018 werd getroffen door enkele gebeurtenissen die een grote invloed hadden op de prijzen, namelijk een zeer sterke productiegroei, politieke beslissingen die een impact hadden op de vraag, en het uitbreken van een handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China.
Het jaar begon met gematigde voorraadniveaus in zowel Maleisië als Indonesië. Vooral in Maleisië was er een sterke opbrengststijging in het eerste kwartaal, waarna de productie afzwakte. De regering van Maleisië verraste de markt in januari met een opheffing van de uitvoerbelasting van 5% om zijn concurrentiepositie op de exportmarkt te verbeteren en de telers in de aanloop naar de verkiezingen een hoger rendement in het vooruitzicht te stellen. De positieve gevolgen van deze maatregelen werden echter volledig tenietgedaan door een verhoging van de importheffing met USD 100 per ton die de Indische regering begin maart invoerde. Aangezien India alleen de invoerheffing voor palmolie verhoogde en de vloeibare oliën ongemoeid liet, stapte het land massaal over naar zonnebloem- en sojaolie. Hiervan profiteerden niet alleen Brazilië en Argentinië, maar vooral ook Rusland en Oekraïne, die net een recordopbrengst zonnebloemen hadden geoogst. Pas in het derde kwartaal verhoogde India ook de invoerheffing voor vloeibare oliën, maar intussen was het kwaad al geschied voor de palmoliesector.


/// Vruchtentrossen in een palm ///
In het tweede kwartaal van het jaar startte de Amerikaanse President Trump een handelsoorlog met China, waarop de Chinese regering als vergeldingsmaatregel onder meer een importheffing van 25% invoerde voor Amerikaanse sojabonen. De sojaboeren in de VS, die net een recordopbrengst hadden geoogst, hebben daardoor een bijzonder moeilijk jaar achter de rug, aangezien de prijzen voor sojabonen instortten. De prijsstructuur tussen de Zuid-Amerikaanse landen die soja produceren en de VS is hierdoor veranderd: terwijl de Braziliaanse en Argentijnse boeren meer soja zullen planten, zullen de boeren in de VS meer mais en tarwe telen, aangezien deze gewassen betere winstvooruitzichten bieden. De onzekerheid als gevolg van de handelsoorlog had onmiskenbaar een negatieve impact op de hele markt van de landbouwgoederen. Palmolie vormde hierop geen uitzondering en er was een sterke uitstroom van kapitaal tijdens het jaar.
De sterke stijging van de aardoliekoersen had een positieve impact op palmolie, omdat de biodieselmarges zeer aantrekkelijk waren. De POGO-spread, het prijsverschil tussen palmolie en gasolie, steeg tot ruim USD 200 per ton en de export van palmbiodiesel naar China, Europa en Afrika nam toe, omdat vrijwillige bijmenging er economisch aantrekkelijk was geworden. Door de forse prijsdaling op de aardoliemarkt in het vierde kwartaal werd verdere vrijwillige bijmenging echter onrendabel. Tegelijk breidde Indonesië zijn 20% biodiesel-verplichting uit, waarbij de regering van President Jokowi pleitte voor het gebruik van meer binnenlands geproduceerde biodiesel in plaats van de invoering van uit aardolie gewonnen diesel in USD, deels ter ondersteuning van de Indonesische roepia in de aanloop naar de verkiezingen in 2019. Deze verbintenis, waarbij de regering zelfs aankondigde in 2019 een doelstelling van 30% biodiesel na te streven, gaf een boost aan de Indonesische biodieselindustrie, en de productiecapaciteit zal nu op de proef worden gesteld.
De grote productiegroei in Indonesië gedurende het hele jaar, goed voor een stijging van bijna 4 miljoen ton, zette de prijzen sterk onder druk. De raffinagesector had te kampen met verschillende logistieke problemen en de voorraadniveaus lagen zeer hoog. Dat was hinderlijk voor de toeleveringsketens en de kortingen op de contantmarkt namen toe. In het vierde kwartaal daalde de palmolieprijs tot USD 450 per ton CIF Rotterdam, het laagste niveau in 10 jaar tijd, maar aan het einde van het jaar herstelde de prijs zich enigszins. De Indonesische regering verving de vaste uitvoerheffing van USD 50 per ton door een progressieve heffing op basis van de prijs. In december werd de heffing verlaagd naar nul, wat goed nieuws was voor de plantagesector, aangezien die te lijden had onder de lage marktprijzen.
De gemiddelde prijs voor ruwe palmolie ("Crude Palm Oil", CPO) CIF Rotterdam in 2018 bedroeg USD 598 per ton tegenover gemiddeld USD 715 per ton in 2017, een daling van meer dan 16%.

De laurineoliemarkt, de overkoepelende term voor palmpitolie ("Palm Kernel Oil", PKO) en kokosolie, daalde fors in de loop van 2018. De PKO-productie groeide in lijn met de sterke stijging van de palmproductie, en bovendien herstelde de kokosolieproductie zich na enkele slechte jaren door de verwoestende tyfoon van 2014. In de afgelopen jaren daalde de wereldwijde vraag naar laurineoliën door de hoge prijzen, maar dit jaar zijn de prijzen sterk gedaald om marktaandeel terug te winnen. Het prijsverschil tussen de piek van USD 1 270 per ton en het dieptepunt van USD 640 per ton voor PKO was in 2018 enorm groot. Zo blijkt duidelijk hoe volatiel de prijs was. De gemiddelde prijs van PKO CIF Rotterdam bedroeg in 2018 USD 921 per ton, tegenover een gemiddelde van USD 1 279 per ton in 2017. De PKOprijs lag gemiddeld USD 323 per ton hoger dan die van palmolie. Aan het begin van het jaar bedroeg dit prijsverschil nog bijna USD 564 per ton, maar op het einde van het jaar was het gedaald naar USD 250 per ton, nog steeds iets meer dan het historische gemiddelde.
/// Detail van de palmvruchten, waarop het vruchtvlees en de palmpitten duidelijk zichtbaar zijn ///


Minimum CIF-prijs ruwe palmolie in 4de trimester 2018, laagste in 10 jaar
USD 921/TON Gemiddelde CIF-prijs van palmpitolie in 2018















De volatiliteit op de markt voor natuurrubber was in de voorbije 10 jaar wellicht nooit zo laag als in 2018. De productie van natuurrubber was vrij goed in evenwicht met de vraag, al waren er nog steeds aanzienlijke voorraden in zowel de afnemende als de producerende landen, een restant van 2017. Ook al oogde de wereldwijde macro-economische situatie gunstig, werd er een recordaantal auto's verkocht en leek de sector van de zware voertuigen de wind in de zeilen te hebben door nieuwe investeringen, het kon de rubbermarkt niet tot leven wekken. De daling van de inkoopmanagersindex ("purchasing managers' index", PMI) in China in het tweede halfjaar had een aanzienlijk negatief effect. De markt stond daarnaast onder druk door de handelsspanningen tussen de VS en China en de sterkere Amerikaanse dollar.
De prijzen bleven het grootste deel van het jaar binnen een bepaalde bandbreedte schommelen, met een licht dalende trend bij negatief macronieuws zoals de val van de aardolieprijzen in het vierde kwartaal. De rally op de aardoliemarkt van februari tot begin oktober werd grotendeels genegeerd, kenmerkend voor de rubbermarkt van 2018. Aan de onderkant van de prijsvork boden de verkopers weerstand, omdat de prijzen nauwelijks boven of zelfs onder de totale kosten lagen. In sommige delen van de wereld bedankten locale boeren ervoor om uit te rijden en te oogsten tegen dergelijke lage prijzen.
De markt voor natuurrubber sloot 2018 af op USD 1 500 per ton RSS3 op de SICOM-futuresbeurs, een daling van 15% tegenover de prijs van USD 1 770 per ton aan het begin van het jaar. De gemiddelde prijs voor RSS3-natuurrubber bedroeg in 2018 USD 1 565 per ton, tegenover USD 1 995 in 2017, een daling van 22%.

Volgens de 'International Rubber Study Group' (IRSG) steeg de wereldvraag naar natuurrubber in 2018 met 4,9%, vergeleken met een stijging van 4,3% in 2017. Op basis van de cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voorspelt de IRSG een groei van de vraag met respectievelijk 2,6% en 2,3% voor 2019 en 2020 onder normale economische omstandigheden. Na een forse groei van 7,6% in 2017 is het aanbod van natuurrubber in 2018 met 2,5% gestegen. De nieuwe aanplantingen werden taprijp; vooral de nieuwe plantages in Vietnam en Ivoorkust presteerden goed in 2017, al lijkt deze trend af te zwakken. De IRSG verwacht onder normale omstandigheden een aanbodgroei van 2,6% voor 2019 en 2,3% voor 2020. Op basis van deze ruwe aanwijzingen kunnen we stellen dat vraag en aanbod vrijwel in evenwicht zijn in 2018 en in de nabije toekomst. De markt blijft echter onder druk staan door een voorraadoverschot.

/// Jonge rubberplanten in de kwekerij ///

Onze theekwaliteit van Cibuni wordt vergeleken met de Keniaanse kwaliteit. De beste maatstaf voor onze prijzen is dan ook de beurs van Mombasa. Kenia is ook de grootste exporteur van zwarte CTC-thee (Cut, Tear and Curl). De prijzen zijn gedurende het hele jaar geleidelijk gedaald door de goede productiecijfers sinds het laatste kwartaal van 2017, die zich het hele jaar 2018 doorzetten. De prijzen schommelden binnen een nauwe vork in het eerste kwartaal, dat de laagste productievolumes van het jaar heeft, maar daalden vooral tijdens het tweede kwartaal vanwege een goede opbrengst en een daling van de vraag tijdens de ramadan. De geleidelijke prijsdaling zette zich door in de tweede helft van 2018, aangezien de productie van april 2018 tot het einde van het jaar elke maand een hoogterecord neerzette. Aan het einde van 2018 lagen de prijzen 13% lager dan aan het begin van het jaar. Daarbovenop
Curl", CTC) ///
"CTC-thee is zwarte thee, gemaakt in een 'Cut, Tear en Curl' productieproces waarbij de blaadjes door een serie cylinderrollen gaan met honderden scherpe tandjes
die deze "pletten, scheuren en
krullen" in kleine deeltjes."
werd Pakistan, dat in 2018 bijna 40% van de Keniaanse theeproductie importeerde, in 2018 meermaals geconfronteerd met een devaluatie van zijn munt in afwachting van een financiële injectie door het IMF. Ondanks de bovenstaande negatieve factoren bleef de export gelijke tred houden met de verhoogde productie, waardoor een verdere daling van de theeprijzen op de beurs van Mombasa werd afgeremd.
/// Atelier voor onderhoud van de cilinders van de CTC-machines ("Cut, Tear en
"Thee-export hield gelijke tred met verhoogde productie wat daling van de theeprijs afremde."

De dessertbanaan is nog steeds de meest gegeten vrucht ter wereld en de exportmarkt voor dessertbananen groeit nog altijd. De wereldwijde markt voor de invoer en consumptie van bananen vertegenwoordigt zo'n 18 miljoen ton op een oppervlakte van circa 500 000 hectare, waarvan bijna 70% geconcentreerd is in Centraal- en Zuid-Amerika. Azië (Filippijnen) vertegenwoordigt 17% van de oppervlakte, de ACS-staten 9% (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan), waarvan Afrika 4% en de Caraïben 5%, en Europa 4% (de Canarische Eilanden, Madeira en de Franse Antillen).
Op dit moment kent het wereldwijde aanbod een structurele groei dankzij het reeds opgebouwde productiepotentieel – met name in Centraal- en Zuid-Amerika – en omdat onvoorziene klimaatomstandigheden de laatste twee jaar nauwelijks gevolgen hebben gehad. Bananen zijn immers een kwetsbaar gewas en onvoorziene klimaatomstandigheden zoals cyclonen, tornado's, te weinig of te veel water en temperatuurschommelingen hebben onmiddellijke gevolgen voor de opbrengst. De afgelopen twee jaar is er in de belangrijkste productiegebieden zeer weinig schade aangericht en over het algemeen zijn de markten dus goed bevoorraad.
De import in Azië en het Midden-Oosten komt uit Zuid-Amerika en de Filippijnen, die in de Verenigde Staten komt uit Centraal- en Zuid-Amerika, en de import in Europa komt uit Centraal- en Zuid-Amerika, Europa en ook van Afrika en de Caraïben (ACS).
| Markten en oorsprong (per 000 ton) |
Centraal en Zuid Amerika |
ACS | EU | Totaal |
|---|---|---|---|---|
| EU (2018) | 4 916 | 1 040 | 536 | 6 492 |
| Verenigde Staten en Canada (2018) |
4 770 | 3 | 4 773 | |
| Rusland (2018) | 1 557 | 1 557 | ||
| Japan (2018) | 1 003 | 1 003 | ||
| China (2018) | 1 545 | 1 545 | ||
| Andere Europese landen (2017) |
632 | |||
| Andere Aziatische landen en Oceanië (2017) |
758 | 758 | ||
| Middelandse Zeegebied (2017) |
802 | |||
| Midden-Oosten (2017) |
813 | |||
| Centraal- en Zuid Amerika (2017) |
958 | 958 | ||
| TOTAAL | 19 333 | |||
Door deze algemene groei van het aanbod zijn er twee verschillende consumentenmarkten. Goed georganiseerde markten, zoals de Verenigde Staten, en aan de andere kant markten die veel meer open zijn en op het aanbod reageren, zoals Europa, de grootste importmarkt ter wereld, waar de jaarlijkse bevoorrading in 2018 circa 6,5 miljoen ton bedroeg.
De groei lag in 2018 over het algemeen lager (+2%) dan het Afrikaanse gemiddelde van de laatste vijf jaar, wat 4,5% is.
Het aanbod in de Europese Unie (EU) is nog steeds grotendeels afkomstig uit 'dollarlanden', die momenteel beschikken over een marktaandeel van 76%, in vergelijking met een marktaandeel van 16% voor de ACS-bananen en slechts 8% voor Europese bananen.
De douanerechten die worden geheven wanneer 'dollarbananen' de EU binnenkomen, zullen in 2019 verder dalen tot EUR 83 of zelfs EUR 82 per ton (afhankelijk van het land van oorsprong). Dat is de laatste stap vóór de ondergrens van EUR 75 per ton die voor 2020 door de EU is vastgesteld voor de import van bananen uit de 'dollarzone'. Momenteel is het voor het concurrentievermogen van de ACS-landen, waar Ivoorkust deel van uitmaakt en dat daardoor vrije toegang heeft tot de EU, essentieel dat de douanebarrière gehandhaafd blijft.
Ondanks deze lagere tarieven om bananen uit Centraal- en Zuid-Amerika in te voeren in Europa, hebben Europese consumenten nog steeds een voorkeur voor ACS-bananen, vooral uit Ivoorkust. Het tekort aan opbrengst in Kameroen wordt echter niet gecompenseerd door de groei van Ghana en Ivoorkust.
| Import van ACS-bananen in de EU (in ton) |
2017 | 2018 |
|---|---|---|
| ACS-landen waaronder: | 1 099 611 | 1 039 600 |
| Ivoorkust | 315 855 | 315 727 |
| Dominicaanse Republiek | 305 366 | 300 643 |
| Kameroen | 270 208 | 211 921 |
| Belize | 84 635 | 82 071 |
| Ghana | 70 372 | 75 406 |
| Suriname | 44 265 | 40 004 |
| Saint Lucia en Dominica | 8 291 | 9 879 |
| Angola, Mozambique en andere | 619 | 3 949 |
Bron: Eurostat

4,8%
import door de EU-markt vanuit Ivoorkust
Bron: CIRAD - FRUITROP
Europa blijft de belangrijkste afzetmarkt voor fruit uit Ivoorkust. De regionale en nationale markten kennen een geleidelijke ontwikkeling, zeker in de hoofdsteden waar de marketingmethoden en het consumptiepatroon steeds dichter in de buurt komen van het Europese model, met steeds meer grote distributieketens. In 2018 werd van de geëxporteerde 358 000 ton 315 727 ton in Europa verdeeld.
Voor de Plantations J. Eglin sloot de gemiddelde verkoopprijs van bananen FOB Europa 2018 af op EUR 483 per ton, 2% meer dan vorig jaar. De verkoop in de regio bracht FOB EUR 395 per ton op, zowat 4% meer dan in 2017.

Evolutie van het aanbod van bananen in de EU-28 tussen 2012 en 2018

/// Medewerkster van Plantations J. Eglin in Ivoorkust die bananen verpakt ///



Thee 3%

DE INDONESISCHE ACTIVITEITEN ZIJN VERDEELD OVER VIER PROVINCIES: DE OLIEPALM- EN RUBBERPLANTAGES BEVINDEN ZICH OP SUMATRA EN DE THEEPLANTAGE IS GEVESTIGD OP WEST-JAVA. ELKE REGIO (NOORD-SUMATRA, BENGKULU, ZUID-SUMATRA EN JAVA) IS GROTENDEELS AUTONOOM VERANTWOORDELIJK VOOR DE PLANNING, ORGANISATIE EN HET BEHEER VAN DE DAGELIJKSE ACTIVITEITEN, MAAR RAPPORTEERT RECHTSTREEKS AAN HET HOOFDKANTOOR IN MEDAN, WAAR DE RAAD VAN BESTUUR VAN TOLAN TIGA EN DE ONDERSTEUNENDE STAFAFDELINGEN GEVESTIGD ZIJN.

Eigen: 950 239 ton FFB Lokale boeren: 17 262 ton FFB 29 oliepalmplantages 6 palmoliefabrieken

Eigen: 6 914 ton Timbang Deli: 1 068 ton 3 rubberplantages 3 rubberfabrieken

Eigen: 2 422 ton Lokale boeren: geen 1 theeplantage 1 theefabriek

/// Immature rubberbomen die groeien op terrassen op een plantage in Indonesië ///
Indonesië ligt verspreid over een ketting van 17 000 eilanden tussen Azië en Australië, telt de grootste moslimbevolking ter wereld en is de grootste economie van Zuidoost-Azië.
| Republiek Indonesië | |
|---|---|
| Hoofdstad | Jakarta |
| Bevolking | 268 miljoen |
| Oppervlakte | 1,9 miljoen vierkante kilometer, het 15e grootste land ter wereld |
| Belangrijke talen | Indonesisch, 300 regionale talen |
| Belangrijkste religie | Islam (90%) |
| Levensverwachting | 67 jaar (mannen), 71 jaar (vrouwen) |
| Valuta | Roepia |
De Indonesische landbouwsector, die kan bogen op een gevarieerd landschap dat 30% van het landoppervlak bestrijkt, stelt 49 miljoen mensen tewerk (41% van de beroepsbevolking), is voor de lokale bevolking al tijden een belangrijke bron van inkomsten en levert ook een essentiële bijdrage aan de broodnodige exportinkomsten. Ook toonaangevend voor de economie van het land zijn olie en mijnbouw, de industrie, inclusief de auto-industrie, voedsel, textiel, de bouwsector, meststoffen, cement en consumptiegoederen. De financiële sector wint ook aan belang en het land genereert steeds meer inkomsten uit toerisme.
Indonesië heeft in 2018 opnieuw een solide jaar van expansie beleefd, mede door de sterke groei van de binnenlandse vraag, en dankzij verdere beleidsinitiatieven zal dit tempo gestaag kunnen aanhouden. Volgens officiële cijfers van het Indonesische bureau voor de statistiek is de economie in de eerste drie kwartalen van 2018 met 5,2% j-o-j gegroeid, iets boven de groei van 5,1% voor het volledige jaar 2017.
Dat resultaat was te danken aan de groei in belangrijke sectoren: bouw (6,3%), voertuigen en detailhandel (5,1%), verwerkende nijverheid (4,2%) en landbouw (3,9%), terwijl er ook sterke prestaties werden waargenomen in de informatie- en communicatiesector (7,8%) en op het vlak van het transport en de opslag (7,6%).
Deze sectoren profiteerden van de verbeterde binnenlandse vraag, die volgens een verklaring die Bank Indonesia (BI), de Indonesische centrale bank, in november publiceerde, in 2018 naar verwachting met 5,5% zou toenemen dankzij de solide investeringen in infrastructuurprojecten van de overheid.
De cijfers van het bruto binnenlands product (bbp) komen overeen met de groeiverwachtingen aan het einde van het jaar van 5,1%, van zowel het Internationaal Monetair Fonds (IMF) als het ministerie van Financiën. De groei ligt echter wel iets onder de eerder door het ministerie van Financiën voorspelde 5,4%.
In 2018 ondernam BI ook een poging om de roepia te stabiliseren door de rente te verhogen.
Tussen mei en november verhoogde de centrale bank de referentierente zesmaal, van 4,25% tot 6%. Het was de eerste renteverhoging sinds november 2014.

"Indonesië beleefde opnieuw een sterk jaar van expansie mede door de sterke groei van de binnenlandse vraag."
Deze inspanningen waren bedoeld om een halt toe te roepen aan de waardedaling van de roepia en de daaruit voortvloeiende daling van de valutareserves. Tussen januari en oktober verloor de valuta circa 12% ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De daling was het gevolg van de hogere Amerikaanse rentevoeten en de hogere olieprijzen, die druk uitoefenden op het begrotingstekort van Indonesië.
De maatregelen van BI waren tegen het einde van het jaar redelijk succesvol: de valuta veroverde weer wat verloren terrein en sloot eind 2018 circa 9% lager af tegenover de koers in het begin van het jaar.
Ondertussen kwam de inflatie in december 2018 uit op een stabiele 3,13%, en was BI ervan overtuigd dat de jaarlijkse inflatie voor zowel 2018 als 2019 binnen het streefbereik van 3,5% plus of min 1% zou blijven.
De regering heeft meer inspanningen geleverd om de groei en de buitenlandse directe investeringen te stimuleren, en lanceerde in november een nieuw economisch stimuleringspakket. Het nieuwe pakket, het 16e sinds september 2015, biedt verdere belastingvrijstellingen aan tal van sectoren die actief zijn in speciale economische

Noord-Sumatra
Noord-Sumatra is verantwoordelijk voor het beheer van 8 oliepalmplantages, 3 palmoliefabrieken, 2 rubberplantages en 2 rubberfabrieken en is zo goed voor ruim de helft van de productie van alle Indonesische activiteiten. De 10 plantages in Noord-Sumatra bestrijken 27 435 hectare of 42% van de totale beplante oppervlakte. Er worden 174 personeelsleden en 5 176 arbeiders tewerkgesteld.
Bengkulu
Bengkulu is verantwoordelijk voor het beheer van 11 oliepalmplantages, 2 palmoliefabrieken, 1 rubberplantage en 1 rubberfabriek en is zo goed voor ruim een derde van de productie van alle Indonesische activiteiten. De 12 plantages in Bengkulu bestrijken 21 071 hectare of 32% van de totale beplante oppervlakte. Er worden 132 personeelsleden en 4 782 arbeiders tewerkgesteld.
Zuid-Sumatra
De ontwikkelings- en rehabilitatieprojecten van Zuid-Sumatra zijn verantwoordelijk voor het beheer van 10 oliepalmplantages en 1 palmoliefabriek en vertegenwoordigen zo een gering percentage van de productie van alle Indonesische activiteiten. De 10 plantages in Zuid-Sumatra bestrijken 15 051 hectare of 23% van de totale beplante oppervlakte. Er worden 125 personeelsleden en 3 067 arbeiders tewerkgesteld.
West-Java
3%
De activiteiten in West-Java zijn verantwoordelijk voor het beheer van 1 theeplantage en 1 theefabriek, en vertegenwoordigen zo een heel klein percentage van de productie van alle Indonesische activiteiten. De theeplantage in West-Java bestrijkt 1 763 hectare of 3% van de totale beplante oppervlakte. Er worden 16 personeelsleden en 1 794 arbeiders tewerkgesteld.
zones. Tegelijkertijd worden ook de activiteiten uitgebreid die onder eerdere versies van de regeling vallen, zoals de voedselverwerkende industrie en de digitale economie. In de aankondiging werden ook plannen beschreven om de negatieve investeringslijst van het land verder te hervormen. In die lijst worden de reeks beperkingen en barrières voor buitenlandse eigendom in de hele economie gedefinieerd. Een analyse uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers (PwC) voorspelde dat er door de voorgestelde wijzigingen, die naar verwachting in de loop van 2019 zouden worden uitgevoerd, 54 sectoren van de lijst zouden worden verwijderd. Daardoor zou de mogelijkheid van 100% buitenlandse eigendom ontstaan, terwijl de drempel voor buitenlandse eigendom voor een aantal andere sectoren zou worden verhoogd. De regering stelde vast dat de recentste wijzigingen in de lijst, die eind 2016 werden aangebracht, hadden geleid tot een toename van de buitenlandse en binnenlandse directe investeringen met respectievelijk 108,6% en 82,5%. De stimulansen zullen naar verwachting gunstig zijn voor de economische groei in 2019, die volgens de prognoses van BI tussen 5,0% en 5,4% zal bedragen, mede dankzij de gestage toename van de binnenlandse vraag en de hogere export.
Een andere factor die de economie in het jaar 2019 zal beïvloeden, zijn de presidentsverkiezingen. Hoewel de aanloop naar de peiling kan leiden tot hogere overheidsuitgaven waardoor het bbp in snel tempo zou stijgen, kan de politieke aandacht voor de verkiezingscampagnes het tempo van de economische hervormingen vertragen tot de verkiezingsuitslag duidelijk is.
Op 17 april 2019 kregen meer dan 190 miljoen kiesgerechtigden voor het eerst in de geschiedenis van het land, de mogelijkheid om de president, de vice-president en de leden van de People's Consultative Assembly (MPR) op hetzelfde ogenblik te verkiezen. Wat de presidentsverkiezingen betreft, en op basis van de verschillende resultaten van peilingen, leek Joko Widodo, die zijn eerste mandaat als president beëindigt, een voorsprong te houden op zijn belangrijkste tegenstander, de gepensioneerde luitenant-generaal Prabowo Subianto.
Wat de uitkomst van deze verkiezingen ook zal zijn, SIPEF kijkt er naar uit om haar activiteiten in Indonesië voort te zetten binnen deze nieuwe constellatie.

Hoewel de economie naar verwachting in een solide tempo blijft groeien, zijn er enkele risicofactoren voor de groei. Indonesië zou kunnen worden getroffen door het aanhoudende handelsconflict tussen China en de VS. De Chinese economie, een van de belangrijkste exportmarkten van Indonesië, zou door een mogelijke uitbreiding van de importheffingen immers kunnen afkoelen.
Jan Feb Mar Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec
/// Rubbervellen drogen in de rookkamer om tot "Ribbed Smoked Sheets" (RSS) verwerkt te worden ///


Gemiddelde wereldmarktprijs rubber in 2018 (in USD/kg)


De wereldwijde palmolieproductie wordt gedomineerd door Indonesië en Maleisië. Deze twee landen zijn samen goed voor respectievelijk 57% en 27% van de totale wereldwijde palmolieproductie. Indonesië is de grootste producent en exporteur van palmolie ter wereld. Op lange termijn vertoont de wereldwijde vraag naar palmolie een stijgende trend, aangezien er door de wereldwijde bevolkingsgroei steeds meer voedingsmiddelen en cosmetische producten worden verbruikt die palmoliederivaten bevatten. Inmiddels stimuleren diverse overheden over de hele wereld het gebruik van biobrandstof, waarin palmolie een belangrijke rol speelt. In 2017 produceerde Indonesië 36 miljoen ton palmolie, en de "Indonesian Palm Oil Association" (GAPKI) voorspelt voor 2018 een productie van 42 miljoen ton. De totale oppervlakte van de oliepalmplantages in Indonesië wordt momenteel geschat op 11,9 miljoen hectare. Bijna 70% van de Indonesische oliepalmplantages bevindt zich op Sumatra, waar de sector tijdens het Nederlandse koloniale tijdperk ontstond. De overige 30% van de plantages bevindt zich voornamelijk op het eiland Kalimantan. Wat de palmolieprijzen betreft, hebben de gestaag dalende prijzen in 2018 onze activiteiten extra onder druk gezet, nadat de prijs van ruwe palmolie ("Crude Palm Oil", CPO) in 2017 een piek van USD 770 per ton had bereikt. Negatieve invloeden waren onder meer het grote aanbod van en de lagere vraag naar CPO, de voorraden en prijzen van concurrerende plantaardige oliën, het invoerbeleid van India, de sterk schommelende prijs van minerale olie en de politieke onzekerheid over de relatie tussen de VS en China.
De wereldmarkt voor rubber bestaat uit twee producten: natuurrubber (NR) dat wordt vervaardigd van latex afkomstig van rubberbomen, en synthetisch rubber (SR) dat wordt geproduceerd uit polymeren als bijproduct van het aardolieraffinageproces. Rubber heeft een grote rekbaarheid, is zeer waterdicht en heeft een hoge veerkracht. Daardoor is het een zeer nuttig materiaal dat, alleen of in combinatie met andere materialen, kan worden gebruikt voor een ruime waaier van toepassingen. Circa 60% van de wereldwijde consumptie van rubber is toe te schrijven aan de mondiale bandenindustrie, terwijl het resterende deel wordt gebruikt voor de productie van een breed scala aan producten zoals rubberen laarzen, rubberen bodembedekker, rubberen elastieken, condooms, chirurgische handschoenen en meer. De wereldwijde productie van rubber is met gemiddeld 2,7% per jaar gegroeid, van 25,3 miljoen ton in 2011 naar 28,4 miljoen ton in 2017. Met 15,0 miljoen ton was NR in 2017 goed voor 53% van de wereldproductie van rubber. SR was met 13,4 miljoen ton goed voor 47%. De belangrijkste rubberproducerende landen zijn Thailand, Indonesië, Vietnam, China, Maleisië, Ivoorkust, Myanmar, Brazilië en Cambodja. Indonesië is de op een na grootste rubberproducent ter wereld, na Thailand, met een productie van 3,63 miljoen ton in 2017. Ongeveer 80% van het in Indonesië geproduceerde rubber is afkomstig van lokale boeren. De huidige fundamentals voor vraag en aanbod voor NR oefenen neerwaartse druk uit op de prijzen, en hoewel de prijzen van NR licht zijn gestegen toen er tijdens de stijging van de olieprijzen werd gespeculeerd over de vervanging van synthetisch rubber op basis van aardolie door NR, werd dit effect tenietgedaan door de abnormaal hoge voorraden.
Volgens een rapport van de Voedsel- en Landbouworganisatie ("Food and Agriculture Organisation", FAO) van de Verenigde Naties van mei jongstleden zal de wereldwijde theeproductie en -consumptie de komende tien jaar blijven stijgen. Dat komt door de stijgende vraag in ontwikkelingslanden en opkomende landen, met name India en China, waar de groei versnelt. Indonesië staat momenteel op de zevende plaats in de lijst van 's werelds grootste theeproducenten. Door de lucratieve bedrijfsvooruitzichten van palmolie is de theeproductie van het land de laatste jaren echter gedaald, aangezien sommige theeplantages zijn omgevormd tot oliepalmplantages, terwijl andere theeplantages werden opgegeven voor de productie van groenten of andere gewassen die als rendabeler worden beschouwd. Ondanks de daaruit voortvloeiende daling van het areaal is de theeproductie relatief stabiel gebleven. Dat betekent dat de resterende theeplantages productiever zijn geworden. De belangrijkste exportpartners, althans voor thee, zijn Rusland, Pakistan en Groot-Brittannië. Een groot probleem waarmee theeproducenten in dit land worden geconfronteerd, is de optimalisering van hun productie en hoewel de arbeidskosten in Indonesië nog steeds relatief laag liggen, vertonen de minimumlonen de laatste jaren een snelle stijging. Omdat het een arbeidsintensieve industrie is (plukken gebeurt met de hand), vertegenwoordigen de arbeidskosten het leeuwendeel van de operationele kosten van de theetelers. De snel stijgende minimumlonen zijn dan ook een punt van zorg. Afgezien daarvan is het grootste deel van de thee die in het land wordt geproduceerd zwarte thee, terwijl slechts een deel ervan groene thee is. Het grootste deel van de productie vindt plaats op Java, meer specifiek West-Java. In 2017 produceerde Indonesië 139 362 ton thee, op een wereldwijde productie van 5,5 miljoen ton. De prijzen zijn in de loop van het jaar geleidelijk gedaald, wat enigszins haaks stond op de daling van de productie als gevolg van het slechte weer in veel teeltgebieden.
SIPEF werd in 1919 opgericht met als voornaamste doel de ontwikkeling en het beheer van plantageondernemingen in tropische gebieden. In die tijd beschikte de Vennootschap over twee 'agentschappen': een in Kuala Lumpur in Maleisië en een andere in Medan in Indonesië. De Indonesische activiteiten worden vandaag nog steeds vanuit Medan beheerd, maar nu vanuit ruime, goed uitgeruste en moderne kantoren die gelegen zijn op Jalan Imam Bonjol in het centraal gelegen zakendistrict van de stad.
/// Ervaren theeplukkers aan het werk, Cibuni-theeplantage in West-Java ///


De totale productie van verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" of FFB) steeg met 3% ten opzichte van vorig jaar, van 514 728 ton naar 530 884 ton. Al onze jonge aanplantingen in de regio leverden een uitstekend rendement op. Dit werd echter gecompenseerd door een jaar van consolidatie in onze plantages op grond met een hoog gehalte aan organisch materiaal, waar de palmen zich in een rustfase bevonden nadat de opbrengst tussen 2013 en 2017 fors was gestegen. In het laatste kwartaal van het jaar waren we ook getuige van de negatieve effecten van lokale overstromingen op onze plantages op grond met een hoog gehalte aan organisch materiaal, die een invloed hadden op ons vermogen om gewassen te oogsten en te verzamelen. De gewasproductie daalt ook als gevolg van de normale herbeplantingscyclus in onze oudere plantages, aangezien de oude palmen worden geveld. Palmen die matuur worden, halen echter al snel het rendement van de palmen die ze vervangen, en meer. Voldoende arbeiders, aandacht voor het beheer van de oogstintervallen en een efficiënt verloop van de verzameling en het transport van de gewassen hielpen allemaal om een hogere productie te bereiken.
De totale rubberproductie van Bandar Pinang en Mas Palembang daalde met 8% ten opzichte van vorig jaar, van 4 754 naar 4 374 ton droge rubber. De lagere productie was vooral te wijten aan drie factoren, namelijk:
Gezien de lage rubberprijzen het hele jaar door hebben de managementteams zich proactief gericht op het aantal werknemers en het terugschroeven van de arbeidsbezetting, door de productiviteit te verhogen, de omvang van taken uit te breiden en door niet-essentiële functies op de plantages in te perken.
De neerslag lag voor alle plantages in Noord-Sumatra 6% lager dan het langetermijngemiddelde, op gemiddeld 2 150 mm, tegenover 2 298 mm voor het jaar. In het algemeen was het neerslagpatroon tijdens het jaar gunstig voor de gewasproductie, maar vooral de Perlabianplantage (PLE) kende vier zeer droge maanden met min27 435
hectare
174 personeelsleden
5 176 arbeiders

Verse vruchtentrossenproductie (in ton)


| Fabriek | Verwerkingscapaci teit (ton FFB per uur) |
Verwerkte tonnen FFB | Olie-extractiepercentage (%) |
(%) | Palmpitextractiepercentage | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Capaciteit | Werkelijk | 2017 | 2018 | Verschil | 2017 | 2018 | Verschil | 2017 | 2018 | Verschil | |
| BMPOM | 30 | 29 | 109 751 | 109 237 | -0,44% | 23,29 | 23,68 | 0,39 | 5,53 | 5,51 | -0,02 |
| PLPOM | 55 | 51 | 202 913 | 213 596 | 5,26% | 22,07 | 21,83 | -0,24 | 5,54 | 5,62 | 0,08 |
| UMWPOM | 40 | 40 | 168 307 | 173 207 | 4,85% | 23,47 | 24,03 | 0,57 | 3,82 | 3,92 | 0,10 |
| TOTAAL | 125 | 120 | 477 864 | 496 050 | 3,79% | 22,83 | 23,01 | 0,18 | 4,94 | 5,00 | 0,06 |
der dan 100 mm neerslag en de plantage leed onder een bodemvochttekort, wat de komende twee jaar een negatieve invloed zal hebben op de rendementen. Daarentegen waren de laatste vier maanden van het jaar over het algemeen nat. Met name de plantages op grond met veel organisch materiaal kregen herhaaldelijk te maken met plaatselijke overstromingen.
Voor de 3 palmoliefabrieken en de 2 rubberfabrieken in Noord-Sumatra werden in vergelijking met vorig jaar de volgende resultaten behaald.
Deze fabriek ontvangt de vruchten van de plantages Bukit Maradja (BME) en Kerasaan (KRE). In 2018 daalde het volume verwerkte FFB met 0,44% ten opzichte van 2017, maar steeg het olie-extractiepercentage met 0,39% en daalde het palmpitextractiepercentage met 0,02%. De investerings- en onderhoudsprogramma's verliepen het hele jaar volgens schema en in het composteersysteem met beluchte bunker van de fabriek werd inmiddels 100% van het afvalwater van de palmoliefabriek gerecycleerd. In 2018 werd in totaal 17 787 ton compost geproduceerd, in vergelijking met 12 362 ton in 2017, voldoende voor een areaal van 1 776 hectare in 2018 in vergelijking met 1 249 hectare in 2017, bij gebruik van 10 ton compost per hectare. 2018 was vooral een leerproces. We hebben in nauw overleg met de technologieleveranciers van de installatie, "Compost Advice & Analysis" (CAA), de systemen en werkwijzen in de installatie aangepast, waardoor de compostinstallatie inmiddels 100% van het afvalwater gebruikt. Het plan is nog altijd om het grootste deel van de kunstmestbehoefte van de arealen van BME die compost hebben ontvangen, te vervangen, en op basis van de resultaten van de bladanalyses die VBS heeft uitgevoerd, zullen we de kunstmest vanaf 2019 beginnen af te bouwen. Als bijkomend voordeel van compostgebruik verwachten we een verrijking van de bodemkwaliteit, en we hopen de opbrengst daardoor met wel 2 ton FFB per hectare te kunnen verbeteren.

/// Gecoaguleerde rubber ///
Deze fabriek ontvangt de vruchten uit de plantages van Perlabian en Tolan. In 2018 is het volume verwerkte FFB met 5,26% gestegen ten opzichte van 2017, maar daalde het olie-extractiepercentage met 0,24% en steeg het palmpitextractiepercentage met 0,08%. De technische afdeling heeft de werking van de verouderende ketels en turbines verder verbeterd. Vruchten van de oude aanplanting met Marihat 'Dumpy' met een olie-extractiepercentage (OER) van slechts 18% hebben nog steeds een invloed op de OER in de fabriek van Perlabian (PLPOM), terwijl de vruchten van ander plantmateriaal zoals verwacht een OER van 23% en meer opleverden. Aangezien 'Dumpy' in 2018 ongeveer 17,5% van de aanvoer uitmaakte, veroorzaakt het nog steeds problemen met lagere OER's. We zijn echter nog steeds van plan om de aanplanting met 'Dumpy' prioritair te vervangen. De bioreactor met methaanopvang heeft afgelopen jaar goed gewerkt, en het methaan wordt momenteel gebruikt in onze ketel of afgefakkeld. We onderzochten met de openbare elektriciteitsleverancier, PLN, of het mogelijk was om te investeren in een biogasmotor om elektriciteit te genereren die naar het plaatselijke elektriciteitsnet kon worden geëxporteerd. Als gevolg van de huidige verlaging van het aanvoertarief door PLN werd het resultaat van het onderzoek niet-haalbaar bevonden.
Deze fabriek ontvangt de vruchten van de plantages van Umbul Mas Wisesa South (UMWS), Umbul Mas Wisesa North (UMWN) en Toton Usaha Mandiri (TUM) en van de door de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) gecertificeerde lokale boeren. In 2018 is het volume verwerkte FFB met 4,85% gestegen ten opzichte van 2017, en steeg het olie-extractiepercentage met 0,57% en het palmpitextractiepercentage met 0,10%. Deze prestatieverbetering was sterk gerelateerd aan de verandering in de oogstcriteria van één losse vrucht naar vijf losse vruchten voor de oogst met een spadebeitel en aan het leeftijdsprofiel van de palmen. Naarmate de palmen groter worden en het oogsten niet meer met een spadebeitel, maar met een sikkel gebeurt, zal het verzamelen van de losgekomen vruchten steeds belangrijker worden om de OER op peil te houden. De bioreactor met methaanopvang heeft afgelopen jaar goed gewerkt, maar er zijn een reeks beluchters toegevoegd aan het 14e bekken om de uitstootwaarden van het afvalwater te verbeteren, zodat de geldende limieten uit de plaatselijke wet- en regelgeving nog steeds worden nageleefd. Een van de belangrijkste voorwaarden in de Hak Guna Usaha (HGU) of grondgebruiksvergunning voor Umbul Mas Wisesa (UMW) is de belofte van het bedrijf om vruchten te kopen van lokale producenten. We zijn in 2018 blijven samenwerken met onze lokale producenten en zijn er in het begin van 2018 in geslaagd om voor een deel van hen een RSPO-certificering te verkrijgen. Daardoor konden wij hun vruchten toevoegen aan de bevoorrading uit gecertificeerde plantages. Daarnaast hebben we de gemeenschappen rondom ons ook opnieuw ondersteund met opleiding en landbouwvoorlichting. Dat betekent dat alle vruchten die de UMW-fabriek verwerkt, beschikken over een RSPO-certificaat en dat de palmproducten het label 'identiteit gewaarborgd' hebben gekregen, waardoor ze de prijspremie opleveren die ook de andere fabrieken van de groep genieten. In het kader van de kapitaalprojecten van 2018 werd in augustus 2018 een tweede ketel in gebruik genomen en werd de fabriek door PLN voorzien van stroom, om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en de betrouwbaarheid en de efficiëntie van de fabriek verder te verbeteren.
In het kader van ons streven naar efficiëntieverbetering heeft de technische afdeling ook in 2018 weer het dieselverbruik, de arbeidsproductiviteit en het waterverbruik geregistreerd, bewaakt en gecontroleerd. Elke fabriek kan inmiddels realistische en realiseerbare doelstellingen vooropstellen.
Deze fabriek, die nog altijd het latex en tweede kwaliteit rubber van zowel de plantage Bandar Pinang (BPE) als die van Timbang Deli (TDE) verwerkt, presteerde in 2018 onder de verwachtingen van het management, met een productie van 2 435 ton rubber tegenover 2 883 ton in 2017. De rubberproductie voldoet niet aan de verwachtingen door een combinatie van factoren: een lichte stijging in de latexproductie bij Timbang Deli van 3 805 ton in 2017 tot 3 844 ton in 2018, en een daling bij de plantage van Bandar Pinang van 6 379 ton in 2017 naar 5 797 ton in 2018.
Deze fabriek, die het latex van de plantage in Mas Palembang (MASE) verwerkt, presteerde in 2018 onder de verwachtingen van het management, met een productie van 2 976 ton rubber tegenover 3 132 ton in 2017. De rubberproductie is lager dan verwacht door de bladziekte die de regio heeft getroffen en die een belangrijke rol speelde in de lager dan verwachte productie in 2018.
"Met het oog op efficiëntieverbetering bij de palmproductie, worden diesel- en waterverbruik in 2018 opnieuw geregistreerd, bewaakt en gecontroleerd."

/// Controle van de gerookte rubbervellen ("Ribbed Smoked Sheets", RSS) ///
De arbeidssituatie is in de regio Noord-Sumatra stabiel gebleven, zonder noemenswaardige sociale conflicten op de plantages. In 2018 is het regionale minimumloon met 8% gestegen, wat druk uitoefende op onze kosten en waardoor er meer aandacht werd besteed aan efficiëntie en vermindering van het aantal werknemers. De beschikbaarheid van arbeidskrachten in de oliepalm- en rubberplantages blijft goed. De relaties tussen het bedrijf en de vakbond zijn nog steeds constructief en vriendschappelijk. In het eerste kwartaal van het jaar zijn er met succes salaris- en andere loononderhandelingen gevoerd. Elke plantage heeft een succesvolle 'werknemerscoöperatieve', waarvan de coöperanten kleine supermarkten beheren en uitbaten, maar ook contract- of seizoensarbeid (tijdelijke werknemers, lokaal bekend als "free labour" of FL) leveren. De winst uit de coöperatie wordt als dividend uitgekeerd aan de leden die bestaan uit onze werknemers. Omdat het bedrijf streeft naar meer discipline en efficiëntie in het beheer van tijdelijke werknemers, heeft de regio Noord-Sumatra het gebruik van vingerafdruktechnologie ingevoerd om de aanwezigheid van alle tijdelijke werknemers te registreren. Dit is zeer succesvol gebleken om frauduleuze activiteiten te voorkomen en onze IT-afdeling werkt nu aan een oplossing zodat de software automatisch gegevens van de vingerafdrukmachines kan uploaden naar de loonadministratiemodule. In overeenstemming met het beleid van het bedrijf werd een derde van alle arbeiderswoningen in de loop van het jaar volledig gerepareerd en onderhouden. Dit initiatief werd verder ondersteund door onderhoud aan scholen, moskeeën, kerken, gemeenschapsgebouwen en andere bijgebouwen, om ervoor te zorgen dat onze werknemers en hun gezinnen veilige en comfortabele huisvesting en faciliteiten genieten.
Het bemestingsprogramma voor alle plantages is aan het einde van het jaar in lijn met de aanbevelingen voltooid. Dankzij voldoende mankracht en opslagcapaciteit waren de velden beter toegankelijk en dankzij de tijdige levering van meststoffen konden de plantages op tijd worden afgewerkt. In totaal werden 20 909 ton verschillende meststoffen aangebracht, tegenover 21 868 ton vorig jaar. De bemestingsadviezen voor alle gebieden worden opgesteld door VBS op basis van de voedingsstoffenanalyse van bladen bladsteelmonsters, alsmede de eigenschappen van de bodem en de voedingsstoffenstatus om de optimale economische respons te bieden op het gebruik van meststoffen, de duurste factor in de onderhoudskosten voor plantages.
Dankzij de invoering van de compostinstallatie in de palmoliefabriek van Bukit Maradja (BMPOM) in 2017, werd in 2018 op ongeveer 1 776 hectare in BME compost aangebracht. Het plan is de kunstmestbehoefte op deze percelen geleidelijk te verminderen door per hectare 10 ton compost aan te brengen. Kunstmest zal pas volledig worden geschrapt als de compost voldoet aan de voedingsstoffenbehoefte van de palmen.
In PLE worden er nog steeds lege palmtrossen (EFB) aangebracht op door VBS aanbevolen percelen, a rato van 40 ton per hectare, en worden bepaalde vormen van kunstmest zoals kaliumchloride ("muriate of potash" of MOP) verminderd wanneer er EFB worden gebruikt.
In onze plantages op grond met veel organisch materiaal is met name UMWS gestart met het mechanisch aanbrengen van meststoffen in toegankelijke velden, om de arbeidsbezetting en de kosten te verminderen. De machine staat bekend als de "Superbull Spreader". Het is een voertuig met vierwielaandrijving en een trechter en strooier van 500 kg, allemaal gemonteerd op lagedrukbanden voor gebruik op organische grond. De machine is zo effectief dat de plantage van plan is om het wagenpark volgend jaar uit te breiden, zodat de machines daar kunnen worden ingezet waar ze gezien de bodemgesteldheid efficiënt kunnen werken. Door de complexere eigenschappen van grond met een hoog gehalte aan organisch materiaal blijven deze plantages een bodemverbeteraar aanbrengen, a rato van 110 gram per palm, voor een efficiënte opname van voedingsstoffen door palmen waar het rendement per blok nog steeds minder dan 25 ton per hectare bedraagt. De rendementen zijn in de loop der jaren aanzienlijk verbeterd dankzij deze extra grondstof voor palmen geplant in grond met een hoog gehalte aan organisch materiaal.
De belangrijkste risico's van plagen die onze palmen in Noord-Sumatra treffen, zijn bladetende insecten (netelrupsen en zakjesdragers), tunnelgravende insecten (neushoornkevers en termieten), ratten en apen. In 2018 bleef de hele regio relatief goed gespaard van plagen, met uitzondering van wat kleine uitbraken van zakjesdragers en ratten in BME en netelrupsen op de UMW-plantages, die aangepakt werden in overeenstemming met het geïntegreerde plaagbestrijdingsprogramma van de Vennootschap ("Integrated Pest Management" – IPM). De grootste problemen in verband met plagen bevinden zich nog steeds bij KRE, waar een gebied van 300 hectare is aangetast door inheemse netelrupsen. Het management heeft intensieve inspanningen geleverd om meer mankracht, apparatuur en insecticiden in te zetten voor de tijdige gerichte injectie van aangetaste palmen, en om extra nuttige bloemen aan te planten, die fungeren als gastheren voor natuurlijke vijanden van het ongedierte. Daarnaast worden er ook massaal insecten gekweekt en vrijgelaten die het ongedierte belagen. Gehoopt wordt dat de plantages, dankzij deze tweeledige aanpak gericht op de specifieke levenscyclus van het ongedierte, opnieuw de controle over dit gebied kunnen veroveren.
Wat ziektes betreft, blijft het grootste potentiële risico voor onze oudere plantages dat van stambasisrot, veroorzaakt door de schimmel Ganoderma boninense. De afgelopen jaren zijn er intensieve grondbewerkingstechnieken toegepast en is in de meest gevoelige plantages tussen 2014 en 2016 'Gano-tolerant' plantmateriaal geplant om te controleren of dat inderdaad zo effectief was als de kwekers beweerden. Het gebruik van antagonistische en heilzame schimmels zoals Trichoderma en de bodemverbeteraar Rhizoplex maakt ook deel uit van het wapenarsenaal tegen deze virulente schimmel, die slechts minder dan 5% van de beplante oppervlakten van onze Groep aantast.
In onze rubberplantages kan de aanwezigheid van witte wortelschimmel door een efficiënte behandeling onder controle worden gehouden en beperkt worden tot slechts 1% in de plantages van Bandar Pinang en MAS. De toestand wordt ook nauwlettend in de gaten gehouden. In 2018 hebben zich geen andere grote uitbraken voorgedaan.
Als onderdeel van het continue herbeplantingsprogramma van het bedrijf om oude en minder goed presterende palmen te vervangen door nieuw, hoogrenderend plantmateriaal, is in 2018 in totaal 345 hectare herbeplant: 203 hectare bij PLE en 142 hectare bij BME. Naast de herbeplanting werden op 313 hectare ook palmen geveld om terreinen een jaar braak te laten liggen. Dit gebeurde bij PLE op 196 hectare en bij BME op 117 hectare. Ook in onze rubberplantages werd herbeplanting uitgevoerd: 42 hectare bij BPE en 95 hectare bij MASE, voor in totaal 137 hectare.

De totale productie van FFB steeg met 6% ten opzichte van vorig jaar, van 349 946 tot 371 099 ton FFB. Verschillende van de Bengkulu-plantages hebben de afgelopen jaren herbeplantingsprogramma's uitgevoerd en naarmate de nieuw beplante oppervlakten matuur worden, worden de rendementen aanzienlijk beter als gevolg van de goede kwaliteit van het plantmateriaal, uitstekende normen voor kweekbeheer en een bijzonder hoge focus op onderhoudspraktijken voor immature gebieden. In 2018 hebben grote oppervlakten van de Mukomuko-plantage (MME) die in 2012 en 2013 zijn aangeplant, tussen 31 en 38 ton FFB per hectare opgeleverd. De resultaten van de oudere hoge palmen waren minder indrukwekkend, maar nu het voor deze huidige cyclus van palmen in Bengkulu weldra tijd is voor herbeplanting, kijken we uit naar de voortgezette aanzienlijke verbetering van de rendementen, ondanks de uitdagingen van het overwegend golvende terrein en de hoge regenval in de regio.
Met de overname van PT Asri Rimba Wirabakhti (Asri Rimba), dat per 1 september 2018 1 770 hectare HGU omvat, zijn de beschikbare gronden van de Bengkulu-plantages uitgebreid. Daarna werd de nieuw verworven eigendom omgedoopt tot de Sungai Teramang-plantage (STGE).



100 0


Jan Feb Mar Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec

/// Verzamelen van de losse palmvruchten ///
| Fabriek | Verwerkingscapaci Verwerkte tonnen FFB teit (ton FFB per uur) |
Olie-extractiepercentage (%) |
Palmpitextractiepercentage (%) |
|||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Capaciteit | Werkelijk | 2017 | 2018 | Verschil | 2017 | 2018 | Verschil | 2017 | 2018 | Verschil | ||
| MMPOM | 60 | 59 | 233 150 | 247 135 | 6,00% | 22,81 | 23,07 | 0,27 | 5,11 | 4,90 | -0,20 | |
| BTPOM | 60 | 30 | 130 623 | 137 461 | 5,23% | 22,65 | 22,76 | 0,11 | 5,40 | 5,11 | -0,29 | |
| TOTAAL | 120 | 89 | 363 773 | 384 596 | 5,69% | 22,75 | 22,96 | 0,21 | 5,21 | 4,98 | -0,23 |
De plantage ligt op 3 km van de Bunga Tanjung-plantage (BTE) of 25 km van het kantoor van de algemeen directeur.
De landeigendom omvat 370 hectare mature oliepalmen en de resterende 1 400 hectare kunnen in het kader van de regeling met de omliggende boeren (plasma) met oliepalm worden beplant. Dit zal bijdragen aan de optimalisering van de verwerkingscapaciteit van de bestaande palmoliefabrieken.
De totale rubberproductie steeg met 19% ten opzichte van vorig jaar, van 2 164 naar 2 571 ton droge rubber. Deze prestatie is voornamelijk te danken aan de toename van het productierijpe gebied met 12% (157 hectare), naarmate beplante arealen tot maturiteit komen en vanwege de hoger dan begrote productie uit de recentere aanplantingen. Net als bij de rubberplantages in Noord-Sumatra werd het team voor het beheer van de plantages geconfronteerd met de uitdaging om efficiënter en productiever te worden, in een context van lage grondstoffenprijzen. In het kader van een programma om de productiviteit van de tappers te verhogen en het aantal niet-essentiële werknemers te verminderen, is het aantal werknemers op de plantages in de loop van het jaar met 11% verlaagd (87 personen). In 2019 wordt het personeel nog verder afgebouwd.
"In een kader van lage grondstoffenprijzen was efficiënter en productiever worden een ernstige uitdaging."
De neerslag lag voor alle plantages in Bengkulu 10% hoger dan het langetermijngemiddelde, op gemiddeld 4 008 mm, tegenover 3 645 mm voor het jaar. In dit deel van Sumatra aan de zuidwestkust regent het veel meer dan in Noord-Sumatra en hoewel dat gunstig is voor een goede gewasopbrengst, vormt de combinatie van golvend en heuvelachtig terrein en veel neerslag een aanzienlijke uitdaging voor de activiteiten op het veld en het transport. Zoals te zien is op de tabel hierboven was het vierde kwartaal van het jaar veel natter dan normaal, wat niet alleen enorme schade veroorzaakte aan duikers, wegen en bruggen, maar ook zorgde voor langere oogstintervallen en vertragingen bij de bemesting.
Voor de 2 palmoliefabrieken en 1 rubberfabriek in Bengkulu werden in vergelijking met vorig jaar de volgende resultaten behaald.
Deze fabriek ontvangt de vruchten uit de plantages van Mukomuko (MME), Sei Betung (SBE), Tanah Rekah (TRE), Talang Petai (TPE) en Sei Kiang (SKGE). In 2018 is het volume verwerkte FFB met 6% gestegen ten opzichte van 2017, en steeg het olie-extractiepercentage met 0,27%, maar daalde het palmpitextractiepercentage met 0,20%.
De betere kwaliteit van de vruchten speelde een belangrijke rol bij de stijging van de OER in 2018, waarbij het management meer aandacht besteedde aan de aanpak van problemen op het veld.
De investerings- en onderhoudsprogramma's werden goed beheerd en werden volgens schema afgerond.
De biogasinstallatie bleef het hele jaar door goed werken. Methaan werd gebruikt als brandstof in de rubberdrooginstallaties van de granulaatrubberfabriek van Mukomuko (MMCRF) en ook in de biogasgenerator om stroom te leveren aan PLN en voor de interne verbruiksbehoefte. In 2018 exporteerde de biogasgenerator 3 894 902 kilowattuur elektriciteit naar PLN en verbruikte ze 2 614 403 kilowattuur voor intern gebruik, waardoor de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen werd verminderd.
De biogasgenerator van Mukomuko produceerde 3 895 MWh elektriciteit voor het Indonesisch elektriciteitsnet PLN en 2 614 MWh voor eigen gebruik
Palmoliefabriek van Bunga Tanjung (BTPOM):
Deze fabriek ontvangt de vruchten uit de plantages van Bunga Tanjung (BTE), Air Bikuk (ABKE) en Air Buluh (ABE). In 2018 is het volume ontvangen FFB met 5,23% gestegen ten opzichte van 2017, steeg het olie-extractiepercentage met 0,11%, en daalde het palmpitextractiepercentage met 0,29%. De fabriek heeft een nominale verwerkingscapaciteit van 60 ton FFB per uur, maar werkt op half vermogen. In 2018 werd 30 ton FFB per uur verwerkt, min of meer evenveel als in 2017. Dit is een historisch probleem. Het bedrijf werd verplicht om een fabriek van deze grootte te bouwen om in theorie ook de vruchten van kleinschalige producenten te kunnen verwerken, maar die eis verdween met de komst van een aantal onafhankelijke fabrieken in de regio.
Deze fabriek ontving FFB van de zuidelijke plantages, maar de OER steeg er niet in dezelfde mate als bij MMPOM, omdat de kwaliteit van de vruchten lager lag dan verwacht. De kwaliteit van de FFB bij BTPOM blijft een probleem en wordt door het management aangepakt, aangezien dit een directe impact heeft op de OER. De verwerkingsresultaten van de fabriek bleven het hele jaar goed onder controle. De olieverliezen bleven ruim binnen de aanvaardbare normen en de reparatie- en onderhoudsprogramma's verliepen volgens plan. De fabriek beschikt momenteel niet over een methaanopvanginstallatie, aangezien het lagere verwerkte volume de investering in de daarvoor vereiste infrastructuur niet rechtvaardigt, maar indien we in de toekomst meer vruchten in de fabriek kunnen verwerken, komt zo'n installatie er mogelijk alsnog.
Deze fabriek, die het latex en tweede kwaliteit rubber van de Sei Jerinjing-plantage en het tweede kwaliteit rubber uit de MAS-plantage in Palembang verwerkt, beleefde in 2018 opnieuw een sterk jaar. De granulaatrubberfabriek ("Crumb Rubber Factory", CRF) produceerde in totaal 2 571 ton rubber, tegenover 2 164 ton in 2017. Het hogere verwerkte volume tijdens het jaar had ook een gunstig effect op de inspanningen om de kosten per eenheid en de kosten van de granulaatrubberfabriek voor 2018 te beheersen. In 2018 werden de rubberdrooginstallaties omgebouwd van 100% diesel naar een combinatie van biogas en diesel, waardoor de operationele kosten zijn gedaald en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen is verminderd.
Het is doorgaans moeilijker om beschikbare arbeidskrachten te vinden in Bengkulu dan in Noord-Sumatra, vanwege het meer afgelegen en moeilijkere terrein en omdat er heel wat gebieden met hogere palmen zijn, die fysiek en technisch moeilijker te oogsten zijn. Ondanks deze uitdagingen fungeerden de dalende grondstoffenprijzen in 2018 als een katalysator en besloten de managementteams om de arbeidsbezetting in alle oliepalmplantages te evalueren. Inmiddels zijn de volgende maatregelen genomen:
De relaties met de vakbond zijn in Bengkulu nog steeds goed. In de loop van het jaar is de methode voor de betaling van oliepalmoogstpremies herzien en tegelijkertijd zijn er voor elk aanplantjaar standaarddoelstellingen vastgesteld, in volledig overleg met en met de volledige betrokkenheid van de vakbonden. Hierdoor nam de productiviteit van onze oogsters toe en konden ze hun dagelijkse loon verhogen, terwijl de impact op onze productiekosten minimaal is.
Het concept van de werknemerscoöperaties, die supermarkten en tijdelijke werknemers bieden voor kortetermijncontracten en seizoenswerk, is ook in heel Bengkulu ingevoerd. De dividenduitkering aan 3 280 coöperanten is dit jaar met 36% gestegen ten opzichte van het dividend van vorig jaar, wat het succes van de regeling bevestigt.
Een andere belangrijke wijziging in de operationele regelingen was de uitrol van gecontracteerde beveiligingsdiensten in de plantages en de fabrieken in Bengkulu. Dit maakt deel uit van het programma dat in de hele onderneming wordt uitgevoerd om met name beveiligingsdiensten uit te besteden. Daardoor beschikken wij over hoogopgeleide bewakers die gemakkelijk kunnen worden overgeplaatst van één locatie naar een andere als er ergens een probleem is. Door de recente ervaringen in Noord-Sumatra kon de overgang worden uitgevoerd zonder de activiteiten te onderbreken.
Het bemestingsprogramma voor alle plantages is aan het einde van het jaar in lijn met de aanbevelingen voltooid. Dankzij voldoende mankracht en opslagcapaciteit was er betere toegang tot het veld en dankzij de tijdige levering van meststoffen konden de plantages op tijd worden afgewerkt, ondanks de druk van de hogere regenval in het vierde kwartaal. In totaal werden 15 012 ton verschillende meststoffen aangebracht, tegenover 16 272 ton vorig jaar. De bemestingsadviezen voor alle gebieden worden opgesteld door VBS op basis van de voedingsstoffenanalyse, van blad- en bladsteelmonsters, alsmede de eigenschappen van de bodem en de voedingsstoffenstatus om de optimale economische respons te bieden op het gebruik van meststoffen, het duurste onderdeel in de onderhoudskosten voor plantages.
In tegenstelling tot Noord-Sumatra worden de plantages in Bengkulu nauwelijks getroffen door plagen of ziektes, hoewel we altijd waakzaam moeten zijn omdat sommige van de herbeplante gebieden periodiek worden getroffen door de neushoornkever. Ook hier wordt het IPM-programma van het bedrijf gevolgd, waarbij in alle herbeplantingsgebieden nuttige planten worden aangeplant als gastheer voor de natuurlijke vijanden van het ons bekende ongedierte.
Als onderdeel van het continue herbeplantingsprogramma van het bedrijf om oude en minder goed presterende palmen te vervangen door nieuw, hoogrenderend plantmateriaal, is in 2018 in totaal 1 066 hectare herbeplant, bestaande uit:
Alle plantages hebben hun herbeplantingsprogramma in de loop van het jaar met succes afgerond. Dit was voornamelijk te danken aan de vroege start van het herbeplantingsprogramma, en verder aan de gunstige weersomstandigheden in het eerste kwartaal. Tijdens de herbeplanting werd de gelegenheid aangegrepen om de velden beter toegankelijk te maken en het drainagesysteem beter af te stemmen en te herpositioneren om de operationele efficiëntie te verbeteren en toekomstige mechanisatie-initiatieven te bevorderen. Ook onze rubberplantage werd herbeplant: bij SJE werd 53 hectare heraangeplant.

/// Het gecontroleerd verspreiden van meststoffen in een oliepalmplantage ///
"Tijdens de herbeplanting werd meteen ook het drainagesysteem beter afgestemd om de operationele efficiëntie te verbeteren."

De aanleg van nieuwe plantages in de regio Musi Rawas in Zuid-Sumatra, nabij de stad Lubuk Linggau, heeft in 2018 goede vooruitgang geboekt. Naarmate we onze beheerdoelstelling van 33 000 beplante hectaren naderen, zijn er nog steeds tal van uitdagingen in verband met de vestiging en het beheer van onze plantages in deze regio van Sumatra, die bekend staat om zijn socio-economische problemen, wetteloosheid, gebrek aan coherente steun van politici en politie en een algemeen wantrouwen tegenover buitenstaanders. De activiteiten in Zuid-Sumatra zijn in wezen opgesplitst in twee delen:
De totale productie van FFB steeg met 231% ten opzichte van vorig jaar, van 14 565 tot 48 244 ton FFB. De drie belangrijkste factoren die aan deze enorme stijging hebben bijgedragen, waren:
Ondanks de aanzienlijk grotere oogst in de plantages van Musi Rawas blijven de recente rendementen achter bij de verwachtingen van het management. Dit is gedeeltelijk het gevolg van de versnipperde beplante gebieden als gevolg van het landcompensatieproces, maar is ook te wijten aan de lager dan normale populaties van de oliepalmbestuivende snuitkever, de elaidobius kamerunicus (deze regio staat bekend als een gebied waar rubber wordt geteeld en bijgevolg zijn er nog steeds relatief weinig oliepalmplantages). Om deze lage snuitkeverpopulaties een duwtje in de rug te geven, gebruiken de plantages een techniek die 'Hatch and Carry' wordt genoemd, waarbij grote aantallen snuitkevers onder gecontroleerde omstandigheden worden gekweekt door uit de omliggende oliepalmgebieden 15 051 hectare
125 personeelsleden
3 067 arbeiders
Gemiddelde neerslag (in mm)

Actueel Lange-termijn gemiddelde

| Fabriek | Verwerkingscapaci teit (ton FFB per uur) |
Verwerkte tonnen FFB | Olie-extractiepercentage (%) | Palmpitextractiepercentage (%) |
|||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Capaciteit | Werkelijk | 2017 | 2018 | Verschil | 2017 | 2018 | Verschil | 2017 | 2018 | Verschil | |
| DMPOM | 20 | 20 | 25 939 | 47 934 | 84,80% | 15,54 | 18,02 | 2,48 | 3,74 | 4,05 | 0,31 |
| TOTAAL | 20 | 20 | 25 939 | 47 934 | 84,80% | 15,54 | 18,02 | 2,48 | 3,74 | 4,05 | 0,31 |
mannelijke bloemen te importeren. Deze snuitkevers krijgen vervolgens een laagje stuifmeel en worden dan stelselmatig vrijgelaten in de jonge mature aanplantingen. Het geeft voldoening om te zien dat het gewicht van de trossen daardoor geleidelijk toeneemt, en dit zal bijdragen aan beter gevormde trossen en hogere rendementen.
De neerslag lag voor alle plantages in Zuid-Sumatra 12% lager dan het langetermijngemiddelde, op gemiddeld 2 415 mm, tegenover 2 759 mm voor het jaar. Hoewel het in deze regio een droger jaar was dan gemiddeld, volgde de maandelijkse neerslag in wezen de normale trend, met slechts één maand onder de belangrijke drempel van 100 mm voor palmen. Hierdoor konden het plantklaar maken van de gronden en de beplantings-, onderhouds- en oogstactiviteiten tijdens het jaar volgens plan worden voortgezet.
Voor de enige palmoliefabriek in Zuid-Sumatra werden in vergelijking met vorig jaar de volgende resultaten behaald.
Gedurende de eerste vijf maanden van het jaar ontving deze fabriek alleen de vruchten van de DIL-plantages. Na de afronding van een haalbaarheidsstudie tijdens het eerste halfjaar werd besloten om alle vruchten van de Musi Rawas-plantages samen met de vruchten van de DIL-plantages te verwerken. De resulterende palmolie en -pitten werden vervolgens vanaf begin juni 2018 verkocht als 'mass balance'. Door de grotere aanvoer is het volume verwerkte FFB met 84,80% gestegen ten opzichte van 2017, en steeg het olie-extractiepercentage met 2,48% en het palmpitextractiepercentage met 0,31%. Er moet worden opgemerkt dat het grootste deel van DIL is beplant met plantmateriaal dat nog een hoog gehalte aan 'Dura' bevat uit het einde van de jaren negentig. ('Dura'-palmen leveren een redelijke FFB-opbrengst op, maar hebben een zeer laag olie-extractiepercentage). De technische afdeling heeft afgelopen jaar hard gewerkt aan de voltooiing van de kapitaalinvesteringen om de doorvoer en de efficiëntie van de fabriek te verbeteren, en aan de installatie van een nieuwe waterzuiveringsinstallatie, om een goede kwaliteit van het water voor de ketel, het proces en de nieuwe huisvesting te garanderen.
Bij Agro Kati Lama (AKL) zijn er in oktober 2011 landcompensatieactiviteiten gestart, en wat klein is begonnen, zijn inmiddels aanzienlijke projecten geworden. In 2017 bedroeg de compensatie voor de drie projecten in totaal 1 425 hectare en in 2018 steeg het compensatieniveau tot 2 101 hectare (+47%) omdat er toegang werd verkregen tot grotere gebieden van Agro Muara Rupit (AMR).

In de twee oudere projecten van AKL en Agro Rawas Ulu (ARU) vertraagde de compensatie in 2018, omdat landeigenaren in de resterende gebieden met overwegend jonge rubberplantages terughoudend waren om te verkopen. De projecten werden in de loop van het jaar gestimuleerd door de verwerving van nog eens drie Izin Lokasis (locatievergunningen) naast onze bestaande terreinen van in totaal 8 595 hectare. In het kader van de RSPO New Planting Procedure (NPP) worden met onafhankelijke consultants de nodige studies en onderzoeken uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de toegang tot dit land volledig voldoet aan alle wettelijke, ecologische en sociale voorschriften en vereisten. Eind december was in totaal 13 276 hectare gecompenseerd.
Naast de gecompenseerde grond voor onze eigen (Inti) plantages, vereist de regelgeving van de overheid de ontwikkeling van 20% lokale boeren (plasma) en per eind december was er nog eens 2 266 hectare aangekocht voor onze plasmaverbintenissen.
Na de oprichting van de oliepalmkwekerijen en de toegang tot de projecten is de aanplanting bij AKL in mei 2013 van start gegaan. In 2017 werd in totaal 2 663 hectare aangeplant bij Inti voor de drie projecten en in 2018 werd in totaal 1 806 hectare beplant (-32%), met grotere oppervlakten bij AMR, maar kleinere oppervlakten dan verwacht bij AKL en ARU, aangezien er nog steeds met de lokale gemeenschappen werd onderhandeld over oude problemen in verband met landeigendomsgeschillen en daarvoor naar oplossingen werd gezocht. Door timingproblemen in verband met de beschikbaarheid van plantgoed van onze eigen kwekerijen waren we in de loop van het jaar genoodzaakt om 'plantklaar' plantmateriaal te kopen bij erkende en bevoegde leveranciers van plantmateriaal, waardoor ook het planten trager verliep. Ondanks deze tijdelijke vertragingen hebben de projecten in oktober de opmerkelijke mijlpaal van 10 000 beplante hectare behaald, en aan het eind van het jaar was er in totaal 10 272 hectare aangeplant, waarvan 9 102 hectare Inti en 1 170 hectare plasma. De druk op het plantklaar maken van grond en beplanting is aanzienlijk en in 2018 waren er op een bepaald moment wel 70 zware machines (graafmachines en bulldozers) werkzaam in de projecten van Musi Rawas en DIL. Daaruit blijkt nogmaals het enorme engagement dat is aangegaan om dit gebied te ontwikkelen, banen te creëren en de plattelandseconomie te stimuleren.

Het grootste deel van het zaad dat het bedrijf in 2018 heeft besteld, ging naar de twee grote kwekerijen van ARU en AKL. Eén miljoen van de in totaal 1,29 miljoen bestelde zaden werd daar geplant. Dit omvat ook 160 000 geïmporteerde 'Super Family'-zaden van Dami uit de activiteiten van New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL) in West New Britain, Papoea-Nieuw-Guinea.
Naarmate de projecten evolueren van nieuwe ontwikkelingen naar meer gevestigde, productieve plantages, moet er worden geïnvesteerd in en gezorgd voor de nodige infrastructuur om ons personeel en onze werknemers te ondersteunen bij de uitvoering van hun dagelijkse activiteiten, en om ervoor te zorgen dat vruchten effectief van het veld kunnen worden geoogst en naar de fabriek kunnen worden getransporteerd. In verband met die vereiste is er in de loop van het jaar veel werk verricht en werden de volgende resultaten verwezenlijkt:
/// AKL: Uitstekende vooruitgang met de plantagegebouwen die aan het einde van het jaar waren voltooid, met 16 personeelswoningen, 50 arbeiderswoningen, een atelier, 2 meststoffenwinkels, een kantorencomplex en de bijbehorende diverse gebouwen. In het veld is er een verharde weg van 185 km aangelegd. Een ander onderdeel van de steeds grotere infrastructuur van de Musi Rawas-projecten is de ontwikkeling van het regionale hoofdkantoorcomplex, dat is gestart aan de noordkant van AKL vanwege de nabijheid van de stad Lubuk Linggau en de centrale ligging ten opzichte van de andere projecten en DIL. Aan het einde van het jaar waren de werkzaamheden aan twaalf personeelswoningen, zeven arbeiderswoningen, een centraal kantorencomplex en het elektriciteits- en waterleidingsnet voltooid. Er wordt goede vooruitgang geboekt in de aanleg van een golfbaan met negen holes in en rond het centrale kantoorgedeelte.
/// ARU: De uitdaging van deze lange, smalle plantage was de ligging van de plantagegebouwen. Na veel overleg werd gekozen voor de locatie in het noordoostelijke punt van de plantage. Die locatie heeft gemakkelijk toegang tot de afgesloten provinciale hoofdweg, is toegankelijk voor PLN en ligt dicht bij de toekomstige palmoliefabriek, die op het aangrenzende AMR-project zal worden gebouwd. Aan het einde van het jaar was de compensatie van de locatie voor de gebouwen voltooid en werden er plannen opgesteld om in 2019 met de woningbouw te starten. In totaal zijn er 67 km aan wegen verhard, en als bewijs van de inzet van het managementteam ter plaatse is in de loop van het jaar de aanleg van een interne weg voltooid, die nu over de volledige lengte van het project loopt. Deze prestatie betekent dat we niet langer het risico lopen op wegblokkades op de openbare dorpsweg, tot nu toe de enige manier om toegang te krijgen tot verschillende delen van het project.
/// AMR: Dit is het project met het meeste potentieel, zowel qua omvang als rendement (door de betere grond en het redelijk vlakke terrein). De ligging voor de eerste gebouwen is in 2017 vastgesteld en in 2018 werd de definitieve landcompensatie voltooid. Tegelijkertijd werd ook het terrein voorbereid en genivelleerd. In het tweede halfjaar werd gestart met de bouw van vijf arbeiderswoningen, die aan het einde van het jaar waren voltooid, en een meststoffenwinkel. Er is in 2019 heel wat activiteit gepland, namelijk de voorbereiding van de structuren voor het management en de verdere uitbouw van het project. In totaal is 62 km weg verhard.
Eind december 2018 is de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingsprojecten van Musi Rawas als volgt:
| Beschrijving (hectare) | Originele projecten | Nieuwe projecten | EIND TOTAAL |
|||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| AKL | ARU | AMR | Sub totaal |
AMR3 | AMRS | AKLE | ||
| Izin Lokasi | 10 500 | 9 000 | 12 309 | 31 809 | 1 303 | 4 201 | 3 173 | 40 486 |
| Izin Lokasi herzien | 6 590 | 5 712 | 12 305 | 24 607 | 1 303 | 4 201 | 3 091 | 33 202 |
| EIGEN | ||||||||
| Gecompenseerd areaal | 4 077 | 2 861 | 6 226 | 13 164 | 23 | 39 | 50 | 13 276 |
| Geïdentificeerd areaal voor ontwikkeling | 419 | 359 | 1 481 | 2 259 | 499 | 1 642 | 1 187 | 5 587 |
| Potentieel areaal voor ontwikkeling | 4 496 | 3 220 | 7 707 | 15 423 | 522 | 1 681 | 1 237 | 18 863 |
| PLASMA | ||||||||
| Geïntegreerd areaal | 577 | 472 | 1 217 | 2 266 | 0 | 0 | 0 | 2 266 |
| Geïdentificeerd areaal voor ontwikkeling | 322 | 172 | 324 | 818 | 130 | 420 | 309 | 1 677 |
| Potentieel areaal voor ontwikkeling | 899 | 644 | 1 541 | 3 084 | 130 | 420 | 309 | 3 943 |
| TOTAAL POTENTIEEL AREAAL | 5 395 | 3 864 | 9 248 | 18 507 | 652 | 2 101 | 1 546 | 22 806 |
| Totaal verworven areaal | 4 654 | 3 333 | 7 443 | 15 430 | 23 | 39 | 50 | 15 542 |
| TOTAAL BEPLANT/PLANTKLAAR | ||||||||
| Eigen beplant | 3 646 | 1 816 | 3 640 | 9 102 | 0 | 0 | 0 | 9 102 |
| Plasma beplant | 527 | 356 | 287 | 1 170 | 0 | 0 | 0 | 1 170 |
| Land plantklaar gemaakt - niet beplant | 68 | 35 | 278 | 381 | 0 | 0 | 0 | 381 |
| TOTAAL BEHEERD AREAAL | 4 241 | 2 207 | 4 205 | 10 653 | 0 | 0 | 0 | 10 653 |
| % Beheerd areaal/verworven areaal | 91% | 66% | 56% | 69% | 0% | 0% | 0% | 69% |
| % Beheerd areaal/potentieel areaal | 79% | 57% | 45% | 58% | 0% | 0% | 0% | 47% |
| Werknemers | ||||||||
| Plantage- en kantoorpersoneel (kader) | 48 | 19 | 31 | 98 | 0 | 6 | 5 | 109 |
| Plantagearbeiders en kantoorpersoneel | 1 130 | 486 | 737 | 2 353 | 2 | 0 | 0 | 2 355 |
| Totaal werknemers | 1 178 | 505 | 768 | 2 451 | 2 | 6 | 5 | 2 464 |
"De rehabilitatie van de DILplantages omvatte operationele verbeteringen, uitbouw van een nieuwe site voor de werknemers, en intensieve herbeplanting om het toekomstig potentieel te maximaliseren."
Na de overname van DIL in augustus 2017 was 2018 vooral een jaar van voortdurende rehabilitatie in een groot deel van de bestaande plantages. De overname van DIL omvat twee Inti-plantages, Sei Mandang (SMGE) en Sei Liam (SLME) (6 097 hectare beplant) en een plasmaplantage, Sei Rupit (SRE) (2 781 hectare beplant). Deze plantages, centraal gelegen tussen onze bestaande Musi Rawas-ontwikkelingen, boden de mogelijkheid van een strategische investering, maar de vorige eigenaren hadden de toestand van de plantages en de fabriek aanzienlijk laten verslechteren. Onze managementteams op het terrein richten zich echter vooral op de toekomst en op het maximaliseren van het aanzienlijke potentieel van deze plantages.
In de loop van het jaar hebben het managementteam en het personeel vooral aandacht besteed aan toegang tot het veld, onderhoud van wegen en bruggen, drainage en waterbeheer, onderhoud van het veld, bemesting, snoeien van palmen en oogstnormen voor de bestaande palmen om zowel de beschikbaarheid als de kwaliteit van de oogst te waarborgen en te verbeteren. Deze plantages met een hoog gehalte aan organisch materiaal moeten voldoen aan specifieke eisen van de overheid met betrekking tot de registratie en rapportage van het waterpeil, en er zijn een aantal geautomatiseerde dataloggers geïnstalleerd om continu gegevens te kunnen leveren voor onze managers en voor externe rapporteringsdoeleinden.
Een andere verbintenis ten aanzien van de rehabilitatie van de DIL-plantages is de uitbouw van een nieuwe site voor het personeel en de arbeiders, en in 2018 is er op dat vlak vooruitgang geboekt, met de bouw van 11 personeelswoningen, 30 arbeiderswoningen, een nieuw kantorencomplex, de fundering van een meststoffenschuur en een nieuw elektriciteits- en waterleidingnet. De stroom aan deze gebouwen zal worden geleverd door de elektriciteitsvoorziening van de overheid (PLN).
Er werken 27 personeelsleden en 712 arbeiders in de plantages en de fabriek van DIL.
/// Renovatie van de personeelswoningen van de Dendymarker Indah Lestari (DIL) fabriek, foto's voor en na ///

Een belangrijk onderdeel van de rehabilitatieoefening in heel DIL is de geleidelijke herbeplanting van de oude palmen, met name in de Sei Mandang-plantage (SME), waar de meerderheid bestaat uit 'Dura'-palmen met een zeer laag olie-extractiepercentage. Door het voortdurende overleg en de nauwe contacten met de Indonesische ministeries van Landbouw, Bosbouw en Milieu, is de start van onze herbeplantingsactiviteiten uitgesteld tot de tweede helft van het jaar. Tussen juli en het einde van het jaar werden 451 hectare in SME en 506 hectare in de Sei Liam-plantage (SLE) herbeplant, met behulp van "best management practices" voor grondbewerking, drainage en de aanplant van hoogwaardig plantmateriaal uit onze eigen kwekerijen.
Naast de herbeplantingsactiviteiten die zullen worden voortgezet, kan er ook toegang worden verkregen tot 2 000 hectare ten noordoosten van SLE, een gebied dat deel uitmaakt van de HGU, maar van oudsher wordt ingepalmd door lokale dorpen, waarbij de grond wordt gebruikt voor zelfvoorzienende landbouw. In dit gebied zal er een soort landcompensatie worden toegepast die lokaal bekend is als 'Tali Asih' om toegang te krijgen tot het land, en zodra de definitieve onderzoeksrapporten over de duurzaamheid zijn ontvangen en er overleg is gepleegd met de gemeenschap, hopen we tot 1 600 hectare te kunnen beplanten.
Het laatste element van de rehabilitatie is de herstructurering en herbeplanting van onze plasma in de Sei Rupit-plantage (SRE). Dit is een complexe kwestie waarbij honderden personen uit de negen omliggende dorpen betrokken zijn, die de 2 781 beplante hectaren vertegenwoordigen. In de loop van het jaar heeft er een tijdrovend, maar essentieel proces van maatschappelijk engagement plaatsgevonden om volledige vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming ("Free, Prior and Informed Consent", FPIC) te verkrijgen. In de loop van het jaar zijn er onderzoeken en controles van landeigendom verricht, zijn er memoranda van overeenstemming opgesteld en zijn de rollen en verantwoordelijkheden van zowel het bedrijf als de plasmaleden geformuleerd. Verwacht wordt dat in 2019 de inhuldiging van de plasmaregeling en de eerste herbeplanting in SRE zullen plaatsvinden.


Onze theeplantage Cibuni (CIE) is uniek voor onze activiteiten in Indonesië en bevindt zich op twee uur rijden ten zuiden van Bandung in West-Java. Ze is gelegen in de Ciwidey-vallei op een hoogte tussen 900 m en 2 000 m boven de zeespiegel. De plantage beslaat 1 763 hectare, waarvan 1 716 matuur is en 47 hectare immatuur.
De totale theeproductie steeg ten opzichte van vorig jaar met 1%, van 2 402 tot 2 422 ton. Na het abnormaal lage aantal uren zonneschijn in 2017, wat een negatieve invloed had op onze gewasproductie, viel er in 2018 minder neerslag dan normaal, wat ook ongunstig was voor de gewasproductie, ondanks het normalere aantal uren zonneschijn. Zoals bij de meeste vormen van landbouw wordt de productie geoptimaliseerd door de juiste combinatie van neerslag en zonneschijn en, in het specifieke geval van thee, de extra klimatologische invloeden van vochtigheid en temperatuur. Ook had het late herstel van 120 hectare theestruiken die in september 2017 waren gesnoeid een invloed op de rendementen. Managementfactoren zoals aantal werknemers, plukintervallen, snoeiprogramma's, onderhoud en bemesting, alsook bestrijding van plagen en ziektes werden tijdens het jaar allemaal goed beheerd. Een ander initiatief dat in 2018 werd genomen om extra rendementen te stimuleren, was de geleidelijke verhoging van de pluktafels om de hoeveelheid nog niet plukbare bladeren te verhogen en de aanmaak van jonge bladeren te bevorderen. Gehoopt wordt dat de theeopbrengst hierdoor in 2019 zal verhogen.
De neerslag lag voor Cibuni 22% lager dan het langetermijngemiddelde, op 2 763 mm, tegenover 3 528 mm voor het jaar. Het is normaal dat Cibuni een droog seizoen heeft in het midden van het jaar, tussen twee nattere periodes in het begin en aan het einde van het jaar, maar zoals we kunnen zien was de droge periode in het midden van het jaar veel ernstiger dan normaal, ook verergerd door een droger eerste halfjaar. Pas in het laatste kwartaal van het jaar werd het patroon van de maandelijkse neerslag normaler, en toen zagen we ook dat de gewasproductie van het veld zich enigszins herstelde.
Vooral voor de theeproductie is de gelijkmatige verdeling van het aantal uren zonneschijn een andere belangrijke factor voor een gezonde plantengroei en voor de productie van theebladeren. Algemeen wordt aangenomen dat vijf uur zonneschijn per dag het minimum is dat nodig is voor een efficiënte theeproductie. Behalve in januari was de hoeveelheid en de verdeling van de zonneschijn tijdens het jaar beter dan gemiddeld. Het totale aantal uren zonneschijn, 1 531 uur tegenover 1 446 uur (+6%), had een goede opbrengst moeten opleveren, maar dat werd tegengewerkt door de beperkte hoeveelheid neerslag.
1 794 arbeiders 1 763 hectare 16 personeelsleden 600 500 Gemiddelde neerslag (in mm)



De temperaturen waren over het algemeen bevredigend, tussen de normale 12°C - 23°C, hoewel een klein deel van de plantage op grotere hoogte in de loop van het jaar door vorst werd getroffen, wat ongebruikelijk is.
In 2018 werden er 11 288 ton groene theebladeren verwerkt tot 2 422 ton gebruiksklare thee, tegenover 11 644 ton groene theebladeren en 2 402 ton gebruiksklare thee in 2017. Hoewel de productie van gebruiksklare thee achterbleef bij de verwachtingen van het management, slaagde de fabriek erin de verwerkingskosten goed onder controle te houden. Eind december 2018 bereidde de fabriek zich voor op de FSSC 22000-certificering voor voedselveiligheid, die begin januari 2019 werd behaald. De aansluiting van de theefabriek en het hoofdgebouw op de stroomvoorziening van PLN eind 2017 was in feite een back-upvoorziening voor de hydroturbines en tevens bedoeld om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen voor de dieselgeneratoren terug te schroeven. In 2018 werd ongeveer 76% van de totale gegenereerde stroom geleverd door de hydroturbines, < 24% door PLN en < 1% door de dieselgeneratoren.
Om de impact van deze machine te onderstrepen: in 2016 bedroeg het dieselverbruik 28,15 liter per ton gebruiksklare thee tegenover 0,41 liter diesel per ton gebruiksklare thee in 2018.
De kwaliteit van de thee, de reputatie en de lange geschiedenis van Cibuni indachtig, wordt thee op de plantage nog steeds met de hand geplukt. Dat betekent dat er een aanzienlijk aantal arbeidskrachten wordt ingezet, veel meer dan bij oliepalmen of rubber, waar de arbeidsbezetting per 100 hectare plantage doorgaans als volgt is:
/// Oliepalm: 14 werknemers
/// Rubber: 25 werknemers
/// Thee: 90 werknemers
In Cibuni is 80% van de veldwerkers betrokken bij plukactiviteiten en in 2018 waren er 1 871 werknemers in dienst, tegenover 1 937 in 2017. Dit aantal kon worden verlaagd door de productiviteit van de plukkers te verbeteren (meer aandacht voor opleiding, strengere selectie van nieuwe aanwervingen en meer toezicht op het veld) en niet-essentiële functies te schrappen. Gezien de vrij vlakke grondstoffenprijzen en de stijgende arbeidskosten blijft de economie van de theeproductie in Indonesië vrij kwetsbaar. De jaar-op-jaarstijging van de provinciale minimumlonen in de afgelopen drie jaar bedroeg gemiddeld iets meer dan 9%, en voor 2019 wordt een stijging verwacht van 10%, die nog door de provinciale overheid moet worden bekrachtigd.
De banden met de vakbond zijn nog steeds hartelijk en constructief en de collectieve overeenkomst tussen het bedrijf en de vakbond is verlengd van december 2018 tot december 2020.
De 'werknemerscoöperatieve' van Cibuni is sinds januari 2016 actief. De winkel voorziet in de belangrijkste verbruiksartikelen voor de werknemers en de winst van de coöperatie in 2018 lag 36% hoger dan vorig jaar.

/// Melania -thee, klaar voor export ///
"Efficiënt gebruik van de hydroturbines verlaagde de consumptie van diesel van 28,15 liter per ton gebruiksklare thee in 2016 naar 0,41 liter diesel per ton gebruiksklare thee in 2018."
"De thee op de Cibuniplantage wordt nog steeds met de hand geplukt en is met 90 werknemers per 100 hectare zeer arbeidsintensief."
Door een gerichte IPM-strategie toe te passen op de theeplantages is het gebruik van chemische stoffen in 2018 gedaald met 26% van 18 141 liter naar 13 371 liter tegenover 2016
Cibuni blijft een beroep doen op de diensten van Dr. Suzanne Neave, een consultant van het "Centre for Agriculture and Bioscience International" (CABI) dat wordt geleid via onze onderzoekspartners VBS. Haar werk is van onschatbare waarde om de plantageteams te helpen bij de ontwikkeling van een IPM-programma gebaseerd op de brede en gevarieerde plagen en ziektes die de theeplanten elk jaar teisteren en besmetten.
De basis van de IPM-strategie (Integrated Pest Management) is een gerichte combinatie van culturele, fysische, biologische en chemische controlemaatregelen, die worden toegepast met een beter inzicht in de levens-cyclus van elke plaag en ziekte. Door deze principes te volgen, is het gebruik van chemische stoffen algemeen gedaald, van 18 141 liter in 2016 tot 13 371 liter in 2018, een vermindering van 26%.
De economische levensduur van theeplanten is veel langer dan die van oliepalmen of rubberbomen en herbeplanting gebeurt pas 80 jaar of meer na aanplanting. Daardoor is het jaarlijks te herbeplanten areaal veel kleiner dan voor andere landbouwgrondstoffen. In 2018 werd circa 12,5 hectare herbeplant en werd nog eens 6,5 hectare bewerkt als voorbereiding op de braakliggingsperiode.
De relatie met onze onderzoekspartner VBS wordt verder uitgediept. We blijven een beroep doen op VBS voor onze bemestingsadviezen voor alle drie de landbouwgrondstoffen in alle regio's en in Noord-Sumatra en Bengkulu is er een netwerk van veldproeven gestart om onderzoek te doen naar diverse problemen die verband houden met Ganoderma, optimale bemestingsplannen voor het kweekpotentieel van de F1-hybrides en behandelingen tegen plagen en ziektes. Het bedrijf streeft voortdurend naar verbetering. In dat kader hebben we met VBS kunnen samenwerken om hoogwaardige oliepalmzaden te importeren van het gerenommeerde Dami "Oil Palm Research Station" in de provincie West New Britain, Papoea-Nieuw-Guinea. In 2018 werden ongeveer 216 000 'Super Family'-zaden van Dami geïmporteerd, op een totale behoefte van 1,29 miljoen en nadat ze de gedetailleerde quarantaineprotocollen hebben doorlopen, zullen deze zaden in 2019 op het veld worden geplant.
Naast de import van zaad van hoge kwaliteit uit Papoea-Nieuw-Guinea is er bewonderenswaardige vooruitgang geboekt in de ontwikkeling van tuinen met oliepalmzaden van VBS in de Timbang Deli-plantage in Noord-Sumatra, waar in 2019 de eerste in Indonesië uitgevoerde kruisingen van de Dami-variëteit beschikbaar zullen zijn voor veldbeplanting. De ontwikkeling van de VBS-infrastructuur op het hoofdkantoor betekent dat er nu moderne en geavanceerde laboratoria zijn, die we gebruiken voor uiteenlopende tests, van blad- en bladsteelmonsters tot grond- en compostmonsters en voor analyses van het oliegehalte van palmen in al onze regio's, die allemaal accurate gegevens en interpretaties leveren zodat onze managementteams weloverwogen beslissingen kunnen nemen over operationele efficiëntie.
Onze oliepalmplantage Citra Sawit Mandiri (CSM) bevindt zich op twee uur rijden ten noorden van het UMW-complex en beslaat 1 747 hectare, waarvan 1 521 hectare matuur is en 226 hectare immatuur. Door juridische problemen met de ontwikkelings- en aanplantingsdata en het lopende proces om de HGU te verkrijgen, beschikt CSM voorlopig niet over een RSPO-certificaat. SIPEF is altijd van plan geweest om deze plantage te verkopen zodra het HGU-proces is voltooid. De verdere ontwikkeling in dit gebied, waarbij de lokale overheid overweegt om een nieuwe permanente weg en brug aan te leggen die CSM zullen verbinden met het UMW-complex, werpt echter een ander licht op het bedrijfsplan voor CSM, waardoor het mogelijk een veel winstgevender project wordt. Dit is een productieve plantage die haar opbrengst in de laatste jaren aanzienlijk heeft verhoogd tot 23,09 ton FFB per hectare in 2018.
Een andere uitdaging voor het verkrijgen van de HGU is de regelgeving van de overheid, die van alle oliepalmontwikkelingen een plasmacomponent van 20% vereist. In 2018 heeft het management veel tijd besteed en inspanningen geleverd om overleg te plegen met de omliggende gemeenschappen om de toezegging van de vereiste 350 hectare te verkrijgen. Dit is aan het einde van het jaar met succes gerealiseerd, wat betekent dat het HGU-proces in 2019 kan worden voortgezet.


Alles wordt in het werk gesteld om de RSPO-certificering van deze plantage te verkrijgen, maar indien dat in het huidige regelgevende kader onmogelijk blijkt, zal het bedrijf doorzetten met de verkoop zodra het HGU-proces voltooid is.
Het managementteam in Indonesië werd ook in 2018 geleid door de heer Adam James, "president director", die deze functie sinds 2011 bekleedt. Hij wordt bijgestaan door het senior managementteam, dat bestaat uit directeurs en afdelingshoofden en samen het executief comité vormt. Het executief comité vergadert maandelijks om de vooruitgang van een waaier van prestatie-indicatoren te bespreken en om de strategie van het bedrijf af te stemmen op maatschappelijke, ecologische, zakelijke en juridische ontwikkelingen en uitdagingen. De vergadering van het executief comité is ook het beginpunt van de communicatie met de over heel Indonesië verspreide activiteiten en het wisselende aantal afdelingen en disciplines.
2018 begon met de langverwachte verhuizing vanuit het Bank Sumut-gebouw, waar het hoofdkantoor van Tolan Tiga de afgelopen 12 jaar gevestigd was, naar de moderne, ruime en technologisch geavanceerdere kantoren op de 10e verdieping van het Forum Nine-gebouw, verderop aan dezelfde weg, Jalan Imam Bonjol.
Eind december 2018 telde het managementteam 570 leden, een toename met 11% ten opzichte van de 513 managementleden in 2017 als gevolg van de groei en expansie van het bedrijf in de loop van het jaar. SIPEF hecht bij zijn activiteiten in Indonesië veel belang aan motivatie, bedrijfscultuur en teamspirit en doorheen het jaar worden er verschillende activiteiten georganiseerd om onze diverse en geografisch verspreide teams samen te brengen. Zo houden we een jaarlijkse managementbijeenkomst, die in 2018 plaatsvond in Thailand, een familiedag met gezamenlijke picknick, bloedinzamelingen, een jaarlijks diner (waar erg gegeerde prijzen voor innovaties of bijdragen aan het succes van het bedrijf worden uitgereikt) en een tweejaarlijks, tweedaags tennistoernooi, de 'SIPEF Cup', dat in 2018 werd gespeeld in BME. Elke regio organiseert ook maandelijkse sociale bijeenkomsten, die lokaal bekend staan als Arisans, waarbij de arbeiders en hun gezinnen samen eten, plezier maken en verhalen delen over hun werk, hun leven en hun ervaringen. Om de faciliteiten voor het personeel verder te ontwikkelen, heeft het bedrijf verder gewerkt aan de aanleg van twee extra golfbanen, als aanvulling op de bestaande golfbaan van Agromuko. De golfbaan in PLE is in 2018 geopend en in november vond een eerste golftoernooi tussen de verschillende afdelingen plaats. Het is de bedoeling om de tennis- en golftoernooien te combineren en het management werkt aan de formule voor deze toernooien, die volgend jaar wordt aangekondigd. De derde golfbaan van Musi Rawas bevindt zich nog in de ontwikkelingsfase, maar alles verloopt volgens plan en het is de bedoeling dat de baan in 2019 in gebruik wordt genomen.
Het doorlopende tweejarige opleidingsprogramma voor jong talent blijft een groot succes en verzekert ons bedrijf van opvolging. Het programma omvat nog steeds technische en administratieve functies. Tussen 2011 en 2018 wierven we 250 jonge talenten aan. 188 van hen werken vandaag nog altijd bij het bedrijf, een succespercentage van 75%. 84 deelnemers banen zich een weg door het tweejarige programma, hetzij als ondersteunende assistenten (28) of op driemaandelijkse rotaties (56). De functies van de overige 104 kaderleden in onze plantages en fabrieken zijn bevestigd.
Gepaste medische zorg verstrekken blijft een belangrijk aandachtspunt. Eind december 2018 waren 33 774 mensen (onze werknemers en personen ten laste) ingeschreven bij de nationale ziektekostenverzekering, de BPJS. Onze medische faciliteiten werden geregistreerd als onderdeel van het BPJS-netwerk van 25 poliklinieken, 8 artsen die huisbezoeken afleggen en 50 paramedici (26 vroedvrouwen en 24 verpleegkundigen). De bedrijfsarts, die werkt vanuit een kantoor en een kleine kliniek binnen het nieuwe hoofdkantoor, bezorgt het executief comité in het kader van de bedrijfsprogramma's voor veiligheid en gezondheid op het werk ("Occupational Health and Safety" programs, OHS) en ook cijfers over te melden ziektes,

"De voordelen voor de hele organisatie van het volgen van de eenvoudige stelregel 'schrijven wat we doen en doen wat we schrijven' zullen via standaardisatie en introspectie blijven leiden tot voortdurende verbetering."
ziekte-uitkeringen en arbeidsongevallen. Met de aanstelling van een fulltime veiligheidsfunctionaris zal de rapportering in het kader van de OHS-programma's echter vanaf januari 2019 door de nieuwe afdeling worden uitgevoerd. In 2018 voerde de medische afdeling jaarlijkse medische controles uit bij 2 306 arbeiders met een hoog risico (omdat ze met pesticiden of herbiciden werken of zijn blootgesteld aan stof, lawaai enz.) en ondergingen 6 232 andere arbeiders uit de niet-hoge risicocategorie medische routinecontroles.
De kwaliteitsafdeling die in 2016 werd opgericht, werd belast met de invoering van een nieuw systeem voor kwaliteitsbeheer op basis van ISO 9001. 2018 was een druk jaar voor de afdeling: ze leidde en begeleidde het proces naar de certificering volgens het ISO 9001:2015-kwaliteitsbeheersysteem, die in juli 2018 werd behaald. De reden en de rechtvaardiging voor het behalen van deze certificering is altijd meer geweest dan alleen een mooi certificaat aan de muur. De voordelen voor de hele organisatie van het volgen van de eenvoudige stelregel 'schrijven wat we doen en doen wat we schrijven' zullen via een zeker niveau van standaardisatie en introspectie blijven leiden tot voortdurende verbetering.


De interne auditafdeling vervult nog steeds een essentiële rol als onafhankelijke waakhond over het risicobeheer, het bestuur en de interne controleprocessen van het bedrijf. Ze telt de laatste jaren zeven auditors en een administratieve assistent en wordt geleid door een "general manager" (GM). Nadat de GM in de loop van het jaar met pensioen is gegaan, is er een nieuwe manager aangeworven, wat het bedrijf de gelegenheid bood om de afdeling te herzien en te reorganiseren. Naarmate het bedrijf is gegroeid en meer autoriteit en verantwoordelijkheid voor het dagelijks beheer heeft overgedragen aan de regio's, is besloten om permanente teams van interne auditors op te richten in de regio's waar zij voltijds, regelmatig en gericht aandacht kunnen besteden aan controles en audits op de locaties zelf. Het is de bedoeling om in 2019 drie teams van vijf auditors in de regio's samen te stellen, onder leiding van een team van drie medewerkers in het hoofdkantoor van Medan. Het hoofd van de auditafdeling rapporteert rechtstreeks aan de "president director" en de resultaten van routineaudits en onderzoeken op basis van meldingen door klokkenluiders worden driemaandelijks voorgelegd aan en besproken door het hogere management in het Indonesische auditcomité. De aanbevelingen van het management op basis van de auditbevindingen worden gedocumenteerd en leiden tot verbeterings- of tuchtmaatregelen en verplichte opleidingen. Als er sprake is van criminele activiteiten, wordt de lokale politie ingeschakeld. De resultaten van de vergaderingen van het auditcomité worden ook overgemaakt aan het hoofdkantoor van het moederbedrijf in België.
Gezien het toenemende belang van informatietechnologie (IT) in het bedrijfsleven en de noodzaak om in verschillende landen en tijdzones verbonden te blijven, onderhoudt het IT-team in Medan regelmatige contacten en communiceert het regelmatig met het IT-team in het hoofdkantoor in België. Er is in de loop van het jaar vooruitgang geboekt op het gebied van software, hardware, gegevensbeveiliging en back-upvoorzieningen en er zijn tal van lopende projecten op het gebied van business intelligence, een make-over voor de website van het bedrijf, personeelsbeheer en beheer van de ateliers/fabrieken en verbeteringen aan onze bedrijfssoftware Lintramax.
"Medewerkers die werken met pesticiden en herbiciden of blootstaan aan stof en lawaai worden jaarlijks onderworpen aan medische controles."

De activiteiten in Papoea-Nieuw-Guinea vertegenwoordigen 17% van de totale beplante oppervlakte van SIPEF
Papoea-Nieuw-Guinea genereerde in 2018 34% van de brutowinst van SIPEF (evenveel als in 2017)
Groei van de productievolumes van palmolie en palmpitolie in Papoea-Nieuw-Guinea van 2017 tot 2018
Hargy Oil Palms Ltd productie is goed voor zowat 21% van de totale productie in Papoea-Nieuw-Guinea



PAPOEA-NIEUW-GUINEA (PNG) IS DE ZEVENDE PALMOLIEPRODUCENT TER WERELD. ER ZIJN PLANTAGES IN ZEVEN PROVINCIES VAN PNG, MAAR HET ZWAARTEPUNT VAN DE PRODUCTIE BEVINDT ZICH OP HET EILAND NEW BRITAIN. TWEE BEDRIJVEN DOMINEREN DE MARKT EN HARGY OIL PALMS LTD (HOPL) IS HET OP EEN NA GROOTSTE PALMOLIEBEDRIJF IN HET LAND.
DE PALMOLIESECTOR IS, ONDANKS ZIJN HOGE WERKINGSKOSTEN, DE BEST PRESTERENDE LANDBOUWSECTOR IN PNG EN STAAT VOOR RUIM DE HELFT VAN DE TOTALE UITVOER VAN LANDBOUWPRODUCTEN.

telers (14 330 ha)

577 516 ton FFB 3 palmoliefabrieken 24,38% OER - 2,03% PKOER

100% RSPOgecertificeerde palmproducten 140 687 ton palmolie 11 723 ton palmpitolie
| Papoea-Nieuw Guinea |
|
|---|---|
| Hoofdstad | Port Moresby |
| Bevolking | 8,3 miljoen |
| Oppervlakte | 452 860 km² |
| Godsdienst | Christendom (95%) |
| Officiële talen | Engels, Tok Pisin |
| Munteenheid | Kina (PGK) |
| Inflatie | 5%* |
| BBP-groei 2018 | 0,3%* |
| BBP | USD 21 miljard |
| Saldo lopende rekening (% van bbp) |
15,9%* |
| Landbouwsector | USD 2,9 miljard |
| * Website Asian Development Bank (ADB) |
Papoea-Nieuw-Guinea heeft de grootste economie in de Pacific en een snel groeiende bevolking. Ruim 80% van de bevolking is voor zijn levensonderhoud in grote mate afhankelijk van de landbouwproductie. Het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking is volgens officiële cijfers gestegen van USD 2 861 in 2017 tot USD 3 123 in 2018, maar die groei was vooral te danken aan de uitvoer van olie en minerale ertsen en ging aan het merendeel van de plattelandsbevolking voorbij. Volgens het landenrapport van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is de economie van Papoea-Nieuw-Guinea door een combinatie van binnenlandse en externe factoren de afgelopen jaren slechts met mondjesmaat gegroeid.
In 2018 groeide het bbp bijna niet als gevolg van de lage grondstoffenprijzen en een aardbeving met een magnitude van 7,5, die de productie en uitvoer van de gas-, olieen mijnbouwbedrijven verstoorde. In de rest van de economie zorgden de uitgaven in het kader van de top van de "Asia-Pacific Economic Cooperation" (APEC), waarvoor
"Om op lange termijn te kunnen groeien moet Papoea-Nieuw-Guinea zijn economie diversifiëren en het ondernemingsklimaat verbeteren."

Papoea-Nieuw-Guinea in 2018 gastland was, de goede oogsten in de landbouw en een wat grotere toestroom van buitenlandse valuta's in de niet-grondstoffensectoren wel voor enige groei. Binnenlandse factoren die de groei bemoeilijken zijn onder meer de moeizame begrotingssanering en het tekort aan buitenlandse valuta's, dat in de hand gewerkt wordt door de overgewaardeerde wisselkoers. Daardoor kromp de invoer en waren de investeringen buiten de grondstoffensectoren beperkt.
Een peiling bij bedrijven in Papoea-Nieuw-Guinea zette het effect van het tekort aan buitenlandse valuta's op de economische groei in 2018 in de verf. Heel wat analisten zijn van mening dat de wisselkoers (USD:PGK 0,2970) nog altijd hoger is dan wenselijk. De centrale bank van Papoea-Nieuw-Guinea houdt de wisselkoers echter op dit niveau om de inflatie in het land laag te houden. In september haalde de bank met de uitgifte van een tienjarige staatsobligatie met succes USD 500 miljoen op, wat heeft geholpen om het tekort aan buitenlandse valuta's te verminderen. Hargy Oil Palms Ltd (HOPL) ondervond er niet rechtstreeks hinder van, maar voor veel van onze lokale leveranciers had het tekort aan buitenlandse valuta's wel gevolgen.
Om op lange termijn te kunnen groeien, moet Papoea-Nieuw-Guinea zijn economie diversifiëren en het ondernemingsklimaat verbeteren. In de hele subregio zal de groei in 2019 naar verwachting versnellen tot 3,1%, waaronder 3,9% in Papoea-Nieuw-Guinea. De overheid heeft vijf prioritaire domeinen geïdentificeerd: transport, energie, gezondheidszorg, water en andere stedelijke infrastructuur en diensten, en beheer van de publieke sector. Het land heeft politieke stabiliteit, maar de regering onder leiding van premier O'Neill krijgt af te rekenen met een snel veranderend extern klimaat en krijgt de sterke vertraging van de binnenlandse economie en de ongeziene druk op de begroting van het land maar moeilijk onder controle.
Door jarenlange ondermaatse investeringen in het onderhoud van wegen en bruggen vormt de slechte staat van de transportinfrastructuur een belangrijke belemmering voor de groei van bedrijven. Slechts 30% van de bevolking van Papoea-Nieuw-Guinea heeft toegang tot elektriciteit. Recent werd aangekondigd dat Australië, Japan en de VS PNG Power Limited helpen om het elektriciteitsnet op te waarderen en uit te breiden, met als doel om in 2030 70% van de bevolking van elektriciteit te voorzien. Australië financiert ook de installatie van een nieuwe onderzeese glasvezelkabel om Papoea-Nieuw-Guinea aan te sluiten op breedbandinternet. Er komen ook onderzeese kabels om de provincies van breedbandinternet te voorzien. Dat zal naar verwachting de toegang tot het internet aanzienlijk verbeteren, maar er zijn twijfels bij het kostenplaatje van het voorzien van deze verbindingen.
De meeste mensen in Papoea-Nieuw-Guinea zijn voor hun voedselvoorziening en inkomsten sterk afhankelijk van landbouw. De sector was de afgelopen jaren goed voor 16% à 17% van het bbp en voorziet in het levensonderhoud van ruim 80% van de bevolking. De grootschalige commerciële landbouw staat helaas nog in zijn kinderschoenen en buitenlandse investeringen om de sector verder te ontwikkelen blijven uit. In de uitvoer van landbouwproducten uit Papoea-Nieuw-Guinea overheersen vier grondstoffen: palmolie, koffie, cacao en kopra. Samen zijn zij goed voor zowat 90% van de volledige landbouwexport. Daarnaast voert het land ook kleine hoeveelheden thee, rubber en vanille uit.
De palmoliesector in Papoea-Nieuw-Guinea wordt gedomineerd door New Britain Palm Oil Ltd (een dochteronderneming van Sime Darby), dat 79% van het exportvolume voor zijn rekening neemt, en HOPL (SIPEF). De gevestigde plantages en kleinschalige projecten beslaan 150 000 hectare. De voorbije jaren werden nieuwe oliepalmplantages aangelegd in East New Britain (40 000 hectare) en in West-Sepik (20 000 hectare). Geen enkele van die nieuwe plantages beschikt over een duurzaamheidscertificaat. De bedrijven in kwestie hebben fabrieken gebouwd en exporteren voorlopig nog kleine volumes, maar productie- of uitvoergegevens zijn vooralsnog niet voorhanden.
De landbouwsector is goed voor 16 à17% van het bbp en voorziet in het levensonderhoud van ruim 80% van de bevolking
De Hargy-plantages vertegenwoordigen 27% van de (mature) beplante oppervlakte en 30% van de oogst in 2018 (34% in 2017). De lagere oogst hangt samen met een intens herbeplantingsprogramma.
Navo-plantage
De Navo-plantages zijn met 49% van mature beplanting de grootste plantages en staan in voor 51% van de oogst in 2018 (47% in 2017).
Pandi-plantage
24%
De Pandi-plantages nemen 24% van het mature areaal in en dragen voor 19% bij aan de oogst in 2018 (19% in 2017).



In 2019 vinden lokale verkiezingen plaats. Tijdens de campagne en de stembusgang kan dat de activiteiten enigszins verstoren. Volgens het vredesakkoord van Bougainville van 2001 moet in juni 2019 een referendum over de politieke toekomst van Bougainville plaatsvinden. De kans is echter groot dat dit wordt uitgesteld tot het einde van het jaar. Voor het referendum kan plaatsvinden, moeten de financiering en andere grondwettelijke vereisten geregeld zijn.
Dit jaar was het precies veertig jaar geleden dat Hargy Oil Palms Ltd (HOPL) in Bialla in West New Britain werd opgericht. Dat werd gevierd met een feestelijk diner in april en met de publicatie van een herdenkingsboek. Er werd ook aandacht aan gegeven in de nationale kranten en op de nationale televisie. Op Onafhankelijkheidsdag werden voor alle plantagemedewerkers en hun gezinnen cultuur- en sportevenementen georganiseerd. In de aanloop naar Onafhankelijkheidsdag in september konden scholen deelnemen aan een opstelwedstrijd, waarvan de winnaars met prijzen beloond werden. Ook de gemeenschappen van omliggende telers vierden mee de verjaardag. Om zoveel mogelijk lokale producenten te bedanken voor hun bijdrage aan de ontwikkeling van het bedrijf, werden op vijf locaties festiviteiten georganiseerd. De viering kon zowel bij onze lokale gemeenschappen als in de bredere nationale gemeenschap op veel bijval rekenen. HOPL wordt nu alom erkend als een toonaangevende landbouwspeler in Papoea-Nieuw-Guinea.
In 2018 produceerde HOPL in het totaal 577 517 ton vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" – FFB), waarvan 348 382 ton in de plantages en 229 135 ton bij kleinschalige telers. Dat is een toename met 3,7% ten opzichte van 2017 en het hoogste productiecijfer ooit voor het bedrijf.
Ons plantageareaal is nagenoeg stabiel gebleven met 13 687 beplante hectare, waarvan 1 353 hectare nog niet productierijp zijn. Het herbeplantingsprogramma in de plantages van Hargy uit 2017 werd voortgezet en in 2018 werd in het totaal 439 hectare opnieuw aangeplant. Het beplante areaal van lokale producenten is niet gewijzigd en op 13 392 hectare gebleven. De productiestijging was vooral te danken aan een hogere opbrengst per hectare van de mature palmen. In de mature plantages lag de gemiddelde opbrengst in 2018 op 28,2 ton per hectare (27,6 ton per hectare in 2017). Die cijfers zijn vergelijkbaar met de beste opbrengsten wereldwijd, maar liggen nog altijd onder de potentiële opbrengst van 35 ton per hectare. Het grote aantal regendagen (255) heeft in 2018 de oogst in de plantages bemoeilijkt. Immature palmen worden 24 maanden na aanplanting in productie genomen. Het effect van El Niño in 2015 was nog altijd voelbaar bij onze oudere palmen, die in het eerste kwartaal van 2018 een verlengde mannelijke bloeiperiode kenden. Gelukkig zijn er voor 2019 geen nieuwe gevolgen van El Niño te verwachten.
In 2018 begon het regenseizoen zoals gebruikelijk in december en duurde het tot eind maart, maar was er geen droog seizoen van juli tot september. Het aantal regendagen lag hoger dan normaal. Daar had de oogst onder te lijden en als gevolg daarvan is de kwaliteit van de vruchtentrossen verminderd. In de Navo-plantage regende het 255 dagen en viel er 8 453 mm regen in 2018, een absoluut record.
Er werden afgelopen jaar echter geen wegen afgesloten of bruggen beschadigd door overstromingen. In mei werd tijdens een inspectie vastgesteld dat een brug op de "New Britain Highway" op instorten stond. Er werd een tijdelijke oversteek gebouwd en de brug werd voor alle verkeer

gesloten tot het ministerie van Openbare Werken de brug kan vervangen.
HOPL onderhoudt nog steeds de hoofdweg die de drie plantages en fabrieken met elkaar verbindt. Het ministerie van Openbare Werken beschikte in 2018 slechts over een zeer beperkt budget voor wegenonderhoud.
De FFB-productie van de plantages is met 4,9% gestegen tegenover vorig jaar, van 332 174 ton tot 348 382 ton. In 2018 bedroeg de gemiddelde opbrengst in de plantages 28,2 ton per hectare. De opbrengst van palmproducten, ruwe palmolie ("Crude Palm Oil" – CPO) en palmpitolie ("Palm Kernel Oil" – PKO), bedroeg 7,8 ton per hectare.

De oogstrondes waren eind oktober grotendeels onder controle, maar verliepen in de maanden voordien niet volgens plan. Het oogsten ondervond hinder van de zware regenval en het hoge aantal regendagen. Het gehalte vrije vetzuren ("Free Fatty Acids" – FFA) was zeer moeilijk te controleren en lag in de CPO-levering van zowel februari als oktober boven de 5%. De kritieke schakel in de toeleveringsketen tussen palm en fabriek blijft de verzameling van losse vruchten. De plantages schakelen daarvoor aparte verzamelaars van losse vruchten in. Die vrouwenploegen kunnen de oogsters vaak niet bijhouden en het verzamelen kan twee tot drie dagen achterlopen op de oogst. Dit heeft ernstige gevolgen voor de extractieratio's en de FFA. Om het oprapen van losse vruchten doeltreffender te laten verlopen en ervoor te zorgen dat ze gelijktijdig met de trossen worden verzameld en aan de fabriek worden geleverd, heeft het plantagemanagement opdracht gekregen erop toe te zien dat de gestandaardiseerde werkwijze ("Standard Operating Procedure" – SOP) wordt gevolgd.
De Hargy-estate bestaat uit twee plantages: Hargy en Barema. In de Hargy-plantage daalde de FFB-productie in 2018 als gevolg van het lopende herbeplantingsprogramma. Op het einde van het jaar bedroeg het immature areal 44% van de totale oppervlakte. De Hargy-plantage werd voor het eerst beplant in 1973-1974 en een eerste maal herbeplant in 1985-1986. De palmen zijn nu te hoog om doeltreffend te kunnen oogsten. Het herbeplantingsprogramma is gestart in 2015 en zal voltooid zijn in 2020. Alle nieuwe plantgoed is 'Super Family' Dami en de plantdichtheid is 120 palmen per hectare. De eerste plantjes werden in september 2015 geplant en gingen in september 2017 in productie. Ook alle latere aanplantingen zijn 'Super Family' Dami. We streven ernaar om ze na 24 maanden in productie te nemen en mikken op een opbrengst van 18 ton FFB per hectare in het eerste volledige productiejaar. In de reeds mature Barema-plantage lagen de producties in lijn met vorig jaar.
Zowat alle nodige onderhoudswerken om de plantages 100% toegankelijk te houden, werden vóór het regenseizoen uitgevoerd. Alleen het gebied dat voor herbeplanting in 2018 was aangeduid, werd niet voor het regenseizoen gesnoeid. De oogst ondervond tijdens het regenseizoen geen hinder van het snoeiwerk en het onderhoud van de paden, de cirkels rond de voet van de bomen en de wegen. In de jong mature gebieden werd het aantal arbeiders afgestemd op de te oogsten volumes en de oogstrondes verliepen min of meer volgens plan. Arbeiders die kunnen oogsten in hoge palmbomen zijn schaars, maar na de lopende herbeplanting verdwijnt de nood aan die gespecialiseerde oogsters. Het transport verliep behoorlijk goed
| Mature ha | Immature ha | Productie 2018 FFB (ton) |
Productie 2017 FFB (ton) |
Opbrengst FFB/ha (ton) |
|
|---|---|---|---|---|---|
| Eigen plantages Totaal |
12 334 | 1 354 | 348 381 | 332 177 | 28,2 |
| Mature ha | Immature ha | Productie 2018 FFB (ton) |
Productie 2017 FFB (ton) |
Opbrengst FFB/ha (ton) |
|
|---|---|---|---|---|---|
| Hargy-plantage | 1 424 | 1 124 | 42 305 | 55 012 | 29,7 |
| Barema-plantage | 1 900 | - | 63 654 | 63 072 | 33,5 |
| Totaal | 3 323 | 1 124 | 105 959 | 118 084 | 31,9 |
| Mature ha | Immature ha | Productie 2018 FFB (ton) |
Productie 2017 FFB (ton) |
Opbrengst FFB/ha (ton) |
|
|---|---|---|---|---|---|
| Ibana-plantage | 2 792 | - | 79 482 | 60 002 | 28,5 |
| Atata-plantage | 1 275 | - | 38 129 | 32 882 | 29,9 |
| Kiba-plantage | 1 972 | - | 58 690 | 56 619 | 29,8 |
| Totaal | 6 039 | - | 176 301 | 149 503 | 29,2 |
| Mature ha | Immature ha | Productie 2018 FFB (ton) |
Productie 2017 FFB (ton) |
Opbrengst FFB/ha (ton) |
|
|---|---|---|---|---|---|
| Bakada-plantage | 2 484 | 108 | 62 682 | 50 577 | 25,2 |
| Yanaswali-plantage | 487 | 122 | 3 439 | 14 013 | 7,1 |
| Totaal | 2 971 | 230 | 66 121 | 64 590 | 22,3 |
| Mature ha | Immature ha | Productie 2018 FFB (ton) |
Productie 2017 FFB (ton) |
Opbrengst FFB/ha (ton) |
|
|---|---|---|---|---|---|
| Hargy-fabriek | 5 540 | 284 | 99 909 | 108 549 | 18,0 |
| Barema-fabriek | 4 686 | 579 | 88 695 | 75 124 | 18,9 |
| Navo-fabriek | 2 984 | 257 | 40 531 | 41 167 | 13,6 |
| Totaal | 13 211 | 1 120 | 229 135 | 224 840 | 17,3 |
| Mature ha | Immature ha | Productie 2018 FFB (ton) |
Productie 2017 FFB (ton) |
Opbrengst FFB/ha (ton) |
|
|---|---|---|---|---|---|
| HOPL TOTAAL | 25 544 | 2 474 | 577 516 | 557 018 | 22,6 |
en de volledige oogst werd binnen redelijke termijnen aan de fabrieken geleverd. Dankzij nauwer toezicht en betere aansturing is het verzamelen van losse vruchten verbeterd, maar op de levering van losgekomen vruchten aan de fabriek zit nog altijd vertraging.
De Navo-estate, op 55 km van Bialla, is volledig matuur en bestaat uit drie delen die samen 6 039 hectare beslaan: Kiba, Atata en Ibana. Ook de nieuwe aanplant in Sena en Vamukuma (805 hectare) staat onder het beheer van de Navo-estate. Het herbeplantingsprogramma in Navo is gestart in 2010 en werd voltooid in 2014. Alle nieuw aangeplante bomen en de herbeplante gebieden zijn nu matuur en de opbrengst stijgt gestaag naar het maximum.
De fabriek in Navo draait op haar maximale capaciteit en 90% van de vruchtentrossen uit de Kiba-plantage moet naar de fabriek in Barema worden vervoerd. De staat van de wegen en de transportcapaciteit lieten soms te wensen over, waardoor de afvoer van de vruchtentrossen vertraging opliep. Om dit probleem aan te pakken, werden in 2018 onder meer nieuwe vrachtwagens besteld, die in het eerste kwartaal van 2019 geleverd worden.
De kweektuin voor zaailingen van het bedrijf bevindt zich in de Navo-estate. Het kweeksysteem in twee fasen werkt goed en na tien maanden zijn de jonge plantjes klaar om te worden aangeplant. Bij alle beplantingen worden 'Super Family' Dami-hybrides gebruikt. De huidige voorraad plantgoed zal worden gebruikt voor herbeplanting in plantages en bij kleinschalige telers in 2019.
Op ruim 100 km van Bialla ligt de Pandi-estate, die 3 201 hectare beslaat, waarvan 230 hectare immatuur is. De plantage bestaat uit verschillende 'lease and leaseback' deelgebieden, waarbij de lokale grondbezitters het eigendom van de gronden hebben verworven, die ze aan HOPL verpachten. De onderpachtovereenkomst geldt voor 25 jaar. De opbrengst is gestegen naarmate de palmen ouder zijn geworden.
De volledige oogst van deze plantage moet worden vervoerd naar de NAVO-palmoliefabriek ("Navo Palm Oil Mill" – NPOM). Eind 2018 werd extra transportmaterieel geleverd om te garanderen dat het stijgende volume vruchtentrossen doeltreffend naar NPOM kan worden afgevoerd.
De opbrengst van de kleinschalige teelt lag 1,9% hoger dan in 2017. Globaal genomen is de productie van lokale telers sinds 2014 met 13% gestegen, met aanzienlijke vooruitgang in zowel 2017 als 2018.
Onze afdeling voor teeltadvies aan kleinschalige telers ("Smallholder Agricultural Advisory Section" – SAAS), één van de units werkzaam binnen de afdeling 'Community Affairs' die goedgekeurd werd in januari 2015 door de raad van bestuur van de "Oil Palm Industry Corporation" (OPIC), wordt door een meerderheid van de kleinschalige producenten gesteund. Ze werkt nauw samen met de afdeling kleinschalige teelt van HOPL, de "Bialla Oil Palm Growers Association" en de "Oil Palm Industry Corporation".
De belangrijkste factor die de opbrengst van kleinschalige telers beperkt, is de oogstfrequentie. Lokale telers zouden

/// Oliepalmkwekerij ///

/// Vrouwen van lokale telers die aangesloten zijn bij het 'Mama Lus Frutprogramma in Papoea-Nieuw-Guinea ///
om de 14 dagen moeten oogsten. Vrachtwagens van de afdeling kleinschalige teelt volgen een vast 14-daags ophaalschema. De vrachtwagens zijn uitgerust met weegschalen en iedere teler ontvangt een ticket dat vermeldt hoeveel ton vruchtentrossen werd aangekocht. Aan de weegbrug worden de gegevens van de weging gedownload en automatisch in de betaalsoftware ingevoerd. De plaatselijke teler wordt de week nadien betaald, na aftrek van eventuele schulden voor plantgoed, materieel en meststoffen die door het bedrijf werden geleverd. Het SAAS-team (12 medewerkers) volgt de oogstfrequentie op de voet en gaat langs bij kleinschalige telers die niet oogsten om hen
"Het Mama Lus Frutprogramma (MLF) werd in 1997 ingevoerd om de productiviteit van kleinschalige oliepalmplantages in Papoea-Nieuw-Guinea te verbeteren."
ertoe aan te sporen regelmatig te oogsten. De afdeling werkt nauw samen met de vertegenwoordigers van de lokale boeren om via voorlichting de oogststandaarden te verbeteren. Dit programma kan bij de telers op veel bijval rekenen. De afdeling geeft ook opleidingen over plagen en ziektes, herbeplanting, bemesting en financieel beheer en organiseert velddagen.
Telers die op hun eigen gronden oliepalmen verbouwen, zijn daar voor hun levensonderhoud minder afhankelijk van en oogsten gemiddeld slechts eenmaal per maand. Telers die hun gronden pachten, werden daarentegen aangemoedigd om tweewekelijks te oogsten. Dat helpt hen niet alleen om de opbrengst van hun perceel te verhogen, maar ook de verwerkingsfabrieken om de extractiepercentages te verhogen en de kwaliteit van de ruwe palmolie te verbeteren. Doordat de kina is gedaald tegenover de Amerikaanse dollar en de extractiepercentages zijn verbeterd, is de prijs voor de teler uitgedrukt in kina hoger gebleven. De prijs CIF Rotterdam is in 2018 gestaag gedaald en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2019 een bodem bereiken.
Omliggende boeren hadden door de lage prijs die zij in 2018 voor hun vruchtentrossen kregen weinig interesse in meststoffen. Dat was vooral het geval in de tweede helft van 2018, toen de prijs van ruwe palmolie op de wereldmarkt inzakte en de prijs die telers voor vruchtentrossen kregen daalde tot PGK 164 in december 2018. Als reactie daarop heeft het SAAS-team kleinschalige telers opleidingen financieel beheer aangeboden, waarin zij leren hoe ze
| 45 45 45 Capaciteit (ton per uur) |
135 | |
|---|---|---|
| 2018 2017 2018 2017 2018 2017 2018 |
2017 | |
| 145 052 171 839 239 392 218 043 192 562 167 050 577 005 FFB verwerkt (ton) |
556 932 | |
| CPO (ton) 34 540 42 346 58 277 53 155 47 870 41 736 140 687 |
137 237 | |
| PK (ton) 9 568 12 948 11 008 10 904 9 834 8 600 30 409 |
28 587 | |
| 3 249 3 910 - - 8 456 8 097 11 705 PKO (ton) |
12 007 | |
| OER (%) 23,81 24,64 24,34 24,38 24,86 24,98 24,38 |
24,64 | |
| KER (%) 6,60 7,53 4,60 5,00 5,11 5,15 5,27 |
5,13 | |
| 2,24 2,28 0,00 0,00 1,96 2,10 2,03 PKOER (%) |
2,16 | |
| Ton per uur 41,8 42,4 43,7 41,1 42,4 41,9 42,8 |
41,9 |
hun bedrijf beter kunnen beheren en wat de voordelen van jaarlijks bemesten zijn.
INNOVATIE 2018: MAMA LUS FRUT-PROGRAMMA (MLF)
Het Mama Lus Frut-programma (MLF) werd in 1997 ingevoerd om de productiviteit van kleinschalige oliepalmplantages in Papoea-Nieuw-Guinea te verbeteren. De primaire doelstelling van het MLF-programma is om bij lokale telers tot 100% recuperatie van losse vruchten te komen. Om vrouwen op kleinschalige plantages aan te moedigen om bij het oogsten meer losgekomen vruchten te verzamelen, heeft HOPL in 2018 1 team van vrouwelijke landbouwadviseurs samengesteld. Het team bestaat uit 5 medewerksters en een coördinatrice. Zij organiseren ook bijeenkomsten en opleidingen voor vrouwen. De eerste stap om vrouwen bij het MLF-programma te betrekken, is hen helpen om een bankrekening te openen en hen registreren in het telerssysteem van HOPL, zodat zij gestimuleerd worden om tweewekelijks losse vruchten te verzamelen met behulp van oogstnetten. De meeste vrouwen hebben geen inkomen. Het inkomen dat zij verdienen door losse vruchten te verzamelen, verbetert de levensomstandigheden in de plantages en gemeenschappen.
In 2018 werd voor 589 vrouwen een nieuwe bankrekening geopend. Tot op heden nemen 2 570 vrouwen aan het MLF-programma deel, die 70% van de kleinschalige plantages vertegenwoordigen. In 2018 maakte de productie uit het MLF-programma 23,8% van de FFB-productie door kleinschalige telers uit (54 555 ton).
Ook de 3 palmoliefabrieken hebben een productierecord verbroken en verwerkten 3,6% meer vruchtentrossen dan in 2017. In 12 leveringen werden 134 782 ton gecertificeerde duurzame palmolie ("Certified Sustainable Palm Oil" – CSPO) en 11 067 ton gecertificeerde duurzame palmpitolie ("Certified Sustainable Palm Kernel Oil" – CSPKO) uitgevoerd. 100% van de verscheepte olie had een duurzaamheidscertificaat. De grootste uitdagingen voor de fabrieken waren het beperken van het olieverlies in het proces om de extractiepercentages te maximaliseren en het onder controle houden van het FFA-gehalte.
Eind december 2018 waren in het totaal 577 005 ton vruchtentrossen verwerkt, 3,6% meer dan over dezelfde periode in 2017. Tot december 2018 werd 140 687 ton CPO geproduceerd, 2,5% meer dan in 2017. Er werd dit jaar ook 11 705 ton PKO verwerkt, 2,5% minder dan vorig jaar. HOPL heeft drie palmoliefabrieken met een totale verwerkingscapaciteit van 135 ton FFB per dag. Twee van de drie fabrieken hebben ook installaties om palmpitten te pletten, die 180 ton per dag kunnen verwerken.
De palmoliefabriek van Hargy ("Hargy Palm Oil Mill" – HPOM) werd in 1980 in gebruik genomen. In 2018 verslechterde zowel het olie-extractiepercentage ("Oil Extraction Rate" – OER) als het palmpitolie-extractiepercentage ("Palm Kernel Oil Extraction Rate" – PKOER) van HPOM. De fabriek verwerkte 41,78 ton per uur, met een OER van 23,81% (2017 – 24,64%) en een PKOER van 2,24% (2017 – 2,28%).
De grootste hinderpaal voor de extractiepercentages was het lage oogstvolume als gevolg van de herbeplanting van de Hargy-plantage. 69% van de vruchtentrossen die de fabriek ontvangt, is afkomstig van kleinschalige telers. Ook andere problemen, zoals de wisselende stoomdruk, waardoor de sterilisatie van de vruchtentrossen slecht verliep, en herstellingen aan de continu-werkende bezinktanken ("Continuous Settling Tanks" – CST), wogen op het OER. 100% van het sterilisatorcondensaat werd gerecycleerd, ook al was het FFA-gehalte zeer hoog.
Het olie-extractiepercentage werd beïnvloed door de oplevering en ingebruikname van een nieuwe meertrapsstoomturbine nr. 3 in januari van dit jaar om het dieselverbruik voor elektriciteitsopwekking te verminderen. In februari werd turbine nr. 2 opnieuw in gebruik genomen. De
"Nieuwe huisvesting voor de plantagewerknemers werd gebouwd ter vervanging van huizen die van voor 1985 dateren."
beschikbare stoomdruk voor sterilisatie was echter maar 1,5 bar in plaats van 3 bar. Daarom werden de regelkleppen voor de watertoevoer van de ketel vervangen.
In maart was de jaarlijkse schoonmaak en herstelling van de verwerkings- en opslagtanks gepland, waarbij de resterende inhoud, die voornamelijk uit afval bestond, werd geëlimineerd. Na een ernstig stoomlek, met ontoereikende sterilisatie tot gevolg, was CST 2 wegens herstellingen buiten gebruik. Door de combinatie van al die factoren lag de OER lager dan verwacht.
De verwerking van ruwe palmpitten ("Crude Palm Kernel" – CPK) ondervond hinder van het hoge vuil- en vochtgehalte als gevolg van de ontoereikende stoombehandeling, van de korte werktijden van de fabriek en van de jaarlijkse schoonmaak van de palmpitsilo's.
Alle voorgaande onderhoudsproblemen zijn rechtgezet. Turbine nr. 2 is opnieuw in gebruik en de druk in de ketel en het tegendrukvat wordt voortdurend bewaakt om het olie-extractiepercentage te verbeteren. Door de plaatsing van het nieuwe tegendrukvat zijn de sterilisatie- en extractiepercentages er sterk op vooruitgegaan. Het verwarmingssysteem van de palmpitsilo's werd gewijzigd en hersteld en de kraakefficiëntie werd verhoogd tot meer dan 95% om het extractiepercentage van palmpitolie te verbeteren. Eind oktober werd de fabriek stilgelegd om het hoofdschakelbord, het tegendrukvat, de leidingen en de dorstrommels te vervangen. De productiecapaciteit van HPOM zal in 2019 tijdelijk worden teruggeschroefd tot 35 ton per uur om voor een betere stoombehandeling te zorgen en de kosten van de dieselgenerator onder controle te houden, door langere verwerkingstijden mogelijk te maken zonder bijkomende overuren van het personeel.
De palmoliefabriek van Navo ("Navo Palm Oil Mill" – NPOM) werd in 2002 in gebruik genomen. De fabriek verwerkte 43,7 ton per uur, met een OER van 24,34% (2017 – 24,38%) en een palmpitextractiepercentage ("Kernel Extraction Rate" – KER) van 4,60% (2017 – 5,00%). 11 008 ton palmpitten werd overgebracht naar BPOM om daar te worden geplet.
In 2018 leverden omliggende producenten 17% van het totale volume vruchtentrossen. Het hoge olieverlies in het afvalwater verbeterde na de installatie van een nieuwe ontzander en de aanpassing van leidingen en tanks om een stabiele toevoer naar de centrifuge te garanderen. Het palmpitverlies ligt binnen de streefcijfers, maar door de levering van immature vruchten (proefoogsten) met minder vruchten per tros lag het extractiepercentage van palmpitten lager. Het olie-extractiepercentage had hoger kunnen zijn als 100% van het sterilisatorcondensaat was gerecycleerd. De voornaamste belemmering van de productie kwam van ontspoorde wagons. De sporen en de draaistellen van de karren werden hersteld om het aantal ontsporingen terug te dringen. Een nieuwe werkplaats voor de herstelling van wagons wacht op een haalbaarheidsstudie naar de opwaardering van de fabriek tot 60 ton per uur.
Er werd een nieuw platform voor lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches" – EFB) gebouwd en de EFB-transportband wordt gewijzigd zodat de lege vruchtentrossen kunnen worden geladen vanaf een betonnen platform op het fabrieksterrein. Daardoor zal het laden van lege vruchtentrossen op vrachtwagens om ze terug naar de plantages te brengen veel efficiënter verlopen.
De slibolie in de waterbekkens van NPOM werd door een aannemer verwijderd en de waterbekkens werden herschikt volgens een conventioneler systeem, met onderstroming tussen de bekkens. Het composteersysteem werkt nog altijd tegen verminderde capaciteit om net voldoende compost te produceren voor de kweektuin. Om het compost te keren wordt gebruikgemaakt van een graafmachi-

veiligheid en leiderschap
ne. De geulen voor afvalwaterverspreiding zijn een verantwoordelijkheid van de plantage en worden in goede staat gehouden.
De palmoliefabriek van Barema ("Barema Palm Oil Mill" – BPOM) verwerkte 42,4 ton per uur, met een OER van 24,86% (2017 – 24,98%) en een PKOER van 1,96% (2017 – 2,10%). Lokale producenten leverden 46% van de door de fabriek verwerkte vruchtentrossen.
BPOM werd eind 2014 opgeleverd en in gebruik genomen. De fabriek heeft een nominale capaciteit van 45 ton per uur voor de verwerking van vruchtentrossen en heeft een installatie om palmpitten te pletten die 120 ton per dag kan verwerken. Omdat de oorspronkelijke installatie voor afvalwaterverwerking ontoereikend was, werden in 2017 bijkomende afvalwaterbekkens gebouwd, die in 2018 werden voltooid. De bekkens zijn nu in gebruik en de fabriek kan nu meer dan 900 ton per dag verwerken. Op een bepaald ogenblik werd in 24 uur tijd meer dan 1 400 ton FFB verwerkt.
De OER en PKOER lagen lager dan in 2017. De voornaamste oorzaak van die lagere efficiëntie was de zware regenval, waardoor het vochtgehalte van de vruchtentrossen veel hoger lag. Om olieverlies in EFB te verminderen en om de OER te verbeteren wordt 100% van de productie geperst. Sinds mei 2017, na het installeren van een nieuwe EFB-pers in BPOM, is het olie-extractiepercentage gestegen, omdat nu 100% EFB-volume kan geperst worden. Alle verliezen

liggen momenteel binnen aanvaardbare marges en worden nauwgezet bewaakt. Een bijkomende bron van verlies was de schoonmaak van de opslagtank voor ruwe palmolie en de bezinktank.
Het palmpitverlies is nog altijd hoger dan verwacht in de Sawipac- en Hydrocyclone-systemen. Beide systemen presteren minder goed dan vooropgesteld. HPOM en NPOM hebben klassieke wanmolensystemen, die betere resultaten opleveren. Als de bestaande schiftingssystemen niet kunnen worden verbeterd, wordt voorgesteld om een traditioneel droog wanmolensysteem te plaatsen.
Een team van drie onderhoudstechnici werd naar Maleisië gestuurd voor opleiding in het onderhoud en de herstelling van de Muar Ban Lee-palmpitpersen. Er werden machines aangekocht waarmee de technici de schroeven van de persen kunnen herstellen in plaats van ze te vervangen door nieuwe onderdelen. Dat heeft de levensduur van de onderdelen aanzienlijk verlengd en de kosten verminderd.
Het dak van het ketelhuis werd vergroot om meer vezels te kunnen opslaan. Door een transportband voor brandstofrecyclage van de vezelopslag naar de ketel toe te voegen, kunnen de ketel en de turbine ook na de verwerking van de vruchtentrossen blijven werken. Dat zal helpen om het dieselverbruik voor elektriciteitsopwekking te verminderen.
Het managementteam in Papoea-Nieuw-Guinea werd ook in 2018 geleid door de heer Graham King, de algemeen directeur, die deze functie sinds 2008 bekleedt. Het senior management komt maandelijks samen om de prestaties te toetsen aan een reeks prestatie-indicatoren en de communicatie met de rest van het personeel te stroomlijnen. Het interne auditcomité komt driemaandelijks samen om interne auditverslagen en aanbevelingen te bespreken. De notulen en eindverslagen van het interne auditcomité worden vervolgens doorgestuurd naar het auditcomité van SIPEF.
Er deden zich in 2018 geen grote problemen in de arbeidsrelaties voor. HOPL eindigde het jaar met 4 972 werknemers, 3 760 mannen en 1 212 vrouwen. Dat is een stijging met 40 werknemers tegenover het personeelsbestand in 2017. In het kader van de consumptieprijzenindex (CPI) werd met ingang van 1 april 2018 een loonsverhoging van 3,5% doorgevoerd. Het minimumloon bedraagt PGK 2,65 (USD 0,787) per uur.
De afdeling die instaat voor de relaties met de lokale gemeenschap werkt nauw samen met de personeelsafdeling
/// Verzamelplaats met lege trossen voordat ze op de plantages verspreid worden ///
en de plantagemanagers om erop toe te zien dat het beleid van het bedrijf inzake huisvesting correct wordt uitgevoerd.
Er wordt nieuwe huisvesting voor de plantagewerknemers gebouwd ter vervanging van huizen die van voor 1985 dateren. Door het gebruik van staal en vezelcementplaten bieden de nieuwe huizen meer comfort en zijn ze onderhoudsvriendelijk.
Het aantal intern verstrekte opleidingen is in 2018 sterk gestegen tot 314. De opleidingsprogramma's werden uitgevoerd volgens de maandelijkse opleidingskalender, waarin de nadruk vooral lag op introductiecursussen, veiligheid en leiderschap. Samen met opleidingen binnen de afdelingen zelf werd zo een breed opleidingsaanbod uitgerold om diverse vaardigheden bij te spijkeren. Naast interne opleidingen bood HOPL werknemers ook kansen aan om opleidingsprogramma's te volgen van externe aanbieders, zoals plaatselijke universiteiten, buitenlandse opleidingsbedrijven en e-learning. Dat garandeert niet alleen dat de kwaliteit en inhoud van de opleidingen op niveau zijn, maar helpt ook om goede werknemers aan te trekken en te behouden.
Elk jaar rekruteren wij pas afgestudeerde landbouwkundigen en ingenieurs voor ons opleidingsprogramma voor jong universitair geschoold talent. Dat is een tweejarig programma dat tot doel heeft ons van goed opgeleide kandidaten voor ons opvolgingsplan te voorzien.
De 11 medische faciliteiten van het bedrijf kregen 101 774 patiënten over de vloer. Huidziekten werden het vaakst behandeld. Om het medische team te helpen een nauwkeurige diagnose te stellen, werden in 2018 een nieuw röntgenapparaat en een nieuwe echografiemachine gekocht. De gezondheidswerkers volgden verschillende opleidingen om nieuwe gezondheidsproblemen bij de werknemers te kunnen behandelen, zoals ziekten die verband houden met de levenswijze en tuberculose.
Op het vasteland van Papoea-Nieuw-Guinea werd in 2018 een uitbraak van polio gemeld. Daarom startte HOPL met de hulp van de provinciale dienst voor volksgezondheid binnen zijn grenzen een vaccinatiecampagne, waarmee


meer dan 5 000 kinderen in de regio werden gevaccineerd. Dat was het hoogste aantal gevaccineerde kinderen in de streek. In 2019 volgen nog twee vaccinatierondes / -fasen om tot een afdoende immuniteit te komen.
De door het bedrijf beheerde school, "Bialla International Primary School", eindigde 2018 met 176 scholieren. De school biedt de kinderen van het kaderpersoneel hoogwaardig onderwijs, van de kleuterklas tot de achtste klas.
Aan het einde van het jaar was in alle plantages het bemestingsprogramma volledig uitgevoerd. Het bemestingsprogramma is gebaseerd op aanbevelingen van onze onafhankelijke meststoffenadviseur. Elk jaar worden van alle mature beplantingen bladmonsters genomen, waarvan het voedingsstoffengehalte wordt geanalyseerd. Er worden aanbevelingen op maat van elk perceel uitgewerkt om de nutriënten op peil te houden en de opbrengst te optimaliseren. Lege vruchtentrossen en andere afvalproducten van de fabriek worden afgevoerd naar de plantages en gebruikt als organische meststof. Specifiek voor de kleinschalige telers voerde het bedrijf 1 800 ton ureummeststof in. Door de lage prijzen voor vruchtentrossen weigerden veel telers echter de voor hen bestemde meststof. Zowat 200 ton ureummeststof werd doorgesluisd naar de plantages en gebruikt als bijkomende bemesting om het stikstofgehalte in de percelen in kwestie te verbeteren.
In het totaal importeerde HOPL 8 473 ton meststoffen in 2018, een stijging met 21% tegenover 2017. Die toename hield verband met de hogere leeftijd van de palmen en de hogere opbrengsten die worden gerealiseerd. Om de opbrengst van vruchtentrossen op peil te houden en verder te verbeteren, zijn meer nutriënten nodig.
De voornaamste insectenplagen in West New Britain zijn twee soorten sabelsprinkhanen, ook bekend onder de naam Sexava (Segestes decoratus en Segestes defoliaria) en een soort wandelende tak (Eurycantha calcarata). Als zij niet worden ingeperkt, kunnen die bladetende insecten een plantage volledig ontbladeren. Om deze plagen onder controle te houden, beschikt het bedrijf over een geïntegreerd plaagbestrijdingsprogramma ("Integrated Pest Management" - IPM). Zodra een uitbraak wordt vastgesteld, worden biologische bestrijdingsmiddelen ingezet. Als de schade echter de drempelwaarden overschrijdt, kunnen entomologen van de "PNG Oil Palm Research Association" (PNGOPRA) bestrijding via gerichte inspuiting van een goedgekeurd insecticide in de stammen aanbevelen.
In de plantages van HOPL is Ganoderma gelukkig niet sterk aanwezig. Voorafgaand aan herbeplanting wordt grondig onderzoek verricht om verdachte of zieke palmen in kaart te brengen. Het plantageteam rooit zieke palmen en hakt de palm en wortels in kleine stukken om te voorkomen dat de ziekte zich naar nieuw aangeplante bomen verspreidt.
De afdeling milieubeheer en duurzaamheid blijft ondersteuning bieden bij de implementatie, instandhouding en continue verbetering van standaarden van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en de standaarden voor milieubeheersystemen ("Environment Management System" – EMS) (ISO 14001:2015).
De jaarlijkse externe controleaudit van het EMS vond in 2018 plaats van 1 tot 5 mei. Er werden geen inbreuken vastgesteld of opmerkingen geuit.
De jaarlijkse externe controle van de RSPO-principes en -criteria en de controles in het kader van de "RSPO Supply Chain Certification Systems" (RSPO SCCS) vonden plaats van 1 tot 10 augustus 2018.
HOPL heeft alle belangrijke inbreuken tegen beide standaarden aangepakt en aangetoond dat ze werden weggewerkt, en heeft het eindverslag en certificaat ontvangen.
bezoeken aan de 11 lokale medische faciliteiten van SIPEF


Ivoorkust, voor 60% van haar economie afhankelijk van de landbouw, is een belangrijke exporteur van palmolie, rubber, katoen en bananen
De dessertbanaan is nog steeds de meest gegeten vrucht ter wereld en de exportmarkt voor dessertbananen groeit nog altijd
De ACS-landen waar Ivoorkust deel van uitmaakt staan voor 5,4% van de wereldmarkt van bananen
82%
van de SIPEF bananenproductie gaat naar de EU


Région des Lagunes
1 Plantages J.Eglin - Azaguié 2 Plantages J.Eglin - Agboville 2 Plantages J.Eglin - Motobé
IVOORKUST IS EEN BELANGRIJKE EXPORTEUR VAN CACAO, PALMOLIE, RUBBER EN BANANEN. 5% VAN DE EUROPESE BANANEN KOMEN UIT IVOORKUST. DE TOTALE BEPLANTE OPPERVLAKTE VOOR BANANEN BEDRAAGT 7 300 HECTARE, WAARVAN SIPEF EEN 10% AANDEEL HEEFT.

749 ha 3 productiegebieden 4 verpakkingsstations 1 296 werknemers

31 ha horticultuur
Ivoorkust kent sinds de verbetering van de onstabiele politieke situatie in de periode 1999-2011 opnieuw een gestage economische groei, van gemiddeld 9% per jaar sinds 2012, deels dankzij de opkomst van industriële projecten.
Grootschalige structurele maatregelen en strategische ontwikkelingen opgezet door de regering, in het bijzonder voor de landbouwsector, die 60% van de economie van Ivoorkust voor de export vertegenwoordigt, met een tweede nationaal investeringsprogramma voor de landbouw voor de periode 2018-2025, hebben de weg vrij gemaakt voor meer toegevoegde waarde die rechtstreeks in het land wordt geproduceerd, door de hogere verwerkingsgraad en -proces van vooral cacao en cashewnoten, uitgedrukt in exportvolume de twee belangrijkste grondstoffen van het land.
De vooruitzichten voor de groei van het bruto binnenlands product voor 2019 zijn vastgesteld op 7% tot 7,5%. Daardoor vertoont het land van heel Afrika de hoogste groei en is het een belangrijke economische speler in West-Afrika.
Na de regionale en gemeenteraadsverkiezingen die in oktober 2018 rustig zijn verlopen, is de volgende test de presidentsverkiezingen van 2020, die de vrede onder de burgers en in de politiek moeten bevestigen en de economische groei moeten verderzetten.
Ivoorkust blijft de grootste cacaoproducent ter wereld en is sinds twee jaar de grootste producent van cashewnoten. Daarmee concurreert het met India – van oudsher de onbetwiste leider – en Vietnam, zelf de belangrijkste importeur van cashewnoten die in Ivoorkust worden geproduceerd.
Het land, dat dus afhankelijk is van de landbouw, blijft qua exportgewassen ook een belangrijke speler op het gebied van palmolie, rubber, katoen en bananen.
Vooral bananen worden in Ivoorkust voornamelijk geteeld in gebieden waar de kwaliteit en de kwantiteit van bodem, water en energie toereikend zijn. De totale beplante oppervlakte in het land is ongeveer 7 300 hectare. Het is essentieel dat de haven van Abidjan eenvoudig en snel toegankelijk is, zodat de vruchten in goede omstandigheden en met een degelijke transporttijd naar de consumentenmarkten kunnen worden vervoerd.

/// Medewerkster die bananentrossen sorteert in het verpakkingsstation in Ivoorkust ///
De bananenactiviteiten zijn geconcentreerd in de drie productiegebieden van Azaguié, Agboville en Motobé, met in totaal vier verpakkingseenheden, op een beplante oppervlakte van 749 hectare. Het bedrijf stelt in totaal 1 296 werknemers te werk.
Het totale exportvolume is ten opzichte van vorig jaar met 7% gedaald, van 29 772 tot 27 788 ton. De volumes naar Europa – waar de handel nog steeds het meest winstgevend is – vertegenwoordigden 22 792 ton, een verschil van 2 262 ton of 9% minder dan in 2017. In het algemeen is onze exportproductiviteit gedaald, wat te wijten is aan verschillende factoren:
/// Enerzijds de rendementen van het veld. Ondanks een aanzienlijke toename van het beplante areaal in 2018, bleef het brutovolume aan bananen lager dan vorig jaar. Dit is te wijten aan een gebrek aan trossen, en tegelijkertijd lag het brutogewicht van het fruit lager dan wij hadden geschat. Tegenover vorig jaar is er op het veld dus 5% minder volume geproduceerd. Aangezien de vruchten zeer snel reageren op schommelingen in klimatologische of agronomische omstandigheden, zijn de gevolgen onmiddellijk merkbaar. Vooral halverwege het jaar hadden we te lijden van deze lagere brutorendementen en inmiddels kunnen we bevestigen dat het agronomisch potentieel weer een zeer aanvaardbaar niveau heeft bereikt.
| Dessertbananen | Palmolie | Rubber | Cacaobonen | Cashewnoten | Katoen | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Classificatie | 1e ACS-leverancier van de EU (5% van de |
2e Afrikaanse producent (500 000 ton) |
1e Afrikaanse producent 720 000 ton) (7e wereldwijd) |
1e wereldwijde producent (2 miljoen |
1e wereldwijde uitvoerder (2e wereldwijde |
16e wereldwijd (412 000 ton) |
| bevoorrading van de Europese markt) |
(11e wereldwijd) |
boeren) | producent 730 000 ton) |
|||
| 2018 naar EU-28 |
315 727 ton |
10 063 ton |
246 172 ton |
1 031 318 ton |
1 202 ton |
5 094 ton |
| Doelstellingen Ivoorkust |
2020: 350 000 ton export naar de EU |
2020: 600 000 ton |
2023: 2 miljoen ton |
2020: 2 miljoen ton |
2020: 1 miljoen ton |
2020: 600 000 ton |
/// Anderzijds was het toe te schrijven aan de kwaliteit en het exportrendement. Nu de markt het grootste deel van het jaar onder druk staat, zijn de kwaliteitsnormen zoals die in de exportlastenboeken zijn opgenomen veel complexer geworden. In een markt die in 2018 wekenlang overbevoorraad was, stellen klanten veel strengere eisen. Om ons kwaliteitslabel te behouden, was het percentage fruit dat in het verpakkingsstation werd weggegooid uiteindelijk hoger dan verwacht. Met andere woorden: ons verlies in brutogewicht in het verpakkingsstation lag 5% hoger dan in 2017 en ons afval 7% hoger.

Azaguié is ons grootste bananenproductiegebied, met 136 beplante hectare (18%) op Azaguié 1 en 191 beplante hectare (25%) op Azaguié 2. Azaguié 1 willen we geleidelijk uitbreiden naar 160 hectare. Op Azaguié 2 telen we in een wisselsysteem ananasbloemen.
Agboville site
Agboville, verder naar het noorden, heeft een oppervlakte van 221 hectare (30%). Deze site is een mooi voorbeeld van duurzaamheid met percelen voor de bananenteelt met een goede braakleggingscyclus.
Motobé site
Motobé heeft een beplante oppervlakte van 201 hectare (27%) met Williams bananen. De site is volledig uitgerust met een kabelbaan, een systeem voor het oogsten en transporteren van de bananentrossen via een kabel tussen het veld en het verpakkingsstation.
/// Tros bananen klaar om te oogsten in Ivoorkust ///

/// Veld met ananasbloemen ///
De verkoop van producten uit de tuinbouwactiviteit daalde met 18% ten opzichte van 2017, maar de bijdrage van de sector blijft desondanks positief en gelijk aan die van vorig jaar. Onze strategie voor de productie van ananasbloemen, sierbladeren en lotusbloemen blijft hetzelfde. Al deze producten worden per vliegtuig, op passagiersvluchten, geëxporteerd naar Noord-Europa. De markt blijft het goed doen en de vraag naar dit soort kwaliteitsproducten blijft groot. Deze activiteit is volledig complementair aan de bananensector in Azaguié en ze beschikt nog steeds over een interessant potentieel.
Op de site van Azaguié – het dichtst bij Abidjan – zijn de kantoren gelegen waar de activiteiten van het bedrijf zijn gecentraliseerd. Azaguié is ook ons grootste bananenproductiegebied, met 136 beplante hectare op Azaguié 1 en 191 beplante hectare op Azaguié 2. Agboville, verder naar het noorden, heeft een oppervlakte van 221 hectare, terwijl Motobé zijn beplante oppervlakte licht heeft teruggebracht tot 201 hectare, voor een betere braakleggingscyclus.
Onze bananenplantages worden over het algemeen na vijf tot acht jaar herbeplant met 'in-vitro' plantmateriaal waardoor wij gezond materiaal – opgekweekt in zeer vochtige kassen en vervolgens geteeld in kwekerijen met omgevingsvochtigheid – kunnen planten in gezonde grond, na een braakleggingsperiode van minstens 1 jaar. Zo beperken we het gebruik van fytosanitaire producten om duurzame teeltpraktijken in stand te houden. Dankzij een goede herbeplantingsregeling kunnen wij de productiecycli – en dus ook de exportcycli – bepalen, om de markten in de lente te bevoorraden, de optimale periode voor de handel in tropisch fruit op het noordelijk halfrond.
Op Azaguié 1 gaan we geleidelijk verder met de ontwikkeling van voormalige braakliggende terreinen die al vele jaren niet meer zijn bewerkt; we gaan stapsgewijs te werk om de beschikbaarheid van water te garanderen, wat nodig is voor irrigatie in het droge seizoen. We hopen deze site – zonder noemenswaardige investeringen – op ongeveer 160 beplante hectare te kunnen brengen, goed voor 6 400 ton export. Het grootste deel van de infrastructuur is op Azaguié 1 reeds aanwezig.
Op Azaguié 2 wordt de productie momenteel geoptimaliseerd, met bijna 200 beplante hectare, zoals gepland sinds de opstartfase van deze ontwikkeling in 2015. Twee tot drie jaar lang zullen we op deze site geen grote aanplantingen meer uitvoeren, waar we afwisselen met de teelt van ananasbloemen in de tuinbouwsector. Alles wordt momenteel beheerd zoals het hoort om een goed rendement te behalen. De weersomstandigheden zijn over het algemeen normaal op Azaguié.
Agboville werkt met normale oppervlakken en cycli. De belangrijkste beperkende factor is water, en we letten er steeds op dat we in het begin van het droge seizoen over voldoende watercapaciteit beschikken (dammen in de heuvels). Deze site is een mooi voorbeeld van duurzaamheid met percelen voor de bananenteelt met een goede braakleggingscyclus. Door het rendement en de kwaliteit van de bananenteelt die al bijna dertig jaar in Agboville wordt uitgevoerd, kunnen wij bevestigen dat de productieomstandigheden in deze sector optimaal zijn.
Motobé is zeker het meest complexe gebied om te beheren bij overtollig water, omdat de kleigrond compact en moeilijk te draineren is. In 2018 heeft de overstroming van de Comoé-rivier, die langs de plantage stroomt, productieverliezen veroorzaakt. Twee weken lang stond ongeveer 10 hectare onder water. Gelukkig zijn dergelijke overstromingen uiterst zeldzaam en is vooral de toegankelijkheid van de toegangsweg over land voor onze transportvoertuigen een probleem. De laatste dergelijke overstroming dateert van meer dan 10 jaar geleden. Door de specifieke aard van de bodem planten we op Motobé een sterkere en minder kwetsbare bananencultivar – Williams – in tegenstelling tot de andere sites van de Groep, waar de variëteit Grande Naine wordt geplant. Motobé is ook de site die volledig is uitgerust met een kabelbaan, een systeem voor het oogsten en transporteren van de trossen via een kabel tussen het veld en het verpakkingsstation.
De oogst, de verpakking en de verzending van de vruchten vindt bijna permanent plaats, en onze verpakkingsstations werken vijf tot zes dagen per week. Aangezien bananen een vrucht zijn waarvan de groene levensduur niet meer dan 30 dagen bedraagt, moeten de rijpingsfase en de oogst goed worden beheerd en mag er maximaal 20 uur liggen tussen de oogst en de koeling. Het proces – oogsten,
verpakken, verschepen – verloopt snel. Onze verpakkingsstations verpakken tot 50 ton export per dag in standaardverpakkingen zoals dat door de markt wordt vereist. Het laatste station dat op Azaguié 2 is gebouwd, is 100% operationeel en kan bogen op de beste oppervlakte en de beste ergonomische omstandigheden om de productiviteit te optimaliseren. Dozen verpakt op palletten worden via de haven van Abidjan verscheept in gekoelde containers, waar ze op containerschepen worden geladen die wekelijks naar de Afrikaanse subregio's of naar Europa varen,
In de loop van het jaar hebben we onze algemeen directeur vervangen door een van onze voormalige medewerkers, die voorheen onze activiteiten in Ivoorkust en Azië beheerde. Hij heeft zich laten bijstaan door een ervaren consultant op het gebied van kwaliteit voor de export. Dankzij een beter beheer van de vruchten in het verpakkingsstation worden onze rendementen zo zekergesteld en verhoogd. We hebben ook een grote inspanning geleverd om de taken en vergoedingen van het personeel op alle sites te standaardiseren en tegelijkertijd stimulerende maatregelen ingevoerd voor prestatie- en kwaliteitsbonussen. De uitvoering van dit initiatief was niet eenvoudig, maar we stellen vast dat de genomen maatregelen voor alle werknemers effectief zijn.
Net als de andere producenten uit ACS-staten krijgen de Plantations J. Eglin steun van de Europese Unie (EU) voor sociale en ecologische verbeteringen voor onze werknemers, hun gezinnen en de gemeenschappen rond onze plantages. Er wordt momenteel een programma ontwikkeld om de levensomstandigheden te verbeteren, dat in 2020 zal worden voltooid. Het programma loopt over 36 maanden en kost EUR 1,4 miljoen, waarvan 59% gefinancierd wordt door de EU. De werken en verbeteringen hebben betrekking op:
"Met de 'Fairtrade' certificering in de productiesite in Motobé kan voldaan worden aan de normen die de markt vereist. De premie wordt gebruikt om sociale verbeteringen voor de bevolking door te voeren."
We zijn nog steeds bezig met de herbebossing van bepaalde gebieden, en de eerste uitdunningen van de houtaanplantingen van Gmélinas leveren brandhout voor de keukens van ons personeel, wat bijdraagt aan een goed bosbeheer.
We starten met het 'Fairtrade'-certificeringsproces in de productiesite van Motobé. De certificering zal relatief eenvoudig te verkrijgen zijn omdat onze algemene beheermethode zeer dicht aanleunt bij de algemene regels voor 'Fairtrade'. Het is een noodzakelijk en belangrijk initiatief om te kunnen voldoen aan de sociale normen die door de markt worden vereist. Producten die onder het 'Fairtrade'-label worden verkocht, profiteren overigens van een premie die grotendeels aan de gemeenschap wordt betaald, en dus gebruikt kan worden om sociale verbeteringen door te voeren ten voordele van de bevolking. Bij de start van het proces is gekozen voor de site van Motobé. Als het initiatief positief uitvalt, kunnen we het uitbreiden naar de andere productievestigingen van Azaguié en Agboville.
In september 2018 hadden we de eer om de leden van de raad van bestuur van SIPEF in Ivoorkust te mogen verwelkomen. Niet alleen de plantages, maar ook de leef- en werkomgeving en de nationale infrastructuur werden bezocht, geanalyseerd en zeer zeker gewaardeerd. Uit de voornaamste conclusies van deze missie onthouden we dat er in de bananensector, in een land dat dicht bij de consumentengebieden ligt, nog steeds aanzienlijke kansen te vinden zijn, uiteraard op voorwaarde dat bepaalde aspecten zoals rendement, kwaliteit, logistiek en toegang tot de markt (te handhaven douanerechten voor concurrerende producenten en wisselkoerseffecten) worden gehandhaafd en onder controle worden gehouden.

De Groep wordt historisch op strategisch, financieel en commercieel gebied aangestuurd vanuit SIPEF in België. De jongste jaren is hier een ruimere omkadering voor informatica- en juridische aangelegenheden bijgekomen. Hierdoor werd het personeelsbestand in België (momenteel zo'n 23 werknemers) uitgebreid met een kern IT-team van drie mensen en een juridisch profiel.
Jabelmalux SA is de Luxemburgse moederonderneming van de meest recente oliepalmuitbreidingen in Noord-Sumatra (PT Umbul Mas Wisesa, PT Toton Usaha Mandiri en PT Citra Sawit Mandiri) en van één van de uitbreidingen in de Musi Rawas regio in Zuid-Sumatra (PT Agro Muara Rupit).
Na het succesvolle openbaar aankoopbod dat werd uitgebracht in 2011, verdween de onderneming van de Luxemburgse beurs. Het initieel aanbod werd daarna nog verder gezet. Per eind 2018 controleerde de SIPEF-groep 99,8% van de onderneming. SIPEF heeft de intentie om, in de toekomst, de ontbrekende aandelen, die nog in het publiek zijn, alsnog te verwerven.
Zoals aangekondigd op 18 december 2017 hebben Ackermans & van Haaren en SIPEF, beiden voor 50% aandeelhouders van verzekeringsgroep ASCO-BDM, hun volledige aandelenpakket verkocht aan The Navigators Group, Inc. voor een totale prijs van EUR 35 miljoen. Deze transactie werd, na onderwerping aan de goedkeuring van de betreffende toezichthouders, afgerond in juni 2018, wat voor SIPEF resulteerde in een bruto-opbrengst van KUSD 20 463 en een geconsolideerde meerwaarde, aandeel van de Groep, van KUSD 7 376.
Deze transactie past integraal in de concentratiebeweging naar de core business van tropische agro-industrie in Zuidoost-Azie. Wij danken het management van ASCO-BDM voor de jarenlange succesvolle samenwerking met hun aandeelhouders.
| Producten | Eigen | Derden | 2018 | Eigen | Derden | 2017 |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Palmolie | 290 441 | 61 316 | 351 757 | 272 312 | 58 646 | 330 958 |
| Indonesië | 205 426 | 5 644 | 211 070 | 190 623 | 3 098 | 193 721 |
| Tolan Tiga groep | 72 492 | 0 | 72 492 | 69 477 | 0 | 69 477 |
| Umbul Mas Wisesa groep | 41 568 | 63 | 41 631 | 39 640 | 0 | 39 640 |
| Agro Muko groep | 85 219 | 3 091 | 88 310 | 79 827 | 2 929 | 82 756 |
| South Sumatra groep | 6 147 | 2 490 | 8 637 | 1 679 | 169 | 1 848 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 85 015 | 55 672 | 140 687 | 81 689 | 55 548 | 137 237 |
| Palmpitten | 44 715 | 1 178 | 45 893 | 42 429 | 659 | 43 088 |
| Indonesië | ||||||
| Tolan Tiga groep | 18 026 | 0 | 18 026 | 17 084 | 0 | 17 084 |
| Umbul Mas Wisesa groep | 6 774 | 10 | 6 784 | 6 535 | 0 | 6 535 |
| Agro Muko groep | 18 513 | 631 | 19 144 | 18 352 | 613 | 18 965 |
| South Sumatra groep | 1 402 | 537 | 1 939 | 458 | 46 | 504 |
| Palmpitolie | 6 961 | 4 762 | 11 723 | 7 090 | 4 917 | 12 007 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 6 961 | 4 762 | 11 723 | 7 090 | 4 917 | 12 007 |
| Rubber | 7 982 | 0 | 7 982 | 8 179 | 0 | 8 179 |
| Indonesië | 7 982 | 0 | 7 982 | 8 179 | 0 | 8 179 |
| Tolan Tiga groep | 5 411 | 0 | 5 411 | 6 015 | 0 | 6 015 |
| Agro Muko groep | 2 571 | 0 | 2 571 | 2 164 | 0 | 2 164 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Thee | 2 422 | 0 | 2 422 | 2 402 | 0 | 2 402 |
| Indonesië | 2 422 | 0 | 2 422 | 2 402 | 0 | 2 402 |
| Ananasbloemen ('000 stuks) | 465 | 0 | 465 | 621 | 0 | 621 |
| Ivoorkust | 465 | 0 | 465 | 621 | 0 | 621 |
| Bananen | 27 788 | 0 | 27 788 | 29 772 | 0 | 29 772 |
| Ivoorkust | 27 788 | 0 | 27 788 | 29 772 | 0 | 29 772 |
EXCLUSIEF PT TIMBANG DELI
| Plantages | Volgroeid | Onvolgroeid | Beplant | Volgroeid | Onvolgroeid | Beplant |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Oliepalmen | 2018 58 463 |
2018 13 037 |
2018 71 500 |
2017 56 928 |
2017 12 350 |
2017 69 278 |
| Indonesië | 46 129 | 11 684 | 57 813 | 44 718 | 10 939 | 55 657 |
| Tolan Tiga groep | 12 473 | 1 029 | 13 502 | 11 896 | 1 159 | 13 055 |
| Umbul Mas Wisesa groep | 9 705 | 226 | 9 931 | 9 618 | 307 | 9 925 |
| Agro Muko groep | 16 815 | 2 514 | 19 329 | 16 353 | 2 571 | 18 924 |
| South Sumatra groep | 7 136 | 7 915 | 15 051 | 6 851 | 6 902 | 13 753 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 12 334 | 1 353 | 13 687 | 12 210 | 1 411 | 13 621 |
| Rubber | 4 329 | 1 415 | 5 744 | 4 189 | 1 496 | 5 685 |
| Indonesië | 4 329 | 1 415 | 5 744 | 4 189 | 1 496 | 5 685 |
| Tolan Tiga groep | 2 874 | 1 128 | 4 002 | 2 891 | 1 057 | 3 948 |
| Agro Muko groep | 1 455 | 287 | 1 742 | 1 298 | 439 | 1 737 |
| Thee | 1 716 | 47 | 1 763 | 1 708 | 44 | 1 752 |
| Indonesië | 1 716 | 47 | 1 763 | 1 708 | 44 | 1 752 |
| Ananasbloemen | 31 | 0 | 31 | 23 | 19 | 42 |
| Ivoorkust | 31 | 0 | 31 | 23 | 19 | 42 |
| Bananen | 749 | 0 | 749 | 630 | 60 | 690 |
| Ivoorkust | 749 | 0 | 749 | 630 | 60 | 690 |
| Totaal | 65 288 | 14 499 | 79 787 | 63 478 | 13 969 | 77 447 |
* = effectief beplante oppervlakten
| Oliepalmen | Rubberbomen | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Tolan Tiga groep |
Umbul Mas Wisesa groep |
Agro Muko groep |
South Sumatra groep |
Hargy Oil Palms |
Totaal | Tolan Tiga groep |
Agro Muko groep |
Totaal | |
| 2018 | 303 | 6 | 1 080 | 2 760 | 513 | 4 662 | 139 | 52 | 191 |
| 2017 | 399 | 49 | 1 047 | 2 663 | 609 | 4 768 | 193 | 40 | 233 |
| 2016 | 328 | 171 | 434 | 2 492 | 231 | 3 655 | 257 | 62 | 319 |
| 2015 | 679 | 86 | 1 085 | 1 240 | 743 | 3 833 | 237 | 58 | 295 |
| 2014 | 709 | 0 | 988 | 714 | 1 369 | 3 780 | 151 | 75 | 225 |
| 2013 | 434 | 0 | 1 250 | 752 | 1 092 | 3 527 | 202 | 205 | 407 |
| 2012 | 746 | 182 | 1 410 | 123 | 1 446 | 3 906 | 154 | 195 | 349 |
| 2011 | 754 | 755 | 26 | 0 | 876 | 2 411 | 139 | 100 | 239 |
| 2010 | 625 | 1 517 | 291 | 0 | 618 | 3 051 | 140 | 150 | 289 |
| 2009 | 103 | 1 658 | 504 | 0 | 253 | 2 517 | 43 | 57 | 100 |
| 2008 | 395 | 1 960 | 167 | 0 | 197 | 2 718 | 108 | 117 | 224 |
| 2007 | 319 | 2 152 | 101 | 0 | 1 737 | 4 308 | 196 | 173 | 368 |
| 2006 | 619 | 367 | 672 | 0 | 853 | 2 511 | 143 | 188 | 331 |
| 2005 | 652 | 1 004 | 413 | 0 | 173 | 2 242 | 217 | 0 | 217 |
| 2004 | 133 | 0 | 781 | 0 | 160 | 1 074 | 172 | 0 | 172 |
| 2003 | 1 163 | 0 | 131 | 0 | 148 | 1 442 | 218 | 0 | 218 |
| 2002 | 470 | 0 | 102 | 0 | 331 | 903 | 152 | 0 | 152 |
| 2001 | 481 | 0 | 578 | 0 | 901 | 1 960 | 92 | 0 | 92 |
| 2000 | 334 | 0 | 1 116 | 512 | 392 | 2 354 | 197 | 78 | 275 |
| 1999 | 596 | 0 | 1 922 | 360 | 608 | 3 487 | 116 | 83 | 199 |
| 1998 | 467 | 0 | 2 426 | 2 553 | 315 | 5 762 | 206 | 0 | 206 |
| 1997 | 756 | 0 | 320 | 622 | 121 | 1 820 | 181 | 110 | 292 |
| 1996 | 923 | 0 | 313 | 260 | 0 | 1 496 | 131 | 0 | 131 |
| 1995 | 331 | 25 | 38 | 0 | 0 | 393 | 101 | 0 | 101 |
| 1994 | 498 | 0 | 346 | 0 | 0 | 844 | 54 | 0 | 54 |
| Voor 1994 | 288 | 0 | 1 787 | 0 | 0 | 2 075 | 62 | 0 | 62 |
| 13 502 | 9 931 | 19 329 | 15 051 | 13 687 | 71 500 | 4 002 | 1 742 | 5 744 | |
| Gemiddelde leeftijd |
12,72 | 9,60 | 12,63 | 6,95 | 8,94 | 10,32 | 11,40 | 9,11 | 10,70 |
SIPEF is een plantagebedrijf dat in 1919 werd opgericht en zich volledig toelegt op agro-industriële activiteiten in tropische en subtropische gebieden. Sinds een tiental jaren, concentreert de Vennootschap zich uitsluitend op de productie van palmolie, rubber en thee in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea en van bananen in Ivoorkust, waarbij het zwaartepunt ligt op het telen van palmproducten die 87% van haar totale omzet uitmaken.
Reeds van bij de oprichting van de Vennootschap, een eeuw geleden, tot op heden is duurzaamheid een wezenlijk onderdeel van het bedrijfsmodel van de Groep. Immers, de uitbating van plantages is onlosmakelijk verbonden met het milieu en de mens. Vandaar hanteert de Groep werkwijzen die een positief effect hebben op lange termijn op de natuurlijke en de maatschappelijke omgeving en streeft ernaar deze voortdurend te verbeteren (voor meer details zie pagina 24).
SIPEF verbindt zich ertoe plantages op een veilige, verantwoorde en duurzame wijze aan te leggen en te beheren. SIPEF heeft zich steeds aangepast aan veranderende sociale, economische en ecologische omstandigheden en haar beleid is doorheen de jaren gericht op de "best practices".
Bovendien is SIPEF zich bewust van het belang van een brede stakeholderbetrokkenheid bij het uitoefenen van haar activiteiten. Ze is ervan overtuigd dat ze, door samen te werken met haar klanten, met de sociale en ecologische ngo's, producenten, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders zowel uit de overheids- als uit de privésector, de invoering van veilige, verantwoorde en duurzame standaarden en praktijken kan bewerkstelligen en bevorderen. De analyse van de verschillende stakeholders en de omgang met hen vormen dus een essentieel onderdeel van haar beleid.

Na een eerste verslag in 2015, heeft SIPEF een gedetailleerd duurzaamheidsverslag opgesteld dat gestructureerd is rond de GRI ("Global Reporting Initiative")-richtlijnen in 2017. Het betreft een tweejaarlijkse publicatie die betrekking heeft op de boekjaren 2016 en 2017 en kan geraadpleegd worden op de website van de Vennootschap. Het volgende rapport zal eind 2019 worden gepubliceerd.
De 'Verklaring van niet-financiële informatie' wordt op jaarlijkse basis opgesteld als onderdeel van het jaarrapport en is geïnspireerd door de principes en criteria van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO).
Om haar verplichtingen van duurzame ontwikkeling na te komen en verantwoorde praktijken te garanderen, waaronder de volledige traceerbaarheid van al haar producten, past de Vennootschap naast RSPO nog tal van andere algemeen erkende standaarden toe en meer bepaald: "ISO 9001 en ISO 14001", de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), de "Indonesian Sustainable Palm Oil"-standaard (ISPO) en het "Clean Development Mechanism" (CDM) van de Verenigde Naties. Tot slot stemt de Vennootschap haar beleid voor de rubber-, bananen- en theeteelt vooral af op de "Sustainable Agriculture Standard" (SAS) van het "Sustainable Agriculture Network" (SAN), wat heeft geleid tot een certificering voor "Rainforest Alliance" en voor GLOBALG.A.P. voor de bananenteelt.
In de palmsector is RSPO echter de voornaamste en meest veeleisende mondiale standaard. Aangezien de palmproductie de hoofdactiviteit is van SIPEF, werd deze norm weerhouden als referentiekader voor de verklaring van niet-financiële informatie.
Het zwaartepunt ligt op het telen van palmproducten die 87% van de totale omzet uitmaken
"De 'Responsible Plantations Policy' van SIPEF omvat het verbod op ontbossing."
De RSPO-certificering voor duurzame palmolieproductie stoelt op zeven principes:
Elk van deze principes valt uiteen in een aantal gedetailleerdere criteria, die SIPEF helpen om de voornaamste duurzaamheidsrisico's te temperen. Bovendien bevatten deze criteria standaardrichtlijnen met betrekking tot het milieu, de sociale en personeelsaangelegenheden, de eerbiediging van de mensenrechten en de bestrijding van corruptie. SIPEF stemt haar beleid met betrekking tot elk van deze onderwerpen volledig af op de principes en de criteria van de RSPO.
Meer informatie over de RSPO en RSPO-certificering is beschikbaar op de website van de RSPO (https://rspo.org). De huidige principes en criteria van de RSPO werden in november 2018 goedgekeurd door de algemene vergadering van de RSPO.
In november 2014 heeft SIPEF een eigen verantwoordelijk plantagebeleid uitgewerkt, de "Responsible Plantations Policy" of afgekort RPP, dat de krachtlijnen uitzet waarmee het bedrijf de ecologische en sociale impact van nieuwe ontwikkelingen en van het beheer van bestaande plantages en fabrieken in goede banen wil leiden en voortdurend verbeteren. Het wordt jaarlijks bijgewerkt en goedgekeurd door de raad van bestuur.
De vier pijlers van de RPP van SIPEF zijn:
/// Verantwoorde sociale praktijken
/// Verantwoord plantage- en verwerkingsbeheer
/// Verantwoorde ontwikkeling van nieuwe activiteiten
/// Volledige traceerbaarheid
De RPP is zowel van toepassing op de uitbating van de plantages die rechtstreeks door SIPEF worden beheerd als op de ondernemingen waarin SIPEF een meerderheidsbelang heeft. Bovendien is het toepassingsgebied uitgebreid tot de activiteiten van kleinschalige producenten en omliggende boeren die producten aan de fabrieken van SIPEF leveren.
De Vennootschap is zich ervan bewust dat de oprichting en uitbating van plantages zowel positieve als negatieve gevolgen voor het milieu heeft en niet alle gevolgen voorspelbaar zijn.
Zo was de palmolieproductie vele jaren het voorwerp van kritiek omdat de expansie van plantages dikwijls in verband werd gebracht met ontbossing en het verlies van ecologische waarden.
Een ander risico dat verbonden is met de uitbating van plantages is de uitstoot van methaangas door de vloeibare afvalstoffen van palmoliefabrieken.
In antwoord hierop, heeft SIPEF in haar RPP, die jaarlijks in november geactualiseerd wordt, het verbod op ontbossing opgenomen.
Meer bepaald baseert SIPEF zich op de "High Conservation Value" (HCV)-benadering die eveneens als criterium wordt gehanteerd door de RSPO. Dit komt erop neer dat alle gebieden met een bepaalde ecologische en sociale waarde behouden blijven en niet tot plantages kunnen worden omgevormd, terwijl de "scrub lands"- gebieden van gedegradeerd bos - en open gebieden hiervoor wel in aanmerking komen.
Daarnaast is er ook de "High Carbon Stock Approach" (HCSA)-methodologie die toelaat de 'niet-ontbossing' toe te passen door het identificeren en de bescherming van 'leefbare natuurlijke bosgebieden', HCV-gebieden en "community lands" (gebieden die toebehoren aan de plaatselijke gemeenschappen).
/// Luchtfoto van plantages en de verblijven van het personeel op de achtergrond ///

In de praktijk vullen beide benaderingen elkaar aan en worden ondertussen gecombineerd tot één proces, om uit te maken waar er wel en waar geen palmoliegebieden kunnen worden ontwikkeld.
SIPEF past deze gecombineerde benadering toe. Op dit ogenblik, blijft het een grote uitdaging om deze methodologie toe te passen op "High Forest Cover Landscapes" (HFCL, sterk beboste gebieden) zoals Papoea-Nieuw-Guinea. SIPEF is betrokken bij de aanpassing van de HCSA-methodologie voor zulke gebieden. Dit is van belang voor de potentiële expansie van de Vennootschap, maar vooral voor de kleinschalige producenten in deze gebieden die volledig afhankelijk zijn van de opbrengsten van hun oliepalmplantages.
Anderzijds werkt SIPEF hard aan het optimaliseren van het rendement van haar aanplanten. Daarom is ze een partnership aangegaan met "Verdant Bioscience Pte Ltd" (VBS,) een joint venture met wie ze al haar activiteiten inzake onderzoek en ontwikkeling onderneemt met als doel het rendement per hectare te verhogen. SIPEF gelooft dat VBS in de toekomst oliepalmvariëteiten zal produceren die het huidige rendement per hectare zouden kunnen verdubbelen. Op deze manier zal ze kunnen inspelen op de voortdurend stijgende vraag naar palmolie, zonder het globale milieu in gevaar te brengen.
In die context heeft SIPEF in april 2017 de leiding over de Timbang Deli-rubberplantage formeel overgedragen van Tolan Tiga aan VBS. In Noord-Sumatra en Bengkulu werd een netwerk van proefvelden aangelegd om optimale bemestingsplannen te ontwikkelen en het kweekpotentieel van de F1-hybrides te realiseren, om behandelingen tegen plagen en ziektes uit te werken en om onderzoek te doen naar diverse problemen die verband houden met Ganoderma, een belangrijke ziekte van oliepalmen. Bovendien doet SIPEF beroep op VBS voor bemestingsadviezen voor elk van de drie teelten (palmolie, rubber en thee) in alle regio's van Indonesië.
De RPP voorziet eveneens in een lagere uitstoot van broeikasgassen. Een van de grootste inspanningen van de SIPEF-groep om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen is de bouw van methaanopvanginstallaties in de palmoliefabrieken van Mukomuko, Bukit Maradja, Perlabian, Umbul Mas Wisesa en Barema, die stuk voor stuk zijn geregistreerd als projecten in het kader van het "Clean Development Mechanism" (CDM) uit het klimaatverdrag van de Verenigde Naties. Het is de intentie van de SIPEFgroep om in de toekomst alle palmolie-extractiefabrieken uit te rusten met installaties voor de opvang of het vermijden van methaanuitstoot, naarmate de technologie beschikbaar en betaalbaar wordt.
"De Mukomukopalmoliefabriek werd als eerste uitgerust met een bioreactor met methaanopvang waarbij het methaan wordt gebruikt als brandstof voor een gasmotor."
/// Close-up van een gasmotor ///

Vanaf 2018 zijn reeds vijf van de negen palmoliefabrieken uitgerust met methaanopvanginstallaties. In het recente verleden zijn er drie belangrijke projecten verwezenlijkt om de uitstoot van methaangas zo goed mogelijk te verhelpen en in te dijken.
bunkers opgeslagen en dus vindt er geen lekkage plaats. Omdat het hele proces verloopt onder aerobe omstandigheden, wordt er geen methaan geproduceerd. De composteerinstallatie verwerkt ook bezinksel uit de decanteerinstallaties en ketelassen. Dit is dus een goede manier om afvalstoffen te recycleren.
Compost wordt in de plantages gebruikt als bodemverbeteraar om het gebruik van kunstmest te kunnen terugdringen. Er wordt verwacht dat het compost meer dan 60% van de kunstmeststoffen in de plantage van Bukit Maradja zal vervangen.
Deze projecten dragen dus in belangrijke mate bij tot de verwezenlijking van het doel van de Groep om de uitstoot van methaangas te verminderen, op een meer ecologisch verantwoorde manier energie te produceren en het milieu te beschermen.
Het verantwoordelijke plantagebeleid van SIPEF, de RPP, beoogt uitdrukkelijk de sociale impact van nieuwe ontwikkelingen en van de uitbating van de bestaande plantages. Om het beheer van de plantages te optimaliseren wordt veel aandacht besteed aan een goede samenwerking met de plaatselijke gemeenschappen, aan de technische opleiding van de werknemers en aan het waarborgen van een veilige en gezonde werkomgeving. De ontwikkeling van de plantages, en waar relevant de ondersteuning van omliggende kleinschalige boeren, dragen dus aanzienlijk bij tot de sociale en economische ontwikkeling van de nationale gemeenschappen en speelt een belangrijke rol in de armoedebestrijding. De plantages groeien met en voor het volk.
De productie van palmproducten, rubber, thee en bananen in tropische en subtropische gebieden is heel arbeidsintensief. Per 100 hectare zijn voor palmproducten 14 werknemers nodig, voor rubber 25, voor thee 90 en voor bananen 161. Eind 2018, telt de Groep 21 619 personeelsleden. De vaste werknemers werden opgeleid om de essentiële technische taken te kunnen uitvoeren. De meeste arbeiders komen uit de lokale bevolking en zijn op de plantages gehuisvest met hun familie. Slechts enkele arbeiders en tijdelijke arbeidskrachten komen van andere regio's. In de Indonesiche activiteiten worden ook tijdelijke werknemers ingezet voor meer seizoensgebonden of technisch minder veeleisende taken. Het personeelsbestand bleef redelijk stabiel ten opzichte van 2017.
Bij de bedrijfsactiviteiten van de Groep zijn vele arbeidskrachten betrokken en eveneens hun families, aangezien de meeste van hen op de plantages leven. Het ontwikkelen en onderhouden van de vereiste vaardigheden, het voorzien van eerlijke lonen en een veilige en aantrekkelijke werkplaats evenals het onderhouden van harmonieuze relaties binnen en buiten de plantages maken een essentieel onderdeel uit van het beheer van de activiteiten van de Groep.

De "Corporate Social Responsability" (CSR) van SIPEF maakt deel uit van de RPP van de Groep. De huidige maatregelen spelen in op de behoeften van de gemeenschappen. Per operationele eenheid worden CSR-budgetten opgesteld. De managers van de plantages hebben open en constructieve gesprekken met de lokale stakeholders en beslissen hoe deze budgetten optimaal kunnen worden gebruikt in de lokale context.
Voor palmolie-activiteiten wordt er eenmaal per jaar een sociale peiling uitgevoerd op de gemeenschappen en de stakeholders van de Vennootschap. De peilingen vermelden de perceptie door de gemeenschappen en de stakeholders van de plantageactiviteiten en de positieve en negatieve invloeden hiervan.
De Groep blijft voorzien in veilige en comfortabele huisvesting met goed werkende nutsvoorzieningen voor de werknemers en hun gezin die op de domeinen van SIPEF wonen. SIPEF promoot ook de oprichting door de werknemerscoöperatieven van lokale winkels. Indien nodig, subsidieert de Vennootschap het transport van goederen of levert het nodige werkkapitaal voor de arbeiderscoöperatieven zodat de prijzen stabiel en toegankelijk blijven. In Indonesië hebben de werknemerscoöperatieven succesvol "minimarkets" opgericht op de meeste plantages. In Papoea-Nieuw-Guinea werkt de Groep vaak met lokale uitbaters die uitbatingsconcessies verkrijgen op middellange termijn. In dergelijke gevallen, controleert het bedrijf de door de lokale uitbaters toegepaste prijzen om de betaalbaarheid van de basisgoederen te handhaven.
Waar relevant, wordt gratis transport voor de kinderen van alle werknemers van de Groep naar de publieke scholen georganiseerd. In geïsoleerde gebieden waar geen publieke scholen zijn, voorziet SIPEF zelf in onderwijs. Zo werden, bijvoorbeeld, op de plantage van Umbul Mas Wisesa in Indonesië en op de Eglin-plantages in Ivoorkust basisscholen gebouwd voor de kinderen van de werknemers. Recentelijk werd de UMW-school ook opengesteld voor alle kinderen van de omringende gemeenschappen. In Papoea-Nieuw-Guinea, in Bialla, heeft Hargy Oil Palms Ltd reeds in het verleden een internationale basisschool opgericht, die nu wordt uitgebreid naar middelbaar onderwijs met nieuwe klaslokalen. In een gezamenlijk project met het "PNG Incentive Fund" heeft Hargy Oil Palms Ltd ook een schoolcomplex gebouwd in een van de meest afgelegen gebieden van West New Britain, waar thans meer dan 200 leerlingen basisonderwijs kunnen volgen. In Indonesië heeft SIPEF meermaals grond geschonken aan de lokale overheden om scholen te kunnen uitbreiden en heeft ze de lonen van de onderwijzers van de kinderen van de werknemers gesubsidieerd.
Om het beheer van de plantages te optimaliseren wordt veel aandacht besteed aan de opleiding van de werknemers inzake landbouw- en beheertechnieken en algemene kennis. De praktische richtlijnen en beheerpraktijken op het gebied van landbouwtechniek, milieu en algemene aspecten zijn samengevat in handleidingen met standaardprocedures. Opleidingen worden georganiseerd om de correcte toepassing van deze regels te verzekeren. In die context heeft de Vennootschap de laatste jaren een tweejarig opleidingsprogramma voor getalenteerde pas afgestudeerden ingevoerd. Recentelijk werd dit programma uitgebreid naar technische en administratieve functies. 28 deelnemers aan de opleiding zitten momenteel in hun tweede jaar en 56 in hun eerste jaar. Het programma blijft een groot succes kennen en legt sterke funderingen voor de toekomst van de activiteiten van de Groep.
Tussen 2011 en 2018 werden 250 afgestudeerde universitairen aangeworven. 188 personen hiervan zijn nog steeds actief bij SIPEF, waaronder 46 vrouwen. 22 van deze vrouwen werden in 2018 aangeworven, 9 in 2017 en 8 in 2015. Deze cijfers tonen aan dat SIPEF zich blijft inzetten om haar politiek van genderdiversiteit op de hogere functies in de Groep te implementeren.
Het verstrekken van de gepaste medische zorg is een belangrijk aandachtspunt in heel de Groep. Eind december 2018 waren in Indonesië 33 948 mensen (werknemers en de personen te hunnen laste) bij de nationale ziektekostenverzekering ingeschreven. Bovendien beschikt de Groep over 25 poliklinieken, 8 artsen die huisbezoeken afleggen en 50 permanente paramedici, waaronder 26 vroedvrouwen en 24 verpleegkundigen. Al deze medische faciliteiten werden officieel erkend door de nationale ziekteverzekering die er de kosten van dekt. In Ivoorkust en in Papoea-Nieuw-Guinea is het medische zorgenpakket volledig ten laste van de onderneming die met eigen dokters en verplegers werkt in de door SIPEF opgerichte lokale klinieken en verzorgingscentra op de plantages.
SIPEF hanteert een 'nul-ongevallen'-streefdoel. Om dit te bereiken worden alle risico's geanalyseerd en beoordeeld, de werkplaatsen aangepast, beschermende uitrustingen ter beschikking gesteld waar nodig en opleidingen op verschillende niveaus voorzien. Inspecties van de werkplaatsen worden op regelmatige basis uitgevoerd. Indien er toch een arbeidsongeval gebeurt dan wordt dit bestudeerd om elke herhaling te voorkomen.
In de laatste jaren zijn er opmerkelijk minder dodelijke ongevallen gebeurd. In Indonesië vonden er in 2016 en 2017 zelfs geen meer plaats. Spijtig genoeg, zijn er in het voorbije boekjaar een klein aantal vastgesteld in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea, voornamelijk bij het oogsten en het transport van de vruchten naar de fabriek. We noteren ook vele kleine ongevallen in Ivoorkust, aangezien daar wordt gewerkt op het veld met verschillende scherpe gereedschappen.
Er wordt bijzonder aandacht besteed aan de arbeiders die werken met chemicaliën, zoals pesticiden. Zij krijgen een aparte opleiding, toezicht en beschermende werkkledij ("Personal Protective Equipment" – PPE). Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven mogen niet

/// Irrigeren van de jonge planten in een oliepalmkwekerij ///
met chemicaliën in contact komen en zij krijgen gedurende hun zwangerschap en het geven van de borstvoeding andere taken toegewezen. Medische onderzoeken worden jaarlijks uitgevoerd op alle medewerkers, maar de arbeiders die met chemicaliën omgaan, worden vaker en grondiger onderzocht.
In 2018 ondergingen 2 306 arbeiders met een hoog risico (die met pesticiden of herbiciden werken of blootgesteld zijn aan ondermeer, stof en lawaai) een jaarlijkse medische controle en 6 232 arbeiders maakten het voorwerp uit van medische routinecontroles. Op basis van deze controles, bezorgt de bedrijfsarts in het kader van de programma's voor veiligheid en gezondheid op het werk, cijfers over de ziektegevallen, ziekte-uitkeringen en arbeidsongevallen. De laatste jaren werden er geen ongevallen gemeld die het gevolg waren van het omgaan met chemicaliën.
Tot slot, is het belangrijk te vermelden dat alle plantages beschikken over eigen ambulances om de slachtoffers van ernstige ongevallen te kunnen evacueren.
Elke operationele éénheid beschikt eveneens over een Comité voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu dat elke maand bijeenkomt. In dit comité zetelen zowel vertegenwoordigers van de werknemers als van de bewoners van de door SIPEF ter beschikking gestelde huizen. Tijdens deze maandelijkse vergaderingen kunnen de deelnemers alle opmerkingen maken of klachten uiten met betrekking tot de veiligheid, gezondheid en het milieu.
Het is absoluut verboden om te roken op de werkplaats en drugs en alcohol te gebruiken.
SIPEF erkent het universeel karakter van de mensenrechten en ondersteunt de volledige toepassing van de Internationale Wet van Mensenrechten. SIPEF ondersteunt ook de implementatie van de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie inzake Fundamentele Rechten en Principes op het Werk, zoals omgezet in de wetgeving en regelgevingen van de landen waar de Groep actief is.
De Vennootschap heeft eveneens beleidslijnen aangenomen op het niveau van de Groep die plaatselijk worden toegepast via procedures die neergeschreven zijn in de plaatselijke handboeken van de Groep. Deze boeken behandelen onderwerpen zoals minimum arbeidsleeftijd, verbod op dwangarbeid en discriminatie, gendergelijkheid, het belang van een veilige werkplaats, het recht op vrijheid van vereniging en evenwichtige industriële relaties. De Groep waarborgt op alle gebied een eerlijke behandeling van zijn werknemers. De arbeidsovereenkomsten zijn duidelijk en minimum in overeenstemming met de plaatselijke wetgeving.
Het is essentieel voor de reputatie en de verdere evolutie op lange termijn van SIPEF dat zowel de lokale gemeenschappen als de werknemers eerlijk en conform erkende maatschappelijke normen worden behandeld.
Zonder een voorafgaande consultatie van de plaatselijke bevolking en de uitdrukkelijke toestemming ervan, kunnen er geen nieuwe projecten worden opgestart.
Alvorens een nieuw project op te starten, ziet SIPEF erop toe dat de "free, prior and informed consent" (FPIC) van de gemeenschappen wordt verkregen. De Gemeenschappen worden ingelicht over de nieuwe ontwikkelingen en geven hun mening hierover te kennen. Dergelijke procedure kan maanden of zelfs jaren duren. Zo worden de vereiste voorwaarden gecreëerd voor een eerlijke en een langdurige samenwerkingsrelatie.
Het groepsbeleid inzake mensenrechten stoelt op de volgende richtlijnen:
/// Kinderarbeid wordt niet getolereerd op de plantages, niet ingeval van rechtstreekse tewerkstelling door een bedrijf van de Groep en evenmin bij aanwerving door een contractant van de Groep;
De minimumleeftijd om te werken op de plantages is 18 jaar. Er werden duidelijke en eenvoudige regels uitgevaardigd om dit te bewerkstelligen. De werknemers worden aangemoedigd om elke vorm van kinderarbeid te melden, ook indien het gaat over kinderarbeid door derde partijen die samenwerken met SIPEF.
Traditioneel waren er vooral mannelijke werkkrachten op de plantages. Sinds enkele jaren stimuleert SIPEF gelijke rechten op arbeid voor mannen en vrouwen. Om de vrouwen gelijke kansen op werk te bieden, voorzien de meeste plantages in gratis kinderopvang. Vanaf eind 2017 was deze service aanwezig in alle plantages van SIPEF.
Zowel mannen als vrouwen kunnen zich eveneens inschrijven voor de opleidingen die de Groep organiseert. Er is dan ook een stijgende deelname van vrouwelijke kadetten in de "field estate"-trainingsprogramma's.
/// SIPEF duldt geen seksuele intimidatie op de werkplaats.
SIPEF heeft in de meeste landen waar ze operationeel is een gedragscode ("Code of Conduct") ingevoerd. Bovendien heeft de Groep in 2017 officieel een beleid van groepsethiek ("group ethics policy") opgesteld, waarin een politiek van zerotolerantie tegen omkoperij en corruptie verankerd is. De tekst van dit beleid is beschikbaar op de website van SIPEF.
Corruptie is een belangrijk obstakel voor economische en sociale ontwikkeling.
Ondanks alle inspanningen om fraude te vermijden, werden toch nog gevallen van verschillend belang ontdekt door de interne audit teams.
Het management past een politiek van nultolerantie ten aanzien van fraude toe. Interne sancties en zelfs ontslagen worden opgelegd voor het niet-naleven van de bedrijfsregels.De ergste gevallen worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten en de Vennootschap werkt ten volle mee ingeval van rechtsvervolging.
De Groep heeft in 2017 en 2018 opleidingen inzake groepsethiek op touw gezet voor bepaalde geselecteerde personeelsleden. Het is de bedoeling dat de werknemers op alle niveaus van het bedrijf de relevantie en het belang van dit beleid volledig begrijpen.
Het beleid van SIPEF met betrekking tot het milieu, de sociale en personeelsaangelegenheden, de eerbiediging van de mensenrechten en de bestrijding van corruptie, stroken met de principes en criteria van de RSPO en de Groep streeft ernaar om voor 100% van zijn palmproducten over een RSPO-certificaat te beschikken. Dezelfde beleidslijnen zijn uitgetekend voor de overige activiteiten, kaderend in de "Rainforest Alliance"-certificering.
100% certificering voor de bestaande palmoliefabrieken, rubber en theefabrieken en bananenverpakkingsstations en hun bevoorradingsbasis (Groep en kleinschalige boeren), is de belangrijkste niet-financiële "Key Performance Indicator" (KPI) van de Groep.
De grafiek toont aan hoe de Groep geleidelijk aan zijn KPI verwezenlijkt. Doorheen de jaren werden meer en meer operationele eenheden gecertificeerd, waarbij eenzelfde fabriek verschillende certificeringen kan krijgen.
Reeds in 2006 werd het eerste certificaat, "GLOBALG.A.P.", toegekend aan de volledige bananenactiviteit van Plantations J. Eglin in Ivoorkust. In 2009 volgden twee RSPO-certificeringen in Papoea-Nieuw-Guinea. Dat was met name een grote stap voor Hargy Oil Palms Ltd, waar zowat de helft van de vruchtentrossen die de fabrieken verwerken afkomstig is van 3 700 gecertificeerde kleinschalige telers. Zij kregen gelijktijdig hun certificering in 2009 en blijven zich onverminderd inzetten voor het behoud ervan. In 2010 behaalden twee Indonesische palmoliefabrieken een RSPO-certificering en kregen beide fabrieken daar bovenop nog een ISCC-certificering. In de twee daarop volgende jaren bleef het aantal toegekende certificeringen onveranderd tot in 2013, jaar waarin eveneens twee ISCC-certificeringen aan twee bijkomende palmoliefabrieken werden toegekend.
In 2014 steeg het aantal RSPO-certificeringen tot zeven en in 2015 werd nog één nieuwe palmoliefabriek in Indonesië en twee palmpitoliefabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea RSPO-gecertificeerd. Na de verwerving van de bestaande palmolie-extractiefabriek in PT Dendymarker Indah Lestari (DIL) in 2017 was de hernieuwing van de RSPO-certificering voor de fabriek en de plantages in 2018 de meest recente grote verwezenlijking voor de Groep. Op die manier maakt SIPEF zijn belofte waar om al zijn palmoliefabrieken te laten certificeren volgens de RSPO-standaard.
In 2016 verscheen er een nieuwe certificering, de "Rainforest Alliance", die werd toegekend aan de theeproductie van Cibuni in Indonesië en aan de bananenactiviteit van Plantations J. Eglin in Ivoorkust. In 2017 werd deze certificering aan de eerste rubberfabriek van de Groep toegekend en in 2018 werden nog twee bijkomende rubberfabrieken "Rainforest Alliance" gecertificeerd.
Vandaag telt de Groep, op grond van 5 erkende standaarden, 27 certificeringen, die werden toegekend aan de operationele eenheden van de Groep (9 palmoliefabrieken, 2 palmpitoliefabrieken, 3 rubberfabrieken, 1 theeplantage en de bananenactiviteit). 6 certificeringsaanvragen zijn momenteel nog in behandeling.
| 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| RSPO: Roundtable on Sustainable Palm Oil |
2 | 4 | 6 | 6 | 6 | 7 | 10 | 10 | 11 | 11 | |||
| ISCC: International Sustainability and Carbon Certification |
2 | 2 | 2 | 4 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | ||||
| ISPO: Indonesian Sustainable Palm Oil |
2 | 4 | 5 | 5 | |||||||||
| Rainforest Alliance | 2 | 3 | 5 | ||||||||||
| GLOBALG.A.P. | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
| 1 | 1 | 1 | 3 | 7 | 9 | 9 | 11 | 12 | 18 | 22 | 25 | 27 |
In aanvulling van deze specifieke certificeringen voor producten, kreeg de Groep ook nog certificaten voor processen toegewezen. Zo werd in 2004 het milieubeheersysteem dat de Groep hanteert in Papoea-Nieuw-Guinea ISO 14001 gecertificeerd en kreeg in 2018 het kwaliteitsbeheersysteem in Indonesië een ISO 9001 certificering.
SIPEF blijft actief bijdragen aan de werking van de RSPO en zetelt in de "Board of Governors" namens de telers uit de 'Rest van de Wereld', waaronder Papoea-Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden. SIPEF is co-Chairman van het "Standing Committee for Standards", zetelt in de "Standing Committee-Trade and Traceability" (SC-T&T) en in de werkgroep "Biodiversity and High Conservation Values" (BHCV). SIPEF heeft deelgenomen aan de twee herzieningen van de RSPO-principes en -criteria, in 2015 en 2018, en is lid van het "RSPO National Interpretation"-forum in Papoea-Nieuw-Guinea.
92% van de palmproducten die de SIPEF-groep in 2018 produceerde, werd verkocht via RSPO- of ISCC-gecertificeerde traceerbare fysieke toevoerketens, tegenover 99% het jaar ervoor. Deze daling is het gevolg van de verminderde vraag naar "fully segregated" palmolie.
'Yayasan SIPEF Indonesia', is een stichting die SIPEF mee hielp oprichten in 2009 om de bescherming van belangrijke ecologische gebieden in Indonesië te verbeteren. Ze beheert momenteel twee projecten in Mukomuko, in het zuidwesten van Sumatra, in de provincie Bengkulu.
/// Het zeeschildpaddenproject, dat in 2010 van start ging, is een van de zeer weinige beschermingsprojecten in Sumatra die door de plaatselijke bevolking wordt uitgevoerd. Twee samenwerkende dorpen bewaken een stuk strand van ongeveer vijf kilometer en kijken of zeeschildpadden er eieren hebben gelegd. De eieren worden verzameld om ze tegen aasetende varanen te bescher-
"Het belangrijkste project van de stichting is het SIPEF "Biodiversity Indonesia-project" (SBI). Het staat in voor het beheer van een bosgebied van 12 656 hectare."
men en worden onder gecontroleerde omstandigheden uitgebroed. Door veranderende zeestromingen zijn de laatste jaren kiezelstenen op het strand aangespoeld. Daardoor is het gebied dat de schildpadden kunnen gebruiken kleiner geworden, maar vanaf 2018 was er een kentering in het broedbestand. Waar in 2017 slechts 1 013 eieren werden verzameld, steeg de populatie opnieuw naar 2 935 eieren, voornamelijk van de olijfgroene Ridley-schildpadden (Lepidochelys olivacea). SIPEF blijft steun bieden aan de lokale overheden en de dorpsbewoners die zich voor dit project inzetten, zodat alles in gereedheid zal zijn wanneer de omstandigheden op het strand zullen verbeterd zijn en de schildpadden weer in groten getale aan land zullen komen. In 2018 legden de lederschildpadden (Dermochelys coriacea) opnieuw eieren, de eersten in zeven jaar tijd. Zeeschildpadden hebben een uitstekend geheugen en keren altijd terug naar het strand waar ze zijn geboren.
/// Het belangrijkste project van de stichting is het SIPEF "Biodiversity Indonesia-project" (SBI). SBI staat in voor het beheer van een bosgebied van 12 656 hectare, dat als buffer fungeert voor het Kerinci Seblat National Park en verleent ecosysteemdiensten aan de bevolking die stroomafwaarts van het stroomgebied wonen. Deze zone is de verblijfplaats van de bedreigde Sumatra tijger (Panthera tigris S.). Het is een van de slechts 16 projecten in Indonesië die van het Indonesische ministerie van Bosbouw een vergunning voor ecosysteemherstel heeft gekregen, voor een periode van 60 jaar en waarvoor de SIPEF-groep jaarlijks een budget van ongeveer KUSD 200 uittrekt. Op het plaatselijke kantoor van SBI in Mukomuko werken 40 mensen, gaande van ervaren boswachters tot jonge afgestudeerden, die meestal uit de omliggende dorpen afkomstig zijn.
De eerste patrouilles en cameravallen waren operationeel in 2015. De patrouilles worden ingezet om de illegale houtkap, het illegaal planten van oliepalmen en het stropen tegen te gaan. Het patrouilleren is dus een belangrijke activiteit van SBI. In 2015 tekende het SBIteam 1 083 mandagen aan patrouilles op, in vergelijking met 1 147 in 2018. Deze cijfers tonen aan dat de illegale houtkap duidelijk een actuele dreiging blijft en de nauwe samenwerking met de dienst Bosbouw en de veiligheidsdiensten om deze te bestrijden, moet worden voortgezet.
In 2016 begonnen voor het eerst groepen uit de gemeenschap herbebossingswerken in het projectgebied uit te voeren. Sindsdien werden er meerdere groepen bosboeren opgericht en heeft het project bijna zijn volledige capaciteit bereikt. De bosboeren vormen een essentieel onderdeel van het project en zijn net zo belangrijk voor het succes ervan op lange termijn als de patrouilles. Hun hechte relatie met SBI zorgt ervoor dat de doelen van het project door de omliggende gemeenschappen worden begrepen en in grote mate worden gesteund. Zo beheren groepen bosboeren, onder het toezicht van SBI een deel van de meest aangetaste zones die worden geregistreerd bij de dienst Bosbouw. Op de percelen worden slechts boomgewassen aangeplant, zijnde een mix van meer dan twintig soorten fruitbomen, rubber en houtsoorten. Eind 2018 werden er acht kweektuinen actief uitgebaat, waarvan vijf beheerd werden door de stichting en drie door de dorpsbewoners. De beplanting van aangetaste boszones loopt gestaag verder en in 2018 werden 94 hectare herplant. Het SBI-project beheert het tweede grootste herbeboste gebied van alle 16 ecosysteemrestauratieprojecten.
De oliepalmen die illegaal in het projectgebied groeien, blijven gekapt worden. In 2017 werden er in het projectgebied 1 438 palmen gekapt en 62 in 2018. Deze vermindering wijst niet op een vertraging van de houtkap, maar op een verbetering van de algemene situatie. De kap wordt uitgevoerd met de instemming van de boeren, die de situatie met betrekking tot de grondrechten en het natuurbehoud begrijpen. De meeste van deze boeren hebben zich aangesloten bij de projectgroepen.
SBI heeft drie basiskampen, elk met een brandwachttoren: twee in het noorden en één in het zuiden van het gebied. Het project team bouwt momenteel een vierde kamp om het centrale gedeelte van de concessie te kunnen bereiken. Elk basiskamp vervult drie hoofdfuncties: permanente aanwezigheid op bekende toegangspunten tot het project, verzamelplaats voor patrouilles en biodiversiteitsmonitoring en kwekerijlocaties voor toekomstige beplantingsactiviteiten.
De meest dankbare activiteiten van het project zijn de cameravallen en de biodiversiteitsmonitoring . Dit blijkt uit de rijke megafauna die in het gebied kon geregistreerd worden: tijgers, nevelpanters, Maleise beren, tapirs, muntjaks en grote argusfazanten. Recentelijk werden er ook twee zeldzame diersoorten gespot: een vrij grote Aziatische goudkat en enkele wilde honden.
Deze positieve evoluties zetten de SIPEF-stichting ertoe aan haar activiteiten verder te zetten.

In november 2018 heeft het auditcomité de verschillende risico's waarmee de Groep wordt geconfronteerd opnieuw geanalyseerd. Tijdens deze oefening heeft het comité 71 risico's geïdentificeerd en geclassificeerd ("general, product, operational, workforce, financial, commercial, legal and political"). Vervolgens werden al deze risico's geëvalueerd op basis van de waarschijnlijkheid van hun voorkomen en hun impact voor de Vennootschap en werden ze in kaart gebracht.
Hierna worden enkel 11 specifieke risico's vermeld, die op basis van die analyse zeker of bijna zeker zullen voorkomen in de SIPEF-groep en die in belangrijke mate of op middelmatige wijze de financiële situatie, de bedrijfsresultaten of de liquiditeit van de Groep negatief zouden kunnen beïnvloeden en leiden tot bijzondere waardeverminderingen op activa.
Volgende specifieke risico's worden geïdentificeerd:
| Risico's | Zeker | Bijna zeker | Waarschijnlijk |
|---|---|---|---|
| 1 Risico's verbonden aan de spreiding van de activiteiten over een beperkt aantal landen en aan de beperkte diversificatie in producten |
Hoog | ||
| 2 Risico's in verband met expansie | Hoog | ||
| 3 Afhankelijkheid van een beperkt aantal belangrijke klanten | Hoog | ||
| 4 Risico's verbonden met de eigendomsrechten en gebruiksrechten van gronden |
Hoog | ||
| 5 Risico op natuurrampen (plantages – fabrieken) | Impact Hoog |
||
| 6 Risico van de stijgende grondstoffengerelateerde inputkosten |
Gemiddeld | ||
| 7 Risico's om voldoende personeel te vinden in afgelegen gebieden |
Gemiddeld | ||
| 8 Risico van loonstijging | Gemiddeld | ||
| 9 Klimatologische risico's | Gemiddeld | ||
| 10 Risico van onverwachte daling van de toekomstige korte termijn marges |
Gemiddeld | ||
| 11 Risico in verband met de Europese aandacht voor duurzaamheid en de verhoogde RSPO-beperkingen |
Gemiddeld | ||
| Mogelijkheid |
De Groep produceert palmproducten, natuurlijk rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. Het zwaartepunt van zijn activiteiten ligt bij het telen van palmproducten in Indonesië die 87% van de totale omzet uitmaken. Indien er dus problemen optreden van welke aard ook, in Indonesië en in mindere mate in Papoea-Nieuw-Guinea of Ivoorkust, die het telen of produceren van deze producten belemmeren, zou dit een belangrijke negatieve impact kunnen hebben op de resultaten en de financiële situatie van de Groep.
De expansiestrategie van de Groep bestaat uit expansie door organische groei via de verwerving van extra beplantbare percelen die in aanmerking komen voor RSPO-certificering. Er is geen zekerheid dat de Groep voldoende en voor agronomisch gebruik geschikte gronden die passen in zijn duurzaamheidspolitiek kan verwerven aan economisch verantwoorde voorwaarden. De verwerving van deze gebieden, in eigendom of via concessieovereenkomsten, is des te moeilijker vanwege de beperkte beschikbaarheid van landbouwgrond en de hevige concurrentie van andere plantagebedrijven. De beperkte beschikbaarheid van grond voor toekomstige expansie zou een ongunstige invloed kunnen hebben op de groeistrategie van de Groep.
De uitvoering van overnames of desinvesteringen en het aangaan van strategische allianties en joint ventures zijn een integraal onderdeel van de groeistrategie van de Groep. Er is echter geen zekerheid dat enige van deze transacties zullen worden gerealiseerd of gunstig zullen zijn voor de Groep. Naar aanleiding van één van deze verrichtingen kan de Groep bijvoorbeeld worden geconfronteerd met moeilijkheden om nieuwe bedrijven in andere landen efficiënt in zijn bestaande activiteiten te integreren. Ondanks een due diligence kunnen er nog steeds onvoorziene juridische, reglementaire, contractuele, arbeidsgerelateerde of andere problemen optreden die de integratievoordelen, kwaliteitsniveaus en kostenbesparingen die voor de betreffende verrichting werden geïdentificeerd in de weg staan.
SIPEF verkoopt ongeveer 92% van haar palmolie, palmpitolie en palmpitten in gecertificeerde fysische goederenstromen van de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC) voor respectievelijk gebruik in de voedingssector of voor de productie van groene energie. Zij richt zich tot een beperkt aantal klanten met wie ze een langetermijnrelatie heeft opgebouwd en die bereid zijn een premie te betalen in ruil voor de kwaliteitscertificering. In de toekomst zal SIPEF blijven streven om 100% van al haar producten te leveren in gecertificeerde fysische goederenstromen die volledig traceerbaar zijn. De Vennootschap rekent dan ook op een gelijkaardige inspanning van de zijde van de palmolieconsumenten, maar heeft hieromtrent geen enkele zekerheid.
Het behoud van de eigendomsrechten en concessierechten is van primordiaal belang voor de Groep om de productie in de verschillende landen te kunnen verzekeren en verder uit te bouwen.
De activiteiten en de resultaten van de Groep zouden dus ernstig nadelig kunnen beïnvloed worden als hij er niet in slaagt deze rechten te behouden of, in geval van concessieovereenkomsten, deze te kunnen hernieuwen voor een lange termijn. Er is eveneens een risico voor de Groep van zodra de bestaande gebruiksrechten van grond worden beperkt.
De quasi-totaliteit van de activiteiten van de Groep vindt plaats in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. Deze landen zijn vulkanische gebieden waar het risicico op natuurrampen zoals, ondermeer, aardbevingen, aardverschuivingen, modderlawines en tsunami's groot is. Ivoorkust wordt dan weer geteisterd door tornado's. Al deze natuurrampen kunnen desastreuze gevolgen hebben zowel voor de plantages als voor de fabrieken. Bovendien kunnen de plantages geconfronteerd worden met insectenplagen of nieuwe planten- en boomziektes waardoor hele oogsten kunnen verwoest worden. Dergelijke rampen kunnen een materiële negatieve invloed hebben op de omzet en de financiële resultaten van de Groep.

De belangrijkste landbouwgrondstoffen van de Groep zoals brandstof en meststof, zijn blootgesteld aan prijsschommelingen. Deze prijsschommelingen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op de kosten van de Groep en kunnen bijgevolg een negatieve invloed hebben op de bedrijfsresultaten van de Groep.
De productie van palmproducten, rubber, thee en bananen is zeer arbeidsintensief. Door de afgelegen locatie van bepaalde terreinen zou het in de toekomst moeilijk kunnen worden om personeel te vinden dat bereid is er te werken.
De arbeidskosten, personeelskosten en kosten van voordelen van allerlei aard kunnen in de toekomst op een belangrijke manier stijgen in de landen waar de Groep operationeel is. Dergelijke stijgingen kunnen het gevolg zijn van beschermende regelgeving van de lokale overheden. Aangezien de activiteiten van de Groep heel arbeidsintensief zijn, kunnen onverwachtse stijgingen een grote kost vertegenwoordigen en drukken op de resultaten van de Groep.
De geproduceerde volumes en de gerealiseerde omzet en marges worden in zekere mate beïnvloed door klimatologische omstandigheden zoals neerslag, zonneschijn, temperatuur en vochtigheidsgraad. Ongunstige weersomstandigheden kunnen storingen in de landbouwactiviteiten veroorzaken en een negatieve impact hebben op de landbouwproductie. Ernstige slechte weersomstandigheden (overstromingen, droogtes, zware stormen) kunnen leiden tot aanzienlijke schade aan eigendommen, langdurige onderbrekingen in de activiteiten, persoonlijke letsels en andere schade berokkenen aan de bedrijfsactiviteiten van de Groep.
De potentiële fysieke gevolgen van de klimaatverandering zijn onzeker en kunnen naargelang de regio en het product verschillen.
De gerealiseerde omzet en marges zijn in belangrijke mate afhankelijk van schommelingen in de marktprijzen van voornamelijk palmolie en palmpitolie. Economische factoren waarover de Groep geen controle heeft, beïnvloeden de vraag en aanbod van deze producten, evenals de prijzen ervan. Er is een risico dat dergelijke schommelingen een ongunstig effect hebben op de winstgevendheid van de Groep. Op basis van het budget 2019, zou een verandering van de palmolieprijs met USD 100 CIF Rotterdam per ton een impact hebben op het resultaat na belasting van ongeveer USD 26 miljoen per jaar, exlusief het effect van exporttaksen.
De reputatie van de Groep is gebaseerd op haar RSPO-certificering. Aangezien de bezorgdheid over duurzaamheid en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen onder de consumenten steeds toeneemt, zouden er door Europa of de verschillende overheden van de landen waar SIPEF operationeel is, uitgebreidere regels kunnen worden opgelegd aan de bedrijven. Het is niet zeker dat de Groep en de lokale producenten op elk moment deze certificeringsvereisten zullen kunnen naleven. Als de Groep er niet in zou slagen om aan deze vereisten te voldoen, kan hij zijn certificering verliezen of kan de certificering worden opgeschort. Dergelijk verlies of opschorting zou een ongunstig effect kunnen hebben op de activiteiten, de reputatie en de financiële situatie van de Groep.
Geen enkel van de bovenvermelde risico's is verzekerd, met uitzondering van het risico op natuurrampen – fabrieken. Voor dit laatste risico is een verzekering afgesloten die de potentiële schade dekt aan de gebouwen, de installaties, de gebruiksvoorwerpen en de producten die zich in de fabrieken bevinden.
Naast de specifieke risico's heeft de Groep eveneens te maken met meer algemene risico's, in verband met:
Met betrekking tot de risico's verbonden aan de regelgeving, dient opgemerkt dat er momenteel een taksheffing bestaat op elke export van palmolie uit Indonesië.
Alhoewel deze heffing niet van toepassing is op binnenlandse verkopen, beïnvloedt ze toch de verrichtingen met lokale klanten die enkel bereid zijn de verkoopprijs verminderd met een bedrag gelijk aan de exporttaks te betalen. Deze heffingen hebben dus een grote impact op alle palmolie geproduceerd door SIPEF in Indonesië. In 2018 bedroeg deze taks gemiddeld USD 42 per ton tegenover USD 53 per ton in 2017, USD 51 per ton in 2016, USD 28 per ton in 2015 en USD 68 per ton in 2014.
Tenslotte kunnen er nog risico's zijn waarvan de SIPEFgroep nu vermoedt dat ze beperkt zijn, maar die uiteindelijk toch een aanzienlijk negatief effect zouden kunnen hebben. Er kunnen ook bijkomende risico's zijn waarvan de Groep zich momenteel niet bewust is.

SIPEF heeft steeds het beleid van de Vennootschap afgestemd op de best practices van deugdelijk bestuur. In 2005 heeft de raad van bestuur het eerste Corporate Governance Charter ("Charter") goedgekeurd dat werd opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Belgische Corporate Governance Code 2004. Sindsdien werd het Charter regelmatig geactualiseerd in functie van de evolutie van de toepasselijke regelgevingen en de goede praktijken van deugdelijk bestuur. Zo werd het aangepast aan de Belgische Corporate Governance Code 2009 die SIPEF aangenomen heeft als referentiecode (www.corporategovernancecommittee.be). Het werd voor de laatste maal gewijzigd in november 2018 en kan geconsulteerd worden op de website (www.sipef.com/hq/investors/ shareholders-information/corporate-governance/).
Het Charter groepeert de gedragsregels van de leden van de raad van bestuur en de verschillende comités van de Vennootschap en stippelt de richtlijnen uit voor de samenstelling en de werkwijze van deze organen. Het bevat bovendien de gedragsregels die gelden voor de leidinggevende personen en het personeel van de Vennootschap indien deze verrichtingen met betrekking tot financiële instrumenten van SIPEF uitvoeren.
De 'Corporate governance verklaring' besteedt bijzondere aandacht aan feitelijke informatie omtrent het deugdelijk bestuur. Dit hoofdstuk beschrijft ondermeer de eventuele wijzigingen in het beleid en de relevante gebeurtenissen inzake deugdelijk bestuur die tijdens het afgelopen boekjaar en de periode van het afsluiten van het boekjaar tot de vergadering van de raad van bestuur van 12 februari 2019 hebben plaatsgevonden. Bovendien worden er eventuele afwijkingen op de aanbevelingen van de Code over diezelfde periode toegelicht volgens het "comply or explain"-principe. Tot slot bevat de verklaring het diversiteitsbeleid dat SIPEF toepast voor de samenstelling van de raad van bestuur en het uitvoerend management, zoals voorgeschreven door de wet van 3 september 2017 betreffende de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote vennootschappen en groepen.
/// François Van Hoydonck, Tom Bamelis, Luc Bertrand, Petra Meekers, Priscilla Bracht, Regnier Haegelsteen,
Jacques Delen, Antoine Friling, Sophie Lammerant-Velge, Bryan Dyer ///

Op 31 december 2018 bestaat de raad van bestuur uit 10 leden.
| Duur mandaat |
|
|---|---|
| Baron Luc Bertrand, voorzitter | 2016-2020 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder |
2015-2019 |
| Tom Bamelis | 2018-2022 |
| Priscilla Bracht | 2018-2022 |
| Baron Jacques Delen | 2016-2020 |
| Bryan Dyer | 2015-2019 |
| Antoine Friling | 2015-2019 |
| Regnier Haegelsteen | 2015-2019 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2015-2019 |
| Petra Meekers | 2018-2022 |
Ten minste de helft van de leden van de raad zijn niet-uitvoerende bestuurders, namelijk negen op de tien bestuurders.
Drie bestuurders op de tien zijn vrouwen. De Vennootschap respecteert dus op het gebied van genderdiversiteit het wettelijk voorgeschreven quota van een derde.
Bovendien telt de raad van bestuur op 31 december 2018 de volgende onafhankelijke bestuurders:
/// Antoine Friling
Deze bestuurders beantwoorden aan alle onafhankelijkheidscriteria vervat in artikel 526ter Wetboek Vennootschappen.
Het aandeelhouderschap van de Vennootschap wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een controlerende aandeelhouder, Ackermans & van Haaren die optreedt in onderling overleg met de familie Baron Bracht en Cabra NV op grond van een aandeelhoudersovereenkomst die oorspronkelijk werd afgesloten in 2007 voor een periode van 15 jaar. In 2017 werd deze overeenkomst aangepast en verlengd voor een nieuwe periode van 15 jaar.
Ondanks deze controlerende aandeelhoudersstructuur, oefent geen enkele bestuurder of groep van bestuurders een dominerende invloed uit op de werking van de raad van bestuur.

Luc Bertrand Geboren: 14 februari 1951 Nationaliteit: Belgische
Luc Bertrand studeert af als Handelsingenieur aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij begint zijn loopbaan bij Corporate Finance Ban-
kers Trust als vice-president en sales manager, Northern Europe. Hij treedt toe tot Ackermans & van Haaren in 1986 waarvan hij het executief comité voorzit van 1990 tot 2016. Vandaag is hij er voorzitter van de raad van bestuur. Daarnaast is hij, ondermeer, voorzitter van de raad van bestuur van DEME en CFE en bestuurder van Delen Private Bank en van Bank J. Van Breda & C°. Tevens zetelt hij in de raad van bestuur van verschillende nonprofitorganisaties. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 1996.

Geboren: 29 augustus 1959 Nationaliteit: Belgische
François Van Hoydonck heeft een Graduaat Boekhouden en Fiscaliteit van de Sint-Eligius Business School Antwerpen. Hij treedt toe tot SIPEF
in 1979 waar hij zich specialiseert in de palmoliesector en andere agrarisch-industriële activiteiten en het financieel beheer ervan. Van 1995 tot 2007 oefent hij de functie van "chief financial officer" uit bij de SIPEF-groep. Sinds 2007 is hij gedelegeerd bestuurder van SIPEF.

Geboren: 20 juni 1966 Nationaliteit: Belgische
Tom Bamelis heeft een diploma van Handelsingenieur van de Katholieke Universiteit Leuven en een Master in Financial Management van de
VLEKHO Business School. Hij start zijn loopbaan in 1988 als auditor bij Touche Ross (vandaag Deloitte) in Brussel en vervoegt in 1994 het financieel departement van Groep Brussel Lambert als directie-attaché. In 1999 stapt hij over naar Ackermans & van Haaren, waar hij "chief financial officer" is en lid van het executief comité. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2018.

Geboren: 18 mei 1977 Nationaliteit: Belgische
Priscilla Bracht is Licenciaat Kunstgeschiedenis en Archeologie (Université Libre de Bruxelles) en heeft Europese Relaties en Internationale Politiek
gestudeerd. Ze profileert zich als bestuurder van familiale vennootschappen. Zij is bestuurder van SIPEF sinds 2004.

Jacques Delen
Geboren: 17 oktober 1949 Nationaliteit: Belgische
Jacques Delen heeft een diploma van Wisselagent. In 1975 komt hij aan de leiding van de Antwerpse beursvennootschap Delen & C° die was opge-
start door zijn vader in 1936. Vervolgens richt hij de holding Delen op die in 1989 wordt geïntroduceerd op de beurs en in 1992 fusioneert met Ackermans & van Haaren, waarvan hij datzelfde jaar bestuurder wordt en van 2011 tot 2016 de raad van bestuur voorzit. Tussen 1975 en 2014 groeit onder zijn leiding als CEO de beursvennootschap Delen & C° uit tot Delen Private Bank, één van de grootste private banken van België waarvan hij sinds 2014 voorzitter van de raad van bestuur is. Sinds 1998 is hij eveneens bestuurder van Bank J. Van Breda & C°. Hij zetelt in de raad van bestuur van SIPEF sinds 2005.

Geboren: 4 januari 1949 Nationaliteit: Britse
Bryan Dyer heeft een "honours degree in Agriculture Science" (tropical crop science) aan de University of Reading (UK). Hij volgt aan de Lon-
don Business School het " Senior Executive Programme" en aan het Insead Business School te Fontainebleau het "Strategic Industrial Marketing Programme". Hij start zijn carrière bij Booker Sugar Estates Ltd in Guyana en is vervolgens actief als manager, gedelegeerd bestuurder en CEO in grote internationale agrarische industriële groepen ondermeer in Kenia, Papoea-Nieuw-Guinea, Somalië, Madagaskar, Indonesië en in de UK. In 2012 gaat hij gedeeltelijk met pensioen. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2015.

Geboren: 29 januari 1958 Nationaliteit: Belgische
Antoine Friling heeft een "Bachelor of Business Administration, Finance & Marketing" en een "Master of Business Administration - Interna-
tional Management". Hij is verschillende jaren actief in de banksector en is sinds vele jaren bestuurder van familiale, industriële en financiële vennootschappen in Europa en Zuid-Amerika. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2007.

Regnier Haegelsteen behaalt het diploma van Licentiaat in de Rechten aan de Université catholique de Louvain en een Master of Business
Administration. Hij start zijn loopbaan in de Morgan Bank te Brussel en New York. In 1985 vervoegt hij Groep Brussel Lambert waar hij verantwoordelijk is voor de financiële holdings. In 1990 stapt hij over naar Bank Degroof en wordt in 1993 verantwoordelijk voor de "investment banking". Van 2006 tot 2014 is hij voorzitter van het directiecomité en gedelegeerd bestuurder van Bank Degroof. Hij zetelde in de raad van bestuur van Etex, Atenor en Schreder. Hij is Bestuurder van SIPEF sinds 1999.

Nationaliteit: Belgische
Sophie Lammerant-Velge is Licentiaat Economie (ICHEC Brussels Management School) en heeft een "Master of Business Administration"
(INSEAD Business School) en een "Executive Master in Corporate Finance" (Vlerick Business School). Zij is medeoprichter en ondervoorzitter van Family Business Net Belgium. Zij was bestuurder van Family Business Net International, waar ze momenteel lid is van het benoemings- en sustainabilitycomité. Ze is eveneens bestuurder van Bekaert SAK en van Banque Transatlantique Belgium waar ze zetelt in het auditcomité. Zij zit in de adviesraad van Spencer Stuart en van Landon Investments Family Office (Barcelona). Ze is sinds vele jaren actief in verschillende educatieve, kunsten filantropische verenigingen. Zij is bestuurder van SIPEF sinds 2011.


Geboren: 1 december 1973 Nationaliteit: Nederlandse
Petra Meekers is gediplomeerd in de Biomedische Wetenschappen en heeft een Bachelor in de Biochemie. Van 2006 tot 2008 is zij actief in de
sector hernieuwbare energie als onafhankelijk consultant van BioX Sdn Bhd. Vervolgens is ze tot 2015 "Group Sustainability Manager" bij New Britain Palm Oil en wordt in 2015 Director of CSR & Sustainable Development benoemd van Musim Mas Holdings Ltd. Vandaag is ze actief bij Unilever Asia Pte Ltd als "vice-president " "Sustainable Sourcing Unilever". Ze is bestuurder van SIPEF sinds 2017.
De raad kan enkel efficiënt beraadslagen en beslissen indien het aantal leden beperkt is en de nodige diversiteit binnen de raad aanwezig is.
Bij de benoeming van de bestuurders laat de Vennootschap zich ondermeer leiden door de volgende criteria: ervaring, kennis, opleiding, leeftijd, gender en nationaliteit.
Bovendien besteedt de raad bijzondere aandacht aan de complementaire bekwaamheden van zijn leden die veelal gepaard gaan met de uiteenlopende achtergronden van de bestuurders.
De Vennootschap tracht eveneens de belangen van alle stakeholders te waarborgen door de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders.
SIPEF dult geen enkele vorm van discriminatie.
De achtergrond en professionele ervaring van de leden zijn heel gediversifieerd binnen de raad. Ze strekken zich uit over de volgende sectoren: agrarische, financiële, industriële en marketingsector.
De leden van de raad vertegenwoordigen drie verschillende nationaliteiten: de Belgische, Engelse en Nederlandse.
Reeds vele jaren zijn er vrouwen aanwezig in de raad van bestuur van SIPEF. Zo werd in 2004 Priscilla Bracht benoemd als eerste vrouwelijke bestuurder. In 2011 vervoegde Sophie Lammerant-Velge de raad en in 2017 werd het aantal vrouwelijke bestuurders opgetrokken tot drie met de coöptatie van Petra Meekers in de plaats van Antoine de Spoelberch.
SIPEF streeft de aanwezigheid van een voldoende aantal onafhankelijke bestuurders in de raad van bestuur na. Eind 2018 hebben vier van de tien bestuurders een onafhankelijk karakter.
De mandaten van bestuurder van Bryan Dyer, Antoine Friling, Regnier Haegelsteen, Sophie Lammerant-Velge en François Van Hoydonck vervallen na afloop van de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019.
Het mandaat van Bryan Dyer zal niet hernieuwd worden, aangezien hij de leeftijdsgrens van 70 jaar overschrijdt in 2019.
De overige bestuurders stellen zich opnieuw kandidaat als bestuurder: Antoine Friling, Sophie Lammerant-Velge en François Van Hoydonck voor een periode van vier jaar en Regnier Haegelsteen voor één jaar, aangezien hij in 2020 de leeftijdsgrens van 70 jaar zal bereiken.
Indien Antoine Friling herbenoemd wordt door de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019, zal hij meer dan 12 jaar bestuurder zijn. Hij zal dus niet langer meer als onafhankelijk bestuurder kunnen worden beschouwd volgens de criteria van artikel 526ter Wetboek Vennootschappen en de statuten van de Vennootschap.
Sophie Lammerant-Velge daarentegen beantwoordt nog steeds aan de voorvermelde criteria van onafhankelijkheid, zoals ze heeft bevestigd in een schrijven van 12 februari 2019 aan de raad van bestuur. De hernieuwing van haar mandaat als onafhankelijk bestuurder zal dus ter goedkeuring aan de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 worden voorgelegd.
Er zal aan de algemene vergadering van 12 juni 2019 voorgesteld worden Nicholas Mark Thompson te benoemen als nieuwe bestuurder voor een periode van vier jaar. Zijn mandaat zal dus vervallen na afloop van de algemene vergadering van juni 2023 die zich uitspreekt over de rekeningen van het boekjaar 2022.
Nicholas Mark Thompson beantwoordt aan alle onafhankelijkheidscriteria zoals voorgeschreven door artikel 526ter Wetboek Vennootschappen. In zijn brief van 22 februari 2019 beaamt hij zijn onafhankelijk karakter op basis van deze criteria. De gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 zal dus uitgenodigd worden om het onafhankelijk karakter van Nicholas Mark Thompson te herkennen.
De Belgische Corporate Governance Code 2009 beperkt het aantal mandaten dat een bestuurder in beursgenoteerde vennootschappen mag uitoefenen tot vijf.
Hierna volgen de namen van de bestuurders die in andere op de beurs genoteerde vennootschappen een mandaat van bestuurder bekleden:
| Baron Luc Bertrand: | Ackermans & van Haaren | |||
|---|---|---|---|---|
| CFE | ||||
| SIPEF | ||||
| Baron Jacques Delen: | Ackermans & van Haaren SIPEF |
De raad van bestuur van SIPEF kwam zesmaal samen in 2018. De gewogen gemiddelde aanwezigheidsgraad bedroeg 93%. De individuele aanwezigheidsgraad was de volgende:
| Aanwezigheid | |
|---|---|
| Baron Luc Bertrand, voorzitter | 6/6 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder |
6/6 |
| Tom Bamelis (vanaf 13 juni 2018)* | 4/4 |
| Priscilla Bracht | 6/6 |
| Baron Jacques Delen | 6/6 |
| Bryan Dyer | 6/6 |
| Antoine Friling | 3/6 |
| Regnier Haegelsteen | 5/6 |
| Sophie Lammerant-Velge | 6/6 |
| Petra Meekers | 6/6 |
| * aanwezigheidspercentage berekend vanaf de gewone algemene |
vergadering van 13 juni 2018 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat
De raden van bestuur van februari en augustus stelden de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële staten vast. De vergaderingen van juni en september legden de kwartaalresultaten van de Groep vast. Deze vergaderingen keurden eveneens de persberichten met betrekking tot deze rekeningen en resultaten goed.
In principe werd op elke vergadering de ontwikkeling van de activiteiten van de verschillende dochterondernemingen opgevolgd aan de hand van een rapportering opgesteld door het executief comité. De bestuurders werden eveneens op regelmatige basis ingelicht over de verdere afwikkeling van de verkoop van BDM/ASCO-verzekeringen die werd getekend in 2017 maar afgerond in 2018.
Daarnaast sprak de raad van bestuur van 13 februari, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, zich uit over de interactie tussen de raad en het uitvoerend management. Diezelfde vergadering boog zich over de hernieuwing van de mandaten van twee bestuurders en de benoeming van Tom Bamelis als nieuw lid van de raad van bestuur.
Op 13 juni legden de bestuurders de presentaties bestemd voor de gewone algemene vergadering, evenals de agenda van de buitengewone algemene vergadering.
Op 18 september werd een bijzondere vergadering georganiseerd rond de vragenlijst in verband met het functioneren van de raad en de samenstelling van de raad.
Tijdens de vergadering van 20 september werd het 10-jarige businessplan bijgewerkt, de toekomstige marketingstrategie en de te volgen koers op het gebied van duurzaamheid bepaald. De successieplanning voor het management en het personeel van de buitenlandse dochters en het management van de Belgische moeder stond eveneens op de agenda.
Op 19 november stelde de raad de budgetten van de Groep voor 2019 vast en nam bepaalde beslissingen omtrent de kredietfaciliteiten. Verder keurde de raad het 'Algemeen Privacybeleid' en het 'Privacybeleid voor het personeel' goed evenals de updates van de "Responsible Plantations Policy" en van het " Corporate Governance Charter".
Tenslotte werden de vergoedingen van de leden van het management geanalyseerd en werd besloten een nieuw optieplan voor de leden van het uitvoerend management op te zetten.
Op regelmatige tijdstippen evalueren de bestuurders de omvang, de samenstelling en de werking van de raad van bestuur en de comités van de Vennootschap. Oorspronkelijk voorzag het Charter een dergelijke evaluatie om de vier jaar. In november werd deze periode teruggebracht tot drie jaar, wat conform is met de Belgische Corporate Governance Code 2009.
Bovendien beoordelen de niet-uitvoerende bestuurders, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, éénmaal per jaar de relatie tussen de raad van bestuur en het uitvoerend management (artikel 2.7 van het Charter).
De jaarlijkse evaluatie van de interactie tussen de raad van bestuur en het executief comité, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, vond plaats in februari 2018. De betrokken bestuurders oordeelden dat er voldoende transparantie is en een goede samenwerking bestaat tussen beide organen.
Op 18 september werd een bijzondere vergadering van de raad van bestuur volledig gewijd aan de evaluatie van de omvang, de samenstelling en de werking van de raad van bestuur, alsook van de comités. Daarbij werd bijzondere aandacht besteed aan de actuele samenstelling van de raad. Die werd geschikt bevonden qua omvang en er werd geoordeeld dat de essentiële kwalificaties voldoende aanwezig zijn.
De raad deed bovendien enkele voorstellen met betrekking tot de organisatie van de vergaderingen.
| François Van Hoydonck, voorzitter |
gedelegeerd bestuurder |
|---|---|
| Charles De Wulf | directeur estates department |
| Thomas Hildenbrand | directeur fruit department |
| Robbert Kessels | chief commercial officer |
| Johan Nelis | chief financial officer |
/// François Van Hoydonck, Charles De Wulf, Robbert Kessels, Johan Nelis, Thomas Hildenbrand ///

Op 31 december 2018 bestaat het uitvoerend management uit vijf personen waaraan de raad van bestuur het dagelijks bestuur heeft gedelegeerd en die samen handelen als college onder de naam 'executief comité'. Het comité wordt voorgezeten door François Van Hoydonck die tevens bestuurder van de Vennootschap is.
De raad benoemt de leden van het executief comité voor onbepaalde duur met uitzondering van de leden die bestuurder zijn. De duur van de delegatie van het dagelijks bestuur wordt dan bepaald door de duur van het mandaat van bestuurder. Dit verklaart waarom de raad van bestuur van 12 februari 2019 de delegatie van het dagelijkse bestuur aan François Van Hoydonck heeft hernieuwd onder de opschortende voorwaarde van de hernieuwing van zijn mandaat van bestuurder door de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019. Aldus wordt de continue werking van het executief comité verzekerd.
De Vennootschap heeft niet de intentie de samenstelling van dit comité in 2019 te wijzigen.

Geboren: 29 augustus 1959 Nationaliteit: Belgische
François Van Hoydonck heeft een Graduaat Boekhouden en Fiscaliteit van de Sint-Eligius Business School Antwerpen. Hij treedt toe tot SIPEF in 1979 waar hij zich specialiseert in
de palmoliesector, andere agrarisch-industriële activiteiten en het financieel beheer ervan. Van 1995 tot 2007 oefent hij de functie van chief financial officer van de SIPEF-groep uit. Sinds 2007 is hij gedelegeerd bestuurder van SIPEF en voorzitter van het executief comité.

Geboren: 22 augustus 1964 Nationaliteit: Belgische
Charles De Wulf heeft een masterdiploma van Industrieel Ingenieur in Tropische Agronomie en eveneens van "Business Administration and
Management". Hij start zijn loopbaan in 1989 in West-Afrika op een rubberplantage van de SIPEF-groep als financial controller en is tot 2003 actief in het beheer van verschillende fruitplantages in Zuid- en Centraal Amerika en de Caraïben. Hij is gedurende 10 jaar onafhankelijk consultant voor zowel privé- als institutionele klanten, met als specialisatie 'verantwoord en duurzaam beleid' voornamelijk in de bananensector. Hij treedt in 2013 toe tot SIPEF als 'directeur estates departement ' en lid van het executief comité.

Geboren: 29 december 1962 Nationaliteit: Franse
Thomas Hildenbrand volgt de opleiding 'Agronoom' en behaalt een Master van "Technicien Agricole, option Horticulture". Hij start zijn professio-
nele carrière in Zwitserland in 1983 en vertrekt in 1984 naar Ivoorkust waar hij aan de slag gaat in de SIPEF-groep bij de Plantations J. Eglin SA als productiedirecteur en vervolgens als directeur-generaal. Tussen 1990 en 1994 richt hij Société Bananière de Motobé op die hij verder uitbouwt en die heden deel uitmaakt van Plantations J. Eglin, waarvan hij momenteel bestuurder is.
In 1994 stapt hij over naar het hoofdkantoor van SIPEF in België waar hij eerst actief is als directie-attaché en momenteel als 'directeur fruit department' en lid van het executief comité.

Geboren: 21 maart 1975 Nationaliteit: Nederlandse Robbert Kessels behaalt een Master in International Business aan de Universiteit van Maastricht. Hij begint zijn carrière bij Cargill Rotterdam
als "commercial trainee" aan de trading desk. Vervolgens oefent hij 7 jaar verschillende functies uit in het trading departement van Cargill in Indonesië en Singapore. In 2012 gaat hij aan de slag bij SIPEF als "chief commercial officer" en is lid van het executief comité.

Geboren: 20 oktober 1968 Nationaliteit: Belgische
Johan Nelis heeft een diploma 'Toegepaste Economische Wetenschappen' (Universiteit Antwerpen) en een certificaat "Coopération au Déve-
loppement" (Université Libre de Bruxelles). Hij start zijn loopbaan in 1992 bij Ernst & Young, Belgium (heden EY) als auditor. Vervolgens vervoegt hij Fortis Group (insurance), Belgium als interne auditor waar hij verantwoordelijk is voor operationele en financiële audits. In 1998 begint hij te werken bij SIPEF als financial controller. In 2007 wordt hij 'chief financial officer' van de groep en lid van het executief comité.
Het diversiteitsbeleid dat de samenstelling van de raad van bestuur bepaalt, is eveneens van toepassing op het executief comité. Een evenwichtige en gevarieerde samenstelling is des te belangrijk voor het comité dat met een beperkt aantal personen over de nodige kennis en ervaring moet beschikken om alle aspecten van de activiteiten van de Vennootschap te kunnen behandelen.
Bij de benoeming van de leden laat de Vennootschap zich dus vooral leiden door de ervaring, kennis en opleiding van de kandidaten zodat er voldoende complementaire bekwaamheden aanwezig zijn.
Bovendien zijn leeftijd, gender en nationaliteit eveneens criteria die een rol spelen. Ze garanderen een gevarieerde manier van denken en handelen.
Er wordt geen enkele vorm van discriminatie geduld.
Elk lid van het comité heeft zijn eigen specifieke bekwaamheden die verschillende domeinen bestrijken: agrarisch management, commercieel en administratief management, finance, legal en IT. Waar nodig hebben de leden de vereiste ervaring met de landen waar SIPEF aanwezig is of met landen in tropische en sub-tropische gebieden.
De leeftijd van de leden varieert van begin veertig tot zestig jaar. De leeftijdslimiet is vastgelegd op 65 jaar.
Er zijn drie verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd in het comité: de Franse, Nederlandse en Belgische.
Hoewel SIPEF volledig openstaat voor het integreren van vrouwen in het bedrijf op alle niveaus - zowel in België als in het buitenland bekleden vrouwen sleutelposities - is er momenteel geen vrouw lid van het executief comité.
In principe komt het executief comité, behoudens onvoorziene omstandigheden, elke dinsdag samen en telkens wanneer het belang van de Vennootschap het vereist.
Het comité is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de Groep, met in begrip van alle handelingen die nodig zijn om de courante activiteiten van de Vennootschap en de andere vennootschappen van de Groep uit te voeren en in goede banen te leiden. Het beschikt daarbij over de nodige operationele vrijheid en middelen om zijn taak naar behoren uit te voeren.
In de praktijk bereidt het Comité alle beslissingen van de raad voor en zorgt tevens voor de uitvoering van de genomen beslissingen. Zo bereidde het comité in 2018, ondermeer, de maatschappelijke en geconsolideerde rekeningen van de Groep voor, evenals de kwartaalcijfers en stelde de budgetten op korte en lange termijn op die ter goedkeuring aan de raad werden voorgelegd. Het maakte voorstellingen voor de raad van de operationele en financiële ontwikkelingen van de Groep en rapporteerde over de organisatie van de interne audit in de operationele vennootschappen van de Groep. Het werkte voorstellen over de te volgen strategie uit.
Het Charter vermeldt geen specifieke procedure voor de evaluatie van de samenstelling, de werking en de performantie van het uitvoerend management, zoals voorgeschreven door de Belgische Corporate Governance Code 2009. Die worden heel het jaar door in de praktijk beoordeeld door de raad van bestuur op grond van het door het comité geleverde werk en voorbereidingen voor de raad.
Verder spreken de niet-uitvoerende bestuurders zich jaarlijks uit, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, over de interactie tussen de raad en het executief comité. Ze oordeelden op 13 februari 2018 dat de raad een goede samenwerking heeft met het executief comité en voldoende transparant is.
Bovendien wordt de bijdrage van ieder lid van het executief comité tot de ontwikkeling van de activiteiten en de resultaten van de Groep elk jaar beoordeeld door het remuneratiecomité samen met de gedelegeerd bestuurder. De voorzitter van het comité neemt geen deel aan de evaluatie van zijn eigen prestaties. Deze beoordelingen vonden plaats tijdens de vergadering van het remuneratiecomité van 19 november 2018.
Op 31 december 2018 bestaat het auditcomité uit drie leden, allen niet-uitvoerende bestuurders. Twee leden zijn onafhankelijke bestuurders. Het comité wordt voorgezeten door Regnier Haegelsteen.
De duur van het mandaat van de leden valt samen met de duur van hun mandaat van bestuurder.
| Duur mandaat | Aanwezigheid | |
|---|---|---|
| Regnier Haegelsteen, voorzitter |
2015-2019 | 2/4 |
| Antoine Friling | 2015-2019 | 3/4 |
| Sophie Lammerant Velge |
2015-2019 | 4/4 |
Alle leden van het auditcomité bezitten de nodige vaardigheden op het gebied van boekhouding en audit, en het comité bezit een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van SIPEF.
Het auditcomité kwam vier keer samen in 2018. Het gemiddeld aanwezigheidspercentage was 75%.
In februari en augustus heeft het comité zich hoofdzakelijk gebogen over de analyse van respectievelijk de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële staten en het persbericht met betrekking tot deze rekeningen. Op elk van deze vergaderingen presenteerde de commissaris de resultaten van de uitgevoerde audit van deze staten.
Daarnaast vond tijdens de verschillende vergaderingen een toelichting en bespreking plaats van:
De commissaris was tweemaal aanwezig op de vergaderingen van het comité in 2018.
De interne auditors van de operationele dochtervennootschappen namen geen deel aan de vergaderingen van het auditcomité. van het moederbedrijf. De gedelegeerd bestuurder en "chief financial officer" hadden tijdens hun plaatsbezoeken in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea geregeld een ontmoeting met de lokale interne audit verantwoordelijke.
Een vertegenwoordiger van Ackermans & van Haaren was aanwezig op één vergadering van het comité zonder er lid van te zijn.
Op 31 december 2018 bestaat het remuneratiecomité uit drie leden, allen niet-uitvoerende bestuurders. De meerderheid van het comité, namelijk twee op de drie leden, zijn onafhankelijke bestuurders. Het comité wordt voorgezeten door Regnier Haegelsteen.
De duur van het mandaat van de leden valt samen met de duur van hun mandaat van bestuurder.
| Duur mandaat Aanwezigheid | ||
|---|---|---|
| Regnier Haegelsteen, voorzitter |
2015-2019 | 1/2 |
| Antoine Friling | 2015-2019 | 2/2 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2015-2019 | 2/2 |
Het comité beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van remuneratiebeleid.
In 2018 kwam het remuneratiecomité tweemaal samen. Het gemiddeld aanwezigheidspercentage bedroeg 83,33%.
Het remuneratiecomité werd eveneens door de gedelegeerd bestuurder bijgewoond.
Op 13 februari heeft het remuneratiecomité de evolutie van de vergoedingen van de expatriates van de Groep over de laatste jaren geanalyseerd en op basis hiervan aanbevelingen geformuleerd betreffende hun variabele vergoedingen. Vervolgens heeft het comité voorstellen gedaan voor de bonusberekening 2018 met betrekking tot het hoofdkantoor. Meer bepaald is het overgegaan tot de individuele evaluatie van de leden van het executief comité en heeft aan de hand hiervan individuele variabele vergoedingen voorgesteld. Het remuneratiecomité bereidde eveneens het remuneratieverslag aan de gewone algemene vergadering van 13 juni 2018 voor.
Op de vergadering van 19 november 2018 heeft het comité de emolumenten van de bestuurders en de leden van de verschillende comités van de raad van bestuur evenals van de leden van het executief comité geanalyseerd. Vervolgens heeft het comité al deze vergoedingen vergeleken met die van gelijkaardige operationele genoteerde bedrijven. Tot slot heeft het comité het aandelenoptieplan 2018 voor het executief comité en het buitenlands management van de Groep voorgesteld.
Het benoemingscomité van SIPEF bestaat uit alle leden van de raad van bestuur.
De evolutie van de samenstelling van het benoemingscomité is identiek aan die van de raad van bestuur (zie punt 2.4.).
In 2018 kwam de raad in zijn hoedanigheid van benoemingscomité tweemaal bijeen: op 13 februari en 19 november. Het gemiddeld gewogen aanwezigheidspercentage is 95%.
| Aanwezigheid | |
|---|---|
| Baron Luc Bertrand, voorzitter | 2/2 |
| François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder |
2/2 |
| Tom Bamelis (vanaf 13 juni 2018)* | 1/1 |
| Priscilla Bracht | 2/2 |
| Baron Jacques Delen | 2/2 |
| Bryan Dyer | 2/2 |
| Antoine Friling | 2/2 |
| Regnier Haegelsteen | 1/2 |
| Sophie Lammerant-Velge | 2/2 |
| Petra Meekers | 2/2 |
* aanwezigheidspercentage berekend vanaf de gewone algemene vergadering van 13 juni 2018 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat
Op 13 februari besprak het comité de werking en de samenstelling van de raad van bestuur in het algemeen. Diezelfde vergadering boog zich over de hernieuwing van de mandaten van Priscilla Bracht en Petra Meekers en de benoeming van Tom Bamelis als nieuwe bestuurder.
Op 19 november nam het comité kennis van de verdere evolutie van de samenstelling van de raad van bestuur en stelde voor de mandaten van bestuurder van Antoine Friling, Sophie Lammerant-Velge en François Van Hoydonck te verlengen voor vier jaar. Het nodigde de leden uit namen voor kandidaat-bestuurders voor te stellen op de volgende vergadering van februari 2019.
De raad van bestuur evalueert regelmatig zijn samenstelling en werking evenals die van zijn comités. Op 19 november 2018 werd beslist deze periodieke evaluatie om de drie jaar uit te voeren en niet meer, zoals voorheen om de vier jaar.
Tijdens de vergadering van 18 september 2018 kwamen, naast de beoordeling van de raad, tevens de samenstelling en de werking van de comités aan bod.
Er was geen commentaar over de huidige samenstelling van de comités, maar wel over de verdere evolutie hiervan. Immers, over de periode van 2019 tot 2021 zullen vier bestuurders de leeftijdsgrens van 70 jaar bereikt hebben en niet langer hun mandaat kunnen uitoefenen. Alle leden van de raad, in hun hoedanigheid van lid van het benoemingscomité, werden uitgenodigd om de samenstelling van het audit- en remuneratiecomité opnieuw te bestuderen op basis van dit gegeven, rekening houdend met de wettelijke vereisten.
Tot slot werd de communicatie tussen de raad van bestuur en de comités geanalyseerd en werden er concrete voorstellen gedaan voor de toekomstige rapportering van het audit- en het remuneratiecomité.
Het remuneratiebeleid en het remuneratieniveau worden vastgelegd door de raad van bestuur op voorstel van het remuneratiecomité.
Het bedrag van de vergoeding van de niet-uitvoerende bestuurders wordt op voorstel van het remuneratiecomité bepaald door de raad van bestuur en ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering.
Het remuneratiecomité vergelijkt jaarlijks de emolumenten van de bestuurders met die van gelijkaardige operationele genoteerde bedrijven en doet indien nodig voorstellen om ze aan te passen.
De samenstelling van de vergoedingen en de bedragen worden vastgelegd door de raad van bestuur op voorstel van het remuneratiecomité.
Elk jaar maken de vergoedingen van de leden van het executief comité met in begrip van die van de gedelegeerd bestuurder, het voorwerp uit van een externe benchmarking. Deze vergelijkende studie wordt door de Vennootschap zelf uitgevoerd aan de hand van gepubliceerde salarisstudies en remuneratiegegevens in de jaarverslagen van gelijkaardige operationele genoteerde bedrijven met een vergelijkbare marktkapitalisatie. De marktmediaan wordt weerhouden als referentie voor de vergoedingen van de leden van het executief comité. Dit vergelijkend onderzoek dat normaal plaatsvindt in november of december, heeft vooral betrekking op de vaste vergoeding van de leden van het executief comité en in mindere mate op de variabele vergoeding.
De algemene vergadering van 8 juni 2011 heeft beslist, in afwijking van artikel 520 Wetboek Vennootschappen, dat de volledige variabele vergoeding van de leden van het executief comité gebaseerd is op vooraf vastgestelde en objectief meetbare prestatiecriteria over een periode van één jaar. Aldus kunnen de variabele vergoedingen in één keer worden uitbetaald zonder ze te spreiden over drie jaar, zoals voorzien door de wet. De statuten van de Vennootschap werden in die zin aangepast (artikel 26bis).
De optieplannen worden opgesteld door de raad van bestuur op voorstel van het remuneratiecomité.
De niet-uitvoerende bestuurders ontvangen een vaste vergoeding die niet gerelateerd is aan de omvang van de resultaten. Deze vergoeding bestaat uit de emolumenten voor de vergaderingen van de raad van bestuur en, desgevallend, een vergoeding voor het zetelen in een bepaald comité.
In 2018 ontvingen de niet-uitvoerende bestuurders de volgende vergoedingen:
| Lid | Voorzitter |
|---|---|
| 29 000 | 60 000 |
| 7 500 | 9 750 |
| 4 000 | 5 200 |
De ontslagnemende en nieuwe bestuurders worden vergoed ten belope van het aantal gepresteerde maanden in het boekjaar.
De niet-uitvoerende bestuurders ontvangen geen variabele vergoeding en evenmin opties. Ze genieten van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering.
De leden van het uitvoerend management, dat bestaat uit de gedelegeerd bestuurder en de andere leden van het executief comité, ontvangen een vaste vergoeding, een variabele vergoeding en eventueel opties.
De gedelegeerd bestuurder ontvangt emolumenten voor het deelnemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur en daarnaast een vaste vergoeding voor zijn uitvoerende functies.
Het bedrag van de vaste vergoeding van de leden van het executief comité, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder, wordt vastgelegd op basis van de marktpraktijken en is het voorwerp van een jaarlijkse toetsing (zie supra).
De leden van het executief comité genieten van een groepsverzekering met vaste bijdragen. Deze omvat een aanvullend pensioen en eveneens een invaliditeits- en overlijdensdekking. Daarnaast heeft de Vennootschap voor elk lid een hospitalisatieverzekering en een bijstandsverzekering met wereldwijde dekking, afgesloten en een bedrijfswagen en maaltijdcheques voorzien.
Het totale bedrag van de variabele vergoedingen van de leden van het executief comité is afhankelijk van het geconsolideerd recurrent resultaat van de SIPEF-groep.
De raad van bestuur kan eventueel daarbovenop een bijzondere bonus toekennen aan één of meerdere leden voor specifieke verrichtingen.
De individuele verdeling van de totale variabele vergoeding onder de leden van het comité gebeurt aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve vooraf vastgestelde en objectief meetbare prestatiecriteria die worden toegepast op een periode van één boekjaar.
Het relateren van de variabele vergoeding aan de prestaties van één boekjaar - en niet aan performantiecriteria over twee en drie boekjaren zoals voorzien door de wet wordt verantwoord door de anciënniteit van alle leden van het executief comité. Deze laatsten hebben reeds meerdere jaren bewezen te worden gedreven door een langetermijnvisie. Dergelijke visie ligt helemaal in de lijn van de strategie van de Vennootschap waarvan de activiteiten enkel op lange termijn kunnen worden geëvalueerd. Bovendien hebben alle leden van het executief comité een "claw back"-clausule ondertekend. Dit komt erop neer dat de Vennootschap het recht heeft om de variabele nettovergoeding terug te vorderen, indien deze op basis van onjuiste financiële gegevens werd toegekend.
Naast de variabele vergoeding op korte termijn, ontvangen de leden van het executief comité geen variabele remuneratie in geld op lange termijn.
Om het uitvoerend management nauwer te binden aan de ontwikkeling van de Vennootschap en als extra motivatie, heeft SIPEF optieplannen in het leven geroepen. Vanaf het boekjaar 2011 tot op heden werden dus jaarlijks aandelenopties aangeboden aan de leden van het executief comité. De aandelenopties, die onder het aandelenoptieplan van SIPEF worden aangeboden, hebben de volgende kenmerken:
| (in EUR) | Lid van de raad van bestuur |
Lid van het auditcomité |
Lid van het remuneratiecomité |
Totaal |
|---|---|---|---|---|
| Baron Luc Bertrand, voorzitter | 60 000 | 60 000 | ||
| François Van Hoydonck | 29 000 | 29 000 | ||
| Tom Bamelis * | 14 500 | 14 500 | ||
| Priscilla Bracht | 29 000 | 29 000 | ||
| Baron Jacques Delen | 29 000 | 29 000 | ||
| Bryan Dyer | 29 000 | 29 000 | ||
| Antoine Friling | 29 000 | 7 500 | 4 000 | 40 500 |
| Regnier Haegelsteen** | 29 000 | 9 750 | 5 200 | 43 950 |
| Sophie Lammerant-Velge | 29 000 | 7 500 | 4 000 | 40 500 |
| Petra Meekers | 29 000 | 29 000 | ||
| Totaal | 306 500 | 24 750 | 13 200 | 344 450 |
* vergoeding pro rata van de duur van het mandaat in 2018
** voorzitter van het auditcomité en het remuneratiecomité
De vaste en variabele vergoedingen kunnen, net als de andere voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks door SIPEF en door haar dochterondernemingen aan de leden van het executief comité in 2018 zijn toegekend en uitgekeerd, als volgt worden samengevat (totale kost voor de Vennootschap):
| (in KEUR) | Gedelegeerd bestuurder |
Overige leden |
Totaal | Relatief Belang |
|---|---|---|---|---|
| Vaste vergoeding | 386 | 1 022 | 1 408 | 44,43% |
| Variabele vergoeding | 515 | 653 | 1 168 | 36,86% |
| Groepsverzekering | 262 | 203 | 465 | 14,67% |
| Aandelenopties 2017* | 43 | 58 | 101 | 3,19% |
| Voordelen in natura (bedrijfswagen) | 4 | 23 | 27 | 0,85% |
| Totaal | 1 210 | 1 959 | 3 169 | 100,00% |
* de waarde van het voordeel in natura waarop de begunstigden in 2018 belasting betaalden
In 2018 werden geen aandelen aan de leden van het executief comité toegekend.
Op 20 november 2018 werden 14 000 opties toegekend door SIPEF aan de leden van het executief comité. Deze werden verdeeld onder de begunstigden als volgt:
| Aantal aandelenopties | |
|---|---|
| François Van Hoydonck | 6 000 |
| Charles De Wulf | 2 000 |
| Thomas Hildenbrand | 2 000 |
| Robbert Kessels | 2 000 |
| Johan Nelis | 2 000 |
| Totaal | 14 000 |
Daarnaast werden er nog 6 000 opties toegekend aan algemene directeuren van de buitenlandse filialen.
De in 2018 toegekende opties hebben de volgende kenmerken:
| Kenmerken aandelenopties | ||
|---|---|---|
| Uitoefenprijs: | EUR 51,58 | |
| Vervaldatum: | 19 november 2028 | |
| Uitoefenperiode: | op elk moment vanaf 1 januari 2022 tot en met 19 november 2028 |
In 2018 hebben de leden van het executief comité geen opties uitgeoefend en zijn er geen opties vervallen.
Alle leden hebben een zelfstandig statuut. Buiten de bovenstaande informatie opgenomen in het remuneratieverslag, bevatten de overeenkomsten van de leden van het executief comité een niet-concurrentie- en confidentialiteitsclausule.
De gedelegeerd bestuurder kan zijn overeenkomst eenzijdig beëindigen mits een opzegtermijn van 6 maanden. De door de Vennootschap te respecteren opzegtermijn varieert van 18 tot 24 maanden, afhankelijk van het tijdstip van beëindiging van de overeenkomst. De opzegtermijn zal met 12 maanden worden verlengd in geval van beëindiging van de overeenkomst ingevolge een controlewijziging van de Vennootschap, waarbij meer dan de helft van de bestuurders wordt vervangen en indien ernstige beperkingen van de essentiële bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder eenzijdig worden ingevoerd door de Vennootschap. De buitengewone algemene vergadering van 27 december 2007 keurde deze laatste clausule goed, overeenkomstig artikel 556 Wetboek Vennootschappen.
Voor de andere leden van het executief comité bedraagt de opzegtermijn in geval van beëindiging door de Vennootschap 1 maand per jaar dienst met een minimum van 3 maanden en een maximum van 18 maanden. De opzegtermijn in geval van beëindiging van de dienstverlening door het lid van het executief comité, bedraagt 1,5 maand per begonnen 5 jaar dienst met een maximum van 6 maanden.
Het remuneratiebeleid onderging in 2018 geen wijzigingen.
De raad van bestuur heeft niet de intentie om het remuneratiebeleid ingrijpend te zullen wijzigen in 2019 en 2020.
De gewone algemene vergadering van 12 juni 2017 heeft het mandaat van Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA/ Réviseurs d'Entreprises SCRL , vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, hernieuwd voor een periode van drie jaar. Dit mandaat zal dus aflopen op het einde van de gewone algemene vergadering van het boekjaar 2020. Diezelfde vergadering legde de jaarlijkse bezoldiging vast op EUR 76 740, indexatie en BTW niet-inbegrepen.
De commissaris oefent de externe controle uit op de geconsolideerde en op de maatschappelijke financiële staten van SIPEF. Hij rapporteert tweemaal per jaar aan het auditcomité en de raad van bestuur.
De jaarlijkse vergoeding van de commissaris voor het boekjaar 2018 voor de controle van de maatschappelijke en geconsolideerde financiële staten van SIPEF bedraagt KUSD 90 (KEUR 78).
De vergoeding voor de niet-controlediensten in 2018 kwam uit op KUSD 46 (KEUR 40). Deze honoraria hadden betrekking op de werken verricht in het kader van boekhoudkundige adviezen inzake de goodwill impairment testing, op de certificatie van de ratio's voor langlopende schulden en op fiscale adviezen. Al deze niet-controlediensten werden goedgekeurd door het auditcomité, dat bij elke vergadering een overzicht van deze erelonen ontvangt.
De totale kost voor externe controle van de SIPEF-groep betaald aan het Deloitte netwerk bedroeg KUSD 474. Het bedrag aan betaalde erelonen voor adviezen van dezelfde commissaris en aanverwante bedrijven kwam uit op KUSD 35. Alle details betreffende de honoraria betaald aan Deloitte kunnen worden geraadpleegd in Toelichting 37.
In de filialen in Indonesië en in Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea is een interne auditafdeling opgericht die viermaal per jaar rapporteert aan het lokaal auditcomité dat de interne auditrapporten beoordeelt.
In de Hoofdzetel in België en in de overige dochterondernemingen wordt de interne auditfunctie uitgeoefend door het verantwoordelijke directielid, samen met de gedelegeerd bestuurder en de "chief financial officer" van SIPEF. Gelet op de beperkte omvang van deze bedrijven, heeft het auditcomité van SIPEF geoordeeld dat er momenteel geen afzonderlijke interne auditafdeling dient te worden opgericht.
De raad van bestuur van SIPEF is verantwoordelijk voor het beoordelen van de inherente risico's van de Groep en van de doeltreffendheid van de interne controle.
Het interne controlesysteem van SIPEF werd opgezet overeenkomstig de Belgische wettelijke vereisten voor het risicobeheer en de interne controle, de principes vermeld in de Belgische Corporate Governance Code 2009 en is georganiseerd op basis van het Coso model ("the Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission").
Een op groepsniveau uitgevoerde risicoanalyse vormt de basis van het interne controle- en risicobeheerssysteem, waarvan de betrouwbaarheid van de financiële rapportering en het communicatieproces een belangrijke pijler uitmaakt.
SIPEF is een Belgisch genoteerd bedrijf dat zich toelegt op agro-industriële activiteiten in tropische en sub-tropische gebieden. De Groep produceert vooral palmproducten maar ook, rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. De productie van deze producten is zeer arbeidsintensief.
Om het beheer van de plantages te optimaliseren wordt veel aandacht besteed aan de algemene kennis en de opleiding van de werknemers in landbouw- en beheerstechnieken. De Vennootschap stelt handleidingen op met standaardprocedures die praktische richtlijnen en aangewezen beheerspraktijken bevatten om zo de implementatie van het beleid van de Groep te verzekeren op het gebied van landbouw, techniek en milieu door de talrijke personeelsleden in de verschillende delen van de wereld. Het management van de groep ziet erop toe dat alle werknemers in een veilige en gezonde omgeving kunnen werken.
De raad van bestuur van SIPEF heeft tevens een 'Verantwoordelijk Plantagebeleid' (www.sipef.com/hq/sustainability/policies/responsible-plantations-policy/) opgesteld dat van toepassing is op alle plantageactiviteiten. Hij herziet dit beleid elk jaar om het aan te passen aan de evolutie van de juridische, maatschappelijke en ecologische standaarden.
Om verdere groei mogelijk te maken en te stimuleren, streeft SIPEF in het dagelijks beleid van haar activiteiten een duidelijke duurzame regelgeving na, die strenger is dan de wettelijke vereisten van de landen waarin de Vennootschap actief is. Dat engagement wordt gestaafd door certificaten en algemeen erkende standaarden: ISO 9001, ISO 14001, de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO), "Indonesian Sustainable Palm Oil" (ISPO), de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), de "Clean Development Mechanism" (CDM) van de Verenigde Naties, de "Ethical Tea Partnership" (ETP), "Rainforest Alliance", en "GLOBALG.A.P.".
De door SIPEF uitgeoefende interne controle waakt erover dat al deze procedures, richtlijnen en regelgevingen worden gerespecteerd om zo de activa, het personeel en de activiteiten van de groep te beschermen en hun beheer te optimaliseren.
Algemeen kunnen we de bedrijfsstructuur, de bedrijfsfilosofie en de managementstijl van de SIPEF-groep omschrijven als 'vlak'. Dit is te verklaren door het beperkte aantal beslissingslijnen binnen de hiërarchie. Dit beperkt aantal beslissingslijnen en de geringe personeelsrotatie verhogen de sociale controle binnen de Vennootschap.
De Groep is onderverdeeld in een aantal afdelingen. Elke afdeling en elke persoon binnen de desbetreffende afdeling heeft zijn eigen functieomschrijving. Voor elke functie en taak wordt het vereiste studie- en/of ervaringsniveau bepaald. Er bestaat een welomschreven politiek van delegaties van bevoegdheden.
Tot slot waakt SIPEF over de strikte toepassing van de regels van haar Corporate Governance Charter opdat de bestuurders, alle leidinggevenden en het personeel van de Groep op een eerlijke en ethische manier en volgens de toepasselijke regelgeving en beginselen van deugdelijk bestuur zouden handelen.
De raad van bestuur keurt jaarlijks een strategisch plan goed dat de doelstellingen op strategisch, operationeel, financieel, fiscaal en juridisch vlak uitstippelt.
Het verwezenlijken van deze doelstellingen kan in gevaar worden gebracht door bepaalde risico's. Deze risico's werden in kaart gebracht en ingedeeld op grond van hun potentieel belang, de waarschijnlijkheid waarmee ze kunnen voorkomen en de maatregelen die werden getroffen om deze risico's te behandelen. De risicobehandelingen werden opgedeeld als volgt: verminderen, overdragen, vermijden of aanvaarden.
De Vennootschap heeft de nodige instructies uitgevaardigd en/of de vereiste procedures vastgelegd om de geïdentificeerde risico's op passende wijze te kunnen behandelen.
Een geheel van operationele en financiële rapporteringen, interne en externe, maakt het mogelijk om op periodieke basis (dagelijks, wekelijks, maandelijks, driemaandelijks, halfjaarlijks of jaarlijks) en op de gepaste niveaus de nodige informatie ter beschikking te stellen om de toevertrouwde verantwoordelijkheden naar behoren te kunnen vervullen.
Het is de verantwoordelijkheid van elke werknemer om potentiële tekortkomingen in de interne controle te melden bij de respectievelijke verantwoordelijken.
Daarnaast zijn de interne auditafdelingen in de filialen in Indonesië en bij Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea belast met het permanente toezicht op de doeltreffendheid en de naleving van de bestaande interne controle voor hun respectievelijke activiteiten. Op basis van hun bevindingen stellen zij de nodige bijsturingen voor. Een lokaal auditcomité bespreekt per kwartaal de rapporten van de interne auditafdelingen. Jaarlijks wordt een samenvatting van de belangrijkste bevindingen voorgelegd aan het auditcomité van SIPEF.
Voor kleinere filialen, waarvoor geen aparte interne auditfunctie werd gecreëerd, neemt het verantwoordelijke directielid, samen met de gedelegeerd bestuurder en de "chief financial officer" van SIPEF, het toezicht op de interne controle waar.
Een externe auditor onderwerpt daarnaast minstens éénmaal per jaar elk filiaal van de Groep aan een nazicht van de financiële staten. Eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze externe audit, worden aan de raad van bestuur overgemaakt onder de vorm van een "management letter". In het verleden werden er geen belangrijke tekortkomingen in de interne controle vastgesteld.
Het proces voor de totstandkoming van de financiële rapportering is georganiseerd als volgt:
De maandelijkse managementrapportering en de wettelijke consolidatie worden uitgevoerd in een geïntegreerd systeem. Er wordt ook gepaste zorg besteed aan antivirus- en beschermingsprogramma's, ononderbroken back-ups en maatregelen ter waarborging van de continuïteit van de dienstverlening.
De artikels 2.9 en 4.6 van het Charter beschrijven het beleid met betrekking tot verrichtingen tussen de Vennootschap of een met haar verbonden vennootschap en een lid van de raad van bestuur of van het executief comité die aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten, al dan niet in de zin van het Wetboek Vennootschappen. Het vermeldt bovendien de wettelijke procedures die zijn vastgelegd in de artikels 523 en 524 van het Wetboek Vennootschappen.
In 2018 werd er één verrichting die aanleiding gaf tot een belangenconflict in de zin van artikel 523 Wetboek Vennootschappen gemeld aan de raad van bestuur van 19 november. De wettelijke procedure voorzien door dit artikel werd toegepast op de beslissing van de raad in verband hiermee. De commissaris van de Vennootschap werd voorafgaandelijk op de hoogte gebracht en het uittreksel van de notulen met betrekking tot die verrichting wordt hieronder integraal weergegeven:
"De Voorzitter van het remuneratiecomité, Antoine Friling, vat de voorstellen van het comité aan de bestuurders samen als volgt:
Omdat het volgende punt betrekking heeft op zijn vergoeding, verklaart François Van Hoydonck, Gedelegeerd Bestuurder, dat er een belangenconflict in zijn hoofde bestaat. Artikel 523 van het Wetboek Vennootschappen is derhalve van toepassing en de Commissaris van de onderneming is van deze situatie op de hoogte gebracht. Hij verlaat tijdelijk de vergadering.
De Voorzitter van het remuneratiecomité verduidelijkt dat het jaarlijkse optieplan, gestart in 2011, zou worden voortgezet in 2018, waarbij de opties dezelfde kenmerken zouden hebben als deze toegekend vorig jaar, hetzij een jaarlijks aandelenoptieplan op bestaande SIPEF-aandelen en in overeenstemming met de Belgische belastingwetgeving. Het comité stelt voor om een totaal van 20 000 aandelenopties te verlenen aan de Gedelegeerd Bestuurder, het executief comité en de drie managers die verantwoordelijk zijn voor de activiteiten van SIPEF in Indonesië, PNG en Ivoorkust.
Eén optie geeft de begunstigde het recht om een SIPEF-aandeel te kopen, 20 000 opties komen overeen met een bedrag van ongeveer 1 miljoen euro (op basis van een aandelenkoers van 51 euro per aandeel), waarvan 6 000 opties (306 000 euro) zouden worden toegekend aan François Van Hoydonck.
Na beraadslaging keurt de Raad van Bestuur het voorstel goed zoals het door het comité werd geformuleerd. François Van Hoydonck komt de vergaderzaal binnen."
Tijdens diezelfde vergadering werd er bovendien nog een geval van belangenconflict gemeld in hoofde van Bryan Dyer. Artikel 523 Wetboek Vennootschappen was hierop echter niet van toepassing. Toch heeft de betrokken bestuurder niet deelgenomen aan de discussies en de beslissing.
Er deden zich verder geen andere gevallen van belangenconflicten voor in 2018.
De raad van bestuur heeft de gedragsregels die de bestuurders, werknemers en zelfstandige medewerkers van SIPEF dienen te respecteren bij financiële verrictingen met effecten van de Vennootschap en zijn beleid ter voorkoming van marktmisbruik opgesteld en neergeschreven in hoofdstuk 5 van het Charter.
De aandeelhoudersstructuur van SIPEF wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een controlerende aandeelhouder, Ackermans & van Haaren die optreedt in onderling overleg met de familie Baron Bracht en Cabra NV (samen 'Groep Bracht') op grond van een aandeelhoudersovereenkomst die oorspronkelijk werd afgesloten in 2007 voor een periode van 15 jaar. Op 3 maart 2017 werd deze overeenkomst aangepast en verlengd voor een nieuwe periode van 15 jaar.
Deze aandeelhoudersovereenkomst beoogt de creatie van een stabiel aandeelhouderschap van SIPEF, de bevordering van de evenwichtige ontwikkeling en de rendabele groei van SIPEF en haar dochtervennootschappen. Ze bevat onder meer stemafspraken in verband met de benoeming van bestuurders en afspraken in verband met de overdracht van aandelen.
Naar aanleiding van de fusie tussen Cabra NV en Gedei NV op 31 augustus 2018, ontving SIPEF een transparantiemelding van de controlerende aandeelhouder. Hieruit vloeide voort dat Ackermans & van Haaren samen in overleg met Groep Bracht 42,86% van de stemmen bezat, waarvan 30,56% in handen van Ackermans & van Haaren en het saldo in het bezit van Groep Bracht. De relevante gegevens van deze transparantiemelding zijn terug te vinden op de website van de vennootschap (www.sipef.com/hq/investors/ shareholders-information/shareholders-structure/).
Op die datum bezat geen enkele andere aandeelhouder meer dan 5% van de stemmen van SIPEF.
Het deugdelijk bestuur van SIPEF wijkt af van een beperkt aantal aanbevelingen van de Belgische Corporate Governance Code:
1. De optieplannen worden niet voorafgaandelijk ter goedgekeuringvoorgelegd aan de algemene vergadering.
De plannen zijn opgenomen in het remuneratieverslag en worden dus onrechtstreeks via dit verslag ter goedkeuring voorgelegd aan de aandeelhouders.
Bovendien worden de opties toegekend aan de begunstigden tegen eind november. Het is dus in de praktijk onmogelijk om het optieplan voor de toekenning van de opties voor te leggen aan de gewone algemene vergadering die plaats heeft in juni. En tot slot maken de opties slechts een klein deel uit van het totale remuneratiepakket van de betrokken managers.
2. SIPEF heeft geen secretaris generaal die de raad van bestuur kan adviseren inzake deugdelijk bestuur.
Deze functie wordt gezamenlijk waargenomen door de managing director en "chief financial officer" die zich laten bijstaan door de interne jurist van de vennootschap.
3. Het Charter vermeldt geen specifieke procedure voor de evaluatie van de samensteling, de werking en de performantie van het uitvoerend management.
De raad van bestuur heeft geen specifieke evaluatieprocedure in verband hiermee uitgewerkt omdat hij het hele jaar door in de praktijk het uitvoerend management kan beoordelen op grond van het door het executief comité geleverde werk en zijn voorbereidingen voor de raad.
4. Het benoemingscomité van SIPEF bestaat uit alle leden van de raad van bestuur en is dus slechts voor 40% samengesteld uit onafhankelijke bestuurders en niet voor meer dan 50% zoals vereist door de Belgische Corporate Governance Code.
SIPEF is van oordeel dat de voltallige raad beter in staat is om zijn samenstelling en de opvolgingsplanning voor te bereiden en te organiseren. Bovendien staat de relatief beperkte omvang van de raad - tien leden - een efficiënte beraadslaging en besluitvorming niet in de weg.
De geconsolideerde financiële staten over het boekjaar 2018 worden opgesteld overeenkomstig "International Financial Reporting Standards" (IFRS).
Het geconsolideerde balanstotaal per 31 december 2018 bedraagt KUSD 938 368, een stijging met 3,46% tegenover het balanstotaal van KUSD 907 008 eind 2017.
Door de aanhoudende expansie zijn de biologische activa en andere vaste activa toegenomen.
Naar aanleiding van de definitieve opname van Dendymarker Indah Lestari (DIL) in de consolidatie, werd de 'goodwill' nog enigszins aangepast in vergelijking met de voorlopige opname op 31 juli 2017 (+KUSD 1 774).
Door de definitieve verkoop van BDM-ASCO zijn de netto-activa aangehouden voor verkoop uit de balans verdwenen (vorig jaar: KUSD 12 010).
De netto vlottende activa, liquiditeiten niet inbegrepen, stegen in sterke mate door het toegenomen werkkapitaal en een sterk toegenomen (KUSD 20 080) kortlopende belastingvordering.
Omwille van de negatieve recurrente vrije kasstroom (-KUSD 33 375), het betaalde dividend (-KUSD 20 289) en de cash ontvangen uit de verkoop van BDM-ASCO (KUSD 20 463), verlaagde de nettocashpositie van KUSD -83 697 naar KUSD -121 443.
De totale omzet daalde tot USD 275 miljoen (-14,4%).
De omzet van palmolie daalde met 13,7%. De gestegen volumes werden aan een aanzienlijk lagere prijs verkocht (de gemiddelde wereldmarktprijs voor ruwe palmolie noteerde het voorbije jaar USD 117 per ton CIF Rotterdam lager dan tijdens dezelfde periode vorig jaar).
De rubberomzet daalde met 27,0% door een combinatie van lagere productie en de lagere wereldmarktprijs voor natuurlijke rubber.
In de theeactiviteit daalde de omzet met 27,3%. De omzet van vorig jaar werd echter sterk opgedreven door een belangrijke verkoop van voorraad. Deze daling heeft dus geen invloed op de brutomarge van de theeactiviteiten.
In de bananen- en bloemenactiviteit volgde de omzet de gedaalde volumes.
De gemiddelde ex-fabriek eenheidskostprijs voor de mature oliepalmplantages bleef nagenoeg onveranderd in vergelijking met 2017. De algemene kostenstijging (brandstof, meststof en lokale lonen) werd immers grotendeels geneutraliseerd door hogere producties en de devaluatie van de roepia in Indonesië (6,5%) en de kina in Papoea-Nieuw-Guinea (3,3%).
De aanpassingen in de reële waarde betreffen de effecten van de waardering van de hangende vruchten aan hun reële waarde (IAS 41R).
De brutowinst daalde van KUSD 120 474 in december 2017 naar KUSD 72 096 (-40,2%) in december 2018.
De brutowinst van het palmsegment daalde met 37,9% in vergelijking met 2017 door de lagere palmolieprijzen.
De bijdrage van de rubberactiviteiten aan de brutomarge was door de lage verkoopprijzen negatief (-KUSD 1 065). Daar waar de brutomarge voor thee in juni nog nagenoeg identiek was aan het jaar voordien, was deze op jaareinde sterk teruggevallen door de lagere gerealiseerde verkoopprijs in het tweede semester. De brutomarge voor bananen- en bloemenactiviteiten kende een sterke terugval ten gevolge van de lagere producties.
De algemene- en beheerskosten bleven nagenoeg stabiel (+1,9%). Enerzijds waren er toegenomen kosten voor het verder ontwikkelen van een regionaal kantoor in de Musi Rawas-regio en bijkomende IT- en reiskosten. Daartegenover daalde de USD tegenwaarde van de Euro-kosten van het hoofdhuis in België en was er een lagere bonusprovisie door het fors lagere resultaat van 2018 in vergelijking met 2017.
De overige bedrijfsopbrengsten/kosten van KUSD 9 728 omvatten o.a. een gedeeltelijke terugname van de provisie voor een lang aanslepend BTW-geschil in Indonesië (KUSD 1 223), dat geleidelijk een gunstige afloop kent. Daarnaast werd tijdens het eerste semester van 2018 de reeds aangekondigde verkoop van de verzekeringsbranche (BDM-ASCO) afgerond. Op deze verkoop werd er een meerwaarde van KUSD 7 376 gerealiseerd.
Het bedrijfsresultaat, zonder éénmalige meerwaarden, kwam uit op KUSD 42 689 tegenover KUSD 90 261 vorig jaar (-52,7%).
De financieringsopbrengsten omvatten voornamelijk het positieve tijdseffect van de verdiscontering van de vordering uit de verkoop van de deelneming in de oliepalmplantage SIPEF-CI SA in Ivoorkust eind 2016 (KUSD 2 031). Deze vordering zal over de volgende vier jaar worden afgelost.
De financieringskosten omvatten voornamelijk de interesten op lange- en korte termijnfinancieringen aan Libor gerelateerde interestvoeten.
De beperkte negatieve wisselkoersresultaten zijn voornamelijk het gevolg van de indekking van het verwachte Euro-dividend, het wisselkoersverschil op de niet-ingedekte Euro-vordering uit de verkoop van SIPEF-CI en de indekkingskost naar USD van de korte termijn Euro-financiering.
De winst voor belasting, zonder éénmalige meerwaarden, bedroeg KUSD 39 598 tegenover KUSD 89 942 in 2017, een daling met 56,0%.
De effectieve belastinglast lag met 35,7% beduidend hoger dan de theoretische belastinglast van 26,8%. Door het neerwaarts bijstellen van de winstverwachting over 2018 vervielen immers in 2018 een aantal opgezette actieve belastinglatenties, die naar aanleiding hiervan werden teruggenomen.
De winst van de periode, voor éénmalige meerwaarden, bedroeg KUSD 25 443 tegenover KUSD 65 897 het jaar voordien, een daling met 61,4%.
Het aandeel van het resultaat van 'geassocieerde deelnemingen en joint ventures' (-KUSD 854) omvat sinds de verkoop van BDM-ASCO begin 2018 en de integrale consolidatie van PT Agro Muko sinds 1 maart 2017 enkel de research-activiteiten die gecentraliseerd zijn in PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Pte Ltd.
Het nettoresultaat, aandeel van de Groep, voor éénmalige meerwaarden, bedroeg KUSD 22 713 en lag 64,8% lager dan in 2017.
Het nettoresultaat, aandeel van de Groep, bedroeg KUSD 30 089.
De kasstroom uit bedrijfsactiviteiten voor variatie bedrijfskapitaal daalde met KUSD 42 943 wat in lijn lag met het lagere bedrijfsresultaat.
Het toegenomen gebruik van werkkapitaal (-KUSD 13 680) is voornamelijk het gevolg van hogere voorraden, bijkomende voorschotten die werden verstrekt aan omliggende boeren in de Musi Rawas-regio voor de ontwikkeling van hun arealen in het kader van de plasmawetgeving en een tijdelijke vertraging in de terugbetaling van terug te vorderen BTW in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.
In Indonesië en in Papoea-Nieuw-Guinea verricht de Groep steeds vooruitbetalingen van belastingen op basis van de resultaten van het vorige jaar verricht. De hogere betaalde belastingen (-KUSD 34 537) weerspiegelen de hogere winst van 2017 in vergelijking met deze van 2018. Bovendien was er in 2017 een regularisatie van de te veel betaalde voorafbetalingen uit voorgaande jaren.
De totale investeringsuitgaven voor de Groep bedroegen KUSD 69 428, een stijging met 16,4% ten opzichte van KUSD 59 625 vorig jaar. De voornaamste investeringen betroffen het betalen van bijkomende landcompensaties en de aanplant van oliepalmen in het nieuwe project in Zuid-Sumatra (KUSD 30 389), naast de gebruikelijke vervangingsinvesteringen en het onderhouden van de nog niet volgroeide aanplanten.
De recurrente vrije kasstroom van 2018 bedroeg -KUSD 33 375 tegenover KUSD 61 524 tijdens dezelfde periode vorig jaar. De recurrente vrije kasstroom kan als volgt worden samengesteld:
| Recurrente vrije kasstroom | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Vrije kasstroom | -12 912 | -16 512 |
| Aankoop PT Agro Muko van MP Evans |
+78 036 | |
| Verkoop van BDM-ASCO | -20 463 | |
| Recurrente vrije kasstroom | -33 375 | 61 524 |
De nettoverkoopprijs die werd ontvangen voor de verkoop van BDM-ASCO bedroeg KUSD 20 463.
De 'andere financieringsactiviteiten' (KUSD 6 327) omvatten de inkoop van eigen aandelen (-KUSD 1 115), het betaalde dividend van vorig boekjaar (-KUSD 20 289), een gedeeltelijke terugbetaling van de lange termijn financiering (-KUSD 10 000), betaalde interesten (-KUSD 3 430) en een toename van de korte termijn financiering (KUSD 41 161).
| 130 Geconsolideerde balans | 161 21 - Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) |
|---|---|
| 132 Geconsolideerde winst- en verliesrekening | 161 22 - Financieel resultaat |
| 133 Overzicht van het geconsolideerd totaal resultaat | 162 23 - Aandelenoptieplannen |
| 134 Geconsolideerd kasstroomoverzicht | 163 24 - Winstbelastingen |
| 135 Mutatieoverzicht van het geconsolideerd eigen vermogen |
165 25 - Investeringen in geassocieerde ondernemingen en joint ventures |
| 136 Toelichting | 167 26 - Variatie bedrijfskapitaal |
| 136 1 - Identificatie |
167 27 - Financiële instrumenten |
| 136 2 - Verklaring van overeenstemming |
173 28 - Operationele leases |
| 137 3 - Waarderingsregels |
|
| 143 4 - Gebruik van schattingen en beoordelingen |
174 29 - Financiële leases |
| 144 5 - Groepsondernemingen /consolidatiekring |
174 30 - Verbintenissen en buiten balans rechten en verplichtingen |
| 144 6 - Wisselkoersen |
175 31 - Informatieverschaffing over verbonden partijen |
| 145 7 - Operationeel resultaat en segmentinformatie |
175 32 - PT Dendymarker Indah Lestari impact van |
| 149 8 - Goodwill en immateriële vaste activa |
de acquisitie |
| 151 9 - Biologische activa - dragende planten |
177 33 - Bedrijfscombinaties, verwervingen en |
| 152 10 - Andere materiële vaste activa |
afstotingen |
| 154 11 - Vorderingen op langer dan één jaar |
178 34 - Winst per aandeel (gewone en verwaterde) |
| 154 12 - Voorraden |
179 35 - Gebeurtenissen na balansdatum |
| 154 13 - Biologische activa |
179 36 - Recente ontwikkelingen |
| 155 14 - Overige vlottende vorderingen en overige schulden |
179 37 - Prestaties geleverd door de auditor en gerelateerde vergoedingen |
| 156 15 - Eigen vermogen deel groep |
180 Verslag van de commissaris inzake de |
| 157 16 - Minderheidsbelangen |
geconsolideerde jaarrekening |
| 158 17 - Voorzieningen |
186 Beknopte jaarrekening van de moedermaatschappij |
| 158 18 - Pensioenverplichtingen |
187 Beknopte balans |
| 160 19 - Netto financiële activa/ (verplichtingen) |
188 Beknopte resultatenrekening |
| 161 20 - Activa / passiva aangehouden voor verkoop |
188 Resultaatverwerking |
| In KUSD | Toelichting | 2018 | 2017 |
|---|---|---|---|
| Vaste activa | 780 310 | 747 529 | |
| Immateriële vaste activa | 8 | 441 | 306 |
| Goodwill | 8 | 104 782 | 103 008 |
| Biologische activa - dragende planten | 9 | 283 712 | 268 086 |
| Andere materiële vaste activa | 10 | 356 723 | 346 265 |
| Vastgoedbeleggingen | 0 | 0 | |
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 25 | 7 239 | 8 116 |
| Financiële activa | 77 | 78 | |
| Andere financiële activa | 77 | 78 | |
| Vorderingen > 1 jaar | 11 112 | 6 643 | |
| Overige vorderingen | 11 | 11 112 | 6 643 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 24 | 16 224 | 15 027 |
| Vlottende activa | 158 058 | 159 479 | |
| Voorraden | 12 | 36 274 | 28 879 |
| Biologische activa | 13 | 4 870 | 7 018 |
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | 76 025 | 72 562 | |
| Handelsvorderingen | 27 | 35 001 | 36 465 |
| Overige vorderingen | 14 | 41 024 | 36 097 |
| Terug te vorderen belastingen | 24 | 9 280 | 1 610 |
| Investeringen | 0 | 0 | |
| Andere investeringen en beleggingen | 0 | 0 | |
| Derivaten | 27 | 0 | 579 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 19 | 29 595 | 36 180 |
| Andere vlottende activa | 2 014 | 641 | |
| Activa aangehouden voor verkoop | 20 | 0 | 12 010 |
| Totaal activa | 938 368 | 907 008 |
| In KUSD Toelichting |
2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Totaal eigen vermogen | 678 759 | 667 776 |
| Eigen vermogen deel groep 15 |
644 509 | 634 636 |
| Geplaatst kapitaal | 44 734 | 44 734 |
| Uitgiftepremies | 107 970 | 107 970 |
| Ingekochte eigen aandelen (-) | -9 423 | -8 308 |
| Reserves | 512 914 | 502 732 |
| Omrekeningsverschillen | -11 686 | -12 492 |
| Minderheidsbelangen 16 |
34 250 | 33 140 |
| Langlopende verplichtingen | 102 041 | 113 382 |
| Voorzieningen > 1 jaar | 1 550 | 2 898 |
| Voorzieningen 17 |
1 550 | 2 898 |
| Uitgestelde belastingverplichtingen 24 |
50 936 | 51 326 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar | 0 | 0 |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) 19 |
30 000 | 40 000 |
| Pensioenverplichtingen 18 |
19 555 | 19 158 |
| Kortlopende verplichtingen | 157 568 | 125 850 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | 29 623 | 39 931 |
| Handelsschulden 27 |
19 647 | 18 243 |
| Ontvangen voorschotten 27 |
450 | 678 |
| Overige schulden 14 |
9 455 | 8 530 |
| Winstbelastingen 24 |
71 | 12 480 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 121 038 | 79 877 |
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar 19 |
10 000 | 10 000 |
| Financiële verplichtingen 19 |
111 038 | 69 877 |
| Derivaten 27 |
771 | 0 |
| Andere kortlopende verplichtingen | 6 136 | 6 042 |
| Passiva verbonden met activa aangehouden voor verkoop | 0 | 0 |
| Totaal eigen vermogen en verplichtingen | 938 368 | 907 008 |
| In KUSD | Toelichting | 2018 | 2017 |
|---|---|---|---|
| Omzet | 7 | 275 270 | 321 641 |
| Kostprijs van verkopen | 7 | -201 040 | -200 432 |
| Aanpassingen van de reële waarde* | 7 | -2 134 | - 735 |
| Brutowinst | 72 096 | 120 474 | |
| Algemene en beheerskosten | 7 | -31 759 | -31 175 |
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) | 21 | 9 728 | 80 287 |
| Bedrijfsresultaat | 50 065 | 169 586 | |
| Financieringsopbrengsten | 2 308 | 1 644 | |
| Financieringskosten | -3 733 | -3 212 | |
| Wisselkoersresultaten | -1 666 | 1 248 | |
| Financieel resultaat | 22 | -3 091 | - 320 |
| Winst voor belastingen | 46 974 | 169 266 | |
| Belastinglasten | 24 | -14 155 | -24 045 |
| Winst na belastingen | 32 819 | 145 221 | |
| Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 25 | - 854 | 3 137 |
| Resultaat van voortgezette activiteiten | 31 965 | 148 358 | |
| Resultaat van beëindigde activiteiten | 0 | 0 | |
| Winst van de periode | 31 965 | 148 358 | |
| Toe te rekenen aan: | |||
| - Minderheidsbelangen | 16 | 1 876 | 8 695 |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 30 089 | 139 663 | |
| Winst per aandeel (in USD) | |||
| Van voortgezette en beëindigde activiteiten | |||
| Gewone winst per aandeel | 34 | 2,88 | 14,21 |
| Verwaterde winst per aandeel | 34 | 2,88 | 14,19 |
| Van voortgezette activiteiten | |||
| Gewone winst per aandeel | 34 | 2,88 | 14,21 |
Verwaterde winst per aandeel 34 2,88 14,19 * een totaal bedrag van -707 KUSD werd geherclassificeerd van 'aanpassingen van de reële waarde' naar de 'kostprijs van verkopen' in de vergelijkende cijfers van 2017
| In KUSD | Toelichting | 2018 | 2017 |
|---|---|---|---|
| Winst van de periode | 31 965 | 148 358 | |
| Andere elementen van het totaalresultaat: | |||
| Elementen die naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in toekomstige periodes |
|||
| - Valutakoersverschillen als gevolg van de omrekening van buitenlandse activiteiten |
15 | 805 | 5 600 |
| - Cash flow hedges - reële waarde voor de periode | 27 | 503 | 107 |
| - Effect van de winstbelasting (cash flow hedges) | - 146 | - 31 | |
| Elementen die niet naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in toekomstige periodes |
|||
| - Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R | 18 | -1 073 | - 356 |
| - Effect van de winstbelasting | 268 | 58 | |
| - Herwaardering activa beschikbaar voor verkoop | 0 | 0 | |
| Andere elementen van het totaalresultaat | 357 | 5 378 | |
| Andere elementen van het totaalresultaat toe te rekenen aan: | |||
| - Minderheidsbelangen | - 67 | - 13 | |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 423 | 5 391 | |
| Totaalresultaat van het boekjaar | 32 322 | 153 736 | |
| Totaalresultaat van het boekjaar toe te rekenen aan: | |||
| - Minderheidsbelangen | 1 810 | 8 682 | |
| - Aandeelhouders van de moedermaatschappij | 30 512 | 145 054 |
| In KUSD | Toelichting | 2018 | 2017 |
|---|---|---|---|
| Bedrijfsactiviteiten | |||
| Winst voor belastingen | 46 974 | 169 266 | |
| Gecorrigeerd voor: | |||
| Afschrijvingen | 8,9,10 | 38 745 | 35 308 |
| Variatie voorzieningen | 17 | -1 967 | 1 713 |
| Aandelenopties | 157 | 160 | |
| Niet gerealiseerde omrekeningsresultaten | 113 | - 878 | |
| Variatie reële waarde biologisch actief | 2 134 | 528 | |
| Overige niet-kasresultaten | -1 693 | -2 985 | |
| Hedgereserve, en financiële derivaten | 27 | 1 707 | -1 679 |
| Financiële kosten en opbrengsten | 3 391 | 2 360 | |
| Minderwaarden vorderingen | 80 | 0 | |
| Minder/(meer)-waarden op deelnemingen | 33 | -7 376 | 0 |
| Resultaat realisatie materiële vaste activa | - 366 | 372 | |
| Resultaat realisatie financiële activa | 0 | -79 323 | |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten voor variatie bedrijfskapitaal | 81 899 | 124 842 | |
| Variatie bedrijfskapitaal | 26 | -13 680 | 8 622 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na variatie bedrijfskapitaal | 68 219 | 133 464 | |
| Betaalde belastingen | 24 | -34 537 | -13 611 |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten | 26 | 33 682 | 119 853 |
| Investeringsactiviteiten | |||
| Verwerving immateriële activa | 8 | - 261 | - 241 |
| Verwerving biologische activa | 9 | -27 496 | -22 280 |
| Verwerving materiële vaste activa | 10 | -41 671 | -37 150 |
| Verwerving vastgoedbeleggingen | 0 | 46 | |
| Overname dochterondernemingen | - 300 | -78 686 | |
| Dividenden ontvangen van geassocieerde deelnemingen en joint ventures | 0 | 0 | |
| Verkopen materiële vaste activa | 1 171 | 446 | |
| Verkopen financiële activa | 11,33 | 21 963 | 1 500 |
| Kasstroom uit investeringsactiviteiten | -46 594 | -136 365 | |
| Vrije kasstroom | -12 912 | -16 512 | |
| Financieringsactiviteiten | |||
| Kapitaalsverhoging | 15 | 0 | 95 095 |
| Eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders (investering MP Evans) | 0 | -99 769 | |
| Daling/(stijging) van eigen aandelen | 23 | -1 115 | - 883 |
| Stijging/(daling) leningen op lange termijn | 19 | -10 000 | 50 000 |
| Stijging kortlopende financiële verplichtingen | 19 | 41 161 | 150 442 |
| Daling kortlopende financiële verplichtingen | 19 | 0 | -142 830 |
| Dividenden van vorig boekjaar betaald in de loop van het boekjaar | -19 682 | -12 408 | |
| Dividenden door dochters betaald aan minderheidsbelangen | 16 | - 607 | -1 730 |
| Ontvangen - betaalde interesten | -3 430 | -2 434 | |
| Kasstroom uit financieringsactiviteiten | 6 327 | 35 483 | |
| Netto beweging van investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten | 19 | -6 585 | 18 971 |
| Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten (bij het begin van het jaar) | 19 | 36 180 | 17 204 |
| Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten | 19 | 0 | 5 |
| Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten (per einde boekjaar) | 19 | 29 595 | 36 180 |
| In KUSD | Geplaatst kapitaal SIPEF |
Uitgifte premies SIPEF |
Eigen aandelen |
Toegekende pensioen regelingen IAS 19R |
Reserves | Omreke ningsver schillen |
Eigen vermogen deel groep |
Minder heids belangen |
Totaal eigen vermogen |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 januari 2018 | 44 734 | 107 970 | -8 308 | -2 652 | 505 384 | -12 491 | 634 637 | 33 140 | 667 777 |
| Resultaat van de periode |
30 089 | 30 089 | 1 876 | 31 965 | |||||
| Andere elementen van het totaalresultaat |
- 739 | 357 | 805 | 423 | - 67 | 356 | |||
| Totaalresultaat | - 739 | 30 446 | 805 | 30 512 | 1 809 | 32 321 | |||
| Uitkering dividend vorig boekjaar | -19 682 | -19 682 | - 606 | -20 288 | |||||
| Eigen vermogen transacties met minderheidsaandeelhouders |
|||||||||
| Andere (toelichting 15) |
-1 116 | 157 | - 959 | - 93 | -1 052 | ||||
| 31 december 2018 | 44 734 | 107 970 | -9 424 | -3 391 | 516 305 | -11 686 | 644 510 | 34 250 | 678 759 |
| 1 januari 2017 | 37 852 | 17 730 | -7 425 | -2 398 | 420 395 | -18 091 | 448 063 | 25 063 | 473 126 |
| Resultaat van de | |||||||||
| periode | 139 663 | 139 663 | 8 695 | 148 358 | |||||
| Andere elementen van het totaalresultaat |
- 254 | 76 | 5 600 | 5 422 | - 13 | 5 409 | |||
| Totaalresultaat | - 254 | 139 739 | 5 600 | 145 085 | 8 682 | 153 767 | |||
| Uitkering dividend vorig boekjaar |
-12 409 | -12 409 | -1 730 | -14 139 | |||||
| Eigen vermogen transacties met minderheidsaandeelhouders |
- 424 | - 424 | 424 | ||||||
| ANJ acquisitie PT Agro Muko | 59 917 | 59 917 | |||||||
| MP Evans acquisitie PT Agro | |||||||||
| Muko Transfert PT Agro Muko naar PT |
-44 494 | -44 494 | -55 275 | -99 769 | |||||
| Tolan Tiga | 3 618 | 3 618 | -3 618 | ||||||
| Kapitaalverhoging | |||||||||
| (toelichting 15) | 6 882 | 90 240 | -1 338 | 95 784 | 95 784 | ||||
| Andere (toelichting 15) |
- 883 | 296 | - 587 | - 323 | - 910 | ||||
| 31 december 2017 | 44 734 | 107 970 | -8 308 | -2 652 | 505 383 | -12 491 | 634 636 | 33 140 | 667 776 |
SIPEF (of 'de onderneming') is een naamloze vennootschap naar Belgisch recht en gevestigd te 2900 Schoten, Calesbergdreef 5.
De geconsolideerde jaarrekening afgesloten op 31 december 2018 omvat SIPEF en haar dochterondernemingen (hierna vernoemd als 'SIPEF-groep' of 'de Groep'). De vergelijkende cijfers zijn opgenomen voor boekjaar 2017.
De geconsolideerde jaarrekening werd door de bestuurders goedgekeurd voor publicatie op de raad van bestuur van 12 februari 2019 en zal door de aandeelhouders goedgekeurd worden op de algemene vergadering van 12 juni 2019. De lijst van bestuurders en commissaris, alsook een beschrijving van de voornaamste activiteiten van de Groep, zijn opgenomen in het niet-financiële gedeelte van dit jaarverslag.
De geconsolideerde jaarrekening werd opgesteld in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards ('IFRS') zoals aanvaard binnen de Europese Unie per 31 december 2018.
Volgende standaarden en interpretaties zijn toepasbaar voor het boekjaar beginnend op 1 januari 2018:
Deze wijzigingen hebben geen significante invloed op het nettoresultaat en het eigen vermogen van de Groep.
De Groep heeft niet geopteerd voor vervroegde toepassing van de volgende nieuwe standaarden en interpretaties die gepubliceerd waren op de datum van goedkeuring van deze jaarrekening maar nog niet van kracht waren op de balansdatum:
Op dit ogenblik verwacht de Groep niet dat de eerste toepassing van deze standaarden en interpretaties een materieel effect zal hebben op de financiële staten van de Groep.
IFRS 16 vervangt IAS 17 'Lease-overeenkomsten' en daarmee verband houdende interpretaties. Voor lessees vereist IFRS 16 dat de meeste leases op basis van de balans worden verantwoord (onder één model), waardoor het onderscheid tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten wordt geëlimineerd. In overeenstemming met de nieuwe standaard zal de lessee activa en verplichtingen opnemen voor de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit lease. De nieuwe standaard zal de rentedragende verplichtingen en materiële vaste activa verhogen in de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEFgroep. De nieuwe standaard is van kracht voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2019. De Groep heeft besloten om de standaard niet vervroegd toe te passen en zal de cumulatieve catch-up benadering toepassen waarbij de activa worden gewaardeerd aan een bedrag gelijk aan het passiva per 1 januari 2019.
Vanwege de aard van onze activiteiten waarbij onze activiteiten voornamelijk plaatsvinden in relatief afgelegen gebieden, bezit de Groep de meeste van de gebruikte activa. Daarom hebben we slechts een beperkt aantal huurcontracten die in aanmerking komen voor lease accounting. De drie hoofdcategorieën bestaan uit:
Kantoorhuur wordt momenteel geboekt als operationele lease. Analyse toont aan dat de huur voldoet aan de definitie van een lease-overeenkomst en dat als zodanig een met een gebruiksrecht overeenstemmend actief en bijbehorende leasingschuld onder de nieuwe standaard moet worden verantwoord. Aangezien de meeste kantoorhuurcontracten langlopende huurcontracten zijn, zijn de belangrijkste acties voor beheer van het gebied vereist:
Bedrijfswagen in België voldoen aan de definitie van een 'lease' en zullen zodoende op dezelfde manier als de huur van gebouwen worden behandeld.
In onze dochteronderneming Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea, omvat een deel van de landrechten een vaste jaarlijkse huurbetaling voor het vruchtgebruik van het land, evenals een variabele royalty afhankelijk van de productieniveaus van het jaar gemeten in ton FFB. De jaarlijkse vaste huurbetaling voldoet aan de definitie van een 'lease', waarbij de leasetermijn van het actief bepaald is als de gemiddelde levensduur van een oliepalm (25 jaar).
De Groep heeft geen contracten die tot lessor accounting zouden kunnen leiden.
We verwijzen naar toelichting 28 voor de verwachte impact van IFRS 16.
IFRS 9 Financiële instrumenten vervangt IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering en brengt de volgende aspecten bij elkaar van de boekhouding voor financiële instrumenten: classificatie en waardering, waardeverminderingen en 'hedge accounting'. IFRS 9 is van toepassing op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2018, waarbij vervroegde toepassing is toegestaan.
Conform de overgangsbepalingen voor hedge accounting onder IFRS 9, past de Groep de vereisten voor hedge accounting onder IFRS 9 op prospectieve basis toe vanaf 1 januari 2018, de datum van eerste toepassing. De conform IAS 39 in aanmerking komende afdekkingsrelaties op 1 januari 2018 komen ook in aanmerking voor hedge accounting conform IFRS 9 en worden daarom beschouwd als voortdurende afdekkingsrelaties. Voor geen van de afdekkingsrelaties was op 1 januari 2018 een herbalancering nodig. Er is geen grote impact geweest op de classificatie en waardering van financiële instrumenten.
Conform IFRS 9 is de Groep verplicht verwachte kredietverliezen op handelsvorderingen te erkennen: de Groep hanteert een vereenvoudigde aanpak en neemt de lifetime verwachte verliezen op van alle handelsvorderingen. De toepassing van de classificatie- en waarderingsvereisten conform IFRS 9 heeft geen significante invloed op het geconsolideerde overzicht van de financiële positie of het eigen vermogen. De Groep heeft de impact van IFRS 9 geanalyseerd en geconcludeerd dat er geen materiële impact is op de huidige provisie. De Groep heeft ook een inschatting gemaakt of het historisch patroon van wanbetalingen in de toekomst materieel zou veranderen en verwacht geen significante impact. We verwijzen naar toelichting 27 financiële instrumenten voor de transitienota.
De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 voorgesteld in US-dollar (tot en met 2006 was dit euro), afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal (KUSD). Deze aanpassing is een gevolg van de gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer vanaf eind 2006 waardoor de functionele valuta van de meerderheid van de dochterondernemingen is gewijzigd van lokale munt naar USdollar.
De jaarrekening is opgesteld volgens het principe van de historische kostprijs, met uitzondering van de voor verkoop beschikbare investeringen, afgeleide financiële instrumenten en biologische productie die worden gewaardeerd tegen reële waarde.
De waarderingsregels werden op uniforme wijze in heel de Groep toegepast en zijn vergelijkbaar met deze gehanteerd over het vorige boekjaar.
Bedrijfscombinaties (onder IFRS 3 Bedrijfscombinaties) worden geboekt volgens de overnamemethode. De kostprijs van een overname wordt berekend als de reële waarde van de afgestane activa, de uitgegeven eigenvermogensinstrumenten en verplichtingen die werden aangegaan of overgenomen op de overnamedatum. Direct aan de overname toewijsbare kosten worden opgenomen in de winst- en verliesrekening. De overgedragen vergoeding voor de overname van een bedrijf, met inbegrip van de voorwaardelijke vergoeding, wordt gewaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum. De toekomstige wijzigingen aan de voorwaardelijke vergoeding als gevolg van gebeurtenissen na overnamedatum worden in resultaat genomen. De "full goodwill" optie, die geval per geval kan worden gekozen, laat toe om de minderheidsbelangen te waarderen tegen reële waarde of tegen het evenredige deel van het minderheidsbelang in de identificeerbare netto activa van de overgenomen partij.Alle acquisitie gerelateerde kosten, zoals consultancy fees, worden in de resultatenrekening opgenomen.
Indien de initiële verwerking van een bedrijfscombinatie niet is voltooid op afsluitdatum van het boekjaar waarin de bedrijfscombinatie plaatsvond, dan presenteert de SIPEFgroep voorlopige bedragen voor de posten die nog niet volledig werden verwerkt. De opgenomen voorlopige bedragen kunnen tijdens de waarderingsperiode (zie hieronder) worden aangepast, en/of bijkomende activa/verplichtingen kunnen worden opgenomen om nieuwe informatie te weerspiegelen die verkregen is over de omstandigheden en feiten die op de overnamedatum bestonden en die, indien bekend, de waardering van de per die datum opgenomen bedragen hadden beïnvloed.
De waarderingsperiode is de periode die loopt vanaf de overnamedatum tot de datum waarop de Groep de informatie ontvangt die bekend was over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden. De waarderingsperiode is beperkt tot maximaal één jaar vanaf de overnamedatum.
Wijzigingen in het eigendomsbelang van de Groep in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, worden verwerkt als eigen-vermogenstransacties. De boekwaardes van de belangen van de Groep en de minderheidsbelangen worden aangepast om de wijzigingen in hun relatieve belangen in de dochteronderneming weer te geven. Elk eventueel verschil tussen het bedrag waarmee de minderheidsbelangen worden aangepast en de reële waarde van de betaalde of ontvangen vergoeding, moet rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt en aan de eigenaars van de Groep worden toegerekend.
Wanneer een bedrijfscombinatie in verschillende fasen wordt gerealiseerd, wordt het voorheen aangehouden belang van de Groep geherwaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum (d.i. de datum waarop de zeggenschap wordt verworven) en de eventuele winst of het eventuele verlies wordt rechtstreeks in winst of verlies opgenomen. Bedragen die voorheen werden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat als gevolg van het belang in de overgenomen partij, worden geherklasseerd naar winst of verlies, op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de overnemende partij het voorheen aangehouden belang direct had vervreemd.
Dochterondernemingen zijn deze waarover de onderneming controle uitoefent. Controle wordt enkel uitgeoefend wanneer aan alle onderstaande punten volledig wordt voldaan, in overeenstemming met IFRS 10:
De jaarrekeningen van de dochterondernemingen worden in de consolidatiekring opgenomen vanaf de datum van verwerving tot het einde van de controle (of een nabije datum).
In geassocieerde deelnemingen oefent de Groep een invloed van betekenis uit op het financiële en operationele beleid maar geen controle. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de Groep in de winst of het verlies van de deelneming volgens de vermogensmutatiemethode vanaf de dag dat deze invloed van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de Groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de Groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende ondernemingen.
Joint ventures zijn die ondernemingen over wiens activiteiten de Groep gezamenlijke controle uitoefent, vastgelegd in een contractuele overeenkomst. De joint ventures worden opgenomen via de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de Groep in de winst of het verlies van de deelneming vanaf de dag dat deze invloed
van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de Groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de Groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende joint ventures.
Alle intragroepsaldi en –transacties, met inbegrip van niet gerealiseerde winsten op intragroep transacties, worden geëlimineerd bij alle ondernemingen die worden opgenomen via de integrale consolidatie.
Voor niet gerealiseerde verliezen gelden dezelfde eliminatieregels als voor de niet gerealiseerde winsten, met dit verschil dat ze enkel worden geëlimineerd voor zover er geen indicatie van bijzondere waardevermindering bestaat.
In de individuele ondernemingen van de Groep worden de transacties in vreemde valuta omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum. Monetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden gewaardeerd tegen de slotkoers. Valutakoersverschillen die ontstaan bij de omrekening worden in de winst- en verliesrekening opgenomen als een financieel resultaat. Nietmonetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum.
Functionele waarderingsmunt: de posten in de jaarrekening van elke entiteit van de Groep worden gewaardeerd in de munt die het best aansluit bij de economische realiteit en de gebeurtenissen en omstandigheden waarbinnen deze entiteit werkt (functionele waarderingsmunt). De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 opgesteld in USD, de functionele valuta van het merendeel van de groepsmaatschappijen.
Voor de consolidatie van de Groep en al haar dochterondernemingen worden de jaarrekeningen van de individuele ondernemingen als volgt omgerekend:
Wisselkoersverschillen die ontstaan bij de omrekening van de netto-investering in buitenlandse dochterondernemingen, joint ventures en geassocieerde ondernemingen tegen de wisselkoers op het einde van het jaar, worden geboekt in de andere elementen van het totaalresultaat onder "Valutakoersverschillen als gevolg van de omrekening van buitenlandse activiteiten". Bij verlies van controle van een buitenlandse onderneming worden de omrekeningsverschillen erkend in de winst- en verliesrekening als deel van de winst of het verlies van de verkoop. Deze winst of verlies wordt volledig aan de Groep toegerekend.
Goodwill en waarderingen aan de reële waarde in het kader van de overnames van buitenlandse entiteiten, worden beschouwd als lokale valuta activa en verplichtingen van de betreffende buitenlandse entiteit en worden omgerekend tegen de slotkoers.
SIPEF-groep neemt een biologisch actief of groeiende biologische productie ("agricultural produce") uitsluitend op in de balans indien ze de zeggenschap heeft over het actief als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het waarschijnlijk is dat er in de toekomst economische voordelen naar SIPEFgroep zullen vloeien en de reële waarde of de kostprijs van het actief op een betrouwbare manier kan worden bepaald.
In overeenstemming met de aanpassing aan IAS 16 en IAS 41 worden de dragende planten opgenomen tegen hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Afschrijvingen worden berekend op een lineaire basis over de verwachte gebruiksduur (20 tot 25 jaar)
De groeiende biologische productie van palmolie wordt gedefinieerd als de olie die de palmvruchten bevatten, zodat de reële waarde van deze onderscheidbare activa betrouwbaar geschat kan worden.
De groeiende biologische productie van thee wordt gedefinieerd als de bladeren die klaar zijn om te worden geplukt en verwerkt, zelfs als deze nog niet volgroeid zijn, zodat de reële waarde van deze afzonderlijke activa betrouwbaar kan worden geschat.
De Groep heeft geopteerd om de groeiende biologische productie van rubber te waarderen aan de reële waarde op het moment van oogsten ("at point of harvest") in overeenstemming met IAS 41.32 en dus niet te waarderen aan de reële waarde verminderd met de verwachte verkoopkosten. Hiervoor baseert de Groep zich op IAS 41.10c waarbij wij van mening zijn dat alle parameters van een alternatieve berekeningsmethode (producties, levenscyclus, kostentoewijzing,…) duidelijk onbetrouwbaar zijn. Hierdoor is elke alternatieve berekening op zich ook duidelijk onbetrouwbaar.
De groeiende biologische productie van bananen wordt gewaardeerd aan de reële waarde aangezien de parameters voor deze berekening wel beschikbaar en betrouwbaar zijn. Een winst of verlies uit een wijziging in reële waarde min de geschatte kosten van het verkooppunt van een biologisch actief wordt opgenomen in de nettowinst of het nettoverlies over de periode waarin de winst of het verlies is ontstaan.
Goodwill is het bedrag waarmee de kostprijs van de bedrijfscombinatie het belang van de Groep in de reële waarde van de overgenomen identificeerbare activa, verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen overschrijdt. Goodwill wordt niet afgeschreven maar tenminste jaarlijks onderworpen aan een test voor bijzondere waardeverminderingen. Hiervoor wordt de goodwill toegewezen aan de operationele entiteiten wat het laagste niveau is waarop de goodwill wordt gevolgd voor interne managementdoeleinden (d.i. kasstroom genererende eenheid). Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt onmiddellijk als een last opgenomen in de winst- en verliesrekening en wordt nooit teruggenomen.
Negatieve goodwill is het excedent van de reële waarde van het aandeel van de groep in de verworven identificeerbare netto activa op het ogenblik van de overname tegenover de betaalde overnameprijs. Negatieve goodwill wordt onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Immateriële activa omvatten computersoftware en licenties. Immateriële activa worden geactiveerd en lineair afgeschreven over hun vermoedelijke gebruiksduur.
Materiële vaste activa, alsook vastgoedbeleggingen, worden opgenomen tegen hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Financieringskosten worden geactiveerd als deel van de kostprijs van het in aanmerking komend actief. Uitgaven voor de herstellingen van materiële vaste activa worden onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Vaste activa aangehouden voor verkoop worden in voorkomend geval gewaardeerd aan het laagste van de boekwaarde en de reële waarde min verkoopkosten.
Afschrijvingen worden als volgt berekend op een lineaire basis over de verwachte gebruiksduur van het desbetreffende actief:
| Gebouwen | 5 tot 30 jaar |
|---|---|
| Infrastructuur | 5 tot 25 jaar |
| Installaties en machines | 5 tot 30 jaar |
| Rollend materieel | 3 tot 20 jaar |
| Bureaumaterieel en meubilair | 5 tot 10 jaar |
| Overige vaste activa | 2 tot 20 jaar |
Terreinen worden niet afgeschreven.
De Groep presenteert de landrechten als materiële vaste activa consistent met de presentatiemethode binnen de industrie en de relevante adviezen hieromtrent. Bovendien volgt de Groep elk landrecht kort op in termen van de vernieuwing en wordt enkel nog afgeschreven op de landrechten als er een indicatie is dat deze niet vernieuwd zouden kunnen worden.
Materiële vaste activa, financiële activa en andere vaste activa worden onderworpen aan een test voor bijzondere waardevermindering als bepaalde elementen of belangrijke veranderingen een indicatie geven dat de boekwaarde groter is dan de realiseerbare waarde. Er dient een bijzonder waardeverminderingsverlies te worden opgenomen gelijk aan het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde, wat het hoogste is van de reële waarde min de verkoopkosten en de bedrijfswaarde van het actief. Voor de identificatie van bijzondere waardeverminderingen worden de activa samengevoegd in de kleinste identificeerbare groep die een instroom van kasmiddelen genereert. Wanneer later een bijzondere waardevermindering niet langer bestaat, door een toename van de reële waarde of de gebruikswaarde, wordt deze teruggenomen.
Classificatie en waardering van financiële instrumenten Financiële activa en passiva worden initieel opgenomen wanneer de Groep een partij wordt bij de contractuele bepalingen van het instrument.
De financiële activa en passiva worden initieel gewaardeerd aan de reële waarde met waardeveranderingen in de winsten verliesrekening. Transactiekosten die direct toewijsbaar zijn aan de verwerving of de uitgifte van financiële activa en passiva (anders dan de financiële activa en passiva aan de reële waarde via de resultatenrekening) worden, al naargelang, toegevoegd of afgehouden van de reële waarde bij de eerste opname. Transactiekosten die direct toewijsbaar zijn aan de verwerving van financiële activa of passiva aan reële waarde via de resultatenrekening worden onmiddellijk in de resultatenrekening erkend.
De financiële activa omvatten de investeringen in eigen vermogeninstrumenten die worden aangewezen als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de andere elementen van het totaalresultaat, leningen aan gerelateerde partijen, vorderingen inclusief handelsvorderingen en andere vorderingen, financiële activa aan de reële waarde via de resultatenrekening en de geldmiddelen en kasequivalenten. De verwervingen en verkopen van financiële activa worden erkend op de transactiedatum.
Alle erkende financiële activa worden vervolgens in hun geheel gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs of reële waarde, afhankelijk van de classificatie van de financiële activa. Schuldinstrumenten die aan de volgende voorwaarden voldoen, worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs:
Schuldinstrumenten omvatten:
Bij de eerste opname, heeft de Groep een onherroepelijke keuze gemaakt (op een variabele basis) om investeringen in eigen vermogensinstrumenten te bepalen als reële waarde via de andere elementen van het totaalresultaat ("FVTOCI"). Beleggingen in eigen-vermogensinstrumenten volgens FVTOCI worden initieel gewaardeerd aan de reële waarde plus transactiekosten. Vervolgens worden ze gewaardeerd tegen reële waarde waarbij winsten en verliezen die voortvloeien uit wijzigingen in de reële waarde worden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat en ze worden gecumuleerd in de reserve voor de herwaarderingen op investeringen. De cumulatieve winst of het cumulatieve verlies zal niet worden geherclassificeerd
naar de resultatenrekeningen bij de verkoop van de aandelenbeleggingen. In de plaats daarvan zullen ze worden getransfereerd naar het overgedragen resultaat. Vanwege het gebrek aan voldoende recente informatie die beschikbaar is om de reële waarde te meten, heeft het management vastgesteld dat de kostprijs een correcte schatting is van de reële waarde voor de niet-beursgenoteerde investeringen in eigen vermogensintrumenten.
De effectieverentemethode is een methode voor het berekenen van de geamortiseerde kostprijs van een schuldinstrument en voor het toewijzen van rentebaten over de relevante periode.
Voor financiële instrumenten andere dan verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid, is de effectieve interestvoet de rente die de verwachte toekomstige geldbetalingen of –ontvangsten (inclusief alle vergoedingen betaald of ontvangen die een integraal deel uitmaken van de effectieve interestvoet, transactiekosten en andere premies en kortingen) tijdens de verwachte looptijd (of een kortere periode indien van toepassing) van het financiële actief of de financiële verplichting exact disconteert tot de bruto boekwaarde van een financieel actief of de geamortiseerde kostprijs van een financiële verplichting, zonder rekening te houden met de te verwachten kredietverliezen.
De geamortiseerde kostprijs is het bedrag waartegen het financiële actief of de financiële verplichting bij eerste opname wordt gewaardeerd, verminderd met de hoofdsomaflossingen en vermeerderd of verminderd met de volgens de effectieverentemethode bepaalde cumulatieve amortisatie van het eventuele verschil tussen dat eerste bedrag en het aflossingsbedrag, en, voor financiële activa, aangepast voor een eventuele voorziening voor verliezen. Anderzijds is de bruto boekwaarde van een financieel actief de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief, vóór aanpassing voor een eventuele voorziening voor verliezen.
De Groep maakt gebruik van financiële instrumenten voor het beheer van het wisselkoers- en renterisico dat voortvloeit uit de operationele, financiële en investeringsactiviteiten. De groep past een aantal afdekkingstransacties toe onder IFRS 9 – "Financiële instrumenten".
Derivaten worden initieel gewaardeerd tegen kostprijs. Na de initiële erkenning worden deze instrumenten erkend in de balans aan hun reële waarde, waarbij de wijzigingen in de reële waarde in resultaat worden geboekt tenzij deze instrumenten deel uitmaken van indekkingsverrichtingen. in welk geval de timing van de opname in winst of verlies afhankelijk is van de aard van de afdekkingsrelatie. De Groep wijst bepaalde derivaten aan als afdekkingsinstrumenten met betrekking tot het renterisico in kasstroomafdekkingen. Derivaten met betrekking tot het valutarisico zijn niet gedocumenteerd in een afdekkingsrelatie.
Bij de aanvang van de afdekkingsrelatie worden de afdekkingsrelatie, alsook de risicobeheerdoelstelling en strategie van de entiteit bij het aangaan van de afdekkingstransactie formeel aangewezen en gedocumenteerd. Bovendien documenteert de groep bij aanvang van de indekking en op permanente basis of het afdekkingsinstrument effectief is in het compenseren van wijzigingen in reële waarde of kasstromen van de afgedekte positie die toewijsbaar zijn aan het afgedekte risico.
De afdekkingsrelatie voldoet aan alle volgende vereisten inzake afdekkingseffectiviteit:
Indien een afdekkingsrelatie niet meer aan het op de afdekkingsverhouding betrekking hebbende vereiste inzake afdekkingseffectiviteit voldoet, maar de risicobeheerdoelstelling voor die aangewezen afdekkingsrelatie gelijk blijft, moet een entiteit de afdekkingsverhouding van de afdekkingsrelatie zodanig aanpassen dat deze wederom aan de criteria voldoet (dit wordt in deze standaard "herbalancering" genoemd).
De waardeschommelingen van een afgeleid financieel instrument dat voldoet aan de strikte voorwaarden voor erkenning als kasstroom-indekking worden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat voor het effectieve deel. Het ineffectieve deel wordt rechtstreeks in de resultatenrekening geboekt. De indekkingsresultaten worden van de andere elementen van het totaalrsultaat naar de resultatenrekening overgeboekt op het moment dat de ingedekte transactie zelf het resultaat beïnvloedt.
Een derivaat met een positieve reële waarde wordt geboekt als een financieel actief, terwijl een derivaat met een negatieve reële waarde wordt opgenomen als een financiële verplichting. Een derivaat wordt gepresenteerd als kortlopend of langlopend, afhankelijk van de verwachte vervaldatum van het financiële instrument.
Met betrekking tot de waardevermindering van financiële activa wordt een model voor verwachte kredietverliezen toegepast. Het verwachte kredietverliesmodel vereist dat de Groep rekening houdt met verwachte kredietverliezen en veranderingen in die verwachte kredietverliezen op elke rapporteringsdatum om zo de veranderingen in kredietrisico sinds de eerste opname van de financiële activa correct weer te geven. Concreet zijn de volgende activa opgenomen in de beoordeling van de bijzondere waardevermindering van de Groep: 1) handelsvorderingen; 2) langlopende vorderingen en leningen aan verbonden partijen; 3) geldmiddelen en kasequivalenten.
IFRS 9 vereist dat de Groep verwachte kredietverliezen op al haar schuldinstrumenten, leningen en handelsvorderingen boekt, hetzij op basis van twaalf maanden, hetzij op basis van de volledige looptijd. De Groep heeft de vereenvoudigde benadering toegepast en de verwachte verliezen op alle handelsvorderingen geboekt. De toepassing van het verwachte kredietverlies had geen significant effect op het eigen vermogen. De Groep beoordeelde ook of het historische patroon in de toekomst materieel zou veranderen en verwacht geen significante impact.
Volgens IFRS 9 moet een entiteit de waarde van de voorziening voor verliezen op een financieel instrument op elke verslagdatum bepalen op een bedrag dat gelijk is aan de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen indien het aan het financiële instrument verbonden kredietrisico sinds de eerste opname significant is toegenomen moet een entiteit, indien het aan een financieel instrument verbonden kredietrisico op de verslagdatum niet significant is toegenomen sinds de eerste opname, de waarde van de voorziening voor verliezen op dat financiële instrument bepalen op een bedrag dat gelijk is aan de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen. Voor lange termijn vorderingen geeft IFRS 9 de keuze om de verwachtte kredietverliezen te bepalen op basis van ofwel de volledige looptijd ofwel op basis van twaalf maanden. De Groep heeft gekozen om deze op basis van twaalf maanden te bepalen. All banksaldi worden ook beoordeeld op verwachtte kredietverliezen.
De Groep neemt een financieel actief niet langer op wanneer de contractuele rechten op de kasstromen van het actief aflopen of wanneer het financiële actief en vrijwel alle risico's en voordelen van eigendom van het actief overdraagt aan een andere partij. Als de Groep niet wezenlijk alle risico's en voordelen van eigendom overdraagt of behoudt en het overgedragen actief blijft controleren, erkent de Groep zijn behouden belang in het actief en een daarmee verband houdende verplichting op voor de bedragen die het mogelijk moet betalen. Als de Groep nagenoeg alle risico's en voordelen van eigendom van een overgedragen financieel actief behoudt, blijft de Groep het financiële actief opnemen en neemt het ook een lening op onderpand aan voor de ontvangen opbrengsten.
Bij het niet langer in zijn geheel opnemen van een financieel actief moet het verschil tussen: a) de boekwaarde (bepaald op de datum van verwijdering uit het overzicht van de financiële positie) en b) de ontvangen vergoeding (vermeerderd met elk nieuw verkregen actief en verminderd met elke nieuw aangegane verplichting) in winst of verlies worden opgenomen. Bovendien, bij het niet langer opnemen van een eigen vermogeninstrument voor dewelke de Groep bij de eerste opname heeft geopteerd om de reële waarde via de andere elementen van het totaalresultaat op te nemen ("FVTOCI"), worden de in het verleden gecumuleerde winsten en verliezen in de herwaarderingsreserve voor beleggingen niet geherclassificeerd naar de winst- en verliesrekening.
Alle financiële verplichtingen van de Groep worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode.
De Groep neemt de financiële verplichtingen niet langer op wanneer, en alleen wanneer, de verplichtingen van de Groep= worden afgewikkeld, worden geannuleerd of komen te vervallen. Het verschil tussen de boekwaarde van de niet langer opgenomen balans van de financiële verplichting en de betaalde en te betalen vergoeding, inclusief overgedragen niet-contante activa of overgenomen verplichtingen, wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening.
Vorderingen en schulden worden gewaardeerd aan geamortiseerde kostprijs. Vorderingen en schulden worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde, verminderd met een voorziening voor dubieuze debiteuren. Vorderingen en schulden in een andere valuta dan de valuta van de dochteronderneming worden omgerekend tegen de geldende wisselkoersen van de Groep op de balansdatum.
Geldmiddelen en kasequivalenten worden gewaardeerd aan hun geamortiseerde waarde en omvatten contanten en deposito's met een oorspronkelijke looptijd van drie maanden of minder. Negatieve kassaldi worden als schulden opgenomen.
Rentedragende leningen worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. Leningen worden initieel opgenomen als ontvangen opbrengsten, na aftrek van transactiekosten. Elk verschil tussen de kostprijs en de aflossingswaarde wordt in de winst- en verliesrekening verwerkt volgens de effectieve rente methode.
De voorraad wordt gewaardeerd tegen de laagste waarde van de kostprijs of de opbrengstwaarde.
Met betrekking tot de voorraad afgewerkte producten waarin biologische activa worden verwerkt, wordt de reële waarde van deze biologische activa verhoogd met de productiekost.
Voorraden worden individueel afgeschreven als de verwachte opbrengstwaarde afneemt tot onder de boekwaarde van de voorraad. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs min de geschatte kosten die nodig zijn om de verkoop te realiseren. Indien de omstandigheden die voorheen aanleiding gaven tot een afschrijving niet meer bestaan, wordt de waardevermindering teruggenomen.
Dividenden van de moedermaatschappij in verband met de gewone uitstaande aandelen worden pas opgenomen in de periode waarin ze formeel worden toegekend.
Kosten gemaakt voor het uitgeven van eigenvermogensinstrumenten worden opgenomen als een vermindering van het eigen vermogen.
Minderheidsbelangen omvatten het deel, toebehorend aan de minderheidsaandeelhouders, van de reële waarde van identificeerbare activa en verplichtingen die opgenomen worden bij de overname van een dochteronderneming, samen met het overeenkomstig deel van de gerealiseerde winsten en verliezen voor de daaropvolgende periodes.
In de winst- en verliesrekening wordt het minderheidsaandeel in het verlies of de winst van de Groep apart getoond van het geconsolideerd resultaat van de Groep.
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de Groep een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft ten gevolge van een gebeurtenis in het verleden, het waarschijnlijk is dat er een uitstroom van middelen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag van de verplichting op betrouwbare wijze kan worden geschat.
Groepsentiteiten hebben verschillende pensioenplannen in overeenstemming met de lokale voorwaarden en toepassingen van die landen.
In het algemeen werden de toegezegd-pensioenregelingen nog niet gefinancierd, doch volledig voorzien volgens de 'Projected Unit Credit'-methode. Deze voorzieningen vertegenwoordigen de actuele waarde van de toekomstige uitkeringsverplichtingen. De actuariële winsten en verliezen worden in het de andere elementen van het totaalresultaat erkend.
De Groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de Groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement op de werkgeversbijdragen en op de werknemersbijdragen niet wordt gehaald, dienen deze plannen volgens IAS 19 te worden beschouwd als "toegezegd-pensioenregelingen".
IFRS 15 werd gepubliceerd in mei 2014 en vervangt IAS 18 Omzet en IAS 11 Onderhanden projecten in opdracht van derden. Deze standaard introduceert een nieuw uitgebreid model met vijf stappen voor de erkenning van opbrengsten die voortvloeien uit contracten met klanten, met uitzondering van opbrengsten uit leases, financiële instrumenten en verzekeringscontracten. Het basisprincipe van deze standaard is dat een entiteit opbrengsten erkent in die mate dat dit een weergave is van de overdracht van beloofde goederen of diensten aan klanten, voor een bedrag dat de weerspiegeling is van de vergoeding waarop de entiteit meent recht te hebben in ruil voor die goederen of diensten. Het tijdstip van de erkenning van opbrengsten kan plaatsvinden na verloop van tijd of op een tijdstip, afhankelijk van de overdracht van controle.
De standaard introduceert ook nieuwe richtlijnen inzake de kosten ter vervulling en het behalen van een contract, met vermelding van de omstandigheden waarin deze kosten moeten worden gekapitaliseerd of ten laste moeten worden genomen wanneer ze zich voordoen. Bovendien zijn de nieuwe toelichtingen opgenomen in IFRS 15 meer gedetailleerd dan die welke momenteel van toepassing zijn in het kader van IAS 18.
De kernactiviteit van de SIPEF-groep is de verkoop van goederen. De Groep erkent de opbrengsten vanaf het moment dat de controle over het actief wordt overgedragen aan de klant. De verkochte goederen worden per schip vervoerd en als opbrengst erkend zodra de goederen op het schip worden geladen. Vanaf dit moment wordt de controle overgedragen aan de klant en wordt de opbrengst erkend in de financiële staten. Dit is zo van toepassing voor alle contracten binnen de SIPEF-groep. De betalingsvoorwaarden zijn afhankelijk van de leveringsvoorwaarden van het contract en kunnen variëren tussen vooruitbetaling, contanten tegen documenten en 45 dagen na overhandiging van de vrachtbrief. De leveringen van goederen zijn aan een vaste prijs. Voor elk contract is er maar één prestatieverplichting waaraan moet worden voldaan nl.: de levering van de goederen.
De Groep heeft geen incrementele kosten van materieel belang voor het verkrijgen van een contract die zou voldoen aan de kapitalisatiecriteria, zoals gedefinieerd door IFRS 15.
De Groep heeft de nieuwe standaard toegepast op de vereiste ingangsdatum. We kunnen concluderen dat de nieuwe IFRS 15 standaard geen noemenswaardige impact heeft op de financiële staten van de SIPEF-groep. De Groep blijft haar producten verkopen aan de huidige vastgestelde voorwaarden.
Aankopen worden netto opgenomen, na financiële en handelskorting. Kostprijs van verkopen omvat alle lasten verbonden met oogsten, transformatie en transport.
Algemene en beheerskosten omvatten lasten van de marketing- en financiële afdeling en algemene beheerskosten.
De winstbelastingen omvatten de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen en de uitgestelde belastingen. Beide belastingen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen behalve in die gevallen waar het bestanddelen betreft die deel uitmaken van het eigen vermogen. In dit laatste geval verloopt de opname via het eigen vermogen.
Onder de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen verstaat men deze die drukken op de fiscale winst van het boekjaar, berekend tegen de belastingtarieven die van kracht zijn op balansdatum, evenals de aanpassingen aan de belastingen die verschuldigd zijn over de vorige boekjaren.
Uitgestelde belastingverplichtingen en –vorderingen worden opgenomen voor tijdelijke verschillen tussen de boekwaarde in de balans en de fiscale boekwaarde van activa en verplichtingen en worden later aangepast om wijzigingen in de verwachte belastingtarieven waartegen deze tijdelijke verschillen zullen omdraaien weer te geven. Uitgestelde belastingvorderingen worden enkel opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening als het waarschijnlijk is dat de realisatie of afwikkeling ervan mogelijk is in de toekomst.
IFRS vereist dat de Groep bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening beoordelingen en schattingen gebruikt en hypothesen vooropstelt die de bedragen van activa en verplichtingen alsook de winst- en verliesrekening op balansdatum kunnen beïnvloeden. Werkelijke resultaten kunnen verschillen van deze schattingen.
De voornaamste domeinen waarin oordelen worden aangewend zijn:
De voornaamste domeinen waarin schattingen worden aangewend zijn:
De moedermaatschappij van de Groep, SIPEF, Schoten/België is de moedermaatschappij van de volgende ondernemingen:
| Locatie | Controle % | Belangen % | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Geconsolideerde ondernemingen (integrale consolidatie) | |||||||
| PT Tolan Tiga Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 | ||||
| PT Eastern Sumatra Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||||
| PT Kerasaan Indonesia | Medan / Indonesië | 57,00 | 54,15 | ||||
| PT Bandar Sumatra Indonesia | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||||
| PT Melania Indonesia | Jakarta / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||||
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | Medan / Indonesië | 95,00 | 85,74 | ||||
| PT Umbul Mas Wisesa | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||||
| PT Citra Sawit Mandiri | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||||
| PT Toton Usaha Mandiri | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||||
| PT Agro Rawas Ulu | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 | ||||
| PT Agro Kati Lama | Medan / Indonesië | 95,00 | 95,00 | ||||
| PT Agro Muara Rupit | Medan / Indonesië | 95,00 | 94,90 | ||||
| Hargy Oil Palms Ltd | Bialla / Papoea-N-G | 100,00 | 100,00 | ||||
| Plantations J. Eglin SA | Azaguié / Ivoorkust | 100,00 | 100,00 | ||||
| Jabelmalux SA | Luxembourg / G.H. Luxemburg | 99,89 | 99,89 | ||||
| PT Agro Muko | Jakarta / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||||
| PT Dendymarker Indah Lestari | Medan / Indonesië | 95,00 | 90,25 | ||||
| Geassocieerde ondernemingen en joint ventures (vermogensmutatie) | |||||||
| Verdant Bioscience Pte Ltd | Singapore / Republiek Singapore | 38,00 | 38,00 | ||||
| PT Timbang Deli Indonesia | Medan / Indonesië | 38,00 | 36,10 | ||||
| BDM NV | Antwerpen / België | 0.00 | 0.00 | ||||
| ASCO NV | Antwerpen / België | 0.00 | 0.00 |
De Groep heeft, ondanks het bezit van de meerderheid van de stemrechten, geen zeggenschap in de niet-geconsolideerde ondernemingen wegens gevestigd in ontoegankelijke regio's (Horikiki Development Cy Ltd).
Naar aanleiding van een gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer is vanaf eind 2006 de functionele valuta in de meerderheid van de dochterondernemingen vanaf 1 januari 2007 gewijzigd naar US dollar. De volgende filialen hebben echter een andere functionele valuta:
| Plantations J. Eglin SA | EUR |
|---|---|
| BDM NV* | EUR |
| ASCO NV* | EUR |
| *BDM-ASCO werd verkocht in juni 2018 |
De Hieronder vermelde koersen werden gebruikt om de balansen en resultaten van deze entiteiten om te rekenen naar de US Dollar (de munt waarin de groep haar jaarverslag opstelt).
| Slotkoers | Gemiddelde koers | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2018 | 2017 | 2016 | 2018 | 2017 | 2016 | |
| EUR | 0,8738 | 0,8348 | 0,9505 | 0,8487 | 0,8792 | 0,9059 |
De activiteiten van SIPEF kunnen worden onderverdeeld in segmenten naar gelang de soort van de producten. SIPEF heeft de volgende segmenten:
• Palm: Omvat alle palmproducten, inclusief de palmpitten en de palmpitolie, zowel in Indonesië als in Papoea-Nieuw-Guinea.
Het overzicht van de segmenten hieronder is weergegeven op basis van de interne managementrapportering van de SIPEF-groep. De belangrijkste verschillen met de IFRS consolidatie zijn:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Bruto-marge per product | ||
| Palm | 62 731 | 108 941 |
| Rubber | -1 277 | 2 879 |
| Thee | 584 | 1 043 |
| Bananen en bloemen | 2 669 | 3 653 |
| Andere | 11 253 | 5 692 |
| Totaal bruto-marge | 75 960 | 122 208 |
| Verkoop-, algemene en beheerskosten | -39 696 | -34 581 |
| Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) | 2 417 | 1 133 |
| Financieringsopbrengsten/(kosten) | -3 182 | -3 102 |
| Discounting Sipef-CI | 2 031 | 1 636 |
| Wisselkoersresultaten | -1 670 | 1 258 |
| Winst voor belastingen | 35 860 | 88 552 |
| Belastinglasten | -13 147 | -23 865 |
| Effectief belastingtarief | -36,7% | -27,0% |
| Verzekeringen | 0 | 1 723 |
| Winst na belastingen | 22 713 | 66 409 |
| Correctie PT AM @ 44,9273% jan-feb | 0 | -1 928 |
| Correctie PT AM reële waarde v/d activa | 0 | 75 182 |
| Meerwaarde op de verkoop BDM-ASCO | 7 376 | 0 |
| Winst na belastingen | 30 089 | 139 663 |
Hieronder wordt de segmentinformatie per productsegment en per geografische locatie weergeven volgens de IFRS winsten verliesrekeningen. Het resultaat van een segment omvat de opbrengsten en kosten die rechtstreeks door een segment worden gegenereerd inclusief het relevante deel van de opbrengsten en kosten dat redelijkerwijs aan het segment kan worden toegerekend.
De totale omzet daalde tot USD 275 miljoen (-14,4%). De omzet van palmolie daalde met 13,7%. De gestegen volumes werden aan een aanzienlijk lagere prijs verkocht (de gemiddelde wereldmarktprijs voor ruwe palmolie noteerde het voorbije jaar USD 117 per ton CIF Rotterdam lager dan tijdens dezelfde periode vorig jaar). Er zijn geen contractbalansen per jaareinde.
De rubberomzet daalde met 27,0% door een combinatie van lagere productie en de lagere wereldmarktprijs
voor natuurlijke rubber.
In de theeactiviteit daalde de omzet met 27,3%. De omzet van vorig jaar werd echter sterk opgedreven door een belangrijke verkoop van voorraad. Deze daling heeft dus geen invloed op de brutomarge van de theeactiviteiten.
In de bananen- en bloemenactiviteit volgde de omzet de gedaalde volumes.
De gemiddelde ex-fabriek eenheidskostprijs voor de mature oliepalmplantages bleef nagenoeg onveranderd in vergelijking met 2017. De algemene kostenstijging (brandstof, meststof en lokale lonen) werd immers grotendeels geneutraliseerd door hogere producties en de devaluatie van de roepia in Indonesië (6,5%) en de kina in Papoea-Nieuw-Guinea (3,3%).
| 2018 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|
| Palm | 240 057 | -169 088 | -2 169 | 68 800 | 95,4 |
| Rubber | 11 699 | -12 764 | 0 | -1 065 | -1,5 |
| Thee | 5 454 | -4 862 | 35 | 627 | 0,9 |
| Bananen en planten | 17 119 | -14 326 | 0 | 2 793 | 3,9 |
| Corporate | 941 | 0 | 0 | 941 | 1,3 |
| Andere | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,0 |
| Totaal | 275 270 | -201 040 | -2 134 | 72 096 | 100,0 |
| 2017 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|
| Palm | 278 272 | -166 774 | - 735 | 110 763 | 91,9 |
| Rubber | 16 032 | -12 708 | 0 | 3 324 | 2,8 |
| Thee | 7 507 | -6 391 | 0 | 1 116 | 0,9 |
| Bananen en planten | 18 386 | -14 559 | 0 | 3 827 | 3,2 |
| Corporate | 1 444 | 0 | 0 | 1 444 | 1,2 |
| Andere | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,0 |
| Totaal | 321 641 | -200 432 | - 735 | 120 474 | 100,0 |
De aanpassingen in de reële waarde betreffen de effecten van de waardering van de hangende vruchten aan hun reële waarde (IAS 41R). De brutowinst daalde van KUSD 120 474 in december 2017 naar KUSD 72 096 (-40,2%) in december 2018. De brutowinst van het palmsegment daalde met 37,9% in vergelijking met 2017 door de lagere palmolieprijzen. De bijdrage van de rubberactiviteiten aan de brutomarge was door de lage verkoopprijzen negatief (-KUSD 1 065). Daar waar de brutomarge voor thee in juni nog nagenoeg identiek was aan het jaar voordien, was deze op jaareinde sterk teruggevallen door de lagere gerealiseerde verkoopprijs in het tweede semester. De brutomarge voor bananen- en bloemenactiviteiten kende een sterke terugval ten gevolge van de lagere producties.
Het segment "corporate" omvat de ontvangen management fees van niet-groepsondernemingen, aangerekende commissies op zeevrachten en andere aangerekende commissies die buiten het verkoopcontract vallen.
| 2018 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Andere inkomsten |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 163 653 | -118 738 | 381 | -1 477 | 43 819 | 60,8 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 93 232 | -67 976 | 0 | - 657 | 24 599 | 34,1 |
| Ivoorkust | 17 120 | -14 326 | 0 | 0 | 2 794 | 3,9 |
| Europa | 884 | 0 | 0 | 0 | 884 | 1,2 |
| Andere | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,0 |
| Totaal | 274 889 | -201 040 | 381 | -2 134 | 72 096 | 100,0 |
| 2017 - KUSD | Omzet | Kostprijs van verkopen |
Andere inkomsten |
Aanpassingen van de reële waarde |
Brutowinst | % van totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 186 626 | -112 440 | 522 | - 261 | 74 447 | 61,8 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 115 184 | -73 433 | 0 | - 474 | 41 277 | 34,2 |
| Ivoorkust | 18 386 | -14 559 | 0 | 0 | 3 827 | 3,2 |
| Europa | 923 | 0 | 0 | 0 | 923 | 0,8 |
| Andere | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,0 |
| Totaal | 321 119 | -200 432 | 522 | - 735 | 120 474 | 100,0 |
De totale kostprijs van de verkopen kan onderverdeeld worden in de volgende categorieën:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Plantagekosten | 129 769 | 113 061 |
| Verwerkingskosten | 32 263 | 29 703 |
| Aankopen FFB/palmolie/latex | 23 105 | 39 873 |
| Voorraadbewegingen | -3 235 | 1 496 |
| Verkoopkosten | 19 138 | 16 299 |
| Kostprijs van de verkopen (inclusief aanpassingen van de reële waarde) | 201 040 | 200 432 |
| Algemene en beheerskosten | 31 759 | 31 175 |
| Totale kostprijs van de verkopen en algemene en beheerskosten | 232 799 | 231 607 |
De stijging in plantagekosten werd voornamelijk veroorzaakt door:
De stijging van de verwerkingskosten hangt samen met de toename in palmolieproductie en een algemene stijging van de prijzen als gevolg van de inflatie.
De afname van FFB / CPO / Latex aankopen is voornamelijk door de aankopen (MUSD 12,1) in januari en februari 2017, toen PT Agro Muko nog steeds werd verwerkt onder de vermogensmutatiemethode in de consolidatie. Het resterende verschil is voornamelijk te wijten aan de daling van de FFB-inkoopprijzen van onze omliggende boeren, als gevolg van de daling van de palmolieprijs.
De stijging van de verkoopkosten is te wijten aan een stijging van de exportkosten, voornamelijk in PT UMW (ongeveer 1,8 miljoen USD), waarvan de productie minder lokaal werd verkocht en meer naar Europa werd geëxporteerd.
De gemiddelde ex-works kostprijs voor het palmsegment (92% van de totale brutomarge) steeg met ongeveer 3,8% ten opzichte van 2017. De totale afschrijving van de plantage-en verwerkingskosten bedraagt KUSD 35 108. Een totaal van KUSD 3 290 van afschrijvingen werd geboekt onder de 'algemene-en beheerskosten' en KUSD 347 in de 'overige bedrijfsopbrengsten/kosten'.
De algemene- en beheerskosten bleven nagenoeg stabiel (+1,9%). Enerzijds waren er toegenomen kosten voor het verder ontwikkelen van een regionaal kantoor in de Musi Rawas-regio en bijkomende IT- en reiskosten. Daartegenover daalde de USD tegenwaarde van de Euro-kosten van het hoofdhuis in België en was er een lagere bonusprovisie door het fors lagere resultaat van 2018 in vergelijking met 2017.
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Nederland | 118 640 | 93 312 |
| Zwitserland | 87 602 | 71 047 |
| Indonesië | 29 641 | 57 365 |
| Ierland | 8 442 | 10 744 |
| Singapore | 7 073 | 8 003 |
| Frankrijk | 6 114 | 4 086 |
| België | 5 806 | 5 932 |
| Verenigde Staten | 3 024 | 3 395 |
| Senegal | 2 321 | 1 947 |
| Pakistan | 1 675 | 3 496 |
| Afghanistan | 1 442 | 1 577 |
| Duitsland | 1 161 | 1 237 |
| Verenigd Koninkrijk | 1 067 | 57 856 |
| Spanje | 612 | 784 |
| Ivoorkust | 493 | 557 |
| Andere | 156 | 303 |
| Papoea-Nieuw-Guinea | 0 | 0 |
| Totaal | 275 270 | 321 641 |
| 2018 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Indonesië | PNG | Ivoorkust | Europa | Andere | Totaal |
| Immateriële vaste activa | 0 | 0 | 0 | 441 | 0 | 441 |
| Goodwill | 104 782 | 0 | 0 | 0 | 0 | 104 782 |
| Biologische activa | 195 561 | 87 871 | 280 | 0 | 0 | 283 712 |
| Andere materiële vaste activa | 241 860 | 109 894 | 4 440 | 530 | 0 | 356 724 |
| Vastgoedbeleggingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures |
1 043 | 0 | 0 | 0 | 6 196 | 7 239 |
| Andere financiële activa | 46 | 0 | 16 | 15 | 0 | 77 |
| Vorderingen > 1 jaar | 7 212 | 0 | 0 | 3 900 | 0 | 11 112 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 13 537 | 0 | 387 | 2 300 | 0 | 16 224 |
| Totaal vaste activa | 564 040 | 197 765 | 5 123 | 7 186 | 6 196 | 780 310 |
| % van totaal | 72,28% | 25,34% | 0,66% | 0,92% | 0,79% | 100,00% |
| 2017 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Indonesië | PNG | Ivoorkust | Europa | Andere | Totaal |
| Immateriële vaste activa | 0 | 0 | 82 | 224 | 0 | 306 |
| Goodwill | 103 008 | 0 | 0 | 0 | 0 | 103 008 |
| Biologische activa | 181 196 | 86 591 | 299 | 0 | 0 | 268 086 |
| Andere materiële vaste activa | 228 090 | 112 843 | 4 746 | 586 | 0 | 346 266 |
| Vastgoedbeleggingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Investeringen in geassocieerde | ||||||
| deelnemingen en joint ventures | 1 522 | 0 | 0 | 0 | 6 594 | 8 116 |
| Andere financiële activa | 46 | 0 | 17 | 15 | 0 | 78 |
| Vorderingen > 1 jaar | 0 | 0 | 0 | 6 643 | 0 | 6 643 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 12 193 | 0 | 309 | 2 525 | 0 | 15 027 |
| Totaal vaste activa | 526 055 | 199 434 | 5 453 | 9 993 | 6 594 | 747 529 |
| % van totaal | 70,37% | 26,68% | 0,73% | 1,34% | 0,88% | 100,00% |
| 2018 | 2017 | |||
|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Goodwill | Immateriële vaste activa |
* Goodwill |
Immateriële vaste activa |
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 103 008 | 843 | 1 348 | 595 |
| Aanschaffingen | 0 | 262 | 101 660 | 241 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Overboekingen | 0 | - 187 | 0 | 0 |
| Finale PPA PT Dendymarker | 1 774 | 0 | 0 | - 12 |
| Omrekeningsverschillen | 0 | 0 | 0 | 19 |
| Bruto boekwaarde per 31 december | 104 782 | 918 | 103 008 | 843 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en | ||||
| waardeverminderingen per 1 januari | 0 | - 537 | 0 | - 459 |
| Afschrijvingen | 0 | - 45 | 0 | - 38 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Overboekingen | 0 | 105 | 0 | - 30 |
| Remeasurement | 0 | 0 | 0 | - 10 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en | ||||
| waardeverminderingen per 31 december | 0 | - 477 | 0 | - 537 |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 103 008 | 306 | 1 348 | 136 |
| Netto boekwaarde per 31 december | 104 782 | 441 | 103 008 | 306 |
Goodwill is het positieve verschil tussen de overnameprijs van een dochteronderneming, geassocieerde onderneming of joint venture en het aandeel van de Groep in de reële waarde van de identificeerbare activa en passiva van de overgenomen entiteit op datum van overname. Volgens de standaard IFRS 3 - Bedrijfscombinaties, wordt goodwill niet afgeschreven, maar getoetst op bijzondere waardevermindering.
Goodwill en immateriële vaste activa worden jaarlijks door het management getoetst of ze zijn blootgesteld aan een bijzondere waardevermindering in overeenstemming met de waarderingsregels in toelichting 2 (ongeacht of er aanwijzingen bestaan voor een bijzondere waardevermindering).
Om de noodzaak tot een bijzondere waardevermindering te kunnen beoordelen, wordt de goodwill toegewezen aan een kasstroom genererende eenheid (KGE). Een kasstroom genererende eenheid is de kleinste identificeerbare groep van activa die een instroom van kasmiddelen genereert die in ruime mate onafhankelijk is van de instroom van kasmiddelen van andere activa of groepen van activa. Op elke balansdatum wordt voor deze kasstroom genererende eenheden een analyse uitgevoerd om te bepalen of de boekwaarde van de goodwill volledig recupereerbaar is. Indien de realiseerbare waarde van de kasstroom generende eenheid op een duurzame wijze lager ligt dan de boekwaarde, dan wordt er in de winst - en verliesrekening een bijzondere waardevermindering opgenomen ten belope van dit verschil.
In het model van SIPEF wordt de kasstroomgenerende eenheid vergeleken met het totaal onderliggend actief gerelateerd aan het palmoliesegement per 31 december 2018. Dit omvat de volgende posten:
| Activa (in KUSD)* | 2018 |
|---|---|
| Biologische activa - dragende planten | 268 169 |
| Andere materiële vaste activa | 347 172 |
| Goodwill | 104 782 |
| Vlottende activa - vlottende passiva | 31 463 |
| Totaal | 751 586 |
*Activa omvat enkel de entiteiten met palmolieactiviteiten
De SIPEF-groep heeft de 'kasstroom genererende eenheid' gedefinieerd als het operationele palmoliesegment. Het omvat alle kasstromen van de palmolieactiviteiten van alle plantages in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. De kasstromen die voortvloeien uit de verkoop van rubber, thee en bananen worden hier niet mee opgenomen, gezien het feit dat de goodwill zuiver werd toegewezen aan het palmoliesegment. Het betreft de volgende entiteiten:
| Entiteiten |
|---|
| SIPEF NV |
| PT Tolan Tiga |
| PT Eastern Sumatra |
| PT Kerasaan |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera |
| PT Umbul Mas Wisesa |
| PT Citra Sawit Mandiri |
| PT Toton Usaha Mandiri |
| PT Agro Rawas Ulu |
| PT Agro Muara Rupit |
| PT Agro Kati Lama |
| PT Agro Muko* |
| Hargy Oil Palms LTD |
| PT Dendymarker Indah Lestari |
* Er werd voor PT AM een opsplitsing gemaakt tussen de kasstromen afkomstig uit palmolie en de kasstromen afkomstig uit rubber.
De recupereerbare waarde van de kasstroom generende eenheden waaraan de goodwill werd toegewezen, werd bepaald aan de hand van een berekening met een "discounted cash-flow-model" (DCF-model). Er werd vertrokken vanuit de operationele plannen van de Groep die tien jaar vooruitkijken (t.e.m. 2028) en werden goedgekeurd door de Raad van Bestuur. De macro-economische parameters zoals de palmolieprijs en inflatie worden in dit model als constant beschouwd voor ieder jaar. De constante palmolieprijs die gebruikt wordt in het model (USD 691/ton) is de beste inschatting van het management van de palmolieprijs CIF Rotterdam op lange termijn.
In het model is de groei van de verkopen dezelfde als de normale verbetering van de productievolumes t.g.v. van de maturiteit van de palmbomen van de verschillende dochterondernemingen. Eventuele verbetering van de toekomstige "EBITDA"-marges in het model zijn een normaal gevolg van dezelfde verbetering van de productievolumes.
Het huidige model werd opgesteld met een gewogen gemiddelde kapitaalkost (na belastingen) van 11,25% en een gemiddelde aanslagvoet van 25% - 30%. De terminale waarde in het "discounted cash-flow" model is gebaseerd op een perpetuele groei van 2% conform het Gordon-groeimodel. We maken in het model gebruik van een sensitiviteitsanalyse voor verschillende palmolieprijzen en verschillende gewogen gemiddelde kapitaalkosten (WACC):
| Palmolieprijzen (CIF Rotterdam) | |
|---|---|
| Scenario 1 | 641 USD/ton CIF Rotterdam |
| Scenario 2 (basis scenario) | 691 USD/ton CIF Rotterdam |
| Scenario 3 | 741 USD/ton CIF Rotterdam |
| WACC | |
|---|---|
| Scenario 1 | 10,25% |
| Scenario 2 (basis scenario) | 11,25% |
| Scenario 3 | 12,25% |
Voor de sensitiviteitsanalyse werd de prijs verhoogd en verlaagd met 50 USD/ton. De WACC werd verhoogd en verlaagd met één procent. Hieronder wordt er een sensitiviteitsmatrix weergeven voor de totale verdisconteerde cashflow voor verschillende palmolieprijzen en verschillende gemiddelde kapitaalkosten (WACC).
| WACC/PO prijs (in KUSD) | 10,25% | 11,25% | 12,25% |
|---|---|---|---|
| 641 USD/ton CIF Rotterdam | 712 845 | 618 620 | 543 462 |
| 691 USD/ton CIF Rotterdam | 959 390 | 838 545 | 741 984 |
| 741 USD/ton CIF Rotterdam | 1 206 056 | 1 058 591 | 940 626 |
| Waarde onderliggende assets* | 751 586 | 751 586 | 751 586 |
* het gaat hier om het onderliggende actief gerelateerd aan het PO segment
De headroom omvat het verschil tussen het totaal aan discounted cashflows en de waarde van het onderliggend actief:
| 12,25% | ||
|---|---|---|
| - 38 741 | - 132 966 | - 208 124 |
| - 9 602 | ||
| 189 040 | ||
| 10,25% 207 804 454 470 |
11,25% 86 959 307 005 |
Groen = basis scenario
We berekenden tevens ook de break-even palmolieprijs a.d.h.v. verschillende WACC's:
| Break-even prijs | 10,25% | 11,25% | 12,25% |
|---|---|---|---|
| USD/ton | 649 \$/ton | 671 \$/ton | 693 \$/ton |
Het management is van mening dat de veronderstellingen gebruikt in de bedrijfswaardeberekening zoals hierboven beschreven, de beste inschattingen geven van de toekomstige ontwikkeling. Uit de sensitiviteitsanalyse is gebleken dat de goodwill telkens volledig recupereerbaar is in bijna elk scenario. Zodoende is het management van mening dat er geen indicatie is voor een eventuele waardevermindering. Toekomstige verkoopprijzen blijven moeilijk te voorspellen over een lange periode en zullen nauwlettend worden gemonitord in te toekomst.
De goodwill werd momenteel als volgt toegewezen:
| 2018 |
|---|
| 103 008 |
| 1 774 |
| 104 782 |
Op balansniveau kan de beweging in de biologische activa als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Bruto boekwaarde per 1 januari | 362 042 | 226 858 |
| Wijzigingen in consolidatiekring | 0 | 111 928 |
| Aanschaffingen | 27 496 | 22 281 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | - 2 944 | - 2 251 |
| Overboekingen | 3 229 | 2 699 |
| Andere | - 13 431 | 0 |
| Omrekeningsverschillen | - 61 | 528 |
| Bruto boekwaarde per 31 december | 376 331 | 362 042 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari | - 93 956 | - 48 512 |
| Wijzigingen in consolidatiekring | 0 | - 35 872 |
| Afschrijvingen | - 12 877 | - 11 623 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen | 3 054 | 2 750 |
| Overboekingen | 79 | - 495 |
| Andere | 11 033 | 0 |
| Omrekeningsverschillen | 48 | - 204 |
| Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december | - 92 619 | - 93 956 |
| Netto boekwaarde per 1 januari | 268 086 | 178 346 |
| Netto boekwaarde per 31 december | 283 712 | 268 086 |
De beweging op de lijn "andere" betreft een correctie op de activa van PT Dendymarker als gevolg van de voltooiing van de purchase price allocation.
| 2018 | 2017 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Terreinen, gebouwen en infrastructuur |
Installaties en machines |
Rollend materieel |
Bureau, meubilair en overige |
In aanbouw |
Land rechten |
Totaal | Totaal |
| Bruto boekwaarde per | ||||||||
| 1 januari | 163 485 | 190 467 | 64 541 | 19 838 | 10 875 | 114 848 | 564 053 | 380 816 |
| Wijzigingen in | ||||||||
| consolidatiekring | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 155 955 |
| Aanschaffingen | 8 485 | 6 825 | 6 553 | 2 833 | 8 145 | 8 831 | 41 672 | 37 150 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
- 402 | - 1 015 | - 2 872 | - 210 | - 1 726 | 0 | - 6 225 | - 6 413 |
| Overboekingen | - 869 | - 7 222 | - 2 278 | 9 110 | - 2 176 | 187 | - 3 248 | - 5 400 |
| Andere | - 2 223 | 2 635 | 198 | - 101 | 8 525 | - 8 826 | 208 | 0 |
| Omrekeningsverschillen | - 460 | - 150 | - 90 | - 21 | - 26 | - 10 | - 757 | 1 945 |
| Bruto boekwaarde per | ||||||||
| 31 december | 168 016 | 191 540 | 66 052 | 31 449 | 23 617 | 115 030 | 595 703 | 564 053 |
| Geaccumuleerde | ||||||||
| afschrijvingen en | ||||||||
| waardeverminderingen | - 144 | |||||||
| per 1 januari | - 59 414 | - 97 640 | - 47 286 | - 10 797 | 0 | - 2 651 | - 217 788 | 174 |
| Wijzigingen in | ||||||||
| consolidatiekring | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | - 54 481 |
| Afschrijvingen | - 6 893 | - 10 377 | - 5 590 | - 2 916 | 0 | - 55 | - 25 831 | - 23 648 |
| Verkopen en buitengebruikstellingen |
181 | 961 | 2 853 | 201 | 0 | 0 | 4 196 | 5 096 |
| Overboekingen | 22 | 2 399 | - 15 | - 2 278 | 0 | - 104 | 24 | 809 |
| Andere | - 282 | 195 | - 80 | 110 | 0 | - 60 | - 117 | 0 |
| Omrekeningsverschillen | 316 | 116 | 67 | 33 | 0 | 5 | 537 | - 1 390 |
| Geaccumuleerde | ||||||||
| afschrijvingen en | ||||||||
| waardeverminderingen | - 217 | |||||||
| per 31 december | - 66 070 | - 104 346 | - 50 051 | - 15 647 | 0 | - 2 865 | - 238 979 | 788 |
| Netto boekwaarde per | ||||||||
| 1 januari | 104 071 | 92 827 | 17 255 | 9 041 | 10 875 | 112 197 | 346 266 | 236 643 |
| Netto boekwaarde per 31 december |
101 946 | 87 194 | 16 001 | 15 802 | 23 617 | 112 165 | 356 724 | 346 265 |
De aanschaffingen omvatten, naast de gebruikelijke vervangingsinvesteringen, investeringen voor de verbetering van de logistiek en infrastructuur van de plantages en de palmoliefabrieken.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de eigendomsrechten waarop de plantages van de SIPEF-groep gevestigd zijn:
| Oppervlakte | Type | Vervaldatum | Gewas | |
|---|---|---|---|---|
| PT Tolan Tiga Indonesia | 6 042 | Concessie | 2023 | Oliepalm |
| PT Tolan Tiga Indonesia | 2 437 | Concessie | 2024 | Oliepalm |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 3 178 | Concessie | 2023 | Oliepalm |
| PT Kerasaan Indonesia | 2 362 | Concessie | 2023 | Oliepalm |
| PT Bandar Sumatra Indonesia | 1 412 | Concessie | 2024 | Rubber |
| PT Timbang Deli Indonesia | 972 | Concessie | 2023 | Rubber en oliepalm |
| PT Melania Indonesia | 5 140 | Concessie | 2023 | Rubber, thee en oliepalm |
| PT Toton Usaha Mandiri | 1 199 | Concessie | 2046 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 270 | Concessie | 2019 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 500 | Concessie | 2020 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 315 | Concessie | 2031 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 1 410 | Concessie | 2028 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 903 | Concessie | 2028 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 7 730 | Concessie | 2019 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 2 185 | Concessie | 2022 | Oliepalm |
| PT Agro Muko | 1 515 | Concessie | 2022 | Rubber |
| PT Agro Muko | 2 100 | Concessie | 2022 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisesa | 4 397 | Concessie | 2048 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisesa | 2 071 | Concessie | 2048 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisesa | 679 | Concessie | 2049 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisesa | 462 | Concessie | 2049 | Oliepalm |
| PT Umbul Mas Wisesa | 155 | Concessie | 2049 | Oliepalm |
| PT Dendymarker Indah Lestari | 13 705 | Concessie | 2028 | Oliepalm |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 1 705 | Concessie | 2053 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 2 967 | Concessie | 2076 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 128 | Concessie | 2075 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 322 | Concessie | 2106 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 279 | Concessie | 2106 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 6 460 | Concessie | 2082 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 2 900 | Concessie | 2101 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 170 | Concessie | 2097 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 17 | Concessie | 2077 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 18 | Concessie | 2113 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 2 633 | Concessie | 2117 | Oliepalm |
| Hargy Oil Palms Ltd | 1 133 | Concessie | 2107 | Oliepalm |
| Plantations J. Eglin SA | 1 485 | Eigendom | nvt | Bananen en ananasbloemen |
| Plantations J. Eglin SA | 322 | Voorlopige concessie | nvt | Bananen en ananasbloemen |
| Totaal | 87 678 | |||
| PT Citra Sawit Mandiri | 1 814 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Rawas Ulu | 5 712 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Kati Lama | 6 590 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Kati Lama | 3 091 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Muara Rupit | 4 811 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Muara Rupit | 7 494 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Muara Rupit | 1 303 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Agro Muara Rupit | 4 201 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 1 077 | In onderhandeling | - | Oliepalm |
| Total | 36 093 | |||
Bovendien heeft ons filiaal Hargy Oil palms Ltd een totaal van 3 902 Ha beplante arealen op onderverhuurd land ("subleased land").
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Vorderingen > 1 jaar | 11 112 | 6 643 |
De vorderingen > 1 jaar bestaan per 31 december 2018 uit 2 verschillende lange termijn vorderingen die verdisconteerd werden en de vorderingen op plasmahouders
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Verkoop van Sipef-CI SA | 3 272 | 4 571 |
| Verkoop van Galley Reach Holdings Ltd | 594 | 2 072 |
| Plasma vorderingen | 7 211 | 0 |
| Andere | 35 | 0 |
| Totaal | 11 112 | 6 643 |
De gebruikte verdisconteringsvoeten voor beide lange termijnvorderingen verschillen afhankelijk van het risicoprofiel van de vordering op basis van de geografische locatie en de activiteiten van de tegenpartij.
De totale verkoopprijs van Sipef-CI SA bedraagt KEUR 11 500, waarvan KEUR 10 925 nog ontvangen moet worden op jaareinde. Omgerekend aan de slotkoers van het jaar bedraagt dit KUSD 12 503. De totale verkoopprijs van Galley Reach Holdings Ltd bedraagt KUSD 6 600, waarvan KUSD 2 100 nog ontvangen moet worden op jaareinde.
De plasmavorderingen werden in 2017 opgenomen als een vordering < 1 jaar. We hebben dit in 2018 geherclassificeerd naar een lange termijnvordering aangezien we verwachten dat de terugbetaling in meer dan een jaar zal plaatsvinden. Deze vordering zal geleidelijk worden terugbetaald vanaf het moment dat de plasmahouders een 'going concern'-plantage worden waarbij de opbrengst van de FFB-verkoop gedeeltelijk gebruikt zal worden om de lening terug te betalen.
De Groep heeft het verwachte kredietverlies berekend in overeenstemming met IFRS 9 en heeft vastgesteld dat dit geen materiële impact heeft.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de resterende contractueel bepaalde kasstromen die verbonden zijn aan deze vorderingen:
| In KUSD | 2019 - korte termijn | 2020 | 2021 | > 2021 | Totaal |
|---|---|---|---|---|---|
| Verkoop van Sipef-CI SA | 6 251 | 3 126 | 3 126 | 0 | 12 503 |
| Verkoop van Galley Reach Holdings Ltd | 1 500 | 600 | 0 | 0 | 2 100 |
| Plasma vorderingen | 0 | 0 | 0 | 7 211 | 7 211 |
| Totaal | 7 751 | 3 726 | 3 126 | 7 211 | 21 814 |
Analyse van de voorraden:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Grond- en hulpstoffen | 20 132 | 15 626 |
| Gereed product | 16 142 | 13 253 |
| Totaal | 36 274 | 28 879 |
De verhoging van de voorraad gereed product werd veroorzaakt door de toename in CPO/PK voorraad per jaareinde.
De resterende voorraad grond-en hulpstoffen is gestegen met KUSD 4 506 in vergelijking met vorig jaar. Dit is voornamelijk te wijten aan tijdsverschillen in aankopen.
De totale biologische activa op het einde van het jaar kan als volgt worden weergegeven:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Biologische activa | 4 870 | 7 018 |
De groeiende biologische productie van de palmolie wordt gedefinieerd als de olie die de palmvruchten bevatten. Wanneer de palmvruchten olie bevatten, wordt deze duidelijk onderscheidbare activa erkend en wordt de reële waarde geschat op basis van:
Uit verschillende wetenschappelijke studies blijkt dat de olie in de palmvruchten zich exponentieel ontwikkelt op ongeveer 4 weken. De geschatte hoeveelheid olie die beschikbaar is in de palmvruchten, wordt bijgevolg bepaald op basis van de oogst van de 4 weken na het moment van afsluiten. Bij de berekening van de geschatte hoeveelheid olie daalt het gewogen belang van de oogst trapsgewijs per week, om zo de hoeveelheid olie op het moment van afsluiten zo goed mogelijk te benaderen. De reële waarde van de biologische activa per 31 december 2018 is gebaseerd op level 2 data input.
Per 31 december 2018 bedraagt de totale biologische activa van de palmolie KUSD 2 640 t.o.v. KUSD 4 809 per december 2017.
| Impact van de geschatte hoeveelheid olie | -10% | Boekwaarde | +10% |
|---|---|---|---|
| Boekwaarde van de biologische activa - palmolie | 2 376 | 2 640 | 2 904 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening (voor belastingen) | - 264 | 264 |
De verwachtte verkoopprijs en de verwachtte kosten zijn de effectieve verkoopprijzen en kosten op het moment van afsluiten. De resultaten van de wijziging van de reële waarde van de palmvruchten worden opgenomen in de kostprijs van de verkopen.
De biologische activa per eind december omvat ook de groeiende productie bananen van ons filiaal Plantations J. Eglin SA. Het saldo per 31 december 2018 bedroeg KUSD 2 195 en is bijgevolg stabiel gebleven t.o.v. vorig jaar. Daarnaast bevat het ook de groeiende biologische producten van thee voor een totaal van KUSD 35.
| Impact van de geschatte hoeveelheid bananen | -10% | Boekwaarde | +10% |
|---|---|---|---|
| Boekwaarde van de biologische activa - bananen | 1 976 | 2 195 | 2 415 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening (voor belastingen) | - 220 | 220 |
De 'overige vorderingen' zijn gestegen van KUSD 36 097 in 2017 tot KUSD 41 024 in 2018. De overige vorderingen bestaan voornamelijk uit btw-vorderingen in de verschillende dochterondernemingen, een rekening-courant met Verdant Bioscience PTE Ltd (KUSD 5 244) en de vorderingen op lokale boeren in Hargy Oil Palms Ltd.
Deze post bevat ook een vordering van KUSD 5 530 (contante waarde) volgend op de verkoop van Sipef-CI. Het betreft een overdracht van de lange termijnvorderingen naar de korte termijnvorderingen. Voor meer informatie over de vorderingen op lange termijn verwijzen we naar toelichting 12.
De toename van de 'overige vorderingen' (KUSD 4 927) is te verklaren door een toename van de GST-vordering (btw-vordering) bij Hargy Oil Palms Ltd. (+ KUSD 2 237) alsook bij onze Indonesische dochterondernemingen (+ KUSD 1 930), een toename van de korte termijnvordering uit de verkoop van Sipef-CI (+ KUSD 3 013) en een toename van de betaalde voorschotten (+ KUSD 2 000). De totale stijging wordt gecompenseerd door een herclassificatie van KUSD 5 374 van de kortlopende naar de langlopende vorderingen met betrekking tot onze plasma vorderingen in Indonesië. De resterende toename bestaat uit verscheidene kleinere bedragen in de verschillende filialen.
De Groep heeft het verwachte kredietverlies berekend in overeenstemming met IFRS 9 en heeft vastgesteld dat dit geen materiële impact heeft.
De 'overige schulden' (KUSD 9 455) hebben voornamelijk betrekking op sociale verplichtingen (te betalen salarissen, voorzieningen voor vakantieloon en bonus) en zijn licht gestegen in vergelijking met vorig jaar.
Het maatschappelijk kapitaal van de onderneming per 31 december 2018 bedraagt KUSD 44 734, verdeeld over 10 579 328 volstortte gewone aandelen zonder nominale waarde.
| 2018 | 2017 | Verschil | |
|---|---|---|---|
| Aantal aandelen | 10 579 328 | 10 579 328 | 0 |
| In KUSD | 2018 | 2017 | Verschil |
| Kapitaal | 44 734 | 44 734 | 0 |
| Uitgiftepremie | 107 970 | 107 970 | 0 |
| Totaal | 152 704 | 152 704 | 0 |
Op 24 mei 2017 werd een kapitaalverhoging voor een bedrag van KUSD 97 122 door uitgifte van 1 627 588 nieuwe aandelen succesvol afgesloten. Dit bracht het totaal aantal uitstaande aandelen op 10 579 328.
| 2018 | 2017 | 2018 | 2017 | |
|---|---|---|---|---|
| KUSD | KUSD | KEUR | KEUR | |
| Eigen aandelen beginsaldo | 8 308 | 7 425 | 6 628 | 5 897 |
| Inkoop eigen aandelen | 1 115 | 883 | 986 | 731 |
| Eigen aandelen - eindsaldo | 9 423 | 8 308 | 7 614 | 6 628 |
Vanaf de start van het aandelen-inkoopprogramma op 22 september 2011 heeft SIPEF een totaal van 143 300 aandelen ingekocht voor een bedrag van KEUR 7 614, ofwel 1,3545% van het totale aantal uitstaande aandelen, ter dekking van een aandelenoptieplan voor het management.
De buitengewone algemene vergadering van 8 juni 2016 heeft de raad van bestuur gemachtigd om het maatschappelijk kapitaal in een of meer malen te verhogen voor een bedrag van KUSD 37 852 gedurende een periode van 5 jaar na de bekendmaking van haar beslissing.
De volgende aandeelhoudersmeldingen werden aan de onderneming bekendgemaakt:
| In onderling overleg | Aantal aandelen | Datum melding | Deler | % |
|---|---|---|---|---|
| Ackermans & Van Haaren NV | 3 233 236 | 26/10/2018 | 10 579 328 | 30,562 |
| Cabra NV (Baron Bracht en kinderen) | 1 301 032 | 26/10/2018 | 10 579 328 | 12,298 |
| Totaal stemmen handelend in onderling overleg | 4 534 268 | 42,860 |
De omrekeningsverschillen bevatten alle verschillen die voortvloeien uit de omrekening van de jaarrekeningen van onze dochterondernemingen waarvan de functionele valuta verschillend is van de presentatiemunteenheid van de Groep (USD). De beweging ten opzichte van vorig jaar is voornamelijk het gevolg van de beweging van de USD ten opzichte van de EUR (KUSD - 271) en de verwerking van de historische omrekeningsverschillen door de verkoop van BDM-ASCO (KUSD 1 077).
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Beginsaldo per 1 januari | -12 492 | -18 092 |
| Mutatie, integrale consolidatie | - 271 | 750 |
| Mutatie, vermogensmutatie | 1 077 | 1 334 |
| Wijziging consolidatiekring (herclassificatie naar winst- en verliesrekening nav verwerving | ||
| controle PT AM) | 0 | 3 516 |
| Eindsaldo per 31 december | -11 686 | -12 492 |
Op 12 februari 2019 heeft de raad van bestuur de uitbetaling van KEUR 5 819 (EUR 0,55 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. Dit dividend is nog niet goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders van SIPEF en werd als dusdanig niet verwerkt in de jaarrekening per 31 december 2018.
De kapitaalstructuur van de Groep is gebaseerd op de financiële strategie zoals vastgesteld door de raad van bestuur. Deze strategie bestaat samengevat uit een expansiepolitiek met het respecteren van een zeer beperkte schuldgraad. Het management legt jaarlijks het financieringsplan ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
Priscilla Bracht, Theodora Bracht en Victoria Bracht oefenen gezamenlijk de controle uit over Cabra NV.
Volgens de Indonesische wetgeving mag een buitenlandse investeerder maximaal 95% van de aandelen van een plantagebedrijf bezitten. Hierdoor hebben alle Indonesische entiteiten minstens 5% minderheidsbelangen. De minderheidsbelangen van onze Indonesische dochterondernemingen bestaan voornamelijk uit één Indonesisch pensioenfonds.
Hieronder worden de minderheidsbelangen per onderneming weergegeven, alsook hun deel in het eigen vermogen en de winst van het boekjaar:
| 2018 | 2017 | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | % minderheids belangen |
Aandeel in het eigen vermogen |
Aandeel in de winst van het boekjaar |
% minderheids belangen |
Aandeel in het eigen vermogen |
Aandeel in de winst van het boekjaar |
| PT Tolan Tiga Indonesia | 5,00 | 16 942 | 610 | 5,00 | 16 144 | 4 719 |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 9,75 | 5 267 | 338 | 9,75 | 5 266 | 464 |
| PT Kerasaan Indonesia | 45,85 | 4 000 | 983 | 45,85 | 3 479 | 1 492 |
| PT Bandar Sumatra Indonesia | 9,75 | 1 481 | - 49 | 9,75 | 1 536 | 58 |
| PT Melania Indonesia | 9,75 | 3 153 | - 85 | 9,75 | 3 250 | 104 |
| PT Mukomuko Agro Sejahtera | 14,26 | - 275 | - 69 | 14,26 | - 208 | 63 |
| PT Umbul Mas Wisesa | 5,10 | - 615 | 26 | 5,10 | - 640 | 350 |
| PT Citra Sawit Mandiri | 5,10 | - 211 | - 38 | 5,10 | - 171 | 64 |
| PT Toton Usaha Mandiri | 5,10 | 16 | 13 | 5,10 | 2 | 61 |
| PT Agro Rawas Ulu | 5,00 | - 6 | - 41 | 5,00 | 35 | - 22 |
| PT Agro Kati Lama | 5,00 | - 100 | - 102 | 5,00 | 2 | - 33 |
| PT Agro Muara Rupit | 5,10 | 125 | - 38 | 5,10 | 165 | - 19 |
| PT Agro Muko | 9,75 | 5 453 | 748 | 9,75 | 4 744 | 1 572 |
| PT Dendymarker Indah Lestari | 9,75 | - 920 | - 420 | 9,75 | - 404 | - 178 |
| Jabelmalux SA | 0,11 | - 60 | 0 | 0,11 | - 60 | 0 |
| Totaal | 34 250 | 1 876 | 33 140 | 8 695 |
Het aandeel van de minderheidsbelangen in de materiële vaste activa (inclusief de biologische activa - dragende planten) bedraagt KUSD 35 463 in 2018 (2017: KUSD 33 722).
De bewegingen van het jaar kunnen als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Per einde vorig boekjaar | 33 140 | 25 063 |
| Winst van de periode toe te rekenen aan minderheidsbelangen | 1 876 | 8 695 |
| Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R | - 67 | - 13 |
| Uitbetaalde dividenden | - 606 | -1 730 |
| Eigen vermogenstransacties met minderheidsaandeelhouders | 0 | 424 |
| ANJ acquisitie PT Agro Muko | 0 | 59 917 |
| MP Evans acquisitie PT Agro Muko | 0 | -55 275 |
| Transfert PT Agro Muko naar PT Tolan Tiga | 0 | -3 618 |
| Andere | - 93 | - 323 |
| Per einde boekjaar | 34 250 | 33 140 |
De uitbetaalde dividenden aan minderheidsbelangen bestaan uit:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| PT Agro Muko | 0 | 1 300 |
| PT Kerasaan Indonesia | 430 | 430 |
| PT Eastern Sumatra Indonesia | 176 | 0 |
| Totaal | 606 | 1 730 |
Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen. De minderheden hebben geen rechten om de activa van de Groep aan te wenden of de passiva van de dochterondernemingen af te lossen. De minderheidsbelangen hebben geen significante beschermende rechten ("protective rights").
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Voorziening | 1 550 | 2 898 |
De voorzieningen hebben geheel betrekking op een BTW geschil in Indonesië (KUSD 1 550). De daling ten opzichte van vorig jaar (KUSD – 1 348) is te wijten aan de afwikkeling van bepaalde rechtszaken ten gunste van SIPEF (KUSD 1 125). De timing van de afloop van het geschil is moeilijk in te schatten.
De voorziening voor pensioenen betreft in hoofdzaak de toegezegde-pensioenregelingen in Indonesië. Deze pensioenregelingen, die voorzien in de uitkering van een kapitaal bij pensionering, zijn niet extern gefinancierd. Het totaal aantal werknemers dat aangesloten is op deze pensioenregeling bedraagt 8 969. De pensioenregeling wordt uitbetaald op 55-jarige leeftijd, of na 30 jaar anciënniteit, afhankelijk van welke het eerst wordt bereikt.
Aangezien de pensioenregeling wordt aangepast door de toekomstige loonsverhogingen en een actualiseringsvoet, wordt het pensioenplan blootgesteld aan het risico van potentiële wijzigingen in de toekomstige loonsverwachtingen van Indonesië, alsook het risico van de inflatie en de intrestvoeten in Indonesië. Bovendien zijn de pensioenen betaalbaar in Indonesische Roepia. Hierdoor wordt de pensioenregeling blootgesteld aan een wisselkoersrisico. We verwijzen naar toelichting 27 voor meer info met betrekking tot het wisselkoersrisico van de Groep. Vermits de pensioenregeling niet extern gefinancierd wordt, is er geen risico op het lange termijnbeleggingsrendement.
De volgende reconciliatie geeft de variatie van de totale pensioenvoorziening weer tussen 2017 en 2018:
| In KUSD | 2017 | Pensioen kost |
Betalingen | Wissel koers |
Omrekenings verschil |
Variatie perimeter |
Andere | 2018 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Indonesië | 18 300 | 4 414 | -2 696 | -1 149 | 0 | 0 | 12 | 18 881 |
| Ivoorkust | 818 | 112 | - 16 | 0 | - 36 | 0 | - 231 | 647 |
| Andere | 40 | 0 | - 14 | 0 | 0 | 0 | 0 | 26 |
| Totaal | 19 158 | 4 526 | -2 726 | -1 149 | - 36 | 0 | - 219 | 19 554 |
De volgende actuariële veronderstellingen worden gebruikt om de pensioenvoorziening in Indonesië te berekenen:
| 2018 | 2017 | |
|---|---|---|
| Actualiseringsvoet | 8,50% | 7,50% |
| Toekomstige loonsverhoging | 6,00% | 5,00% |
| Verwachte pensioenleeftijd | 55 jaar of 30 jaar anciënniteit | 55 jaar of 30 jaar anciënniteit |
De pensioenverplichtingen in Indonesië zijn als volgt gewijzigd:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Beginsaldo | 18 300 | 11 329 |
| Variatie perimeter | 0 | 0 |
| Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten | 1 709 | 1 652 |
| Rentekosten | 1 664 | 1 496 |
| Betaalde vergoedingen | -2 696 | -1 605 |
| Actuariële winsten en verliezen | 1 041 | 275 |
| Wisselkoersresultaten | -1 149 | - 108 |
| Variatie perimeter | 0 | 5 261 |
| Andere | 12 | 0 |
| Eindsaldo | 18 881 | 18 300 |
De actuariële winsten en verliezen bestaan uit de volgende componenten:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Ervaringsaanpassingen | 1 082 | 232 |
| Wijzigingen in assumpties | - 41 | 43 |
| Totaal actuariële winsten en verliezen | 1 041 | 275 |
De actuariële winsten en verliezen opgenomen in bovenstaande tabel, omvatten het grootste deel van de totale actuariële winsten en verliezen in het geconsolideerde totaalresultaat (KUSD - 1 073) Het resterende verschil (KUSD - 32) bestaat uit de actuariële winsten en verliezen van de ondernemingen die werden opgenomen via de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).
De in de balans opgenomen verplichtingen bedragen:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Pensioenverplichtingen | 18 881 | 18 300 |
De pensioenkost in Indonesië kan als volgt geanalyseerd worden:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten | 1 709 | 1 652 |
| Rentekosten | 1 664 | 1 496 |
| Pensioenkost | 3 373 | 3 148 |
| Actuariële winsten en verliezen geboekt via het totaalresultaat | 1 041 | 275 |
| Totale pensioenkost | 4 414 | 3 423 |
Deze kosten zijn gerubriceerd in de posten kostprijs van verkopen en verkoop-, algemene - en beheerskosten van de winst- en verliesrekening.
De geschatte betalingen voor 2019 bedragen KUSD 623.
De waarden zoals opgenomen in de balans zijn gevoelig voor een verandering in actualiseringsvoet t.o.v. de gebruikte actualiseringsvoet. Hetzelfde geldt voor een verandering in de werkelijke toekomstige loonsverhoging t.o.v. de gehanteerde toekomstige loonsverhoging. Voor onze Indonesische filialen voerden we simulaties uit waarbij we beide parameters met 1% verhoogden of verlaagden. Dit had volgende invloed op de huidige waarde van de pensioenvoorzieningen:
| In KUSD | +1% | Boekwaarde | -1% |
|---|---|---|---|
| Pensioenvoorziening Indonesische filialen | 17 428 | 19 047 | 20 913 |
| Bruto impact totaalresultaat | 1 619 | -1 866 |
| In KUSD | +1% | Boekwaarde | -1% |
|---|---|---|---|
| Pensioenvoorziening Indonesische filialen | 20 860 | 19 047 | 17 458 |
| Bruto impact totaalresultaat | -1 813 | 1 589 | |
De verplichting voor personeelsbeloningen in Indonesië bestaat voor KUSD 18 881 uit de integraal geconsolideerde entiteiten en voor KUSD 165 uit de entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).
De Groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de Groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement op de werkgeversbijdragen en op de werknemersbijdragen niet wordt gehaald, dienen deze plannen volgens IAS 19 te worden beschouwd als "toegezegdpensioenregelingen".
Naar aanleiding van een analyse van de plannen en het geringe verschil tussen het wettelijk minimum gegarandeerd rendement en het rendement dat gegarandeerd wordt door de verzekeraar, heeft de Groep besloten dat het toepassen van de PUC een immateriële impact zou hebben. Er werd een provisie opgezet voor de som van de positieve verschillen per deelnemer tussen het minimum gegarandeerd rendement (KUSD 1 532) en de geaccumuleerde reserves (KUSD 1 513) per 31 december 2018 voor een totaal bedrag van KUSD 19. De impact op de resultatenrekening is een "past service cost" en werd opgenomen in de personeelskosten. Het totaal van de gecumuleerde reserves bedraagt per eind december 2018 KUSD 3 011 (2017: KUSD 3 024) ten opzichte van het totale minimum gegarandeerd rendement dat per 31 december 2018 KUSD 2 738 (2017: KUSD 2 774) bedroeg.
De gestorte bijdragen in het kader van toegezegde-bijdragenregelingen bedragen KUSD 597 (KUSD 576 in 2017). SIPEF NV is niet verantwoordelijk voor het minimum gegarandeerd rendement op de bijdragen voor de leden van het executief comité (KUSD 549).
De netto financiële activa/(verplichtingen) kunnen als volgt worden geanalyseerd:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | -111 038 | -69 877 |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) | -30 000 | -40 000 |
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | -10 000 | -10 000 |
| Geldbeleggingen | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 29 595 | 36 180 |
| Netto financiële activa/(verplichtingen) | -121 443 | -83 697 |
Analyse netto financiële activa/(verplichtingen) 2018 per munt:
| In KUSD | EUR | USD | Andere | Totaal |
|---|---|---|---|---|
| Korte termijn financiële verplichtingen | -22 488 | -98 550 | 0 | -121 038 |
| Geldbeleggingen (onder leningen en vorderingen) | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 954 | 27 100 | 1 541 | 29 595 |
| Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) | 0 | -30 000 | 0 | -30 000 |
| Totaal 2018 | -21 534 | -101 450 | 1 541 | -121 443 |
| Totaal 2017 | -20 807 | -65 127 | 2 237 | -83 697 |
De korte termijn financiële verplichtingen in EUR betreffen commercial papers voor een totaal bedrag van KUSD 22 488. Deze schuld werd volledig ingedekt aan een gemiddelde koers van 1 EUR = 1,1756 USD.
De financiële verplichtingen omvatten de lening van 50 miljoen USD die werd aangegaan voor de acquisitie van PT Agro Muko en PT Dendymarker waarvan reeds 10 miljoen USD werd terugbetaald in 2018. Het betreft een lange termijn lening die werd afgesloten bij een beperkte groep banken met een hoge kredietwaardigheid. Het betreft een ongedekte lening met een looptijd van 5 jaar. De intrestvoet is samengesteld als de USD LIBOR 6M + een marge van 1,35%. De variabele LIBOR werd via een "Interest Rate Swap" ingedekt aan een vaste intrestvoet van 1,96%. Er is één financiële convenant verbonden aan deze lening waarbij de netto financiële schuldpositie nooit hoger mag zijn dan tweemaal de EBITDA van het boekjaar. Als gevolg van de hoge volatiliteit van de palmolieprijzen en de impact hiervan op het resultaat en de EBITDA van de Groep, wordt deze convenant continu samen met de groep banken gecontroleerd. De Groep maakt geen inbreuk op kredietlimieten of convenanten (indien van toepassing) op haar kredietfaciliteiten.
Aansluiting netto financiële activa/(verplichtingen) met kasstroomoverzicht:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Netto financiële activa/(verplichtingen) begin periode | -83 697 | -45 061 |
| Stijging/(daling) leningen op lange termijn | 10 000 | -50 000 |
| Stijging financiële verplichtingen op korte termijn | -41 161 | -150 442 |
| Daling financiële verplichtingen op korte termijn | 0 | 142 830 |
| Netto beweging van geldmiddelen en kasequivalenten | -6 585 | 18 971 |
| Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten | 0 | 5 |
| Netto financiële activa/(verplichtingen) einde periode | -121 443 | -83 697 |
Er werden geen activa of passiva aangehouden voor verkoop per 31 december 2018. Gedurende 2017 verwees de 'nettoactiva aangehouden voor verkoop' naar het netto-activa van BDM-ASCO.
De overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) kunnen als volgt uitgesplitst worden:
| 2018 | 2017 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | Aandeelhou ders van de moeder maatschappij |
Minderheids belangen |
Totaal | Aandeelhou ders van de moeder maatschappij |
Minderheids belangen |
Totaal | |
| BTW-geschil Indonesië | 1 112 | 116 | 1 228 | 899 | 121 | 1 020 | |
| Herwaarderingsmeerwaarde acquisitie PT Agro Muko |
0 | 0 | 0 | 75 182 | 4 142 | 79 324 | |
| Meerwaarde op verkoop van BDM-ASCO |
7 376 | 0 | 7 376 | 0 | 0 | 0 | |
| Andere opbrengsten/(kosten) | 1 159 | - 35 | 1 124 | 103 | - 160 | - 57 | |
| Overige bedrijfs | |||||||
| opbrengsten/(kosten) | 9 647 | 81 | 9 728 | 76 184 | 4 103 | 80 287 |
De overige bedrijfsopbrengsten/kosten bestaan voornamelijk uit aanpassingen aan de voorraad voor verouderingen en magazijnverkopen.
De financieringsopbrengsten betreffen de ontvangen interesten op lopende rekeningen met niet-geconsolideerde ondernemingen en op tijdelijke kasoverschotten, alsook de opbrengst van de verdiscontering van de vorderingen > 1 jaar. De financieringskosten betreffen de interesten op leningen op lange en korte termijn evenals bankkosten en overige financiële kosten.
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Ontvangen interesten | 277 | 171 |
| Verdiscontering vorderingen > 1 jaar | 2 031 | 1 473 |
| Financiële kosten | -3 733 | -3 212 |
| Wisselresultaten | 187 | - 400 |
| Financieel resultaat mbt derivaten | -1 852 | 1 648 |
| Financieel resultaat | -3 091 | - 320 |
| Jaar van aanbod |
Aantal toegekende opties |
Aantal uitgeoefende opties |
Aantal vervallen opties |
Saldo | Uitoefenprijs (in EUR) |
Uitoefentermijn |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2011 | 22 000 | -6 000 | 16 000 | 56,99 | 1/1/2015 - 23/11/2021 | |
| 2012 | 20 000 | -6 000 | 14 000 | 59,14 | 1/1/2016 - 21/11/2022 | |
| 2013 | 20 000 | -4 000 | 16 000 | 55,50 | 1/1/2017 - 20/11/2023 | |
| 2014 | 20 000 | - 700 | 19 300 | 54,71 | 1/1/2018 - 18/11/2024 | |
| 2015 | 20 000 | 20 000 | 49,15 | 1/1/2019 - 28/11/2025 | ||
| 2016 | 20 000 | 20 000 | 53,09 | 1/1/2020 - 07/12/2026 | ||
| 2017 | 18 000 | 18 000 | 62,87 | 1/1/2021 - 23/11/2027 | ||
| 2018 | 20 000 | 20 000 | 51,85 | 1/1/2022 - 20/11/2028 | ||
| Saldo | 160 000 | - 700 | -16 000 | 143 300 |
Het aandelenoptieplan van SIPEF, dat in november 2011 werd goedgekeurd, beoogt de motivatie op lange termijn van de leden van het executief comité en algemene directeuren van de buitenlandse filialen wiens activiteit essentieel is voor het succes van de Groep. De opties geven recht op de verwerving van evenveel aandelen SIPEF.
Het remuneratiecomité is belast met de opvolging van dit plan en met de selectie van de begunstigden. De opties worden gratis aangeboden en hebben een looptijd van 10 jaar.
IFRS 2 werd toegepast op de aandelenopties. De totale waarde van de uitstaande opties 2011 tot en met 2018 (gewaardeerd aan de reële waarde op moment van toekenning), bedraagt KUSD 1 588 en is berekend aan de hand van een aangepast Black & Scholes model, waarvan de voornaamste kenmerken:
| Jaar toekenning |
Beurskoers (in EUR) |
Dividend rendement |
Volatiliteit | Intrestvoet | Verwachte levensduur |
Black & Scholes waarde (in EUR) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2011 | 58,00 | 2,50% | 38,29 | 3,59% | 5,00 | 18,37 |
| 2012 | 58,50 | 2,50% | 37,55 | 0,90% | 5,00 | 15,07 |
| 2013 | 57,70 | 2,50% | 29,69 | 1,36% | 5,00 | 12,72 |
| 2014 | 47,68 | 2,50% | 24,83 | 0,15% | 5,00 | 5,34 |
| 2015 | 52,77 | 2,50% | 22,29 | 0,07% | 5,00 | 8,03 |
| 2016 | 60,49 | 3,00% | 19,40 | -0,37% | 5,00 | 8,38 |
| 2017 | 62,80 | 3,00% | 18,88 | -0,12% | 5,00 | 5,57 |
| 2018 | 48,80 | 3,00% | 18,60 | -0,03% | 5,00 | 3,54 |
In 2018 werden 20 000 nieuwe aandelenopties toegekend met een uitoefenprijs van EUR 51,85 per aandeel. De reële waarde bij toekenning werd vastgelegd op KUSD 81 en wordt over de 'vesting'-periode van 3 jaar (2019-2021) in resultaat genomen. De totale kost van de aandelenopties die werd opgenomen in de winst- en verliesrekening bedraagt KUSD 157 in 2018 (2017: KUSD 160).
Ter indekking van de uitstaande optieverplichtingen heeft SIPEF in totaal 143 300 aandelen in portefeuille.
| Aantal aandelen |
Gemiddelde aankoopprijs (in EUR) |
Totale aankoopprijs (in KEUR) |
Totale aankoopprijs (in KUSD) |
|
|---|---|---|---|---|
| Beginsaldo 31/12/2017 | 124 000 | 53,45 | 6 628 | 8 308 |
| Inkoop eigen aandelen | 20 000 | 51,30 | 1 023 | 1 162 |
| Verkoop eigen aandelen | - 700 | 53,45 | - 37 | - 47 |
| Eindsaldo 31/12/2018 | 143 300 | 53,13 | 7 614 | 9 423 |
De buitengewone algemene vergadering van 11 februari 2015 heeft de raad van bestuur gemachtigd om, indien nodig geacht, eigen aandelen van SIPEF aan te kopen gedurende een periode van 5 jaar na bekendmaking van haar beslissing.
De aansluiting tussen de belastinglasten en de toepasselijke lokale belastingtarieven wordt als volgt voorgesteld:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Resultaat voor belasting | 46 973 | 169 266 |
| Belastingen aan gangbare lokale belastingvoeten | -12 738 | -43 865 |
| Gemiddelde toepasselijke belastingtarief | 27,12% | 25,91% |
| Permanente verschillen | -2 320 | - 522 |
| (Waardevermindering)/terugname waardevermindering op fiscale verliezen | - 794 | 511 |
| Correcties met betrekking tot vorige boekjaren | - 442 | 0 |
| Theoretische tax op meerwaarde BDM/ASCO | 2 139 | 0 |
| Theoretische tax op herwaarderingsmeerwaarde PT Agro Muko | 0 | 19 831 |
| Belastinglast | -14 155 | -24 045 |
| Gemiddeld effectief belastingtarief | 30,13% | 14,21% |
We ontvingen van de Indonesische tax autoriteiten de formele goedkeuring dat met ingang van boekjaar 2014 onze Indonesische filialen de toestemming hebben om hun tax aangifte in USD neer te leggen. Van de tax autoriteiten in Papoea-Nieuw-Guinea kregen we een toestemming om vanaf 2015 onze tax aangifte op basis van een USD boekhouding te doen. Voor SIPEF NV en Jabelmalux SA hebben we een gelijkaardige toestemming verkregen met effect vanaf boekjaar 2016.
De uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen worden per fiscale entiteit gesaldeerd. Dit leidt tot de volgende opsplitsing naar uitgestelde belastingvorderingen en uitgestelde belastingverplichtingen:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Uitgestelde belastingen actief | 16 224 | 15 027 |
| Uitgestelde belastingen passief | -50 936 | -51 326 |
| Netto uitgestelde belastingen | -34 712 | -36 299 |
De bewegingen in de netto uitgestelde belastingen (vorderingen - verplichtingen) zijn:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Openingssaldo | -36 299 | -15 777 |
| Variatie (- kost) / (+ opbrengst) via de winst- en verliesrekening | 623 | - 818 |
| Tax impact IAS 19R via totaalresultaat | 244 | 71 |
| Tax impact hedge accounting via totaalresultaat | - 146 | 0 |
| Variatie perimeter | 0 | - 310 |
| "Purchase price allocation" PT Agro Muko & PT Dendymarker | 885 | -19 540 |
| Andere | - 19 | 75 |
| Eindsaldo | -34 712 | -36 299 |
De uitgestelde belastingen zijn het resultaat van:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Toevoeging/(gebruik) van fiscaal overgedragen verliezen | 865 | -2 371 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - IAS 41 & | ||
| voorraadherwaardering | 1 154 | 443 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - vaste activa | - 579 | 212 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - pensioenvoorziening | - 118 | 360 |
| Herkomst of terugboeking van tijdelijke verschillen - andere | - 699 | 539 |
| Totaal | 623 | - 818 |
De totale uitgestelde belastingvorderingen worden niet integraal opgenomen in de balans. Volgende indeling kan gemaakt worden naar totale, niet-opgenomen en opgenomen uitgestelde belastingen:
| 2018 | |||
|---|---|---|---|
| In KUSD | Totaal | Niet opgenomen | Opgenomen |
| Biologische Activa | - 942 | 0 | - 942 |
| Vaste activa | -48 079 | 0 | -48 079 |
| Voorraden | -3 120 | 0 | -3 120 |
| Pensioenvoorziening | 4 460 | 0 | 4 460 |
| Fiscale verliezen | 11 608 | 2 478 | 9 130 |
| Overige | 3 839 | 0 | 3 839 |
| Totaal | -32 234 | 2 478 | -34 712 |
Het merendeel van de niet-opgenomen uitgestelde belastingvorderingen per eind 2018 bevindt zich bij de maatschappijen van de South Sumatra groep (KUSD 754) en bij Jabelmalux SA (KUSD 1 637). De uitgestelde belastingvorderingen voor fiscale verliezen worden steeds opgezet en aangepast op basis van de meest recent beschikbare lange termijnplannen.
De totale fiscale verliezen (opgenomen en niet opgenomen) hebben de volgende maturiteit:
| 2018 | |||
|---|---|---|---|
| In KUSD | Totaal | Niet opgenomen | Opgenomen |
| 1 jaar | 3 742 | 390 | 3 352 |
| 2 jaar | 5 532 | 0 | 5 532 |
| 3 jaar | 6 176 | 1 674 | 4 502 |
| 4 jaar | 5 917 | 951 | 4 966 |
| 5 jaar | 9 752 | 348 | 9 404 |
| Onbeperkt | 13 100 | 5 603 | 7 497 |
| Totaal | 44 220 | 8 965 | 35 254 |
De netto te betalen belastingen betreffen hoofdzakelijk te betalen belastingen in Indonesië. In 2018 heeft dit voornamelijk betrekking op terug te vorderen belastingen door te veel betaalde voorschotten die berekend worden op basis van het resultaat van het vorig boekjaar. Aangezien de resultaten van vorig jaar hoger waren dan die van het huidige jaar, heeft de SIPEF-groep een netto belastingvordering.
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Terug te vorderen belastingen | 9 280 | 1 610 |
| Te betalen belastingen | - 71 | -12 480 |
| Netto te betalen belastingen | 9 209 | -10 870 |
| In KUSD | 2018 | 2017 |
| Netto te betalen belastingen begin periode | -10 870 | -1 567 |
| Variatie perimeter | 0 | - 329 |
| Overboekingen | 320 | - 47 |
| Te betalen belastingen | -14 778 | -22 538 |
| Betaalde belastingen | 34 537 | 13 611 |
| Netto te betalen belastingen einde periode | 9 209 | -10 870 |
De betaalde belastingen zoals weergegeven in het kasstroomoverzicht zijn samengesteld uit de volgende elementen:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Belastinglast | -14 155 | -24 045 |
| Uitgestelde belastingen | - 623 | 1 507 |
| Actuele belastingen | -14 778 | -22 538 |
| Variatie vooruitbetaalde belastingen | -7 350 | 6 197 |
| Variatie te betalen belastingen | -12 409 | 2 730 |
| Betaalde belastingen | -34 537 | -13 611 |
De SIPEF-groep heeft de volgende belangen- en controlepercentages in de geassocieerde deelnemingen en joint ventures:
| Entiteit | Locatie | Controle % | Belangen % |
|---|---|---|---|
| Verdant Bioscience Pte Ltd | Singapore / Republiek Singapore | 38,00 | 38,00 |
| PT Timbang Deli Indonesia | Medan / Indonesië | 38,00 | 36,10 |
| BDM NV | Antwerpen / België | 0.00 | 0.00 |
| ASCO NV | Antwerpen / België | 0.00 | 0.00 |
De investeringen in geassocieerde ondernemingen en joint ventures bestaan uit 2 sectoren:
Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd (VBS) is een nieuw opgerichte vennootschap gelegen in Singapore. Per 1 januari 2014 heeft de Groep een belang van 38% in VBS. Deze vennootschap is een samenwerking tussen Ultra Oleom Pte Ltd (52%), SIPEF NV (38%) en Biosing Pte (10%) en heeft als doel om onderzoek en ontwikkeling te doen naar hoge rendementszaden met het oog om deze te commercialiseren.
De Groep behoudt een deelname van 36,10% in PT Timbang Deli, een onderneming gelegen op het eiland Sumatra in Indonesië. PT Timbang Deli is actief in het verbouwen van rubber. Naar aanleiding van de "Share Swap agreement" met Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd heeft de SIPEF-groep 95% van de totale aandelen van PT Timbang Deli ingebracht in Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd
De Groep hield een belang van 50% aan in de verzekeringsgroep BDM NV en ASCO NV, dewelke zich vooral richten tot de maritieme en de industriële verzekeringen. BDM NV is een verzekeringsagent voor o.a. ASCO NV, alsook voor een aantal grote internationale verzekeraars om zo risicodekking in bepaalde nichemarkten aan te bieden. Het resterende belang van 50% in BDM NV en ASCO NV werd aangehouden door de Ackermans & Van Haaren groep. Op 18 december 2017 werd reeds aangekondigd dat SIPEF en Ackermans & van Haaren, die elk 50% van de verzekeringsgroep BDM-ASCO aanhielden, een akkoord bereikt hadden met de op de Nasdaq genoteerde Amerikaanse verzekeraar The Navigators Group, Inc. over de verkoop van 100% van het aandelenkapitaal van BDM-ASCO. De verkoopprijs voor 100% van de aandelen van BDM-ASCO bedroeg EUR 35 miljoen. De verkoop van de verzekeringsbranche BDM-ASCO werd gefinaliseerd in Juni 2018 met een éénmalige meerwaarde van KUSD 7 376.
De totale post van het actief "geassocieerde ondernemingen en joint ventures" kan als volgt samengevat worden:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Verdant Bioscience Pte Ltd | 6 196 | 6 594 |
| PT Timbang Deli Indonesia | 1 043 | 1 522 |
| Verzekeringen (BDM NV en ASCO NV)** | 0 | 0 |
| Totaal | 7 239 | 8 116 |
De totale post "Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures" kan als volgt worden samengevat:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| PT Agro Muko* | 0 | 2 011 |
| Verdant Bioscience Pte Ltd | - 398 | - 262 |
| PT Timbang Deli Indonesia | - 456 | - 335 |
| Verzekeringen (BDM NV en ASCO NV)** | 0 | 1 723 |
| Totaal resultaat | - 854 | 3 137 |
*twee maanden van het resultaat van PT AM in vorig jaar alvorens PT AM integraal werd opgenomen
** BDM-ASCO werd verkocht in juni 2018
Aangezien de impact van de verzekeringsbranche op de geconsolideerde financiële staten gering is, worden de verkorte financiële staten niet apart weergegeven.
De geassocieerde ondernemingen en joint ventures in de tropische landbouw bevatten de geassocieerde ondernemingen PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Pte Ltd
Hieronder worden de verkorte financiële staten van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties en exclusief goodwill.
| Verdant Bioscience Pte Ltd | PT Timbang Deli | |||
|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2018 | 2017 | 2018 | 2017 |
| Biologische activa | 0 | 0 | 4 509 | 4 420 |
| Overige vaste activa | 23 617 | 23 622 | 7 264 | 6 567 |
| Vlottende activa | 10 676 | 9 207 | 716 | 540 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 141 | 49 | 209 | 268 |
| Totaal activa | 34 434 | 32 878 | 12 698 | 11 795 |
| Langlopende verplichtingen | 0 | 0 | 1 066 | 1 100 |
| Financiële schulden op lange termijn | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Kortlopende verplichtingen | 12 058 | 9 454 | 10 978 | 8 715 |
| Financiële schulden op korte termijn | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Eigen vermogen | 22 376 | 23 424 | 654 | 1 980 |
| Totaal passiva | 34 434 | 32 878 | 12 698 | 11 795 |
Hieronder worden de verkorte winst- en verliesrekeningen van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures weergegeven. Deze werden opgesteld volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties.
| Verdant Bioscience Pte Ltd | PT Timbang Deli | |||
|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2018 | 2017 | 2018 | 2017 |
| Opname in de consolidatie: | 38,00% | 38,00% | 36,10% | 36,10% |
| Omzet | 0 | 0 | 1 654 | 1 951 |
| Afschrijvingen | 9 | 6 | 604 | 300 |
| Interestopbrengsten | 54 | 47 | 1 | 4 |
| Interestkosten | 0 | 0 | 55 | 15 |
| Netto resultaat | -1 048 | - 689 | -1 261 | - 929 |
| Gedeelte in de consolidatie | - 398 | - 262 | - 456 | - 335 |
| Totaal deel van de groep | - 398 | - 262 | - 456 | - 335 |
| Totaal deel derden | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal | - 398 | - 262 | - 456 | - 335 |
Deze tabellen werden opgesteld op basis van de IFRS - cijfers zoals opgenomen in de consolidatie, volgens de waarderingsregels van de SIPEF-groep, voor toewijzing van goodwill.
| Verdant Bioscience Pte Ltd | PT Timbang Deli | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| In KUSD | 2018 | 2017 | 2018 | 2017 | |
| Eigen vermogen zonder goodwill | 22 376 | 23 424 | 654 | 1 980 | |
| Deel groep | 8 503 | 8 901 | 236 | 715 | |
| Goodwill | 0 | 0 | 807 | 807 | |
| Equity eliminatie PT Timbang Deli | -2 307 | -2 307 | 0 0 |
||
| Totaal deel groep | 6 196 | 6 594 | 1 043 | 1 522 |
| Verzekeringen | ||
|---|---|---|
| In KUSD | 2018 | 2017 |
| Eigen vermogen zonder goodwill | 0 | 24 019 |
| Totaal deel groep* | 0 | 12 010 |
* BDM-ASCO werd verkocht in juni 2018
Gedurende het jaar werden er geen dividenden ontvangen van geassocieerde ondernemingen en joint ventures.
Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen naar de Groep.
De kasstroom uit bedrijfsactiviteiten was, in lijn met de gedaalde bedrijfswinst, significant lager in 2018 (KUSD 33 682) dan in 2017 (KUSD 119 853).
Het toegenomen gebruik van werkkapitaal (KUSD -13 680) is voornamelijk het gevolg van hogere voorraden, bijkomende voorschotten die werden verstrekt aan omliggende boeren in de Musi Rawas-regio voor de ontwikkeling van hun arealen in het kader van de plasmawetgeving en een tijdelijke vertraging in de terugbetaling van terug te vorderen BTW in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.
In Indonesië en in Papoea-Nieuw-Guinea verricht de Groep steeds vooruitbetalingen van belastingen op basis van de resultaten van het vorige jaar. De hogere betaalde belastingen (KUSD -34 537) weerspiegelen de hogere winst van 2017 in vergelijking met deze van 2018. Bovendien was er in 2017 een regularisatie van de te veel betaalde voorafbetalingen uit voorgaande jaren.
Bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteit wordt de Groep blootgesteld aan verschillende risico's, waaronder de schommelingen in de marktprijzen van de basisproducten, valuta- , rente-, krediet- en liquiditeitsrisico's. Derivaten worden in beperkte mate gebruikt om het risico voor de Groep verbonden aan de schommelingen van de wisselkoersen en de rente te verminderen.
SIPEF-groep staat bloot aan structurele grondstoffenprijsrisico's. Het risico heeft voornamelijk betrekking op palmolie/palmpitolie en in mindere mate rubber. Een verandering van de palmolieprijs met USD 10 CIF per ton heeft een impact van ongeveer KUSD 2 820 (zonder rekening te houden met bijkomende effecten van de export tax in Indonesië) op het resultaat na belasting. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De Groep wordt geconfronteerd met transactionele risico's op verkochte goederen. Het transactioneel risico is het risico dat de prijs van de grondstoffen aangekocht van derden schommelt tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met de klant en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De meerderheid van de dochterondernemingen hebben als functionele valuta de US dollar. Het wisselkoersrisico waaraan de Groep blootgesteld is, kan opgesplitst worden in drie types: structurele risico's, transactionele risico's en omrekeningsrisico's:
Aangezien alle activiteiten zich buiten de USD-zone bevinden (Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea, Ivoorkust en Europa) zijn de kostprijzen van de SIPEF-groep voor een deel in andere munten uitgedrukt. Elke wijziging in de USD-lokale valuta wisselkoers heeft een aanzienlijke invloed op de bedrijfsresultaten van de onderneming. Het merendeel van dit structurele risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.
De Groep is ook onderhevig aan transactionele risico's met betrekking tot de valuta's, namelijk het risico dat wisselkoersen schommelen tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met een klant, leverancier of financiële instelling en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Zulke risico's worden, met uitzondering van een natuurlijke indekking, niet ingedekt gezien de relatief korte looptijd van de meeste verplichtingen en vorderingen.
De verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding in Indonesië zijn echter significante lange termijnschulden die volledig betaalbaar zijn in IDR. Een devaluatie of revaluatie van 10% van de IDR ten opzichte van de USD heeft de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:
| In KUSD | IDR Dev 10% | Boekwaarde | IDR Rev 10% |
|---|---|---|---|
| Verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding in Indonesië | 17 315 | 19 047 | 21 163 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening | 1 732 | 0 | -2 116 |
De verplichting voor personeelsbeloningen in Indonesië bestaat voor KUSD 18 881 uit de integraal geconsolideerde entiteiten en voor KUSD 166 uit de entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).
Daarnaast heeft de raad van bestuur op 12 februari 2019 de uitbetaling van KEUR 5 819 (EUR 0,55 bruto per gewoon aandeel) voorgesteld. In het kader van onze liquiditeits- en valutapolitiek werd het wisselkoersrisico voor de uitbetaling van dit dividend in drie schijven ingedekt door de verkoop van KUSD 9 793 voor KEUR 7 940 (gemiddelde wisselkoers van 0,8108).
Voor wat de indekking van het dividend betreft voor jaareinde heeft een devaluatie of revaluatie van 10% van de EUR ten opzichte van de USD aan slotkoers de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:
| In KUSD | EUR Dev 10% | Slotkoers | EUR Rev 10% |
|---|---|---|---|
| Dividend | 8 261 | 9 087 | 10 096 |
| Bruto impact winst- en verliesrekening | - 826 | 1 010 |
De SIPEF-groep is een internationaal bedrijf met vestigingen die niet in USD rapporteren. Als dergelijke resultaten geconsolideerd worden in de rekeningen van de Groep, staat het omgerekende bedrag bloot aan waardeschommelingen van de lokale valuta's ten opzichte van de USD. SIPEF-groep dekt dit risico niet in (zie waarderingsregels).
Gezien vanaf 1 januari 2007 de functionele valuta van het merendeel van de activiteiten dezelfde is als de rapporteringsmunt werd dit risico grotendeels beperkt.
De blootstelling van de Groep aan rentevoetschommelingen houdt verband met de financiële verplichtingen van de Groep. Eind december 2018 bedroegen de netto financiële activa/(verplichtingen) KUSD -121 443 (2017: KUSD -83 697), waarvan KUSD 121 038 korte termijn financiële verplichtingen (2017: KUSD 79 877) en KUSD 29 595 netto korte termijnbeleggingen (2017: KUSD 36 180).
De financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) bedragen KUSD 30 000 (2017: KUSD 40 000).
Aangezien alle schulden op korte termijn aan variabele intrestvoeten onderworpen zijn, zijn wij van mening dat een wijziging van 0,5% op de intrestvoet geen materiële impact zal hebben.
Gezien de schuldfinanciering op lange termijn voornamelijk is gebaseerd op een variabele rentevoet, bestaat het risico dat bij een stijging van de rentevoet de financieringskosten oplopen. Dit renterisico wordt ingedekt aan de hand van een interest rate swap (IRS). Deze renteswap heeft als doel de volaliteit (en zodoende het renterisico) zoveel mogelijk in te perken.
De beschikbare financiële middelen worden op korte termijn belegd onder de vorm van termijndeposito's.
Het kredietrisico is het risico dat één van de contracterende partijen zijn verplichtingen niet nakomt waardoor er voor de andere partij een verlies kan ontstaan. Dit kredietrisico kan opgesplitst worden in een commercieel en financieel kredietrisico. Aangaande het commerciële kredietrisico heeft het management een kredietpolitiek uitgewerkt en de blootstelling aan dit kredietrisico wordt continu opgevolgd.
In de praktijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Vorderingen uit de verkopen van palmolie, rubber en thee | 34 139 | 34 939 |
| Vorderingen uit de verkopen van bananen en planten | 862 | 1 526 |
| Totaal | 35 001 | 36 465 |
Het kredietrisico bij de eerste categorie is eerder beperkt gezien deze verkopen voor een groot deel onmiddellijk betaald worden tegen afgifte van de eigendomsdocumenten. Daarnaast betreft het een beperkt aantal hoog aangeschreven klanten: per product wordt ca 90% van de omzet gerealiseerd door maximaal 10 klanten. Voor palmolie zijn er twee klanten die elks afzonderlijk meer dan 30% van de omzet vertegenwoordigen. Voor thee zijn er drie klanten die samen meer dan 55% van de omzet vertegenwoordigen en voor rubber is er één klant die meer dan 60% van de omzet vertegenwoordigt. In tegenstelling tot de eerste categorie is het kredietrisico van de vorderingen uit de verkopen van bananen en planten groter.
Voor beide categorieën bestaat er een wekelijkse opvolging van de openstaande saldi en een actief aanmaningsbeleid. Waardeverminderingen worden opgenomen als volledige of gedeeltelijke inning onwaarschijnlijk is geworden. Elementen die bij deze beoordeling in aanmerking worden genomen zijn voornamelijk de mate van betalingsachterstand en kredietwaardigheid van de klant. De vorderingen uit de verkoop van bananen en planten hebben de volgende vervaldagstructuur:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Niet vervallen | 619 | 877 |
| Vervallen < 30 dagen | 101 | 319 |
| Vervallen tussen 30 en 60 dagen | 142 | 96 |
| Vervallen tussen 60 en 90 dagen | -17 | 82 |
| Vervallen > 90 dagen | 17 | 152 |
| Totaal | 862 | 1 526 |
In 2018 werd er één vordering als dubieus geboekt waarvoor een totale provisie van KUSD 78 werd aangelegd. Het gaat hier om een vordering die betrekking heeft op de verkoop van bananen en planten. Echter, indien we kijken naar de historiek van wanbetalingen binnen de SIPEF-groep, merken we op dat dit uitzonderlijk is.
In 2017 werd er geen waardeverminderingen op vorderingen in de resultatenrekening opgenomen.
IFRS 9 Financiële instrumenten vervangt IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering en brengt de volgende aspecten bij elkaar van de boekhouding voor financiële instrumenten: classificatie en waardering, waardeverminderingen en 'hedge accounting'. IFRS 9 is van toepassing op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2018, waarbij vervroegde toepassing is toegestaan.
De Groep paste de vereenvoudigde versie van IFRS 9 toe voor het meten van de verwachte kredietverliezen waarbij een bedrag wordt bepaald dat gelijk is aan de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. De Groep heeft de impact van IFRS 9 geanalyseerd en geconcludeerd dat er geen materiële impact is op de huidige provisie. De Groep heeft ook een inschatting gemaakt of het historisch patroon van wanbetalingen in de toekomst materieel zou veranderen en verwacht geen significante impact.
Een materieel en aanhoudend tekort in onze kasstromen zou onze kredietwaardigheid en het vertrouwen van investeerders kunnen schaden en zou het vermogen van de Groep om kapitaal aan te trekken kunnen beperken. De operationele kasstroom biedt de middelen om de financiële verplichtingen te financieren en de aandeelhouderswaarde te verbeteren. De Groep beheerst de liquiditeitsrisico's door middel van kortetermijn- en langetermijnschattingen van toekomstige kasstromen. SIPEF-groep houdt toegang tot de kapitaalmarkten door middel van kort- en langlopende schuldprogramma's.
De volgende tabel geeft de contractueel overeengekomen (niet-verdisconteerde) kasstromen voortvloeiend uit schulden op balansdatum:
| 2018 - In KUSD | Boek waarde |
Contractuele kasstromen |
Minder dan 1 jaar |
1-2 jaar | 2-3 jaar | 3-4 jaar | Meer dan 5 jaar |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | |||||||
| (incl. derivaten) | 30 000 | -31 454 | - 559 | -10 498 | -10 298 | -10 099 | 0 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar |
|||||||
| Handelsschulden | 19 647 | -19 647 | -19 647 | ||||
| Ontvangen voorschotten | 450 | - 450 | - 450 | ||||
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | |||||||
| Kortlopend gedeelte van te | |||||||
| betalen posten > 1 jaar | 10 000 | -10 331 | -10 331 | ||||
| Financiële verplichtingen | 111 038 | -111 161 | -111 161 | ||||
| Derivaten | 771 | - 771 | - 771 | ||||
| Andere kortlopende verplichtingen | 0 | 0 | 0 | ||||
| Kortlopende verplichtingen | 171 906 | -173 814 | -142 919 | -10 498 | -10 298 | -10 099 | 0 |
| 2017 - In KUSD | Boek waarde |
Contractuele kasstromen |
Minder dan 1 jaar |
1-2 jaar | 2-3 jaar | 3-4 jaar | Meer dan 5 jaar |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | |||||||
| (incl. derivaten) | 40 000 | -42 154 | - 559 | -10 700 | -10 498 | -10 298 | -10 099 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar |
|||||||
| Handelsschulden | 18 243 | -18 243 | -18 243 | ||||
| Ontvangen voorschotten | 678 | - 678 | - 678 | ||||
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | |||||||
| Kortlopend gedeelte van te | |||||||
| betalen posten > 1 jaar | 10 000 | -10 331 | -10 331 | ||||
| Financiële verplichtingen | 69 877 | -69 972 | -69 972 | ||||
| Derivaten | 0 | 0 | 0 | ||||
| Andere kortlopende verplichtingen | 0 | 0 | 0 | ||||
| Kortlopende verplichtingen | 138 798 | -141 378 | -99 783 | -10 700 | -10 498 | -10 298 | -10 099 |
Teneinde het financiële kredietrisico te beperken heeft SIPEF haar belangrijkste activiteiten bij een beperkte groep banken met een hoge kredietwaardigheid ondergebracht. In 2018 waren er zoals voorgaande jaren geen inbreuken op de voorwaarden vermeld in de kredietovereenkomsten noch tekortkomingen in de aflossingen.
Binnen de Groep kan gebruik worden gemaakt van financiële instrumenten voor risicobeheersing. Het betreft dan met name financiële instrumenten die het risico van wijzigende interestvoeten of wisselkoersen beheersen. De tegenpartijen van deze financiële instrumenten zijn uitsluitend vooraanstaande banken.
Afgeleide instrumenten worden initieel gewaardeerd tegen kostprijs. Na de initiële erkenning worden deze instrumenten opgenomen in de balans aan hun reële waarde, waarbij de wijzigingen in de reële waarde in resultaat worden geboekt tenzij deze instrumenten deel uitmaken van indekkingsverrichtingen.
De reële waarden van deze derivaten zijn:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Termijnwisselverrichtingen | -1 382 | 759 |
| Renteswaps | 611 | - 180 |
| Reële waarde (+ = actief; - = verplichting) | - 771 | 579 |
Overeenkomstig IFRS 13 werden de financiële instrumenten gegroepeerd in 3 niveaus volgens de mate waarin de reële waarde vastgesteld kan worden:
De reële waarde van de termijnwisselverrichting en intrest rate swap ("IRS") berekend op basis van de slotkoers per 31 december 2018 werd eveneens ondergebracht in niveau 2. Het notioneel bedrag van de termijnwisselcontracten bedraagt KUSD 32 893.
De toekomstige wisselkoerscontracten werden niet gedocumenteerd als in een afdekkingsrelatie. Bijgevolg worden alle veranderingen van de reële waarde opgenomen in het financieel resultaat. De Groep heeft de "intrest rate swaps" IRS) wel gedocumenteerd als in een afdekkingsrelatie. De voorwaarden van de IRS en de afgedekte schuld komen 100% overeen. Daarom is er geen effectiviteitstest vereist op basis van een verhouding tussen de veranderingen in de reële waarde van het afdekkingsinstrument en die van de afgedekte schuld. Een IRS met identieke contractuele voorwaarden zou een beperkte inefficiëntie hebben.
Het notioneel bedrag van de IRS bedraagt KUSD 40 000. De boekwaarde van de IRS werd opgenomen onder de derivaten (schulden) voor een bedrag van KUSD 611, de uitgestelde belastingvorderingen voor een bedrag van KUSD 177 en het totaalresultaat in het eigen vermogen voor een bedrag van KUSD 434. De stijging ten opzichte van vorig jaar bedraagt KUSD 324 (voor belastingen) en werd opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat van het jaar. Het verschil tussen de totale kasstroomafdekkingen in de andere elementen van het totaalresultaat (KUSD 503 voor belastingen) en de stijging van de IRS (KUSD 324) bedraagt KUSD 179 (voor belastingen) en heeft betrekking op de kasstroomafdekking op de verkoop van BDM/ASCO dewelke werd gerealiseerd in 2018.
De volgende tabel geeft de financiële instrumenten per categorie weer per eind 2018 en eind 2017.
| 2018 - In KUSD | Boekwaarde | IFRS 9 categorie |
Reële waarde | Hiërarchie van de reële waarde |
|---|---|---|---|---|
| Financiële activa | ||||
| Andere financiële activa | 77 | AKP | 77 | Niveau 2 |
| Vorderingen > 1 jaar | ||||
| Overige vorderingen | 11 112 | AKP | 11 112 | Niveau 2 |
| Totaal financiële vaste activa | 11 189 | 11 189 | ||
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | ||||
| Handelsvorderingen | 35 001 | AKP | 35 001 | Niveau 2 |
| Investeringen | ||||
| Andere investeringen en beleggingen | ||||
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 29 595 | AKP | 29 595 | Niveau 2 |
| Derivaten | 0 | FVTPL | Niveau 2 | |
| Derivaten | 0 | Hedging | Niveau 2 | |
| Totaal financiële vlottende activa | 64 596 | 64 596 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar | ||||
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | 30 000 | AKP | 30 000 | Niveau 2 |
| Totaal langlopende financiële verplichtingen | 30 000 | 30 000 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | ||||
| Handelsschulden | 19 647 | AKP | 19 647 | Niveau 2 |
| Ontvangen voorschotten | 450 | AKP | 450 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 0 | 0 | ||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | 10 000 | AKP | 10 000 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen | 111 038 | AKP | 111 038 | Niveau 2 |
| Derivaten | 1 382 | FVTPL | 1 382 | Niveau 2 |
| Derivaten | - 611 | Hedging | - 611 | Niveau 2 |
| Totaal kortlopende financiële verplichtingen | 141 906 | 141 906 |
| 2017 - In KUSD | Boekwaarde | IFRS 9 categorie |
Reële waarde | Hiërarchie van de reële waarde |
|---|---|---|---|---|
| Financiële activa | ||||
| Andere financiële activa | 78 | AKP | 78 | Niveau 2 |
| Vorderingen > 1 jaar | ||||
| Overige vorderingen | 6 643 | AKP | 6 643 | Niveau 2 |
| Totaal financiële vaste activa | 6 721 | 6 721 | ||
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | ||||
| Handelsvorderingen | 36 465 | AKP | 36 465 | Niveau 2 |
| Investeringen | ||||
| Andere investeringen en beleggingen | ||||
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 36 180 | AKP | 36 180 | Niveau 2 |
| Derivaten | 472 | FVTPL | 472 | Niveau 2 |
| Derivaten | 107 | Hedging | 107 | Niveau 2 |
| Totaal financiële vlottende activa | 73 224 | 73 224 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar | ||||
| Financiële verplichtingen > 1 jaar | 40 000 | AKP | 40 000 | Niveau 2 |
| Totaal langlopende financiële verplichtingen | 40 000 | 40 000 | ||
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | ||||
| Handelsschulden | 18 243 | AKP | 18 243 | Niveau 2 |
| Ontvangen voorschotten | 678 | AKP | 678 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | ||||
| Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar | 10 000 | AKP | 10 000 | Niveau 2 |
| Financiële verplichtingen | 69 877 | AKP | 69 877 | Niveau 2 |
| Derivaten | 0 | FVTPL | Niveau 2 | |
| Derivaten | 0 | Hedging | Niveau 2 | |
| Totaal kortlopende financiële verplichtingen | 98 798 | 98 798 |
In het huidige jaar heeft de Groep IFRS 9 Financiële instrumenten (herziene versie juli 2014) en de gerelateerde daaruit voortvloeiende wijzigingen in andere IFRS normen toegepast vóór hun ingangsdatum. IFRS 9 introduceert nieuwe vereisten voor 1) de classificatie en waardering van financiële activa en financiële verplichtingen; 2) bijzondere waardevermindering van financiële activa en 3) algemene hedge accounting. Details van deze nieuwe vereisten en hun impact op de geconsolideerde jaarrekening van de Groep worden hieronder beschreven.
De datum van eerste toepassing (d.w.z. de datum waarop de Groep haar bestaande financiële activa en financiële verplichtingen heeft beoordeeld in termen van de vereisten van IFRS 9) is 1 januari 2018. Bijgevolg heeft de Groep de vereisten van IFRS 9 toegepast op instrumenten die opgenomen zijn in de balansen per 1 januari 2018 en hebben de vereisten van IFRS 9 niet toegepast op instrumenten die niet langer opgenomen zijn in de balans per 1 januari 2018. De vergelijkende cijfers met betrekking tot instrumenten die niet zijn verwijderd uit de balans per 1 januari 2018 zijn niet herwerkt.
Het management van de Groep beoordeelde de bestaande financiële activa en passiva van de Groep op 1 januari 2018 op basis van de feiten en omstandigheden die op die datum bestonden en concludeerde dat de initiële toepassing van IFRS 9 de volgende impact heeft op de financiële activa van de Groep wat betreft hun classificatie en meting:
Met betrekking tot de waardevermindering van financiële activa vereist IFRS 9 een verwacht kredietverliesmodel in tegenstelling tot een opgelopen kredietverliezenmodel volgens IAS 39. De reikwijdte van financiële instrumenten die onderworpen zijn aan bijzondere waardevermindering werd gewijzigd door IFRS 9 - met name, beoordeelt de Groep een bijzondere waardevermindering. op garanties uitgegeven in overeenstemming met het verwachte kredietverliesmodel (in plaats van "meest waarschijnlijke uitkomst" onder IAS 37). De impact van het toepassen van het model van verwachte kredietverliezen was niet materieel. De classificatie en waardering van de financiële verplichtingen van de Groep is niet gewijzigd door de vereisten van IFRS 9.
In overeenstemming met de overgangsbepalingen voor hedge accounting van IFRS 9 heeft de Groep de IFRS 9-hedge accountingvereisten prospectief toegepast vanaf de datum van eerste toepassing op 1 januari 2018. De kwalificerende afdekkingsrelaties van de Groep die van kracht waren op 1 januari 2018, komen ook in aanmerking voor hedge accounting in overeenstemming met IFRS 9 en werden daarom beschouwd als voortdurende afdekkingsrelaties. Er was geen herbalancering van de afdekkingsrelaties noodzakelijk op 1 januari 2018. Aangezien de cruciale voorwaarden van de afdekkingsinstrumenten overeenkomen met die van hun overeenkomstige afgedekte posities, blijven alle afdekkingsrelaties effectief onder de vereisten voor effectiviteitsbeoordeling van IFRS 9. De Groep heeft ook geen afdekkingsrelaties aangemerkt onder IFRS 9 die volgens IAS 39 niet zouden voldoen aan de kwalificerende criteria voor hedge accounting.
De toepassing van de IFRS 9 hedge accounting vereisten heeft geen impact op de financiële positie of het totaalresultaat van de Groep op de datum van eerste toepassing van IFRS 9.
De Groep huurt bedrijfsruimtes, landrechten en wagens onder een aantal operationele leaseovereenkomsten met looptijden van één jaar of meer. De vervaldagstructuur van de toekomstige minimale leasebetalingen onder deze niet-opzegbare leaseovereenkomsten is:
| In KUSD | Landrechten | 2018 Huur gebouwen |
Bedrijfswagens | Landrechten | 2017 Huur gebouwen |
Bedrijfswagens |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 jaar | 98 | 271 | 108 | 98 | 0 | 92 |
| 2 jaar | 98 | 271 | 106 | 98 | 0 | 75 |
| 3 jaar | 98 | 271 | 92 | 98 | 0 | 73 |
| 4 jaar | 98 | 271 | 75 | 98 | 0 | 59 |
| 5 jaar | 98 | 271 | 13 | 98 | 0 | 25 |
| 5 - 10 jaar | 488 | 1 384 | 0 | 488 | 0 | 0 |
| 11 - 15 jaar | 487 | 0 | 0 | 487 | 0 | 0 |
| 16 - 20 jaar | 464 | 0 | 0 | 486 | 0 | 0 |
| 21 - 25 jaar | 159 | 0 | 0 | 234 | 0 | 0 |
| Totaal | 2 086 | 2 741 | 393 | 2 184 | 0 | 324 |
Huurkosten zijn toegenomen in 2018 als gevolg van de huur van het nieuwe kantoor in Medan/Indonesië.
Vanaf 1 januari 2019 zal de Groep voor de eerste keer IFRS 16 toepassen. IFRS 16 werd uitgegeven in januari 2016 en vervangt IAS 17 Leases. Volgens de nieuwe IFRS-standaard moet een onderneming beoordelen of een contract een 'lease' is of bevat. Een contract bevat een 'lease' als het contract het recht overdraagt om het gebruik van een geïdentificeerd actief gedurende een bepaalde tijdsperiode onder controle te houden. Het actief dat het voorwerp uitmaakt van de 'lease' moet specifiek worden geïdentificeerd. De nieuwe standaard bepaalt ook dat de lessee het recht moet hebben om alle economische voordelen te verkrijgen uit het gebruik van dit actief en het recht om het gebruik van een geïdentificeerd actief gedurende de periode te sturen. Dit betekent dat de lessee het recht heeft om te bepalen hoe en voor welk doel het actief wordt gebruikt of om te beslissen hoe en voor welk doel het actief wordt gebruikt.
Gedurende 2018 heeft de Groep een gedetailleerde beoordeling van het effect van IFRS 16 uitgevoerd.
De volgende contracten zijn geïdentificeerd als een 'lease' en zullen administratief worden verwerkt onder IFRS 16 vanaf 1 januari 2019:
In het geval van Hargy Oil Palms betreft het voorwerp van de 'lease' het vruchtgebruik van bepaalde grond waarvoor een vaste jaarlijkse huursom wordt betaald. De resterende landrechten in PNG hebben een looptijd van 99 jaar waarvoor geen huurbedrag wordt betaald. Deze 'activa' worden afgeschreven over een periode van 25 jaar in overeenstemming met de levensduur van een oliepalm.
De huur van de kantoorgebouwen betreft de jaarlijkse huurbetalingen voor de kantoren in Indonesië.
Er zijn twee uitzonderingen op de definitie van lease: leasevoorwaarden van minder dan 12 maanden en activa onder een drempel van USD 5 000. De Groep zal ervoor kiezen de vrijstellingen te gebruiken die door de standaard worden voorgesteld.
IFRS 16 presenteert drie overgangsopties:
De Groep heeft geopteerd om optie 2B: cumulatieve catch-up toe te passen. De Groep verwacht op 1 januari 2019 een met een gebruiksrecht overeenstemmend actief en een leaseverplichting van ongeveer 3 miljoen USD te erkennen.
Aangezien de Groep opteert voor optie 2B zal het totaal actief gelijk zijn aan het totaal passief zonder een impact te hebben op het eigen vermogen. Er is geen impact op de resultaten per 31 december 2018.
In 2010 werden in het kader van een verdere herstructurering van de financiering van de Groep, de lopende financiële leasingcontracten beëindigd.
Er werden in 2018 geen waarborgen gesteld door derden voor rekening van de onderneming en voor rekening van de filialen.
Nihil
De verplichtingen voor het leveren van goederen (palmproducten, rubber, thee en bananen en planten) na jaareinde kaderen binnen de normale verkoopstermijn van ongeveer 3 maanden vóór effectieve leveringsdatum. Deze worden als dusdanig niet aanzien als termijnverkopen.
Management met sleutelposities is gedefinieerd als de raad van bestuur en het executief comité van de Groep. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de vergoedingen:
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Bestuurdersvergoedingen | ||
| Vaste vergoeding | 406 | 359 |
| Kortetermijnpersoneelsbeloningen | 2 995 | 2 273 |
| Aandelenopties | 119 | 97 |
| Groepsverzekering | 547 | 524 |
| Voordeel in natura (bedrijfswagen + GSM) | 38 | 30 |
| Totaal | 4 105 | 3 283 |
De bedragen worden uitbetaald in EUR. Het uitbetaalde bedrag in 2018 is KEUR 3 484 (2017: KEUR 2 886). De stijging van KEUR 598 is te wijten aan een hogere variabele vergoeding uitgekeerd in 2018 in vergelijking met 2017.
Vanaf boekjaar 2007 worden er vaste vergoedingen betaald aan de leden van de raad van bestuur, het auditcomité en het remuneratiecomité.
In het kader van de informatieverschaffing over verbonden partijen zijn de relaties immaterieel, met uitzondering van een sinds 1985 bestaande huurovereenkomst tussen Cabra NV en SIPEF aangaande de kantoren en de bijhorende parkings te Kasteel Calesberg te Schoten. De jaarlijkse geïndexeerde huurprijs bedraagt KUSD 201 (KEUR 169) en er wordt tevens KUSD 81 (KEUR 69) gefactureerd voor deelname in de onderhoudskosten van gebouwen, parkings en park.
De relaties tussen SIPEF en de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité worden verder beschreven in de sectie 'Verklaring inzake deugdelijk bestuur' van dit verslag.
Transacties met verwante partijen betreffen voornamelijk handelstransacties en zijn gebaseerd op het "at arm's length" principe. De kosten en opbrengsten met betrekking tot deze transacties zijn immaterieel in het kader van de geconsolideerde jaarrekening.
Balansposities en transacties binnen de Groep en de dochterondernemingen worden geëlimineerd in de consolidatie en worden niet verder opgenomen in deze toelichtingen. Transacties tussen de Groep en andere verbonden ondernemingen worden hieronder verder toegelicht.
De volgende tabel geeft de totalen van de transacties weer die gedurende het boekjaar hebben plaatsgevonden tussen de Groep en de joint ventures PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd aan 100%:
| In KUSD | PT Timbang Deli | Verdant Bioscience Pte Ltd |
|---|---|---|
| Totaal verkopen gedurende het boekjaar | 0 | 0 |
| Totaal aankopen gedurende het boekjaar | 1 261 | 0 |
| Totale vordering per 31 december 2018 | 38 | 5 096 |
| Totale schulden per 31 december 2018 | 189 | 700 |
PT Dendymarker Indah Lestari ("PT DIL") is een RSPO gecertificeerd oliepalmbedrijf die bij verwerving bestond uit 6 562 geplante/voorbereide hectaren oliepalmen, 2 780 hectaren omliggende boeren (plasma) en een palmolie-extractiefabriek met een verwerkingscapaciteit tot 25 ton vruchten per uur, allemaal gelegen in de regio Musi Rawas Ultara, Zuid-Sumatra.
De SIPEF-groep heeft 95% van de uitstaande aandelen van PT DIL verworven voor een totale aankoopprijs van 52 833 KUSD. Als gevolg van deze aankoop werd PT DIL mee opgenomen in de geconsolideerde cijfers van de SIPEF-groep per 1 augustus 2017.
Er is bij deze transactie geen gebruik gemaakt van een voorwaardelijke vergoeding of aandeleninstrument.
| In KUSD | |
|---|---|
| Aankoopprijs aandelen | 15 129 |
| Overname financiële verplichtingen < 1 jaar | 37 704 |
| Geldmiddelen in PT DIL | - 5 |
| Totaal betaald bedrag | 52 828 |
De directe overnamegerelateerde kosten voor de aankoop van de aandelen van PT Dendymarker worden als insignificant beschouwd en worden dus niet gepresenteerd.
In onderstaande tabel zijn de geboekte bedragen van de overgenomen identificeerbare activa en veronderstelde verplichtingen op de overnamedatum samengevat:
| In KUSD | 1/08/2017 voorlopig |
01/08/2017 finaal |
Verschil |
|---|---|---|---|
| Biologische activa - dragende planten | 8 597 | 8 739 | 142 |
| Andere materiële vaste activa | 23 383 | 20 088 | -3 295 |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 1 324 | 2 645 | 1 321 |
| Voorraden | 268 | 244 | - 24 |
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | 50 | 40 | - 10 |
| Geldmiddelen en kasequivalenten | 5 | 5 | 0 |
| Totale activa | 33 627 | 31 761 | -1 866 |
| Eigen vermogen | -4 499 | -6 368 | -1 869 |
| Financiële verplichtingen < 1 jaar | 37 704 | 37 705 | 1 |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | 422 | 424 | 2 |
| Totaal passiva | 33 627 | 31 761 | -1 866 |
Er zijn geen voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in de netto activa.
De waarderingstechnieken die zijn gebruikt voor de bepaling van de reële waarde van de overgenomen materiële activa zijn als volgt:
| Verworven activa | |
|---|---|
| Materiële vaste activa - landrechten |
Marktvergelijkingstechniek: Het waarderingsmodel houdt rekening met de gangbare prijzen voor vergelijkbare overgenomen landrechten |
| Materiële vaste activa - Biologische activa - dragende planten en overige materiële vaste activa |
Methode van de verdisconteerde kasstroom (discounted cash flow) en kostprijsmethode: het waarderingsmodel houdt waar nodig rekening met de afgeschreven vervangingskosten en met de verdisconteerde kasstromen. De afgeschreven vervangingskosten weerspiegelen de aanpassingen voor de fysieke achteruitgang en de functionele en economische veroudering. |
De voornaamste wijzigingen van de verworven identificeerbare activa en veronderstelde verplichtingen ten opzichte van de voorlopige purchase price allocation per 31 december 2017 betreffen:
| 1. | Andere materiële vaste activa – landrechten | KUSD -2 477 |
|---|---|---|
| 2. | Andere materiële vaste activa - palm oil mill | KUSD - 818 |
| 3. | Uitgestelde belastingvorderingen | KUSD + 1 321 |
De daling van de toegekende waarde aan de landrechten heeft betrekking op een mogelijke vermindering van beplantbare oppervlakte in de expansiezones aangezien deze gronden mogelijks niet in aanmerking komen om efficiënt aan te planten. Veiligheidshalve werden aan deze grondrechten finaal geen waarde toegekend.
De daling van de toegekende waarde aan de fabriek van PT Dendymarker betreft een bijstelling van de reële waarde van deze fabriek naar aanleiding van het finale schattingsverslag.
De stijging van de uitgestelde belastingvorderingen heeft betrekking op enerzijds de bijkomende belastingvordering naar aanleiding van de gewijzigde finale purchase price allocation (KUSD + 761), alsook een bijkomende uitgestelde belastingvordering op de recupereerbare fiscale verliezen, dewelke in de voorlopige PPA nog niet werden opgenomen (KUSD + 560).
| In KUSD | 1/08/2017 voorlopig |
01/08/2017 herwerkt |
Verschil | |
|---|---|---|---|---|
| Biologische activa - dragende planten | 8 597 | 8 739 | 142 | |
| Andere materiële vaste activa | 23 383 | 20 088 | -3 295 | |
| Uitgestelde belastingvorderingen | 1 324 | 2 645 | 1 321 | |
| Voorraden | 268 | 244 | - 24 | |
| Handelsvorderingen en overige vorderingen | 50 | 40 | - 10 | |
| Totaal activa (excl. geldmiddelen en kasequivalenten) | 33 622 | 31 756 | -1 866 | A |
| Minderheidsbelangen | - 225 | - 318 | - 93 | * |
| Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar | 422 | 424 | 2 | |
| Totaal passiva | 197 | 106 | - 91 | B |
| Betaald bedrag | 52 833 | 52 833 | 0 | |
| Geldmiddelen in PT DIL | - 5 | - 5 | 0 | |
| Totaal betaald bedrag | 52 828 | 52 828 | 0 | C |
| Totaal Goodwill (C-A+B) | 19 403 | 21 178 | 1 775 | |
| * - 6 368 * 5% = -318 |
De goodwill is voornamelijk toerekenbaar aan het palmoliesegment in het kader van aanvullende synergiën en schaalvoordelen binnen de Groep. De geboekte goodwill komt niet in aanmerking voor belastingaftrek.
Op 18 december 2017 werd reeds aangekondigd dat SIPEF en Ackermans & van Haaren, die elk 50% aandeelhouder van de Belgische verzekeringsgroep BDM-ASCO aanhielden, een akkoord bereikt hadden met de op de Nasdaq genoteerde Amerikaanse verzekeraar The Navigators Group, Inc. over de verkoop van 100% van het aandelenkapitaal van BDM-ASCO. De overnameprijs voor 100% van de aandelen van BDM-ASCO werd vastgesteld op EUR 35 miljoen.
Door deze overeenkomst werden de ondernemingen BDM-ASCO, die vorig jaar reeds geclassificeerd stonden onder 'activa gehouden voor verkoop', gedeconsolideerd. Per 7 juni 2018 werd de onderneming volledig overgedragen aan de nieuwe eigenaars. De deconsolidatie werd uitgevoerd per 1 januari 2018 aangezien de resultaatsopname tot 7 juni 2018 van te verwaarlozen belang is.
De totale vastgestelde verkoopprijs werd ingedekt aan een vaste dollar wisselkoers zodat de totale verkoopprijs KUSD 20 804 bedraagt. Het gaat hier om een economische hedge en kan niet worden geclassificeerd als een hedge onder IFRS 9 Het totaal ontvangen bedrag is zodoende als volgt opgebouwd:
| In KUSD | Totaal |
|---|---|
| Ingedekte verkoopprijs | 20 804 |
| Verkoopkosten | - 337 |
| Totale netto verkooprijs | 20 467 |
De transactie werd afgerond op 7 juni 2018. De totale geconsolideerde meerwaarde bedraagt KUSD 7 376.
| In KUSD | Totaal |
|---|---|
| Totale netto verkooprijs | 20 467 |
| Activa bestemd voor verkoop | -12 010 |
| Omrekeningsverschillen | -1 081 |
| Totale geconsolideerde meerwaarde | 7 376 |
| Van voortgezette en beëindigde activiteiten | 2017 | |
|---|---|---|
| Basisberekening gewone winst per aandeel | ||
| Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) | 14,21 | |
| De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) | 30 089 | 139 663 |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen | 10 454 309 | 9 826 091 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari | 10 455 328 | 8 841 740 |
| Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen | - 1 019 | - 1 120 |
| Effect van de kapitaalverhoging | 0 | 985 471 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 10 454 309 | 9 826 091 |
| Verwaterde winst per aandeel | ||
| Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) | 2,88 | 14,19 |
| De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) | 139 663 | |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen | 10 462 071 | 9 843 302 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december 10 454 309 |
9 826 091 | |
| Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden | 17 211 | |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen op 31 december | 9 843 302 | |
| 10 462 071 |
| Van voortgezette activiteiten | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Basisberekening gewone winst per aandeel | ||
| Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) | 2,88 | 14,21 |
| De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) | 139 663 | |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen | 9 826 091 | |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari | 10 455 328 | 8 841 740 |
| Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen | - 1 120 | |
| Effect van de kapitaalverhoging | 985 471 | |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 9 826 091 | |
| Verwaterde winst per aandeel | ||
| Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) | 2,88 | 14,19 |
| De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend: | ||
| Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders (KUSD) | 139 663 | |
| Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen | 10 462 071 | 9 843 302 |
| Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt berekend: | ||
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december | 10 454 309 | 9 826 091 |
| Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden | 7 762 | 17 211 |
| Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen op 31 december | 9 843 302 |
Er zijn geen significante gebeurtenissen na balansdatum die een impact zouden hebben op de geconsolideerde financiële staten van de SIPEF-groep.
Voor zover ons bekend, zijn er geen omstandigheden of ontwikkelingen die een belangrijke impact hebben op de verdere evolutie van de Groep. De raad van bestuur stelt voor om op 3 juli 2019 een brutodividend van EUR 0,55 per aandeel uit te betalen, wat overeenstemt met een pay-out van 30,19% op de winst, aandeel van de groep, en in lijn met de 'pay-outratio' van vorige jaren.
De auditor van de SIPEF-groep is Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA vertegenwoordigd door Kathleen de Brabander. De auditvergoeding voor het jaarverslag van SIPEF wordt goedgekeurd door de algemene vergadering na het nazicht en goedkeuring door het auditcomité en de raad van bestuur. Deze vergoeding bedraagt KUSD 93 (tegenover KUSD 89 vorig jaar). Voor de ganse Groep werd er in 2018 door Deloitte voor KUSD 474 diensten geleverd (tegenover KUSD 661 vorig jaar), waarvan KUSD 35 (2017: KUSD 232) voor niet-auditdiensten (juridische KUSD 2, boekhoudkundige KUSD 0 en fiscale KUSD 33).
| Kernpunten van de controle | Hoe onze controle de kernpunten van de controle behandelde |
|---|---|
| Toetsing van bijzondere waardevermindering op goodwill Op 31 december 2018 bedroeg de boekwaarde van goodwill USD 104.782 (000). De jaarlijkse toets op bijzondere waardevermindering van goodwill is van belang voor onze audit omdat de realiseerbare waarde van deze goodwill wordt bepaald aan de hand |
• Wij hebben inzicht verkregen in de interne beheersingsprocessen rond de goodwill- impairmentoefening, meer specifiek het managementbeoordelingsproces van het |
| van een berekening van de waarde in gebruik, | discounted cash flow-model, en de goedkeuring |
| uitgevoerd door het management op basis van een | van de raad van bestuur van het onderliggende |
| discounted cash flow-model dat complex, | businessplan; |
| oordeelsgebonden en subjectief is. Het | · We hebben het discounted cash flow-model |
| palmoliesegment wordt geïdentificeerd als een enkele | beoordeeld om de geschiktheid van de door het |
| kasstroomgenererende eenheid (KGE) voor het testen | management gehanteerde methodologie te |
| van goodwill op bijzondere waardevermindering. | beoordelen en de assumpties van het |
| De realiseerbare waarde van de KGE aan dewelke de | management kritisch te evalueren; |
| goodwill wordt toegewezen, werd bepaald met behulp | . We hebben beroep gedaan op onze interne |
| van het discounted cash flow-model. Het | waarderingsdeskundige om de redelijkheid van |
| kasstroommodel omvat de relevante kasstromen, die | de belangrijkste toekomstgerichte |
| naar verwachting in de toekomst zullen worden | veronderstellingen, zoals de inflatievoet, de |
| gegenereerd. Deze kasstromen worden | geprojecteerde ruwe palmolieprijs en de |
| verdisconteerd naar de contante waarde met gebruik | gehanteerde discontovoet, te beoordelen; |

De jaarrekening van SIPEF wordt hierna volgens een beknopt schema voorgesteld. Overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen zullen de jaarrekening van SIPEF evenals het jaarverslag en het verslag van de commissaris, bij de Nationale Bank van België neergelegd worden.
Deze verslagen kunnen op aanvraag verkregen worden bij:
SIPEF, Calesbergdreef 5, B-2900 Schoten.
Alleen de geconsolideerde jaarrekening vervat in de voorafgaande bladzijden geven een correct en betrouwbaar beeld van de financiële situatie en de prestaties van de SIPEF-groep.
Het statutair verslag van de commissaris bevat een oordeel zonder voorbehoud en verklaart dat de niet-geconsolideerde jaarrekening van SIPEF NV een getrouw beeld geeft van het vermogen en van de financiële toestand van de vennootschap per 31 december 2018, en van haar resultaten over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, overeenkomstig de Belgische boekhoudwetgeving.
Het balanstotaal van de vennootschap per 31 december 2018 bedraagt KUSD 439 739 tegenover KUSD 415 291 het jaar voordien.
De 'financiële vaste activa – vorderingen op verbonden ondernemingen' namen toe met KUSD 32 366 voornamelijk door de financiering van de verdere uitbreiding in Indonesië.
Het eigen vermogen van SIPEF voor winstverdeling bedraagt KUSD 238 551, wat overeenstemt met USD 22,55 per aandeel.
De enkelvoudige resultaten van SIPEF worden in belangrijke mate bepaald door dividenden en meer-/minwaarden. Aangezien SIPEF niet alle deelnemingen van de Groep rechtstreeks aanhoudt, is het geconsolideerde resultaat van de Groep een juistere weerspiegeling van de onderliggende economische ontwikkeling.
De financiële opbrengsten (KUSD 20 512) van het boekjaar 2018 werden sterk beïnvloed door de verkoop van BDM-Asco in juni 2018. Op deze verkoop werd een meerwaarde van KUSD 15 310 gerealiseerd.
De enkelvoudige winst van het boekjaar 2018 bedraagt KUSD 19 291 tegenover een winst van KUSD 2 078 in het vorige boekjaar.
De raad van bestuur stelt voor het resultaat (in KUSD) als volgt te bestemmen:
De raad van bestuur stelt voor een dividend uit te keren van EUR 0,55 bruto per aandeel. Na inhouding van de roerende voorheffing (30%) bedraagt het netto dividend EUR 0,385 per aandeel. Indien de gewone algemene vergadering dit voorstel goedkeurt, zal het dividend vanaf 3 juli 2019 betaalbaar zijn.
(na winstverdeling)
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Activa | ||
| Vaste activa | 333 609 | 306 449 |
| Oprichtingskosten | 0 | 0 |
| Immateriële vaste activa | 441 | 224 |
| Materiële vaste activa | 530 | 587 |
| Financiële vaste activa | 332 638 | 305 638 |
| Vlottende activa | 106 130 | 108 842 |
| Vorderingen op meer dan één jaar | 3 900 | 6 643 |
| Voorraden en bestellingen in uitvoering | 1 104 | 702 |
| Vorderingen op ten hoogste één jaar | 91 260 | 91 702 |
| Geldbeleggingen | 8 003 | 7 939 |
| Liquide middelen | 1 792 | 1 790 |
| Overlopende rekeningen | 71 | 66 |
| Totaal activa | 439 739 | 415 291 |
| Passiva | ||
| Eigen vermogen | 231 892 | 219 260 |
| Kapitaal | 44 734 | 44 734 |
| Uitgiftepremies | 107 970 | 107 970 |
| Reserves | 13 745 | 12 387 |
| Overgedragen winst/ (verlies) | 65 443 | 54 169 |
| Voorzieningen en uitgestelde belastingen | 26 | 39 |
| Voorzieningen voor risico's en kosten | 26 | 39 |
| Schulden | 207 821 | 195 992 |
| Schulden op meer dan één jaar | 30 000 | 40 000 |
| Schulden op ten hoogste één jaar | 176 582 | 155 567 |
| Overlopende rekeninge n |
1 239 | 425 |
| Totaal passiva | 439 739 | 415 291 |
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Bedrijfsopbrengsten | 267 563 | 285 514 |
| Bedrijfskosten | - 264 979 | - 282 504 |
| Bedrijfsresultaat | 2 584 | 3 010 |
| Financiële opbrengsten | 20 512 | 3 639 |
| Financiële kosten | - 2 748 | - 4 601 |
| Financieel resultaat | 17 764 | - 962 |
| Resultaat van het boekjaar voor belasting | 20 348 | 2 048 |
| Belastingen op het resultaat | - 1 057 | 30 |
| Resultaat van het boekjaar | 19 291 | 2 078 |
| In KUSD | 2018 | 2017 |
|---|---|---|
| Te bestemmen winst/(verlies) | 73 460 | 76 285 |
| Te bestemmen winst (te verwerken verlies) van het boekjaar | 19 291 | 2 078 |
| Overgedragen winst/(verlies) van het vorige boekjaar | 54 169 | 74 207 |
| Resultaatverwerking | 73 460 | 76 285 |
| Toevoeging aan de wettelijke reserve | 584 | 104 |
| Toevoeging aan de overige reserves | 774 | 1 735 |
| Over te dragen resultaat | 65 443 | 54 169 |
| Dividend | 6 659 | 20 277 |
| Vergoeding aan bestuurders | 0 | 0 |
Financieel overzicht // 189
De Vennootschap werd opgericht op 14 juni 1919 in de vorm van een naamloze vennootschap naar Belgisch recht, bij akte verleden voor meester Xavier Gheysens, notaris te Antwerpen, bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 9 juli 1919 onder het nummer 5623. De statuten werden herhaaldelijk gewijzigd en voor het laatst bij akte van 13 juni 2018, bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 19 juni 2018 onder het nummer 18100371.
De Vennootschap wordt beheerst door de bestaande en toekomstige wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen en door de statuten.
De Vennootschap bestaat voor onbepaalde duur.
De Vennootschap heeft tot doel:
overschrijving, vaste deelname of aankoopoptie, verhandeling en op alle andere wijzen. Het toekennen aan de ondernemingen, waarin zij haar belangen stelt, van alle hulp, leningen, voorschotten of waarborgen, kortom alle bewerkingen in het algemeen, welke rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met haar voorwerp of die er de verwezenlijking of de uitbreiding van vergemakkelijken.
/// Alle onroerende verrichtingen in de breedste zin, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van derden of in deelneming met derden, hetzij op eender welke wijze, in België of in den vreemde, ondermeer de aankoop, verkoop, verkaveling, opbouw, wederopbouw, toeëigening, omvorming, bebossing en ontbossing, inhuurneming en verhuring van alle onroerende goederen, alsmede alle ondernemingen van openbare en private werken.
SIPEF heeft van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie de officiële goedkeuring ontvangen om, vanaf 1 januari 2016, de boekhouding te voeren en de jaarrekening op te stellen in Amerikaanse dollar, de functionele munt van SIPEF.
Op 31 december 2018 bedroeg het volgestort maatschappelijk kapitaal USD 44 733 752,04. Het wordt vertegenwoordigd door 10 579 328 aandelen zonder vermelding van nominale waarde.
Alle aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen, hebben dezelfde rechten.
Ieder aandeel geeft recht op één stem. SIPEF heeft geen andere categorieën van aandelen uitgegeven, zoals aandelen zonder stemrecht of bevoorrechte aandelen.
Krachtens de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, dienden de houders van aandelen aan toonder hun effecten ten laatste op 31 december 2013 in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen hebben omgezet. De aandelen aan toonder die op 1 januari 2014 niet waren omgezet in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen werden van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde aandelen en ingeschreven op een effectenrekening op naam van SIPEF.
Sinds 1 januari 2014 werd de uitoefening van de rechten van de effecten aan toonder opgeschort krachtens de wet.
De wet verplichtte de emittenten bovendien om vanaf 1 januari 2015 alle niet-opgeëiste aandelen aan toonder op de beurs te verkopen en de opbrengst uit de verkoop binnen een periode van vijftien dagen aan de Deposito- en Consignatiekas worden overgemaakt.
Sinds 31 december 2015 hebben de eigenaars van de oude aandelen aan toonder het recht om bij de Deposito- en Consignatiekas de betaling van de overeenkomstige opbrengst te vragen, op voorwaarde dat zij hun hoedanigheid van houder kunnen aantonen. De wet van 14 december 2005 bepaalt wel dat vanaf 1 januari 2016 op de terugbetaling een boete verschuldigd zal zijn ter waarde van 10% van de opbrengst uit de verkoop van de onderliggende aandelen aan toonder, berekend per begonnen jaar vertraging. SIPEF heeft bijgevolg geen rol meer te spelen in dit proces.
Bij beslissing van de buitengewone algemene vergadering van 8 juni 2016 kwam er een verlenging van vijf jaar voor de aan de raad van bestuur verleende machtiging om het kapitaal te verhogen, in een of meerdere keren:
De raad van bestuur kan bovendien, in het belang van de Vennootschap, binnen de perken en overeenkomstig de voorwaarden voorgeschreven door het Wetboek Vennootschappen, het voorkeurrecht van de aandeelhouders beperken of opheffen.
Die machtiging is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 27 juni 2016, met name de datum van publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, hetzij tot en met 26 juni 2021.
Diezelfde buitengewone algemene vergadering heeft eveneens beslist dat ingeval de Vennootschap een mededeling ontvangt van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) dat haar kennis is gegeven van een openbaar overnamebod op de effecten van de Vennootschap, de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 607, tweede lid, punt 2 van het Wetboek Vennootschappen, slechts van zijn bevoegdheid inzake het toegestane kapitaal gebruik kan maken, indien voornoemde kennisgeving plaatsvindt niet later dan drie jaar na de datum van de buitengewone algemene vergadering die de betrokken bevoegdheid heeft hernieuwd, hetzij vanaf 8 juni 2016 tot en met 7 juni 2019. Deze machtiging vervalt dus na 7 juni 2019. De raad van bestuur heeft beslist een buitengewone algemene vergadering bijeen te roepen op 12 juni 2019 met als enige punt op de agenda de hernieuwing van deze bevoegdheid voor een periode van 3 jaar, hetzij tot en met 11 juni 2022.
Op 31 december 2018 bedroeg het toegestaan kapitaal USD 37 851 639,41.
Op basis van dat laatste bedrag kunnen ten hoogste 8 951 739 nieuwe aandelen worden uitgegeven.
De buitengewone algemene vergadering van 13 juni 2018 heeft de aan de raad van bestuur van de Vennootschap verleende machtiging verlengd met een periode van vijf jaar, waardoor de raad met inachtneming van de wettelijke bepalingen een maximum aantal van 2 115 865 eigen aandelen waarvan de fractiewaarde niet hoger is dan 20% van het geplaatst kapitaal, kan verkrijgen of vervreemden. Deze aandelen mogen alleen worden verkregen tegen een prijs die minimaal gelijk is aan 1 euro en die maximaal gelijk is aan de gemiddelde slotnotering van het aandeel over de laatste 30 kalenderdagen voorafgaand aan de verrichting, verhoogd met 10%.
Deze machtiging betreft ook de verwerving van eigen aandelen door de vennootschappen waarin SIPEF, alleen of krachtens een aandeelhoudersovereenkomst, rechtstreeks de meerderheid van de stemrechten bezit, uitoefent of controleert of waarin de Vennootschap over het recht beschikt om rechtstreeks de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen.
Die machtiging is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 19 juni 2018, met name de datum van publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, tot en met 18 juni 2023.
Dezelfde buitengewone algemene vergadering heeft ook de aan de raad van bestuur van de Vennootschap verleende machtiging verlengd om eigen aandelen in te kopen en te verkopen wanneer deze inkoop of verkoop noodzakelijk is om een dreigend ernstig nadeel voor de Vennootschap af te wenden. Die machtiging is geldig voor een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf 19 juni 2018, de datum van de publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, tot en met 18 juni 2021.
De aankopen en verkopen van eigen aandelen in 2018 worden in toelichting 23 van dit jaarverslag nader toegelicht.
Op 31 december 2018 bezit SIPEF 143 300 eigen aandelen (1,35% van het totale aantal uitstaande aandelen) die voorbestemd zijn voor de uitoefening van hetzelfde aantal toegekende en nog niet uitgeoefende opties.
SIPEF heeft geen omruilbare en geen converteerbare leningen uitgegeven.
Er geldt geen statutaire beperking op de uitoefening van het stemrecht, onverminderd de algemene regels over de toelating tot de algemene vergadering.
SIPEF beschikt over een website (www.sipef.com) waar de aandeelhouders alle informatie met betrekking tot de Vennootschap kunnen raadplegen.
Deze website wordt regelmatig bijgewerkt en bevat de inlichtingen zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.
De website bevat onder meer de jaarrekeningen en jaarverslagen, alle door de Vennootschap gepubliceerde persberichten en alle nuttige en nodige informatie betreffende de algemene vergaderingen en de deelname van de aandeelhouders aan deze vergaderingen, en in het bijzonder, de door de statuten opgelegde voorwaarden die regelen op welke manier de (gewone en buitengewone) algemene vergaderingen van de aandeelhouders worden bijeengeroepen.
Ten slotte worden ook de resultaten van de stemmingen en de notulen van de algemene vergaderingen gepubliceerd op de website.
De gecoördineerde statuten van de Vennootschap kunnen worden geraadpleegd op de Griffie van de Rechtbank van Koophandel in Antwerpen, op de maatschappelijke zetel en op de website van de Vennootschap (www.sipef.com/hq/investors/shareholdersinformation/corporate-governance/).
De jaarrekening wordt neergelegd bij de Nationale Bank van België en kan worden geraadpleegd op de website van SIPEF.
De besluiten met betrekking tot de benoeming en het ontslag van de leden van de organen van de Vennootschap worden bekendgemaakt in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.
De financiële berichten van de Vennootschap worden gepubliceerd in de financiële pers. De andere voor het publiek toegankelijke documenten kunnen worden geraadpleegd op de maatschappelijke zetel van de Vennootschap.
Het jaarverslag van de Vennootschap wordt jaarlijks verzonden naar de aandeelhouders op naam en naar iedereen die de wens heeft uitgedrukt het verslag te ontvangen. Het is kosteloos verkrijgbaar op de maatschappelijke zetel.
De jaarverslagen van de laatste drie boekjaren en alle andere in deze paragraaf vermelde documenten kunnen op de website van de Vennootschap worden geraadpleegd.
ACS De organisatie van de ACS-landen (Afrika, Caribisch gebied en Stille Oceaan) werd in 1975 opgericht bij de Overeenkomst van Georgetown. Zij bestaat uit 79 staten, die met de Europese Unie verbonden zijn via de EU-partnerschapsovereenkomst. Een van haar belangrijkste doelstellingen is de duurzame ontwikkeling van haar lidstaten en hun geleidelijke integratie in de wereldeconomie. APEC De "Asia-Pacific Economic Cooperation" (economische samenwerking Azië-Stille Oceaan) is het belangrijkste economisch forum van de regio Azië-Stille Oceaan. Zijn belangrijkste doel is de ondersteuning van een duurzame economische groei en welvaart in de regio. CDM Het "Clean Development Mechanism" (mechanisme voor schone ontwikkeling) biedt een land met een emissiebeperking of een reductieverbintenis krachtens het Protocol van Kyoto de mogelijkheid om een emissiereductieproject in ontwikkelingslanden uit te werken. Het land kan daarmee verkoopbare gecertificeerde emissiereductiekredieten ("Certified Emission Reduction", CER) verdienen, die elk overeenstemmen met 1 ton CO2 en die kunnen worden meegeteld om de Kyotodoelstellingen te halen. Het is de eerste wereldwijde regeling voor milieu-investeringen en -kredieten in zijn soort en vormt een gestandaardiseerd emissiecompensatie-instrument, CER. CDM wordt beheerd door de UNFCCC ("United Nations Framework Convention of Climate Change"). CIF Rotterdam De CIF ("Cost, Insurance and Freight") kostprijs is de verkoopprijs die alle kosten dekt, verzekering en vracht inbegrepen, tot aan de haven van bestemming, in dit geval Rotterdam. De koper betaalt voor de goederen afgeleverd in Rotterdam. De CIF Rotterdam-prijs is een wereldwijde referentie in de palmoliemarkt. CIRAD Het "Centre de Coopération Internationale en Recherche Agronomique pour le Développement" is een Franse organisatie voor internationale samenwerking in landbouwonderzoek en -ontwikkeling. Het streeft naar de duurzame ontwikkeling van tropische en mediterrane regio's. CPO Ruwe palmolie ("Crude Palm Oil") is een eetbare olie die wordt gewonnen uit de vrucht van de oliepalm. CSPKO Gecertificeerde duurzame palmpitolie ("Certified Sustainable Palm Kernel Oil") is palmpitolie die wordt geproduceerd door palmolieplantages die onafhankelijk gecontroleerd en gecertificeerd worden volgens de normen van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO, rondetafel voor duurzame palmolie). CSPO Gecertificeerde duurzame palmolie ("Certified Sustainable Palm Oil") is palmolie die wordt geproduceerd door palmolieplantages die onafhankelijk gecontroleerd en gecertificeerd worden volgens de normen van de RSPO. CTC-thee Bij het "Cut, Tear and Curl"-theeproces worden de bladeren niet gerold. In plaats daarvan worden ze verwerkt in een CTC-machine, wat leidt tot een andere soort thee dan de orthodoxe thee. Dit proces zorgt voor een snellere infusie en levert een sterkere kop zwarte thee op. EFB Lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches") zijn wat overblijft van de verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches", FFB) nadat de vruchten eruit zijn gehaald om te worden geperst tot palmolie. EMS Een milieubeheersysteem ("Environmental Management System", EMS) is een serie processen en praktijken waarmee een organisatie/onderneming haar milieu-impact kan terugdringen. ETP Het "Ethical Tea Partnership" (partnerschap voor ethische thee) is een alliantie van theehandelaars die samenwerken voor een betere duurzaamheid in de theesector. Het ETP is lid van het "Ethical Trading Initiative" (initiatief inzake ethische handel). Daarnaast omvat de ETP-standaard milieubepalingen. FFA In palmolie komen vrije vetzuren ("Free Fatty Acids", FFA) voor, net zoals in alle oliën. De belangrijkste FFA's in palmolie zijn palmitinezuur en oliezuur. De kwaliteit en prijs van ruwe palmolie is afhankelijk van het FFA-gehalte op het moment van verscheping. FFB Verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches") zijn de palmvruchten die in trossen aan de oliepalm groeien. Deze vruchtentrossen vormen de grondstof die naar een palmoliefabriek wordt getransporteerd voor verwerking. Daarbij wordt de palmolie uit het vruchtvlees van de vruchten uit de trossen
gewonnen.
dat er geen biomassa wordt geproduceerd op land met hoge koolstofvoorraad of hoge biodiversiteit, te zorgen voor de toepassing van goede landbouwpraktijken in verband met bodem, water en lucht, en ten slotte te zorgen voor de naleving van de
mensen-, arbeids- en landrechten.
| FOB Indonesië |
"Free On Board" (franco aan boord): is de verkoop prijs die aangeeft dat de verkoper betaalt voor het vervoer van de goederen naar de laadhaven, in dit geval Indonesië, plus laadkosten. De koper betaalt, naast de goederen, de kosten van de vracht, de ver zekering, het lossen en het vervoer van de loshaven naar de eindbestemming |
HCVA | "High Conservation Value Areas" (waardevolle natuurgebieden) worden gedefinieerd op basis van hoge HCV's, dus biologische, ecologische, maatschappelijke of culturele waarden die van uit zonderlijk belang worden beschouwd op nationaal, regionaal of wereldwijd niveau. |
|---|---|---|---|
| GAPKI | "Gabungan Pengusaha Kelapa Sawit Indonesia" is de vereniging van Indonesische palmolieprodu centen. |
HGU | "Hak Guna Usaha" is een landbouwlicentie die wordt verleend door de Indonesische overheid. |
| GHG | Broeikasgassen ('Greenhouse Gases", GHG) zijn gas | Inti | In Indonesië wordt het kernareaal van een planta gebedrijf "inti" genoemd. Ze worden als 'eigen' ver meld in de productiecijfers van de Groep. |
| sen die in de aardatmosfeer worden uitgestoten, onder andere kooldioxide en methaan, die bijdra gen tot het broeikaseffect en leiden tot tempera tuursveranderingen. |
IPM | "Integrated Pest Management" (geïntegreerde plaagbestrijding) is een ecosysteembenadering voor gewasbescherming waarbij verschillende beheerstrategieën en -praktijken worden gecom |
|
| GLOBALG.A.P. Is een wereldwijd erkend programma voor land bouwcertificatie dat de vereisten van de consu menten omzet in goede landbouwpraktijken voor uiteenlopende detailhandelaars en hun leveran |
bineerd om gezonde gewassen te telen met een minimaal gebruik van pesticiden. |
||
| ciers. | Izin Lokasi | Deze door de Indonesische overheid uitgegeven licentie biedt een ontwikkelaar de mogelijkheid om grond van private eigenaren op een specifieke |
|
| HCS(A) | De "High Carbon Stock Approach" (benadering hoge koolstofvoorraad) is een methodologie waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen |
locatie voor een bepaald project te compenseren. | |
| beschermde bosgebieden en minder waardevolle terreinen met lage koolstof- en biodiversiteitswaar den die mogen worden ontwikkeld. Deze metho dologie is bedoeld als algemeen aanvaarde, prak tische, transparante, degelijke en wetenschappelijk onderbouwde benadering voor de verwezenlijking van verbintenissen om ontbossing te stoppen in de tropen, terwijl tegelijk de rechten en bestaansmid delen van lokale bewoners worden gerespecteerd. |
ISCC | De "International Sustainability and Carbon Certifi cation" (internationale duurzaamheids- en koolstof certificatie) is een onafhankelijke certificatierege ling die bedoeld is om aan te tonen dat biomassa en bio-energie, en andere op biomassa gebaseerde producten die worden gebruikt als ingrediënten in de voeder-, voedsel- en chemiesectoren, beant woorden aan vereisten in verband met duurzaam heid en GHG-emissies. De regeling is bedoeld om de GHG-emissies terug te dringen, ervoor te zorgen |
HCV Het concept "High Conservation Value" (hoge natuurbehoudswaarde) werd oorspronkelijk in 1999 door de "Forest Stewardship Council" ontwikkeld voor gebruik bij de certificatie van bosbeheer. In 2005 werd het "HCV Resource Network" opgericht en werd het toepassingsgebied uitgebreid van "HCV Forest" naar "HCV Area". Het vormt nu een kernprincipe van duurzame normen voor palmolie, soja, suiker, biobrandstoffen en koolstof, en wordt veel gebruikt voor het in kaart brengen van landschappen, natuurbehoud en de planning en pleitbezorging voor natuurlijke rijkdommen.
ISPO Het "Indonesian Sustainable Palm Oil"-systeem is een beleid dat het ministerie van Landbouw heeft ingevoerd namens de Indonesische overheid. Het is gericht op de verbetering van de concurrentiepositie van Indonesische palmolie op de wereldmarkt, het terugdringen van GHG, de focus op milieukwesties en de leiding van de "ISPO GHG Working Group". De "ISPO Commission" en de "GHG Working Group" hebben samengewerkt om de berekeningsrichtlijnen voor de palmolieplantages in Indonesië op te stellen. Deze richtlijnen zullen worden gebruikt als referentie en zullen door de overheid worden opgenomen in de nieuwste ISPO-norm. PKO Palmpitolie ("Palm Kernel Oil") is een eetbare olie die afkomstig is van de pit van de oliepalmvrucht. Plasma Coöperatieve programma's voor plantageontwikkeling in Indonesië leggen oliepalmplantagebedrijven de wettelijke verplichting op om individuele landbouwers te helpen bij de ontwikkeling van hun landbouwgrond en de met oliepalmen beplante arealen, de 'plasma'-zones, te beheren. Hun productie wordt vermeld als 'derden' in de productiecijfers van de Groep. POME "Palm Oil Mill Effluent" is afvalwater dat wordt gegenereerd door de activiteiten van palmoliefabrieken. Met zijn hoge organisch gehalte vormt POME een bron met groot potentieel voor biogasproductie en/of compostering. Rainforest Alliance De "Rainforest Alliance" (regenwoudalliantie) is een internationale non-profit organisatie die actief is op het raakvlak tussen bedrijven, landbouw en bosbouw, om verantwoorde bedrijfspraktijken tot het nieuwe normaal te maken en certificeringen uitreikt. Het is een alliantie van bedrijven, landbouwers, bosbouwers, gemeenschappen en consumenten die ernaar streven een wereld te creëren waar mensen en natuur in harmonie kunnen gedijen. RSPO The "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (rondetafel voor duurzame palmolie) is een wereldwijde non-profit certificatieregeling die stakeholders uit de palmoliesector samenbrengt: palmolieproducenten, -verwerkers of -handelaren, producenten van consumentengoederen, detailhandelaren, banken/investeerders/beleggers en ecologische en maatschappelijke niet-gouvernementele organisaties (ngo's), om wereldwijde normen voor duurzame palmolie te ontwikkelen en toe te passen. Er is een serie ecologische en maatschappelijke criteria ontwikkeld, die de bedrijven moeten naleven als ze "Certified Sustainable Palm Oil" (CSPO) willen produceren. Indien correct toegepast, kunnen deze criteria helpen om de negatieve impact van de palmolieteelt op het milieu en de gemeenschappen in palmolieproducerende regio's tot een minimum te beperken. De RSPO-leden hebben zich ertoe verbonden duurzame, door de RSPO gecertificeerde palmolie te produceren, te kopen en/of te gebruiken. RSS "Ribbed Smoked Sheets" (vaak aangeduid met RSS 1 tot 5) is natuurrubber dat rechtstreeks afkomstig is van de latex van rubberbomen. De gecoaguleerde latex, in vellen uitgerold, worden gesorteerd op basis van bepaalde parameters na het roken en drogen en vervolgens in balen verpakt. De aanduiding 1 tot 5 wijst op de zuiverheid van het vel. De RSS3 die in Indonesië geproduceerd wordt, wordt voornamelijk gebruikt voor banden en binnenbanden. SAAS De "Smallholder Agricultural Advisory Section" (landbouwadviespanel voor lokale boeren) is één van de operationele eenheden die werkzaam is binnen de afdeling "Community Affairs" van Hargy Oil Palms in Papoea-Nieuw-Guinea. Het bezorgt lokale boeren informatie over landbouwkundige technieken en vaardigheden om hun productiviteit en bestaansmiddelen op te krikken. SICOM "Singapore Commodity Exchange" (grondstoffenbeurs van Singapore) is een gecentraliseerde en gereguleerde marktplaats waar grondstoffen en futures verhandeld worden.
SIR "Standard Indonesian Rubber". De verschillende parameters worden gespecificeerd met nummers en letters die de specificaties bepalen (vuil, as, viscositeit, enz.). Volgens de specificaties van de SNI (Indonesian National Standard) wijst SIR 10 op een zuiverder rubber met minder onzuiverheden dan SIR 20 en SIR3CV60 vertegenwoordigt een hogere viscositeit dan SIR3CV50 rubber.
| Aankoopprijsallocatie ("Purchase Price Allocation" of "PPA") |
De toewijzing van de aankoopprijs van een nieuwe dochteronderneming aan de verschillende activa en passiva die werden verworven bij de transactie. |
|---|---|
| Biologische activa - dragende planten |
De dragende planten (bomen, theestrui ken, bananenplanten,…) waarop de biolo gische productie groeit. |
| Biological activa - groeiende biologische productie |
Het geoogst product afkomstig van bio logische activa - dragende planten. |
| Dochteronderne mingen |
Integraal geconsolideerde entiteiten onder SIPEF-controle. |
| Geassocieerde onder nemingen |
De entiteiten waarin SIPEF een belang rijke invloed heeft en die verwerkt wor den volgens de vermogensmutatie methode. |
| Gewone winst per aandeel |
Nettoresultaat voor de periode (aan deel van de Groep) / gemiddeld aantal uitstaande aandelen gedurende de periode. |
| Joint ventures | Entiteiten die gezamenlijk worden gecontroleerd. Deze bedrijven worden geconsolideerd volgens de vermogens mutatiemethode. |
| KGE | Kas genererende eenheid of kasstroom genererende eenheid. |
| Netto financiële positie Rentedragende | financiële schulden op meer dan één jaar + rentedragende financiële schulden die binnen het jaar vervallen - geldmiddelen en kasequiva lenten. |
| Verwaterde winst per aandeel |
Nettoresultaat voor de periode (aandeel van de Groep) / [gemiddeld aantal uit staande aandelen tijdens de periode - eigen aandelen + (aantal mogelijke nieuwe aandelen dat moet worden uit gegeven in het kader van de bestaande uitstaande aandelenoptieplannen x ver wateringseffect van de aandelen optie |
plannen)].
| EBIT | Bedrijfsresultaten + winst/verlies van geassoci eerde ondernemingen |
|---|---|
| EBITDA | EBIT + afschrijvingen en bijkomende op- en afwaarderingen op activa. |
| Marktkapitali satie |
Slotkoers x totaal aantal uitstaande aandelen. |
| Werkkapitaal | Voorraden + handelsvorderingen + overige vor deringen + terug te vorderen belastingen - han delsschulden - belastingsschulden - overige schulden |
François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder
Johan Nelis chief financial officer
Baron Luc Bertrand, voorzitter en François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder verklaren dat bij hun weten:
Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA/ Réviseurs d'Entreprises SCRL
Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander Gateway Building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J 1930 Zaventem België
Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 2900 Schoten België
RPR: Antwerpen BTW: BE 0404 491 285
Website: www.sipef.com
Voor meer inlichtingen over SIPEF: Tel.: +32 3 641 97 00
This annual report is also available in English.
Vertaling: dit jaarverslag is verkrijgbaar in het Nederlands en het Engels. De Nederlandse versie is de originele en de andere versie is een vrije vertaling. We hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om verschillen tussen de taalversies te vermijden, maar als er toch verschillen zijn, dan heeft de Nederlandse versie voorrang.
Fotografie: portretten van de voorzitter, de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité © Jeroen Gijselinckx Photography - sommige beelden van plantages en producten © Jez O'Hare Photography
Tekst 100 jaar SIPEF: Pascale Baelden, Storybox In België gedrukt door : Albe De Coker Printing, Antwerpen

| Activiteiten | 2018 | 2017 | 2016 | 2015 | 2014 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Totale eigen productie van de geconsolideerde ondernemingen (in ton) |
palmolie | 290 441 | 272 312 | 246 121 | 238 548 | 219 623 |
| rubber | 7 982 | 8 179 | 9 017 | 9 622 | 9 675 | |
| thee | 2 422 | 2 402 | 2 940 | 2 726 | 2 816 | |
| bananen | 27 788 | 29 772 | 24 991 | 24 286 | 23 595 | |
| Gemiddelde wereldmarktprijzen (USD/ton) |
palmolie* | 598 | 715 | 700 | 623 | 821 |
| rubber** | 1 565 | 1 995 | 1 605 | 1 559 | 1 958 | |
| thee ** | 2 579 | 2 804 | 2 298 | 2 742 | 2 045 | |
| bananen*** | 647 | 684 | 737 | 765 | 721 | |
| Eigen FFB productie (in ton/ha, 2017 excl. DIL) |
Indonesië | 20,60 | 22,36 | 21,34 | 21,23 | 20,46 |
| PNG | 28,25 | 27,21 | 25,53 | 26,46 | 27,14 | |
| Palmolie-extractie-% (2017 excl. DIL) |
Indonesië | 22,12% | 22,46% | 21,83% | 22,15% | 22,17% |
| PNG | 24,40% | 24,59% | 23,92% | 23,36% | 23,08% | |
| Resultaten (in KUSD) | 2018 | 2017 | 2016 | 2015 | 2014 | |
| Omzet | 275 270 72 096 |
321 641 120 474 |
266 962 73 792 |
225 935 43 650 |
285 899 78 903 |
|
| Brutowinst Bedrijfsresultaat |
50 065 | 169 585 | 47 479 | 21 447 | 60 819 | |
| Aandeel van de Groep in het resultaat | 30 089 | 139 663 | 39 874 | 18 708 | 48 967 | |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten | 33 682 | 119 853 | 51 218 | 31 357 | 73 737 | |
| na belastingen | ||||||
| Vrije kasstroom | - 12 912 | - 16 512 | 13 328 | - 9 948 | 27 264 | |
| Balans (in KUSD) | 2018 | 2017 | 2016 | 2015 | 2014 | |
| Operationele vaste activa 1 | 640 435 644 509 |
614 351 634 636 |
414 989 448 063 |
404 166 415 429 |
343 199 413 031 |
|
| Eigen vermogen deel Groep Netto financiële activa (+) / verplichtingen (-) |
- 121 443 | - 83 697 | - 45 061 | - 50 521 | - 24 617 | |
| Investeringen in immateriële en operationele vaste activa 1 |
69 428 | 59 625 | 41 095 | 49 002 | 58 380 | |
| Gegevens per aandeel (in USD) | 2018 | 2017 | 2016 | 2015 | 2014 | |
| Aantal uitgegeven aandelen | 10 579 328 | 10 579 328 | 8 951 740 | 8 951 740 | 8 951 740 | |
| Eigen aandelen | 143 300 | 124 000 | 110 000 | 100 000 | 62 000 | |
| Eigen vermogen | 61,76 | 60,70 | 50,68 | 46,93 | 46,46 | |
| Gewone winst per aandeel | 2,88 | 14,21 | 4,50 | 2,11 | 5,51 | |
| Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na belastingen 2 |
3,22 | 12,20 | 5,79 | 3,53 | 8,29 | |
| Vrije kasstroom 2 | -1,24 | -1,68 | 1,51 | -1,12 | 3,07 |
* Oil World prijsdata
** Wereldbank, grondstoffenprijzen - updated database *** CIRAD prijsinfo (in EUR)
1 Operationele vaste activa = biologische activa, materieel vaste activa en vastgoedbeleggingen.
2 Noemer 2018 = gewogen gemiddelde aantal uitgegeven aandelen (10 454 309 aandelen).

www.sipef.com
Building tools?
Free accounts include 100 API calls/year for testing.
Have a question? We'll get back to you promptly.