AI Terminal

MODULE: AI_ANALYST
Interactive Q&A, Risk Assessment, Summarization
MODULE: DATA_EXTRACT
Excel Export, XBRL Parsing, Table Digitization
MODULE: PEER_COMP
Sector Benchmarking, Sentiment Analysis
SYSTEM ACCESS LOCKED
Authenticate / Register Log In

SIPEF

Annual Report Apr 23, 2020

4000_10-k_2020-04-23_0125f968-6721-4b8e-903c-e27c2bc4a531.pdf

Annual Report

Open in Viewer

Opens in native device viewer

Jaarverslag 2019

Deel 1 - Bedrijfsverslag

Missie

Wat doet SIPEF

SIPEF produceert duurzaam gecertificeerde tropische landbouwgrondstoffen, voornamelijk ruwe palmolie en palmproducten.

SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie een onmisbaar deel uitmaakt van een gebalanceerde voedselvoorziening van een steeds groeiende wereldbevolking.

Waarom doet SIPEF dat

SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie, als de meest productieve en efficiënte plantaardige olie, een onmisbaar deel uitmaakt van een gebalanceerde voedselvoorziening van een steeds groeiende en rijkere wereldbevolking. De Vennootschap haar doel is om een betrouwbare partner te zijn voor haar klanten, leveranciers, werknemers en andere belanghebbenden bij de productie en verkoop van duurzame palmproducten zodat zij op hun beurt succesvol kunnen zijn

Hoe creëert SIPEF waarde

SIPEF creëert vooral waarde door op een duurzame wijze te groeien, te investeren in de zoektocht naar optimale rendementen per hectare, het beheer van afvalstromen te optimaliseren en het creëren van zeer veel arbeidsplaatsen en algemeen welzijn in dikwijls ver afgelegen gebieden, voor zowel eigen werknemers als bij toeleveranciers. SIPEF streeft ook een regelmatig dividendinkomen en een stijgende beurskoers na door een doorgedreven kostenbeheersing en een toenemende activabasis.

Kerncijfers 2019

312 514 ton Geproduceerde palmolie

566 USD/ton (CIF) Gemiddelde wereldmarktprijs van palmolie

TOTALE EIGEN PRODUCTIE PALMOLIE VAN DE GECONSOLIDEERDE ONDERNEMINGEN (IN TON)

GEMIDDELDE WERELDMARKTPRIJS VAN PALMOLIE (USD/TON)

BRUTODIVIDEND (IN EUR)

BEURSKAPITALISATIE OP 31/12 (IN KEUR)

TOTAAL BEPLANTE OPPERVLAKTE (IN HA)

NETTO RECURRENT RESULTAAT - DEEL VAN DE GROEP (IN KUSD)

623

2015

700

2016

715

2017

598

2018

566

2019

EIGEN VERMOGEN - DEEL VAN DE GROEP (IN KUSD)

NETTO FINANCIËLE SCHULD (IN KUSD)

The connection to the world of sustainable tropical agriculture

oogst.

Europese markt.

ken die "Ribbed Smoked Sheets" (RSS) produceren.

Papoea-Nieuw-Guinea.

Inhoud

Missie Omslag
Kerncijfers 2019 Omslag
SIPEF in één oogopslag 2
Markante feiten van 2019 4
Interview met de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder 6
Strategie van de Groep 20
Bedrijfsmodel 24
Historiek 32
Globale trends in de palmoliemarkt 36
De productmarkten 45
Activiteiten per land -- Indonesië 52
-- Papoea-Nieuw-Guinea 88
-- Ivoorkust 108
-- Europa 118
Operationele kerncijfers 119
Risico's en onzekerheden 127
Corporate governance verklaring 132
SIPEF op de beurs 164
Andere informatie over de Vennootschap 166
Woordenlijst 172
Voor meer inlichtingen 178
Verantwoordelijke personen 179
Historische gegevens over vijf jaar 180

SIPEF in één oogopslag

Palmolie

SIPEF heeft in totaal negen palmoliefabrieken, die allemaal RSPO-gecertificeerd zijn. Zes daarvan, die ook deels ISCCen ISPO-gecertificeerd zijn, liggen in Indonesië, waar ruwe palmolie en palmpitten geproduceerd worden. De drie palmoliefabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea produceren ruwe palmolie en ruwe palmpitolie. SIPEF streeft naar 100% gecertificeerde, fysiek gescheiden en traceerbare toeleveringsketens voor haar klanten.

Het grootste deel van SIPEF's oliën wordt direct of indirect verkocht aan de Europese markt, zowel als voedingsbestanddeel als voor biobrandstof. Deze markten zijn immers het meest bereid een meerprijs te betalen voor duurzame olie.

Rubber

SIPEF heeft in Indonesië drie natuurrubberfabrieken, die alleen vloeibaar of gecoaguleerde latex van de eigen plantages verwerken. Zowel de plantages als de fabrieken zijn gecertificeerd door de Rainforest Alliance. Twee fabrieken verwerken het latex tot RSS1, een nichekwaliteit die voornamelijk wordt gebruikt in de autosector. De derde fabriek produceert SIR3CV60, een andere gespecialiseerde rubberkwaliteit, en de meer algemene kwaliteit SIR10.

Duurzaamheidscertificatie

Belangrijkste afzetmarkten

  • RSPO
  • ISPO • ISCC

Belangrijkste productiegebieden

- Indonesië (65% van CPO)

  • Papoea-Nieuw-Guinea (35% van CPO)

Belangrijkste afzetmarkten

Duurzaamheidscertificatie • Rainforest Alliance

SIPEF's natuurrubber wordt grotendeels verkocht op een Indonesische FOB-haven. Gezien de locatie van deze haven en de hoge productiekwaliteiten, wordt het merendeel van het rubber verscheept naar de Verenigde Staten.

Gemiddelde wereldmarktprijs 2019 (vs. 2018 in %) CPO USD 566 per ton (-5%) PKO USD 668 per ton (-28%) Aangeplante hectaren 73 977 Gemiddelde wereldmarktprijs 2019 (vs. 2018 in %) RSS3 USD 1 640 per ton (+5%) Aangeplante hectaren 5 653

Belangrijkste productiegebieden • Indonesië

Palmolie: 312 514 ton

SIPEF Bedrijfsverslag 2019 SIPEF in één oogopslag 3

Thee

SIPEF heeft een theeplantage van 1 700 hectare in West-Java, één van de grootste ter wereld. De struiken worden er nog steeds met de hand geplukt, om te voldoen aan de hoge standaarden van een superieure zwarte CTC-thee ("Cut, Tear and Curl"). De plantage en de fabriek zijn gecertificeerd door de Rainforest Alliance.

Bananen

SIPEF heeft drie productievestigingen in Ivoorkust, West-Afrika, waar groene bananen geteeld, verpakt en geëxporteerd worden volgens de internationale standaarden. De plantages in de omgeving van Abidjan zijn al GLOBALG.A.P. en Rainforest Alliance-gecertificeerd, en momenteel wordt het Fairtradeinitiatief verder ontwikkeld. Dat houdt in dat SIPEF een strikte controle uitoefent over de hele kwaliteitsketen, voedselveiligheid en logistiek. SIPEF verbouwt de Cavendish-variëteit, die wordt verpakt in standaard kartonnen dozen die het eigen merk dragen, of zoals besteld en voorverpakt onder de merknaam van de klant.

Duurzaamheidscertificatie

  • Rainforest Alliance
  • FSSC 22000-4.1

Belangrijkste productiegebieden • Indonesië

Duurzaamheidscertificatie • Rainforest Alliance

  • GLOBALG.A.P.
    • Fairtrade

• Sedex

Belangrijkste productiegebieden

• Ivoorkust

Belangrijkste afzetmarkten

SIPEF's zwarte CTC-thee van hoge kwaliteit wordt voornamelijk verkocht aan Pakistan. Maar er is een groeiende vraag naar kwaliteitsthee onder de lokale bevolking, en Cibuni is hun voorkeursleverancier.

Belangrijkste afzetmarkten

SIPEF's belangrijkste commerciële afzetmarkt is Europa, waar zij vrijgesteld is van douaneheffingen op de import en zo over een geprivilegieerde toegangspositie beschikt. Europa is nog altijd de grootste importmarkt voor bananen ter wereld. De markten in de West-Afrikaanse subregio worden geleidelijk groter. SIPEF's klanten zijn 'rijperijen' die bananen 'klaar voor consumptie' distribueren aan supermarkten of groothandelsmarkten.

Gemiddelde prijs op de theeveiling van Mombasa 2019 (vs. 2018 in %) Gecombineerde kwaliteiten USD 2 226 per ton (-14%)

Aangeplante hectaren 1 768 Gemiddelde Europese marktprijs 2019 (vs. 2018 in %) EUR 662 per ton (+2%)

Aangeplante hectaren 796

Markante feiten van 2019

Januari - December 2019

Door een algemene afname van palmgewassen in Indonesië en het effect van drie vulkaanuitbarstingen in Papoea-Nieuw-Guinea daalt de palmolieproductie van de SIPEF-groep over het hele jaar met 11,2% in vergelijking met het voorgaande jaar.

Voornamelijk door de lage marktprijzen van de palmolie bedraagt het resultaat vóór belasting KUSD 852 tegenover KUSD 39 598 in 2018.

Door de belastinglast en een negatief aandeel van de researchactiviteiten komt het IFRS-nettoresultaat, aandeel van de Groep, uit op KUSD -8 004, tegenover KUSD 30 089 vorig jaar. In lijn met de toegepaste dividendenpolitiek wordt er voorgesteld om geen dividend uit te keren over het boekjaar 2019.

Ondanks de beperkte kasstroom, wordt de uitbouw van de activiteiten in Zuid-Sumatra gestaag verdergezet, waardoor de beplante hectaren per eind 2019 met 2 427 hectare verhogen tot 82 967 (waarvan 76 302 hectare aandeel van de Groep).

Het tweede semester wordt gekenmerkt door een ongeziene heropleving van de palmolieprijs van USD 480 CIF Rotterdam begin juli tot een hoogtepunt van USD 860 CIF Rotterdam eind december.

Juni, Augustus en Oktober 2019

mei juni juli augustus

Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea wordt getroffen door drie opeenvolgende uitbarstingen van de vulkaan Mount Ulawun waardoor er enkele duizenden personeelsleden en hun families moeten geëvacueerd worden. Als gevolg van deze uitbarstingen wordt een substantieel deel van de plantage voor langere tijd, een paar maanden tot een paar jaar, minder of helemaal niet productief.

September 2019

Door de extreme droogte in de zomer van 2019, wordt de SIPEF-groep getroffen door in totaal 201 brandhaarden, waarvan 182 bij Dendymarker, voornamelijk gerelateerd aan de concessiegebieden die niet door de Vennootschap worden gecontroleerd.

Oktober 2019

  • SIPEF wint de 'Prijs voor Beste Financiële Communicatie 2019', uitgereikt door de ABAF/BVFA (Belgische Vereniging voor Financiële Analisten).
  • Bij Plantations J. Eglin wordt de Motobé-plantage gecertificeerd als Fairtrade bananenproducent.

December 2019

  • Een eerste kaderovereenkomst (in PT AKL) voor de ontwikkeling van een plasma-activiteit in de Musi Rawas-regio wordt ondertekend.
  • In 2019 viert SIPEF op 14 juni haar 100-jarig bestaan en noteert op 22 december 100 jaar op de beurs van Brussel.

Als gevolg van de vulkaanuitbarstingen wordt een substantieel deel van de plantage voor langere tijd, minder of helemaal niet productief.

SIPEF verwacht een mooi herstel van de palmolieprijzen

een interview met de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder

Voor de Belgische agro-industriële groep SIPEF is 2020 opnieuw een belangrijk jaar. 2019 was een jaar waarin de feeststemming naar aanleiding van het 100-jarig bestaan danig werd gedrukt door meerdere negatieve elementen die het bedrijf het boekjaar lieten afsluiten met een verlies. Na dit zeer moeilijke jaar kijken we door de ogen van Baron Luc Bertrand, voorzitter van de raad van bestuur en van gedelegeerd bestuurder François Van Hoydonck, naar de toekomst. Zij maken een gefundeerde inschatting van wat de sector en de Groep te wachten staat.

2019 was een "annus horribilis" voor SIPEF. Dat mogen we toch wel zeggen?

François Van Hoydonck: "Zo kunnen we het wel stellen. Tegen alle verwachtingen in, en in de aanloop naar een feestjaar naar aanleiding van ons 100-jarig bestaan, waar we zo naar uitkeken, is de Groep al sinds de tweede jaarhelft van 2018 geleidelijk aan terecht gekomen in een periode van lagere producties, gecombineerd met lagere marktprijzen. Daarenboven werd de Groep geconfronteerd met drie opeenvolgende vulkaanuitbarstingen nabij zijn plantages in Papoea-Nieuw-Guinea. De combinatie van deze

factoren hebben ervoor gezorgd dat SIPEF voor het eerst in 18 jaar, het boekjaar heeft afgesloten met een verlies."

Laten we van start gaan met de palmolieproducties. Wat heeft ertoe geleid dat wij een daling van de volumes noteren van meer dan 11% tegenover 2018?

François Van Hoydonck: "Na een erg sterk productiejaar 2018, waarbij een stijging van 8,6% van de producties van de eigen plantages kon genoteerd worden, was 2019 vooral een jaar van extreme weersomstandigheden. In Indonesië werd een erg nat voorjaar opgevolgd door een periode van meer dan vijf maanden van uitzonderlijke droogte, met neerslagvolumes beneden de 100 mm per maand, om uiteindelijk het jaar af te sluiten met opnieuw twee à drie maanden van hoge neerslag, die het oogsten vaak bemoeilijkten. Door deze opeenvolgende effecten werd er een algemene daling van de palmolieproductie genoteerd in Indonesië en vooral ook in Sumatra, waar de meeste van onze plantages gevestigd zijn."

Wat betekent dat dan concreet voor de productie in Indonesië?

François Van Hoydonck: "Waar in 2018 in de mature plantages in Noord-Sumatra voor de Tolan Tiga-groep nog een stijging van 4,3% genoteerd werd, daalde de productie in 2019 met 3,3%. Ook voor de jongere UMW/TUM-plantages werd een 1,4% stijging in 2018 vertaald naar een 4,1% daling in het voorbije boekjaar. Voor het in heraanplant verkerende Agro Muko in de provincie Bengkulu werd een 6,0% stijging in 2018 zelfs omgezet naar een daling met 8,6% voor het door extreme weersomstandigheden geteisterde boekjaar 2019. Gelukkig was er nog de flinke stijging van de productie in de nieuw ontwikkelde plantages in Zuid-Sumatra met 42,9% tegenover 2018, die nog enigszins voor tegengewicht kon zorgen. Het fenomeen van lagere producties werd zowat over heel Indonesië waargenomen, maar toch voornamelijk op het eiland Sumatra."

Kunnen we die lijn dan ook doortrekken naar de andere plantages?

François Van Hoydonck:

"Jammer genoeg wel, want ook in de Indonesische rubberplantages waren overal de productiecijfers lager dan verwacht, door de bladschimmel Pestalotiopsis die een langdurige bladwissel veroorzaakte en de pro-

ductie in geheel Zuidoost-Azië deed dalen met meer dan 25% tegenover het vorige jaar. Het fenomeen is voorlopig niet efficiënt te behandelen en zorgde in de SIPEF-groep voor een productiedaling met 20,7% tegenover 2018. Het ziet er naar uit dat ook in het volgende jaar er geen afdoende middelen ter beschikking zullen zijn om deze ziekte te bestrijden. De theeplantages in Cibuni kenden na een relatief moeilijk jaar 2018, een sterke start met een productiestijging van 10,7% in het eerste trimester, maar door de aanhoudende droogte, deemsterde de stijging weg en werd het boekjaar uiteindelijk afgesloten met een productiedaling van 3,8% tegenover het vorige jaar."

Zijn jullie tevreden over het ondernemersklimaat in Indonesië?

Baron Luc Bertrand: "2019 was een verkiezingsjaar en dat hebben we duidelijk ondervonden in de samenwerking met de besturen. Maar vanaf april, na de presidentsverkiezingen die President Joko Widodo hebben bevestigd voor een nieuwe ambtstermijn van vijf jaar, is het ondernemersklimaat duidelijk gekeerd. De toespraken van de herverkozen president zijn dan een stuk vriendelijker geworden voor de buitenlandse ondernemers die al in het land gevestigd zijn, maar ook voor deze die zouden overwegen om in Indonesië te investeren in vastgoed, ondernemingen, enz. Dit vertrouwen werd ook weerspiegeld in de daling van de interestvoeten en de stijging van de lokale muntwaarde, die voor het eerst in meerdere jaren niet is gedevalueerd tegenover de US-dollar. De focus van de president ligt voornamelijk op de economische groei en op de verbetering van de infrastructuur, met de aanleg van nieuwe autowegen en goederenhavens. In 2019 kende Indonesië een stabiele groei 5,1% van het bruto binnenlands product (BBP), terwijl de inflatie slechts 3,0% bedroeg."

Hebben jullie dezelfde benadering ook ondervonden in Papoea-Nieuw-Guinea?

Baron Luc Bertrand: "Dat kunnen we jammer genoeg niet zeggen. Papoea-Nieuw-Guinea heeft een zeer moeilijk politiek jaar achter de rug. De regering van eerste minister Peter O'Neill werd afgezet en sinds mei 2019 vervangen door een nieuw kabinet onder de leiding van James Merape, die vaststelde dat er een groot tekort in de begroting was op het moment van overname. Er werden dan ook een reeks beschermende maatregelen uitgevaardigd om het begrotingstekort

42,9% Stijging van de productie in nieuw ontwikkelde

plantages in Sumatra

aan te zuiveren, welke niet altijd bevorderlijk zijn voor het ondernemersklimaat. SIPEF is met zijn plantages echter gevestigd in verafgelegen landbouwzones en alle olie die wordt geproduceerd door Hargy Oil Palms Ltd op het eiland New Britain vindt zijn afname in de exportmarkt, waar premies worden betaald voor duurzame palmolie. Door deze beschermende maatregelen is de inflatie beperkt gebleven tot 3,9% en is de munt slechts beperkt in waarde gedaald tegenover de sterke US-dollar."

We hebben nog niet gesproken over de vulkaanuitbarstingen. Hoe zwaar wegen die op de activiteiten?

François Van Hoydonck: "De drie opeenvolgende uitbarstingen in juni, augustus en oktober hebben een zeer belangrijke invloed gehad op de operaties in de plantages in de provincie West New Britain, waarbij ongeveer 45% van de arealen geleden heeft onder de neerdalende assen en steenslag. Hiervan zijn ongeveer 3 000 hectare dermate aangetast dat het meer dan twee jaar zal duren, voor men weer opnieuw in optimale omstandigheden kan oogsten. Samen met het effect van de productiedaling in het eerste kwartaal van het jaar ten gevolge van de overvloedige neerslag, kunnen we stellen dat het resultaat van het boekjaar ongeveer USD 8,8 miljoen lager ligt dan het genormaliseerde resultaat zonder deze effecten."

Hoe moeten we dat meerjarig effect van de uitbarstingen dan interpreteren?

François Van Hoydonck: "De laatste belangrijke uitbarsting dateert van bijna 50 jaar geleden. Gelukkig hebben we dus geen precedenten om die effecten te kwantificeren, maar als we rekening houden met de literatuur over bladverlies van dergelijke omvang, weten we dat het meer dan twee jaar zal duren voor de volledige bladontwikkeling zal hersteld zijn en de palmen zich opnieuw ten volle kunnen concentreren op vruchtvorming.

De drie opeenvolgende uitbarstingen in juni, augustus en oktober hebben een zeer belangrijke invloed gehad op de operaties in de plantages in de provincie West New Britain, waarbij ongeveer 45% van de arealen geleden heeft onder de neerdalende assen en steenslag.

-- François Van Hoydonck

Concreet betekent dit dat er voor de activiteiten in Papoea-Nieuw-Guinea voor 2020 een volumedaling van 20% moet worden ingecalculeerd tegenover de genormaliseerde productiecijfers. Ook voor 2021 verwachten wij nog een negatief volume effect van 16% en mogelijk in 2022 nog een productiedaling van 12%, al is dat laatste veel minder zeker."

Belangrijke groeicijfers waren er wel in Ivoorkust. Verwachten we daar geen verkiezingen in 2020?

françois Van Hoydonck: "Na enkele jaren van tegenvallende productiecijfers hebben we, na een grondige herstructurering van het management, opnieuw grip gekregen op de toch meer complexe activiteit van bananenteelt voor de exportmarkt. In 2019 konden we terug aansluiten bij de rendementen die voorheen behaald werden. Dit werd weerspiegeld in een productiestijging van 18,2% tegenover vorig jaar, waarbij vooral de Motobé-plantage een volumegroei van 44,3% kon voorleggen. We blijven dan

De langetermijnverwachtingen voor palmolie blijven algemeen zeer gunstig. Dat is gebaseerd op het gegeven van een groeiende wereldpopulatie, vooral in landen van het zuidelijk halfrond, waar de bevolking de stijgende consumptie van palmolie als basisingrediënt voor hun voeding als vanzelfsprekend vindt.

-- Baron Luc Bertrand

18,2%

in Ivoorkust

ook geloven in de geleidelijke groei van onze activiteiten in bananen en sierteelt voor de export vanuit Ivoorkust, en dit in een vrij stabiele politieke omgeving. De presidentsverkiezingen die zullen plaatsvinden in de maand oktober van dit jaar zijn uiteraard een belangrijk fenomeen. Eerder, in 2011, waren de presidentsverkiezingen de aanleiding voor een burgeroorlog, maar wij gaan ervan uit dat men veel geleerd heeft van de toenmalige crisis om een herhaling van dit scenario te voorkomen." Productiestijging bananen

Laat ons dan eens naar de toekomst kijken. Wat zijn de vooruitzichten voor de palmolieproductie?

Baron Luc Bertrand: "De langetermijnverwachtingen voor palmolie blijven algemeen zeer gunstig. Dat is gebaseerd op het gegeven van een groeiende wereldpopulatie, vooral in landen van het zuidelijk halfrond, waar de bevolking de stijgende consumptie van palmolie als basisingrediënt voor hun voeding als vanzelfsprekend vindt. Deze plantaardige olie verwerft wereldwijd – met uitzondering van Europa - een steeds groter aandeel in de voedings- (32%) en biobrandstoffensector (39%). Dat komt onder meer door zijn efficiënte industriële verwerking en zijn lage kostprijs in vergelijking met andere plantaardige oliën. De oppervlakte aan landbouwgronden wordt steeds maar schaarser. Palmolie heeft een rendement per hectare dat vijf tot tienmaal groter is dan alle andere plantaardige oliën en dit rendement zal door efficiëntieverbeteringen steeds maar toenemen."

En op de korte termijn?

François Van Hoydonck: "De kortetermijnverwachtingen zijn zeer goed. Door de lage prijzen van de voorbije 18 maanden is er wereldwijd veel minder bemest dan gebruikelijk door de "smallholders", die toch iets minder dan de helft van de wereldproductie vertegenwoordigen. Dit zal ongetwijfeld duidelijk gevolgen hebben voor de productievolumes in de volgende twee jaar en ook de algemene groei in beplante hectaren is, door ecologische maatregelen, nog zeer beperkt. Daarnaast is de vraag naar palmolie, mede door de stijgende overheidsmandaten voor biobrandstoffen in Indonesië en Maleisië, voldoende sterk om de gecumuleerde voorraden te laten afnemen tot niveaus die we de laatste jaren niet meer gekend hebben. Dat kan zich enkel vertalen in stijgende prijzen op de wereldmarkt in de volgende twee jaar."

Kan het coronavirus hier een stoorzender zijn?

François Van Hoydonck: "Wij zien duidelijk een tijdelijke terugval in de vraag van China naar palmolie. Dit lijkt echter voornamelijk gebaseerd te zijn op logistieke problemen, meer dan op een daling van de fundamentele vraag. Er is ook geen directe link tussen het virus en de consumptie van palmolie. Wij gaan er dus van uit dat de prijsdaling een tijdelijk fenomeen is en de eerder aangehaalde structurele tekorten opnieuw hun positieve impact zullen hebben op de prijszetting."

Wat is dan het vooruitzicht voor palmolie in Europa?

François Van Hoydonck: "In tegenstelling tot de groeiende vraag naar palmolie op de wereldmarkt, is de verzadigde Europese markt over de laatste jaren stabiel. Dat geldt zowel voor de vraag naar voeding, als voor die naar biodiesel. De Europese reglementering voor biobrandstoffen heeft palmolie geheel onterecht als enige grondstof geïsoleerd van subsidies, waardoor het gebruik op 3,8 miljoen ton gehandhaafd blijft. Dit volume zal vermoedelijk niet meer toenemen tot 2024, waarna de reglementering voorziet dat het aandeel van palmolie als grondstof voor Europese biodiesel geleidelijk zal afnemen naar nul in 2030. Het langetermijneffect van deze negatieve maatregel zal echter volledig geabsorbeerd worden door de stijgende wereldwijde vraag, die met 3 à 4% per jaar blijft toenemen."

U vindt het niet terecht dat palmolie door de Europese overheid geviseerd wordt?

Baron Luc Bertrand: "Het blijft inderdaad jammer dat de Europese overheid het bestaan van duurzame palmolie niet heeft herkend. Dat blijft een gemiste kans om de gecertificeerde palmolieproducenten een ruggensteun te bezorgen. Het Europees Parlement viseert daarbij geheel ten onrechte de palmolieproductie voor haar aandeel in de ontbossing in de wereld. Diverse studies hebben reeds aangetoond dat vooral de extensieve veeteelt, maar ook de cacao- en koffieteelt en de rubbercultuur, de bosbouw en de groei van soja- en raapzaadarealen een aanzienlijker aandeel hebben in de ontbossing van woudrijke gebieden. Palmolie is, door de oprichting van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en andere certificeringen, één van de meest gecontroleerde

Palmolie is, door de oprichting van de RSPO en andere certificeringen, één van de meest gecontroleerde landbouwactiviteiten van de voorbije jaren. De consument kan ervan uitgaan dat de duurzame oorsprong van het product gegarandeerd is.

-- Baron Luc Bertrand

landbouwactiviteiten van de voorbije jaren. De consument van gecertificeerde, duurzame palmolie kan ervan uitgaan dat de duurzame oorsprong van het product gegarandeerd is en dat hij bijdraagt tot het bereiken van ten minste 12 van de 17 "Sustainable Development Goals" (SDG) van de Verenigde Naties."

De focus blijft dus op duurzame palmolieproductie?

Baron Luc Bertrand: "Als tropische landbouwonderneming blijven wij inderdaad gefocust op de verkoop van palmproducten: ruwe palmolie, palmpitolie en palmpitten. Dit blijven wij doen in het kader van gecertificeerde goederenstromen, opgenomen in de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), voor respectievelijk gebruik in de voedingssector en voor de productie van groene energie. Die controles gelden trouwens ook voor onze andere producten, rubber, thee en bananen, die allen worden geleverd in de genoemde gecertificeerde, fysische goederenstromen met volledige traceerbaarheid van de grondstoffen, die worden geproduceerd met respect voor de mens en de natuur."

SIPEF wenst een voorbeeldfunctie te blijven uitoefenen op het vlak van duurzaamheid. Als beursgenoteerde Europese onderneming moeten we onze investeerders de garantie kunnen geven van respect voor mens en natuur, via de gerenommeerde certificering van al onze activiteiten en producten, die rekening houden met ecologische en sociaal verantwoorde normen voor tropische industriële landbouw.

-- Baron Luc Bertrand

Kunt u daarbij rekenen op de steun van de consument?

Baron Luc Bertrand: "Helaas stellen wij vast dat we niet altijd in dezelfde mate kunnen rekenen op een inspanning van de palmolieconsumenten, hoewel het gebruik van gecertificeerde en traceerbare palmproducten alle vragen over milieubelastende en/of sociale aspecten kan wegnemen. Wij blijven dan ook inspanningen leveren vanuit de sectororganisaties, vaak gesteund door invloedrijke NGO's, om die mentaliteitswijziging bij de consument teweeg te brengen en de verwerkende industrie te verplichten om enkel nog gecertificeerde, maar vooral ook traceerbare, duurzame palmolie te gebruiken in de productieprocessen."

Worden de onverwachte bosbranden in Indonesië eerder dit jaar terecht aan de palmoliesector toegeschreven?

François Van Hoydonck: "De lange droogteperiode van 2019 gaf wereldwijd opnieuw aanleiding tot zeer grote bosbranden, vooral in Australië en Brazilië, maar ook in Indonesië, waarbij in augustus en september ongeveer 1,6 miljoen hectaren vernietigd werden. Alhoewel slechts 3% daarvan kon worden toegewezen aan de palmolie-industrie, werden de RSPO-gecertificeerde palmolieproducenten toch opnieuw onrechtmatig geassocieerd met deze bosbranden. In de nieuwe businessunit van Zuid-Sumatra waren de vele brandhaarden die, gewild of ongewild, ontstonden een echte uitdaging voor het SIPEFmanagementteam. Ondanks de uitgebreide eigen brandbestrijdingsteams en de belangrijke investeringen in brandpreventie en blusmaterialen, was het niet eenvoudig om de branden te blussen in de zones die door de Groep nog niet gecontroleerd worden, maar wel aanpalend zijn aan de eigen aanplanten. Wij verwachten met het geleidelijk voltooien van de expansie dat deze risico's ook eenvoudiger onder controle zullen blijven. In lijn met de reglementeringen werden alle opzettelijke brandstichtingen gemeld aan de overheid en aan de RSPO indien relevant."

Met de vermelding van Zuid-Sumatra komen we bij het aspect 'uitbreiding'. Wat mogen we nog verwachten?

François Van Hoydonck: "Zeker in een jaar met lage productiecijfers zien we reeds het belang van de nieuw ontwikkelde activiteiten in Zuid-Sumatra en hun positieve bijdrage aan de aangeboden palmolievolumes. Deze bijdrage zal in de toekomst enkel maar groeien, aangezien de jonge aanplanten met de nieuwste zaden het rendement van de SIPEF-groep in de toekomst in belangrijke mate zullen laten stijgen."

Kunt u cijfers geven over de uitbreidingsactiviteiten in Zuid-Sumatra?

François Van Hoydonck: "Het zwaartepunt van onze uitbreidingen blijft inderdaad de ontwikkeling van de activiteiten in Zuid-Sumatra. Sinds 2011 hadden we in Musi Rawas al vier concessies verkregen via drie lokale vennootschappen. In 2018 kwamen daar nog drie concessies bij, die aansluiten bij de al eerder verworven gronden. Tijdens het boekjaar 2019 werden 1 532 hectare bijkomend gecompenseerd en 1 524 hectare bijkomend beplant, om het totaal van 12 203 hectare gecultiveerde landbouwgronden te bereiken. Dat is 71,5% van het totaal van 17 074 gecompenseerde hectare, waarvan voorlopig 2 363 hectare werden verworven voor aanplanting voor omliggende boeren en 14 711 hectare voor eigen ontwikkeling."

En dan is er toch ook nog de plantage Dendymarker die werd verworven in 2017?

François Van Hoydonck: "Door de verwerving in Augustus 2017 van 95% van de bestaande plantageonderneming PT Dendymarker Indah Lestari werd een belangrijke stap gezet in het bestendigen van onze aanwezigheid in Zuid-Sumatra. Sinds de verwerving werden ondertussen reeds 2 824 hectare herplant. Intussen blijven we oogsten op de 'oude' beplante zones, die een grondige onderhoudsbeurt hebben gekregen om het oogsten te vergemakkelijken, tot deze ook zullen herplant worden in de volgende vier jaar. Alle vruchten van onze mature hectaren in Zuid-Sumatra kunnen verwerkt worden in de eigen extractiefabriek, die reeds op volle capaciteit draait. In 2020 zal de capaciteit verdrievoudigd worden tot 60 ton vruchtenverwerking per uur om blijven tegemoet te komen aan de stijgende productievolumes en in 2021 zal de bouw van een tweede extractiefabriek van dezelfde omvang van start gaan."

Over welke omvang spreken we dan in de volgende jaren?

Baron Luc Bertrand: "SIPEF is vandaag nog één van de weinige RSPO-gecertificeerde palmoliebedrijven die focussen op expansie door omvorming van inefficiënt uitgebate lokale rubberaanplanten naar renderende oliepalmplantages. Dit gebeurt echter steeds met volle respect van de "New Planting Procedures" (NPP) van de RSPO, die vorig jaar nog werden verstrengd. Alle aanplanten vinden plaats in voorafgaand overleg met de omliggende gemeenschappen. Tevens wordt er ook voorzien dat 20% van de gronden worden aangeplant ten gunste van deze gemeenschappen. Door deze acquisities en de verdere uitbouw 60 ton De capaciteit van DIL zal in 2020 verdrievoudigd worden tot 60 ton vruchtenverwerking per uur

van de recent verworven concessies, verwachten wij de businessunit in Zuid-Sumatra in de volgende vijf jaar te kunnen uitbouwen tot meer dan 33 000 geplante hectare oliepalmen."

We mogen dus stellen dat duurzaamheid hoog in het vaandel van de SIPEF-groep blijft?

Baron Luc Bertrand: "Uiteraard! SIPEF wenst primordiaal een voorbeeldfunctie te blijven uitoefenen op het vlak van duurzaamheid. Als beursgenoteerde Europese onderneming moeten we onze investeerders de garantie kunnen geven van respect voor mens en natuur, via de gerenommeerde certificering van al onze activiteiten en producten, die rekening houden met ecologische en sociaal verantwoorde normen voor tropische industriële landbouw. Na de publicatie van een eerste duurzaamheidsrapport in 2015, werd ondertussen een tweejaarlijkse update ter beschikking gesteld op onze website. Dit jaar zal echter voor de eerste maal het duurzaamheidsrapport ook integraal

deel uitmaken van het jaarverslag. We zullen dus voortaan jaarlijks onze duurzaamheidsverslaggeving updaten!"

François Van Hoydonck: "De Groep is vandaag volledig RSPO-compliant voor alle palmolieplantages, met certificatie voor alle arealen die reeds kunnen gecertificeerd worden (na het bekomen van hun Indonesische permanente licentie HGU). Bovendien hebben we in 2018, na het

bekomen van een integrale "Rainforest Alliance"-certificatie voor alle rubber-, thee- en bananenplantages, een nieuwe geïntegreerde ISO 9001 certificatie voor alle Indonesische ondernemingen bekomen, die de leidraad zal zijn voor het gestructureerde management van alle activiteiten. Voor de bananenactiviteiten

Wij promoten een evenwichtig beeld van de voedingseigenschappen van palmolie, verduidelijken de ecologische en sociale criteria die gehandhaafd worden door de duurzame producenten en benadrukken de hoge waardecreatie van de sector in de productielanden, het gevolg van de zeer arbeidsintensieve aard van onze activiteiten.

-- François Van Hoydonck

werd in 2019 een Fairtrade-certificatie bekomen voor de Motobé-plantage, een certificatie die in de nabije toekomst zal uitgebreid worden naar de overige bananenplantages in Ivoorkust. We volgen hierbij de tendensen die worden aangegeven door onze klanten en stakeholders, in functie van hun behoeften aan bevestiging dat de duurzaamheidsnormen te allen tijde worden gerespecteerd."

Hoe uit zich dat specifiek voor de palmoliesector?

François Van Hoydonck: "We blijven zeer actief betrokken bij de organisaties die de reputatie van palmolie in Europa, en de rest van de wereld, behartigen en zich tot doel gesteld hebben om het gebruik van duurzame palmolie aan te moedigen bij de voedingsindustrie en de consumenten. Wij promoten een evenwichtig beeld van de voedingseigenschappen van palmolie, verduidelijken de ecologische en sociale criteria die gehandhaafd worden door de duurzame producenten en benadrukken de hoge waardecreatie van de sector in de productielanden, het gevolg van de zeer arbeidsintensieve aard van onze activiteiten. Dit heeft ons ertoe aangezet om een eigen "Responsible Plantations Policy" (RPP) uit te vaardigen, die jaarlijks wordt aangepast en die aanmoedigt steeds de meest innovatieve normen toe te passen, die dikwijls verder gaan dan wat de geaggregeerde certificeringen vandaag opleggen."

Geldt dat ook voor de extractiefabrieken?

François Van Hoydonck: "SIPEF blijft investeren in het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Vijf van de negen verwerkingsfabrieken zijn uitgerust met methaanopvangsystemen die daardoor aan de normen voor certificering voor groene energiedoeleinden in Europa voldoen. In Noord-Sumatra werd een ultramoderne compostinstallatie opgeleverd die al de lege trossen en de afvalwaters uit de fabriek absorbeert. Dit uitstoot-neutrale proces zorgt voor voldoende compost om de grondstructuur van onze oudste plantages langdurig te verbeteren en het gebruik van chemische meststoffen gevoelig terug te dringen. In Bengkulu werd ook een installatie voor elektriciteitsproductie uit methaangassen gebouwd en sinds eind 2017 leverde de Groep de energie die niet intern kan worden aangewend, aan het openbaar net. Hierdoor werd SIPEF voor het eerst rechtstreekse leverancier van groene energie voor de publieke sector. Verder kijken we uit naar de afwerking van de in aanbouw zijnde installatie in Noord-Sumatra, die de - niet voor bemesting gebruikte - lege trossen zal verwerken naar hoogwaardige "biocoal-pellets", die zullen geëxporteerd worden voor groene elektriciteitsproductie in China."

Natuurbehoud is ook een belangrijk aspect van duurzaamheid. Wat doet SIPEF daaraan?

Baron Luc Bertrand: "Via een Indonesische stichting levert SIPEF reeds gedurende meerdere jaren ook een langetermijnbijdrage aan het natuurbehoud in dat land. We doen dat door twee stranden te beschermen langs de zuidkust van Sumatra, waar bedreigde schildpaddensoorten hun eieren komen leggen. Jaarlijks worden meer dan 2 000 jonge beschermde schildpadjes uitgezet in de zee. Ook dragen we zorg voor de actieve bescherming van meer dan 12 000 hectare bedreigde bossen die naast het Nationale Park van Kerinci Seblat liggen. In nauwe samenwerking met de lokale bevolking worden acties opgezet om stropers en illegale boskap te stoppen. Bovendien werd daar ook, in het kader van een 60-jarige overeenkomst met de overheid, gestart met het heraanplanten van bossen."

Via de ontwikkeling van hoogrenderende palmen die de industrie naar een hogere productiviteit moeten tillen, verwachten wij op middellange termijn een belangrijke ondersteuning van de toekomstige rendabiliteit van de oliepalmplantages in de onderneming

-- Baron Luc Bertrand

Mogen we onderzoek en ontwikkeling ook als een aspect van de duurzaamheid beschouwen?

Baron Luc Bertrand: "Zeer zeker! Onderzoek en ontwikkeling blijft zeer belangrijk voor een sector die onder druk staat om meer te produceren, maar quasi geen toegang meer heeft tot bijkomende landoppervlakte en dus vooral moet rekenen op efficiëntieverbeteringen van de reeds beplante arealen. In die context is onze deelname aan een samenwerkingsakkoord met betrekking tot Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS), dat in 2013 werd ondertekend met BioSing, een organisatie van wetenschappers en met New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL), een plantageonderneming van de Sime Darby Plantation Group met een gerenommeerd

onderzoekscentrum voor palmzaadproductie in Papoea-Nieuw-Guinea, van uitzonderlijk belang. VBS zorgt voor een actieve agronomische begeleiding. Via de ontwikkeling van hoogrenderende palmen die de industrie naar een hogere productiviteit moeten tillen, verwachten wij op middellange termijn een belangrijke ondersteuning van de toekomstige rendabiliteit van de oliepalmplantages in de onderneming."

Kunt u, na palmolie, iets meer vertellen over de andere producten van SIPEF?

François Van Hoydonck: "Rubber-, thee- en bananenplantages zijn ook in 2019 deel blijven uitmaken van onze tropische landbouwactiviteiten, zij het met wisselend succes wat hun bijdrage aan de resultaten betreft. De rubbermarkten bleven ook in 2019 kampen met een overaanbod aan natuurlijke rubber, vooral door de bijkomende volumes die worden aangeboden vanuit Vietnam en Afrika. Ondanks een stijgende vraag, vooral vanuit China, en een daling van het aanbod vanuit de productielanden in Zuidoost- Azië door de impact van de Pestalotiopsis schimmel, blijft er een structureel overaanbod in de markt. Het is dan ook voor onze Indonesische rubberactiviteiten zeer moeilijk om een positieve bijdrage te leveren aan de brutomarge van de onderneming.

De theeplantages in Java leveren hoogwaardige, handgeplukte thee, voornamelijk aan het Midden-Oosten, maar door een overaanbod vanuit de Keniaanse markt, bleef de verkoopprijs ver beneden de verwachtingen en in combinatie met de stijgende arbeidskosten was ook de theebijdrage voor de Groep negatief voor 2019.

Wat niet kan gezegd worden voor de bananenactiviteiten in Ivoorkust. Na een grondige aanpassing van de managementstructuur, normaliseerden wij in 2019 de resultaatsbijdrage, via een stijgende productie, goede exportkwaliteitsnormen en verkopen aan vaste prijzen. Dit resulteerde in een bijdrage aan de brutomarge die in 2019 met 68% toenam tegenover het vorige jaar. Alle drie deze culturen zijn veel arbeidsintensiever dan de meer renderende oliepalmteelt en de focus is dan ook gericht op de beperking van de stijging van de arbeidskosten en op rendementsverhogingen om deze stijgende kostfactor te kunnen absorberen."

Wat betekenen nu al deze plannen voor het financiële plaatje van SIPEF?

Baron Luc Bertrand: "In 2017 bedroegen onze investeringen USD 257 miljoen. Deze werden structureel gefinancierd vanuit de operationele cashflow van USD 110 miljoen, langetermijnfinancieringen voor USD 50 miljoen en een zeer succesvolle kapitaalverhoging van USD 97 miljoen, Na dit uitzonderlijk actief jaar waren wij er in de laatste twee jaar op gesteld om, ondanks de flink lagere palmolieprijzen, toch de geplande investeringen volledig uit te voeren en de prioriteit te behouden op de volledige capaciteitsbenutting van de expansie in Zuid-Sumatra. Daardoor zien we de laatste twee jaar de Netto Financiële Schuld stijgen tot een niveau van KUSD 164 623. Het is onze intentie om in de volgende jaren de juiste balans te vinden tussen de geplande investeringen en de schuldpositie. Het blijft echter alleszins onze strategie, ondanks een kortstondige stijging van de schuldpositie, om de ontwikkeling van nieuwe gronden in de Groep voornamelijk te financieren vanuit eigen middelen, rekening houdend met een jaarlijkse vergoeding voor de aandeelhouders, die wij eveneens op 30% wensen te handhaven."

Wat betekent dat voor het dividend over het 2019 boekjaar?

Baron Luc Bertrand: "In lijn met de bereikte negatieve resultaten over 2019, zullen we aan de gewone algemene vergadering voorstellen om de pay-out ratio van 30% te blijven respecteren en dus dit jaar geen dividend uit te keren aan de aandeelhouders."

Kunt u dan de resultaten van de Groep samenvatten?

François Van Hoydonck: "Door de gedaalde productievolumes in palm, rubber en thee, gecombineerd met de uitzonderlijke impact van de vulkaanuitbarstingen in Papoea-Nieuw-Guinea en de aanhoudend lage palmolieprijzen gedurende de eerste 10 maanden van het boekjaar, zijn de geconsolideerde recurrente resultaten, aandeel van de Groep, voor de eerste maal in 18 jaar, negatief voor KUSD 8 004, tegenover een winst van KUSD 30 089 in 2018. Het nieuwe geconsolideerde eigen vermogen bedraagt KUSD 628 686 eind 2019."

Is er op de gewone algemene vergadering dan nog nieuws te verwachten in verband met de mandaten?

Baron Luc Bertrand: "De mandaten van vier bestuurders komen te vervallen. Ook de auditor zijn mandaat vervalt op de volgende algemene vergadering van 10 juni 2020. De raad van bestuur zal op deze vergadering voorstellen om het mandaat van Petra Meekers als onafhankelijk bestuurder te verlengen voor vier jaar tot 2024, terwijl voor Baron Jacques Delen, ondanks de overschrijding van de leeftijdsgrens, voorgesteld zal worden om zijn mandaat met één jaar

Wij hebben onze politiek van duurzaamheid en transparantie verdergezet, zelfs op momenten dat het niet zo evident was om proactief te blijven communiceren over de mogelijke negatieve gevolgen van de fenomenen die ons jaar bemoeilijkten. Jammer genoeg was het jubileumjaar 2019, met het honderdjarig bestaan in het achterhoofd, geen succesjaar.

-- Baron Luc Bertrand

te verlengen tot 2021. Op basis van dezelfde argumentatie zal de vergadering eveneens uitgenodigd worden om het mandaat van de voorzitter met drie jaar te verlengen tot 2023. Ook Regnier Haegelsteen heeft de leeftijdsgrens van 70 jaar bereikt, maar heeft de raad medegedeeld zijn kandidatuur niet meer voor te stellen voor herverkiezing als bestuurder. Wij respecteren zijn keuze en danken Regnier zeer hartelijk voor de meer dan 21-jarige bijdrage aan de ontwikkeling van de onderneming."

Wie wordt dan zijn vervanger?

Baron Luc Bertrand: "Wij stellen voor om Gaëtan Hannecart te benoemen als de vervanger van Regnier Haegelsteen, voor een mandaat van vier jaar als niet-uitvoerende bestuurder, tot na afloop van de algemene vergadering van 2024. De heer Hannecart heeft een zeer lange ervaring als bedrijfsleider en bestuurder van Belgische ondernemingen en is tevens voorzitter van Guberna. Wij zijn ervan overtuigd dat hij een zeer belangrijke toekomstige bijdrage zal kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van de onderneming."

Heeft U dan nog een slotbedenking als voorzitter van SIPEF?

Baron Luc Bertrand: "Jazeker, een bedenking van fierheid. Ik ben van mening dat wij zeer trots kunnen zijn dat, in een jaar van intense operationele moeilijkheden en lage prijzen, waardoor uiteindelijk het boekjaar werd afgesloten met een verlies, we de prijs van de Beste Financiële Communicatie van het jaar 2019 van de Belgische Vereniging van Financiële Analisten mochten ontvangen. Dit geeft aan dat wij onze politiek van duurzaamheid en transparantie hebben verdergezet, zelfs op momenten dat het niet zo evident was om proactief te blijven communiceren over de mogelijke negatieve gevolgen van de fenomenen die ons jaar bemoeilijkten. Jammer genoeg was het jubileumjaar 2019, met het honderdjarig bestaan in het achterhoofd, geen succesjaar. Toch kijken we alweer vooruit naar aanzienlijk betere resultaten in 2020 en mogelijk ook in het hele volgende decennium, want palmolie blijft de meest gegeerde plantaardige olie voor de voedings- en de biobrandstoffensector."

En om af te ronden nog een bedenking van de gedelegeerd bestuurder?

François Van Hoydonck: "Graag. Ik wens mijn uitzonderlijke dank uit te drukken aan alle medewerkers van de SIPEF-groep, die, elk op hun niveau en met hun activiteit, hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de onderneming, inclusief de uitbreiding van de arealen. In het kader van onze expansiefinanciering, in tijden van lagere prijzen, is het belangrijk om de kosten te beheersen en de plantages en fabrieken op de meest efficiënte manier te beheren. Ik hoop dat iedereen binnen de eigen werksituatie daaraan zal blijven meewerken. "

In het kader van onze expansiefinanciering, in tijden van lagere prijzen, is het belangrijk om de kosten te beheersen en de plantages en fabrieken op de meest efficiënte manier te beheren.

-- François Van Hoydonck

Schoten, 11 februari 2020

Dit interview werd geregistreerd op datum van de raad van bestuur van 11 februari 2020. Voor eventuele belangrijke evoluties na deze datum verwijzen we naar de Financiële staten, Toelichting 31 Gebeurtenissen na balansdatum.

Strategie van de Groep

Als agro-industrieel bedrijf specialiseert SIPEF zich in de productie van duurzaam gecertificeerde tropische landbouwgrondstoffen. De Groep produceert meer bepaald palmolieproducten, natuurlijk rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust.

Sinds 2005 werkt SIPEF actief aan haar groei in enkele kernactiviteiten, voornamelijk in palmolie in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. Het zwaartepunt van de activiteiten ligt dan ook bij het telen van palmproducten in deze twee landen die ongeveer 90% van de totale omzet uitmaken.

SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie als de meest productieve en efficiënte plantaardige olie, een onmisbaar deel zal blijven uitmaken van een gebalanceerde voedselvoorziening van een steeds groeiende en meer en meer welstellende wereldbevolking.

SIPEF is ervan overtuigd dat palmolie als de meest productieve en efficiënte plantaardige olie, een onmisbaar deel zal blijven uitmaken van een gebalanceerde voedselvoorziening van een steeds groeiende en meer en meer welstellende wereldbevolking. Het is dus voor de hand liggend dat de Groep zal groeien.

Dit kan op twee manieren verwezenlijkt worden: enerzijds door de verbetering van de performantie van de palmproductie en anderzijds door externe groei.

Verbetering van de performantie

De toekomst van de palmoliesector zit in het optimaliseren van het rendement van de aanplanten. Naarmate de wereldbevolking toeneemt, stijgt de vraag naar plantaardige oliën en vetten en daalt de beschikbare landbouwgrond. Daarenboven brengt de klimaatverandering steeds meer extreme weersomstandigheden met zich mee. Palmolie, als meest efficiënte plantaardige olie, zal het leeuwendeel van de benodigde productiegroei voor haar rekening kunnen nemen. Enkel door de ontwikkeling van sterkere, productievere palmsoorten kan SIPEF aan deze uitdagingen het hoofd bieden. Vandaar dat de Vennootschap investeert in research om te kunnen deelnemen aan de groeispurt van de sector van morgen.

De voortzetting van het samenwerkingsakkoord met Verdant Bioscience Pte Ltd maakt deel uit van deze groeistrategie. Dit akkoord werd in 2013 ondertekend met New Britain Palm Oil Ltd, een plantageonderneming met een gerenommeerd onderzoekscentrum voor palmzaadproductie in Papoea-Nieuw-Guinea en BioSing, een groep van wetenschappers met ervaring in de sector. In het kader van deze overeenkomst geniet de Groep van een actieve agronomische begeleiding en zal voordeel kunnen halen uit de ontwikkeling van hoogrenderende palmen. SIPEF verwacht dus om via de toepassing van deze wetenschappelijke ontwikkelingen de productiviteit van haar oliepalmplantages op middellange termijn naar een significant hoger peil te brengen en hun toekomstige rendabiliteit in belangrijke mate te kunnen ondersteunen en verbeteren.

Externe groei van de Groep

De expansiestrategie van de Groep bestaat uit externe groei via de verwerving van extra beplantbare percelen die in aanmerking komen voor RSPO-certificering. De Groep concentreert zich op voor agronomisch gebruik geschikte gronden die passen in zijn duurzaamheidspolitiek en die hij kan verwerven aan economisch verantwoorde voorwaarden. De verwerving van deze gebieden kan zowel in eigendom als via concessieovereenkomsten plaatsvinden. Bovendien staat de deur van SIPEF wagenwijd open voor onafhankelijke boeren die hun productie wensen te verkopen en willen samenwerken met de Vennootschap. Immers, vanuit de lokale bevolking is er een permanente vraag naar de Groep toe om zijn activiteiten, in nauwe samenwerking met de omliggende boeren, verder uit te bouwen en de economische ontwikkelingen van deze verafgelegen gemeenschappen te bespoedigen.

SIPEF streeft naar een beplant areaal van 100 000 hectare en wil die expansie realiseren met een beperkte schuldgraad en op een duurzame manier.

Op het einde van het boekjaar 2019 komt het aantal hectaren geplante oliepalmen op 73 977 uit en bedraagt het totaal beplante hectaren 82 225, tegenover 48 093 hectare in 2005 (exclusief SIPEF-CI, Brazilië en Vietnam). Het samengestelde jaarlijkse groeipercentage bedroeg dus, tussen 2005 en 2019, 3,9%. Rekening houdend met de uitkoop van minderheidsaandeelhouders bedroeg de groei, aandeel van de Groep, zelfs 6,2%. Langzaam maar zeker wordt het nagestreefde doel van 100 000 beplante hectare realiteit. SIPEF blijft actief zoeken naar investeringsmogelijkheden in de uitbreiding van de aangeplante arealen in ver van de steden verwijderde gebieden waar de landbouwsector de belangrijkste werkgever is.

SIPEF blijft actief zoeken naar investeringsmogelijkheden in de uitbreiding van de aangeplante arealen in ver van de steden verwijderde gebieden waar de landbouwsector de belangrijkste werkgever is.

In deze context is het behoud van de eigendomsrechten en concessierechten van primordiaal belang voor de Groep om de productie in de verschillende landen te kunnen verzekeren en verder uit te bouwen.

Het is de ambitie van de Vennootschap om op termijn het volume van de palmolieproductie te verdubbelen. Concreet zou SIPEF dan 1% in plaats van een halve percent van de palmproductie wereldwijd voor haar rekening kunnen nemen.

6,2%

Samengesteld jaarlijks groeipercentage van beplante hectaren (2005-2019)

In 2018 overschreed de jaarproductie van palmolie van de Groep voor de eerste keer de kaap van 350 000 ton, een volume dat door de gestage uitbreiding van geplante hectaren en de introductie van hoogrenderende palmen de volgende jaren nog sterk zal toenemen. Tegen 2023 verwacht de Groep een jaarproductie van 500 000 ton.

In 2019 kende de Groep, met een totale palmolieproductie van 312 514 ton, een tegenvallend productiejaar door algemeen slechte weersomstandigheden maar vooral als gevolg van drie opeenvolgende vulkaanuitbarstingen in Papoea-Nieuw- Guinea. Deze tijdelijke terugval zou geen impact mogen hebben op bovenvermelde langetermijnstrategie.

Duurzaamheidsbeleid

92%

door RSPO

SIPEF wenst primordiaal een voorbeeldfunctie te blijven uitoefenen op het vlak van duurzaamheid. Als beursgenoteerde Europese onderneming moet zij haar investeerders de garantie kunnen geven van respect voor mens en natuur, via de gerenommeerde certificering van al haar activiteiten en producten, die rekening houdt met ecologische en sociaal verantwoorde normen voor tropische industriële landbouw. van de ruwe palmolieproducten van de Groep wordt verhandeld na certificering

Aldus blijft SIPEF gefocust op de verkoop van gecertificeerde producten. Ongeveer 92% van de ruwe palmolie, palmpitolie en palmpitten van de Groep wordt verhandeld in gecertificeerde fysische goederenstromen van de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC) voor respectievelijk gebruik in de voedingssector of voor de productie van groene energie. Die controles gelden trouwens ook voor de andere producten van de

Groep: thee, rubber en bananen. SIPEF zal in de toekomst blijven streven om al haar producten te leveren in gecertificeerde fysische goederenstromen (voor meer details betreffende certificering, zie het Duurzaamheidsverslag pagina 17).

De Groep richt zich tot een beperkt aantal klanten met wie hij een langetermijnrelatie heeft opgebouwd en die bereid zijn een premie te betalen in ruil voor de kwaliteitscertificering.

SIPEF blijft zeer actief betrokken bij de organisaties die de reputatie van gecertificeerde palmolie in Europa, en de rest van de wereld behartigen en zich tot doel gesteld hebben om het gebruik van duurzame palmolie aan te moedigen bij de voedingsindustrie en de consumenten. Zij promoot een evenwichtig beeld van de voedingseigenschappen van palmolie, verduidelijkt de ecologische en sociale criteria die gehandhaafd worden door de duurzame producenten en benadrukt de hoge waardecreatie van de sector in de productielanden, het gevolg van de zeer arbeidsintensieve aard van haar activiteiten. Dat heeft er de Vennootschap toe aangezet om een eigen "Responsible Plantations Policy" (RPP) uit te vaardigen die jaarlijks wordt aangepast. De RPP moedigt SIPEF aan steeds de meest innovatieve normen toe te passen, die dikwijls verder gaan dan wat de geaggregeerde certificeringen vandaag opleggen.

Traceerbaarheid

Bovendien wil SIPEF volledig transparant zijn over de bevoorradingsketen van de goederen met volledige traceerbaarheid van de grondstoffen. Zij is van mening dat de klanten het recht hebben de oorsprong te kennen van de producten van de Groep. Voor alle goederen die verkocht worden door SIPEF kan dus de plaats van productie nagegaan worden, of het een plantage betreft die beheerd wordt door de Groep of een stuk grond van een lokale boer die samenwerkt met SIPEF.

Herstel en bescherming van ecologische gebieden

Sinds meerdere jaren levert SIPEF ook een langetermijnbijdrage aan het natuurbehoud en de bescherming van belangrijke ecologische gebieden in Indonesië via een Indonesische stichting die de Groep heeft helpen opzetten. Het belangrijkste project van de stichting is het SIPEF Biodiversity Indonesia-project (SBI) dat instaat voor het beheer van een bosgebied van 12 656 hectaren. Dankzij dit initiatief worden de illegale boskap, het illegaal planten van oliepalmen en het stropen tegengegaan en worden in samenwerking met groepen lokale boeren in het projectgebied herbebossingswerken uitgevoerd. De bevredigende resultaten van deze projecten zetten SIPEF ertoe aan deze activiteiten langdurig verder te zetten (zie Duurzaamheidsverslag pagina 35).

Financieel beleid - Dividendbeleid

SIPEF beoogt de optimalisatie van haar resultaten door middel van verbetering van haar productievolumes en een efficiënte kostencontrole van de palmolieactiviteiten. Voor de drie overige sectoren, rubber, thee en bananen concentreert het management zich op rendementsverhogingen en kostenverlagingen met de focus op arbeidskosten, vermits deze culturen arbeidsintensiever zijn dan de palmolieactiviteiten.

In het recente verleden heeft de Vennootschap haar investeringen structureel gefinancierd vanuit de operationele cash flow, langetermijnbankfinancieringen en de eigen middelen die in 2017 werden versterkt met USD 97 miljoen van een succesvolle kapitaalverhoging. Ten gevolge van de lage palmolieprijzen in de daaropvolgende twee jaren, was er echter een verhoging van de netto financiële schuld op het einde van het boekjaar 2018 en 2019.

Het is de intentie van de Vennootschap om, met een beperkte schuldgraad, de juiste balans te vinden tussen de geplande investeringen - voornamelijk de verdere uitbreidingen in Zuid-Sumatra - en

SIPEF beoogt de optimalisatie van haar resultaten door middel van verbetering van haar productievolumes en een efficiënte kostencontrole van de palmolieactiviteiten.

de financiering van deze investeringen vanuit de operationele kasstromen. Dit zal gebeuren rekening houdend met een jaarlijkse vergoeding voor de aandeelhouders die sinds de afgelopen acht jaar is vastgelegd op 30% van de recurrente winst en SIPEF verwacht deze vergoedingspolitiek in de toekomst verder te zetten.

Van palmzaad tot palmolie

* Certificaties: zie ook Duurzaamheidsverslag pagina 17

Bedrijfsmodel

Het diagram beschrijft het businessmodel van SIPEF in het kader van de palmolieproductie. De productie van palmolie genereert 92,7% van de brutomarge van de Groep en vormt dan ook de kern van de productieactiviteit van het bedrijf. Dit model is grosso modo ook van toepassing op de andere activiteiten van de Groep.

Kosten van de Groep

De productie van palmproducten, rubber, thee en bananen is zeer arbeidsintensief, de volgende werknemersverhouding wordt gehanteerd:

AANTAL WERKNEMERS PER 100 HA GEWASSEN
Palmolie
14
Rubber
25
Thee
90
Bananen
161

In totaal telt de Groep momenteel 21 509 werknemers (voltijdsequivalenten, VTE). De loonkosten zijn één van de grootste uitgavenposten van SIPEF. Andere belangrijke recurrente uitgaven van de Groep betreffen de aankoop van chemische en organische meststoffen.

De Groep stelt alles in het werk om zijn productiviteit en groei te verbeteren, op basis van duurzame praktijken.

De totale operationele lasten (inclusief afschrijvingen) binnen de SIPEF-groep kunnen worden opgesplitst in vijf verschillende categorieën, op basis van het businessmodel van de Groep:

  • Plantagekosten (61,6%): omvatten alle kosten in het kader van het veldwerk voor de productie van de landbouwgrondstoffen (d.w.z. verse vruchtentrossen ("fresh fruit bunches", FFB), latex, theebladeren, bananen, horticultuur);
  • Aankoop van FFB/ruwe palmolie ("crude palm oil", CPO)/latex (11,2%): omvat alle aankopen bij derde partijen (lokale producenten) of geassocieerde bedrijven en joint ventures;
  • Verwerkingskosten (14,6%): omvatten alle kosten in verband met de verwerking van de landbouwgrondstoffen tot afgewerkte landbouwproducten (d.w.z. palmolie, rubber, thee);
  • Verkoopkosten (10,0%): omvatten alle directe kosten die kunnen worden toegeschreven aan de verkopen tijdens het jaar (d.w.z. transportkosten, uitvoerheffing op palmolie);
  • Voorraadbewegingen (2,6%): omvatten alle voorraadverschillen ten opzichte van het voorgaande jaar.

Voor meer informatie in verband met de kosten van de Groep verwijzen wij naar Toelichting 7 – Operationeel resultaat en segmentinformatie in de Financiële staten.

Naast deze in de loop van het jaar opgelopen kosten doet de Groep aanzienlijke investeringen in biologische activa (dragende planten), gebouwen, infrastructuur, installaties en machines, voertuigen, kantooruitrusting en andere materiële vaste activa. Deze investeringen worden geactiveerd op de balans en later afgeschreven. De afschrijvingskosten worden berekend op basis van de geraamde gebruiksduur van de activa en worden geboekt in ofwel de plantagekosten ofwel de verwerkingskosten, naargelang de activa.

Met het oog op de continuïteit van haar activiteiten moet SIPEF landrechten verwerven en handhaven, en landrechtovereenkomsten voor de lange termijn verlengen. De verwerving van deze landrechten wordt gekapitaliseerd en niet in de loop van de tijd afgeschreven, omdat ze als onbeperkt worden beschouwd. De kosten voor de verlenging van de oorspronkelijke landrechten worden gekapitaliseerd en afgeschreven over de periode van de verlenging. Ten slotte blijft de Groep uitkijken naar expansiekansen door plantages over te nemen van andere bedrijven en/of samen te werken met lokale eigenaren.

Bij de implementatie van zijn businessmodel stelt de Groep alles in het werk om zijn productiviteit en groei zo efficiënt mogelijk te verbeteren, op basis van duurzame praktijken. Op die manier creëert SIPEF waarde voor het bedrijf, het milieu en de maatschappij. Bovendien houdt SIPEF als duurzaam bedrijf in zijn businessmodel voortdurend rekening met de vereisten van de stakeholders op het niveau van de duurzame ontwikkeling en de waardecreatie.

SIPEF creëert waarde voor het bedrijf

Sinds 2005 werkt SIPEF aan het opvoeren van de groei, vooral in de palmoliesector in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.

De activiteiten in Zuid-Sumatra voeren de ontwikkeling van de Groep aan. Deze regio beschikt over goede agronomische kwaliteiten en biedt voldoende mogelijkheden voor de aanwerving van lokale werknemers voor industriële landbouwontwikkelingen. Sinds 2011 heeft SIPEF zeven concessies verworven in Zuid-Sumatra via drie lokale dochterondernemingen. Ondersteund door het expatmanagement van het Medan-kantoor wint de expansie vaart, en momenteel wordt een nieuwe businessunit ontwikkeld voor de SIPEFgroep. In de loop van het boekjaar werd een verdere 1 532 hectare gecompenseerd en werd 1 550 hectare klaargemaakt voor beplanting of beplant, wat het totaal op 12 203 beplante hectare brengt. Dat vormt 71,5% van het totaal van 17 074 gecompenseerde hectare, waarvan 2 363 hectare tijdelijk werd verworven voor beplanting door omliggende producenten en 14 711 hectare voor eigen ontwikkeling. Sinds de overname op 1 augustus 2017 van 95% van de oliepalmplantages maakt PT Dendymarker Indah Lestari (DIL) integraal deel uit van de SIPEF-groep. De optimalisering van de Het doel van 100 000 beplante hectare komt langzaam maar zeker binnen handbereik.

verlieslatende plantageactiviteiten en de geleidelijke vervanging van de ongeveer 20 jaar oude palmen vormen de prioriteiten van het investeringsprogramma van SIPEF voor de komende jaren. Er werd ook begonnen met de uitbreiding van momenteel nog braakliggende gronden binnen de permanente uitbatingsvergunning (Hak Guna Usaha - HGU), steeds binnen het kader van de RSPO "New Planting Procedure" (NPP). Tegen eind 2019 was 2 831 hectare herbeplant en was 757 hectare klaargemaakt voor uitbreiding van de aangeplante arealen.

In Papoea-Nieuw-Guinea bleef het door de NPPregels moeilijk om de uitbreiding voort te zetten. Die regels houden in dat er de komende jaren slechts een beperkte aangroei mogelijk is om de 13 707 beplante hectare naar 15 000 hectare te brengen dankzij de verwerving van land dat reeds werd gebruikt voor landbouwdoeleinden. Deze omvang beantwoordt aan de volledige capaciteitsbenutting van de drie fabrieken in Papoea-Nieuw-Guinea, rekening houdend met de extra productie van circa 3 700 kleinschalige producenten, die goed zijn voor 42% van de olieproductie.

Door al deze transacties komt het beplante palmolie-areaal per einde boekjaar op 73 977 hectare en het totale beplante areaal, op 82 225 hectare, ten opzichte van 48 093 hectare in 2005 (exclusief SIPEF-CI, Brazilië en Vietnam). Langzaam maar zeker komt het doel van 100 000 beplante hectare binnen handbereik.

SIPEF blijft actief zoeken naar investeringskansen voor de uitbreiding van de aangeplante arealen in afgelegen gebieden, waar de meeste mensen in de landbouwsector werken. Dankzij het partnership met Verdant Bioscience Pte Ltd, een gerenommeerd onderzoekscentrum voor de palmolieproductie in Papoea-Nieuw-Guinea, zal de Groep ten slotte ook kunnen profiteren van de ontwikkeling van hoogrenderende palmen. SIPEF zal de productiviteit van de olieplantages dan ook naar verwachting op middellange tot lange termijn kunnen optrekken en hun toekomstige winstgevendheid aanzienlijk kunnen versterken en verbeteren door toepassing van deze wetenschappelijke ontwikkelingen.

SIPEF creëert waarde voor het milieu

A. Waardevol afval

De SIPEF-groep bezit en beheert zes palmoliefabrieken in Indonesië en drie in Papoea-Nieuw-Guinea, die samen 1 342 648 ton FFB verwerkten in 2019. Die activiteit genereerde naar schatting 1 010 226 m³ afvalwater en 268 530 ton lege vruchtentrossen ("empty fruit bunches", EFB). In het verleden werden afvalwater en EFB beschouwd als afvalproducten van het palmolieproductieproces zonder waarde voor het bedrijf en werden ze verwerkt via secundaire

processen die extra kosten met zich meebrachten.

Het afvalwater werd behandeld in anaerobe bekkens, wat leidde tot de uitstoot van methaan. Belangrijk in dat kader is dat het klimaatopwarmingspotentieel van methaan 21 maal hoger ligt dan dat van koolstofdioxide.

De afgelopen jaren heeft SIPEF stappen ondernomen om zijn uitstoot van broeikasgassen terug te schroeven. Een van de belangrijkste maatregelen van de SIPEF-groep om de uitstoot van methaan in te dijken en duurzame inkomsten te genereren voor zijn aandeelhouders is de bouw van systemen voor de opvang van methaan in de palmoliefabrieken van Mukomuko, Bukit Maradja, Perlabian, Umbul Mas Wisesa en Barema. Al deze investeringen zijn geregistreerd als projecten onder het Clean Development Mechanism (CDM) in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCC). De methaanopvangsystemen in deze vestigingen kunnen het methaan affakkelen, of nog beter, het verbranden in de fabrieksketels of in een gasmotor om elektriciteit op te wekken. De palmolie-extractiefabriek van Mukomuko verwerkt zijn afvalwater om biogas met een aanzienlijk methaangehalte te produceren, dat wordt opgevangen in een gesloten reactorvat, ter vervanging van de anaerobe bezinktanks in het methaanop-

60%

Percentage van kunstmeststoffen die SIPEF hoopt te vervangen door gerecycleerde compost in de plantage van Bukit Maradja

vangsysteem. Het biogas dat in het reactorvat wordt geproduceerd, is echter niet gebruiksklaar omdat het te veel vocht en waterstofsulfide bevat. Het moet eerst een behandeling ondergaan om zwavel en vocht te verwijderen, voordat het een gasmotor kan aandrijven om zo elektriciteit te produceren.

Onverwerkte EFB zijn zeer vochtig en dus niet geschikt als brandstof voor een ketel. Bovendien kunnen ze door hun grootte niet efficiënt worden verbrand in een biomassaketel. Ze kunnen wel worden gebruikt als mulchlaag in de plantage of, sinds enkele jaren, ook worden gerecycleerd tot compost. Eind 2016 werd de eerste composteerinstallatie in gebruik genomen die afvalwater en EFB verwerkt tot compost, na toevoeging van andere nevenproducten, zoals bezinksel uit de decanteerinstallatie en ketelas. Deze compost wordt in de plantages gebruikt als bodemverbeteraar ter vervanging van kunstmest.

De composteerinstallatie bestaat uit acht beluchte bunkers en verwerkt 100% van de EFB en het afvalwater tot een organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. Het systeem houdt de aerobe omstandigheden voortdurend op peil om ervoor te zorgen dat er tijdens het composteerproces geen methaan wordt geproduceerd. Dat gebeurt door bodembeluchting en door de opeenvolgende verplaatsing van de compost van de ene bunker naar de andere. Het zuurstofgehalte en de temperatuur worden constant bewaakt en geregistreerd. In 2019 recycleerde de installatie, die voldoet aan de normen van de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), 22 380 ton EFB en 55 950 m³ afvalwater van de palmolie-extractiefabriek van Bukit Maradja.

Om te kunnen garanderen dat de compost geschikt is voor het beoogde gebruik, wordt elke maand het voedingsstoffengehalte ervan gecontroleerd. Afval composteren is een prima manier om grondstoffen te recycleren en het milieu te beschermen. SIPEF streeft ernaar meer dan 60% van de kunstmeststoffen in de plantage van Bukit Maradja te vervangen door compost.

B.Elektriciteitsopwekking uit biomassa

Een palmoliefabriek produceert drie bronnen van biomassa: palmpitdoppen, mesocarpvezels en EFB.

Palmpitdoppen en mesocarpvezels worden momenteel in de palmoliefabrieken gebruikt als brandstof in ketels die stoom produceren. Die stoom wekt vervolgens elektriciteit op in stoomturbines. Ook de uitlaatstoom wordt elders in het fabrieksproces aangewend.

Zoals hogervermeld, zijn onverwerkte EFB niet geschikt als brandstof, vanwege hun hoge vochtgehalte en grootte. In de palmolie-extractiefabriek van Mukomuko worden de EFB echter vermalen en samengeperst, waardoor het volume afneemt, er een kleine hoeveelheid olie vrijkomt en het vochtgehalte daalt tot minder dan 50%. Na deze behandeling zijn ook de De door de stoomturbines opgewekte elektriciteit wordt gebruikt door de fabrieken en vermindert dus hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zoals diesel. Dankzij een efficiënt gebruik van deze grondstoffen in 2019 is het dieselverbruik in Indonesië ten opzichte van 2018 met meer dan 165 000 liter afgenomen. Dit komt neer op een besparing voor de Groep die op ruim USD 100 000 wordt geschat.

De elektriciteit die de stoomturbines en de biogasmotor in de palmoliefabriek van Mukomuko opwekken, wordt gebruikt voor de werking van de fabriek en voor andere activiteiten van het bedrijf, zoals het centrale atelier, de rubberfabriek, de directiekantoren en huisvesting. In 2019 genereerden de stoomturbines en de biogasmotor van Mukomuko in totaal 9 788 665 kWh elektriciteit, waarvan 5 383 766 kWh werd verbruikt voor andere activiteiten. De rest, die hoofdzakelijk door de gasmotor wordt geproduceerd, wordt geïnjecteerd in het openbare stroomnet van Perusahaan Listrik Negara (PLN) in de provincie Bengkulu.

165 000

Aantal liter diesel dat in 2019 werd bespaard in de palmolie-extractiefabriek van Mukomuko

SIPEF creëert waarde voor de maatschappij

brandstof in de ketels.

EFB geschikt voor gebruik als

De uitbating van de plantages door SIPEF in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust resulteert in een hoge waardecreatie voor de productielanden, waarvan de economische ontwikkeling wordt bespoedigd.

  • Om het beheer van de plantages te optimaliseren, wordt veel aandacht besteed aan de opleiding van de werknemers op het gebied van landbouw- en beheertechnieken en algemene aspecten.
  • SIPEF werkt nauw samen met de omliggende boeren, die hun activiteiten samen met de Groep verder kunnen uitbouwen.
  • Uitbreidingen in afgelegen gebieden gaan steeds gepaard met investeringen in infrastructuur, woningen en faciliteiten die het bedrijf ter beschikking stelt aan de arbeiders.
  • SIPEF pleegt actief overleg met publieke en private stakeholders. Het gelooft dat het, door samen te werken met klanten, sociale en ecologische ngo's, overheden en sectororganen, de burgerbevolking, producenten, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders, haar maatschappelijk en juridisch draagvlak kan handhaven en de invoering van verantwoorde en duurzame standaar-

den en praktijken kan bewerkstelligen en bevorderen.

Enkele voorbeelden van waardecreatie worden in het kort beschreven. In deel 3, het Duurzaamheidsverslag van dit jaarverslag vindt u meer informatie voor een gedetailleerde kijk op de manier waarop de Groep waarde creëert op diverse niveaus.

De klanten van SIPEF zijn raffinaderijen, die bereid zijn een duurzaamheidspremie te betalen voor volledig traceerbare en gecertificeerde palmproducten.

Producten van SIPEF - klanten

SIPEF biedt haar klanten ruwe palmolie ("crude palm oil", CPO), palmpitolie ("palm kernel oil", PKO) en palmpitten aan. Het streeft naar RSPOcertificatie voor 100% van zijn palmolieproducten. Maar om zijn verplichtingen op het gebied van de duurzame ontwikkeling na te komen en ervoor te zorgen dat er goede praktijken worden nageleefd, zoals de traceerbaarheid van al zijn producten, past het bedrijf ook veel andere algemeen aanvaarde standaarden toe, zoals het "Indonesian Sustainable Palm Oil" (ISPO) systeem en ISCC. Het Duurzaamheidsverslag van dit jaarverslag geeft een gedetailleerd overzicht van alle certificaties op pagina 17.

De oliepalmproducten van de Groep worden verkocht op de lokale markt (Indonesië) en op de Europese markt. Ze worden gebruikt in de voedingsindustrie en voor de productie van groene energie (biodiesel).

De klanten van SIPEF zijn raffinaderijen, die bereid zijn een duurzaamheidspremie te betalen voor volledig traceerbare en gecertificeerde palmproducten.

Daarnaast produceert SIPEF ook latex (gerookte rubbervellen, "ribbed smoked sheets" - RSS) en "cup lump rubber" (SIR10 en SIR3CV60) in haar rubberfabrieken, die allemaal gecertificeerd zijn door de "Rainforest Alliance". De belangrijkste markt voor de rubberproducten is de Verenigde Staten.

SIPEF heeft één theeplantage, waar de theebladeren nog met de hand worden geplukt, om de kwaliteitsthee 'Cut, Tear and Curl' (CTC) te produceren. De belangrijkste markt voor deze thee is Pakistan, en de rest wordt verkocht aan multinationale ondernemingen die gespecialiseerd zijn in de menging van thee op bestelling. Er is ook een toenemende vraag naar thee op de lokale markt van Indonesië. Ook deze plantage is gecertificeerd door de "Rainforest Alliance".

Bananen ten slotte worden verkocht in het kader van de gecertificeerde goederenstromen met volledige grondstoffentraceerbaarheid. De bananen worden geplukt en verpakt in de verpakkingsstations van de Groep. Meer dan 80% van de kwaliteitsbananen wordt verkocht op de Europese markt, na verzending, conform de Europese richtlijnen, en de rest wordt verkocht in de regio West-Afrika en op de lokale markt van Ivoorkust.

Historiek

1919 - 1939

1919 - 1939: De pioniersjaren

Op 14 juni 1919 werd de "Société Internationale de Plantations et de Finance" (SIPEF) opgericht met als handelsactiviteit: de promotie en het beheer van plantagebedrijven in tropische overzeese gebieden. De Vennootschap vestigde haar hoofdzetel op de Graanmarkt 2 in Antwerpen, was vrij snel genoteerd op de beurs van Antwerpen en ging van start met twee vestigingen in Kuala Lumpur (Maleisië) en Medan (Indonesië). Al snel volgde de acquisitie van drie plantages in Indonesië: Tolan Satoe, Tolan Dua en Tolan Tiga. Aanvankelijk spitste SIPEF zich voornamelijk toe op de productie van rubber. De naoorlogse depressie en de bodemprijzen van rubber op de internationale markt zorgden er echter voor dat er eind jaren 20 besloten werd van rubber naar palmolie te converteren om de plantages rendabel te houden.

1939 - 1969

1939 - 1969: De woelige jaren

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een deel van de plantages in beslag genomen voor voedselproductie door de Japanse bezetter en werd een ander deel overwoekerd door de jungle. Het herstel heeft veel tijd en geld gekost.

Bovendien duwde de uitvinding van synthetische latex de marktprijs van rubber naar een historisch dieptepunt. Daarom besliste SIPEF om bij het heraanplanten vooral te investeren in palmbomen. De wederopbouw werd echter bemoeilijkt door de onstabiele politieke situatie in Indonesië. Na zijn onafhankelijkheid kwam het land immers in de greep van islamitische en communistische rebellenlegers.

Met het oog op risicospreiding investeerde SIPEF in Congo, een Belgische kolonie, toen een baken van stabiliteit. Nieuwe producten waaronder koffie, cacao, thee en medicinale planten verruimden het productenaanbod van de Groep. Al snel werd ook Congo geconfronteerd met politieke onrust en gewelddadige acties van onafhankelijkheidstrijders. Deze gebeurtenissen drukten op de koers van het SIPEF-aandeel. Charles Bracht maakte van deze gelegenheid gebruik om zijn deelneming in de Vennootschap te versterken en werd vervolgens voorzitter van SIPEF. Onder zijn voorzitterschap werd een nieuw hoofdstuk van de geschiedenis van SIPEF ingeleid.

Door de lage marktprijs van rubber besliste SIPEF om vooral te investeren in palmbomen.

1969 - 1989: Diversificatie

Onder leiding van Charles Bracht, later bijgestaan door zijn zoon Theo, verruimde SIPEF haar actieradius en was al snel op elk continent verankerd: van Azië (Indonesië en Maleisië) tot Oceanië (Papoea-Nieuw-Guinea en de Solomon Islands) en van Afrika (Ivoorkust, Zuid-Afrika, Guinee, Zaïre en Liberia) tot Zuid-Amerika (Brazilië en Venezuela). Naast het beheer van plantages en de fabricatie van traditionele producten zoals rubber, palmolie en thee, verhandelde de Vennootschap koffie, cacao, palmharten, druiven, ananas, kruiden en zelfs sierplanten. Er werd eveneens geïnvesteerd in 'veilige' vastgoedprojecten in Amerika en in België evenals in banken en verzekeringsmaatschappijen. Op die manier wilden de aandeelhouders zich beschermen tegen het risico van politieke instabiliteit in de overzeese gebieden. Een risico dat later gegrond bleek te zijn als de Groep werd geconfronteerd met burgeroorlogen in Afrika en chronische inflaties in Zuid-Amerika.

De ontvoering en moord op Charles Bracht in 1978 was één van de meest zwarte bladzijden in het honderdjarig bestaan van SIPEF. Na deze tragische gebeurtenis volgde Theo Bracht zijn vader op.

1969 - 1989

1989 - 2009: Focus en transformatie

Eind jaren tachtig had de diversificatie over verschillende continenten een aanzienlijke schuldenlast achtergelaten. Er volgde een moeilijke periode van afslanking en sanering. In 1994 opteerde SIPEF voor een kapitaalverhoging die resulteerde in een instroom van nieuwe aandeelhouders. Op vraag van deze beleggers, waaronder Ackermans & van Haaren, werd een herstructurering doorgevoerd met het oog op de onafhankelijkheid van het management. In 2004 volgde opnieuw een kapitaalinjectie en werd een periode van exponentiële groei ingezet.

1989 - 2009

SIPEF heeft altijd een voortrekkersrol gespeeld en het mag dan ook niet verbazen dat zij als één van de eerste palmolieproducenten ter wereld het RSPO-certificaat binnenhaalden.

Duurzaamheid is altijd een belangrijke waarde binnen de Groep geweest. Reeds in de pioniersjaren leidde de uitbouw van plantages tot het aanleggen van wegen en het voorzien van huisvesting, scholen en medische verzorging voor de werknemers en hun families. SIPEF heeft steeds een voortrekkersrol gespeeld op het gebied van duurzaamheid. De Groep heeft dan ook als één van de eerste palmolieproducenten ter wereld het "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO)-certificaat kunnen binnenhalen. Zo stond SIPEF mee aan de wieg van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil".

2009 – Ongoing: Yesterday is the present for tomorrow

Het laatste decennium concentreerde SIPEF zich uitsluitend op de duurzame productie van palmolie, rubber en thee (in Indonesië en Papoea-Nieuw- Guinea) en van bananen (in Ivoorkust). Het streven naar duurzaamheid heeft SIPEF eveneens aangezet om in te zetten op recyclage en research en meer bepaald met de investering in de joint venture, Verdant Biosience Pte Ltd, die de ontwikkeling van hoogrenderende palmzaden beoogt. In de context van een groeiende wereldbevolking, minder beschikbare landbouwgronden en extreme weersomstandigheden zit de toekomst van "commodities" in het verbeteren van performantie.

De vraag naar plantaardige vetstoffen zal dus toenemen. De ontwikkeling van sterkere, productievere palmsoorten is het antwoord hierop. Er is dus nog heel veel ruimte voor groei, maar steeds binnen het kader van de principes en criteria voor de productie van duurzame palmolie.

Samen met haar referentieaandeelhouders, Ackermans & Van Haaren en de familie Baron Bracht, gelooft SIPEF in de toekomst van de Groep. De sector van "commodities" is altijd volatiel geweest, maar zij hebben, binnen de raad van bestuur, steeds op lange termijn gehandeld. Dankzij de fundamenten die de families in het verleden legden, kan er vol vertrouwen naar de toekomst gekeken worden.

Er is dus nog heel veel ruimte voor groei, maar steeds binnen het kader van de principes en criteria voor de productie van duurzame palmolie.

2009 - ongoing

Globale trends in de palmoliemarkt

Ruwe palmolie ("crude palm oil", CPO) is een eetbare plantaardige olie die wordt verkregen uit de pulp van de oliepalmvrucht en die wordt geraffineerd/gefractioneerd tot geraffineerde producten voor uiteindelijk gebruik. Palmpitolie ("palm kernel oil", PKO) komt uit de pit van de palmvrucht, maar heeft bijzonder verschillende chemische eigenschappen en een andere vetsamenstelling. Palmpitolie is rijker aan laurinezuur en is van aard vergelijkbaar met kokosolie. Ook palmpitolie wordt geraffineerd voor verder gebruik.

Eén hectare oliepalmbomen levert gemiddeld ongeveer 22 ton vruchten op (verse vruchtentrossen of FFB – "Fresh Fruit Bunches"). Bomen krijgen twee tot drie jaar na het planten vruchten, bereiken een piekproductie na zeven jaar (tot 36 à 40 ton FFB) en vanaf achttien jaar neemt de productie af. De commerciële levensduur van een boom bedraagt doorgaans 22 tot 25 jaar. De efficiëntie van de productie wordt gewoonlijk bepaald door de oogst van het aantal FFB's per hectare en de olie-extractieratio (CPO per ton FFB). Ruwe palmolie wordt geproduceerd via een verwerkingsproces en vervolgens ofwel 'upstream' verkocht als grondstof of verder 'downstream' geraffineerd.

Palmolie behoort tot een groep van 17 belangrijke oliën en vetten (van sesamolie tot palmolie). De totale markt voor plantaardige olie vertegenwoordigt circa 234 miljoen ton.

De consumptie van eetbare olie wordt voornamelijk gedomineerd door de voedingsindustrie (>70% van het gebruik van eetbare oliën), maar eetbare olie heeft ook een belangrijke toepassing in brandstof (palm-, soja- en raapzaadolie zijn Palmolie en sojaolie domineren de wereldwijde markt voor eetbare plantaardige oliën, met een aandeel in de jaarlijkse productie van respectievelijk circa 36% en 24%.

AANDEEL IN OLIEPRODUCTIE (2019) BRON: OIL WORLD

belangrijke onderdelen van biodiesel) en in de industriële/chemische sector. Palmolie wordt vaak gebruikt als bakolie, in braadproducten en in producten zoals margarine. Geraffineerde producten op basis van ruwe palmolie en palmpitolie kunnen overal worden aangetroffen, van zeep tot cosmetica.

Palmolie en sojaolie domineren de wereldwijde markt voor eetbare plantaardige oliën, met een aandeel in de jaarlijkse productie van respectievelijk circa 36% en 24%. Palmolie is echter veruit de meest geëxporteerde olie ter wereld, aangezien de

In Mn Ton
Indonesië
21 000
43 000
20 800
41 500
19 680
39 500
19 500
34 000
Maleisië
2019
2018
2017
2016
17 700
32 000
2015
19 879 2014
33 000
20 161
30 500
19 321
2013
28 500 2012
18 202
26 200
2011
18 211
23 600
2010
17 763
22 000
2009
17 259 2008
20 500
17 567
18 000 2007
15 290
16 600
2006
15 485
15 560
2005
15 194 2004
13 560
13 420
11 970
13 180
2003
10 300 2002
11 858
9 200
2001
11 937
8 300
2000
10 491 1999
7 200
9 758
5 800
1998

MARKTAANDEEL PALMOLIE VS. ANDERE OLIËN (1992-2019) BRON: OIL WORLD

meeste sojaolie veel wordt gebruikt op de binnenlandse markten in de Verenigde Staten en Brazilië voor menselijke consumptie, dierenvoeding en brandstof.

De ideale productieomstandigheden houden in dat plantages dicht bij de evenaar zijn geconcentreerd, voornamelijk in Maleisië en Indonesië (85% van de jaarlijkse gecombineerde productie van CPO), en in bepaalde delen van West-Afrika. Indonesië heeft zijn relatieve aandeel van de wereldwijde productie van ruwe palmolie in de loop van de jaren opgevoerd. De productie van sojabonen is geconcentreerd in de Verenigde Staten, Argentinië en Brazilië (gecombineerd zijn de drie regio's goed voor 81% van de jaarlijkse productie).

Grote plantagebedrijven, die vaak verticaal geïntegreerd zijn met raffinaderijen, spelen een belangrijke rol in de palmoliemarkt, alhoewel ongeveer 40% van de teelt van oliepalmen zelf in handen is van lokale boeren. Palmolie is voor deze boeren de perfecte teelt tegen armoede gebleken, ofschoon het een uitdaging blijft om hun opbrengsten te verhogen, die gemiddeld nog 20% onder die van de plantages liggen.

Hoewel palmolie en palmpitolie goed zijn voor circa 36% van de wereldwijde productie van eetbare olie, vertegenwoordigt de beplante oppervlakte slechts 7,9% van de totale beplante oppervlakte.

Een van de belangrijkste bepalende factoren is de aanzienlijk hogere opbrengst van palmolie: met vier ton per hectare (4 t/u) ligt de opbrengst zes- tot tienmaal hoger dan concurrerende oliën. Hoewel dit een duurzaam concurrentievoordeel is, is er ook een nadeel aan verbonden, aangezien de vereiste grond zich vaak in tropische, beboste gebieden bevindt. Onder druk van de milieuregelgeving en duurzaamheidvereisten is het groeitempo de afgelopen jaren afgenomen.

Hoewel het aanbod gedomineerd wordt door Maleisië en Indonesië, wordt een aanzienlijke hoeveelheid van hun productie geëxporteerd. De grootste exportmarkten zijn China, India en de EU, goed voor circa een derde van de wereldwijde vraag1 . De groei van de wereldwijde vraag heeft zich veerkrachtig getoond, met een samengestelde jaarlijkse groei van 5% in de afgelopen 10 jaar2 . Dat tempo kan door meerdere factoren worden verklaard, maar de belangrijkste zijn zeker het hogere inkomen van consumenten in opkomende markten en de vraag naar biodiesel. Daarnaast kan de vraag in sterke mate worden beïnvloed door de prijsverhouding tussen concurrerende oliën, aangezien vele elkaars vervangingsproducten zijn voor hun voornaamste toepassing als bakolie.

Verband met sojaolie

Palmolie is sterk verbonden met de prestaties van haar belangrijkste rivaal, sojaolie. Traditioneel wordt palmolie verhandeld tegen een korting van 10-20% (gemiddelde over de laatste 12 maanden) ten opzichte van sojaolie, wat voornamelijk het grotere aanbod weerspiegelt. Toch kunnen de oliën in hun belangrijkste toepassingen (bakken en brandstof ) door elkaar worden vervangen, en bijgevolg verwacht de Vennootschap geen aanhoudende periode van loskoppeling. De relatie houdt in dat schokken in de vraag en vooral het aanbod (zoals weersgebeurtenissen) van een van beide oliën een aanzienlijke impact kunnen hebben op de andere.

Vraagtendensen in belangrijke markten

Trends in de consumptie van palmolie op de belangrijkste markt worden zorgvuldig in de gaten gehouden, voornamelijk in India, China en de interne markt in Indonesië.

Hoewel palmolie en palmpitolie goed zijn voor circa 36% van de wereldwijde productie van eetbare olie, vertegenwoordigt de beplante oppervlakte slechts 7,9% van de totale beplante oppervlakte.

AANDEEL IN BEPLANTE OPPERVLAKTE 2019/2020F BRON: OIL WORLD

Sinds Indonesië mengverplichtingen oplegt voor biodiesel, is de lokale vraag in aanzienlijke mate gestegen tot boven de reeds aanzienlijke lokale vraag voor de voedingssector. In 2019 voldeed de lokale markt aan de verplichting van 20% biodiesel (B20) en legde de regering ambitieuzere doelstellingen voor 2020 vast, namelijk B30. Hoewel de motieven van de Indonesische regering deels macro-economisch zijn, met

1 Oil World 2 Oil World

name om de dollaruitstroom voor de invoer van diesel te verminderen, steunt deze maatregel miljoenen lokale boeren met een hogere palmolieprijs. Het "Palm Oil Support Fund" wordt gefinancierd door de exportheffing op palmolie die het land verlaat, en wordt gebruikt voor de subsidiëring van de producenten van biodiesel. Tijdens het grootste deel van 2018 en 2019 was palmolie goedkoper dan diesel, waardoor subsidies niet nodig waren. Het "Palm Oil Support Fund", dat zeer goed gefinancierd is, kan dit jaar het B30-programma makkelijk ondersteunen, ondanks de meerprijs van palmolie ten opzichte van diesel.

De Indonesische regering heeft al gesuggereerd dat B40 de volgende stap is, maar dit moet eerst nog worden getest. Het uiteindelijke streefdoel op langere termijn is B100, al is dit niet mogelijk met traditionele biodiesel. Dergelijke volumes vereisen een hydrobehandeling van palmolie. Er wordt al onderzoek gedaan naar de omvorming van een traditionele petroleumraffinaderij in een hydrokraker. De tijd zal het uitwijzen.

India is traditioneel een grote consument van palmolie. Dit blijft het geval aangezien de lokale productie van zaadolie de hogere vraag nog steeds niet kan bijbenen door de groei van het bruto binnenlands product (BBP), vooral van de middenklasse, en de bevolkingsgroei zelf. De schommelingen in de vraag worden veroorzaakt door de lokale productie en de concurrentiepositie van palmolie in vergelijking met concurrerende geïmporteerde oliën.

China heeft zwaar geïnvesteerd in de productie van sojabonen, maar heeft net als in de afgelopen jaren nog steeds extra palmolie nodig. Door de uitbraak van de Afrikaanse varkenspest in China in augustus 2018, moest bijna de helft van de varkensstapel worden geruimd, waardoor de vraag naar sojameel fors daalde. Daardoor werden er veel minder sojabonen (en raapzaad) geperst en werd er bijgevolg ook veel minder sojaolie geproduceerd. Een ander gevolg van de Afrikaanse varkenspest was dat er veel minder varkens werden geslacht voor menselijke consumptie, waardoor er minder varkensvet op de markt was. Deze olietekorten werden hoofdzakelijk gecompenseerd door palmolie in 2019 en er was dan ook een sterke stijging van de invoer van palmolie. Het zal enkele jaren duren voordat de varkenspopulatie weer is aangegroeid en er wordt verwacht dat China grote volumes palmolie zal blijven invoeren.

Bijkomende langetermijnfactoren die in aanmerking moeten worden genomen:

Regulering, naleving van de normen en belastingen

Palmolie roept bij klanten, investeerders en ngo's vaak vragen op omtrent de duurzaamheid van het gebruik van bosgrond, landontginningstechnieken en CO2 -uitstoot, evenals de arbeidsreglementering. Een drastische verandering in de houding van klanten zou een impact kunnen hebben op de langetermijnvraag (ongunstig voor CPO), terwijl de steeds strengere beperkingen die gelden voor het gebruik van grond tot een krapper aanbod zouden kunnen leiden (gunstig voor CPO). Dit blijven voor de sector belangrijke kwesties.

Anderzijds is toezicht op de sector niet nieuw: er worden al meer dan 10 jaar belangrijke interne en externe inspanningen geleverd om de palmolie-industrie te reguleren en te bewaken. De "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) ontstond in 2001 en werd formeel opgericht in 2004. Het is een organisatie zonder winstoogmerk waarvan de circa 4 500 leden inspanningen leveren om de duurzame productie en volledige traceerbaarheid van palmolie te bevorderen. In november 2018 werden nieuwe principes en criteria aangenomen, waardoor deze standaard, de facto, een ontbossingsvrij certificiceringsysteem is geworden. Zelfs de meest kritische ngo's hebben dit erkend. Er bestaan verschillende nationale en

BRON: WWW.THEOILPALM.ORG/DAVOS-AND-FOOD-SECURITY-THE-FACTS-ON-OILSEED-EFFICIENCY

vrijwillige standaarden die vergelijkbare doelstellingen trachten te verwezenlijken, maar de RSPO wordt nog steeds als de norm beschouwd.

Palmolie is voor Indonesië en Maleisië een belangrijke bron van werkgelegenheid en inkomsten (85% van het wereldwijde aanbod). Eind 2015 hebben Maleisië en Indonesië de "Council of Palm Oil Producing Countries" (CPOPC) opgericht om een antwoord te bieden op veelvoorkomende problemen waarmee de palmoliesector wordt geconfronteerd, om een einde te maken aan ondermijningstactieken en de duurzaamheid van de prijzen voor ruwe palmolie op lange termijn te verzekeren. Palmolie vertegenwoordigt 36% van het wereldwijde aanbod van plantaardige olie en heeft een rendement dat in aanzienlijke mate superieur is aan dat van zijn concurrenten.

Ook kan palmolie rekenen op een aanzienlijk aantal klanten in opkomende markten (vooral in Indonesië, India en China). Daardoor is de Vennootschap niet van oordeel dat enige traditionele partijen de intentie hebben om ruwe palmolie zodanig te reguleren dat de markt verdwijnt. Dit wordt bevestigd door de gestage groei van palmolie en het steeds grotere wereldwijde

marktaandeel, ook al wordt er steeds meer belang gehecht aan duurzaamheid.

Bovendien zorgt regulering voor een krapper aanbod. De relevantste gevolgen van dit strengere toezicht waren waarschijnlijk de geleidelijke afname van beschikbare grond. De groei van de geplante hectaren is in Maleisië en in Indonesië aanzienlijk afgenomen. De productie vertoont een gestage groei dankzij de verbeterde opbrengst en dankzij de ontwikkeling van plantages in nieuwe landen in Zuidoost-Azië, West-Afrika en Zuid-Amerika. De Vennootschap beschouwt deze fundamentele verkrapping van het aanbod als inherent positief voor de prijs van ruwe palmolie, en stelt geen tekenen vast die erop wijzen dat deze trend verdwijnt. Indonesië heeft met ingang van 1 mei 2016 een nieuw moratorium opgelegd op nieuwe oliepalmplantages en mijnbouwvergunningen om het milieu te beschermen. Palmolieplantages vertegenwoordigen nu al 70% van de landbouwgrond in Maleisië, en marktdeelnemers uit de sector verwachten nog maar weinig verdere groei. De nieuwe criteria van de RSPO, zoals de HCS-benadering ("High Carbon Stock" of hoge koolstofvoorraden), voorzien zeer strenge richtlijnen, waardoor "green fielding", de

RSPO GECERTIFICEERDE HECTAREN (KHA) BRON: RSPO

omvorming van bosgebied in landbouwgrond, feitelijk niet meer mogelijk is. "Brown fielding", waarbij een bestaand landbouwgewas omgezet wordt in een ander, wordt wel nog zeer goed aanvaard, omdat de grond al geschikt werd verklaard als landbouwgrond.

Biodiesel

Plantaardige oliën zoals palmolie zijn een belangrijke component van biodiesel. Mais, suiker en tarwe zijn het basismateriaal voor het belangrijkste alternatief, bio-ethanol. De groei van de biodieselindustrie is een andere factor die een aanzienlijke invloed heeft uitgeoefend op de prijs van ruwe palmolie. Biodiesel heeft in de afgelopen 10 jaar consequent marktaandeel veroverd op de markt voor plantaardige oliën, aangezien mensen steeds milieubewuster worden en overheden verplichte minimumniveaus introduceren voor het verbruik van biobrandstoffen. Palmolie vertegenwoordigt 38,6% van het basismateriaal voor biodiesel. Indonesië is een grote producent (circa 16,5% van de wereldwijde biodiesel). Dit heeft op zijn beurt geleid tot een steeds sterkere correlatie tussen de prijs van ruwe palmolie en de prijs van ruwe olie.

Deze relatie houdt impliciet in dat biobrandstoffen als gevolg van hoge aardolieprijzen relatief gezien aantrekkelijker worden. Dit betekent dat de sector van de biodiesel veelal zal worden bepaald door de oplegging en toename van verplichte volumes, en niet zozeer door vrijwillige bijmenging. Niettemin zou de ruwe-olieprijs een realistische bodem voor de ruwe-palmolieprijzen moeten blijven.

Palmolie in de toekomst

In de laatste decennia is het totale gebruik van oliën en vetten (voeding, bio-energie, cosmetica, enz.) gestaag toegenomen. In de periode van 2009 tot 2019 blijkt volgens 'Oil World' uit de statistieken dat de consumptie van zo'n 165 miljoen ton in 2009 is gestegen tot 235 miljoen ton in 2019. Over de hele wereld gaat de voorkeur bij de consumptie van oliën en vetten uit naar lokaal geproduceerde oliën en vetten. Bijgevolg zijn eenjarige zaadgewassen (soja, raapzaad en zonnebloemen) in Noord-Amerika, Europa en Rusland de belangrijkste bronnen van olie. In tropische landen worden voornamelijk palmolie, kokosolie en arachideolie geproduceerd en geconsumeerd.

De wereldwijde gemiddelde consumptie van olie en vetten per capita (bio-energie inbegrepen) is gestegen van 21 kg in 2005 tot 29,9 kg in 2018. In het algemeen neemt de consumptie van oliën en vetten evenredig toe met het besteedbare inkomen. De laatste paar jaar is de consumptie zelfs nog sneller dan verwacht gegroeid als gevolg van de incrementele vraag vanuit de markt voor biobrandstoffen.

De groei van de bevolking zal een enorme impact hebben op de toekomstige voedselvereisten en zal leiden tot een hogere vraag naar vlees, vet en verwerkte voeding en naar biobrandstoffen. Er is nieuwe grond nodig of de opbrengsten zullen moeten verbeteren opdat het aanbod aan de vraag kan voldoen. Historisch gezien gaat een hogere productie gepaard met ontbossing. Maar door de laatste principes en criteria van de RSPO en de wetgevende initiatieven zoals het moratorium in Indonesië zijn de mogelijkheden voor uitbreiding zeer beperkt. Om de productie te verhogen, zal de focus dus volledig op een verhoging van de opbrengsten moeten liggen. Dat vereist enerzijds een absolute stijging van de rendementen dankzij nieuwe zaden en betere beheerpraktijken, en anderzijds een verbetering van de oogst van de lokale boeren door hen beter te ondersteunen en nieuwe zaden aan te bieden.

Aangezien oliepalmen meerjarige planten zijn, is er in het verleden weinig geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling om het rendement ervan te verhogen, in vergelijking met eenjarige gewassen zoals soja en mais. De palmoliesector heeft op dit vlak een achterstand in te halen, omdat Als een volledig conforme producent van gecertificeerde duurzame palmolie, is SIPEF ideaal geplaatst om te profiteren van deze toekomstige trends.

Gebruik in de EU-28, USA en Indonesië 'verhoogd door de productie van biodiesel'

GEPROJECTEERDE GROEI WERELDPOPULATIE BRON: WWW.UN.ORG

1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 2040 2050 2060 2070 2080 2090 2100 14 000 000 000 12 000 000 000 10 000 000 000 8 000 000 000 6 000 000 000 4 000 000 000 2 000 000 000 historisch mediaan voorspelling hoogste 95% voorspellingsinterval hoogste 80% voorspellingsinterval laagste 80% voorspellingsinterval laagste 95% voorspellingsinterval

de uitbreidingsmogelijkheden voor plantages beperkt zijn. SIPEF investeert in de verbetering van de palmolierendementen door zijn belang in Verdant Bioscience Pte Ltd.

In opkomende regio's (voornamelijk Azië-Pacific) hebben demografische trends nu al bijgedragen tot ruim een verdubbeling van de wereldwijde vraag naar palmolie in de laatste 15 jaar, aangezien de consumptie per capita sterk gecorreleerd is met het inkomen. Daarom is de Vennootschap van oordeel dat de grootste stijging in de consumptie zal plaatsvinden in de landen met een hoge bevolkingsgroei waar het inkomen per capita stijgt. Bijgevolg verwacht de Vennootschap dat de grootste stijging in de consumptie van palmolie zal plaatsvinden in de ontwikkelingslanden, waar palmolie nu al een vast onderdeel is van het consumptiepatroon.

Het is dan ook heel waarschijnlijk dat de vraag in de toekomst sneller stijgt dan de productie. Deze visie wordt ondersteund door de meeste grondstoffenhandelaren die de perspectieven van plantaardige oliën, en palmolie in het bijzonder, op lange termijn bewaken. Als een volledig conforme producent van gecertificeerde duurzame palmolie, is SIPEF ideaal geplaatst om te profiteren van deze toekomstige trends.

De productmarkten

Palmolie

In 2019 werd de palmoliemarkt beïnvloed door een serie gebeurtenissen die een grote impact hadden op de prijzen, namelijk hoge voorraden, een sterke productie gevolgd door een forse productiedaling, de sterke vraag in de sectoren voeding en biodiesel in een context van lage prijzen, en externe factoren zoals de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China en de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in China.

Het jaar werd ingezet met hoge voorraadniveaus in Maleisië en Indonesië maar ook in de bestemmingslanden, die heel wat goedkope palmolie hadden ingeslagen in het vierde kwartaal van 2018. De markt bleef onder druk staan door deze hoge voorraden en de prijs evolueerde geleidelijk lager.

Vanuit aanbodperspectief was er nog steeds een zeer sterke productie, vooral in Maleisië. In Indonesië doken de eerste tekenen van "tree rest" (verminderde productie) op in het eerste halfjaar. Door de lage prijzen sinds de zomer van 2018 werden er bijna geen meststoffen toegediend, wat samen met de droge weersomstandigheden de rendementen onder druk zette. Ook de rooknevel in het derde kwartaal, het gevolg van de talrijke branden, remde de fotosynthese in de palmbomen af. In Indonesië had dit reeds een invloed vanaf het tweede kwartaal, terwijl Maleisië pas in het vierde kwartaal de gevolgen ondervond.

In het tweede kwartaal werd de impact van de Afrikaanse varkenspest duidelijk in China, waar bijna de helft van de varkensstapel moest worden afgemaakt. Dat had een zware impact op de vraag naar sojabonen, waarvan het meel wordt gebruikt in diervoeder. Door de sterk verminderde vraag naar sojameel werd ook een paar miljoen ton sojaolie minder geproduceerd op de binnenlandse Chinese markt. Daar moest dus een alternatief voor worden gevonden, en de keuze viel op palmolie en zonnebloemolie, wat de lacunes opvulde. Een ander gevolg, dat slechts later in het jaar duidelijk werd in China, was de afname van de geproduceerde reuzel (varkensvet), die werd vervangen door palmolie. De afgenomen vraag naar sojabonen in China had natuurlijk een zeer negatief effect op de Amerikaanse sojaboeren, die reeds onder druk stonden door de handelsoorlog tussen de VS en China.

Het jaar werd ingezet met hoge voorraadniveaus in Maleisië en Indonesië maar ook in de bestemmingslanden, die heel wat goedkope palmolie hadden ingeslagen in het vierde kwartaal van 2018.

USD 860

De prijs voor ruwe palmolie op het einde van 2019

De prijzen van veel landbouwproducten ondervonden de negatieve gevolgen van de handelsoorlog en de daaruit voortvloeiende onzekerheid. In de loop van de zomer daalden de prijzen van sojabonen, alsook die van palmolie tot onder het niveau van de crisis van 2008. Zelfs de zwakke plantomstandigheden op de Amerikaanse sojabonenmarkt bood geen sprankeltje hoop, en de Amerikaanse sojabonenoogst van 2019 viel bijna 20% lager uit.

De vraag naar palmolie was zonder meer uitstekend in 2019.

In het algemeen was de vraag naar palmolie zonder meer uitstekend in 2019. De lage prijzen zorgden ook voor een snelle invulling van

de B20-biodieselverplichting in Indonesië, zonder dat er subsidies nodig waren. De Indonesische overheid heeft besloten het bijmengingspercentage van biodiesel te verhogen om haar afhankelijkheid van dieselimport en de uitstroom van dollars te beperken, en tegelijk steun te bieden aan de miljoenen kleinschalige producenten en de hele palmoliesector. Indonesië kon zelfs de telers vrijstellen van de exportheffing, die was ingevoerd om het biodieselprogramma te ondersteunen.

Niet alleen de biodieselmarkt is sterk gegroeid, ook vanuit de voedingssector lag de vraag naar palmolie op een hoog peil. Door de lage prijzen is de vraag naar palmolie in veel landen toegenomen.

2019 was dan ook een jaar van uitstekende afzet en de voorraden zijn gestaag geslonken. Toch duurde het nog tot het derde kwartaal, toen Indonesië zijn plan aankondigde om de biodieselbijmenging op te trekken van 20% naar 30% in 2020, vooraleer er een lichte prijsstijging te merken viel. De Indonesische palmolieproductie stond al onder druk, maar de markt besefte pas echt dat de vraag het aanbod overtrof toen de Maleisische productie sterk daalde in het vierde kwartaal. De markt herstelde in de loop van deze drie maanden van 2 200 ringgit naar bijna 3 100 ringgit tegen het einde van het jaar, een rally die nog maar zelden is voorgekomen. De snelheid en de timing van de prijzenklim waren voor veel marktspelers een complete verrassing.

De gemiddelde prijs voor ruwe palmolie ("Crude Palm Oil", CPO) CIF Rotterdam bedroeg USD 566 in 2019, tegenover een gemiddelde van USD 598 in 2018, een daling van 5%. Het jaar werd echter afgesloten op een hoogtepunt van USD 860.

Palmpitolie

De laurineoliemarkt, de overkoepelende term voor ruwe palmpitolie ("Crude Palm Kernel Oil", CPKO) en kokosnootolie, daalde fors in de loop van 2019. De productie van CPKO nam toe in lijn met de palmgroei, maar belangrijker nog, ze leidde tot hoge pitvoorraden tijdens het hele jaar. Er was voor het tweede jaar op rij een prima kokosnootolieproductie. Tijdens de terugval van de laurineolieprijzen ging de markt actief op zoek naar de vraag die zij het vorige jaar was kwijtgeraakt vanwege de hoge prijzen. Er was een zeer hoge volatiliteit en de laurinemarkt presteerde zwak in 2019, zowel op het vlak van de absolute prijzen als wat betreft de premie boven palmolie, die tot bijna nul daalde. De prijs van CPKO lag gemiddeld USD 100 hoger dan die van palmolie, zo'n USD 100 onder het historische gemiddelde. De gemiddelde prijs van CPKO CIF Rotterdam bedroeg USD 668 in 2019, tegenover een gemiddelde van USD 921 in 2018. Maar ook hier werd het jaar afgesloten met prijzen boven USD 1 000.

> USD 1000

De prijs voor ruwe "Palm Kernel Oil" op het einde van 2019

Er was een zeer hoge volatiliteit en de laurinemarkt presteerde zwak in 2019, zowel op het vlak van de absolute prijzen als wat betreft de premie boven palmolie, die tot bijna nul daalde.

De grootste Chinese rubberhandelaar zette in 2019 de handel stop, waardoor bestaande contracten voor in totaal circa 250 000 ton niet meer uitgevoerd werden.

Rubber

natuurrubber in 2020

2019 was geen al te best jaar voor natuurrubber. De prijzen bleven op een laag pitje en haussefactoren werden grotendeels genegeerd. Tijdens de eerste helft van het jaar waren de prijzen iets steviger door de bladwissel, de beslissing van de Trojka (een overheidsorganisatie van Thailand, Indonesië en Vietnam) om de exportvolumes te beperken en door de bladziekte Fusicoccum die de productie in de belangrijkste producent, Indonesië, trof. De fysieke acties bleven echter beperkt, en de lagere autoverkoop in China en de handelsoorlog tussen de VS en China remden de opwaartse trend af. +1,9% Geschatte groei van de vraag naar

De baissefactoren, in de eerste plaats de zwakke Chinese automarkt, kwamen tot uiting in de prijsontwikkeling tijdens het derde kwartaal van 2019 en werden bevestigd zoals bleek uit het nieuws dat de grootste Chinese rubberhandelaar de handel stopzette, waardoor bestaande contracten voor in totaal circa 250 000 ton niet meer uitgevoerd werden. Het verbeterende sentiment in de handelsoorlog tussen de VS en China tegen het einde van het jaar en de bekendmaking van een afgenomen productie in de belangrijkste producerende landen, Thailand en Indonesië, zorgden ervoor dat de prijzen wat herstelden na de dieptepunten van 2019.

De prijzen voor RSS3 gingen het jaar in op USD 1 543 per ton op SICOM ("Singapore Commodity Exchange", rubber) en sloten af op USD 1 684 per ton, een stijging van 9,1%. De gemiddelde prijs van USD 1 640 per ton voor RSS3 lag 5% hoger in 2019 dan in 2018, toen de gemiddelde prijs USD 1 565 per ton bedroeg.

Volgens de laatste statistieken van de "International Rubber Study Group" (IRSG) nam de vraag naar natuurrubber licht af in 2019 (-0,1%), maar wordt er, op basis van de IMF-cijfers, een herstel van de groei verwacht voor 2020 (+1,9%) en 2021 (+2,9%). Aan de andere kant daalde het aanbod van natuurrubber met 1,1% in 2019, terwijl er in 2018 nog een groei van 2,5% was. Op basis van de IMF-cijfers zal het aanbod van natuurrubber toenemen in 2020 (+1,9%) en 2021 (+2,9%). De IRSG verwacht dan ook dat de natuurrubbermarkt op korte termijn in evenwicht zal blijven. De zeer lichte daling van de productie in 2019 zal worden gecompenseerd door de hoge voorraden, die de prijzen rond of zelfs onder de productiekosten zullen houden.

De gemiddelde theeprijs op de veiling van Mombasa kwam uit op het laagste peil van de afgelopen jaren.

Thee

De Cibuni-theekwaliteit wordt vergeleken met de Keniaanse kwaliteit. De beste maatstaf voor de prijzen is dan ook de beurs van Mombasa. De Cibuni-plantages produceren zwarte CTC-thee (Cut, Tear and Curl) en Kenia is de grootste exporteur van zwarte CTC ter wereld. Het jaar werd ingezet met hoge voorraden na de recordproductie van 2018 in Kenia en de prijzen evolueerden neerwaarts tijdens het hele eerste kwartaal. Een langdurige droogteperiode in maart en april injecteerde wat energie in de markt, maar het effect ervan bleef beperkt, omdat de aanhoudende economische instabiliteit in Pakistan, de grootste importeur van Keniaanse thee, het bescheiden prijsherstel in de kiem smoorde. De theekopers in Pakistan beperkten hun aankopen omdat nieuwe wetten die in de loop van het jaar van kracht gingen onzekerheid veroorzaakten over de impact van de nieuwe voorschriften. De lichte productieverlaging in Kenia volstond niet om de afgenomen koopvraag, vooral in Pakistan, te compenseren. De gemiddelde theeprijs op de veiling van Mombasa kwam uit op het laagste peil van de afgelopen jaren, USD 2 226 tegenover een gemiddelde van USD 2 579 in 2018 (-13,7%). De prijzen sloten het jaar vrijwel ongewijzigd af, op USD 2 210 tegenover USD 2 297 het jaar voordien.

Bananen

De wereldproductie van dessertbananen voor de export blijft stijgen door een combinatie van opbrengstverhoging en weinig of geen klimaatrampen in de grote productiezones van Centraal-Amerika, de Filippijnen, Afrika, de Caraïben en Europa.

De Filippijnen, die vooral de Aziatische markt bedienen, boeken een sterke toename van de productie, met een recordexport in 2019 van bijna 4 miljoen ton, een stijging van zo'n 20% ten opzichte van 2018. Dat land vormt dus – na Ecuador, goed voor bijna 6,5 miljoen ton export – wereldwijd een van de belangrijkste bevoorradingsmarkten, al was het maar omdat de toename van de consumptie – en de import – vooral op de Aziatische markt te vinden is. China importeert tegenwoordig een aanzienlijke hoeveelheid bananen – bijna 2 miljoen ton per jaar – die worden geleverd door 2 000 000 Aantal ton bananen die China jaarlijks

Er hangt een donkere wolk boven de wereldproductie van bananen: de Fusarium-ziekte "Tropical Race" 4 (TR4).

importeert

Ecuador, de Filippijnen en andere landen zoals Colombia die hun afzetmarkt diversifiëren. China wordt tegenwoordig beschouwd als de barometer van de internationale markt.

Er is dus een situatie van een wereldwijd evenwicht waarbij de productie, de import en de consumptie elkaar in balans houden voor bananen waarvan de groene levensduur – het oogsten, de logistieke afhandeling en de detailhandel - niet meer dan 30 dagen bedraagt.

Er hangt echter een donkere wolk boven de wereldproductie van bananen, door de ontdekking van nieuwe besmettingshaarden van een ziekte van het type Fusarium, "Tropical Race" 4 (TR4) – die zich sterk ontwikkeld heeft in grote productiezones zoals de Filippijnen (sinds 2005) en Colombia (in 2019). TR4 is een bodemschimmel die de wortels aantast, waardoor uiteindelijk de planten sterven, in een omgeving – de bodem – die besmet blijft en waarin het niet langer mogelijk is hetzelfde product te telen. Het is dus belangrijk dat de producenten die werken met de "Cavendish"-banaan – de meest verspreide commerciële variëteit – zo snel mogelijk goede preventiemethodes invoeren om de woekering van de ziekte in te dijken, die op korte of middellange termijn de productie en dus ook de wereldmarkt van bananen zou kunnen ontwrichten. Daarnaast werken de meeste onderzoeksinstellingen en leveranciers van plantmateriaal aan de ontwikkeling van resistente variëteiten.

De daling van de invoerprijs van de groene bananen, die al vier jaar aanhield op de Europese markt, is eindelijk tot stilstand gekomen: in 2019 werd er een stijging van bijna 3% van de gemiddelde jaarprijs genoteerd ten opzichte van 2018. Ook al is dit een beperkte stijging, het vormt wel een kentering, en dat werd tijd.

Voor Plantations J. Eglin eindigde de gemiddelde FOB Europa verkoopprijs van bananen in 2019 op EUR 500 per ton, een verbetering van 4% in vergelijking met het voorgaande jaar. De inkomsten uit de regionale verkoop FOB is EUR 416 per ton, een stijging van 5% in vergelijking met 2018.

Een analyse laat ons toe om in te schatten welke elementen aan de basis liggen van de specifieke risico's en kansen van de Europese markt, nog steeds de grootste afzetmarkt voor alle productielanden, veel meer nog dan de Amerikaanse markt:

  • Gedurende ongeveer tien jaar was er een constante groei van de consumptie, te danken aan een combinatie van de toename van de bevolking in de Europese Unie (EU) ingevolge van integratie van landen in de Unie, en de toename van de globale consumptie van fruit en groenten in het kader van de verhoogde koopkracht.
  • De goede historische marges op het niveau van zowel de importeurs, de distributeurs als de producenten/exporteurs – zijn geleidelijk afgekalfd, om in 2018 uit te komen op het peil van het wereldgemiddelde. De Europese markt is dus niet langer een 'nichemarkt' en de speculaties op de spotmarkt worden ingeperkt door de invoering van enkele jaarlijkse handelscontracten.

  • Het handelsverkeer binnen de EU vindt plaats in EUR, terwijl de omvangrijke zone van de bananenproductie (Centraal- en Zuid-Amerika) in USD produceert en transporteert: de wisselkoers heeft dus een aanzienlijke impact.
  • De invoerrechten die worden geheven op de import van 'dollarbananen' - waarbij er, ter herinnering, natuurlijk een volledige vrijstelling van invoerrechten geldt voor Europese bananen en deze van de ACS-staten (Afrika, het Caribisch gebied en de staten van de Stille Oceaan) - noteren al 15 jaar een langzame en constante degressie. Concreet zijn ze van EUR 176 per ton gedaald naar EUR 82 per ton in 2019, om te komen tot EUR 75 per ton in 2020, een niveau dat moet worden behouden – en het is belangrijk dit te benadrukken – om het concurrentievermogen van de Europese en ACS-bananen te handhaven.

Indonesië

Indonesië is het grootste palmolieproducerende land met 43,3 miljoen ton in 2019. Met naar schatting 57 miljoen hectare landbouwgrond is agricultuur al jarenlang de ruggengraat van de Indonesische economie. Indonesië heeft een BBP-groei van 5,0%, het laagste jaarlijkse percentage sinds 2016.

De SIPEF-activiteiten in Indonesië zijn verdeeld over vier provincies. Het Hoofdkantoor in Medan geeft de regionale kantoren de verantwoordelijkheid voor het plannen, organiseren en beheren van de dagelijkse activiteiten.

Zuid-Sumatra

  • Melania (Rubber Estate)
  • Agro Rawas Ulu
  • Agro Muara Rupit
  • Agro Kati Lama
  • Dendymarker Indah Lestari

Bengkulu

  • Agro Muko
  • Mukomuko Agro Sejahtera

2 3

West-Java

Melania (Tea Estate)

82%

De activiteiten in Indonesië vertegenwoordigen 82% van de totale geplante oppervlakte van SIPEF

86%

De Indonesische dochterondernemingen dragen 86% bij aan de SIPEF brutomarge voor palmolie in 2019 (61% in 2018)

+42%

De FFB-opbrengst van de nieuwe ontwikkelingen van Musi Rawas stijgt met 42%

-20,5%

De rubberproductie daalt met 20,5% te wijten aan Pestalotiopsis (bladziekte) en langdurige bladwissel

-37%

De pesticidenbehandelingen zijn sinds 2017 met 37% verminderd door de introductie van IPM

68 433HA

88% Palmolie 9% Rubber 3% Thee

PALMOLIE

Eigen productie: 919 919 ton FFB Productie derden: 24 362 ton FFB 6 palmoliefabrieken

RUBBER

Eigen productie: 5 496 ton Productie derden: 831 ton 3 rubberfabrieken

THEE Eigen productie: 2 331 ton Productie derden: geen 1 theefabriek

1. Voorstelling van het land

REPUBLIEK INDONESIË BRON: THE WORLD FACTBOOK
Hoofdstad Jakarta
Totale oppervlakte (+ wereldranglijst) 1 904 569 km² (16e plaats)
Buurlanden Maleisië 1 881 km, Papoea-Nieuw-Guinea 824 km, Oost-Timor 253 km
Aantal inwoners 267 026 366 (raming juli 2020)
Bevolkingsgroei 0,79% (raming 2020)
Percentage stedelijke bevolking 2,27% jaarlijkse groei (raming 2015-20)
Levensverwachting (M/V) Mannen: 71,1 jaar / Vrouwen: 76,5 jaar
Leeftijdsopbouw 0-14 jaar: 23,87% / 15-24 jaar: 16,76% / 25-54 jaar: 42,56% / 55-64 jaar: 8,99% / 65 jaar en ouder: 7,82%
Belangrijkste talen Indonesisch, Engels, Nederlands, lokale dialecten (waarvan het Javaans de meest gesproken taal is) Opmerking:
er worden meer dan 700 talen gesproken in Indonesië
Belangrijkste religies Islam 87,2%, protestantisme 7%, rooms-katholicisme 2,9%, hindoeïsme 1,7%, andere 0,9% (inclusief boed
dhisme en confucianisme), ongespecificeerd 0,4%
Belangrijkste natuurlijke rijkdommen Aardolie, tin, aardgas, nikkel, hout, bauxiet, koper, vruchtbare grond, steenkool, goud, zilver
Munteenheid Indonesische roepia
Inflatie 2019 3,03%
BBP (raming 2017) Landbouw: 13,7% / Industrie: 40,9% / Diensten: 45,4%

WISSELKOERS: INDONESISCHE ROEPIA VERSUS US DOLLAR IN 2019

1.1 Economisch en financieel overzicht

President Widodo won op 17 april de verkiezingen, door zijn tegenstander Prabowo Subianto te verslaan met 55,5% van de stemmen. In de campagne van de zittende president stonden de ontwikkeling van menselijk kapitaal en de grootschalige infrastructuurprojecten van het land centraal en werd gefocust op inspanningen om meer buitenlandse investeringen aan te trekken en de economie te diversifiëren en minder afhankelijk te maken van natuurlijke hulpbronnen. President Widodo behaalde zijn overwinning in een moeilijk wereldwijd economisch klimaat, waarbij de handelsoorlog tussen de VS en China tot een vertraging van de handel en vraag in de hele regio leidde. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank verlaagden hun groeivooruitzichten voor 2019 van 5,2% naar 5,0%, de laagste groei op jaarbasis sinds 2016.

De Indonesische roepia werd dit jaar verhandeld tegen een gemiddelde koers van 14 000 tot 14 400 per Amerikaanse dollar. "Bank Indonesia wil dit jaar niet alleen de stabiliteit handhaven maar ook de economische groei stimuleren," vertelde Warjiyo, de voorzitter van de centrale bank, op een hoorzitting in het parlement. Hij voegde eraan toe dat de bank uitgaat van een jaargroei van 5,05% van het bruto binnenlands product (BBP) in 2019, en dat voor 2020 een groei van 5,3% wordt verwacht. "Alle beleidsinstrumenten van de bank worden ingezet om de economische groei te ondersteunen door de inflatie en de wisselkoers stabiel te houden."

Bron: Reuters

1.2 Bijzondere onderwerpen

Droogte

In minstens 11 zuidelijke Indonesische provincies, waar sommige regio's al meer dan zeven maanden op regen wachten, wordt verwacht dat de langdurige droogte nog zal aanhouden tot december, opnieuw een teken van de veranderende weerspatronen in het land. Indra Gustari, die verantwoordelijk is voor de analyses van de klimaatverandering van het Indonesische Agentschap voor Meteorologie, Klimatologie en Geofysica (BMKG), zei dat er dit jaar sprake was van een abnormaal verschijnsel, gekenmerkt door het laattijdige regenseizoen, dat pas eind november of in december van start zou gaan in zuidelijk Indonesië, waaronder in Java, Bali en Nusa Tenggara. Dit staat in contrast met de grootste delen van Sumatra en Kalimantan, die een piek van de neerslag verwachten in dezelfde periode. "Er zijn twee factoren die spelen. De eerste is het zwakke El Niño-effect dat we zagen van midden vorig jaar tot juli van dit jaar. Een belangrijkere factor echter is de relatief lage oppervlaktetemperatuur van het zeewater, een globaal verschijnsel

dat bekendstaat als de Indische-Oceaandipool (IOD) […] en vergelijkbaar is met El Niño, alleen niet in de Stille Oceaan maar in de Indische Oceaan. De IOD, die ook de Indische Niño wordt genoemd, is een onregelmatige schommeling van de zee-oppervlaktemperatuur waarbij het westelijke deel van de Indische Oceaan afwisselend warmer en dan weer kouder wordt dan het oostelijke deel van de oceaan. Er zijn drie fasen: neutraal, positief en negatief. Een positieve IOD, die momenteel wordt vastgesteld, betekent dat het oostelijke deel van de Indische Oceaan, waar Indonesië ligt, koeler is dan het westelijke deel bij Afrika. Deze fase gaat doorgaans gepaard met droge perioden in Indonesië, omdat de lage temperatuur van het zeeoppervlak de verdamping van zeewater en de vorming van wolken vertraagt, waardoor er dus minder neerslag valt. De klimaatverandering zou ertoe bijdragen dat de intensiteit [van dit verschijnsel] toeneemt omdat de gemiddelde wereldwijde temperatuur blijft stijgen," volgens Gustari.

bron: Climate change brings worst drought to Indonesia since 2015. Ardila Syakriah. The Jakarta Post. Sat, November 23, 2019

Verkiezingen 2019

In de ruim twintig jaar sinds de val van het autoritaire New Order-regime van Suharto in 1998, heeft Indonesië grote stappen gezet in de richting van een volledig functionele democratie — geen sinecure in een zeer divers land met meer dan 260 miljoen inwoners verspreid over meer dan zeventienduizend eilanden. De verkiezingscampagnes en de periode na de verkiezingen zaaiden veel verdeeldheid doordat de politiek heel vaak over religieuze identiteit ging en de aanhangers van de kandidaten sterk gepolariseerd waren. Prabowo voerde een ultranationalistische, harde campagne en ging in zee met conservatieve islamitische groepen die de islam een grotere rol willen geven in het openbare leven. Jokowi voerde campagne rond de verbetering van de sociale en economische omstandigheden tijdens zijn eerste termijn en koos de islamitische geestelijke Ma'ruf Amin als zijn running mate om kiezers te overtuigen die religie te laten doorwegen in hun stem. Jokowi is populair bij de jeugd, zowel in de steden als op het platteland. Hij wordt beschouwd als een politicus die te vertrouwen is en dicht bij het volk staat en hij heeft de reputatie opgebouwd 'dingen voor elkaar te krijgen' in zijn vorige mandaten als

VERKIEZINGEN 2019 -- Op 17 april 2019 werden er algemene verkiezingen gehouden in Indonesië. Voor de eerste maal in de geschiedenis van het land werden de president, de vicepresident, leden van het nationale parlement (MPR) en leden van lokale parlementen op dezelfde dag verkozen door meer dan 190 miljoen stemgerechtigde kiezers.

VERKIEZINGEN 2020 -- Op 23 september 2020 worden er lokale verkiezingen georganiseerd in Indonesië. Tijdens deze verkiezingen zullen negen gouverneurs, 224 regenten en 37 burgemeesters over het hele land worden gekozen. Alle verkiezingen zullen plaatsvinden op dezelfde dag, en er wordt verwacht dat er meer dan 100 miljoen inwoners hun stem zullen kunnen uitbrengen.

burgemeester van de stad Solo en als gouverneur van de hoofdstad Jakarta. Zijn slogan sinds de verkiezingen van 2014 was 'Werk, werk, werk!'.

Bron: The National Bureau of Asian Research

Verkiezingen 2020

Op 23 september 2020 zullen er in totaal in 270 regio's in Indonesië, waaronder in negen provincies, 224 districten en 37 steden, regionale verkiezingen worden gehouden. De regionale posities die worden verkozen zijn die van gouverneur, regent en burgemeester. Hoewel het bedrijf zich politiek neutraal opstelt, kunnen de normale activiteiten verstoord worden door de lokale verkiezingen, omdat kandidaten vaak uitpakken met fantastische beweringen en onrealistische beloftes om stemmen te ronselen. Onderwerpen zoals landeigendom, lonen en arbeidersrechten zijn populaire campagnethema's.

1.3 Nationale landbouwproductiecijfers

Met een geschat landbouwareaal van 57 miljoen hectare vormde de landbouwsector lange tijd de ruggengraat van de Indonesische economie. De sector, die zowel kleinschalige landbouwbedrijven als grote commerciële plantages omvat, biedt werkgelegenheid aan ongeveer een derde van de beroepsbevolking, is een belangrijke bron van inkomen voor de lokale bevolking en levert broodnodige exportinkomsten op. Mede dankzij een aantal gunstige initiatieven voor het bedrijfsleven heeft de sector de nodige investeringen kunnen aantrekken, wat op zijn beurt weer helpt om structurele leemtes te overbruggen. Er blijven echter uitdagingen bestaan, zoals de trage omschakeling naar mechanische processen en de kwetsbaarheid voor de klimaatverandering. Inkomsten op het platteland worden vooral gegenereerd door lokale producenten die geen toegang hebben tot financiële en technologische middelen, wat hun zakelijke mogelijkheden beperkt. De uitgestrekte gebieden met landbouwgrond en de enorme mariene rijkdommen van het land, in combinatie met een bloeiend ecosysteem van technologische innovatie, vormen echter een groot potentieel voor groei met toegevoegde waarde op lange termijn.

PRODUCT LOKALE PRODUCTIE CONSUMPTIE
PALMOLIE 40,6 miljoen TON 12,6 miljoen TON
RUBBER 3,8 miljoen TON 0,6 miljoen TON
THEE 141 000 TON 92 000 TON

2. De activiteiten van SIPEF in Indonesië

Uitdaging van het beheersen van natuurbranden

De impact van de droogte was tijdens 2019 in meerdere of mindere mate voelbaar in alle teeltgebieden van Tolan Tiga in Noord-Sumatra, Bengkulu, Zuid-Sumatra en West-Java. Hoewel alle plantages beschikken over brandbestrijdingsmiddelen, getrainde brandweerteams en een gedocumenteerde reeks waarschuwingsfasen gekoppeld aan het aantal dagen zonder regen, werd de impact van de droogte het sterkst gevoeld in de regio Zuid-Sumatra, waar SIPEF af te rekenen had met branden op een oppervlakte van ongeveer 3 190 hectare. Dit ging gepaard met een kostprijs van USD 303 000 voor brandpatrouilles, -preventie en -bestrijding. Het grootste gedeelte van de brandhaarden centraliseerde zich op de nieuw verworven plantages van Dendymarker Indah Lestari (DIL), waarvan 2 556 hectare in vlammen opging. De meeste van deze branden waren aangestoken door ontevreden dorpsbewoners, die vaak beïnvloed waren door politieke provocateurs. Aanslepende historische frustraties en wrevel over onvoldoende Plasma-ontwikkeling (voor lokale telers) en niet-opgeloste eigendomsclaims op gronden werden aangewend als redenen om brand te stichten en zo hun ontevredenheid te uiten.

Uitdaging van de vernieuwing van Hak Guna Usaha (HGU)

De vernieuwing van de HGU, het wettelijke recht om land te bewerken, valt onder directe zeggenschap van de Indonesische staat. Een HGUlicentie wordt verleend voor een periode van maximaal 35 jaar en kan worden verlengd voor een maximumperiode van 25 jaar. Meer dan twee jaar na de aankondiging heeft de Indonesische regering in september 2018 uiteindelijk de vergunningen voor nieuwe oliepalmplantages opgeschort. Deze maatregel is opgenomen in het presidentiële besluit (Inpres) nr. 8/2018. Een van de vier doelstellingen die worden gedefinieerd in de verordening is controleren of de vergunninghouders hun verplichtingen hebben vervuld, waaronder de bestemming van 20% van de totale plantage voor Plasma en de ontwikkeling van bossen met hoge natuurbehoudswaarde ("High Conservation Value Forest" of HCVF).

De Plasmaregeling is direct van toepassing op de recente ontwikkelingen in Zuid-Sumatra. Ze is echter momenteel ook een zeer actueel thema in Bengkulu en uiteindelijk ook voor de plantages in Noord-Sumatra, waar de licenties vanaf de komende jaren moeten worden vernieuwd. Als reactie op de nieuwe voorschriften heeft SIPEF een speciale afdeling voor kleinschalige producenten opgericht, met een departementshoofd in Medan en regionale beheerstructuren, om de zeer complexe procedures voor de toekenning van de vereiste Plasmagronden te plannen, te organiseren en te beheren.

Momenteel ligt de grootste uitdaging in de regio Bengkulu, die een totale HGU-oppervlakte van ongeveer 23 000 hectare vertegenwoordigt, waarvoor 4 600 hectare Plasmapercelen zullen moeten worden verbonden. Voor deze specifieke regio worden er vier concepten overwogen, namelijk:

  • 1) Bestaande Kebun Masyrakat Desa (KMD): Deze dorpspercelen die momenteel deel uitmaken van de bevoorradingsbasis in Bengkulu komen in aanmerking voor de Plasmaregeling.
  • 2) Nieuwe aanplanting/herbeplanting: Geïnteresseerde gemeenschappen of individuen zullen een partnerschap aangaan met het bedrijf, dat hen zal bijstaan bij het ontwikkelen of herbeplanten van hun land.
  • 3) Aankoop van vruchten: Het bedrijf zal samenwerken met bestaande lokale boeren en overeenkomsten voor de aankoop van vruchten afsluiten in ruil voor hun toezegging om hun land aan de geregistreerde Plasmabevoorradingsbasis toe te voegen.
  • 4) Verkoop van zaailingen: Het bedrijf zal oliepalmzaailingen met een korting verkopen aan gemeenschappen die hun eigen grond willen ontwikkelen, in ruil voor hun toezegging om hun land aan de geregistreerde Plasmabevoorradingsbasis toe te voegen.

Voor elk van deze concepten in ontwikkeling zijn er nog een aantal kwesties in verband met de duurzaamheid, de wettelijkheid van grondeigendom, de fiscale haalbaarheid en de betrokkenheid van de gemeenschap. Deze kwesties zullen tact, geduld en diplomatie vergen.

Beeld van nieuwe oliepalmontwikkelingen in Zuid-Sumatra

2.1 Noord-Sumatra

Met 8 oliepalmplantages, 3 palmoliefabrieken, 2 rubberplantages en 2 rubberfabrieken is Noord-Sumatra goed voor meer dan de helft van de productie van verse vruchtentrossen ("fresh fruit bunches" of FFB) van alle Indonesische activiteiten. De 10 plantages in Noord-Sumatra bestrijken 27 401 hectare of 40% van de totale beplante oppervlakte. Er werken 148 kaderleden en 5 038 arbeiders

2.1.1 Neerslag

Op de 10 plantages in Noord-Sumatra viel er tijdens het jaar gemiddeld 10% minder neerslag dan het langetermijngemiddelde, namelijk 2 041 mm, tegenover 2 259 mm voor een normaal jaar. Hoewel de algemene situatie niet zo erg lijkt, waren er grote lokale verschillen tussen de verschillende delen van Sumatra en hadden plantages af te rekenen met 2 tot 5 maanden waarin er minder dan 100 mm neerslag viel, de minimumgrens waaronder oliepalmen stress beginnen te hebben door vochttekort in de bodem. De Groep zal in 2020 en 2021 lagere rendementen behalen als gevolg van deze perioden van vochttekort, waarvan de invloed zich sterker zal laten voelen bij de oudere palmen in vergelijking met de jongere exemplaren.

BEDRIJVEN PALMPLANTAGES MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
FFB (TON)
2019
FFB (TON)
2018
RENDEMENT 2019
FFB/HA (TON)
PT KERASAAN KERASAAN 2 316,65 0 54 422 51 659 23,49
PT EASTERN SUMATRA BUKIT MARADJA 2 647,02 451,03 56 844 57 578 21,48
PT TOLAN TIGA PERLABIAN 3 985,10 548,45 104 063 108 003 25,98
TOLAN 3 614,15 0 96 887 105 593 26,81
PT CITRA SAWIT
MANDIRI
CITRA SAWIT MANDIRI 1 693,64 52,42 39 152 35 127 23,12
PT TOTON USAHA
MANDIRI
TOTON USAHA MANDIRI 1 134,95 0 25 494 24 664 22,46
PT UMBUL MAS WISESA UMBUL MAS WISESA NORTH 2 601,22 0 53 735 56 110 20,66
UMBUL MAS WISESA SOUTH 4 446,18 0 81 154 92 162 18,25
TOTAAL 22 458,91 1 031,90 511 751 530 897 22,79

2.1.2 Oliepalmplantages

De algemene FFB-opbrengsten daalden in 2019 met 4% in vergelijking met het vorige jaar, namelijk van 530 897 ton naar 511 751 ton. Een van de belangrijkste factoren daarvoor was een forse daling van de productie in de plantages van de UMW-TUM-groep van ongeveer 20% in vergelijking met de beheerdoelstellingen. Er wordt aangenomen dat de sterke daling in deze plantages te wijten is aan problemen met voedingsstoffen door de complexe chemische eigenschappen en textuur van de bodem, die veel organisch materiaal bevat. Het bedrijf werkt nauw samen met de onderzoekspartner van SIPEF, Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS), om hiervoor een oplossing te vinden. In 2020 zullen de nodige aanpassingen worden gedaan aan het bemestingsprogramma met betrekking tot kalium en bepaalde micronutriënten, namelijk koper, zink en boor. Naast deze problemen op het gebied van voedingsstoffen, ging in de eerste en laatste kwartalen van het jaar ook een deel van de oogst verloren in dezelfde plantages omdat de wegen er zwaar beschadigd waren door de hevige regenval en plaatselijke overstromingen, waardoor de plantages moeilijk toegankelijk waren en er problemen waren om te oogsten en de vruchten te transporteren.

Citra Sawit Mandiri

De PT Citra Sawit Mandiri (CSM) plantage bevindt zich op twee uur rijden ten noorden van de UMW-TUM-groep en beslaat 1 746 hectare, waarvan 1 694 hectare matuur is en 52 hectare immatuur is. Door de juridische problemen op deze plantage met gedeeltelijk organische bodem in verband met de ontwikkelings- en beplantingsdata en het lopende proces om de exploitatievergunning (HGU) te verkrijgen, beschikt CSM momenteel niet over een RSPO-certificaat.

In 2019 is er grote vooruitgang geboekt in het verkrijgen van de HGU-licentie, dankzij een nauwe samenwerking tussen de afdeling juridische aangelegenheden en bedrijfszaken van PT Tolan Tiga, het plantageteam en de overheid. Tijdens het jaar werd er ook werk gemaakt van de verplichting om 20% van het potentiële HGU-areaal als Plasmagronden te bestemmen, in die mate dat er wordt verwacht dat de HGU zal worden toegekend in het eerste halfjaar van 2020.

Deze veelbelovende ontwikkelingen hebben het bedrijf ertoe aangezet de mogelijkheid te onderzoeken om de RSPO-certificering voor dit waardevolle actief te verkrijgen, en de hoop luidt dat deze optie zal worden gevolgd na de succesvolle voltooiing van de HGU-aanvraag.

CSM is een productieve plantage die de beste beheerpraktijken voor organische bodems volgt en haar rendement in de laatste jaren aanzienlijk heeft verhoogd, tot een gemiddelde opbrengst van 23,12 ton FFB per hectare in 2019. Er is hoop dat de plantage binnenkort kan worden toegevoegd aan de lijst van duurzame en gecertificeerde leveranciers van Tolan Tiga.

Arbeiders

De arbeidssituatie is in de regio Noord-Sumatra stabiel gebleven, zonder noemenswaardige sociale conflicten op de plantages. In 2019 is het regionale minimumloon met 9,7% gestegen, wat druk uitoefende op de kosten en waardoor er meer aandacht werd besteed aan efficiëntie en vermindering van het aantal werknemers. De beschikbaarheid van arbeidskrachten in de oliepalm- en rubberplantages blijft goed. De relaties tussen het bedrijf en de vakbond zijn nog steeds constructief en vriendschappelijk, ondersteund door maandelijkse bijeenkomsten om problemen tijdig aan te pakken. Elke plantage heeft nog steeds een succesvolle 'werknemerscoöperatieve', die kleine supermarken beheert, maar ook contract- of seizoenarbeiders aantrekt en levert. Elk jaar wordt de winst uit de coöperatie na een algemene aandeelhoudersvergadering en audit als dividend uitgekeerd aan de leden, zijnde de werknemers.

De biometrische vingerafdruktechnologie die vorig jaar werd ingevoerd, is nu uitgebreid naar alle plantages in Noord-Sumatra. Met deze technologie kunnen de managementteams de aanwezigheid van seizoenarbeiders nauwkeuriger opvolgen. Dankzij de ondersteuning van het IT-team worden de gegevens nu direct in het softwaresysteem van het bedrijf ingevoerd, waardoor de integriteit, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie, die voordien met de hand werd geregistreerd, sterk verbeterd zijn.

In overeenstemming met het beleid van het bedrijf werd 33% van alle arbeiderswoningen in de loop van het jaar volledig gerepareerd en onderhouden. Dit initiatief werd verder ondersteund door onderhoud aan scholen, moskeeën, kerken, gemeenschapsgebouwen en andere bijgebouwen, om ervoor te zorgen dat de werknemers en hun gezinnen veilige en comfortabele huisvesting en faciliteiten genieten.

Meststof

Het bemestingsprogramma voor alle plantages was aan het einde van het jaar voltooid in lijn met de aanbevelingen. Dankzij voldoende mankracht en opslagcapaciteit, goed onderhouden toegangswegen tot de velden en de tijdige levering van meststoffen konden de plantages het werk op tijd voltooien, ondanks bepaalde moeilijkheden met betrekking tot het tijdstip van bemesting tijdens de lange droogte. De bemestingsadviezen voor alle gebieden worden opgesteld door VBS op basis van de voedingsstoffenanalyse van blad- en bladsteelmonsters, en van de eigenschappen van de bodem en de voedingsstoffenstatus. Het doel is de optimale economische respons te bieden op het gebruik van meststoffen, die de duurste grondstof zijn in de onderhoudskosten voor plantages.

De compostinstallatie van Bukit Maradja POM, die in 2017 in gebruik werd genomen, bleef goed draaien tijdens 2019. Op ongeveer 1 361 hectare in de plantage Bukit Maradja werd tijdens het jaar compost aangebracht. Het gebruik van compost werd verhoogd van 10 ton/hectare in 2018 naar 15 ton/hectare in 2019. Deze stijging van het compostgebruik werd gecombineerd met een daling van het gebruik van kunstmest van circa 7 kg meststof per palm naar 2 kg per palm. Als bijkomend voordeel van compostgebruik wordt er een rijkere bodemkwaliteit verwacht. Er wordt gehoopt dat de opbrengst hierdoor met wel 2 ton FFB per hectare kan worden verbeterd.

In de plantage van Perlabian worden er nog steeds lege palmtrossen ("empty fruit bunches" of EFB) aangebracht op door VBS aanbevolen percelen, naar rato van 40 ton per hectare. Bepaalde vormen van kunstmest zoals kaliumchloride ("muriate of potash" of MOP) worden verminderd wanneer er EFB worden gebruikt.

Plagen en ziektes

In 2019 bleef de hele regio relatief gespaard van grote plagen en werden er enkel op kleine schaal netelrupsen en zakjesdragers gedetecteerd tijdens regelmatige controles, die op hun beurt werden uitgevoerd in overeenstemming met het geïntegreerde plaagbestrijdingsprogramma van de Vennootschap ("integrated pest management" of IPM). De grootste problemen in verband met plagen situeren zich nog steeds op de plantage van Kerasaan, waar een gebied van 300 hectare is aangetast door netelrupsen. Het management leverde opnieuw heel wat inspanningen om voldoende mankracht en middelen in te zetten en de aangetaste palmen te behandelen, en bleef ook nuttige bloemen aanplanten. Deze bloemen fungeren als gastheren voor natuurlijke vijanden van het ongedierte. Daarnaast worden er ook massaal insecten gekweekt en vrijgelaten die het ongedierte belagen. Er zijn bewijzen dat deze strategie werkt, aangezien het aantal larven van ongedierte dat wordt gedetecteerd door de telploegen daalt. Het zal cruciaal zijn gedurende een lange termijn waakzaam te blijven en dezelfde strikte discipline aan de dag te leggen om dit probleem voor eens en voor altijd op te lossen.

Wat ziektes betreft, blijft het grootste risico voor de oudere plantages dat van stambasisrot, veroorzaakt door de schimmel Ganoderma boninense. Deze slopende ziekte is fataal zodra de palm is aangetast en in de zwaarst getroffen gebieden gaan per jaar tot acht palmen per hectare verloren. In de afgelopen jaren heeft het bedrijf deze ziekte met man en macht bestreden. Voor en tijdens de herbeplanting wordt de grond intensief bewerkt, in combinatie met de snelle ontwikkeling van de bodembedekker mucuna bracteata, gevolgd door een braakliggingsperiode van 1 jaar in een poging om de levenscyclus van de schimmel te beëindigen of op z'n minst te onderbreken. In de meest gevoelige plantages is in de periode 2014-2016 'Gano-tolerant' plantmateriaal geplant. Nu deze palmen matuur zijn, wordt er van zeer nabij gecontroleerd of er sporen zijn van Ganoderma. Het gebruik van antagonistische en heilzame schimmels zoals Trichoderma en de bodemverbeteraar Rhizoplex maakt ook deel

Herbeplanting

schimmel.

Als onderdeel van het continue herbeplantingsprogramma van het bedrijf om oude, hoge en minder goed presterende palmen te vervangen

uit van het wapenarsenaal tegen deze virulente

door nieuw, hoogrenderend plantmateriaal, werd in 2019 in totaal 278 hectare herbeplant: 173 hectare in Perlabian en 105 hectare in Bukit Maradja. Gelet op de lage palmolieprijzen tijdens het jaar en de verwachte daling van de financiële resultaten, werd bij het opmaken van het budget de moeilijke beslissing genomen om de herbeplantingen voor de regio in 2020 uit te stellen en de investeringen toe te spitsen op de nieuwe ontwikkelingen in Zuid-Sumatra. Als gevolg daarvan werden er geen palmen meer gekapt voor de braakliggingsperiode van een jaar en werd er geen zaad meer besteld voor de kweektuinen.

2.1.3 Rubberplantages

BEDRIJVEN RUBBERPLANTAGES MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
RUBBER
(TON) 2019
RUBBER
(TON) 2018
RENDEMENT 2019
RUBBER/HA (TON)
PT BANDAR SUMATRA BANDAR PINANG 939,09 171,01 972 1 383 1,040
PT MELANIA MAS PALEMBANG 1 874,27 926,12 2 379 2 976 1,285
TOTAAL 2 813,36 1 097,13 3 351 4 359 1,203

De totale rubberproductie daalde in 2019 met 23% in vergelijking met het vorige jaar, van 4 359 ton droog rubber naar 3 351 ton.

De grootste oorzaak voor deze forse productiedaling was de verspreiding van een bladziekte veroorzaakt door de schimmel Pestalotiopsis. Door deze ziekte, die tot een groot bladverlies leidde, en de langer dan normaal durende bladwissel produceerden de bomen minder latex. De ziekte heeft zich zowel binnen Indonesië verspreid als in de omringende landen die rubber produceren. Het is zorgwekkend dat er momenteel geen doeltreffende behandeling tegen bestaat. Aangezien er in het algemeen te weinig is geïnvesteerd in onderzoek naar rubberbomen, lijkt het weinig waarschijnlijk dat er binnenkort resistente variëteiten zullen worden gekweekt. De Groep blijft dan ook nauw samenwerken met VBS, de onderzoekspartner van SIPEF, om een behandeling te vinden die aanslaat.

De aanwezigheid en de behandeling van witte wortelschimmel blijven onder controle op minder dan 1% in de plantages van Bandar Pinang en MAS. De toestand wordt ook nauwlettend in de gaten gehouden.

Daarnaast werd de opening van tapsegmenten in de nieuwe mature gebieden uitgesteld door de lage rubberprijzen, wat eveneens een rol heeft gespeeld in de productiedaling. Gezien de lage rubberprijzen het hele jaar door hebben de managementteams zich proactief gericht op het aantal werknemers en het terugschroeven van de arbeidsbezetting, door de productiviteit te verhogen, de omvang van taken uit te breiden en niet-essentiële functies op de plantages in te perken.

Het uitstel van de rubberherbeplantingen in de plantages van Bandar Pinang en MAS Palembang in 2019 is verlengd voor 2020 omdat de rubberprijzen laag blijven. Hoewel dit een opportunistische maatregel is, heeft het een grote negatieve impact op de opbrengsten, omdat de schorsreserves van de bomen uitgeput raken en intensief tappen steeds minder oplevert. Op de plantages zijn voorzieningen getroffen om door te gaan met de kap en grondbewerking, zowel om de rokerijen te blijven bevoorraden met brandhout van de gekapte rubberbomen, als om te voldoen aan de strikte landbouwkundige eisen om de witte schimmelziekte te voorkomen. Op deze manier is de grond helemaal klaar voor wanneer de herbeplanting opnieuw begint.

2.1.4 Palmoliefabrieken

PALMOLIEFABRIEK BUKIT MARADJA PERLABIAN UMBUL MAS WISESA
CAPACITEIT (TON FFB/U) 30 55 40
2018 2019 Verschil
(%)
2018 2019 Verschil
(%)
2018 2019 Verschil
(%)
Werkelijke
verwerkingscapaciteit
29 30 +3,50 51 53 +3,90 40 41 +2,50
Verwerkte FFB (TON) 109 237 111 901 +2,40 213 596 200 950 -5,90 173 207 161 033 -7,00
Olie-extractiepercentage (%) 23,68 23,91 +0,23 21,82 21,84 +0,02 24,01 23,75 -0,26
Palmpitextractiepercentage (%) 5,51 5,08 -0,43 5,62 5,68 +0,06 3,92 3,76 -0,16

Palmoliefabriek van Bukit Maradja (BMPOM)

Deze fabriek ontvangt de vruchten van de plantages Bukit Maradja en Kerasaan. In 2019 steeg het volume verwerkte FFB met 2,4% ten opzichte van 2018, met een algemene stijging van het olie-extractiepercentage ("Oil Extraction Rate" – OER) van 0,23% en een daling van het palmpitextractiepercentage ("Kernel Extraction Rate" – KER) van 0,43%. In 2019 werd er in totaal 22 345 ton compost geproduceerd, in vergelijking met 17 787 ton compost in 2018. Tijdens 2019 werd vooral gewerkt aan de verbetering van de efficiëntie van de compostsystemen en -werkwijzen op de site, in nauw overleg met de technologieleveranciers van de installatie, "Compost Advice and Analysis" (CAA). Dit heeft geleid tot een verhoging van de compostproductie van 16,28% per volume FFB in 2018 naar 19,97% per volume FFB in 2019. Het plan is nog altijd om de kunstmestbehoefte van de plantage van Bukit Maradja volledig te vervangen.

Palmoliefabriek van Perlabian (PLPOM)

Deze fabriek ontvangt de vruchten van de plantages Perlabian en Tolan. In 2019 daalde het volume verwerkte FFB met 5,92% ten opzichte van 2018, maar steeg zowel de OER (0,02%) als de KER (0,06%). De technische afdeling heeft voorbereidingen getroffen om het systeem voor de ketelwaterbehandeling verder te verbeteren in 2020. Vruchten van de oude aanplantingen met Marihat 'Dumpy' (16% van de bevoorradingsbasis) met OER's van circa 18% hebben nog steeds een invloed op de algemene OER van de fabriek in Perlabian, terwijl de vruchten van ander plantmateriaal zoals verwacht een OER van 23% en meer opleverden. De vervanging van het 'Dumpy' plantmateriaal is een prioritaire doelstelling. De bioreactor met methaanopvang heeft afgelopen jaar goed gewerkt, en het methaan wordt momenteel gebruikt in de ketel of afgefakkeld.

Silo's voor bulkopslag van palmpitten

Palmoliefabriek van Umbul Mas Wisesa (UMWPOM)

Deze fabriek ontvangt de vruchten van de plantages Umbul Mas Wisesa South (UMWS), Umbul Mas Wisesa North (UMWN) en Toton Usaha Mandiri (TUM) en van RSPO-gecertificeerde lokale producenten. In 2019 daalde het volume verwerkte FFB met 7,03% in vergelijking met 2018 en was er een daling van de OER met 0,26% en van de KER met 0,16%. Deze minder goede prestatie had zeer veel te maken met het lagere gewicht van de trossen en het lagere oliegehalte van de vruchten. De bioreactor met methaanopvang heeft het afgelopen jaar goed gewerkt.

Een van de belangrijkste voorwaarden in de Hak Guna Usaha (HGU) of grondgebruiksvergunning voor UMW is het engagement van het bedrijf om vruchten te kopen van omliggende producenten. Tijdens 2019 werd de samenwerking voortgezet met de lokale telers, van wie een deel sinds het begin van 2018 een RSPO-certificering heeft. Dit bood de kans hun vruchten toe te voegen aan de bevoorradingsbasis uit gecertificeerde plantages. Daarnaast werden de gemeenschappen rondom de fabriek ook opnieuw ondersteund met opleiding en landbouwvoorlichting. Dat betekent dat alle vruchten die de UMW-fabriek verwerkt, beschikken over een RSPO-certificaat en dat de palmproducten het label 'identiteit gewaarborgd' hebben gekregen, waardoor ze de prijspremie opleveren die ook de andere fabrieken van de Groep genieten.

In 2019 heeft de fabriek van Umbul Mas Wisesa meer dan 30 000 ton EFB getransporteerd naar en aangebracht op de plantage van Perlabian tegen een totale kostprijs van meer dan USD 300 000. De technische afdeling heeft verschillende opties overwogen om dit afvalproduct om te zetten in een product met toegevoegde waarde. Uiteindelijk werd er besloten dat de productie van biopellets de beste oplossing zou zijn, zowel vanuit operationeel standpunt als wat het rendement op de investering betreft.

In 2020 zal de fabriek van Umbul Mas Wisesa dus biopellets produceren. De extra inkomsten van deze activiteit worden geschat op meer dan USD 300 000 per jaar. Er wordt verwacht dat deze investering na vijf jaar zal zijn terugverdiend.

2.1.5 Rubberfabrieken

RUBBERFABRIEK BANDAR PINANG MAS PALEMBANG
CAPACITEIT (TON RUBBER/U) 1,50 1,50
2018 2019 Verschil (%) 2018 2019 Verschil (%)
Werkelijke verwerkingscapaciteit 1,54 1,24 -19,48 1,56 1,56 0,00
Verwerkte rubber (TON) 1 893 1 402 -25,96 2 267 1 852 -18,27

Rubberfabriek van Bandar Pinang (BPRF)

De fabriek verwerkt nog altijd het latex en tweede kwaliteit rubber van zowel de plantage in Bandar Pinang als die in Timbang Deli. Ze presteerde in 2019 onder de verwachtingen van het management, met een productie van 1 402 ton gerookte rubbervellen ("ribbed smoked sheets" of RSS) tegenover 1 893 ton in 2018, ofwel een daling van 25,96%. De RSS-productie ligt lager dan verwacht door het hoge bladverlies van de rubberbomen als gevolg van de bladziekte Pestalotiopsis en door de langdurige bladwissel.

Rubberfabriek van MAS (MASRF)

Deze fabriek, die nog altijd het latex van de MAS Palembang-plantage verwerkt, presteerde in 2019 onder de verwachtingen van het management, met een RSS-productie van 1 852 ton tegenover 2 267 ton in 2018, ofwel een daling van 18,27%. De RSS-productie ligt lager dan verwacht, eveneens door het bladverlies van de rubberbomen als gevolg van Pestalotiopsis en door de langdurige bladwissel.

2.2 Bengkulu

Met 11 oliepalmplantages, 2 palmoliefabrieken, 1 rubberplantage en 1 rubberfabriek is Bengkulu goed voor ruim een derde van de FFBproductie van alle Indonesische activiteiten. De 12 plantages in Bengkulu bestrijken 21 475 hectare of 32% van de totale beplante oppervlakte. Er werken 138 kaderleden en 4 406 arbeiders.

2.2.1 Neerslag

In de regio Bengkulu viel tijdens het jaar 23% minder neerslag dan het langetermijngemiddelde, 2 840 mm tegenover 3 665 mm. Het weer in deze meer zuidelijke regio van Sumatra verschilde enigszins van het weer in de plantages in het noorden. De totale neerslag in het eerste halfjaar was over het algemeen gunstig voor de groei en opbrengst van de palmen, maar vanaf augustus tot november had de regio te kampen met een zeer opvallende en ernstige droogte, waarbij de maandelijkse hoeveelheden neerslag maar net of niet voldoende waren om de bodem vochtig te houden. In 2020 en 2021 zullen er zeer waarschijnlijk lagere rendementen worden behaald als gevolg van deze perioden van vochttekorten, waarvan de impact groter zal zijn op de oudere palmen dan op de jongere exemplaren.

2.2.2 Oliepalmplantages

BEDRIJVEN PALMPLANTAGES MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
FFB (TON)
2019
FFB (TON)
2018
RENDEMENT 2019
FFB/HA (TON)
PT AGRO MUKO SUNGAI KIANG 1 646,10 295,96 28 709 31 751 17,44
TALANG PETAI 1 715,43 406,84 35 351 42 685 20,61
TANAH REKAH 2 106,12 937,60 53 970 68 070 25,63
MUKOMUKO 2 810,52 860,32 68 293 61 368 24,30
SUNGAI BETUNG 1 292,16 0,00 29 643 29 568 22,94
BUNGA TANJUNG 2 312,19 0,00 42 297 49 494 18,29
AIR BIKUK 670,16 543,40 10 608 15 356 15,83
AIR BULUH 2 170,79 0,00 46 512 51 446 21,43
PT MUKOMUKO
AGRO SEJAHTERA
AIR MANJUNTO 881,60 95,95 10 654 8 812 12,09
MALIN DEMAN 616,51 15,25 13 194 11 608 21,40
SUNGAI TERAMANG 249,45 105,64 2 346 940 9,40
TOTAAL 16 471,03 3 260,96 341 577 371 098 20,74

De totale FFB-opbrengsten daalden in 2019 met 8% in vergelijking met het vorige jaar, namelijk van 371 098 ton naar 341 577 ton. Dat de gewasopbrengst minder goed was dan het voorgaande jaar en onder de doelstellingen van het management voor 2019 bleef was voornamelijk te wijten aan de vier maanden durende droogte tijdens de tweede helft van jaar, die zeer nadelig was voor de hoge palmen. Aangezien het voor de meeste plantages in Bengkulu weldra tijd is voor herbeplanting, bestaat de meerderheid van de bomen op deze plantages uit oudere palmen. Deze regio werd dan ook harder getroffen door de droogte dan de andere regio's.

Toch is de OER in 2019 duidelijk gestegen ten opzichte van het vorige jaar, vooral dankzij de verbetering van de oogstrijpheidsnormen in het veld en een verhoging van de kwaliteit van de aan de fabrieken geleverde vruchten; een drastische vermindering van geoogste trossen die niet onmiddellijk kunnen vervoerd worden na voortgezette investeringen in transportmiddelen; wegverhardingsinitiatieven; de samenvoeging van oogstgroepen om de efficiëntie te verhogen; de impact van continue herbeplanting met

verbeterd plantmateriaal, d.w.z. met een hogere olieopbrengst per tros; en droger weer, vooral tijdens het derde en vierde kwartaal van het jaar.

Arbeiders

Het is doorgaans moeilijker om beschikbare arbeidskrachten te vinden in Bengkulu dan in Noord-Sumatra, vanwege het meer afgelegen en moeilijkere terrein en omdat er heel wat gebieden met hogere palmen zijn, die fysiek en technisch moeilijker te oogsten zijn. In het kader van de strategie om deze uitdagingen aan te pakken, werd de methode voor de vaststelling van standaard productiviteitsdoelstellingen per dag en de betaling van premies voor verhoogde productiviteit herzien en ingevoerd tijdens het jaar. Hierdoor nam de productiviteit van de oogsters toe en konden ze hun dagelijkse loon verhogen, terwijl de impact op de productiekosten van het bedrijf minimaal was.

De relatie met de vakbond blijft constructief in Bengkulu. Er vinden regelmatig ontmoetingen tussen het bedrijf en de vakbond plaats. Het vorig jaar ingevoerde concept van de werknemerscoöperaties die supermarkten beheren en seizoensarbeid voor kortetermijncontracten leveren, werd in 2019 met succes voortgezet in Bengkulu. De boeken en financiële prestaties van de coöperatieve voor 2019 worden momenteel gecontroleerd volgens de normale procedure en in maart 2020 zal de gewone algemene vergadering (GAV) worden gehouden. Op deze vergadering zal worden beslist over de bestemming van de winst en de uitkering van een dividend.

De uitbesteding van beveiligingsdiensten aan "Safeguarding Solutions Indonesia" (SSI), een externe beveiligingsfirma, werd beslist in april 2018 en daarna uitgerold over de hele regio Bengkulu. In 2019 werden de beveiligingsdiensten uitgebreid, en de veiligheidssituatie was goed onder controle en verbeterd.

Meststof

Het bemestingsprogramma voor alle plantages was aan het einde van het jaar voltooid in lijn met de aanbevelingen. Dankzij voldoende mankracht en opslagcapaciteit, een betere toegang tot het veld en de tijdige levering van meststoffen konden de plantages het programma op tijd voltooien, ondanks de droogte in de tweede helft van het jaar. De bemestingsadviezen voor alle gebieden worden opgesteld door VBS op basis van de voedingsstoffenanalyse van blad- en bladsteelmonsters, en de eigenschappen van de bodem en de voedingsstoffenstatus. Het doel is de optimale economische respons te bieden op het gebruik van meststoffen, die de duurste grondstof zijn in de onderhoudskosten voor plantages. In totaal werden 52 506 ton EFB als mulchlaag verspreid over 1 613 hectare om het bodemherstel te verbeteren en als organische meststof voor een duurzame palmteelt.

Plagen en ziektes

In tegenstelling tot Noord-Sumatra worden de plantages in Bengkulu over het algemeen nauwelijks getroffen door plagen of ziektes. Waakzaamheid blijft echter geboden omdat sommige van de herbeplante gebieden periodiek worden getroffen door de neushoornkever. Er was ook een toename van het aantal ratten, die in sommige plantages van het bedrijf voor schade hebben gezorgd. Tijdens het jaar werden er 130 nestkasten voor kerkuilen geplaatst. De nestkasten zijn voor 50 tot 70% bezet en ze worden gebruikt door broedende koppels kerkuilen, wat erop wijst dat dit programma niet onsuccesvol is. Door regelmatige controles op schade door ratten voor en na de plaatsing van de nestkasten zal het bedrijf de resultaten kunnen kwantificeren en het succes van het project nauwkeuriger kunnen bepalen. Ook in Bengkulu wordt het IPMprogramma van het bedrijf gevolgd, waarbij in alle herbeplantingsgebieden nuttige planten worden geplant als gastheer voor de natuurlijke vijanden van het bekende ongedierte.

Herbeplanting

Als onderdeel van het continue herbeplantingsprogramma van het bedrijf om oude en minder goed presterende palmen te vervangen door nieuw, hoogrenderend plantmateriaal, zijn in 2019 in totaal 1 523 hectare herbeplant op vijf plantages. Alle plantages hebben hun herbeplantingsprogramma in de loop van het jaar met succes afgerond. Dit was voornamelijk te danken aan een vroege start van het herbeplantingsprogramma. Tijdens de herbeplanting werd de gelegenheid aangegrepen om de velden beter toegankelijk te maken en te aligneren en het drainagesysteem te herpositioneren om de operationele efficiëntie te verbeteren en toekomstige mechanisatie-initiatieven te bevorderen.

2.2.3 Rubberplantage

BEDRIJVEN RUBBERPLANTAGE MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
RUBBER
(TON) 2019
RUBBER
(TON) 2018
RENDEMENT 2019
RUBBER/HA (TON)
PT AGRO MUKO SEI JERINJING 1 455,23 287,31 2 143 2 569 1,472

De totale rubberproductie daalde in 2019 met 17% in vergelijking met het vorige jaar, van 2 569 ton droog rubber naar 2 143 ton. De bladziekte veroorzaakt door de schimmel Pestalotiopsis heeft zich verspreid over de hele plantage en heeft de latexproductie sterk beïnvloed door het algemene bladverlies. Het herstelproces verliep zeer traag door een secundaire infectie en de aanhoudende droogte in de tweede helft van het jaar, waardoor de bladwisselperiode langer duurde dan normaal. Door deze tweevoudige impact konden de gebruikelijke stimuleringsrondes op de plantage, die deel uitmaken van het opbrengstmaximalisatieproces tijdens een normaal teeltseizoen, niet worden uitgevoerd. De opnieuw uitgestelde herbeplanting heeft ook invloed op de productie,

omdat het rendement van de overblijvende oude bomen verminderd is aangezien de aanwezigheid van schors zeer beperkt is in deze gebieden. Net zoals op de andere rubberplantages werden ook in Sei Jerinjing (SJE) inspanningen gedaan om het aantal arbeidskrachten terug te schroeven om de kosten onder controle te houden en zoveel mogelijk te drukken.

In 2019 werd herbeplanting al uitgesteld vanwege de lage rubberprijzen. Ook voor 2020 is besloten om in deze regio nog geen herbeplantingen uit te voeren, maar in plaats daarvan de beperkte kapitaalreserves te investeren in de nieuwe ontwikkelingen in Zuid-Sumatra.

PALMOLIEFABRIEK MUKOMUKO BUNGA TANJUNG
CAPACITEIT (TON FFB/U) 60 30
2018 2019 Verschil (%) 2018 2019 Verschil (%)
Werkelijke verwerkingscapaciteit 59 56 -5,08 30 30 0,00
Verwerkte FFB (TON) 247 135 231 041 -6,51 137 461 123 852 -9,90
Olie-extractiepercentage (%) 23,07 24,42 +1,35 22,76 23,53 +0,77
Palmpitextractiepercentage (%) 4,90 4,69 -0,21 5,11 5,04 -0,07

2.2.4 Palmoliefabrieken

Palmoliefabriek van Mukomuko (MMPOM)

Deze fabriek ontvangt de vruchten van de plantages Mukomuko (MME), Sei Betung (SBE), Tanah Rekah (TRE), Talang Petai (TPE) en Sei Kiang (SKGE). In 2019 daalde het volume verwerkte FFB met 6,51% in vergelijking met 2018 en was er een stijging van de OER met 1,35% maar een daling van de KER met 0,21%.

De betere kwaliteit van de vruchten speelde een belangrijke rol bij de stijging van de OER in 2019, waarbij het management meer aandacht besteedde aan de aanpak van problemen op het veld.

De biogasinstallatie bleef het hele jaar door goed werken. Methaan werd gebruikt als brandstof in de rubberdrooginstallaties van de granulaatrubberfabriek ("crumb rubber factory" of CRF) van Mukomuko en ook in de biogasgenerator om stroom te leveren aan PT Perusahan Listrik Negara (PLN) en voor de interne verbruiksbehoefte. In 2019 produceerde de biogasgenerator in totaal 5 694 025 kilowattuur elektriciteit, waarvan 1 972 940 kilowattuur werd geëxporteerd naar PLN en 3 721 085 kilowattuur intern werd verbruikt, waardoor de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen werd verminderd. Dit jaar zijn vier plantages (MME, TRE, SBE en SJE) voor hun elektriciteitsbevoorrading overgestapt van dieselgeneratoren naar het PLN-net. Dit zal voor het bedrijf aanzienlijke extra besparingen opleveren op de dieselfactuur.

Palmoliefabriek van Bunga Tanjung (BTPOM)

Deze fabriek verwerkt de vruchten van de plantages Bunga Tanjung (BTE), Air Bikuk (ABKE) en Air Buluh (ABE). In 2019 daalde het volume aangeleverde FFB met 9,90% in vergelijking met 2018 en was er een stijging van de OER met 0,77% en een daling van de KER met 0,07%. De fabriek werd om historische redenen gebouwd met een verwerkingscapaciteit van 60 ton FFB per uur, maar draait op halve capaciteit. In 2019 werd 30 ton FFB per uur verwerkt, min of meer evenveel als in 2018.

De OER van deze fabriek steeg niet in dezelfde mate als bij MMPOM, omdat de kwaliteit van de vruchten lager lag dan verwacht. De FFBkwaliteit bij BTPOM is echter verbeterd in 2019 in vergelijking met 2018, dankzij de grote inspanningen van het management om de kwaliteit van de vruchten te verbeteren. De verwerkingsresultaten van de fabriek bleven het hele jaar goed onder controle. De olieverliezen bleven ruim binnen de aanvaardbare normen en de reparatie- en onderhoudsprogramma's verliepen volgens plan.

GRANULAATRUBBERFABRIEK MUKOMUKO CAPACITEIT (TON RUBBER/U) 0,50 2018 2019 Verschil (%) Werkelijke verwerkingscapaciteit 0,53 0,51 -3,77 Verwerkt rubber (TON) 3 302 2 669 -19,15

2.2.5 Rubberfabriek

Granulaatrubberfabriek in Mukomuko (MMCRF)

Deze fabriek, die het latex en tweede kwaliteit rubber van SJE en het tweede kwaliteit rubber uit de MAS-plantage in Palembang verwerkt, beleefde in 2019 een moeilijk jaar door de lagere opbrengsten vanwege het bladverlies van de rubberbomen veroorzaakt door Pestalotiopsis. De granulaatrubberfabriek produceerde in 2019 in totaal 2 669 ton rubber, tegenover 3 302 ton in 2018, een daling van 19,15%.

2.3 Zuid-Sumatra

Met 10 oliepalmplantages en 1 palmoliefabriek vertegenwoordigen de nieuwe ontwikkelings- en rehabilitatieprojecten van Zuid-Sumatra een toenemend percentage van de FFB-productie van alle Indonesische activiteiten. De 10 plantages in Zuid-Sumatra bestrijken 17 048 hectare of 25% van de totale beplante oppervlakte. Er werken 159 kaderleden en 3 698 arbeiders.

2.3.1 Neerslag

In de regio Zuid-Sumatra viel tijdens het jaar 7% minder neerslag dan het langetermijngemiddelde, 2 237 mm tegenover 2 401 mm. De weersomstandigheden in Zuid-Sumatra waren zeer vergelijkbaar met die van Bengkulu, met een goede eerste jaarhelft gevolgd door een veel drogere tweede jaarhelft. Er wordt echter verwacht dat de negatieve impact van de droogte op de opbrengst van de jongere palmen veel kleiner zal zijn dan voor de grotere palmen in Noord-Sumatra en Bengkulu. Een ander nadeel van de langdurige droogte was dat de beplantingsactiviteiten in de hele regio tijdelijk moesten worden opgeschort tot het opnieuw begon te regenen in het laatste kwartaal.

2.3.2 Oliepalmplantages

BEDRIJVEN PALMPLANTAGES MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
FFB (TON)
2019
FFB (TON)
2018
RENDEMENT 2019
FFB/HA (TON)
PT AGRO MUARA RUPIT AMR W 364,07 1 698,07 1 915 0 5,26
AMR E 737,71 1 513,07 3 692 1 374 5,00
AMR S 0,00 0,00 0 0 0
PT AGRO RAWAS ULU ARU W 342,64 600,98 2 344 1 532 6,84
ARU E 487,88 752,54 5 852 2 269 11,99
PT AGRO KATI LAMA AKL N 668,61 747,99 4 936 1 473 7,38
AKL S 1 825,60 572,84 14 261 6 119 7,81
AKL E 0,00 0,00 0 0 0
PT DENDYMARKER INDAH
LESTARI
SEI LIAM 1 472,09 1 043,32 13 708 11 018 9,31
SEI MANDANG 2 432,76 1 787,35 22 231 24 459 9,14
TOTAAL 8 331,36 8 716,16 68 939 48 244 8,27

De totale FFB-opbrengsten stegen in 2019 met 42% in vergelijking met het vorige jaar, van 48 244 ton naar 68 939 ton. Ondanks de droogte zien we het gecombineerde effect van een in toenemende mate matuur gebied, waar jonge palmen vruchten beginnen te dragen (8 331 mature hectaren in 2019, in vergelijking met 7 136 hectaren in het vorige jaar) en jonge mature palmen een hoger rendement opleveren. De vervanging van oudere, minder productieve palmen in de plantage Sei Mandang bij DIL, waar de herbeplanting wordt voortgezet, blijft eveneens zichtbare voordelen opleveren.

2.3.3 Nieuwe ontwikkeling op de plantages van Musi Rawas

Landcompensatie

De landcompensatieactiviteiten werden tijdens 2019 voortgezet op alle plantages van Musi Rawas. De vordering van deze activiteiten werd afgeremd door een aantal factoren: stijgende grondprijzen; de terughoudendheid van het management om de landcompensatieprijzen voor bestaande projecten te verhogen omdat hierdoor waarschijnlijk de prijzen voor nieuwe projecten zouden stijgen; de onbereidheid van landeigenaars om percelen met rubberbomen te verkopen, die wijdverspreid zijn in Zuid-Sumatra; en de aanzienlijke impact van vertragingen met betrekking tot de vereisten van de procedure voor nieuwe aanplantingen van de RSPO ("New Planting Procedure" of NPP) op de drie recent verworven Izin Lokasis. Ondanks de moeilijkheden blijven de betrokken teams vastberaden voortwerken aan het verwerven van grond voor nieuwe ontwikkelingen. In 2019 werd 1 437 hectare land gecompenseerd, wat het totaal voor het project op 14 710 hectare brengt. Naast de gecompenseerde grond voor de aanplanting van eigen palmen (Inti), werd er nog eens 75 hectare grond verworven voor de aanplanting voor omliggende boeren (Plasma), wat dit totaal op 2 341 hectare brengt.

Aanplanting

De beplantingsactiviteiten waren nauw verbonden met de activiteiten voor landcompensatie en het plantklaar maken van de gronden. In het begin van het jaar waren er enkele problemen omdat de ontwikkeling werd vertraagd door budgettaire beperkingen, die daarna werden opgeheven. Het NPP-proces remde eveneens de initiatieven af om gronden plantklaar te maken en te beplanten. Daarna moesten de beplantingsactiviteiten in de

tweede helft van het jaar worden opgeschort door de droogte. Ondanks deze moeilijkheden werd er tijdens het jaar circa 1 210 hectare beplant voor Inti en 314 hectare voor Plasma, wat, tot op heden, het totaal voor de projecten op 10 312 hectare Inti en 1 485 hectare Plasma brengt. Beide kweektuinen bleven op volle capaciteit draaien tijdens het jaar en kweekten meer dan een miljoen zaailingen (genoeg om ruim 5 500 hectare te beplanten). De kweektuinen leveren zaailingen aan de plantages van Musi Rawas en voor de herbeplanting en ontwikkeling van DIL.

Onderhoud en infrastructuur

Naarmate de projecten evolueren van nieuwe ontwikkelingen naar meer gevestigde, productieve plantages, moet er worden geïnvesteerd in en gezorgd voor de nodige infrastructuur om het personeel en de werknemers te ondersteunen bij de uitvoering van hun dagelijkse activiteiten, om de vruchten effectief te kunnen oogsten en te verzamelen en van het veld naar de fabriek te kunnen transporteren. Daarvoor

werden aanzienlijke middelen ingezet en grote inspanningen geleverd om wegen, bruggen en duikers te bouwen. Er werd geïnvesteerd in extra trucks om de grotere oogsten binnen te halen. De bouwactiviteiten boekten ook vooruitgang in AKL (zowel de plantagegebouwen als het regionale hoofdkantoorcomplex), ARU en AMR. Er werden niet alleen personeels- en arbeiderswoningen opgetrokken, maar ook ondersteunende gebouwen zoals kantoren, magazijnen voor meststoffen en materiaal, moskeeën, opslagplaatsen voor pesticiden en brandstof, tanks enz. Naast de normale plantage-infrastructuur schrijft de nieuwe overheidsregelgeving ook de bouw van brandtorens en afvalwaterzuiveringsinstallaties voor in alle plantages. Dit programma loopt verder in Zuid-Sumatra, net zoals dat het geval is in alle regio's in Indonesië waar PT Tolan Tiga actief is. Eind december 2019 is de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingsprojecten van Musi Rawas als volgt:

ORIGINELE PROJECTEN NIEUWE PROJECTEN
BESCHRIJVING (HECTARE) AKL ARU AMR SUBTOTAAL AMR 3 AMR S AKL E SUBTOTAAL TOTAAL
Izin Lokasi origineel 10 500 9 000 12 309 31 809 1 303 4 201 3 173 8 677 40 486
Izin Lokasi herzien 6 590 5 712 11 532 23 834 1 303 4 201 3 090 8 594 32 428
EIGEN (INTI)
Gecompenseerd areaal (1) 4 333 3 047 6 965 14 345 33 199 133 365 14 710
Geïdentificeerd areaal voor ontwikkeling 163 173 785 1 078 510 1 551 1 155 3 216 3 542
Potentieel areaal voor ontwikkeling 4 496 3 220 7 750 15 423 640 1 347 800 2 787 18 253
DERDEN (PLASMA)
Geïntegreerd areaal (2) 571 525 1 245 2 341 0 0 0 19 2 363
Geïdentificeerd areaal voor ontwikkeling 328 119 305 752 109 351 257 717 1 427
Potentieel areaal voor ontwikkeling 899 644 1 550 3 093 109 351 257 717 3 790
TOTAAL POTENTIEEL AREAAL 5 395 3 864 9 300 18 559 652 2 101 1 545 4 298 22 043
TOTAAL VERWORVEN AREAAL (1) + (2) 4 904 3 572 8 210 16 686 33 202 152 387 17 074
BEPLANT/PLANTKLAAR
Eigen beplant 3 815 2 184 4 313 10 312 0 0 0 0 10 312
Derden beplant 573 407 505 1 485 0 0 0 0 1 485
Land plantklaar gemaakt (niet beplant) 74 27 305 406 0 0 0 0 406
TOTAAL BEPLANT/PLANTKLAAR 4 462 2 618 5 123 12 203 0 0 0 0 12 203
% Beheerd areaal/verworven areaal 91% 73% 62% 73% 0% 0% 0% 0% 71%
% Beheerd areaal/potentieel areaal 83% 68% 55% 66% 0% 0% 0% 0% 55%
PERSONEELSBEZETTING
Plantagepersoneel 51 21 41 113 0 5 5 10 123
Plantagearbeiders 1 103 857 822 2 782 0 3 8 11 2 793
TOTAAL WERKNEMERS 1 154 878 863 2 895 0 8 13 21 2 916

2.3.4 Rehabilitatie van Dendymarker Indah Lestari (DIL)

Na de consolidatiefase die in 2018 volgde op de overname en het leerproces dat moest worden doorlopen om dit project op het niveau van de gangbare normen en praktijken van Tolan Tiga te brengen, werden in 2019 de investeringen, activiteiten en ontwikkeling van de twee Inti-plantages van de DIL-groep versneld. Terwijl het bedrijf voortwerkte aan een oplossing voor veel van de oude geschillen met de vorige eigenaars, bestond een deel van die activiteit uit landcompensatie in het kader van de HGU-vergunning. In 2019 werden 75 hectare op de plantage van Sei Mandang en 309 hectare op de plantage van Sei Liam voltooid. Dit is in een deel van het gebied (2 000 hectare) in het noordoosten dat voor een groot stuk wordt ingepalmd door lokale gemeenschappen en waar er veel sociale conflicten zijn. Hiervoor moest er een oplossing worden gezocht voor enkele al lang aanslepende en tot dan genegeerde grieven van deze lokale gemeenschappen. Deze conflicten hebben in combinatie met de droogte de beplantings- en herbeplantingsactiviteiten vertraagd. Desondanks werd er tijdens het jaar in totaal een oppervlakte van 1 868 hectare beplant.

Er werken 36 kaderleden en 905 arbeiders in de plantages en de fabriek van DIL. In 2019 werd fors geïnvesteerd in de verdere aanleg van het centrale plantagecomplex, met de bouw van 4 managerswoningen, 7 personeelswoningen, 38 arbeiderswoningen met twee verdiepingen, verschillende andere gebouwen, magazijnen en brandtorens.

Het laatste element van de rehabilitatie is de herstructurering en herbeplanting van de Plasmagronden in de Sei Rupit-plantage (SRE). Dit is een complexe kwestie waarbij honderden personen uit de negen omliggende dorpen betrokken zijn, die de 2 781 beplante hectaren vertegenwoordigen. In de loop van het jaar werd een tijdrovend maar essentieel proces van overleg met de gemeenschap voortgezet om volledige vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming ("Free, Prior and Informed Consent" of FPIC) te verkrijgen. Het team van Zuid-Sumatra heeft met de steun van het senior management van het Hoofdkantoor van Medan grote stappen gezet in het opstellen van een Plasma-bedrijfsmodel in overleg met de lokale gemeenschappen. Dit model zou in het eerste deel van 2020 moeten worden uitgerold in de hele regio. Er wordt verwacht dat deze positieve maatregel, die gericht is op een solide en duurzame ontwikkeling op lange termijn, het beste middel zal zijn om het vertrouwen tussen het bedrijf en de omliggende dorpen te herstellen en terug een constructieve relatie op te bouwen.

In de loop van het jaar zijn er onderzoeken en controles van landeigendom verricht, zijn er memoranda van overeenstemming ("memoranda of understanding" of MOU's) opgesteld en zijn de rollen en verantwoordelijkheden van zowel het bedrijf als de Plasmaleden onderhandeld en toegelicht. Er wordt verwacht dat in 2020 de eerste herbeplanting in SRE zal plaatsvinden.

2.3.5 Palmoliefabriek

PALMOLIEFABRIEK DENDYMARKER
CAPACITEIT (TON FFB/U) 20
2018 2019 Verschil (%)
Werkelijke verwerkingscapaciteit 20 20 0,00
Verwerkte FFB (TON) 47 934 73 784 +53,93
Olie-extractiepercentage (%) 18,02 20,67 +2,65
Palmpitextractiepercentage (%) 4,05 4,07 +0,02

Palmoliefabriek van Dendymarker (DMPOM)

Deze fabriek verwerkt de vruchten van de plantages Sei Liam, Sei Mandang, Sei Rupit, Agro Muara Rupit, Agro Rawas Ulu East, Agro Rawas Ulu West, Agro Kati Lama South en Agro Kati Lama North. In 2019 is het volume verwerkte FFB met 53,93% gestegen ten opzichte van 2018 en was

er een stijging van het olie-extractiepercentage van 2,65% en een KER-stijging van 0,02%. De kwaliteit van de vruchten van de plantages van Musi Rawas verbeterde en het aangevoerde percentage 'Dura'-vruchten van Sei Mandang daalde naarmate de herbeplanting vorderde.

2.4 West-Java

Met 1 theeplantage en 1 theefabriek vertegenwoordigen de activiteiten in Java een heel klein percentage van de productie van alle Indonesische activiteiten. De theeplantage in Java bestrijkt 1 768 hectare of 3% van de totale beplante oppervlakte. Er werken 15 kaderleden en 1 729 arbeiders.

2.4.1 Neerslag

De neerslag lag voor Cibuni 28% tijdens het jaar lager dan het langetermijngemiddelde, namelijk 2 519 mm tegenover 3 519 mm. Het neerslagniveau in West-Java tijdens de eerste vijf maanden van het jaar lag min of meer in de lijn van het langetermijngemiddelde. Daarna volgde een extreem droge periode die aanhield van juni tot november, waardoor de theebladopbrengsten dramatisch daalden. Theeplanten hebben over het algemeen 2 mm regen en 5 uur zon per dag nodig om hun beste rendement te behalen. Het aantal uren zonneschijn was geen probleem, maar het tekort aan water absoluut wel.

THEEPLANTAGE MATUUR IMMATUUR THEE (TON) THEE (TON) RENDEMENT 2019
HA HA 2019 2018 THEE/HA (TON)
CIBUNI 1 735,10 33,09 2 331 2 422 1,344

2.4.2 Theeplantage

De totale theeproductie daalde ten opzichte van vorig jaar met 4%, van 2 422 ton naar 2 331 ton. De theeproductie had de afgelopen twee jaar telkens te lijden onder de langdurige droogte in de tweede helft van het jaar.

De onderhouds- en snoeibeurten verliepen volgens de standaardprocedures (SOP's) van het bedrijf en de plukrondes werden het hele jaar door goed gevolgd. De combinatie van lage opbrengsten en lage theeprijzen zet de rendabiliteit van het theebedrijf zwaar onder druk.

Arbeiders

Het managementteam heeft een aantal initiatieven uitgewerkt om de operationele efficiëntie te verbeteren: verhoging van de productiviteit van de plukkers zonder in te boeten aan kwaliteit; identificeren en heropleiden van minder ervaren plukkers; verdere vermindering van het aantal werknemers in niet-kernactiviteiten om kosten te besparen en verbetering van de discipline en taakverdeling. De jaar-op-jaarstijging van de provinciale minimumlonen in de afgelopen drie jaar bedroeg gemiddeld iets meer dan 9%, en voor 2020 wordt een stijging verwacht van 8,6%, die nog door de provinciale overheid moet worden bekrachtigd.

De banden met de vakbond zijn nog steeds hartelijk en constructief en de huidige collectieve overeenkomst tussen het bedrijf en de vakbond blijft geldig tot en met december 2020.

De werknemerscoöperatieve van Cibuni is sinds januari 2016 actief. De winkel voorziet in de belangrijkste verbruiksartikelen voor de werknemers en de winst van de coöperatie in 2019 lag 7% hoger dan vorig jaar.

Meststof

De plantage gebruikte 1 114 ton meststoffen, tegenover een aanbevolen totaal van 1 023 ton, een overschot van 9%. Een deel van deze meststoffen was overgedragen van 2018 en ook in 2019 kon een deel van het bemestingsprogramma niet worden uitgevoerd door de lange droogte.

Plagen en ziektes

Cibuni blijft een beroep doen op de diensten van Dr. Suzanne Neave, een consultant van het "Centre for Agriculture and Bioscience International" (CABI), dat wordt geleid via SIPEF's onderzoekspartner VBS. Haar werk is van onschatbare waarde om de plantageteams te helpen bij de ontwikkeling van een IPMprogramma gebaseerd op de brede en gevarieerde plagen en ziektes die de theeplanten elk jaar treffen. De basis van de IPM-strategie is een gerichte combinatie van culturele, fysische, biologische en chemische controlemaatregelen, die worden toegepast met een beter inzicht in de levenscyclus van elke plaag en ziekte. Door deze principes strikt toe te passen is het aantal hectaren die behandeld moesten worden tegen plagen en ziekten gestaag gedaald (-18% van 2018 naar 2019) en is het gebruik van chemische stoffen met 13% gedaald tijdens dezelfde periode.

Herbeplanting

De economische levensduur van theeplanten is veel langer dan die van oliepalmen of rubberbomen en herbeplanting gebeurt pas 80 jaar of meer na aanplanting. Daardoor is het jaarlijks te herbeplanten areaal veel kleiner dan voor andere gewassen. In 2019 werd circa 12 hectare herbeplant en werd nog eens 18 hectare bestemd voor herbeplanting in 2020, terwijl er zaailingen aan het groeien zijn in de kweektuin en het bewerken van de grond als voorbereiding op de braakliggingsperiode grotendeels voltooid is.

2.4.3 Theefabriek

CAPACITEIT TON THEE
THEEFABRIEK THEORETISCH WERKELIJK 2018 2019 VERSCHIL (%)
CITF 0,86 0,86 2 422 2 331 -3,76%

Theefabriek van Cibuni

(CITF)

De fabriek verwerkte 11 210 ton groene bladeren tot 2 331 ton gebruiksklare thee in 2019. Dit moet worden vergeleken met 11 288 ton groene bladeren die in 2018 werden verwerkt tot 2 422 ton gebruiksklare thee in 2018, ofwel een daling van 3,76% ten opzichte van dat jaar.

2.5 Hoofdkantoor in Medan en stafafdelingen

Het managementteam in Indonesië werd ook in 2019 geleid door "president director" Adam James, die deze functie sinds 2011 bekleedt. Hij wordt bijgestaan door het senior managementteam, dat bestaat uit directeurs en afdelingshoofden en samen het executief comité (ExCom) vormt. Het ExCom vergadert maandelijks om de vooruitgang van diverse prestatie-indicatoren te bespreken en de strategie van het bedrijf af te stemmen op maatschappelijke, ecologische, zakelijke en juridische ontwikkelingen en uitdagingen. De vergadering van het ExCom is ook het beginpunt van de communicatie met de over heel Indonesië verspreide activiteiten en het wisselende aantal afdelingen en disciplines.

De directeur duurzaamheid en marketing vertrok in 2019 en werd vervangen door een regionale "sustainability officer", die zeer veel ervaring heeft in duurzaamheidsbeheer en nauwe banden heeft met de RSPO. In 2019 werd ook de nieuwe functie van "regional director estates department" gecreëerd om de "vice president estates department" te ondersteunen in veldbezoeken, administratie en strategische planning voor de uitbreiding van de activiteiten in heel Indonesië.

Eind december 2019 telde het managementteam van Indonesië 601 leden, een toename met 5% ten opzichte van de 570 managementleden in 2018 als gevolg van de groei en expansie van het bedrijf in de loop van het jaar. Genderevenwicht blijft een van de belangrijkste aandachtspunten voor alle Indonesische activiteiten en in 2019 waren 88 van de leidinggevende posities ingevuld door vrouwen (15%). Van de 601 managers zijn er 12 expats. Alle andere managers, 589 in totaal, zijn Indonesiërs. SIPEF hecht bij zijn activiteiten in Indonesië veel belang aan motivatie, bedrijfscultuur en teamspirit en gedurende het hele jaar worden er verschillende activiteiten georganiseerd om de diverse en geografisch verspreide teams samen te brengen. Zo wordt er jaarlijks een managementbijeenkomst gehouden, die in 2019 plaatsvond in Medan, een familiedag met gezamenlijke picknick, bloedinzamelingen en een jaarlijks diner, waar felbegeerde prijzen voor innovaties of bijdragen aan het succes van het bedrijf worden uitgereikt. Er is ook een nieuw jaarlijks tennis- en golftoernooi voor het personeel om te netwerken, de kameraadschap te bevorderen en een gezonde strijd tussen de regio's te stimuleren. De competitie van 2020 zal plaatsvinden in Agromuko, en in 2021 is Musi Rawas aan de beurt. Elke regio organiseert ook maandelijkse sociale bijeenkomsten, die lokaal bekend staan als 'arisans', waarbij de werknemers en hun gezinnen samen eten, plezier maken en verhalen vertellen over hun werk, hun leven en hun ervaringen. Om de faciliteiten voor het personeel verder te ontwikkelen, blijft het bedrijf verder werken aan de aanleg van twee extra golfbanen in Perlabian en Musi Rawas, als aanvulling op de bestaande golfbaan van Agromuko.

Het doorlopende tweejarige opleidingsprogramma voor jong talent blijft een groot succes en verzekert het bedrijf van opvolging. Het programma omvat nog steeds technische en administratieve functies. Tussen 2011 en 2019 hebben we 295 jonge talenten aangeworven. 209 van hen werken vandaag nog altijd bij het bedrijf, een succespercentage van 71%. 90 deelnemers doorlopen momenteel het tweejarige programma, als ondersteunende assistenten (47) of op driemaandelijkse rotaties (43). De functies van de overige 119 kaderleden in de plantages en fabrieken van het bedrijf zijn bevestigd. Het plan is om in april 2020 nog eens 45 kandidaten aan te werven, 34 voor het veld en 11 voor ondersteunende kantoorfuncties. De technische afdeling heeft laten weten dat er momenteel voldoende jonge talenten in opleiding

71%

Succespercentage van het opleidingsprogramma voor jong talent

zijn en dat de afdeling geen extra personeel meer nodig heeft.

Gepaste medische zorg verstrekken aan alle werknemers en hun gezin blijft een belangrijk aandachtspunt van de medische afdeling. Eind december 2019 waren 35 285 mensen (de werknemers en hun gezin) ingeschreven bij de nationale ziektekostenverzekering, de BPJS. De 24 poliklinieken van het bedrijf zijn geregistreerd als onderdeel van het BPJS-netwerk, dat wordt ondersteund door 8 artsen en 45 paramedici. De bedrijfsarts, die werkt vanuit een kantoor en een kleine kliniek op het Hoofdkantoor in Medan, bezorgt het ExCom ook cijfers over te melden ziektes, ziekte-uitkeringen en alle gerelateerde gezondheidsproblemen. In 2019 voerde de medische afdeling jaarlijkse medische controles uit bij 2 276 arbei-

ders met een hoog risico (omdat ze met pesticiden of herbiciden werken of zijn blootgesteld aan stof, lawaai enz.) en ondergingen 6 706 andere arbeiders die niet tot de hoge risicocategorie behoren medische routinecontroles.

Vanaf 2019 valt het beheer, de registratie en de rapportering van de arbeidsgerelateerde gezondheids- en veiligheidsprogramma's van het bedrijf onder de verantwoordelijkheid van de veiligheidsmanager, die rapporteert aan de technische directeur. De veiligheidsafdeling bestaat uit een netwerk van deskundigen in alle regio's. Zij moeten ervoor zorgen dat taken op de werkvloer veilig worden uitgevoerd, door alle aspecten van het veiligheidsbeleid te controleren, de werknemers te informeren en op te leiden en toe te zien op het veiligheidsbeheer.

De kwaliteitsafdeling, die in 2016 werd opgericht, heeft de leiding over het kwaliteitsbeheersysteem van het bedrijf, dat gebaseerd is op ISO 9001. In mei 2018 werd deze certificering behaald, gevolgd door een succesvolle audit in 2019, die de certificering bevestigde. De voordelen voor de hele organisatie van het volgen van de eenvoudige stelregel 'schrijven wat we doen en doen wat we schrijven' leidden via standaardisatie en introspectie tot voortdurende verbetering.

De interne auditafdeling vervult nog steeds een essentiële rol als onafhankelijke waakhond over het risicobeheer, het bestuur en de interne controleprocessen van het bedrijf. In 2019 werden permanente teams van interne auditors opgericht in de drie regio's, waar zij voltijds, regelmatig en gericht aandacht kunnen besteden aan controles en audits op de locaties zelf. De resultaten van routineaudits en onderzoeken op basis van geregistreerde klachten en meldingen door klokkenluiders worden driemaandelijks voorgelegd aan en besproken door het hogere management.

Gelet op de verplichte 20% Plasma-regeling voor zowel nieuwe ontwikkelingen als bestaande plantages van het bedrijf bij HGU-vernieuwingen, werd in 2019 een aparte afdeling voor kleinschalige producenten opgericht om dit proces in ontwikkeling te centraliseren, beter te coördineren en te begeleiden. In elke regio is ook een speciaal team voor lokale telers samengesteld, en er worden verschillende concepten ontwikkeld om lokale gemeenschappen te laten participeren in de activiteiten van het bedrijf, op een manier die beide partijen ten goede komt en aansluit bij het wettelijke kader in Indonesië en de RSPO-verbintenissen.

De afdeling juridische aangelegenheden en bedrijfszaken speelt een enorm belangrijke rol binnen het bedrijf. Het takenpakket van deze afdeling is heel divers en omvat onder meer het toezicht op de naleving van de wettelijke procedures voor alle licenties en vergunningen, de

35 285

Mensen (werknemers en hun gezin) ingeschreven bij de nationale ziektekostenverzekering

verantwoordelijkheid voor de interpretatie en toepassing van alle nieuwe regels en voorschriften van nationale en plaatselijke overheden, het beheer van complexe grondregistratiedossiers en de behandeling van alle strafzaken en rechtsvorderingen, en het permanent in stand houden van relaties met de overheid, politiediensten, het leger en een brede waaier van betrokken stakeholders. Gezien het toenemende belang van informatietechnologie (IT) in het bedrijfsleven en de noodzaak om in verschillende landen en tijdzones veilig verbonden te blijven, overlegt het IT-team in Medan regelmatig met het IT-team in het Hoofdkantoor in Antwerpen over talrijke lopende projecten.

Groep deelnemers aan het 'bootcamp' bij de start van het tweejarige opleidingsprogramma voor jong talent

Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS)

Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS) is een joint venture die in oktober 2013 werd opgericht met als voornaamste doelstelling de ontwikkeling van hoogrenderende F1 hybride oliepalmen, samen met andere ondersteunende technologieën. Die liggen aan de basis van het aanzienlijke potentieel inzake rendements- en productiviteitsverbetering in de wereldwijde palmoliesector. Met haar investering in dit bedrijf beoogt SIPEF niet alleen toegang tot deze variëteiten van oliepalmen met hun hoge opbrengst, maar wil ze ook een belangrijk wereldwijd duurzaamheidsvoordeel bieden. Een verhoging van het rendement per oppervlakte-eenheid wordt aanzien als de enige reële oplossing voor de toenemende wereldvraag naar plantaardige olie zonder toename van het aangeplante oliepalmareaal, wat het risico van verlies van regenwoud en biologische diversiteit zou kunnen versterken. Palmolie is nu al de plantaardige olie met de hoogste opbrengst ter wereld, maar biedt toch het fysiologische potentieel om het rendement per hectare nog minstens te verdubbelen. Zo'n potentiële opbrengstverhoging is uniek voor een gewas zoals oliepalm met een wereldwijd economisch belang.

De operationele entiteit van VBS, PT Timbang Deli Indonesia, is in 2019 gestart met de productie en verkoop van oliepalmzaden voor de Indonesische markt. De jonge palmen (klonen en zaailingen) waaruit deze commerciële zaden werden geproduceerd, zijn afkomstig uit het

befaamde "Dami Oil Palm Research Station" van "New Britain Palm Oil Development Ltd" in Papoea-Nieuw-Guinea. Verdant is de eerste Indonesische zaadproducent die semi-gekloonde zaden op de markt brengt, op basis van klonen die via een weefselkweekproces zijn geproduceerd als vrouwelijke zaaipalmen. Via deze productie van semi-gekloonde zaden kan Verdant geselecteerde elitekruisingen produceren in commerciële hoeveelheden, die grondig door Dami zijn getest in zowel Papoea-Nieuw-Guinea als Indonesië. Ook andere zaadproducenten produceren tegenwoordig honderden verschillende kruisingen voor commerciële verkoop, wat leidt tot een aanzienlijke variatie in zowel rendement als groeiprestaties.

Als belangrijke aandeelhouder van VBS werkt SIPEF samen met het bedrijf om commerciële variëteiten van kandidaatoliepalmen te testen op haar plantages op Sumatra. Naarmate het kweekprogramma van VBS verder wordt ontwikkeld, zullen nieuwe, streng geselecteerde commerciële materialen beter toegesneden zijn op uiteenlopende omgevingen en beheeromstandigheden. De Vennootschap zal een grotere waarde uit haar aandeelhouderschap van VBS kunnen putten door de selectie van nieuwe variëteiten die zich hebben bewezen op haar plantages en door de follow-up van de prestaties van de nieuwe plantmaterialen. De vooruitgang in rendementsverhoging zal hoofdzakelijk voortvloeien uit de verhoging van het percentage palmolie in de vruchtentrossen, veeleer dan uit een toename van de verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches" of FFB) per hectare. Het is dan ook van essentieel belang dat SIPEF reeds in een vroeg stadium ervaring opbouwt met het beheren, oogsten, transporteren en verwerken van deze nieuwe materialen.

De agronomen en medewerkers voor de gewasbescherming van Verdant werken ook samen met het plantagepersoneel van SIPEF bij het opstellen van aanbevelingen voor het realiseren van het potentieel van de bestaande plantageactiva, in de eerste plaats door een verhoging van de opbrengst per hectare. Aangezien doorgaans meer dan 50% van de directe kosten van een plantage naar meststoffen gaat, wordt sterk de nadruk gelegd op de optimalisatie van de meststofaanbevelingen voor een maximaal investeringsrendement. De meststofaanbevelingen voor de primaire en secundaire voedingsstoffen worden afgestemd op ieder individueel veld. De aanbevelingen worden grotendeels gebaseerd op het voedingsstoffengehalte in een representatief staal van oliepalmweefsels die op jaarlijkse basis worden verzameld en geanalyseerd in het eigen laboratorium van Verdant in Timbang Deli. Er zijn ook langlopende meststofproefprojecten opgezet op representatieve bodems in iedere regio, zodat de meststofaanbevelingen verder kunnen worden toegespitst op specifieke teeltomstandigheden, op basis van objectieve wetenschappelijke resultaten.

Er lopen ook tests om de maximale waarde van de compost die voortkomt uit de compostbunkerfaciliteit van PT Eastern Sumatra Indonesia (ESI) te optimaliseren. Het doel is niet alleen een biologische meststof met de nodige voedingsstoffen te bieden, maar ook de 'gezondheid' van de bodem te verbeteren. Bovendien werkt het composteersysteem via een aeroob proces, zodat er geen uitstoot van broeikasgassen is. Verdant houdt langlopende plantagetests, waaruit blijkt dat de 'bodemgezondheid' er sterk op vooruitgaat na het aanbrengen van compost. De bodemgezondheid wordt objectief geëvalueerd aan de hand van de genomica van micro-organismen om de microbiële diversiteit in de bodemrhizosfeer te evalueren. Nu al blijkt dat de hogere microbiële diversiteit na het aanbrengen van compost leidt tot een betere opname van voedingsstoffen. De compost zal naar verwachting ook het risico van bodemziekte-infecties zoals Ganoderma terugdringen. Het doel van deze compostveldproeven is de kwantificatie van de waarde van deze biologische meststof en de inschatting van de optimale bemestingshoeveelheden en -frequenties.

Verdant werkt samen met het plantagemanagement van Tolan Tiga aan de ontwikkeling van effectieve geïntegreerde strategieën voor de bestrijding van schadelijke organismen en ziekten en de preventie en beheersing van commerciële verliezen in oliepalmen, rubber en thee. De nadruk ligt dan ook op biologische bestrijding,

Hoofdkantoor van het 'Verdant Plantation Science Centre' in Timbang Deli, Indonesië

met een minimaal gebruik van pesticiden, die bovendien specifiek gericht moeten worden op de plagen en ziekten die de verliezen veroorza ken. Met het oog op duurzame oplossingen voor gewasbeschermingsproblemen is het van cruciaal belang dat de ecologie van de plantage behou den blijft en dat er geen blindelings gebruik van breedwerkende pesticiden is.

De foto toont een dronebeeld van het "Verdant Plantation Science Centre" in Timbang Deli eind 2019. SIPEF heeft de nodige financiële midde len verstrekt voor een modern wetenschaps centrum op de plantage van Timbang Deli, met kantoren, laboratoria, logies en ondersteunende infrastructuur. De site is ontwikkeld binnen de Verdant-plantage van rubberbomen en oliepal men en kijkt uit op de rijstvelden. Bovenaan links is een deel van de eerste oliepalmkweektuin te zien. SIPEF biedt Verdant momenteel ook faci liteiten aan op de Bukit Maradja-plantage voor haar gewasbeschermingswerk voor oliepalmen en voor de productie van een antagonistische schimmel (Trichoderma) als biopesticide voor de preventie van de Ganoderma-ziekte. Ganoderma veroorzaakt de hoogste ziekteverliezen bij olie palmen in Zuidoost-Azië en vormt een ernstige bedreiging wanneer eerste en volgende generaties van oliepalmen worden herplant.

Papoea-Nieuw-Guinea

1

Papoea-Nieuw-Guinea is het negende grootste palmolieproducerende land ter wereld met 0,51 miljoen ton in 2019. De landbouw in Papoea-Nieuw-Guinea draagt 15% bij aan de instroom van deviezen. De groei van het BBP voor 2019 bedraagt 5,6% en is het hoogste van alle landen in de Stille Oceaan.

Hargy Oil Palms Ltd beheert momenteel drie groepen plantages, elk met een eigen fabriek en aanvoer van bijhorende lokale boeren. Alle drie zijn ze gelegen ten noorden van het dorp Bialla, langs de noordwestkust van het eiland New-Britain.

Hargy Oil Palms West New Britain Province 1

17%

De activiteiten in Papoea-Nieuw-Guinea vertegenwoordigen 17% van de totale beplante oppervlakte van SIPEF

4%

Hargy Oil Palms Ltd genereert een brutomarge van 4% voor palmolie in 2019 (31% in 2018)

42%

Lokale boeren dragen 42% bij tot het totale FFB-aanbod aan de HOPL-fabrieken

-24%

De FFB-opbrengst daalt met 24% door het zeer natte seizoen en de drie vulkaanuitbarstingen

20%

Hargy Oil Palms Ltd vertegenwoordigt bijna 20% van de totale palmolieproductie van Papoea-Nieuw-Guinea

28 259 HA

49% eigen plantages 51% lokale boeren

PLANTAGES

28 259 beplante hectare 14 552 eigen hectare 14 076 hectare van lokale boeren

FABRIEKEN

440 390 ton FFB geproduceerd 3 palmolie-extractiefabrieken 23,37% gemiddelde OER 1,97% gemiddelde PKOER

PALMOLIE

100% RSPO-gecertificeerde palmolieproductie 102 837 ton palmolie 8 665 ton palmpitolie

1. Voorstelling van het land

PAPOEA-NIEUW-GUINEA
Hoofdstad Port Moresby
Totale oppervlakte (+ wereldranglijst) Derde grootste eilandstaat met 462 840 km² (54e plaats)
-- www.worldatlas.com - Uit the original van 7 december 2017 - Genoteerd op 10 augustus 2019
Buurlanden Deelt een landgrens met Indonesië in het westen (824 km) en zeegrenzen met Australië in het zuiden,
Micronesië in het noorden, en de Salomonseilanden en Nieuw-Caledonië (Frankrijk) in het oosten
Aantal inwoners 8,8 miljoen
Bevolkingsgroei 1,97%
Percentage stedelijke bevolking 13% (2019) -- www.worldometers.info
Levensverwachting (M/V) Mannen: 64 jaar / Vrouwen: 68 jaar (2016) -- www.who.int
Leeftijdsopbouw 0-14 jaar: 31,98% / 15-24 jaar: 19,87% / 25-54 jaar: 37,68% / 55-64 jaar: 5,83% / ≥ 65 jaar: 4,64%
-- www.cia.gov
Belangrijkste talen Engels, Hiri Motu en Tok Pisin
Belangrijkste religies Christendom (95,6%) -- 2011 PNG Census
Belangrijkste natuurlijke rijkdommen Vloeibaar aardgas (liquefied natural gas, LNG), aardolie, goud, kopererts, nikkel, kobalt, hout, palmolie, koffie,
cacao, kopra, kruiden (kurkuma, vanille, gember en kardemom), langoesten, garnalen, tonijn, zeekomkommer
Munteenheid Kina (PGK)
Inflatie 2019 versus USD 3,9% -- World Bank Group. PNG Facing Economic Headwinds. Jan 2020.
BBP-groei 2019 5,6%
BBP USD 25 miljard -- World Bank Group. PNG Facing Economic Headwinds. Jan 2020.
Landbouw: 22,1% / Industrie: 42,9% / Diensten: 35,0% -- www.cia.gov - Genoteerd op 7 april 2019
Verkiezingen nationaal / provincie
Verkiezingen lokale overheid
vorige: 2017 / 2017 / volgende: 2022 / 2022
vorige: 2019 / volgende: 2022
Huidige Eerste Minister van
Papoea-Nieuw-Guinea
30 mei 2019 – De achtste Eerste Minister van Papoea-Nieuw-Guinea, de heer James Marape, werd door
het Nationale Parlement op 30 mei 2019 genomineerd, verkozen en geïnstalleerd. Dat was het gevolg van
de motie van wantrouwen tegen de vroegere Eerste Minister Peter O'Neill, die op dat moment 251 dagen
in functie was als Eerste Minister.

1.1 Economisch en financieel overzicht

De economie van Papoea-Nieuw-Guinea noteerde een indrukwekkende groeispurt in 2019. De reële groei van het bruto binnenlands product (BBP) bedraagt volgens de eerste ramingen 5,6% (-0,8% in 2018), dankzij de heroplevende grondstoffensector (goud- en LNG-productie) en het herstel na de aardbeving met een magnitude van 7,5 die de hooglanden trof in 2018. De geraamde BBPgroei is de hoogste van alle Pacific-landen. De inflatie, die 5% bedroeg in 2018, is afgenomen en lag in 2019 naar schatting op 3,9%, en voor

2020 wordt een verdere verlaging verwacht. De inflatie is in 2019 gedaald door diverse factoren, zoals de waardestijging van de kina tegenover de Australische dollar, de verzwakking van de interne binnenlandse vraag, en de verwachting van lagere telecommunicatiekosten door de plaatsing van een onderzeese kabel voor snel internet in 2020. De landbouw in Papoea-Nieuw-Guinea draagt met 15% aanzienlijk bij tot de deviezeninstroom. Financiën en handel zijn goed voor 16%, bosbouw voor 9% en mijnbouw levert met 44% de grootste bijdrage. De afgelopen jaren, en ook nu nog, groeide het aantal banen enkel in de mijnbouwsector. Hoewel het belangrijk is te noteren dat de grote meerderheid van de mensen van beroepsactieve leeftijd in de informele sector werkt, naar schatting 2,5 miljoen op een totaal van 3 miljoen werkenden in Papoea-Nieuw-Guinea, is dit rechtstreeks toe te schrijven aan de weinig productieve subsector van de landbouw voor eigen gebruik, terwijl het groeipercentage in de

De landbouw in Papoea-Nieuw-Guinea draagt met 15% aanzienlijk bij tot de deviezeninstroom.

formele sector gestaag afneemt. De centrale bank noteerde een daling van 10% tussen 2013 en 2018.

Door de politieke veranderingen op het nationale niveau in 2019 werd de voormalige gouverneur van de provincie West New Britain, de heer Sasindran Muthuvel, op 7 juni 2019 benoemd tot minister voor Staatsbedrijven onder de nieuw opgerichte 'Marape-Steven'-regering van Papoea-Nieuw-Guinea. Dat leidde ertoe dat de Provinciale Assemblee van West New Britain op 15 september 2019 het Talasea-lid Francis Maneke benoemde

stemming is echter niet bindend en de overheid van Papoea-Nieuw- Guinea heeft het laatste woord over welk gevolg hieraan wordt gegeven. Het duidelijke resultaat van de stemming maakt dat de nationale overheid deze uitslag moeilijk naast zich neer kan leggen, maar in de praktijk kan het nog vele jaren duren voor de onafhankelijkheid een feit is.

1.2 Bijzondere onderwerpen

Natuurrampen

Het was een buitengewoon moeilijk jaar voor Hargy Oil Palms Ltd (HOPL), met in het eerste kwartaal het zwaarste regenseizoen van de afgelopen twaalf jaar en daarna drie vulkaanuitbarstingen van Mount Ulawun in de tweede helft van het jaar.

De neerslag in het eerste kwartaal lag gemiddeld 1,6 maal hoger dan het gemiddelde van de afgelopen drie jaar. Ook over het volledige jaar gemeten was er 1,17 maal zoveel regen als het gemiddelde van de afgelopen drie jaar, waarbij het laatste kwartaal droger uitviel dan het gemiddelde van de afgelopen drie jaar. De Navo-plantage noteerde 6 989 mm tijdens het jaar, de Hargy-plantage 5 823 mm en de Pandi-plantage 5 174 mm. Als gevolg daarvan werden verschillende bruggen tijdens het jaar door het wassende water ofwel weggespoeld, ofwel beschadigd. Een aantal wadden en bruggen werd enkele dagen gesloten toen het waterpeil steeg, wat een impact had op de algemene verbindingen en de normale werkomstandigheden. Er waren vervangingen en reparaties nodig, en soms werd daardoor het transport van de verse vruchtentrossen (fresh fruit bunches, FFB) naar de fabrieken vertraagd.

In de ochtend van 26 juni barstte Mount Ulawun uit, en gedurende meer dan twee weken werd het werk verstoord, terwijl er ook matige tot

tot de nieuwe gouverneur van de provincie West New Britain. Gouverneur Maneke werd verkozen zonder tegenkandidaat, na de beëdiging van de twaalf presidenten van de lokale overheid (Local-Level Government, LLG). De LLG-verkiezingen en de beëdiging van de LLG-presidenten vonden plaats in juli 2019, waarbij twee resultaten van belang zijn voor de voetafdruk van Hargy Oil Palms Ltd. Ten eerste de verkiezing van de President als Central Nakanai-LLG, de heer Francis Kevin, die de Silanga Ward vertegenwoordigt en ten tweede de verkiezing van de President voor Bialla, James Laula.

In het vierde kwartaal van 2019 werd een onafhankelijkheidsreferendum gehouden in Bougainville, dat bekendstaat als een autonome regio binnen Papoea-Nieuw-Guinea. HOPL-werknemers van Bougainvilleaanse afkomst die zich hadden geregistreerd, werden aangemoedigd om hiervoor te stemmen in Bialla. Het referendum bood de keuze tussen een grotere autonomie binnen Papoea-Nieuw-Guinea en een volledige, onvoorwaardelijke onafhankelijkheid. Na telling bleek een overweldigende meerderheid van 98,31% ten gunste van volledige onafhankelijkheid van Papoea-Nieuw-Guinea te hebben gestemd. Deze ernstige schade was aan diverse plantages, door de asverspreiding op de zuidelijke en westelijke flanken van de vulkaankrater en de windrichting. Op 3 augustus was er aan het eind van de middag een nieuwe uitbarsting, en de zware asval veroorzaakte nog meer schade aan de plantages en sommige bouwstructuren, waarbij het werk nogmaals gedurende twee weken werd verstoord. Deze uitbarsting had de zwaarste impact op de bedrijfsactiviteiten. In de vroege ochtend van 3 oktober ten slotte was er een derde en laatste uitbarsting, en gedurende zekere tijd werden alle werknemers geëvacueerd naar de Baremaplantage. Deze uitbarsting veroorzaakte de minste schade en de arbeiders konden minder dan een week later terugkeren naar hun huizen.

Sindsdien wordt er gewerkt aan de palmen, om afgebroken takken weg te snoeien en de beschadigde palmen geleidelijk weer klaar te maken voor de oogst. Dat proces verloopt echter traag door de asvervuiling in de stompen en basissen van de palmtakken in en rond de trossen, die het oogsten door de werknemers moeizamer en trager maken. Het directe gevolg van deze natuurrampen is dat de oogstvolumes aanzienlijk lager uitvallen dan Het was een buitengewoon moeilijk jaar voor Hargy Oil Palms Ltd (HOPL), met in het eerste kwartaal het zwaarste regenseizoen van de afgelopen twaalf jaar en drie vulkaanuitbarstingen van Mount Ulawun in de tweede helft van het jaar.

geraamd. De HOPL-plantages werden het zwaarst getroffen en liggen duidelijk onder hun budget, terwijl de omliggende lokale producenten wat minder getroffen werden maar toch ook onder de ramingen bleven.

De overgrote meerderheid van de bevolking van Papoea-Nieuw-Guinea, circa 80%, hangt voor haar inkomsten en voedsel af van de markten van de landbouw voor eigen gebruik en de formele landbouw.

2. De activiteiten van SIPEF in Papoea-Nieuw-Guinea

HOPL is al 41 jaar actief in Papoea-Nieuw-Guinea. In 2019 produceerde het bedrijf in totaal 440 390 ton verse vruchtentrossen ("fresh fruit bunches" - FFB), waarvan 255 515 ton afkomstig was van de plantages en 184 875 ton van lokale producenten. Dat vormde een opbrengstdaling van 23,7% ten opzichte van 2018, vooral veroorzaakt door de verschillende vulkaanuitbarstingen en de zware regenval tijdens het eerste kwartaal.

HARGY ESTATE - GEMIDDELDE NEERSLAG (IN MM)

NAVO ESTATE - GEMIDDELDE NEERSLAG (IN MM)

Het regenseizoen van 2019 ging van start in december 2018 en duurde tot eind maart 2019. Gedurende die tijd kreeg HOPL meer regen te verduren dan gewoonlijk tijdens het 'normale' regenseizoen. Deze regenval vond vooral plaats in het eerste kwartaal, waarbij het aantal regendagen daalde van 255 in 2018 naar 234 in 2019. Dat had echter een zware impact op de oogst en als gevolg daarvan is de FFB-kwaliteit achteruitgegaan. De rest van het jaar noteerde HOPL een gemiddelde regenval, met uitzondering van de ongewoon droge maand december, waardoor het regenseizoen van 2020 later begon dan gewoonlijk.

De verschillende uitbarstingen van Mount Ulawun hadden een zware impact op de meststoffenprogramma's op de Navo-plantages, omdat de arbeiders gedurende lange periodes moesten worden geëvacueerd, waarna het tijd kostte om het werk weer op een normaal peil te brengen. Het was ook dringend nodig om de staat van de palmen te evalueren alvorens meststoffen aan te brengen, gelet op de vulkaanas die een zekere schade had toegebracht aan de palmbladeren. In augustus werd ook besloten om 28% van de bemesting van 2019 uit te stellen tot begin 2020. In totaal werden 6 742 ton meststoffen geïmporteerd in 2019, waarvan 693 ton (10,3%) ureum specifiek werd geïmporteerd voor gebruik door de omliggende boeren van HOPL. Die hoeveelheid was minder dan gepland, vanwege de aanhoudend lage FFB-prijzen en de gevolgen van de verschillende vulkaanuitbarstingen. Op bepaalde velden worden voortdurend lege vruchtentrossen (empty fruit bunches, EFB) uitgestrooid naar rato van 40 ton per hectare, waarbij de prioriteit ligt op nieuw geplante palmen, waar de EFB wordt aangebracht rond de voet van de palm. Deze mulch vormt een goede bron van voedingsstoffen, handhaaft als biologische grondstof het bodemvochtgehalte en onderdrukt de uitwas en de groei van onkruid. De voornaamste insectenplagen voor de oliepalmen geplant in de provincie West New Britain worden veroorzaakt door twee soorten sabelsprinkhanen, ook bekend onder de naam Sexava (Segestes decoratus en Segestes defoliaria), en een wandelende tak (Eurycantha calcarata). Die laatste komt minder frequent voor op de HOPLplantages. Deze insecten zijn vraatzuchtige bladeters en ze kunnen een milde tot ernstige ontbladering veroorzaken op de velden van de plantages en de lokale boeren als ze niet op gepaste wijze worden aangepakt. HOPL werkt samen met de Papua New Guinea Oil Palm Research Association (PNG OPRA), die een behandeling aanbeveelt met een goedgekeurd actief chemisch ingrediënt als de schade een bepaalde drempel overschrijdt.

De "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO)-certificatie van HOPL werd in 2019 verlengd, na de jaarlijkse externe audit door de "British Standards Institution" (BSI) als certificeringsinstelling. In het kader van deze audit werd geen enkele niet-conformiteit vastgesteld. Er was daarnaast slechts één opmerking. In maart werd ook een ISO14001:2015-audit gehouden door "Sustainable Certification", waarbij twee kleinere niet-conformiteiten werden vastgesteld. Er werden corrigerende maatregelen genomen, die zijn goedgekeurd door de audit-certificeringsinstelling.

In 2019 waren er geen belangrijke gebeurtenissen of problemen op het vlak van de arbeidsrelaties. HOPL sloot 2019 af met 4 692 arbeiders, waarvan 3 547 mannen en 1 145 vrouwen. De daling van 189 werknemers ten opzichte van 2018 is het gevolg van het stilvallen van de nieuwe aanwervingen na de drie vulkaanuitbarstingen, waarbij enkel vervangingen van bestaande functies werden goedgekeurd.

Het regenseizoen van 2019 ging van start in december 2018 en duurde tot eind maart 2019. Gedurende die tijd kreeg HOPL meer regen te verduren dan gewoonlijk tijdens het 'normale' regenseizoen.

PANDI ESTATE - GEMIDDELDE NEERSLAG (IN MM)

2.1 Plantages

HOPL beheert momenteel drie groepen plantages, die elk beschikken over een eigen fabriek en een bevoorradingsbasis van kleinschalige telers, goed voor in totaal 28 259 geplante hectare oliepalm.

Het totaal van de beschikbare gronden van de plantages bedraagt momenteel 13 707 hectare, waarvan 1 494 hectare immature aanplantingen. Dit maakt deel uit van HOPL's lopende heraanplantingsprogramma om hoge en minder productieve palmen te vervangen door nieuw plantmateriaal met hoge opbrengst, de Dami 'Super Family' hybriden. In 2019 werd in totaal 351 hectare opnieuw aangeplant. In de Hargyplantage werden de heraanplantingsactiviteiten gestaakt na de tweede uitbarsting van Mount Ulawun in augustus, vanwege de aanzienlijke schade aan de kweektuin van het bedrijf. De heraanplantingsactiviteiten werden in december hervat in een van de getroffen plantages van Navo.

De plantages noteerden een gemiddelde opbrengst van 20,9 ton per hectare, tegen 27,6 ton in 2018. Dat is volledig toe te schrijven aan de verstoringen door de verschillende vulkaanuitbarstingen en de problemen door de overvloedige regenval in het eerste kwartaal.

In het kader van de heraanplanting en reorganisatie van de bestaande plantages zijn diverse percelen, velden en onderverdelingen binnen de plantages gereorganiseerd tot een nieuwe structuur. Sommige plantagepercelen zijn ook samengevoegd om beheerunits te vormen van min of meer dezelfde grootte. HOPL omvat nu zes plantages, die elk tussen 1 800 en 2 800 hectare groot zijn.

EIGEN PLANTAGES EN MATUUR IMMATUUR FFB (TON) FFB (TON) OPBRENGST 2019 OLIE-OPBRENGST 2019
LOKALE PRODUCENTEN HA HA 2019 2018 FFB/HA (TON) (CPO+CPKO)/HA (TON)
EIGEN PLANTAGES 12 213 1 494 255 515 348 381 20,9 5,3
LOKALE PRODUCENTEN 13 825 727 184 875 229 135 13,4 3,4
HOPL TOTAAL 26 038 2 221 440 390 577 516 16,9 4,3

2.1.1 Pandi-estate

PANDI-ESTATE MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
FFB (TON)
2019
FFB (TON)
2018
RENDEMENT 2019
FFB/HA (TON)
BAKADA PLANTAGE 2 492 95 53 875 62 682 21,6
TOTAAL 2 492 95 53 875 62 682 21,6

Een goede 100 kilometer ten noorden van het stadje Bialla ligt de Pandi-estate, met een totaal areaal van 2 587 hectare gegroepeerd in één plantage, Bakada, waarvan 2 492 hectare als matuur is gerangschikt. De plantage omvat vijf

lease-and-leaseback-overeenkomsten, waar de lokale grondbezitters het eigendom van de gronden hebben verworven, om ze via de staat aan HOPL te verpachten. Deze overeenkomsten hebben een looptijd van 25 jaar. Globaal

genomen is de opbrengst in 2019 licht gestegen ten opzichte van 2018, omdat de jongere palmen geleidelijk matuur worden. De Pandiestate levert alle geproduceerde FFB rechtstreeks aan de NPOM-bevoorradingsbasis.

Hoewel de Pandi-estate dichter bij de kratertop van Mount Ulawun ligt, zijn de palmen, woningen en gebouwen van HOPL volledig gespaard gebleven van vulkanische as, dankzij de overheersende windrichting tijdens de uitbarstingen. Het werk raakte echter wel in zekere mate verstoord na de eerste en tweede uitbarsting van Mount Ulawun, omdat alle werknemers en hun gezinsleden uit de woonverblijven van HOPL werden geëvacueerd naar hun toegewezen overheidsopvangcentrum. In 2019 lag de neerslaghoeveelheid in de Pandiestate met 232 millimeter lichtjes boven het tienjarig gemiddelde. Vooral het eerste kwartaal was nat, maar de rest van het jaar werd de productie van FFB niet al te zeer afgeremd.

De Pandi-plantage profiteerde ook van de nieuwe fleetaankopen van HOPL: vier extra Volvo 15-ton trucks met hefsysteem die in 2019 in ontvangst werden genomen. De nieuwe trucks zullen zorgen voor een hoge output en beschikbaarheid voor de tijdige ophaling van FFB-oogsten van de Pandi-velden.

NAVO-ESTATE MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
FFB (TON)
2019
FFB (TON)
2018
RENDEMENT 2019
FFB/HA (TON)
IBANA PLANTAGE 2 792 43 090 79 482 15,4
ATATA PLANTAGE 1 883 34 320 38 129 18,2
KIBA PLANTAGE 1 895 77 40 896 58 690 21,6
TOTAAL 6 571 77 118 306 176 301 18,0

2.1.2 Navo-estate

Een goede 55 kilometer ten noorden van het stadje Bialla ligt de Navo-estate. Zij bestrijkt 6 648 hectare en slechts 77 hectare immature aanplanting, die in december werd gedaan in een minder zwaar getroffen zone. De estate omvat drie plantages op van de staat gehuurd land: Atata, Kiba en Ibana. Door de band genomen lag de opbrengst in 2019 met 18 ton per hectare sterk lager, 11,2 ton minder dan in 2018. Deze opbrengstdaling was hoofdzakelijk toe te

schrijven aan de verschillende uitbarstingen van Mount Ulawun in de tweede helft van 2019, die een zware impact hadden op de activiteiten van de Navo-plantages. De Navo-estate levert zijn FFB voornamelijk aan de NPOM-bevoorradingsbasis. In geval van storing in de fabriek of andere noodwendigheden wordt een deel van de FFB-oogst naar BPOM gestuurd.

De Navo-estate is driemaal door vulkaanas getroffen, waarbij 950 hectare oliepalm tijdens de eerste uitbarsting en 2 932 hectare tijdens de tweede uitbarsting ernstig werden getroffen. Door deze talrijke natuurrampen werd het werk zwaar verstoord en werden de normale activiteiten het ergst getroffen in HOPL. Het zal tijd kosten om de veroorzaakte impact en schade aan de palmen te verbeteren en de oogstverliezen op te vangen. Ook de komende twee jaar (minstens) zal dit leiden tot een aanzienlijk oogstverlies in de betrokken rampgebieden.

In 2019 lag de neerslaghoeveelheid in de Navoestate iets boven het jaarlijks gemiddelde. In de Navo-estate was vooral het eerste kwartaal nat. De rest van het jaar werd de productie van FFB niet al te zeer afgeremd door de regen, maar meer door de uitbarstingsschade in de tweede helft van 2019.

Ook de kweektuin van HOPL ligt op de Navoplantage. Dit kweeksysteem in twee fasen werkt goed en na tien maanden zijn de jonge plantjes klaar om te worden aangeplant. De zaden zijn uitsluitend afkomstig van Dami-plantmateriaal met hoge opbrengst, de 'Super Family'. Ook de Navo-kweektuin leed grote schade, en de zaailingen werden door de drie uitbarstingen getroffen. Door de uitbarstingen werd besloten om de lopende kap- en plantactiviteiten op te schorten tot het einde van 2019, en alle zaailingen van meer dan 14 maanden in de kweektuin zijn vernietigd als gevolg van de schade. Het totale in 2019 aangeplante areaal was 351 hectare in de Hargy- en Navo-plantages, terwijl de kleinschalige producenten in totaal 312 hectare plantten. Eind 2019 viel de beslissing om de kweektuin te sluiten voor de rest van 2019 tot het midden van 2020.

Na iedere vulkaanuitbarsting kreeg de hele populatie van de Navo-plantages, de werknemers en hun gezinnen (4 000), tijdelijk onderdak in het opvangcentrum van het Barema Care Centre (BCC).

2.1.3 Hargy-estate

HARGY-ESTATE MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
FFB (TON)
2019
FFB (TON)
2018
RENDEMENT 2019
FFB/HA (TON)
HARGY PLANTAGE 1 250 1 322 33 036 42 305 26,4
BAREMA PLANTAGE 1 900 50 297 63 654 26,5
TOTAAL 3 150 1 322 83 333 105 959 26,5

De Hargy-estate bestaat momenteel uit twee plantages, Hargy en Barema. De FFB-productie op de Hargy-plantage nam toe in 2019, met 4,5% boven de ramingen, omdat de jonge immature palmen nu geleidelijk hun piekproductiepeil bereiken. Deze palmen zijn het Dami-materiaal met hoge opbrengst 'Super Family', en het planten gebeurde volgens hoge normen tegen 120 palmen per hectare. Deze palmen zijn nu volledig beschikbaar en worden geoogst. De heraanplanting op de Hargy-plantage ging van start in 2015 en moest normaliter in 2020 voltooid zijn. Door de onderbrekingen in de kweektuin vanwege de uitbarstingen is de heraanplanting gedeeltelijk uitgesteld. Los daarvan hadden de Mount Ulawun-uitbarstingen geen directe impact op de terreinomstandigheden of de activiteiten op de Hargy-plantage, waar in totaal 274 hectare van de aanvankelijk geplande 430 te planten hectare werd heraangeplant in 2019.

De oogst van de Barema-plantage bedroeg 26,5 ton per hectare in 2019, wat aanzienlijk minder is dan de 33,2 ton per hectare van 2018. Deze daling is te wijten aan de zware regenval en de overstromingen in het eerste kwartaal, en ook aan de verstoringen door de Mount Ulawun-uitbarstingen. De hele populatie van de Navo-plantages, de werknemers en hun gezinnen (4 000), kregen tijdelijk onderdak in het opvangcentrum van het Barema Care Centre (BCC) na iedere uitbarsting. Dat had een indirecte impact op de algemene bedrijfsactiviteiten op de Barema-plantage gedurende de tijd dat de opvangcentra open waren.

In 2019 lag de neerslaghoeveelheid in de Hargyplantage 1 452 mm hoger dan het tienjarig gemiddelde. Het eerste kwartaal was ook een periode van zware regenval in de Hargy-plantage, en in de Barema-plantage waren er meerdere overstromingen.

OLIEPLANTAGES MATUUR
HA
IMMATUUR
HA
FFB (TON)
2019
FFB (TON)
2018
RENDEMENT 2019
FFB/HA (TON)
LOKALE PRODUCENTEN DIVISIE 1 5 337 190 89 347 99 909 16,7
LOKALE PRODUCENTEN DIVISIE 2 5 640 520 67 389 88 695 11,9
LOKALE PRODUCENTEN DIVISIE 3 2 848 17 28 138 40 531 9,9
TOTAAL 13 825 727 184 875 229 135 13,4

2.1.4 Lokale producenten

Het door de omliggende boeren aangeplante areaal bedraagt 14 552 hectare. De opbrengst is gedaald, vooral bij de lokale producenten in de bevoorradingsbasis van de Navo-fabriek, omdat de telers soms tot zes maanden afwezig bleven van hun percelen, vanwege de meerdere vulkaanuitbarstingen van Mount Ulawun.

De kleinschalige producenten van HOPL zijn bijna 3 700 individuele telers en samen zijn zij goed voor 42% van de totale FFB-bevoorradingsbasis voor de HOPL-verwerkingsfabrieken. De opbrengst van de lokale telers was 19,3% lager dan in 2018. Dat is rechtstreeks toe te schrijven aan de regenval van het eerste kwartaal en de verschillende vulkaanuitbarstingen in het derde kwartaal van het jaar. Vooral in de noordelijke divisie zijn de lokale producenten getroffen door de uitbarstingen, omdat zij wegvluchtten uit hun dorpen en werden gehuisvest in tijdelijke opvangcentra door de vrees voor verdere uitbarstingen. Eind december waren nog niet alle telers teruggekeerd naar hun dorpen, zodat zij gedurende maanden niet aanwezig waren op hun velden.

In het kader van het heraanplantingsprogramma bood het "Small Holder Agricultural Advisory Services" (SHAAS) team, een onderafdeling binnen het departement gemeenschapszaken van HOPL, ondersteuning bij het heraanplanten van 312 hectare in 2019, meer dus dan het jaarlijkse streefcijfer van 300 hectare. Het SHAAS-team werkte nauw samen met de "Oil Palm Industry Corporation" (OPIC) en de "Bialla Oil Palm Growers Association" (BOPGA) voor alle zaken die van belang zijn voor de kleinschalige producenten. In 2019 werd het SHAAS-team geherstructureerd om het hoofd te kunnen bieden aan de talrijke problemen in de sector van de lokale boeren. De opleiding is specifiek aangepast aan de context van omliggende producenten en omvat de Training of Trainers (ToT), met gedeeltelijke steun van sommige COLEACP-fondsen. Dit werd georganiseerd in augustus 2019, om nieuwe technieken te ontwikkelen voor de empowerment en opleiding van volwassenen, en om de externe sessies met de telers te verbeteren.

Voor de lokale boeren was een planning opgesteld voor een oogstcyclus met een frequentie van veertien dagen, al werd die planning in 2019 niet voor 100% gevolgd door de telers, wat leidde tot een lagere oogstfrequentie en dus ook lagere productievolumes. De oogstfrequentie van de telers lag in 2019 op 15 werkelijke oogstrondes, tegen 26 volgens de planning. Het blijft een uitdaging voor SHAAS om de kwantiteit en kwaliteit te monitoren van de FFB die afkomstig zijn van de percelen van lokale telers, die slechts eenmaal per maand blijven oogsten. De opbrengst bij de omliggende producenten is ook rechtstreeks getroffen door de aanhoudende verminderde aankoop van meststoffen van telers tijdens de voorgaande jaren. De hoeveelheid gedistribueerde

meststoffen ligt aanzienlijk lager dan in 2018, wat toe te schrijven is aan de lage FFB-prijs af boerderij en de hoge meststoffenprijzen. De meeste kleinschalige producenten nemen helaas niet de vereiste hoeveelheid af.

Er waren weinig plagen en ziekten in 2019, en in de meeste percelen van omliggende boeren bleven zij grotendeels onder controle. In totaal is 311 hectare behandeld tegen uitbraken van de Sexava sprinkhaan. Zowel de eerste als de follow-up aanbevelingen voor ongediertebestrijding worden opgesteld in samenwerking met PNG OPRA. Er waren problemen bij een aantal onafhankelijke plantages, waar behandeling tegen Sexava niet mogelijk was vanwege de povere algemene staat van het perceel en de sanering die nodig was voor de behandeling.

De RSPO-duurzaamheidsbonus voor kleinschalige producenten in 2019 werd vastgelegd op kina 12,16 per ton en zal eind februari 2020 worden uitbetaald.

Ook de transportafdeling voor lokale telers profiteerde van de HOPL-fleetvervanging met vijf nieuwe Volvo trucks van 15 ton, uitgerust met Palfinger-kraan, die in 2019 in ontvangst werden genomen. De nieuwe trucks zullen zorgen voor een hoge output en beschikbaarheid voor de tijdige ophaling van FFB-oogsten van de HOPL-telers.

2.2 Fabrieken

PALMOLIEFABRIEK HARGY NAVO
CAPACITEIT (TON FFB/U) 45 45
2019 2018 Verschil (%) 2019 2018 Verschil (%)
FFB VERWERKT (TON) 122 810 145 052 -15% 170 420 239 392 -29%
EIGEN 33 380 45 213 -26% 142 369 198 935 -28%
LOKALE PRODUCENTEN 89 430 99 839 -10% 28 051 40 457 -31%
CPO (TON) 27 944 34 540 -19% 39 841 58 277 -32%
PK (TON) 6 385 9 568 -33% 7 969 11 008 -28%
PKO (TON) 2 532 3 249 -22% - - -
OER (%) 22,75 23,81 -4% 23,38 24,34 -4%
KER (%) 5,2 6,6 -21% 4,68 4,6 2%
PKOER (%) 2,06 2,24 -8% - - -
TON PER UUR 41,1 41,8 -2% 50,6 43,7 16%

2.2.1 Navo-fabriek

De palmoliefabriek van Navo (Navo Palm Oil Mill – NPOM) werd in 2002 in gebruik genomen met een verwerkingscapaciteit van 45 ton per uur. De verwerkingscapaciteit is nu opgevoerd naar 50 ton per uur door de persmachines te upgraden. De extractiecijfers voor het volledige jaar 2019 zijn, een olie-extractiepercentage ("oil extraction rate", OER) van 23,38% tegenover 24,34% in 2018, en een pitextractiepercentage ("kernel extraction rate", KER) van 4,68% tegenover 4,60% in 2018. De belangrijkste oorzaken van het gedaalde rendement van OER ten opzichte van de vorige jaren zijn de drie uitbarstingen van Mount Ulawun en de verwoestende regenval in het eerste kwartaal. Deze problemen hadden een impact op de FFBkwaliteit en verstoorden de verwerkingsactiviteiten. De KER is weliswaar verbeterd maar werd toch ook afgeremd door de bijkomende immature FFB-leveringen van proefoogsten en het verlies van losse vruchten die niet konden geoogst worden door de laag vulkaanas en de daarmee gepaard gaande verstoring van de activiteiten. De FFB van lokale producenten waren goed voor 16,5% van de totale FFB die in 2019 werden verwerkt in de fabriek. NPOM heeft een FFB-bevoorradingsbasis van 7 701 hectare van eigen plantages en 2 215 hectare van omliggende producenten.

Door de kortetermijneffecten van de vulkaanuitbarstingen en de schade aan de palmen door de as is de geplande upgrade van NPOM naar een capaciteit van 60 ton per uur gedurende een periode van drie jaar, die in productie moest gaan in 2021, nu uitgesteld naar 2025. Deze verhoging van de verwerkingscapaciteit was aanvankelijk nodig voor de verwachte hogere opbrengsten, tot de vulkaanuitbarstingen roet in het eten gooiden. Als gevolg van de uitgestelde upgrade is het grote reparatiewerk voor de bestaande fabrieksmachines gespreid over de drie jaren 2019-2021, zodat NPOM probleemloos kan blijven werken tot het upgradeproject voor de fabriek van start gaat.

BAREMA
45
2019
2018
Verschil (%)
146 856
192 562
-24%
79 420
103 868
-24%
67 436
88 694
-24%
35 050
47 870
-27%
7 430
9 834
-24%
6 133
8 456
-27%
23,87
24,86
-4%
5,06
5,11
-1%
1,93
1,96
-2%
41,6
42,4
-2%

* lichte afwijking met de totale groepsproducties omdat enkele tonnen verse vruchtentrossen nog niet het volledige verwerkingsproces doorlopen hebben op het moment van afsluiten

Het extractiepercentage van OER en KER is zich sinds oktober 2019 langzaam aan het herstellen van de vulkaanuitbarstingen.

2.2.2 Barema-fabriek

De Barema-palmoliefabriek (Barema Palm Oil Mill, BPOM) werd in 2014 in gebruik genomen. Het ontwerp van deze fabriek omvat twee hellende sterilisatoren met een totale verwerkingscapaciteit van 45 ton per uur. De daarmee verbonden afvalwaterzuiveringsinstallatie voor de opvang van methaan was aanvankelijk niet op haar taak berekend, en in 2017 en 2018 werden afvalwaterbekkens gebouwd om FFB zonder problemen tegen maximale capaciteit te kunnen verwerken gedurende een periode van 24 uur. BPOM omvat ook een installatie voor het pletten van pitten met een nominale capaciteit van 120 ton per uur, wat het mogelijk maakt om de palmpitten van zowel BPOM als NPOM te verwerken. BPOM verwerkte in totaal 15 397 ton palmpitten voor pletten en extractie, tegenover 20 801 ton vorig jaar.

BPOM had een OER van 23,87%, tegenover 24,86% in 2018, en een extractiepercentage voor palmpitolie ("palm kernel oil extraction rate", PKOER) van 1,93%, tegenover 1,96% vorig jaar. De belangrijkste oorzaken van deze lagere prestaties waren de overvloedige regenval van het eerste kwartaal en de impact van de verschillende vulkaanuitbarstingen. Er zijn echter diverse upgradingactiviteiten gepland voor 2020, om de OER en PKOER te maximaliseren.

BPOM installeerde een tweede boiler in 2019, die nu in productie is genomen. In 2018 en begin 2019 werden een recyclingtransportband en opslagruimte gebouwd, met de toevoeging van een EFB-hakselaar die gepland is voor 2020 om de turbine te kunnen blijven gebruiken na afloop van de verwerkingstijd. Dat zal ook bijdragen tot een lager dieselverbruik, omdat er minder behoefte zal zijn aan met diesel opgewekte elektriciteit. De gegenereerde elektriciteit zal worden gebruikt voor de fabriek en voor de woningen en betrokken infrastructuur van de werknemers.

De FFB van de lokale telers waren goed voor 46% van de totale FFB die in 2019 werden verwerkt in de fabriek, hetzelfde percentage als vorig jaar. BPOM heeft een FFB-bevoorradingsbasis van 3 498 hectare van eigen plantages en 5 304 hectare van kleinschalige producenten.

2.2.3 Hargy-fabriek

De Hargy-palmoliefabriek (Hargy Palm Oil Mill, HPOM) werd in 1980 in gebruik genomen, en was de eerste fabriek van de HOPL-activiteiten. In 2019 verslechterde zowel de OER als de PKOER van HPOM. De extractiecijfers voor het volledige jaar 2019 zijn een OER van 22,75% tegenover 23,81% in 2018 en een PKOER van 2,06% tegenover 2,24% in 2018. HPOM produceerde 6 385 ton palmpitten voor pletten en verdere verwerking, tegenover 9 568 ton in 2018. De FFB van de lokale boeren waren goed voor 73% van de totale FFB die in 2019 werden verwerkt in de fabriek. HPOM heeft een FFB-bevoorradingsbasis van 2 508 hectare van eigen plantages en 7 033 hectare van kleinschalige producenten, goed voor een totale inbreng van 9 541 hectare.

De belangrijkste rem op het extractiepercentage en de doorvoer was de afname van de beschikbare FFB, het gevolg van de grootschalige heraanplanting die plaatsvond op de Hargy-plantage en het hogere percentage van immature palmen die nog maar net aan de eerste oogst toe zijn. Dit leidde tot kortere verwerkingstijden en dus ook een lagere beschikbaarheid van stoom om de verwerkingstanks te kunnen opwarmen. Ook de impact op de sterilisatievaten lag aan de basis van de lage OER. Er worden verbeteringen doorgevoerd tot in 2020 om het probleem van de lage OER aan te pakken. In 2019 werd de vernieuwing van de leidingen van boiler nummer 1 en de automatisering van de inlaten voor brandstof, productaanvoer en water voltooid met het oog op een continue aanvoer, een betere operationele efficiency en de levering van een consistente stoomdruk. Het lagere stoomverbruik, dankzij de efficiëntere turbine, maakt het mogelijk brandstof te bewaren, dus pitten en vezeldoppen, om de boiler te kunnen gebruiken na de fabrieksuren en ook voor het verwarmen van de procestank en sterilisatoren voor maximaal drie uur voor de verwerkingsactiviteiten beginnen.

3. Hoofdkantoor en stafafdelingen

Graham King, die tien jaar lang de algemeen directeur van HOPL was, besloot met pensioen te gaan en is eind juni uit Bialla vertrokken. Sindsdien is er een nieuwe managementstructuur ingevoerd en een executief comité (ExCom) opgericht. Dit team werkt nauw samen met de "chief executive officer" (CEO), een nieuwe functie die wordt bekleed door Ian Winstanley, die in 2013 voor HOPL kwam werken en sinds 2015 aan het hoofd van de plantages staat.

Het ExCom kwam in de plaats van de voormalige afdelingshoofden, en de general managers rapporteren nu allemaal rechtstreeks aan de CEO. Het is voortaan de taak van alle leden van het ExCom om de strategische toekomst van HOPL mee uit te tekenen en om aan de hand van "key performance indicators" (KPI's) maandelijks de prestaties per afdeling te evalueren.

De leidinggevende van de beveiligingsdienst is verantwoordelijk voor 370 bewakers die toezicht houden op alle gebouwen, woningen en faciliteiten, fabrieken, kantoren, de kweektuin en andere waardevolle activa van HOPL.

De compliance-afdeling is belast met de ontwikkeling, de toepassing, het behoud en de voortdurende verbetering van de RSPO-certificatie, het milieubeheersysteem ("environmental management system" of EMS) en de ISO14001:2015 norm.

Gezien de strikte richtlijnen in Papoea-Nieuw-Guinea met betrekking tot de landeigendomsrechten voor lokale producenten, heeft de landsectie van de afdeling gemeenschapszaken van HOPL een actieve bewustmakingscampagne gevoerd rond de formele en wettelijke erkenning van hun eigendomsrechten. Hiervoor werden voorlichtingsmedewerkers ingezet om informatie te verspreiden over landoverdracht, vervanging van eigendomspapieren, nalatenschap, aanbestedingen en andere informatie die de perceelhouders nodig hebben. De bevolkingsdruk van de huidige "Land Settlement Scheme" (LSS)-percelen is duidelijk een probleem aan het worden, aangezien het voor de oorspronkelijke gezinsleden een zware last is om zowel te voorzien in hun eigen onderhoud als die van hun uitgebreide familie.

Een geografisch informatiesysteem (GIS) staat in voor de inventarisatie en grensafbakening voor de afdelingen binnen HOPL. Dit omvat palmtellingen voor zowel de plantages als de omliggende boeren, het in kaart brengen van de bufferzones voor natuurbehoud en de heraanplantingsvereisten voor de plantages. In 2017 werden satellietgegevens voor HOPL aangekocht, waardoor alle plantagepercelen en wegennetwerken van HOPL tot 2017 gedigitaliseerd konden worden. Dit is veel eenvoudiger en rendabeler in vergelijking met het manuele veldwerk van tellingen op de grond of het gebruik van drones. Nieuwe updates voor wijzigingen in verband met plantagepercelen en het daaraan verbonden areaal worden nu geregistreerd met de zeer precieze Trimble GPS-ontvangers. Bij heraanplantingen biedt het GIS ondersteuning door aanduiding van de positie van grenspalen en bufferzones voor natuurbehoud, om overplanting of inbreuken op de RSPO-normen te voorkomen. Dit is allemaal in lijn met de vereisten van de nieuwe plantprocedure (NPP) van de RSPO.

Het team dat verantwoordelijk is voor de relaties met de gemeenschap had het in 2019 bijzonder druk door de vele uitdagingen die het moest trotseren, de ongeziene regenval in het eerste kwartaal en de opeenvolgende vulkaanuitbarstingen in het derde kwartaal. Er werden verschillende projecten opgezet, zoals de verdeling onder kleinschalige producenten van Calopogonium plantgoed, een peulvrucht als bodembedekker om de bovenste laag van de bodem te beschermen, onkruid te onderdrukken en de vruchtbaarheid van de bodem te verbeteren. Er werd ook plantgoed verdeeld van het geslacht Canarium (galipnoten), die kunnen worden geteeld als alternatieve voedselbron én als inkomstenbron voor landeigenaars. Voor perceelhouders en dorpsbewoners werden opleidingen georganiseerd over een beter beheer van hun inkomsten en voedselzekerheid. Daarbij werden uiteenlopende onderwerpen behandeld, zoals financiële geletterdheid, familiale landbouw, de reparatie van oliepalmnetten en basisvaardigheden voor vrouwen en werkloze jongeren, die sterk werden

aangemoedigd om de opleidingen bij te wonen en zelf een bedrijf op te richten.

De bouwafdeling blijft gebruikmaken van het nieuwe woningontwerpsysteem, dat zeer goed werkt. Huizen worden volgens strikte kwaliteitsnormen volledig geprefabriceerd in de eigen bouwwerkplaats en in verschillende onderdelen met zijladertrucks naar de stalen funderingen getransporteerd.

Op het vlak van personeelsbeleid, welzijn en ontwikkeling focuste de afdeling op een verbetering van de dienstverlening in alle HR-kantoren van de plantage. Er werd duidelijk vooruitgang geboekt met betrekking tot Nasfund (pensioenbijdragen); bijgewerkte beleidsrichtlijnen; tewerkstellingsprocessen; definitieve uitbetalingen en arbeidersvergoedingen. Het Nasfundteam slaagde erin in totaal 4 635 werknemers in te schrijven en werd hiervoor eind november 2019 door Nasfund beloond met een prijs. Daarnaast bleven de corporatediensten het beheer van 2 233 ingerichte woningen op de terreinen van het bedrijf ondersteunen.

Het 'Sir Brown Bai Learning and Training Centre' werd op zaterdag 26 oktober 2019 officieel geopend. Deze plechtige gebeurtenis werd bijgewoond door familieleden van wijlen Sir Brown Bai, onder wie zijn zoon Michael Bai. Sir Brown Bai, die jarenlang bestuurder was bij HOPL en Galley Reach Holdings, overleed op 1 februari 2019.

De interne opleidingen bij HOPL werden op een progressieve en productieve manier voortgezet: in totaal werden 7 832 werknemers opgeleid in 408 cursussen, die zowel werden gegeven door interne opleiders van HOPL als door externe aanbieders, zoals gepland door de sectie die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de medewerkers. In HOPL kwamen er 94 extra cursussen bij tijdens de opleidingsprogramma's van dit jaar. Rekening houdend met de lopende werkzaamheden heeft HOPL het gemiddelde aantal opleidingsuren per werknemer op minstens twee uur gehouden. Dit biedt een zeer efficiënt productiviteitsverloop, waarbij de werknemers tijdig hun werkzaamheden kunnen hervatten. Dit jaar werd een opmerkelijk record van 23 541 opleidingsuren geboekt.

In de Bialla International Primary School van het bedrijf waren in 2019 in totaal 188 leerlingen ingeschreven. De school kan rekenen op acht gediplomeerde leerkrachten, onder wie de directeur van de school, en elf assistent-leerkrachten. In de Kimbe International School waren 40 leerlingen ingeschreven. Samen maakt dit een totaal van 228 leerlingen die onderwijs krijgen via HOPL.

Het departement voor welzijn bleef in de eerste plaats kwaliteitszorg verlenen aan alle werknemers van HOPL en hun naasten, ondanks de soms zeer moeilijke omstandigheden door overstromingen en verschillende vulkaanuitbarstingen. De vijf meest voorkomende aandoeningen die tijdens 2019 gemeld werden, waren huidziekten (12 792 gevallen), hoesten (9 114 gevallen), malaria (4 710 gevallen), longontsteking (3 365 gevallen) en diarree (3 260 gevallen).

Ivoorkust

Ivoorkust blijft een belangrijke exporteur van cacao, palmolie, rubber en bananen. Het heeft de leiding genomen van de Afrikaanse ACS-landen bij het exporteren van bananen naar Europa. Ivoorkust is één van 's werelds snelstgroeiende economieën in 2019 en kent sinds 2012 een gemiddelde jaarlijkse groei van het BBP van 8,6%.

Plantations J. Eglin is operationeel via drie verschillende plantagesites, allemaal gelegen op een maximale afstand van 80 km van de haven van Abidjan, vanwaar alle bananencontainers worden verscheept.

Plantations J. Eglin - Azaguié Plantations J. Eglin - Agboville Plantations J. Eglin - Motobé Région des Lagunes

1 2

Plantations J. Eglin vermenigvuldigt de brutomarge met 2,08 in vergelijking met 2018

+ 18,2%

De productie stijgt met 18,2% versus 2018

75,5%

Van de SIPEF-bananen worden verkocht op de EU-markt

+ 16,3%

De export van bananen naar de regionale markten stijgt met 16,3%

+ 18,6%

De export van bananen naar de EU neemt met 18,6% toe

827HA

96% Bananen 4% Horticultuur

BANANEN

796 beplante hectare 3 productiesites 4 verpakkingsstations 32 849 ton eigen productie

HORTICULTUUR

31 beplante hectare 451 149 stuks ananasbloemen 1 322 758 stuks sierbladeren 128 520 stuks lotus

1. Voorstelling van het land

IVOORKUST
Hoofdstad Officieel: Yamoussoukro (sinds 1983) Bestuurlijk-economisch: Abidjan
Totale oppervlakte (+ wereldranglijst) 322 462 km2
, inclusief water (70e plaats)
Buurlanden Liberia 716 km, Guinee 610 km, Mali 532 km, Burkina Faso 584 km, Ghana 668 km,
Atlantische Oceaan 515 km
Aantal inwoners 27 481 086 (raming)
Bevolkingsgroei 2,26%
Percentage stedelijke bevolking 51,7% stedelijk met 5,203 miljoen inwoners in Abidjan
Levensverwachting (M/V) Mannen 61,3 jaar / Vrouwen 63,6 jaar
Belangrijkste talen Frans (officieel). 60 inheemse dialecten
Belangrijkste religies Moslims 42,9%, katholieken 17,2%, evangelische christenen 11,8%, anderen (andere christenen,
animisten, andersgelovigen en niet-gelovigen) 28,1%
Belangrijkste natuurlijke rijkdommen Cacao (= 40% van exportinkomsten, productie gestegen met 9,4%, inkomsten gestegen met 17,2%),
koffie, hout, aardolie, katoen, bananen, ananas, palmolie, vis
Munteenheid XOF "CFA-frank", wordt mogelijk hervormd in 2020
Inflatie 2019 versus USD Inflatie beperkt tot circa 1%
BBP (raming 2017) USD 97,16 miljard (20,1% landbouw, 26,6% industrie, 53,3% diensten)
Vorige presidentsverkiezingen (2015) Alassane Ouattara won de verkiezingen en werd voor een tweede termijn aangesteld in 2015
Volgende presidentsverkiezingen (2020) November 2020

1.1 Economisch en financieel overzicht

Ivoorkust was in 2019 een van de snelst groeiende economieën ter wereld en verstevigde zo zijn koppositie in de regio West-Afrika. De staat heeft opnieuw hogere inkomsten uit landbouwgoederen geboekt en heeft zijn beleid van economische diversificatie voortgezet.

Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) verwachtte een economische groei van 7,5% in 2019, iets hoger dus dan deze in 2018. Dat bevestigt de opwaartse trend waarbij de Ivoriaanse economie sinds 2012 gemiddeld met 8,6% per jaar is gegroeid.

De aankondiging in 2019 van de invoering door Ivoorkust, in overleg met Ghana, van een nieuw mechanisme om de verkoopprijs van cacaobonen te bepalen en zo twee miljoen boeren een beter inkomen te bieden, zal in 2020/2021 tot de invoering van een minimumprijs leiden. Beide landen zijn samen goed voor 65% van de wereldwijde cacaoproductie.

Daarnaast neemt de regering stimulerende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat er meer cacaobonen in het land zelf worden verwerkt. De eerste private investeringen op dit vlak zijn reeds gedaan wat niet alleen vrij snel voor hogere inkomsten uit landbouwgoederen zou moeten zorgen, maar die waarschijnlijk ook een impact op de wereldmarkten zullen hebben.

De CFA-frank, de eenheidsmunt die in 1945 werd ingevoerd en wordt gebruikt in 15 West-Afrikaanse landen, zal mogelijk in de loop van 2020 worden hervormd. Die hervorming zal echter stapsgewijs en over een nog onbepaalde termijn worden doorgevoerd, aangezien er nog tal van politieke en economische obstakels zijn. De inspanningen van de regering om het begrotingstekort te verminderen werden voortgezet.

De export van verwerkte goederen is gestegen. De bouwactiviteit blijft eveneens op peil en er worden talrijke publieke infrastructuurprojecten uitgevoerd, zoals het herstel van de Félix-Houphouët-Boigny-brug, de bouw van een vierde brug over de lagune, de aanleg van een metronet in Abidjan, het doortrekken van de "Autoroute du Nord", …

Met betrekking tot de complementaire initiatieven om de economie te diversifiëren en het land minder afhankelijk te maken van de landbouwsector, is er een duidelijke groei van de activiteiten in de sector van de fossiele brandstoffen, met een stijging van 20% voor aardolie en 4% voor aardgas. Het potentieel in deze sector is nog groot, aangezien het land over aanzienlijke reserves beschikt, die de staat lucratieve

exploitatievergunningen voor gas- en olievelden kunnen opleveren. De samenwerking met Ghana op dit gebied is ook een gunstig voorteken voor een betere en serenere samenwerking met bedrijven die investeren in de grensregio van beide landen.

Een andere, belangrijke pijler van de diversificatiestrategie is de toeristische sector, die in 2019 is gegroeid. In het kader van het "Sublime Côte d'Ivoire"-programma wil het land tegen 2025 tot de top vijf van de meest bezochte Afrikaanse landen behoren dankzij de modernisering van het wegennet en de toeristische infrastructuur en de ontwikkeling van nieuwe attracties.

Een laatste element, en zeker niet onbelangrijk in de context van aanhoudende economische groei, is dat de sociale ontwikkelingsindicatoren van de regering zijn verbeterd, met in het bijzonder de officiële invoering van een algemene gezondheidszorgverzekering, onder de naam "Couverture Maladie Universelle" (CMU). Op voorwaarde van een maandelijkse bijdrage van 1 000 CFAfrank (USD 1,71), zal 70% van de kosten voor een behandeling in openbare ziekenhuizen voortaan worden gedekt.

2. De activiteiten van SIPEF in Ivoorkust

PLANTAGES BEPLANT AREAAL PRODUCTIE 2019 PRODUCTIE 2018 RENDEMENT 2019
(HA) (TON) (TON) TON/HA
AZAGUIE 1 138,2 4 976 4 530 36,0
AZAGUIE 2 197,3 9 928 9 208 50,3
AGBOVILLE 228,1 8 836 7 749 38,7
MOTOBÉ 216,4 9 109 6 312 42,1
TOTAAL 780,0 32 849 27 799 42,1

2.1 Bananenplantages

De bananenactiviteiten zijn gesitueerd in drie productiegebieden, met vier verpakkingsstations, in 2019 goed voor een totale beplante oppervlakte van 796 hectare.

Dit beplante areaal is de laatste twee jaar toegenomen, hoofdzakelijk door terug te keren naar een klassiek systeem van braakligging van een jaar en de beplante oppervlakte een maximale gebruiksduur te geven.

In 2019 werd een prima toename van de productie genoteerd ten opzichte van 2018, van 27 779 ton naar 32 849 ton, dus een stijging van 18%, die hoofdzakelijk te danken is aan:

• De optimalisering van de agronomische factoren, zoals de bemesting, door terug te keren naar een opsplitsing in twee bemestingsbeurten per maand in plaats van één. Dat versterkt de doelmatigheid van de meststoffen en vermindert de benodigde hoeveelheid, met naleving overigens van het programma voor het toedienen van een meststof die wordt aangepast naargelang de bladanalyses. Ook positief was de betere beheersing van Cercospora met tijdige behandelingen en een betere controle van de mechanische sanering;

  • De verbetering van de kwaliteit op het veld door een beter beheer van de zorg voor het fruit, wat een hogere waarde in het verpakkingsstation oplevert;
  • De goede interne communicatie binnen het bedrijf, met een aanzienlijke verbetering van de responsabilisering van alle actoren binnen de productieketen, van het management tot het niveau van de werknemers, die een betere zorg en discipline aan de dag leggen voor de verwezenlijking van de doelstellingen.

In 2019 zijn bepaalde agronomische tests ingevoerd voor een steeds meer verantwoorde landbouw (biologische behandelingsproducten, biostimulanten, tests voor verstuiving via drones...) en er wordt voortdurend naar gestreefd om het gebruik van fytosanitaire producten te beperken en te optimaliseren.

De belangrijkste uitdagingen voor 2020 zijn de nodige verbetering van de kwaliteit, de voortgezette veranderingen naar een meer verantwoordelijke landbouw en de verwerving van nieuwe gronden.

2.1.1 Azaguié 1 en 2

Azaguié is de site die het dichtst bij Abidjan ligt. De algemene diensten van het bedrijf zijn er gevestigd, naast twee sectoren voor de productie van bananen en de daarmee verbonden verpakkingsstations, en de horticultuur, inclusief productiegronden en verpakkingsstation.

De terreinen voor de bananen zijn volledig beplant met de variëteit Cavendish van het type Grande Naine en worden geïrrigeerd onder het bladerdek.

Azaguié 1 had aan het einde van het boekjaar 136 beplante hectare met bananen. Het is nog mogelijk om dit areaal uit te breiden met enkele tientallen hectare door in de toekomst de capaciteit van het verpakkingsstation aan te passen.

In 2019 bedroeg de productie 4 976 ton, tegenover 4 530 ton het voorgaande jaar, wat neerkomt op een stijging van 10%, en de productiviteit kan nog verder toenemen.

Azaguié 2, dat in 2015 in gebruik is genomen, is nu volledig beplant, met een totale oppervlakte van 203 hectare.

De productie bedroeg 9 928 ton in 2019, tegenover 9 201 ton in 2018, wat een stijging van 8% geeft. Deze productie zal zich de komende jaren eerst stabiliseren en dan wat afnemen door de veroudering van de percelen en de invoering na verloop van tijd van zones die braak worden gelaten voor de duurzaamheid van de gronden.

2.1.2 Agboville

Agboville is een mature en evenwichtige plantage. De site is volledig beplant en de oppervlakte is aangepast aan de waterreserves, die de beperkende factor van deze plantage vormen.

NEERSLAG AGBOVILLE (IN MM)

NEERSLAG AZAGUIE 1 (IN MM)

De Fairtrade-certificatie die in 2019 werd ingevoerd in Motobé zal ongetwijfeld worden uitgebreid naar alle sites van Plantations J. Eglin.

In 2019 werd 8 836 ton geproduceerd, tegenover 7 749 ton in 2018, wat goed is voor een stijging van 14%. Deze stijging is te danken aan de hoger aangehaalde agronomische verbeteringen (beter aangepaste bemesting, betere beheersing van Cercospora) en dit kwam tot uiting in een gemiddeld 12% hoger brutogewicht per tros.

Het is de bedoeling deze optimalisering van de productiviteit voort te zetten bij de productiepercelen, die volledig beplant zijn met Cavendish van het type Grande Naine.

2.1.3 Motobé

Motobé is de plantage met het meest complexe beheer tijdens het regenseizoen, en een goede

drainage is de sleutelfactor voor succes op deze compacte kleigronden. Op deze gronden wordt het type William gebruikt, en dus geen Grande Naine zoals in de andere sites, omdat het een sterkere variëteit is, die zich beter aanpast aan mogelijke wateroverlast.

De plantage is volledig uitgerust met kabelbanen, voor het oogsten en transporteren van de bananentrossen naar het verpakkingsstation.

In Motobé is de meest spectaculaire productiestijging van 2019 geboekt: 9 109 ton tegenover 6 312 ton, goed voor een stijging van 44%. Het gemiddelde rendement per hectare knoopt daarmee aan bij de resultaten van de andere productiesites.

Tijdens de laatste maanden van het jaar 2019 werd een deel van de productiepercelen voor het tweede jaar op rij overstroomd door de Comoé-rivier, en de hoge waterstand bracht ook zware schade toe aan de weg die wordt gebruikt voor de verbinding met, en het transport van het fruit naar, de haven van Abidjan. Vrijwel ononderbroken vinden er herstelwerkzaamheden aan deze weg plaats.

De Motobé-vestiging heeft het hele Fairtradecertificatieproces succesvol afgerond en een deel van het onder dit keurmerk geëxporteerde fruit zal zorgen voor de voortdurende verbetering van de sociale omstandigheden, niet alleen van de medewerkers maar ook van de omliggende dorpen en bevolking. De Fairtrade-premie die de handel oplevert, wordt beheerd door een comité dat op actieve en verantwoorde wijze bijdraagt tot de goede ontwikkeling van de gemeenschappen. De Fairtrade-certificatie die in 2019 werd ingevoerd in Motobé zal ongetwijfeld worden uitgebreid naar alle sites van Plantations J. Eglin.

2.2 Horticultuur

De horticultuuractiviteit is gesitueerd op de site van Azaguié 2.

De Plantations J. Eglin produceren ananasbloemen van de striatus-variëteiten, die worden gecultiveerd op een oppervlakte van 20 hectare, alsook diverse sierbladeren, zoals cordylines en draceanas, voor boeketten, verbouwd op 7 hectare, evenals lotus, die worden geoogst in de stuwbekkens van de plantage van Agboville. Deze worden allemaal geëxporteerd door middel van passagiersvliegtuigen die naar Noord-Europa vliegen (België en Nederland).

In 2019 lagen de productie en het geëxporteerde volume van ananasbloemen iets hoger (2,8%) dan die van het voorgaande jaar, met 478 409 stuks.

De verkoop van sierbladeren is 14,0% gestegen naar 1 322 758 exportstuks en dit resultaat kan nog opgevoerd worden door de verbetering van de kweek- en logistieke processen, in samenspraak met de belangrijkste klant.

Door de verslechterende markt van de lotus in Europa is de geëxporteerde hoeveelheid zo'n 33% gedaald, maar dit product neemt hoe dan ook slechts een klein aandeel in de prestaties van de horticultuur in.

2019 was het jaar waarin de 60e verjaardag werd gevierd van de Plantations J. Eglin

2.3. Verpakkingsstations

BANANEN AZAGUIE 1 AZAGUIE 2
CAPACITEIT (TON/DAG) 30 40
Volumes per bestemming (in TON) 2018 2019 Verschil (%) 2018 2019 Verschil (%)
EU 3 546 4 063 14,6% 7 211 7 505 4,1%
REGIONAAL 984 913 -7,2% 1 998 2 422 21,2%
LOKAAL 423 522 23,4% 1 212 1 190 -1,8%
TOTAAL 4 953 5 498 11,0% 10 421 11 117 6,7%
BLOEMEN EN
SIERBLADEREN (STUKS)
ANANASBLOEMEN SIERBLADEREN LOTUS
2018 2019 Verschil
(%)
2018 2019 Verschil
(%)
2018 2019 Verschil
(%)
AZAGUIE 2 465 374 478 409 2,8% 1 160 708 1 322 758 14,0% 191 605 128 520 -32,9%

De bananen worden zes dagen per week verpakt in de vier verpakkingsstations, die een totale capaciteit hebben van 50 ton per dag.

I n 2 0 1 9 w e r d d e productie in de vier verpakkingsstations gerationaliseerd inzake werkuren in het kader van de sociale benadering onder de "Rainforest Alliance"-certificatie. Deze benadering is nu volledig goedgekeurd en ingevoerd, omdat zij de ecologische, ethische en sociale grondslagen omvat die toegepast worden in het bedrijf.

2.4. Hoofdkantoor en stafafdelingen

2019 was het jaar waarin de 60e verjaardag werd gevierd van de Plantations J. Eglin. Die gebeurtenis werd begin 2020 gevierd, en bij die gelegenheid werden talrijke medewerkers beloond die al meer dan 25 jaar bij het bedrijf werkten. In dat kader werden 70 feestelingen in de bloemetjes gezet door de lokale autoriteiten, de economische partners, en de collega's en directie van de onderneming.

Enkele dagen na dit mooie en gedenkwaardige feest kwam echter het nieuws van het heengaan van de voorzitter van de raad van bestuur van de SA Plantations J. Eglin, de heer Joseph Aka Anghui (zie foto). Hij heeft ons verlaten op 90-jarige leeftijd en heeft het bedrijf gedurende meerdere decennia begeleid en geadviseerd in het kader van dit mooie fruitavontuur in Ivoorkust. De SIPEF-groep verliest hiermee niet alleen een partner, maar ook een vriend.

Wat de human resources betreft, heeft Plantations J. Eglin het boekjaar afgesloten met een personeelsbestand van 1 342 medewerkers: 11 kaderleden, 44 supervisors, en 1 287 arbeiders en bedienden, tegenover 1 296 personeelsleden eind 2018.

AGBOVILLE MOTOBÉ TOTAAL
40 40 150
2018 2019 Verschil (%) 2018 2019 Verschil (%) 2018 2019 Verschil (%)
6 709 7 649 14,0% 5 327 7 806 46,5% 22 793 27 023 18,6%
1 041 1 187 14,0% 986 1 303 32,2% 5 009 5 825 16,3%
721 640 -11,2% 511 610 19,4% 2 867 2 962 3,3%
8 471 9 476 11,9% 6 824 9 719 42,4% 30 669 35 810 16,8%

In de loop van het boekjaar is het managementteam ingrijpend gewijzigd en verkleind. Zes kaderleden hebben het bedrijf verlaten, zij zijn vervangen door twee kaderleden van buitenaf en drie die intern zijn gepromoveerd. De structuur is vereenvoudigd, met een grotere responsabilisering van de verantwoordelijken van de verschillende vestigingen en een nauwere aansluiting tussen de sites en de directie. Deze wijzigingen hebben tegelijk ook bijgedragen tot de opbouw van een sereen sociaal klimaat.

BMB - Begeleidende maatregelen voor de bananensector

Ter herinnering, dit programma van bijna 1,36 miljoen euro, voor 59% gefinancierd door de Europese Unie en voor 41% door de Plantations J. Eglin, richtte zich op de verbetering van de sociale omstandigheden van de arbeiders en van de milieuomstandigheden van de productie.

De belangrijkste verwezenlijkingen van het programma, dat drie jaar geleden van start ging en nu ten einde loopt, omvatten de volgende acties:

  • Bouw van 180 woningen op twee sites in Azaguié, met levering van elektriciteit en aanvoer van water. Vierenvijftig woningen worden nog afgewerkt, zij zullen naar verwachting worden opgeleverd aan het einde van het eerste kwartaal van 2020;
  • Verbetering van de keukens door ze te slui-

De productie in de vier verpakkingsstations werd gerationaliseerd, als onderdeel van de sociale benadering van het bedrijf inzake werkuren, op basis van de "Rainforest Alliance"-certificering, die de ecologische, ethische en sociale principes omvat die het bedrijf al volgt.

ten en betere stookplaatsen te bouwen, met een lager verbruik van brandhout;

  • Bouw van een kantine voor de arbeiders van de site van Azaguié 2;
  • Bouw en uitrusting van een kleuterschool met drie klassen in Azaguié 2;
  • Oprichting van drie winkels met voedingswaren, één per site, beheerd door de vrouwen van de arbeiders;
  • Invoering van sorteermogelijkheden via vuilnisbakken, vuilniswagens, ophalingsdriewielers, opslagterreinen;
  • Aankoop van een voertuig voor personeelstransport.

Europa

SIPEF

De Groep wordt historisch op strategisch, finan cieel en commercieel gebied aangestuurd vanuit SIPEF in België. De jongste jaren is hier een rui mere omkadering voor informatica- en juridische aangelegenheden bijgekomen. Hierdoor werd het personeelsbestand in België (momenteel zo'n 25 werknemers) de laatste jaren uitgebreid met een kern IT-team van vijf mensen en een legal counsel.

Jabelmalux SA

Jabelmalux SA is de Luxemburgse moederon derneming van de meest recente oliepalmuit breidingen in Noord-Sumatra (PT Umbul Mas Wisesa, PT Toton Usaha Mandiri en PT Citra Sawit Mandiri) en van één van de uitbreidingen in de Musi Rawas regio in Zuid-Sumatra (PT Agro Muara Rupit).

Na het succesvolle openbaar aankoopbod dat werd uitgebracht in 2011, verdween de onder neming van de Luxemburgse beurs. Het initieel aanbod werd daarna nog verder gezet. Per eind 2019 controleerde de SIPEF-groep 99,9% van de onderneming. SIPEF heeft de intentie om, in de toekomst, de ontbrekende aandelen, die nog in het publiek zijn, alsnog te verwerven.

Operationele kerncijfers

Producties van de Groep (in ton)

GEPRODUCEERDE VERSE VRUCHTENTROSSEN YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
EIGEN
INDONESIË 922 265 950 239 -2,94%
Tolan Tiga groep 312 216 322 834 -3,29%
Umbul Mas Wisesa groep 199 535 208 063 -4,10%
Agro Muko groep 341 576 371 098 -7,96%
South Sumatra groep 68 938 48 244 42,89%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 255 515 348 381 -26,66%
Hargy Oil Palms Ltd 255 515 348 381 -26,66%
TOTAAL EIGEN 1 177 780 1 298 620 -9,31%
DERDEN
INDONESIË 22 016 17 262 27,54%
Tolan Tiga groep 637 0 -
Umbul Mas Wisesa groep 650 271 139,90%
Agro Muko groep 15 673 13 496 16,13%
South Sumatra groep 5 056 3 495 44,67%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 184 875 229 135 -19,32%
Hargy Oil Palms Ltd 184 875 229 135 -19,32%
TOTAAL DERDEN 206 891 246 397 -16,03%
TOTAAL GEPRODUCEERDE VERSE VRUCHTENTROSSEN 1 384 671 1 545 017 -10,38%
VERKOCHTE VERSE VRUCHTENTROSSEN YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
INDONESIË 41 514 38 932 6,63%
Tolan Tiga groep 2 0 -
Umbul Mas Wisesa groep 39 152 35 127 11,46%
Agro Muko groep 2 360 0 -
South Sumatra groep 0 3 805 -100,00%
TOTAAL VERKOCHTE VERSE VRUCHTENTROSSEN 41 514 38 932 6,63%
VERWERKTE VERSE VRUCHTENTROSSEN YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
INDONESIË 902 767 928 569 -2,78%
Tolan Tiga groep 312 850 322 834 -3,09%
Umbul Mas Wisesa groep 161 033 173 207 -7,03%
Agro Muko groep 354 889 384 594 -7,72%
South Sumatra groep 73 994 47 934 54,37%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 440 390 577 516 -23,74%
Hargy Oil Palms Ltd 440 390 577 516 -23,74%
TOTAAL VERWERKTE VERSE VRUCHTENTROSSEN 1 343 157 1 506 085 -10,82%
OLIE-EXTRACTIERATIO YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
INDONESIË 23,2% 22,7% 2,18%
Tolan Tiga groep 22,6% 22,5% 0,55%
Umbul Mas Wisesa groep 23,7% 24,0% -1,20%
Agro Muko groep 24,1% 23,0% 4,98%
South Sumatra groep 20,6% 18,0% 14,38%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 23,4% 24,4% -4,14%
Hargy Oil Palms Ltd 23,4% 24,4% -4,14%
TOTAAL OLIE-EXTRACTIERATIO 23,3% 23,4% -0,38%
PALMOLIE YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
EIGEN
INDONESIË 204 812 205 426 -0,30%
Tolan Tiga groep 70 489 72 492 -2,76%
Umbul Mas Wisesa groep 38 089 41 568 -8,37%
Agro Muko groep 82 007 85 219 -3,77%
South Sumatra groep 14 227 6 147 131,45%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 59 829 85 015 -29,63%
Hargy Oil Palms Ltd 59 829 85 015 -29,63%
TOTAAL EIGEN 264 641 290 441 -8,88%
DERDEN
INDONESIË 4 865 5 644 -13,80%
Tolan Tiga groep 150 0 -
Umbul Mas Wisesa groep 151 63 139,68%
Agro Muko groep 3 541 3 091 14,56%
South Sumatra groep 1 023 2 490 -58,92%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 43 008 55 672 -22,75%
Hargy Oil Palms Ltd 43 008 55 672 -22,75%
TOTAAL DERDEN 47 873 61 316 -21,92%
TOTAAL PALMOLIE 312 514 351 757 -11,16%
PALMPITTEN YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
EIGEN
INDONESIË 42 288 44 715 -5,43%
Tolan Tiga groep 17 064 18 026 -5,34%
Umbul Mas Wisesa groep 6 024 6 774 -11,07%
Agro Muko groep 16 390 18 513 -11,47%
South Sumatra groep 2 810 1 402 100,43%
TOTAAL EIGEN 42 288 44 715 -5,43%
DERDEN
INDONESIË 938 1 178 -20,37%
Tolan Tiga groep 31 0 -
Umbul Mas Wisesa groep 23 10 130,00%
Agro Muko groep 688 631 9,03%
South Sumatra groep 196 537 -63,50%
TOTAAL DERDEN 938 1 178 -20,37%
TOTAAL PALMPITTEN 43 226 45 893 -5,81%
PALMPITOLIE YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
PAPOEA-NIEUW-GUINEA
Hargy Oil Palms Ltd Own 5 064 6 961 -27,25%
Hargy Oil Palms Ltd Outgrowers 3 601 4 762 -24,38%
TOTAAL PALMPITOLIE 8 665 11 723 -26,09%
RUBBER YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
EIGEN
INDONESIË 5 495 6 930 -20,71%
Tolan Tiga groep* 972 1 383 -29,72%
Melania 2 379 2 976 -20,06%
Agro Muko 2 144 2 571 -16,61%
TOTAAL EIGEN 5 495 6 930 -20,71%
DERDEN
INDONESIË 831 1 052 -21,01%
Tolan Tiga groep* 831 1 052 -21,01%
TOTAAL DERDEN 831 1 052 -21,01%
TOTAAL RUBBER 6 326 7 982 -20,75%

* Tolan Tiga Groep rubberproducties worden sinds dit jaar uitgesplitst in eigen en derdenproducties.

De derdenproducties bestaan uit producties van PT Timbang Deli. De vergelijkende cijfers werden hiervoor aangepast.

THEE YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
INDONESIË 2 331 2 422 -3,76%
Melania 2 331 2 422 -3,76%
TOTAAL THEE 2 331 2 422 -3,76%
BANANEN YTD 2019 YTD 2018 % WIJZIGING
IVOORKUST 32 849 27 788 18,21%
Azaguie 1 4 976 4 530 9,85%
Azaguie 2 9 928 9 197 7,94%
Agboville 8 836 7 749 14,03%
Motobé 9 109 6 312 44,31%
TOTAAL BANANEN 32 849 27 788 18,21%

Beplante oppervlakten (in hectaren)*

Totale beplante oppervlakten van de geconsolideerde ondernemingen exclusief PT Timbang Deli.

2019 2018
MATUUR IMMATUUR BEPLANT MATUUR IMMATUUR BEPLANT
OLIEPALMEN 59 531 14 446 73 977 58 463 13 037 71 500
INDONESIË 47 241 13 029 60 270 46 129 11 684 57 813
Tolan Tiga groep 12 562 1 000 13 562 12 473 1 029 13 502
Umbul Mas Wisesa groep 9 876 52 9 928 9 705 226 9 931
Agro Muko groep 16 471 3 260 19 731 16 815 2 514 19 330
South Sumatra groep 8 331 8 716 17 048 7 136 7 915 15 051
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 12 290 1 417 13 707 12 334 1 353 13 687
Hargy Oil Palms Ltd 12 290 1 417 13 707 12 334 1 353 13 687
RUBBER 4 269 1 384 5 653 4 329 1 416 5 745
INDONESIË 4 269 1 384 5 653 4 329 1 416 5 745
Tolan Tiga groep 2 813 1 097 3 910 2 874 1 128 4 002
Agro Muko groep 1 455 287 1 743 1 455 287 1 743
THEE 1 735 33 1 768 1 716 47 1 763
INDONESIË 1 735 33 1 768 1 716 47 1 763
Tolan Tiga groep 1 735 33 1 768 1 716 47 1 763
BANANEN 796 0 796 749 0 749
IVOORKUST 796 0 796 749 0 749
Plantations J. Eglin SA 796 0 796 749 0 749
ANANASBLOEMEN 21 9 31 21 9 31
IVOORKUST 21 9 31 21 9 31
Plantations J. Eglin SA 21 9 31 21 9 31
TOTAAL 66 352 15 873 82 225 65 279 14 509 79 787

* = effectief beplante oppervlakten

Beplante oppervlakten (in hectaren)*

Totale beplante oppervlakten van de geconsolideerde ondernemingen (deel van de Groep) exclusief PT Timbang Deli.

TOTAAL BELANGEN -% DEEL VAN DE GROEP
OLIEPALMEN 73 977 92,61% 68 510
INDONESIË 60 270 90,93% 54 802
Tolan Tiga groep 13 562 86,94% 11 791
PT Tolan Tiga 8 148 95,00% 7 740
PT Eastern Sumatra 3 098 90,25% 2 796
PT Kerasaan 2 317 54,15% 1 254
Umbul Mas Wisesa groep 9 928 94,90% 9 422
PT Umbul Mas Wisesa 7 047 94,90% 6 688
PT Toton Usaha Mandiri 1 135 94,90% 1 077
PT Citra Sawit Mandiri 1 746 94,90% 1 657
Agro Muko groep 19 731 89,80% 17 719
PT Agro Muko 17 768 90,25% 16 035
PT Mukomuko Agro Sejahtera 1 964 85,74% 1 684
South Sumatra groep 17 048 93,10% 15 871
PT Agro Kati Lama 3 815 95,00% 3 624
PT Agro Muara Rupit 4 313 94,90% 4 093
PT Agro Rawas Ulu 2 184 95,00% 2 075
PT Dendymarker Indah Lestari 6 736 90,25% 6 079
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 13 707 100,00% 13 707
Hargy Oil Palms Ltd 13 707 100,00% 13 707
RUBBER 5 653 90,25% 5 102
INDONESIË
Tolan Tiga groep 3 910 90,25% 3 529
PT Bandar Sumatra 1 110 90,25% 1 002
PT Melania 2 800 90,25% 2 527
Agro Muko groep 1 743 90,25% 1 573
PT Agro Muko 1 743 90,25% 1 573
THEE 1 768 90,25% 1 596
INDONESIË
Tolan Tiga groep 1 768 90,25% 1 596
PT Melania 1 768 90,25% 1 596

* = effectief beplante oppervlakten

TOTAAL BELANGEN -% DEEL VAN DE GROEP
BANANEN 796 100,00% 796
IVOORKUST
Plantations J. Eglin SA 796 100,00% 796
ANANASBLOEMEN 31 100,00% 31
IVOORKUST
Plantations J. Eglin SA 31 100,00% 31
TOTAAL 82 225 92,47% 76 034

Ouderdomsstructuur (in hectaren)

OLIEPALMEN RUBBERBOMEN
JAAR Tolan Tiga
groep
Umbul Mas
Wisesa
groep
Agro Muko
groep
South
Sumatra
groep
Hargy
Oil Palms
TOTAAL Tolan Tiga
groep
Agro Muko
groep
TOTAAL
2019 278 0 1 528 3 250 351 5 407 0 0 0
2018 303 6 1 080 2 769 533 4 691 42 150 192
2017 399 47 1 047 2 663 609 4 765 30 202 233
2016 328 171 412 2 320 231 3 461 40 279 319
2015 679 86 1 079 1 220 743 3 806 40 255 295
2014 709 0 986 706 1 369 3 771 18 207 225
2013 434 0 1 240 723 1 092 3 488 51 354 405
2012 746 172 1 427 117 1 446 3 908 24 315 339
2011 754 760 26 0 876 2 416 20 226 246
2010 625 1 524 313 0 618 3 080 41 249 289
2009 103 1 658 524 0 253 2 537 0 105 105
2008 395 1 959 167 0 197 2 717 34 191 224
2007 319 2 152 101 0 1 737 4 308 94 275 368
2006 619 367 672 0 853 2 511 0 331 331
2005 652 1 004 411 0 173 2 239 76 141 217
2004 133 0 781 0 160 1 074 90 81 172
2003 1 163 0 131 0 148 1 442 115 103 218
2002 470 0 102 0 331 903 63 90 152
2001 481 0 580 0 901 1 962 41 52 92
2000 302 0 1 116 532 353 2 303 77 198 275
1999 526 0 1 836 370 373 3 105 55 145 199
1998 467 0 2 159 1 868 238 4 732 66 140 206
1997 756 0 266 504 121 1 648 93 199 292
1996 857 0 253 7 0 1 117 0 78 78
1995 331 24 38 0 0 392 0 101 101
Voor 1995 735 0 1 456 0 0 2 192 0 78 78
13 562 9 928 19 732 17 048 13 707 73 977 1 110 4 543 5 653
Gemiddelde
leeftijd
13,29 10,61 11,92 5,67 9,41 10,09 13,53 11,00 11,50

Risico's en onzekerheden

In november 2019 heeft het auditcomité de verschillende risico's waarmee de Groep wordt geconfronteerd opnieuw geanalyseerd.

Tijdens deze oefening heeft het comité 71 risico's geïdentificeerd en geclassificeerd (algemeen, product, operationeel, werknemers, financieel, commercieel, juridisch, politiek). Het auditcomité had extra aandacht voor het risico op natuurrampen voor de plantages en de fabrieken, aangezien de Groep in de loop van 2019 tot driemaal toe geconfronteerd werd met vulkaanuitbarstingen in Papoea-Nieuw-Guinea.

Vervolgens werden al deze risico's geëvalueerd op basis van de waarschijnlijkheid van hun voorkomen en hun impact voor de Vennootschap en werden ze in kaart gebracht. Hierna worden enkel de specifieke risico's vermeld, die op basis van die analyse zeker, bijna zeker of waarschijnlijk zullen voorkomen in de SIPEF-groep en die in belangrijke mate of op middelmatige wijze de financiële situatie, de bedrijfsresultaten of de liquiditeit van de Groep negatief zouden kunnen beïnvloeden en leiden tot bijzondere waardeverminderingen op activa.

1. Beschrijving van de specifieke risico's

Volgende specifieke risico's werden geïdentificeerd:

Risico's Zeker Bijna
zeker
Waar
schijnlijk
Risico's verbonden aan de spreiding van de activiteiten over een
beperkt aantal landen en aan de beperkte diversificatie in producten
Hoog
Risico's in verband met expansie Hoog
Afhankelijkheid van een beperkt aantal belangrijke klanten Hoog
Risico's verbonden met de eigendomsrechten en gebruiksrechten
van gronden
Hoog
Risico op natuurrampen (plantages - fabrieken) Hoog Impact
Risico van de stijgende grondstoffengerelateerde inputkosten Gemiddeld
Risico's om voldoende personeel te vinden in afgelegen gebieden Gemiddeld
Risico van loonstijging Gemiddeld
Klimatologische risico's Gemiddeld
Risico van onverwachte daling van de toekomstige korte termijn marges Gemiddeld
Risico in verband met de Europese aandacht voor duurzaamheid
en de verhoogde RSPO-beperkingen
Gemiddeld
Mogelijkheid

1.1 Risico's verbonden aan de spreiding van de activiteiten over een beperkt aantal landen en aan de beperkte diversificatie in producten

De Groep produceert palmproducten, natuurlijk rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. Het zwaartepunt van zijn activiteiten ligt bij het telen van palmproducten in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea die ongeveer 85% van de totale omzet uitmaken. Indien er dus problemen optreden van welke aard ook, in Indonesië en in mindere mate in Papoea-Nieuw-Guinea of Ivoorkust, die het telen of produceren van deze producten belemmeren, zou dit een belangrijke negatieve impact kunnen hebben op de resultaten en de financiële situatie van de Groep.

1.2 Risico's in verband met expansie Beperkte beschikbaarheid van terreinen

De expansiestrategie van de Groep bestaat ondermeer uit expansie door organische groei via de verwerving van extra beplantbare percelen die in aanmerking komen voor RSPO-certificering. Er is geen zekerheid dat de Groep voldoende en voor agronomisch gebruik geschikte gronden die passen in zijn duurzaamheidspolitiek kan verwerven aan economisch verantwoorde voorwaarden. De verwerving van deze gebieden, in eigendom of via concessieovereenkomsten, is des te moeilijker vanwege de beperkte beschikbaarheid van landbouwgrond en de hevige concurrentie van andere plantagebedrijven.

De beperkte beschikbaarheid van grond voor toekomstige expansie zou een ongunstige invloed kunnen hebben op de groeistrategie van de Groep.

Overnames, desinvesteringen, strategische allianties en joint ventures

De uitvoering van overnames of desinvesteringen en het aangaan van strategische allianties en joint ventures zijn een integraal onderdeel van de groeistrategie van de Groep. Er is echter geen zekerheid dat enige van deze transacties zullen worden gerealiseerd of gunstig zullen zijn voor de Groep. Naar aanleiding van één van deze verrichtingen kan de Groep bijvoorbeeld worden geconfronteerd met moeilijkheden om nieuwe bedrijven in andere landen efficiënt in zijn bestaande activiteiten te integreren.

Ondanks een due diligence kunnen er nog steeds onvoorziene juridische, reglementaire, contractuele, arbeidsgerelateerde of andere problemen optreden die de integratievoordelen, kwaliteitsniveaus en kostenbesparingen die voor de betreffende verrichting werden geïdentificeerd in de weg staan.

1.3 Afhankelijkheid van een beperkt aantal belangrijke klanten

SIPEF verkoopt ongeveer 92% van haar palmolie, palmpitolie en palmpitten in gecertificeerde fysische goederenstromen van de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC) voor respectievelijk gebruik in de voedingssector of voor de productie van groene energie. Zij richt zich tot een beperkt aantal klanten met wie ze een langetermijnrelatie heeft opgebouwd en die bereid zijn een premie te betalen in ruil voor de kwaliteitscertificering. In de toekomst zal SIPEF blijven streven om 100% van al haar producten te leveren in gecertificeerde fysische goederenstromen die volledig traceerbaar zijn. De Vennootschap rekent dan ook op een gelijkaardige inspanning van de zijde van de palmolieconsumenten, maar heeft hieromtrent geen enkele zekerheid.

1.4 Risico's verbonden met de eigendomsrechten en gebruiksrechten van gronden

Het behoud van de eigendomsrechten en concessierechten is van primordiaal belang voor de Groep om de productie in de verschillende landen te kunnen verzekeren en verder uit te bouwen. De activiteiten en de resultaten van de Groep zouden dus ernstig nadelig kunnen beïnvloed worden als hij er niet in slaagt deze rechten te behouden of, in geval van concessieovereenkomsten, deze te kunnen hernieuwen voor een lange termijn. Er is eveneens een risico voor de Groep van zodra de bestaande gebruiksrechten van grond worden beperkt.

1.5 Risico op natuurrampen (plantages –fabrieken)

De quasi-totaliteit van de activiteiten van de Groep vindt plaats in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. Deze landen zijn vulkanische gebieden waar het risico op natuurrampen zoals, ondermeer, aardbevingen, aardverschuivingen, modderlawines en tsunami's groot is. Ivoorkust wordt dan soms weer getroffen door plaatselijke tornado's. Al deze natuurrampen kunnen desastreuze gevolgen hebben zowel voor de plantages als voor de fabrieken. Bovendien kunnen de plantages geconfronteerd worden met insectenplagen of nieuwe planten- en boomziektes waardoor hele oogsten kunnen verwoest worden. Dergelijke rampen kunnen een materiële negatieve invloed hebben op de omzet en de financiële resultaten van de Groep.

1.6 Risico van de stijgende grondstoffengerelateerde inputkosten

De belangrijkste landbouwgrondstoffen van de Groep zoals brandstof en meststof, zijn blootgesteld aan prijsschommelingen. Deze prijsschommelingen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op de kosten van de Groep en kunnen bijgevolg een negatieve invloed hebben op de bedrijfsresultaten van de Groep.

1.7 Risico's om voldoende personeel te vinden in afgelegen gebieden

De productie van palmproducten, rubber, thee en bananen is zeer arbeidsintensief. Door de afgelegen locatie van bepaalde terreinen zou het in de toekomst moeilijk kunnen worden om personeel te vinden dat bereid is er te werken.

1.8 Risico van loonstijging

De arbeidskosten, personeelskosten en kosten van voordelen van allerlei aard kunnen in de toekomst op een belangrijke manier stijgen in de landen waar de Groep operationeel is. Dergelijke stijgingen kunnen het gevolg zijn van beschermende regelgeving van de lokale overheden. Aangezien de activiteiten van de Groep heel arbeidsintensief zijn, kunnen onverwachtse stijgingen een grote kost vertegenwoordigen en drukken op de resultaten van de Groep.

1.9 Klimatologische risico's

De geproduceerde volumes en de gerealiseerde omzet en marges worden in zekere mate beïnvloed door klimatologische omstandigheden zoals neerslag, zonneschijn, temperatuur en vochtigheidsgraad. Ongunstige weersomstandigheden kunnen storingen in de landbouwactiviteiten veroorzaken en een negatieve impact hebben op de landbouwproductie. Ernstige slechte weersomstandigheden (overstromingen, droogtes, zware stormen) kunnen leiden tot aanzienlijke schade aan eigendommen, langdurige onderbrekingen in de activiteiten, persoonlijke letsels en andere schade berokkenen aan de bedrijfsactiviteiten van de Groep.

De potentiële fysieke gevolgen van de klimaatverandering zijn onzeker en kunnen naargelang de regio en het product verschillen.

1.10 Risico van onverwachte daling van de toekomstige korte termijn marges

De gerealiseerde omzet en marges zijn in belangrijke mate afhankelijk van schommelingen in de marktprijzen van voornamelijk palmolie en palmpitolie. Economische factoren waarover de Groep geen controle heeft, beïnvloeden de vraag en aanbod van deze producten, evenals de prijzen ervan. Er is een risico dat dergelijke schommelingen een ongunstig effect hebben op de winstgevendheid van de Groep. Op basis van het budget 2020, zou een verandering van de palmolieprijs met USD 100 CIF Rotterdam per ton een impact hebben op het resultaat na belasting van ongeveer USD 26 miljoen per jaar, exclusief het effect van exporttaksen.

1.11 Risico in verband met de Europese aandacht voor duurzaamheid en de verhoogde RSPO-beperkingen

De reputatie van de Groep is gebaseerd op haar RSPO-certificering. Aangezien de bezorgdheid over duurzaamheid en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen onder de consumenten steeds toeneemt, zouden er door Europa of de verschillende overheden van de landen waar SIPEF operationeel is, uitgebreidere regels kunnen worden opgelegd aan de bedrijven. Het is niet zeker dat de Groep en de lokale producenten op elk moment deze certificeringsvereisten zullen kunnen naleven. Als de Groep er niet in zou slagen om aan deze vereisten te voldoen, kan hij zijn certificering verliezen of kan de certificering worden opgeschort. Dergelijk verlies of opschorting zou een ongunstig effect kunnen hebben op de activiteiten, de reputatie en de financiële situatie van de Groep.

Geen enkel van de bovenvermelde risico's is verzekerd, met uitzondering van het risico op natuurrampen – fabrieken. Voor dit laatste risico is een verzekering afgesloten die de potentiële schade dekt aan de gebouwen, de installaties, de gebruiksvoorwerpen en de producten die zich in de fabrieken bevinden.

2. Beschrijving van de specifieke risico's

Naast de specifieke risico's heeft de Groep eveneens te maken met meer algemene risico's, in verband met:

  • valuta-, rente-, krediet- en liquiditeitsrisico's (zie Toelichting 26 van dit jaarverslag);
  • sociale acties;
  • informaticasystemen;
  • regelgeving;
  • rechtszaken;
  • interne controle;
  • fiscale controle;
  • milieu-aansprakelijkheid.

Met betrekking tot de risico's verbonden aan de regelgeving, dient opgemerkt dat er momenteel een taksheffing bestaat op elke export van palmolie uit Indonesië.

De prijzen van de verkopen aan Indonesische klanten worden eveneens beïnvloed door deze heffing, aangezien de lokale bevolking niet bereid is meer te betalen dan de netto-exportprijs. Deze heffingen hebben dus, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, een grote impact op alle palmolie geproduceerd door SIPEF in Indonesië.

Ten gevolge van de lage palmolieprijzen werd de minimumdrempel voor de uitvoering van deze trapsgewijze heffing in 2019 niet bereikt en was deze kost derhalve niet van toepassing. De vorige jaren bedroeg deze taksheffing echter gemiddeld USD 42 per ton in 2018, USD 53 per ton in 2017, USD 51 per ton in 2016 en USD 28 per ton in 2015.

Tenslotte kunnen er nog risico's zijn waarvan de SIPEF-groep nu vermoedt dat ze beperkt zijn, maar die uiteindelijk toch een aanzienlijk negatief effect zouden kunnen hebben. Er kunnen ook bijkomende risico's zijn waarvan de Groep zich momenteel niet bewust is.

Corporate governance verklaring

1. Algemeen

In 2019 was mei een belangrijke maand voor de vennootschappen op het gebied van deugdelijk bestuur. Op 1 mei 2019 werd het nieuwe Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV) gepubliceerd. Vervolgens werd op 9 mei 2019 de nieuwe Belgische Corporate Governace Code 2020 ("de Code") voorgesteld aan het publiek, die de eerdere versies van 2004 en 2009 vervangt. Zowel het WVV als de Code zijn van toepassing op SIPEF met ingang van 1 januari 2020. De huidige verklaring die grotendeels betrekking heeft op het boekjaar 2019, dient voornamelijk gelezen te worden in het licht van de tot en met 31 december 2019 toepasselijke (oude) vennootschapswetgeving en de Corporate Governance Code 2009. De verwijzingen naar de vennootschapswetgeving vermelden dus de artikels die tot en met 31 december 2019 van kracht zijn. Voor de toepassing van het "Comply or Explain"-principe, baseert de Vennootschap zich nog op de Corporate Governance Code 2009 als referentie-code. Vanaf 1 januari 2020 geldt echter de Code 2020 als nieuwe referentiecode voor SIPEF.

S I P E F h e e f t st e e d s h et b e l e i d v a n d e Vennootschap afgestemd op de best practices van deugdelijk bestuur. In 2005 heeft de raad van bestuur het eerste Corporate Governance Charter ("Charter") goedgekeurd dat werd opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Belgische Corporate Governance Code 2004. Sindsdien werd het Charter regelmatig geactualiseerd in functie van de evolutie van de toepasselijke regelgevingen en de goede praktijken van deugdelijk bestuur. Zo werd het voor de laatste maal gewijzigd op 22 november 2019 en aangepast aan de bepalingen van het WVV en van de Code. Op diezelfde datum heeft de raad van bestuur de Gedragscode van de Vennootschap goedgekeurd die werd opgesteld in toepassing van de Code. Het nieuwe Charter en de Gedragscode kunnen geconsulteerd worden op de website (www.sipef.com).

Het Charter omschrijft de structuur en bevoegdheden van de organen van de Vennootschap, de verplichtingen van de leden van de raad van bestuur en van de verschillende comités van de Vennootschap en stippelt de richtlijnen uit voor de samenstelling en de werkwijze van deze organen. Het bevat bovendien de gedragsregels die gelden voor de leidinggevende personen en het personeel van de Vennootschap indien deze verrichtingen met betrekking tot financiële instrumenten van SIPEF uitvoeren. Deze regels worden vanaf 1 januari 2020 aangevuld door de bepalingen van de Gedragscode die de ethische gedragsregels uitzet voor de leidinggevenden en het personeel van SIPEF.

(www.corporategovernancecommittee.be)

De 'Corporate governance verklaring' besteedt bijzondere aandacht aan feitelijke informatie omtrent het deugdelijk bestuur met betrekking tot een bepaald boekjaar. Dit hoofdstuk beschrijft onder meer de eventuele wijzigingen in het beleid en de relevante gebeurtenissen inzake deugdelijk bestuur die tijdens het afgelopen boekjaar en de periode van het afsluiten van het boekjaar tot de vergadering van de raad van bestuur van 11 februari 2020 hebben plaatsgevonden. Bovendien worden er eventuele afwijkingen op de aanbevelingen van de Belgische Corporate Governace Code 2009 over het

boekjaar 2019 toegelicht volgens het "Comply or Explain"-principe. Tot slot bevat de verklaring het diversiteitsbeleid dat SIPEF toepast voor de samenstelling van de raad van bestuur en het executief comité, zoals voorgeschreven door de wet van 3 september 2017 betreffende de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote vennootschappen en groepen.

Raad van bestuur: Regnier Haegelsteen, Sophie Lammerant-Velge, Jacques Delen, François Van Hoydonck, Petra Meekers, Luc Bertrand, Priscilla Bracht, Nicholas Thompson, Tom Bamelis, Antoine Friling

2. Raad van bestuur

2.1 Samenstelling op 31 december 2019

DUUR MANDAAT
Baron Luc Bertrand, voorzitter 2016-2020
François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder 2019-2023
Tom Bamelis 2018-2022
Priscilla Bracht 2018-2022
Baron Jacques Delen 2016-2020
Antoine Friling 2019-2023
Regnier Haegelsteen 2019-2020
Sophie Lammerant-Velge 2019-2023
Petra Meekers 2017-2020
Nicholas Thompson 2019-2023

Op 31 december 2019 bestaat de raad van bestuur uit 10 leden. Ten minste de helft van de leden van de raad zijn niet-uitvoerende bestuurders, namelijk negen op de tien bestuurders.

Drie bestuurders op de tien zijn vrouwen. De Vennootschap respecteert dus op het gebied van genderdiversiteit het wettelijk voorgeschreven quota van een derde.

Bovendien telt de raad van bestuur op 31 december 2019 de volgende onafhankelijke bestuurders:

  • Sophie Lammerant-Velge
  • Petra Meekers
  • Nicholas Thompson

Deze bestuurders beantwoorden aan alle onafhankelijkheidscriteria vervat in artikel 526ter van het Wetboek Vennootschappen, vanaf 1 januari 2020 vervangen door principe 3 van de Code.

Het aandeelhouderschap van de Vennootschap wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van twee referentieaandeelhouders, Ackermans & van Haaren en groep Bracht, samengesteld uit de familie Baron Bracht en Cabra NV, die optreden in onderling overleg op grond van een aandeelhoudersovereenkomst die oorspronkelijk werd afgesloten in 2007 voor een periode van 15 jaar. In 2017 werd deze overeenkomst aangepast en verlengd voor een nieuwe periode van 15 jaar.

Ondanks deze aandeelhoudersstructuur, oefent geen enkele bestuurder of groep van bestuurders een dominerende invloed uit op de werking van de raad van bestuur.

Luc Bertrand voorzitter

Tom Bamelis

François Van Hoydonck

Priscilla Bracht

Jacques Delen

Antoine Friling

Regnier Haegelsteen

Sophie Lammerant-Velge

Petra Meekers Nicholas Thompson

2.2 Leden van de raad van bestuur in 2019

Luc Bertrand

geboren: 14 februari 1951

nationaliteit: belgische Luc Bertrand studeert af als handelsingenieur aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij begint zijn loopbaan bij Corporate Finance Bankers Trust als vice-president en sales manager, Northern Europe. Hij treedt toe tot Ackermans & van Haaren in 1986 waarvan hij het executief comité voorzit van 1990 tot 2016. Vandaag is hij er voorzitter van de raad van bestuur. Daarnaast is hij, ondermeer, voorzitter van de raad van bestuur van DEME en CFE en bestuurder van Delen Private Bank en van Bank J. Van Breda & C°. Tevens zetelt hij in de raad van bestuur van verschillende non-profitorganisaties. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 1996.

François Van Hoydonck

Geboren: 29 augustus 1959 Nationaliteit: Belgische

François Van Hoydonck heeft een graduaat boekhouden en fiscaliteit van de Sint-Eligius Business School Antwerpen. Hij treedt toe tot SIPEF in 1979 waar hij zich specialiseert in de palmoliesector en andere agrarisch-industriële activiteiten en het financieel beheer ervan. Van 1995 tot 2007 oefent hij er de functie van "chief financial officer" uit. Sinds 2007 is hij gedelegeerd bestuurder van SIPEF en sinds 2014 voorzitter van het executief comité.

Tom Bamelis

Geboren: 20 juni 1966

Nationaliteit: Belgische

Tom Bamelis heeft een diploma van handelsingenieur van de Katholieke Universiteit Leuven en een master in financial management van de VLEKHO Business School. Hij start zijn loopbaan in 1988 als auditor bij Touche Ross (vandaag Deloitte) in Brussel en vervoegt in 1994 het financieel departement van Groep Brussel Lambert als directie-attaché. In 1999 stapt hij over naar Ackermans & van Haaren, waar hij "chief financial officer" is en lid van het executief comité. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2018.

Priscilla Bracht

Geboren: 18 mei 1977

Nationaliteit: Belgische

Priscilla Bracht is licenciaat kunstgeschiedenis en archeologie (Université Libre de Bruxelles) en heeft Europese relaties en internationale politiek gestudeerd. Ze profileert zich als bestuurder van familiale vennootschappen. Zij is bestuurder van SIPEF sinds 2004.

Jacques Delen

Geboren: 17 oktober 1949 Nationaliteit: Belgische

Jacques Delen heeft een diploma van wisselagent. In 1975 komt hij aan de leiding van de Antwerpse beursvennootschap Delen & C° die was opgestart door zijn vader in 1936.

Vervolgens richt hij de holding Delen op die in 1989 wordt geïntroduceerd op de beurs en in 1992 fusioneert met Ackermans & van Haaren, waarvan hij datzelfde jaar bestuurder wordt en van 2011 tot 2016 de raad van bestuur voorzit. Tussen 1975 en 2014 groeit onder zijn leiding als CEO de beursvennootschap Delen & C° uit tot Delen Private Bank, één van de grootste private banken van België waarvan hij sinds 2014 voorzitter van de raad van bestuur is. Sinds 1998 is hij eveneens bestuurder van Bank J. Van Breda & C°. Hij zetelt in de raad van bestuur van SIPEF sinds 2005.

Antoine Friling

Geboren: 29 januari 1958 Nationaliteit: Belgische

Antoine Friling heeft een "bachelor of business administration, finance and marketing" en een "master of business administration - international management". Hij is verschillende jaren actief in de banksector en is sinds vele jaren bestuurder van familiale, industriële en financiële vennootschappen in Europa en Zuid-Amerika. Hij is voorzitter van PRAXIS Private Office, een "family office" gevestigd in Antwerpen. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2007.

Regnier Haegelsteen

Geboren: 10 juli 1950 Nationaliteit: Belgische

Regnier Haegelsteen behaalt het diploma van licentiaat in de rechten aan de Université Catholique de Louvain en een "master of business administration". Hij start zijn loopbaan in de Morgan Bank te Brussel en New York. In 1985 vervoegt hij Groep Brussel Lambert waar hij verantwoordelijk is voor de financiële holdings. In 1990 stapt hij over naar Bank Degroof en wordt in 1993 verantwoordelijk voor de "investment banking". Van 2006 tot 2014 is hij voorzitter van het directiecomité en gedelegeerd bestuurder van Bank Degroof. Hij zetelde in de raad van bestuur van Etex, Atenor en Schreder. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 1999.

Sophie Lammerant-Velge Geboren: 9 juli 1956

Nationaliteit: Belgische

Sophie Lammerant-Velge is licentiaat economie (ICHEC Brussels Management School) en heeft een "master of business administration" (INSEAD Business School) en een "executive master in corporate finance" (Vlerick Business School). Zij is medeoprichter en ondervoorzitter van Family Business Net Belgium. Zij was bestuurder van Family Business Net International, waar ze momenteel lid is van het benoemings- en sustainabilitycomité. Ze is eveneens bestuurder van Bekaert SAK en van Banque Transatlantique Belgium waar ze zetelt in het auditcomité. Zij zit in de adviesraad van Spencer Stuart en van Landon Investments Family Office (Barcelona). Ze is sinds vele jaren actief in verschillende educatieve, kunst- en filantropische verenigingen. Zij is bestuurder van SIPEF sinds 2011.

Petra Meekers

Geboren: 1 december 1973

Nationaliteit: Nederlandse

Petra Meekers is gediplomeerd in de biomedische wetenschappen en heeft een bachelor in de biochemie. Van 2006 tot 2008 is zij actief in de sector hernieuwbare energie als onafhankelijk consultant van BioX Sdn Bhd. Vervolgens is ze tot 2015 "group sustainability manager" bij New Britain Palm Oil en wordt in 2015 "director of CSR and Sustainable Development" benoemd van Musim Mas Holdings Ltd. Vandaag is ze actief bij Unilever Asia Pte Ltd als "vice-president" "Sustainable Sourcing Unilever". Ze is bestuurder van SIPEF sinds 2017.

Nicholas Thompson

Geboren: 12 december 1959 Nationaliteit: Britse

Nicholas Thompson behaalt een "honours degree in agricultural science" (plant breeding, agronomy and soil science) aan de Nottingham University, een "master of science in agriculture" aan de Reading University, een certificaat in rijstproductie aan het International Rice Research Institute (Fillipijnen) en een "master of business administration" aan de Bath University. Hij start zijn loopbaan in 1984 als "assistant manager" bij New Britain Palm Oil Ltd (NBPOL) in Papoea-Nieuw-Guinea, waar hij in 1991 wordt gepromoveerd tot "deputy director plantations" en in 1994 tot gedelegeerd bestuurder. Onder zijn leiding groeit NBPOL uit tot één van de grootste werkgevers in Papoea-Nieuw-Guinea en tot een gerenommeerd duurzaam palmoliebedrijf, dat in 2015 wordt overgenomen door Sime Darby Plantations. Datzelfde jaar ontvangt hij de onderscheiding "Commander of the Most Excellent Order of the British Empire". Hij zetelde in de raad van bestuur van de National Development Bank PNG, van West New Britain University Centre en van verschillende beroepsorganisaties uit de palmoliesector van Papoea-Nieuw-Guinea. Hij is vandaag bestuurder bij Feronia Inc., een op de Canadese beurs genoteerde plantageonderneming. Hij is bestuurder van SIPEF sinds 2019.

2.3 Diversiteitsbeleid

Beleid

De raad kan enkel efficiënt beraadslagen en beslissen indien het aantal leden beperkt is en de nodige diversiteit binnen de raad aanwezig is.

Bij de benoeming van de bestuurders laat de Vennootschap zich ondermeer leiden door de volgende criteria: ervaring, kennis, opleiding, leeftijd, gender en nationaliteit.

Bovendien besteedt de raad bijzondere aandacht aan de complementaire bekwaamheden van zijn leden die veelal gepaard gaan met de uiteenlopende achtergronden van de bestuurders. De Vennootschap tracht eveneens de belangen van alle stakeholders te waarborgen door de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders.

SIPEF duldt geen enkele vorm van discriminatie.

Toepassing

De achtergrond en professionele ervaring van de leden zijn heel gediversifieerd binnen de raad. Ze strekken zich uit over de volgende sectoren: agrarische, financiële, industriële en marketingsector. Gezien duurzaamheid de rode draad is binnen de activiteiten van de SIPEFgroep, ziet de Vennootschap erop toe dat de nodige deskundigheid op dit gebied eveneens in de raad aanwezig is.

De leden van de raad vertegenwoordigen drie verschillende nationaliteiten: de Belgische, Engelse en Nederlandse.

Reeds vele jaren zijn er vrouwen aanwezig in de raad van bestuur van SIPEF. Zo werd in 2004 Priscilla Bracht benoemd als eerste vrouwelijke bestuurder. In 2011 vervoegde Sophie Lammerant-Velge de raad en in 2017 werd het aantal vrouwelijke bestuurders opgetrokken tot drie met de coöptatie van Petra Meekers ter vervanging van Antoine de Spoelberch.

SIPEF streeft de aanwezigheid van een voldoende aantal onafhankelijke bestuurders in de raad van bestuur na. Eind 2019 hebben drie van de tien bestuurders een onafhankelijk karakter.

2.4 Wijzigingen in de samenstelling van de raad van bestuur

Beëindiging en hernieuwing van mandaten in 2020

De mandaten van bestuurder van Luc Bertrand, Jacques Delen, Regnier Haegelsteen en Petra Meekers vervallen na afloop van de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020.

Het mandaat van Regnier Haegelsteen zal niet worden hernieuwd, aangezien hij de leeftijdsgrens van 70 jaar overschrijdt in 2020.

De overige bestuurders stellen zich opnieuw kandidaat voor een mandaat in de raad van bestuur. Aangezien Jacques Delen de leeftijdsgrens van 70 jaar reeds bereikt heeft in 2019 en Luc Bertrand deze zal overschrijden in 2021, heeft de raad van bestuur beslist de hernieuwing van hun mandaat als bestuurder voor een periode van respectievelijk één en drie jaar voor te leggen aan de algemene vergadering van 10 juni 2020. Het mandaat van Petra Meekers zou voor vier jaar verlengd worden. Petra Meekers beantwoordt bovendien aan de criteria van onafhankelijkheid die vermeld worden door het principe 3 van de Code, zoals ze heeft bevestigd in een schrijven van 20 maart 2020 aan de voorzitter. De raad zal dus de hernieuwing van haar mandaat als onafhankelijk bestuurder voor een termijn van vier jaar ter goedkeuring aan de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020 voorleggen.

Benoeming van een nieuwe bestuurder

Er zal aan de algemene vergadering van 10 juni 2020 voorgesteld worden Gaëtan Hannecart te benoemen als nieuwe bestuurder voor een periode van vier jaar. Zijn mandaat zal dus vervallen na afloop van de algemene vergadering van juni 2024 die zich uitspreekt over de rekeningen van het boekjaar 2023.

2.5. Mandaten in beursgenoteerde vennootschappen op 31 december 2019

De Code beperkt het aantal mandaten dat een bestuurder in beursgenoteerde vennootschappen mag uitoefenen tot vijf.

De volgende bestuurders oefenen een mandaat van bestuurder uit in andere op de beursgenoteerde vennootschappen:

Baron Luc Bertrand:

  • Ackermans & van Haaren
  • CFE
  • SIPEF

Baron Jacques Delen:

  • Ackermans & van Haaren
  • SIPEF

Nicholas Thompson:

  • Feronia Inc.
  • SIPEF

2.6 Vergaderingen van de raad in 2019 en aanwezigheidsgraad

De raad van bestuur van SIPEF kwam vijfmaal samen in 2019. De gewogen gemiddelde aanwezigheidsgraad bedroeg 98%. De individuele aanwezigheidsgraad was de volgende:

AANWEZIGHEID
Baron Luc Bertrand, voorzitter 5 / 5
François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder 5 / 5
Tom Bamelis 5 / 5
Priscilla Bracht 5 / 5
Baron Jacques Delen 4 / 5
Bryan Dyer (tot 12 juni 2019)* 2 / 2
Antoine Friling 5 / 5
Regnier Haegelsteen 5 / 5
Sophie Lammerant-Velge 5 / 5
Petra Meekers 5 / 5
Nicholas Thompson (vanaf 12 juni 2019)** 3 / 3

* aanwezigheidspercentage berekend tot en met de dag van de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat

** aanwezigheidspercentage berekend vanaf de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat

De raden van bestuur van februari en augustus stelden de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële staten vast. De vergadering van september boog zich over de te volgen strategie van de Groep.

In principe werd op elke vergadering de ontwikkeling van de activiteiten van de verschillende dochterondernemingen opgevolgd aan de hand van een rapportering opgesteld door het executief comité.

Daarnaast keurde de raad van bestuur van 12 februari, op voorstel van het remuneratiecomité, de bonus pool voor het personeel van de Groep goed evenals de variabele vergoeding van de leden van het executief comité.

Tijdens deze vergadering sprak hij zich tevens uit, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, over de interactie tussen de raad en het executief comité. Diezelfde vergadering boog zich over het jaarverslag met inbegrip van het remuneratieverslag. Verder werd er beraadslaagd over de hernieuwing van de mandaten van vier bestuurders, de samenstelling van het audit- en remuneratiecomité, de delegatie van het dagelijks bestuur en de benoeming van Nicholas Thompson als nieuw lid van de raad van bestuur.

Op 12 juni verdiepte de raad zich in de laatste ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid met betrekking tot de vier producten die de Groep op de markt brengt. Tot slot overliepen de bestuurders de aan de gewone algemene vergadering voor te leggen presentaties en de agenda van de buitengewone algemene vergadering.

De raad van bestuur van 13 augustus keurde de herstructurering van de korte en middellange termijnfinanciering in USD goed, die neerkomt op een verhoging van het totale bedrag van het schuldniveau van SIPEF.

Verder onderzocht hij een mogelijke investering in een bananenplantage in Ivoorkust.

Tijdens de vergadering van 10 september werd het 10-jarige businessplan bijgewerkt, de toekomstige marketingstrategie en de te volgen koers op het gebied van duurzaamheid. De raad besliste eveneens het Duurzaamheidsverslag te integreren in het jaarrapport, met de "Sustainable Development Goals" van de Verenigde Naties als referentiebasis. Hij ratificeerde de aanbevelingen van het management over de in het Charter en de statuten door te voeren wijzigingen.

Op 22 november overliep de raad de ontwikkelingen op het gebied van IT in de hele Groep. Hij stelde de budgetten van de Groep voor 2020 vast. Hij keurde tevens de updates van de "Responsible Plantations Policy" en van het Charter goed en stemde in met de invoering van een Gedragscode en Handleiding voor Crisiscommunicatie waarvan hij de teksten goedkeurde. Hij boog zich over de actualisatie van de materialiteitsmatrix van de Vennootschap en bestudeerde mogelijke investeringen en desinvesteringen.

Tenslotte werden de vergoedingen van de leden van het management geanalyseerd en werd besloten een nieuw optieplan voor de leden van het executief comité op te zetten.

2.7 Evaluatie

In overeenstemming met de Code, evalueren de bestuurders om de drie jaar de omvang, de samenstelling en de werking van de raad van bestuur en de comités van de Vennootschap.

Bovendien beoordelen de niet-uitvoerende bestuurders, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, éénmaal per jaar de relatie tussen de raad van bestuur en het executief comité (artikel 2.8 van het Charter). Deze jaarlijkse evaluatie van de interactie vond plaats in februari 2019. De betrokken bestuurders oordeelden dat er voldoende transparantie is en een goede samenwerking bestaat tussen beide organen.

Op 18 september 2018 werd een bijzondere vergadering van de raad van bestuur volledig gewijd aan de evaluatie van de omvang, de samenstelling en de werking van de raad van bestuur, alsook van de comités. Daarbij werd bijzondere aandacht besteed aan de actuele samenstelling van de raad. Die werd geschikt bevonden qua omvang en er werd geoordeeld dat de essentiële kwalificaties voldoende aanwezig zijn. De raad deed bovendien enkele voorstellen met betrekking tot de organisatie van de vergaderingen.

De volgende evaluatie van de samenstelling en werking van de raad en zijn comités zal plaats vinden in 2021.

3. Executief comité

3.1 Samenstelling op 31 december 2019

Charles De Wulf, Johan Nelis, François Van Hoydonck, Robbert Kessels, Thomas Hildenbrand

SAMENSTELLING EXECUTIEF COMITÉ OP 31 DECEMBER 2019
François Van Hoydonck, voorzitter gedelegeerd bestuurder
Charles De Wulf directeur estates department
Thomas Hildenbrand directeur fruit department
Robbert Kessels chief commercial officer
Johan Nelis chief financial officer

3.2 Leden van het executief comité

Op 31 december 2019 bestaat het uitvoerend management uit vijf personen waaraan de raad van bestuur in 2014 het dagelijks bestuur heeft gedelegeerd en die samen handelen als college onder de naam 'executief comité'. Het comité wordt voorgezeten door François Van Hoydonck die tevens bestuurder van de Vennootschap is.

De raad benoemt de leden van het executief comité voor onbepaalde duur met uitzondering van de leden die bestuurder zijn. De duur van de delegatie van het dagelijks bestuur wordt dan bepaald door de duur van het mandaat van bestuurder. Dit verklaart waarom de raad van bestuur van 12 februari 2019 de delegatie van het dagelijkse bestuur aan François Van Hoydonck heeft hernieuwd onder de opschortende voorwaarde van de hernieuwing van zijn mandaat van bestuurder door de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019. Aldus wordt de continue werking van het executief comité verzekerd.

De Vennootschap heeft niet de intentie de samenstelling van dit comité in 2020 te wijzigen.

François Van Hoydonck

gedelegeerd bestuurder

  • Geboren: 29 augustus 1959
  • Nationaliteit: Belgische

François Van Hoydonck heeft een Graduaat Boekhouden en Fiscaliteit van de Sint-Eligius Business School Antwerpen. Hij treedt toe tot SIPEF in 1979 waar hij zich specialiseert in de palmoliesector, andere agrarisch-industriële activiteiten en het financieel beheer ervan. Van 1995 tot 2007 oefent hij er de functie van "chief financial officer" uit. Sinds 2007 is hij gedelegeerd bestuurder van SIPEF en sinds 2014 voorzitter van het executief comité.

Charles De Wulf

directeur estates department Geboren: 22 augustus 1964 Nationaliteit: Belgische

Charles De Wulf heeft een master-diploma van Industrieel ingenieur in tropische agronomie en eveneens van "business administration and management". Hij start zijn loopbaan in 1989 in West-Afrika op een rubberplantage van de SIPEFgroep als "financial controller" en is tot 2003 actief in het beheer van verschillende fruitplantages in Zuid- en Centraal Amerika en de Caraïben. Hij is gedurende 10 jaar onafhankelijk consultant voor zowel privé- als institutionele klanten, met als specialisatie 'verantwoord en duurzaam beleid' voornamelijk in de bananensector. Hij treedt in 2013 toe tot SIPEF als 'directeur estates departement'. Hij is sinds 2014 lid van het executief comité.

Thomas Hildenbrand

directeur fruit department Geboren: 29 december 1962 Nationaliteit: Franse

Thomas Hildenbrand volgt de opleiding 'agronoom' en behaalt een master van 'technicien agricole, option horticulture". Hij start zijn professionele carrière in Zwitserland in 1983 en vertrekt in 1984 naar Ivoorkust waar hij aan de slag gaat in de SIPEF-groep bij de Plantations J. Eglin SA als productiedirecteur en vervolgens als directeurgeneraal. Tussen 1990 en 1994 richt hij Société Bananière de Motobé op die hij verder uitbouwt en die heden deel uitmaakt van Plantations J. Eglin, waarvan hij momenteel bestuurder is.

In 1994 stapt hij over naar het hoofdkantoor van SIPEF in België waar hij eerst actief is als directie-attaché en vervolgens vanaf 2002 als 'directeur fruit department' Hij is sinds 2014 lid van het executief comité.

Robbert Kessels

chief commercial officer Geboren: 21 maart 1975 Nationaliteit: Nederlandse

Robert Kessels behaalt een "master in international business" aan de universiteit van Maastricht. Hij begint zijn carrière bij Cargill Rotterdam als "commercial trainee" aan de trading desk. Vervolgens oefent hij 7 jaar verschillende functies uit in het trading departement voor tropische oliën van Cargill in Indonesië en Singapore. Na ruim 12 jaar vertrekt hij bij Cargill om in 2012 aan de slag te gaan bij SIPEF, waar hij in 2013 benoemd wordt tot directeur marketing commodities. In 2014 wordt hij "chief commercial officer" en lid van het executief comité.

Johan Nelis

chief financial officer Geboren: 20 oktober 1968 Nationaliteit: Belgische

Johan Nelis heeft een diploma 'toegepaste economische wetenschappen' (Universiteit Antwerpen) en een certificaat 'coopération au développement' (Université Libre de Bruxelles). Hij start zijn loopbaan in 1992 bij Ernst & Young, Belgium (heden EY) als auditor. Vervolgens vervoegt hij Fortis Group (insurance), Belgium als interne auditor waar hij verantwoordelijk is voor operationele en financiële audits. In 1998 begint hij te werken bij SIPEF als "financial controller". In 2007 wordt hij 'chief financial officer' van de Groep. Hij is sinds 2014 lid van het executief comité.

3.3 Diversiteitsbeleid

Beleid

Het diversiteitsbeleid dat de samenstelling van de raad van bestuur bepaalt, is eveneens van toepassing op het executief comité. Een evenwichtige en gevarieerde samenstelling is des te belangrijk voor het comité dat met een beperkt aantal personen over de nodige kennis en ervaring moet beschikken om alle aspecten van de activiteiten van de Vennootschap te kunnen behandelen.

Bij de benoeming van de leden laat de Vennootschap zich dus vooral leiden door de ervaring, kennis en opleiding van de kandidaten zodat er voldoende complementaire bekwaamheden aanwezig zijn.

Bovendien zijn leeftijd, gender en nationaliteit eveneens criteria die een rol spelen. Ze garanderen een gevarieerde manier van denken en handelen.

Er wordt geen enkele vorm van discriminatie geduld.

Toepassing

Elk lid van het comité heeft zijn eigen specifieke bekwaamheden die verschillende domeinen bestrijken: agrarisch management, commercieel en administratief management, finance, legal en IT. Waar nodig hebben de leden de vereiste ervaring met de landen waar SIPEF aanwezig is of met landen in tropische en sub-tropische gebieden.

De leeftijd van de leden varieert van begin veertig tot begin zestig jaar. De leeftijdslimiet is vastgelegd op 65 jaar.

Er zijn drie verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd in het comité: de Franse, Nederlandse en Belgische.

Hoewel SIPEF volledig openstaat voor het integreren van vrouwen in het bedrijf op alle niveaus - zowel in België als in het buitenland bekleden vrouwen sleutelposities - is er momenteel geen vrouw lid van het executief comité.

3.4 Vergaderingen in 2019

In principe komt het executief comité, behoudens onvoorziene omstandigheden, elke dinsdag samen en telkens wanneer het belang van de Vennootschap het vereist.

Het comité is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de Groep, met inbegrip van alle handelingen met betrekking tot het dagelijks leven van de Vennootschap en de andere vennootschappen van de Groep, maar ook alle handelingen die te onbelangrijk zijn voor de raad van bestuur of te dringend om de tussenkomst van de raad te rechtvaardigen. Het beschikt daarbij over de nodige operationele vrijheid en middelen om zijn taak naar behoren uit te voeren.

In de praktijk bereidt het comité alle beslissingen van de raad voor en zorgt tevens voor de uitvoering van de genomen beslissingen. Zo bereidde het comité in 2019, ondermeer, de maatschappelijke en geconsolideerde rekeningen van de Groep voor, evenals de kwartaalcijfers en stelde de budgetten op korte en lange termijn op die ter goedkeuring aan de raad werden voorgelegd. Het volgde de operationele en financiële ontwikkelingen van de Groep op en maakte hierover voorstellingen voor de raad van bestuur. Het rapporteerde over de organisatie van de interne audit in de operationele vennootschappen van de Groep. Het werkte voorstellen over de te volgen strategie uit. Het boog zich over de door de Vennootschap te weerhouden Sustainability Development Goals' (SDGs) en de actualisatie van de materialiteitsmatrix met het oog op het Duurzaamheidsverslag. Het legde verschillende ontwerpteksten ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur waaronder die van het Duurzaamheidsverslag en van de Corporate Governance Verklaring, de Gedragscode en de Handleiding voor Crisiscommunicatie.

3.5 Evaluatie

Het Charter vermeldt geen specifieke procedure voor de evaluatie van de samensteling, de werking en de performantie van het executief comité, zoals voorgeschreven door de Belgische Corporate Governance Code 2009. Die worden heel het jaar door in de praktijk beoordeeld door de raad van bestuur op grond van het door het comité geleverde werk en voorbereidingen voor de raad.

Verder, spreken de niet-uitvoerende bestuurders zich jaarlijks uit, in afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, over de interactie tussen de raad en het executief comité. Ze oordeelden op 12 februari 2019 dat de raad een goede samenwerking heeft met het executief comité dat voldoende transparant is.

Bovendien wordt de bijdrage van ieder lid van het executief comité tot de ontwikkeling van de activiteiten en de resultaten van de Groep elk jaar beoordeeld door het remuneratiecomité samen met de gedelegeerd bestuurder. De voorzitter van het comité neemt geen deel aan de evaluatie van zijn eigen prestaties. Deze beoordelingen vonden plaats tijdens de vergadering van het remuneratiecomité van 22 november 2019.

4. De comités van de raad van bestuur

4.1 Auditcomité

Samenstelling op 31 december 2019

Op 31 december 2019 bestaat het auditcomité uit drie leden, allen niet-uitvoerende bestuurders. Twee leden zijn onafhankelijke bestuurders. Het comité wordt voorgezeten door Tom Bamelis.

DUUR MANDAAT
Tom Bamelis, voorzitter 2019-2022
Sophie Lammerant-Velge 2019-2023
Nicholas Thompson 2019-2023

De duur van het mandaat van de leden valt samen met de duur van hun mandaat van bestuurder, behalve voor Tom Bamelis die in de loop van zijn bestuurdersmandaat tot lid en voorzitter van het auditcomité werd benoemd.

Alle leden van het auditcomité bezitten de nodige vaardigheden op het gebied van boekhouding en audit, en het comité bezit een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van SIPEF.

Vergaderingen in 2019 en aanwezigheidsgraad

Het auditcomité kwam vier keer samen in 2019. Het gewogen gemiddelde aanwezigheidspercentage was 100%.

AANWEZIGHEID
Regnier Haegelsteen, voorzitter (tot 12 juni 2019)* 1 / 1
Tom Bamelis, voorzitter (vanaf 13 juni 2019)** 3 / 3
Antoine Friling (tot 12 juni 2019)* 1 / 1
Sophie Lammerant-Velge 4 / 4
Nicholas Thompson (vanaf 13 juni 2019)** 3 / 3

* aanwezigheidspercentage berekend tot en met de dag van de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat

** aanwezigheidspercentage berekend vanaf 13 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat

In februari en augustus heeft het comité zich hoofdzakelijk gebogen over de analyse van respectievelijk de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële staten en het persbericht met betrekking tot deze rekeningen. Op elk van deze vergaderingen presenteerde de commissaris de resultaten van de uitgevoerde audit van deze staten.

Daarnaast vond tijdens de verschillende vergaderingen een toelichting en bespreking plaats van:

  • de update van de bestaande risico's en hun classificatie;
  • de impact van de verfijnde evaluatieprocedure voor IAS 41 en IAS 2 van toepassing vanaf december 2018;
  • de impact van de eerste toepassing van IFRS 16 - Leases op de rekeningen van 2018;
  • de analyse van de boekhoudkundige verwerking van de belastinglasten 2018-2019 (effectieve en uitgestelde belastingen);
  • de financiële convenant met betrekking tot de langetermijnlening per 30 juni 2019 en de evolutie hiervan in de zes volgende maanden;
  • de voor de rechtbank hangende geschillen met betrekking tot recupereerbare BTW in Indonesië en de weerslag hiervan op de rekeningen;
  • de genomen maatregelen voor de inning van de uitstaande vordering met betrekking tot de verkoop van SIPEF-CI en de boekhoudkundige verwerking hiervan;
  • de toepassing in de SIPEF-groep van de "transfer pricing" methode sinds eind 2016;
  • het nieuwe model voor de goodwill impairment test;
  • de verslagen van de interne auditcomités van de Indonesische dochters en van Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea.
  • de verslagen van de interne auditcomités van de Indonesische dochters en van Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea.

De commissaris was aanwezig op alle vergaderingen van het comité in 2019.

De interne auditors van de respectievelijke activiteiten namen geen deel aan de vergaderingen van het auditcomité van het moederbedrijf. De gedelegeerd bestuurder en CFO hadden tijdens hun plaatsbezoeken in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea geregeld een ontmoeting met de lokale interne audit verantwoordelijken.

Een vertegenwoordiger van Ackermans & van Haaren was aanwezig op één vergadering van het comité zonder er lid van te zijn. Vanaf 13 juni 2019 wordt Priscilla Bracht als waarneemster uitgenodigd op de vergaderingen van het auditcomité.

Evaluatie

De periodieke evaluatie van de samenstelling en werking van de raad van bestuur heeft eveneens betrekking op de comités van de raad van bestuur.

4.2 Remuneratiecomité

Samenstelling op 31 december 2019

Op 31 december 2019 bestaat het remuneratiecomité uit drie leden, allen niet-uitvoerende bestuurders. De meerderheid van het comité, namelijk twee op de drie leden, zijn onafhankelijke bestuurders. Het comité wordt voorgezeten door Antoine Friling.

DUUR MANDAAT
Antoine Friling, voorzitter* 2019-2023
Sophie Lammerant-Velge 2019-2023
Petra Meekers 2019-2020

* Antoine Friling zit het comité voor sinds 13 juni 2019

De duur van het mandaat van de leden valt samen met de duur van hun mandaat van bestuurder, behalve voor Petra Meekers die in de loop van haar bestuurdersmandaat tot lid van het remuneratiecomité werd benoemd.

Het comité beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van remuneratiebeleid.

Vergaderingen in 2019 en aanwezigheidsgraad

In 2019 kwam het remuneratiecomité tweemaal samen. Het gewogen gemiddelde aanwezigheidspercentage bedroeg 100%.

AANWEZIGHEID
Regnier Haegelsteen, voorzitter (tot 12 juni 2019)* 1 / 1
Antoine Friling, voorzitter (vanaf 13 juni 2019) 2 / 2
Sophie Lammerant-Velge 2 / 2
Petra Meekers (vanaf 12 juni 2019)** 1 / 1

* aanwezigheidspercentage berekend tot en met de dag van de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat

** aanwezigheidspercentage berekend vanaf 13 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens haar bestuurdersmandaat

Op 12 februari heeft het remuneratiecomité de evolutie van de vergoedingen van de expatriates van de Groep over de laatste jaren geanalyseerd en op basis hiervan aanbevelingen geformuleerd betreffende hun variabele vergoedingen. Vervolgens heeft het comité voorstellen gedaan voor de in 2019 uit te keren bonus met betrekking tot het hoofdkantoor. Meer bepaald is het overgegaan tot de individuele evaluatie van de leden van het executief comité en heeft aan de hand hiervan individuele variabele vergoedingen voorgesteld. Het remuneratiecomité bereidde eveneens het remuneratieverslag aan de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 voor.

Op de vergadering van 22 november 2019 boog het comité zich over de opvolgingsplanning van het management zowel in de filialen van de Groep als op het hoofdkwartier in Schoten.

Het analyseerde de emolumenten van de bestuurders en de leden van de verschillende comités van de raad van bestuur evenals van de leden van het executief comité. Vervolgens vergeleek het comité al deze vergoedingen met die van gelijkaardige operationele genoteerde bedrijven. Tot slot heeft het comité het aandelenoptieplan 2019 voor het executief comité en het buitenlands management van de Groep voorgesteld.

De vergaderingen van het remuneratiecomité werden eveneens door de gedelegeerd bestuurder bijgewoond.

Een vertegenwoordiger van de respectievelijke referentieaandeelhouders, Ackermans & van Haaren en de familie Bracht, waren eveneens aanwezig op de vergadering van februari. Vanaf 13 juni 2019 worden Luc Bertrand en Priscilla Bracht uitgenodigd op alle vergaderingen van het remuneratiecomité.

Evaluatie

De periodieke evaluatie van de samenstelling en werking van de raad van bestuur heeft eveneens betrekking op de comités van de raad van bestuur.

4.3. Benoemingscomité

Samenstelling op 31 december 2019

Het benoemingscomité van SIPEF bestaat uit alle leden van de raad van bestuur.

De evolutie van de samenstelling van het benoemingscomité is identiek aan die van de raad van bestuur (zie punt 2.1.).

Vergaderingen in 2019 en aanwezigheidsgraad

In 2019 kwam de raad in zijn hoedanigheid van benoemingscomité tweemaal bijeen: op 12 februari en 22 november. Het gewogen gemiddelde aanwezigheidspercentage was 100%.

Het comité van 12 februari boog zich over de hernieuwing van de mandaten van Antoine Friling, Sophie Lammerant-Velge en François Van Hoydonck voor een termijn van vier jaar en van Regnier Haegelsteen voor een periode van één jaar. Het comité stelde eveneens Nicholas Thompson voor als nieuwe bestuurder. Onder de opschortende voorwaarde van de goedkeuring van de mandaten door de algemene vergadering van 12 juni 2019, stelde het comité de samenstelling van het audit- en remuneratiecomité vast.

Op 22 november nam het comité kennis van de verdere evolutie van de samenstelling van de raad van bestuur.

AANWEZIGHEID
Baron Luc Bertrand, voorzitter 2 / 2
François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder 2 / 2
Tom Bamelis 2 / 2
Priscilla Bracht 2 / 2
Baron Jacques Delen 2 / 2
Bryan Dyer (tot 12 juni 2019)* 1 / 1
Antoine Friling 2 / 2
Regnier Haegelsteen 2 / 2
Sophie Lammerant-Velge 2 / 2
Petra Meekers 2 / 2
Nicholas Thompson (vanaf 12 juni 2019)** 1 / 1

* aanwezigheidspercentage berekend tot de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat

** aanwezigheidspercentage berekend vanaf de gewone algemene vergadering van 12 juni 2019 en op grond van de vergaderingen tijdens zijn bestuurdersmandaat

4.4 Evaluatie van de comités van de raad van bestuur

De raad van bestuur evalueert regelmatig zijn samenstelling en werking evenals die van zijn comités.

Tijdens de vergadering van 18 september 2018 kwamen, naast de beoordeling van de raad, tevens de samenstelling en de werking van de comités aan bod.

Er was geen commentaar over de huidige samenstelling van de comités, maar wel over de verdere evolutie hiervan. Immers, over de periode van 2019 tot 2021 zouden vier bestuurders de leeftijdsgrens van 70 jaar bereikt hebben. Alle leden van de raad, in hun hoedanigheid van lid van het benoemingscomité, werden uitgenodigd om de samenstelling van het auditcomité en remuneratiecomité opnieuw te bestuderen op basis van dit gegeven, rekening houdend met de wettelijke vereisten.

Tot slot werd de communicatie tussen de raad van bestuur en de comités geanalyseerd en werden er concrete voorstellen gedaan voor de toekomstige rapportering van het auditcomité en het remuneratiecomité.

De volgende evaluatie van de samenstelling en werking van de raad en zijn comités zal plaatsvinden in 2021.

5. Remuneratieverslag

5.1 Procedure voor de ontwikkeling van het remuneratiebeleid en de vaststelling van het remuneratieniveau

Het remuneratiebeleid en het remuneratieniveau worden vastgelegd door de raad van bestuur op voorstel van het remuneratiecomité.

Niet-uitvoerende bestuurders

Het bedrag van de vergoeding van de niet-uitvoerende bestuurders wordt op voorstel van het remuneratiecomité bepaald door de raad van bestuur en ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering.

Het remuneratiecomité vergelijkt jaarlijks de emolumenten van de bestuurders met die van gelijkaardige operationele genoteerde bedrijven en doet indien nodig voorstellen om ze aan te passen.

Gedelegeerd bestuurder en andere leden van het executief comité

De samenstelling van de vergoedingen en de bedragen worden vastgelegd door de raad van bestuur op voorstel van het remuneratiecomité.

Elk jaar maken de vergoedingen van de leden van het executief comité met inbegrip van die van de gedelegeerd bestuurder, het voorwerp uit van een externe benchmarking. Deze vergelijkende studie wordt door de Vennootschap zelf uitgevoerd aan de hand van gepubliceerde salarisstudies en remuneratiegegevens in de jaarverslagen van gelijkaardige operationele genoteerde bedrijven met een vergelijkbare marktkapitalisatie.

De marktmediaan wordt weerhouden als referentie voor de vergoedingen van de leden van het executief comité. Dit vergelijkend onderzoek dat normaal plaatsvindt in november of december, heeft vooral betrekking op de vaste vergoeding van de leden van het executief comité en in mindere mate op de variabele vergoeding.

De algemene vergadering van 8 juni 2011 heeft beslist, in afwijking van artikel 520 ter Wetboek Vennootschappen, dat de volledige variabele vergoeding van de leden van het executief comité gebaseerd is op vooraf vastgestelde en objectief meetbare prestatiecriteria over een periode van één jaar. Aldus kunnen de variabele vergoedingen in één keer worden uitbetaald zonder ze te spreiden over drie jaar, zoals voorzien door de wet. De statuten van de Vennootschap werden in die zin aangepast.

De optieplannen worden opgesteld door de raad van bestuur op voorstel van het remuneratiecomité.

5.2 Remuneratiebeleid

Niet-uitvoerende bestuurders

De niet-uitvoerende bestuurders ontvangen een vaste vergoeding die niet gerelateerd is aan de omvang van de resultaten. Deze vergoeding bestaat uit de emolumenten voor de vergaderingen van de raad van bestuur en, desgevallend, een vergoeding voor het zetelen in een bepaald comité.

In 2019 ontvingen de niet-uitvoerende bestuurders de volgende vergoedingen:

Op jaarbasis per persoon in EUR Lid Voorzitter
Raad van bestuur 29 000 60 000
Auditcomité 7 500 9 750
Remuneratiecomité 4 000 5 200

De ontslagnemende en nieuwe bestuurders worden vergoed ten belope van het aantal gepresteerde maanden in het boekjaar.

De niet-uitvoerende bestuurders ontvangen geen variabele vergoeding, geen aandelen en evenmin opties. Ze genieten van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering.

Uitvoerend management

De leden van het uitvoerend management, dat bestaat uit de gedelegeerd bestuurder en de andere leden van het executief comité, ontvangen een vaste vergoeding, een variabele vergoeding en eventueel opties.

A. Vaste vergoeding

De gedelegeerd bestuurder ontvangt emolumenten voor het deelnemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur en daarnaast een vaste vergoeding voor zijn uitvoerende functies.

Het bedrag van de vaste vergoeding van de leden van het executief comité, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder, wordt vastgelegd op basis van de marktpraktijken en is het voorwerp van een jaarlijkse toetsing (zie supra).

De leden van het executief comité genieten van een groepsverzekering met vaste bijdragen. Deze omvat een aanvullend pensioen en eveneens een invaliditeits- en overlijdensdekking. Daarnaast heeft de Vennootschap voor elk lid een hospitalisatieverzekering afgesloten en een bijstandsverzekering die wereldwijde dekking geeft. Bovendien ontvangen de leden een bedrijfswagen en maaltijdcheques.

B. Variabele vergoeding

Het totale bedrag van de variabele vergoedingen van de leden van het executief comité is afhankelijk van het geconsolideerd recurrent resultaat van de SIPEF-groep.

De raad van bestuur kan eventueel daarbovenop een bijzondere bonus toekennen aan één of meerdere leden voor specifieke verrichtingen.

De individuele verdeling van de totale variabele vergoeding onder de leden van het comité gebeurt aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve vooraf vastgestelde en objectief meetbare prestatiecriteria die worden toegepast op een periode van één boekjaar.

Het relateren van de variabele vergoeding aan de prestaties van één boekjaar - en niet aan performantiecriteria over twee en drie boekjaren zoals voorzien door de wet - wordt verantwoord door de anciënniteit van alle leden van het executief comité. Deze laatsten hebben reeds meerdere jaren bewezen te worden gedreven door een langetermijnvisie. Dergelijke visie ligt helemaal in de lijn van de strategie van de Vennootschap waarvan de activiteiten enkel op lange termijn kunnen worden geëvalueerd. Bovendien hebben alle leden van het executief comité een "claw back"-clausule ondertekend. Dit komt erop neer dat de Vennootschap het recht heeft om de variabele nettovergoeding terug te vorderen, indien deze op basis van onjuiste financiële gegevens werd toegekend.

Naast de variabele vergoeding op korte termijn, ontvangen de leden van het executief comité geen variabele remuneratie in geld op lange termijn.

C. Winstdelingsplannen

Om het uitvoerend management nauwer te betrekken bij de ontwikkeling van de Vennootschap en als extra motivatie, heeft SIPEF optieplannen in het leven geroepen. Vanaf het boekjaar 2011 tot op heden werden dus jaarlijks aandelenopties aangeboden aan de leden van het executief comité. De aandelenopties, die onder het aandelenoptieplan van SIPEF worden aangeboden, hebben de volgende kenmerken:

  • Type: opties op aandelen SIPEF (één optie geeft recht op één aandeel SIPEF)
  • Tijdstip aanbod: eind november;
  • Uitoefenprijs: prijs vastgesteld op basis van de gemiddelde slotkoers van het aandeel gedurende 30 dagen voorafgaand aan het aanbod;
  • Looptijd van het plan: 10 jaar
  • Uitoefentermijn: op elk moment vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de derde verjaardag van de toekenning, tot het einde van het tiende jaar te rekenen vanaf de datum van het aanbod.

5.3 De toepassing van het remuneratiebeleid in 2019

De individuele vergoedingen van de bestuurders betaald in 2019

EUR Lid van
de raad van
bestuur
Lid van het
auditcomité
Lid van het
remuneratie
comité
Totaal
Baron Luc Bertrand, voorzitter 60 000 - - 60 000
François Van Hoydonck 29 000 - - 29 000
Tom Bamelis 29 000 4 875 (1) - 33 875
Priscilla Bracht 29 000 - - 29 000
Baron Jacques Delen 29 000 - - 29 000
Bryan Dyer 14 500 (2) - - 14 500
Antoine Friling 29 000 3 750 (3) 4 600 (3) 37 350
Regnier Haegelsteen 29 000 4 875 (4) 2 600 (4) 36 475
Sophie Lammerant-Velge 29 000 7 500 4 000 40 500
Petra Meekers 29 000 - 2 000 (5) 31 000
Nicholas Thompson 14 500 (6) 3 750 - 18 250
TOTAAL 321 000 24 750 13 200 358 950

(1) vergoeding pro rata van de duur van het mandaat van voorzitter van het auditcomité

(2) vergoeding pro rata van de duur van het mandaat van bestuurder

(3) vergoeding pro rata van de duur van het mandaat van lid van het auditcomité en van het mandaat van voorzitter van het remuneratiecomité

(4) vergoeding pro rata van de duur van het mandaat van lid van en voorzitter van het audit- en remuneratiecomité

(5) vergoeding pro rata van de duur van het mandaat van lid van het remuneratiecomité

(6) vergoeding pro rata van de duur van het mandaat van bestuurder en lid van het auditcomité

Vergoeding van de leden van het executief comité in 2019

De vaste en variabele vergoedingen kunnen, net als de andere voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks door SIPEF en door haar dochterondernemingen aan de leden van het executief comité in 2019 zijn toegekend en uitgekeerd, als volgt worden samengevat (totale kost voor de Vennootschap):

kEUR Gedelegeerd
bestuurder
Andere
leden
Totaal Relatief
belang
Vaste vergoeding 398 1 043 1 441 59,01%
Variabele vergoeding 165 251 416 17,04%
Groepsverzekering 264 203 467 19,12%
Aandelenopties 2018* 36 47 83 3,40%
Voordelen in natura (bedrijfswagen) 3 32 35 1,43%
TOTAAL 866 1 576 2 442 100,00%

* de waarde van het voordeel in natura waarop de begunstigden in 2019 belasting betaalden

In 2019 werden geen aandelen aan de leden van het executief comité toegekend.

Opties toegekend aan de leden van het executief comité in 2019

Op 22 november 2019 werd er door SIPEF beslist om 14 000 opties toe te kennen aan de leden van het executief comité. Deze werden verdeeld onder de begunstigden als volgt:

François Van Hoydonck 6 000
Charles De Wulf 2 000
Thomas Hildenbrand 2 000
Robbert Kessels 2 000
Johan Nelis 2 000
TOTAAL 14 000

Daarnaast werden er nog 6 000 opties toegekend aan de algemene directeuren van de buitenlandse filialen.

De in 2019 toegekende opties hebben de volgende kenmerken:

Uitoefenprijs • EUR 45,61
Vervaldatum • 22 november 2029
Uitoefenperiode • op elk moment vanaf
1 januari 2023 tot en met
22 november 2029

In 2019 hebben de leden van het executief comité geen opties uitgeoefend en zijn 3 300 van de opties toegekend aan de algemene directeuren van de buitenlandse filialen vervallen.

5.4 Belangrijkste clausules van de overeenkomsten van het executief comité

Alle leden hebben een zelfstandig statuut. Buiten de bovenstaande informatie opgenomen in het remuneratieverslag, bevatten de overeenkomsten van de leden van het executief comité een niet-concurrentie- en confidentialiteitsclausule.

De leden kunnen geen aanspraak maken op een vertrekvergoeding in geval van een door dringende redenen verantwoorde beëindiging door de Vennootschap van de dienstverlening of intrekking van mandaat.

De gedelegeerd bestuurder kan zijn overeenkomst eenzijdig beëindigen mits een opzegtermijn van zes maanden. De door de Vennootschap te respecteren opzegtermijn varieert van 18 tot 24 maanden, afhankelijk van het tijdstip van beëindiging van de overeenkomst. De opzegtermijn zal met 12 maanden worden verlengd in geval van beëindiging van de overeenkomst ingevolge een controlewijziging van de Vennootschap, waarbij meer dan de helft van de bestuurders wordt vervangen en indien ernstige beperkingen van de essentiële bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder eenzijdig worden ingevoerd door de Vennootschap. De buitengewone algemene vergadering van 27 december 2007 keurde deze laatste clausule goed, overeenkomstig artikel 556 Wetboek Vennootschappen.

Voor de andere leden van het executief comité bedraagt de opzegtermijn in geval van beëindiging door de Vennootschap één maand per jaar dienstverlening met een minimum van drie maanden en een maximum van 18 maanden. De opzegtermijn in geval van beëindiging van de dienstverlening door het lid van het executief comité, bedraagt 1,5 maand per begonnen vijf jaar dienst met een maximum van zes maanden.

5.5 Wijzigingen in het remuneratiebeleid

Het remuneratiebeleid onderging in 2019 geen wijzigingen.

5.6 Remuneratiebeleid voor de boekjaren 2020 en 2021

De raad van bestuur heeft niet de intentie om het remuneratiebeleid ingrijpend te zullen wijzigen in 2020 en 2021.

6. Externe en interne audit

6.1 Externe audit

De gewone algemene vergadering van 12 juni 2017 heeft het mandaat van Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA, vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, hernieuwd voor een periode van drie jaar. Dit mandaat zal dus aflopen op het einde van de gewone algemene vergadering van het boekjaar 2020. Diezelfde vergadering legde de jaarlijkse bezoldiging vast op EUR 76 740, indexatie en BTW niet inbegrepen.

De commissaris oefent de externe controle uit op de geconsolideerde en op de maatschappelijke financiële staten van de SIPEF. Hij rapporteert tweemaal per jaar aan het auditcomité en de raad van bestuur.

De jaarlijkse vergoeding van de commissaris voor het boekjaar 2019 voor de controle van de maatschappelijke en geconsolideerde financiële staten van SIPEF bedraagt KUSD 90 (KEUR 81).

De vergoeding voor de niet-controlediensten in 2019 kwam uit op KUSD 41 (KEUR 37). Deze honoraria hadden betrekking op fiscale adviezen. Deze niet-controlediensten werden goedgekeurd door het auditcomité, dat bij elke vergadering een overzicht van deze erelonen ontvangt.

De totale kost voor externe controle van de SIPEF-groep betaald aan het Deloitte netwerk bedroeg KUSD 396. Het bedrag aan betaalde erelonen voor adviezen van dezelfde commissaris en aanverwante bedrijven kwam uit op KUSD 108. Alle details betreffende de honoraria betaald aan Deloitte kunnen worden geraadpleegd in Toelichting 32 van de Financiële staten.

Het mandaat van de commissaris vervalt op het einde van de gewone algemene vergadering van 10 juni 2020. Er zal aan deze vergadering voorgesteld worden het mandaat van Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA, te verlengen voor een nieuwe periode van drie jaar en de bezoldiging vast te leggen op EUR 81 438, indexatie en BTW niet inbegrepen. Indien de vergadering deze hernieuwing goedkeurt, zal Deloitte vertegenwoordigd worden voor de uitoefening van dit mandaat door Kathleen De Brabander.

Deze hernieuwing is volledig in lijn met de Europese verordening betreffende de audithervorming van 16 april 2014. De Belgische wetgever interpreteert echter de overgangsbepalingen met betrekking tot de externe rotatie van de bedrijfsrevisoren van deze verordening op een restrictieve manier. Hierdoor zal Deloitte zijn nieuw mandaat enkel voor het boekjaar 2020 kunnen uitoefenen en het moeten onderbreken voor de twee volgende boekjaren.

SIPEF zal dus in de loop van 2020 een private aanbesteding opstarten met het oog op de benoeming van een nieuwe externe auditor overeenkomstig de Europese voorschriften met betrekking tot externe rotatie van de bedrijfsrevisoren bij genoteerde bedrijven.

6.2 Interne audit

In de filialen in Indonesië en in Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea is een interne auditafdeling opgericht die viermaal per jaar rapporteert aan het lokaal auditcomité dat de interne auditrapporten beoordeelt.

In de Hoofdzetel in België en in de overige dochterondernemingen wordt de interne auditfunctie uitgeoefend door het verantwoordelijke directielid, samen met de gedelegeerd bestuurder en de "chief financial officer" van SIPEF. Gelet op de beperkte omvang van deze bedrijven, is het auditcomité van SIPEF in 2019 niet teruggekomen op zijn beslissing om momenteel geen afzonderlijke interne auditafdeling op te richten.

7. Verslag in verband met interne controle en risicobeheerssystemen

De raad van bestuur van SIPEF is verantwoordelijk voor het beoordelen van de inherente risico's van de Groep en van de doeltreffendheid van de interne controle.

Het interne controlesysteem van SIPEF werd opgezet overeenkomstig de Belgische wettelijke vereisten voor het risicobeheer en de interne controle, de principes vermeld in de Belgische Corporate Governance Code 2009 en is georganiseerd op basis van het Coso model ("the Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission").

Een op groepsniveau uitgevoerde risicoanalyse vormt de basis van het interne controle- en risicobeheerssysteem, waarvan de betrouwbaarheid van de financiële rapportering en het communicatieproces een belangrijke pijler uitmaakt.

7.1 Controleomgeving

SIPEF is een Belgisch genoteerd bedrijf dat zich toelegt op agro-industriële activiteiten in tropische en sub-tropische gebieden. De Groep produceert vooral palmproducten maar ook, rubber, thee en bananen in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. De productie van deze producten is zeer arbeidsintensief.

Om het beheer van de plantages te optimaliseren wordt veel aandacht besteed aan de algemene kennis en de opleiding van de werknemers in landbouw- en beheerstechnieken. De Vennootschap stelt handleidingen op met standaardprocedures die praktische richtlijnen en aangewezen beheerspraktijken bevatten om zo de implementatie van het beleid van de Groep te verzekeren op het gebied van landbouw, techniek en milieu door de talrijke personeelsleden in de verschillende delen van de wereld. Het management van de groep ziet erop toe dat alle werknemers in een veilige en gezonde omgeving kunnen werken.

De raad van bestuur van SIPEF heeft tevens een 'Verantwoordelijk Plantagebeleid' (www. sipef.com/hq/sustainability/policies/responsible-plantations-policy) opgesteld dat van toepassing is op alle plantageactiviteiten. Hij herziet dit beleid elk jaar om het aan te passen aan de evolutie van de juridische, maatschappelijke en ecologische standaarden.

Om verdere groei mogelijk te maken en te stimuleren, streeft SIPEF in het dagelijks beleid van haar activiteiten een duidelijke duurzame regelgeving na, die strenger is dan de wettelijke vereisten van de landen waarin de Vennootschap actief is. Dat engagement wordt gestaafd door certificaten en algemeen erkende standaarden: zie Duurzaamheidsverslag pagina 17.

De door SIPEF uitgeoefende interne controle waakt erover dat al deze procedures, richtlijnen en regelgevingen worden gerespecteerd om zo de activa, het personeel en de activiteiten van de groep te beschermen en hun beheer te optimaliseren.

Algemeen kan de bedrijfsstructuur, de bedrijfsfilosofie en de managementstijl van de SIPEFgroep omschreven worden als 'vlak'. Dit is te verklaren door het beperkte aantal beslissingslijnen binnen de hiërarchie. Dit beperkt aantal beslissingslijnen en de geringe personeelsrotatie verhogen de sociale controle binnen de Vennootschap.

De Groep is onderverdeeld in een aantal afdelingen. Elke afdeling en elke persoon binnen de desbetreffende afdeling heeft zijn eigen functieomschrijving. Voor elke functie en taak wordt het vereiste studie- en/of ervaringsniveau bepaald. Er bestaat een welomschreven politiek van delegaties van bevoegdheden.

Tot slot waakt SIPEF over de strikte toepassing van de regels van haar Corporate Governance Charter opdat de bestuurders, alle leidinggevenden en het personeel van de Groep op een eerlijke en ethische manier en volgens de toepasselijke regelgeving en beginselen van deugdelijk bestuur zouden handelen.

7.2 Risicoanalyse en controle-activiteiten

De raad van bestuur keurt jaarlijks een strategisch plan goed dat de doelstellingen op strategisch, operationeel, financieel, fiscaal en juridisch vlak uitstippelt.

Het verwezenlijken van deze doelstellingen kan in gevaar worden gebracht door bepaalde risico's. Deze risico's werden in kaart gebracht en ingedeeld op grond van hun potentieel belang, de waarschijnlijkheid waarmee ze kunnen voorkomen en de maatregelen die werden getroffen om deze risico's te behandelen. De risicobehandelingen werden opgedeeld als volgt: verminderen, overdragen, vermijden of aanvaarden.

De Vennootschap heeft de nodige instructies uitgevaardigd en/of de vereiste procedures vastgelegd om de geïdentificeerde risico's op passende wijze te kunnen behandelen.

7.3 Informatie en communicatie

Een geheel van operationele en financiële rapporteringen, interne en externe, maakt het mogelijk om op periodieke basis (dagelijks, wekelijks, maandelijks, driemaandelijks, halfjaarlijks of jaarlijks) en op de gepaste niveaus de nodige informatie ter beschikking te stellen om de toevertrouwde verantwoordelijkheden naar behoren te kunnen vervullen.

7.4 Toezicht en monitoring

Het is de verantwoordelijkheid van elke werknemer om potentiële tekortkomingen in de interne controle te melden bij de respectievelijke verantwoordelijken.

Daarnaast zijn de interne auditafdelingen in de filialen in Indonesië en bij Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea belast met het permanente toezicht op de doeltreffendheid en de naleving van de bestaande interne controle voor hun respectievelijke activiteiten. Op basis van hun bevindingen stellen zij de nodige bijsturingen voor. Een lokaal auditcomité bespreekt per kwartaal de rapporten van de interne auditafdelingen. Jaarlijks wordt een samenvatting van de belangrijkste bevindingen voorgelegd aan het auditcomité van SIPEF.

Voor kleinere filialen, waarvoor geen aparte interne auditfunctie werd gecreëerd, neemt het verantwoordelijke directielid, samen met de gedelegeerd bestuurder en de "chief financial officer" van SIPEF, het toezicht op de interne controle

waar.

Een externe auditor onderwerpt daarnaast minstens éénmaal per jaar de financiële staten van elk filiaal van de Groep aan een nazicht. Eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze externe audit, worden aan de raad van bestuur overgemaakt onder de vorm van een "management letter". In het verleden werden er geen belangrijke tekortkomingen in de interne controle vastgesteld.

7.5 Interne controle- en risicobeheerssystemen die verband houden met financiële verslaggeving

Het proces voor de totstandkoming van de financiële rapportering is georganiseerd als volgt:

  • Het proces wordt geleid door de afdeling "corporate finance", die onder direct toezicht staat van de "chief financial officer" van SIPEF.
  • In functie van de opgelegde (interne en externe) deadlines wordt er een retroplanning opgemaakt. In het begin van het jaar krijgt elke rapporteringsentiteit en de externe auditor dit document. De website van de Vennootschap maakt eveneens de externe deadlines publiek bekend.
  • Volgende rapporteringsentiteiten kunnen worden geïdentificeerd:
    • a. het geheel van ondernemingen in Indonesië, inclusief PT Timbang Deli
    • b. Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea
    • c. Plantations J. Eglin SA in Ivoorkust
    • d. Jabelmalux SA in Luxemburg
    • e. SIPEF in België
    • f. Verdant Bioscience Pte Ltd in Singapore
  • Aan het hoofd van de financiële afdeling van elke entiteit staat een gecertifieerd accountant.
  • De eerste stap van de jaarlijkse rapporteringscyclus bestaat uit het opmaken van een budget voor het volgende jaar. Dit gebeurt in de maanden september tot november en wordt aan de raad van bestuur ter goedkeuring voorgelegd in de maand november. De strategische opties in dit budget passen ook in het strategisch langetermijnplan dat jaarlijks wordt bijgewerkt en goedgekeurd door de raad van bestuur.
  • Voor zowel het strategisch plan als het jaarbudget worden de nodige sensitiviteitsanalyses opgemaakt, om het juiste risicoprofiel van de te nemen beslissingen te kunnen inschatten.
  • Tijdens de eerste week van elke nieuwe maand worden de productiecijfers en de financiële nettopositie van de vorige maand ontvangen en geconsolideerd door de afdeling "corporate finance" en vervolgens aan de gedelegeerd bestuurder en het executief comité voorgelegd.
  • Tijdens deze eerste week worden eveneens de intergroepstransacties gereconcilieerd vooraleer de rekeningen af te sluiten.
  • De maandelijkse financiële rapportering bestaat uit een analyse van de volumes (beginvoorraad, productie, verkopen en eindvoorraad), het operationeel resultaat en een samenvatting van de overige posten van de resultatenrekening (financieel resultaat en belastingen), een balans en kasstroomanalyse.
  • De boekhoudnormen gehanteerd voor de maandrapportering zijn identiek aan die voor de wettelijke consolidatie onder de IFRS.
  • De maandcijfers worden vergeleken met het budget en met dezelfde periode van vorig jaar per rapporteringsentiteit, waarbij significante afwijkingen worden onderzocht.
  • De afdeling "corporate finance" converteert deze (samenvattende) operationele en financiële cijfers op maandbasis naar de functionele munteenheid (meestal USD), geconsolideerd in de presentatiemunt (USD) en toetst nogmaals hun coherentie met het budget of de vorige periode.
  • De geconsolideerde maandrapportering wordt voorgelegd aan de gedelegeerd bestuurder en het executief comité.
  • De raad van bestuur ontvangt deze rapportering op periodieke basis (3, 6, 9 en 12 maanden) ter voorbereiding van de vergadering van de raad. Deze rapportering gaat gepaard met een nota met een gedetailleerde beschrijving van de operationele en financiële evoluties van het voorbije kwartaal.
  • Ingeval van uitzonderlijke evenementen, wordt de raad van bestuur eveneens tussentijds op de hoogte gebracht.
  • Een externe audit controleert de individuele financiële staten en de technische consolidatie per eind juni en eind december (alleen in december voor de kleinere entiteiten). Daarna worden de geconsolideerde IFRS-cijfers aan het auditcomité voorgelegd.
  • Op basis van het advies van het auditcomité spreekt de raad van bestuur zich uit over de juistheid van de geconsolideerde cijfers, alvorens de financiële staten in de markt te publiceren.
  • Twee keer per jaar (na het eerste en na het derde kwartaal) wordt een tussentijds beheersverslag gepubliceerd met vermelding van de evolutie van de productievolumes, de wereldmarktprijzen en eventuele wijzigingen in de vooruitzichten.
  • De afdeling "corporate finance" staat in voor het opvolgen van eventuele wijzigingen in (IFRS-) rapporteringsnormen en het implementeren van deze wijzigingen binnen de Groep.

De maandelijkse managementrapportering en de wettelijke consolidatie worden uitgevoerd in een geïntegreerd systeem. Er wordt ook gepaste zorg besteed aan antivirus- en beschermingsprogramma's, ononderbroken back-ups en maatregelen ter waarborging van de continuïteit van de dienstverlening.

8. Gedragsregels inzake belangenconflicten

Het Charter beschrijft het beleid met betrekking tot verrichtingen tussen de Vennootschap of een met haar verbonden vennootschap en een lid van de raad van bestuur of van het executief comité die aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten, al dan niet in de zin van het Wetboek Vennootschappen. Het vermeldt bovendien de wettelijke procedures die zijn vastgelegd in de artikels 523 en 524 van het Wetboek Vennootschappen.

In 2019 werden er twee verrichtingen die aanleiding gaven tot een belangenconflict in de zin van artikel 523 Wetboek Vennootschappen gemeld aan de raad van bestuur van respectievelijk 12 februari en van 22 november. De wettelijke procedure voorzien door dit artikel werd toegepast op de beslissingen van de raad in verband hiermee. De commissaris van de Vennootschap werd op de hoogte gebracht en het uittreksel van de notulen met betrekking tot die verrichtingen wordt hieronder integraal weergegeven:

Uittreksel uit de notulen van 12 februari 2019

'De Voorzitter van het Remuneratiecomité, Regnier Haegelsteen, vat de voorstellen van het Comité aan de Bestuurders samen als volgt:

De individuele evaluatie van de leden van het Executief Comité leidde tot een individueel bonusvoorstel dat wordt meegedeeld aan de Bestuurders.

Aangezien dit onderwerp betrekking heeft op zijn vergoeding, verklaart François Van Hoydonck, Gedelegeerd Bestuurder, dat er een belangenconflict in zijn hoofde bestaat. Artikel 523 van het Wetboek Vennootschappen is daarom van toepassing en de Commissaris van de vennootschap werd hiervan op de hoogte gebracht. Hij verlaat tijdelijk de vergadering. De Bestuurders nemen kennis van de evaluatie

en het voorstel van het Remuneratiecomité voor François Van Hoydonck en keuren dit goed.

François Van Hoydonck betreedt opnieuw de vergaderzaal.'

Uittreksel uit de notulen van 22 november 2019

'De Voorzitter van het remuneratiecomité, Antoine Friling, vat het advies van het comité aan de Bestuurders als volgt samen:

Aangezien het volgende punt zijn vergoeding betreft, verklaart François Van Hoydonck, Gedelegeerd Bestuurder, dat er sprake is van een belangenconflict in zijn hoofde. Artikel 523 van het Wetboek van Vennootschappen is daarom van toepassing en de commissaris van de Vennootschap is op de hoogte gebracht van deze situatie. Hij verlaat tijdelijk de vergadering.

De Voorzitter van het remuneratiecomité legt uit dat het jaarlijkse optieplan, gestart in 2011, zou worden voortgezet in 2019. De opties zouden dezelfde kenmerken hebben als deze die vorig jaar werden toegekend, zijnde een jaarlijks aandelenoptieplan op bestaande SIPEF-aandelen en in overeenstemming met de Belgische belastingwetgeving. Het comité stelt voor om een totaal aantal van 20 000 aandelenopties toe te kennen aan de Gedelegeerd Bestuurder, het Executief Comité en de 3 managers die verantwoordelijk zijn voor de activiteiten van SIPEF in Indonesië, PNG en Ivoorkust.

Eén optie geeft de begunstigde het recht om één SIPEF-aandeel te kopen, 20 000 opties komen overeen met een bedrag van ongeveer KEUR 920 (op basis van een aandelenkoers van ongeveer 46 euro per aandeel), waarvan 6 000 opties (KEUR 276) zouden verleend worden aan François Van Hoydonck.

Na beraadslaging keurt de Raad van Bestuur het voorstel goed zoals geformuleerd door het comité. François Van Hoydonck komt opnieuw de vergaderruimte binnen.'

Er deden zich verder geen andere gevallen van belangenconflicten voor in 2019.

9. Beleid inzake financiële transacties

De raad van bestuur heeft de gedragsregels die de bestuurders, werknemers en zelfstandige medewerkers van SIPEF dienen te respecteren bij financiële verrichtingen met effecten van de Vennootschap en zijn beleid ter voorkoming van marktmisbruik opgesteld en neergeschreven in hoofdstuk 5 van het Charter.

10. Aandeelhoudersstructuur

De aandeelhoudersstructuur van SIPEF wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van twee referentieaandeelhouders, Ackermans & van Haaren en de groep Bracht (bestaande uit de familie Baron Bracht en Cabra NV) die gezamenlijk optreden in onderling overleg op grond van een aandeelhoudersovereenkomst die oorspronkelijk werd afgesloten in 2007 voor een periode van 15 jaar. Op 3 maart 2017 werd deze overeenkomst aangepast en verlengd voor een nieuwe periode van 15 jaar.

Deze aandeelhoudersovereenkomst beoogt met de creatie van een stabiel aandeelhouderschap van SIPEF, de bevordering van de evenwichtige ontwikkeling en de rendabele groei van SIPEF en haar dochtervennootschappen. Ze bevat onder meer stemafspraken in verband met de benoeming van bestuurders en afspraken in verband met de overdracht van aandelen.

Naar aanleiding van de fusie tussen Cabra NV en Gedei NV op 31 augustus 2018, ontving SIPEF een transparantiemelding van de controlerende aandeelhouder. Hieruit vloeide voort dat Ackermans & van Haaren samen in overleg met groep Bracht 42,86% van de stemmen bezat, waarvan 30,56% in handen van Ackermans & van Haaren en het saldo in het bezit van groep Bracht. De relevante gegevens van deze transparantiemelding zijn terug te vinden op de website van de Vennootschap (www.sipef.com/hq/investors/ shareholders-information/shareholders-structure/). Op die datum bezat geen enkele andere aandeelhouder meer dan 5% van de stemmen van SIPEF.

11. Overeenstemming met de Belgische Corporate Governance Code 2009 – "comply or explain"

Het deugdelijk bestuur van SIPEF wijkt af van een beperkt aantal aanbevelingen van de Belgische Corporate Governance Code 2009:

De optieplannen worden niet voorafgaandelijk ter goedgekeuring voorgelegd aan de algemene vergadering.

De plannen zijn opgenomen in het remuneratieverslag en worden dus onrechtstreeks via dit verslag ter goedkeuring voorgelegd aan de aandeelhouders.

Bovendien worden de opties toegekend aan de begunstigden tegen eind november. Het is dus in de praktijk onmogelijk om het optieplan voor de toekenning van de opties voor te leggen aan de gewone algemene vergadering die plaats heeft in juni. En tot slot maken de opties slechts een klein deel uit van het totale remuneratiepakket van de betrokken managers.

SIPEF heeft geen secretaris-generaal die de raad van bestuur kan adviseren inzake deugdelijk bestuur.

Deze functie wordt gezamenlijk waargenomen door de gedelegeerd bestuurder en "chief financial officer" die zich laten bijstaan door de "legal counsel" van de Vennootschap.

Het Charter vermeldt geen specifieke procedure voor de evaluatie van de samensteling, de werking en de performantie van het executief comité.

De raad van bestuur heeft geen specifieke evaluatieprocedure in verband hiermee uitgewerkt omdat hij het hele jaar door in de praktijk het executief comité kan beoordelen op grond van het door dit comité geleverde werk en zijn voorbereidingen voor de raad.

Het benoemingscomité van SIPEF bestaat uit alle leden van de raad van bestuur en is dus slechts voor 30% samengesteld uit onafhankelijke bestuurders en niet voor meer dan 50% zoals vereist door de Belgische Corporate Governance Code.

SIPEF is van oordeel dat de voltallige raad beter in staat is dan een benoemingscomité om zijn samenstelling en de opvolgingsplanning voor te bereiden en te organiseren. Bovendien staat de relatief beperkte omvang van de raad - tien leden - een efficiënte beraadslaging en besluitvorming niet in de weg.

SIPEF op de beurs

Beursnotering

De SIPEF-aandelen zijn genoteerd op de Brusselse aandelenbeurs sinds de oprichting van SIPEF in 1919.

Momenteel zijn de aandelen genoteerd op de continumarkt van Euronext Brussels (code van het aandeel: SIP, ISIN code: BE0003898187).

EVOLUTIE SIPEF-AANDEEL (IN EUR) VS. RUWE PALMOLIEPRIJS (IN USD)

Bovenstaande grafiek toont aan dat de waarde van het SIPEF-aandeel in EUR dezelfde trend volgt als de ruwe palmolieprijs (herrekend naar EUR). De trendbreuk in 2017 is vermoedelijk te wijten aan de uitbreidingen van eind 2016 en begin 2017 en de daarbij horende kapitaalverhoging in mei 2017. Sinds deze transacties van het eerste semester van 2017 werd de relatie tussen het SIPEF-aandeel en de ruwe palmolieprijs terug hersteld.

2019 2018 2017 2016 2015
Hoogste beurskoers van het jaar 54,80 65,0 70,0 60,8 53,9
Laagste beurskoers van het jaar 35,25 46,5 57,0 45,5 40,0
Slotkoers per 31/12 54,80 48,8 62,8 60,5 52,8
Marktkapitalisatie per 31/12 (KEUR) 579 747 516 271 664 382 541 491 472 383
Aantal aandelen per 31/12 10 579 328 10 579 328 10 579 328 8 951 740 8 951 740
Gemiddelde aantal verhandelde aandelen per handelsdag 5 081 4 967 5 014 3 042 4 799
Gemiddelde omzet per handelsdag (KEUR) 229 287 318 155 230

EVOLUTIE BEURSGEGEVENS SIPEF-AANDEEL (IN EUR)

Dividendbeleid

Het winstuitkeringspercentage is sinds 2004 gestegen van 17% tot circa 30% in 2012. Dit percentage is over de periode 2012-2018 stabiel gebleven. In 2019 noteerde SIPEF een verlies zodat er voor 2020 geen dividenduitkering wordt voorgesteld.

Gezien de winstprognoses voor 2020, en volgende, verwacht SIPEF vanaf 2021 terug aan te knopen met een dividenduitkering van ongeveer 30% van de winst van het vorige boekjaar en het saldo te herinvesteren in de verdere groei van het bedrijf.

EVOLUTIE VAN HET DIVIDEND EN DE PAY-OUT RATIO

Financiële kalender

De periodieke en occasionele informatie met betrekking tot de Vennootschap en tot de Groep, wordt op de volgende wijze meegedeeld, voor beurstijd:

Donderdag 23 april 2020: tussentijds beheersverslag over de eerste drie maanden

Woensdag 13 augustus 2020:

resultaten van het eerste semester

Donderdag 22 oktober 2020: tussentijds beheersverslag over de eerste negen maanden Februari 2021: resultaten van het boekjaar, samen met de commentaren over de activiteiten van de Groep

Woensdag 9 juni 2021: volgende gewone algemene vergadering wordt gehouden om 15 uur (Kasteel Calesberg, Calesbergdreef 5, 2900 Schoten)

Overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften maakt elk belangrijk voorval dat een invloed kan hebben op het resultaat van de Vennootschap en van de Groep, het onderwerp uit van een afzonderlijk persbericht.

Financiële dienstverlening

De hoofdbetaalagent is Bank Degroof Petercam.

Corporate website

De website (www.sipef.com) speelt een belangrijke rol in de financiële communicatie van SIPEF. Daarom wordt een omvangrijk deel van de corporate website gereserveerd voor investor relations. Vanaf de lancering van de vernieuwde SIPEFwebsite in oktober 2018, wordt verwezen naar de dagelijkse aandelenkoers en de dagelijkse ruwe palmolieprijs (www.sipef.com/hq/investors/ daily-share-price-cpo-price/).

Andere informatie over de Vennootschap

Rechtsvorm, oprichting, wettelijke bekendmakingen

De Vennootschap werd opgericht op 14 juni 1919 in de vorm van een naamloze vennootschap naar Belgisch recht, bij akte verleden voor meester Xavier Gheysens, notaris te Antwerpen, bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 9 juli 1919 onder het nummer 5623. De statuten werden herhaaldelijk gewijzigd en voor het laatst bij akte van 12 juni 2019, bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 2 juli 2019 onder het nummer 19087786.

Op de activiteiten van SIPEF toepasselijke wetgeving

De Vennootschap wordt beheerst door de bestaande en toekomstige wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen en door de statuten.

Duur

De Vennootschap bestaat voor onbepaalde duur.

Maatschappelijk doel

De Vennootschap heeft tot doel:

  • a) Het planten en het bebouwen, onder meer van rubberbomen, koffiebomen, theeplanten, palmbomen en andere bomen of planten. Aankoop, verwerking en verkoop van alle producten; aankoop, verkoop, verpachting, verhuring van gronden of eigendommen of van mogelijk hierbij verbonden concessies en in het algemeen alles wat beschouwd kan worden als deel uitmakend van het landbouwkundig domein.
  • b) De deelneming, onder eender welke vorm, aan de oprichting, uitbreiding, omvorming en controle van alle Belgische of vreemde ondernemingen in handel, financiën, industrie of andere, het aanwerven van alle titels en rechten bij wijze van deelneming, inbreng, overschrijving, vaste deelname of aankoopoptie, verhandeling en op alle andere wijzen. Het toekennen aan de ondernemingen, waarin zij haar belangen stelt, van alle hulp, leningen, voorschotten of

waarborgen, kortom alle bewerkingen in het algemeen, welke rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met haar voorwerp of die er de verwezenlijking of de uitbreiding van vergemakkelijken.

c) Alle onroerende verrichtingen in de breedste zin, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van derden of in deelneming met derden, hetzij op eender welke wijze, in België of in den vreemde, ondermeer de aankoop, verkoop, verkaveling, opbouw, wederopbouw, toe-eigening, omvorming, bebossing en ontbossing, inhuurneming en verhuring van alle onroerende goederen, alsmede alle ondernemingen van openbare en private werken.

Kapitaal

Uitstaand kapitaal

SIPEF heeft van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie de officiële goedkeuring ontvangen om, vanaf 1 januari 2016, de boekhouding te voeren en de jaarrekening op te stellen in Amerikaanse dollar, de functionele munt van SIPEF.

Op 31 december 2019 bedroeg het volgestort maatschappelijk kapitaal USD 44 733 752,04. Het wordt vertegenwoordigd door 10 579 328 aandelen zonder vermelding van nominale waarde.

Alle aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen, hebben dezelfde rechten.

Ieder aandeel geeft recht op één stem. SIPEF heeft geen andere categorieën van aandelen uitgegeven, zoals aandelen zonder stemrecht of bevoorrechte aandelen.

Krachtens de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, dienden de houders van aandelen aan toonder hun effecten ten laatste op 31 december 2013 in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen hebben omgezet. De aandelen aan toonder die op 1 januari 2014 niet waren omgezet in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen werden van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde aandelen en ingeschreven op een effectenrekening op naam van SIPEF.

Sinds 1 januari 2014 werd de uitoefening van de rechten van de effecten aan toonder opgeschort krachtens de wet.

De wet verplichtte de emittenten bovendien om vanaf 1 januari 2015 alle niet-opgeëiste aandelen aan toonder op de beurs te verkopen en de opbrengst uit de verkoop binnen een periode van vijftien dagen aan de Deposito- en Consignatiekas over te maken.

Sinds 31 december 2015 hebben de eigenaars van de oude aandelen aan toonder het recht om bij de Deposito- en Consignatiekas de betaling van de overeenkomstige opbrengst te vragen, op voorwaarde dat zij hun hoedanigheid van houder kunnen aantonen. De wet van 14 december 2005 bepaalt wel dat vanaf 1 januari 2016 op de terugbetaling een boete verschuldigd zal zijn ter waarde van 10% van de opbrengst uit de verkoop van de onderliggende aandelen aan toonder, berekend per begonnen jaar vertraging. SIPEF heeft bijgevolg geen rol meer te spelen in dit proces.

Toegestaan kapitaal

Bij beslissing van de buitengewone algemene vergadering van 8 juni 2016 kwam er een verlenging van vijf jaar voor de aan de raad van bestuur verleende machtiging om het kapitaal te verhogen, in een of meerdere keren:

  • ten belope van USD 37 851 639,41
  • overeenkomstig de door de raad van bestuur te bepalen modaliteiten zoals:
  • door middel van inbreng in natura binnen de door het Wetboek Vennootschappen toegestane grenzen;
  • door omzetting van reserves en uit giftepremies;
  • met of zonder uitgifte van nieuwe aan delen, met of zonder stemrecht;
  • door uitgifte van al dan niet achter gestelde converteerbare obligaties;
  • door uitgifte van warrants of obligaties waaraan warrants of andere roerende waarden zijn verbonden;
  • door uitgifte van andere effecten, zoals aandelen in het kader van een aan delenoptieplan.

De raad van bestuur kan bovendien, in het belang van de Vennootschap, binnen de perken en overeenkomstig de voorwaarden voorgeschreven door het Wetboek Vennootschappen, het voorkeurrecht van de aandeelhouders beperken of opheffen.

Die machtiging is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 27 juni 2016, met name de datum van publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, hetzij tot en met 26 juni 2021.

De buitengewone algemene vergadering van 12 juni 2019 heeft beslist dat ingeval de Vennootschap een mededeling ontvangt van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) dat haar kennis is gegeven van een openbaar overnamebod op de effecten van de Vennootschap, de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 607, tweede lid, punt 2 van het Wetboek van Vennootschappen, slechts van zijn bevoegdheid inzake het toegestane kapitaal gebruik kan maken, indien voornoemde kennisgeving plaatsvindt niet later dan drie jaar na de datum van de buitengewone algemene vergadering die de betrokken bevoegdheid heeft hernieuwd, hetzij vanaf 12 juni 2019 tot en met 11 juni 2022.

Op 31 december 2019 bedroeg het toegestaan kapitaal USD 37 851 639,41.

Op basis van dat laatste bedrag kunnen ten hoogste 8 951 739 nieuwe aandelen worden uitgegeven.

Eigen aandelen

De buitengewone algemene vergadering van 13 juni 2018 heeft de aan de raad van bestuur van de Vennootschap verleende machtiging verlengd met een periode van vijf jaar, waardoor de raad met inachtneming van de wettelijke bepalingen een maximum aantal van 2 115 865 eigen aandelen waarvan de fractiewaarde niet hoger is dan 20% van het geplaatst kapitaal, kan verkrijgen of vervreemden. Deze aandelen mogen alleen worden verkregen tegen een prijs die minimaal gelijk is aan 1 euro en die maximaal gelijk is aan de gemiddelde slotnotering van het aandeel over de laatste 30 kalenderdagen voorafgaand aan de verrichting, verhoogd met 10%.

Deze machtiging betreft ook de verwerving van eigen aandelen door de vennootschappen waarin SIPEF, alleen of krachtens een aandeelhoudersovereenkomst, rechtstreeks de meerderheid van de stemrechten bezit, uitoefent of controleert of waarin de Vennootschap over het recht beschikt om rechtstreeks de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen.

Die machtiging is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 19 juni 2018, met name de datum van publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, tot en met 18 juni 2023.

Dezelfde buitengewone algemene vergadering heeft ook de aan de raad van bestuur van de Vennootschap verleende machtiging verlengd om eigen aandelen in te kopen en te verkopen wanneer deze inkoop of verkoop noodzakelijk is om een dreigend ernstig nadeel voor de Vennootschap af te wenden. Die machtiging is geldig voor een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf 19 juni 2018, de datum van de publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, tot en met 18 juni 2021.

De aankopen en verkopen van eigen aandelen in 2019 worden in Toelichting 22 van dit jaarverslag nader toegelicht.

Op 31 december 2019 zijn 160 000 eigen aandelen (1,51% van het totale aantal uitstaande aandelen) die voorbestemd zijn voor de uitoefening van hetzelfde aantal toegekende en nog niet uitgeoefende opties.

Omruilbare en converteerbare leningen

SIPEF heeft geen omruilbare en geen converteerbare leningen uitgegeven.

Stemrecht

Er geldt geen statutaire beperking op de uitoefening van het stemrecht, onverminderd de algemene regels over de toelating tot de algemene vergadering.

Ter inzage beschikbare documenten Toegang tot de informatie voor de aandeelhouders en website

SIPEF beschikt over een website waar de aandeelhouders alle informatie met betrekking tot de Vennootschap kunnen raadplegen (www.sipef.com).

Deze website wordt regelmatig bijgewerkt en bevat de inlichtingen zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.

De website bevat onder meer de jaarrekeningen en jaarverslagen, alle door de Vennootschap gepubliceerde persberichten en alle nuttige en nodige informatie betreffende de algemene vergaderingen en de deelname van de aandeelhouders aan deze vergaderingen, en in het bijzonder, de door de statuten opgelegde voorwaarden die regelen op welke manier de (gewone en buitengewone) algemene vergaderingen van de aandeelhouders worden bijeengeroepen.

Ten slotte worden ook de resultaten van de stemmingen en de notulen van de algemene vergaderingen gepubliceerd op de website.

Plaatsen waar voor het publiek toegankelijke documenten kunnen worden geraadpleegd

De gecoördineerde statuten van de Vennootschap kunnen worden geraadpleegd op de Griffie van de Rechtbank van Koophandel in Antwerpen, op de maatschappelijke zetel en op de website van de Vennootschap (www.sipef. com/hq/investors/shareholders-information/ corporate-governance).

De jaarrekening wordt neergelegd bij de Nationale Bank van België en kan worden geraadpleegd op de website van SIPEF.

De besluiten met betrekking tot de benoeming en het ontslag van de leden van de organen van de Vennootschap worden bekendgemaakt in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.

De financiële berichten van de Vennootschap worden gepubliceerd in de financiële pers. De andere voor het publiek toegankelijke documenten kunnen worden geraadpleegd op de maatschappelijke zetel van de Vennootschap.

Het jaarverslag van de Vennootschap wordt jaarlijks verzonden naar de aandeelhouders op naam en naar iedereen die de wens heeft uitgedrukt het verslag te ontvangen. Het is kosteloos verkrijgbaar op de maatschappelijke zetel.

De jaarverslagen van de laatste drie boekjaren en alle andere in deze paragraaf vermelde documenten kunnen op de website van de Vennootschap worden geraadpleegd.

Woordenlijst

Algemeen

  • ACS -- De organisatie van de ACS-landen (Afrika, Caribisch gebied en Stille Oceaan) werd in 1975 opgericht bij de Overeenkomst van Georgetown. Zij bestaat uit 79 staten, die met de Europese Unie verbonden zijn via de EU-partnerschapsovereenkomst. Eén van haar belangrijkste doelstellingen is de duurzame ontwikkeling van haar lidstaten en hun geleidelijke integratie in de wereldeconomie.
  • CDM -- Het "Clean Development Mechanism" (mechanisme voor schone ontwikkeling) biedt een land met een emissiebeperking of een reductieverbintenis krachtens het Protocol van Kyoto de mogelijkheid om een emissiereductieproject in ontwikkelingslanden uit te werken. Het land kan daarmee verkoopbare gecertificeerde emissiereductiekredieten ("Certified Emission Reduction", CER) verdienen, die elk overeenstemmen met 1 ton CO2 en die kunnen worden meegeteld om de Kyotodoelstellingen te halen. Het is de eerste wereldwijde regeling voor milieuinvesteringen en -kredieten in zijn soort en vormt een gestandaardiseerd emissiecompensatie-instrument, CER. CDM wordt beheerd door de UNFCCC ("United Nations Framework Convention of Climate Change").
  • CIF Rotterdam -- De CIF ("Cost, Insurance and Freight") kostprijs is de verkoopprijs die alle kosten dekt, verzekering en vracht inbegrepen, tot aan de haven van bestemming, in dit geval Rotterdam. De koper betaalt voor de goederen afgeleverd in Rotterdam. De CIF-Rotterdam-prijs is een wereldwijde referentie in de palmoliemarkt.
  • CPO -- Ruwe palmolie ("Crude Palm Oil") is een eetbare olie die wordt gewonnen uit de vrucht van de oliepalm.
  • CSPKO -- Gecertificeerde duurzame palmpitolie ("Certified Sustainable Palm Kernel Oil") is palmpitolie die wordt geproduceerd door palmolieplantages die onafhankelijk gecontroleerd en gecertificeerd worden volgens de normen van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO, rondetafel voor duurzame palmolie).
  • CSPO -- Gecertificeerde duurzame palmolie ("Certified Sustainable Palm Oil") is palmolie die wordt geproduceerd door palmolieplantages die onafhankelijk gecontroleerd en gecertificeerd worden volgens de normen van de RSPO.
  • CTC-thee -- Bij het "Cut, Tear and Curl"-theeproces worden de bladeren niet gerold. In plaats daarvan worden ze verwerkt in een CTC-machine, wat leidt tot een andere soort thee dan de orthodoxe thee. Dit proces zorgt voor een snellere infusie en levert een sterkere kop zwarte thee op.
  • EFB -- Lege vruchtentrossen ("Empty Fruit Bunches") zijn wat overblijft van de verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches", FFB) nadat de vruchten eruit zijn gehaald om te worden geperst tot palmolie.
  • EMS -- Een milieubeheersysteem ("Environmental Management System", EMS) is een serie processen en praktijken waarmee een organisatie/onderneming haar milieu-impact kan terugdringen.
  • FFA -- In palmolie komen vrije vetzuren ("Free Fatty Acids", FFA) voor, net zoals in alle oliën. De belangrijkste FFA's in palmolie zijn palmitinezuur en oliezuur. De kwaliteit en prijs van ruwe palmolie is afhankelijk van het FFA-gehalte op het moment van verscheping.
  • FFB -- Verse vruchtentrossen ("Fresh Fruit Bunches") zijn de palmvruchten die in trossen aan de oliepalm groeien. Deze vruchtentrossen vormen de grondstof die naar een palmoliefabriek wordt getransporteerd voor verwerking. Daarbij wordt de palmolie uit het vruchtvlees van de vruchten uit de trossen gewonnen.
  • FOB Indonesia -- "Free On Board" (franco aan boord): is de verkoopprijs die aangeeft dat de verkoper betaalt voor het vervoer van de goederen naar de laadhaven, in dit geval Indonesië, plus laadkosten. De koper betaalt, naast de goederen, de kosten van de vracht, de verzekering, het lossen en het vervoer van de loshaven naar de eindbestemming.
  • FPIC -- Vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming ("Free, Prior and Informed Consent" of FPIC) is een specifiek recht dat betrekking heeft op inheemse volkeren en lokale gemeenschappen en wordt erkend in de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volkeren (UNDRIP). Hiermee kunnen inheemse volkeren en lokale gemeenschappen met aantoonbare gebruikersrechten over een gebied toestemming geven voor of een project weigeren dat van invloed kan zijn op hen of hun territoria.
  • GHG -- Broeikasgassen ("Greenhouse Gases", GHG) zijn gassen die in de aardatmosfeer worden uitgestoten, onder andere kooldioxide en methaan, die bijdragen tot het broeikaseffect en leiden tot temperatuursveranderingen.
  • GLOBALG.A.P. -- Is een wereldwijd erkend programma voor landbouwcertificatie dat de vereisten van de consumenten omzet in goede landbouwpraktijken voor uiteenlopende detailhandelaars en hun leveranciers.
  • GRI -- De "Global Reporting Initiative" (GRI) is een onafhankelijke internationale organisatie die sinds 1997 pionier is op het gebied van duurzaamheidsrapportering. GRI helpt bedrijven en overheden over de hele wereld hun impact op cruciale duurzaamheidskwesties zoals klimaatverandering, mensenrechten, bestuur en sociaal welzijn te begrijpen en te communiceren. Dit maakt echte actie mogelijk om voor iedereen sociale, ecologische en economische voordelen te creëren.
  • HCSA -- De "High Carbon Stock Approach" (benadering hoge koolstofvoorraad) is een methodologie waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen beschermde bosgebieden en minder waardevolle terreinen met lage koolstof- en biodiversiteitswaarden die mogen worden ontwikkeld. De methodologie werd ontwikkeld met als doel de implementatie van engagementen inzake "niet-ontbossing" geloofwaardig te maken door middel van een praktische, transparante, degelijke en wetenschappelijk onderbouwde aanpak. Deze benadering wordt algemeen aanvaard om ontbossing in de tropen te stoppen, terwijl de rechten en bestaansmiddelen van lokale volkeren worden gerespecteerd.
  • HCV -- Het concept "High Conservation Value" (hoge natuurbehoudswaarde of HCV) werd oorspronkelijk in 1999 door de "Forest Stewardship Council" ontwikkeld voor gebruik bij de certificatie van bosbeheer. In 2005 werd het "HCV Resource Network" opgericht en werd het toepassingsgebied uitgebreid van "HCV Forest" naar "HCV Area". Het vormt nu een

kernprincipe van duurzame normen voor palmolie, soja, suiker, biobrandstoffen en koolstof, en wordt veel gebruikt voor het in kaart brengen van landschappen, natuurbehoud en de planning en pleitbezorging voor natuurlijke rijkdommen.

  • HCVA -- "High Conservation Value Areas" (waardevolle natuurgebieden) worden gedefinieerd op basis van hoge HCV's, dus biologische, ecologische, maatschappelijke of culturele waarden die van uitzonderlijk belang worden beschouwd op nationaal, regionaal of wereldwijd niveau.
  • HFCC -- "High Forest Cover Countries" (HFCC) zijn gedefinieerd als deze met > 60% bosbedekking (gebaseerd op recente, betrouwbare erkenning van hun "Reduction of Emissions from Deforestation and Forest Degradation" (REDD+) en nationale gegevens) < 1% oliepalmbedekking; een ontbossingstraject dat historisch laag maar stijgend of constant is; en een grensgebied dat bekend staat voor oliepalm of waar grote gebieden zijn toegewezen voor ontwikkeling.
  • HFCL -- "High Forest Cover Landscapes" (HFCL) zijn landschappen met > 80% bosbedekking. Het "High Carbon Forest Landscape" (HCFL) -concept werd ontwikkeld door de "High Carbon Stock Approach" (HCSA) en een specifiek gedeelte in de HCSA"Toolkit" met betrekking tot HCFL wordt ontwikkeld in samenwerking met RSPO.
  • HGU -- "Hak Guna Usaha" is een landbouwlicentie die wordt verleend door de Indonesische overheid.
  • Inti -- In Indonesië wordt het kernareaal van een plantagebedrijf "inti" genoemd. Ze worden als 'eigen' vermeld in de productiecijfers van de Groep.
  • IPM -- "Integrated Pest Management" (geïntegreerde plaagbestrijding) is een ecosysteembenadering voor gewasbescherming waarbij verschillende beheerstrategieën en -praktijken worden gecombineerd om gezonde gewassen te telen met een minimaal gebruik van pesticiden.
  • ISCC -- De "International Sustainability and Carbon Certification" (internationale duurzaamheidsen koolstofcertificatie) is een onafhankelijke certificatieregeling die bedoeld is om aan te tonen dat biomassa en bio-energie, en andere op biomassa gebaseerde producten die worden gebruikt als ingrediënten in de voeder-, voedsel- en chemiesectoren, beantwoorden aan vereisten in verband met duurzaamheid en GHGemissies. De regeling is bedoeld om de GHG-emissies

terug te dringen, ervoor te zorgen dat er geen biomassa wordt geproduceerd op land met hoge koolstofvoorraad of hoge biodiversiteit, te zorgen voor de toepassing van goede landbouwpraktijken in verband met bodem, water en lucht, en ten slotte te zorgen voor de naleving van de mensen-, arbeids- en landrechten.

  • ISEAL -- De "International Social and Environmental Accreditation" (ISEAL) is de wereldwijde vereniging voor geloofwaardige duurzaamheidsnormen. Deze duurzaamheidsnormen voldoen aan de "Codes of Good Practice" en bevorderen meetbare verandering door middel van open, strikte en toegankelijke certificeringssystemen. Ze worden ondersteund door internationale accreditatie-instanties, die moeten voldoen aan erkende internationale best practices.
  • ISPO -- Het "Indonesian Sustainable Palm Oil"-systeem is een beleid dat het ministerie van Landbouw heeft ingevoerd namens de Indonesische overheid. Het is gericht op de verbetering van de concurrentiepositie van Indonesische palmolie op de wereldmarkt, het terugdringen van GHG, de focus op milieukwesties en de leiding van de "ISPO GHG Working Group". De "ISPO Commission" en de "GHG Working Group" hebben samengewerkt om de berekeningsrichtlijnen voor de palmolieplantages in Indonesië op te stellen. Deze richtlijnen zullen worden gebruikt als referentie en zullen door de overheid worden opgenomen in de nieuwste ISPO-norm.
  • Izin Lokasi -- Deze door de Indonesische overheid uitgegeven licentie biedt een ontwikkelaar de mogelijkheid om grond van private eigenaren op een specifieke locatie voor een bepaald project te compenseren.
  • MDGs -- De Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling ("Millennium Development Goals" of MDG's) zijn acht doelstellingen met meetbare streefdoelen en duidelijke termijnen om het leven van de armste mensen ter wereld te verbeteren. Om deze doelstellingen te bereiken en armoede uit te roeien, ondertekenden leiders van 189 landen de historische Millenniumverklaring op de Millenniumtop van de Verenigde Naties in 2000.
  • NPP -- De "New Planting Procedure" (NPP) werd geïntroduceerd met als doel een kader te bieden voor de verantwoorde ontwikkeling van nieuw land voor de teelt van oliepalmen. De NPP omvat een reeks evaluaties en verificatieactiviteiten die worden uitgevoerd door zowel telers als certificeringsinstanties voordat de ontwikkeling van nieuwe oliepalmen begint. De evaluaties zorgen ervoor dat nieuwe aanplanten van oliepalmen geen negatieve invloed zal hebben

op oerbossen, HCV-gebieden ("High Conservation Value"), een hoge koolstofvoorraad ("High Carbon Stock" of HCS), kwetsbare gronden en gronden met weinig potentie of het land van de lokale bevolking. Een succesvolle implementatie van de NPP zorgt ervoor dat alle indicatoren van de RSPO "Principles and Criteria" (P&C) 2013, "Principle 7", worden geïmplementeerd, en zijn dus in overeenstemming wanneer een nieuwe ontwikkeling opgestart wordt.

  • PKO -- Palmpitolie ("Palm Kernel Oil") is een eetbare olie die afkomstig is van de pit van de oliepalmvrucht.
  • Plasma -- Coöperatieve programma's voor plantageontwikkeling in Indonesië leggen oliepalmplantagebedrijven de wettelijke verplichting op om individuele landbouwers te helpen bij de ontwikkeling van hun landbouwgrond en de met oliepalmen beplante arealen, de 'plasma'-zones, te beheren. Hun productie wordt vermeld als 'derden' in de productiecijfers van de Groep.
  • POIG -- De "Palm Oil Innovation Group" (POIG) is een multi-stakeholder initiatief dat ernaar streeft om verantwoorde werkwijzen in de palmolieproductie over te nemen door belangrijke spelers in de toeleveringsketen, door geloofwaardige en verifieerbare standaarden te ontwikkelen en te delen die voortbouwen op de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en het creëren en het bevorderen van innovaties. Het initiatief, opgericht in 2013, werd ontwikkeld in samenwerking met vooraanstaande NGO's en met vooruitstrevende palmolieproducenten.
  • POME -- "Palm Oil Mill Effluent" is afvalwater dat wordt gegenereerd door de activiteiten van palmoliefabrieken. Met zijn hoge organisch gehalte vormt POME een bron met groot potentieel voor biogasproductie en/of compostering.
  • Rainforest Alliance -- De "Rainforest Alliance" (regenwoudalliantie) is een internationale non-profit organisatie die actief is op het raakvlak tussen bedrijven, landbouw en bosbouw, om verantwoorde bedrijfspraktijken tot het nieuwe normaal te maken en certificeringen uitreikt. Het is een alliantie van bedrijven, landbouwers, bosbouwers, gemeenschappen en consumenten die ernaar streven een wereld te creëren waar mensen en natuur in harmonie kunnen gedijen.
  • RSPO -- De "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (rondetafel voor duurzame palmolie) is een wereldwijde non-profit certificatieregeling die stakeholders uit de palmoliesector samenbrengt: palmolieprodu-

centen, -verwerkers of -handelaren, producenten van consumentengoederen, detailhandelaren, banken/investeerders/beleggers en ecologische en maatschappelijke niet-gouvernementele organisaties (ngo's), om wereldwijde normen voor duurzame palmolie te ontwikkelen en toe te passen. Er is een serie ecologische en maatschappelijke criteria ontwikkeld, die de bedrijven moeten naleven als ze "Certified Sustainable Palm Oil" (CSPO) willen produceren. Indien correct toegepast, kunnen deze criteria helpen om de negatieve impact van de palmolieteelt op het milieu en de gemeenschappen in palmolieproducerende regio's tot een minimum te beperken. De RSPO-leden hebben zich ertoe verbonden duurzame, door de RSPO gecertificeerde palmolie te produceren, te kopen en/of te gebruiken.

  • RSS -- "Ribbed Smoked Sheets" (vaak aangeduid met RSS 1 tot 5) is natuurrubber dat rechtstreeks afkomstig is van de latex van rubberbomen. De gecoaguleerde latex, in vellen uitgerold, worden gesorteerd op basis van bepaalde parameters na het roken en drogen en vervolgens in balen verpakt. De aanduiding 1 tot 5 wijst op de zuiverheid van het vel. De RSS3 die in Indonesië geproduceerd wordt, wordt voornamelijk gebruikt voor banden en binnenbanden.
  • SAN -- Het "Sustainable Agriculture Network" (SAN) is een coalitie van non-profit natuurbeschermingsorganisaties in Amerika, Afrika, Europa en Azië die de ecologische en sociale duurzaamheid van landbouwactiviteiten promoten door de ontwikkeling van normen voor beste praktijken, certificering en training voor boeren op het platteland over de hele wereld. Hun visie over de wereld is er één waar landbouwactiviteiten bijdragen aan het behoud van biodiversiteit en duurzaam levensonderhoud. Hun missie is om een wereldwijd netwerk te zijn dat de landbouw omzet in een duurzame activiteit.
  • SDGs -- De "Sustainable Development Goals" (SDG's), ook bekend als de "Global Goals", werden in 2015 door alle lidstaten van de Verenigde Naties aangenomen als een universele oproep tot actie om armoede te beëindigen, de planeet te beschermen en ervoor te zorgen dat alle mensen tegen 2030 van vrede en welvaart genieten. De 17 SDG's zijn geïntegreerd — dat wil zeggen, zij erkennen dat actie op het ene gebied de resultaten op het andere zal beïnvloeden, en dat ontwikkeling een evenwicht moet vinden tussen sociale, economische en ecologische duurzaamheid.
  • SIR -- "Standard Indonesian Rubber". De verschillende parameters worden gespecificeerd met nummers

en letters die de specificaties bepalen (vuil, as, viscositeit, enz.). Volgens de specificaties van de SNI ("Indonesian National Standard") wijst SIR 10 op een zuiverder rubber met minder onzuiverheden dan SIR 20 en SIR3CV60 vertegenwoordigt een hogere viscositeit dan SIR3CV50 rubber.

  • SPOTT -- De "Sustainable Palm Oil Transparency Toolkit" (SPOTT) is een gratis online platform dat duurzame productie en handel van grondstoffen ondersteunt. Door transparantie bij te houden, stimuleert SPOTT de implementatie van corporate best practices. SPOTT evalueert grondstoffenproducenten en -handelaren op hun openbare communicatie betreffende hun organisatie, beleid en praktijken met betrekking tot milieu-, sociale en bestuurskwesties.
  • UNFCCC -- Het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering ("United Nations Framework Convention on Climate Change" of UNFCCC) is een internationaal milieuverdrag waarover is onderhandeld tijdens de VN-conferentie over milieu en ontwikkeling (UNCED), informeel bekend als de "Earth Summit", die van 3 tot 14 juni 1992 in Rio de Janeiro werd gehouden. Het doel van het UNFCCC is om de broeikasgasconcentraties ("greenhouse gas" of GHG) in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau dat gevaarlijke menselijke interferentie met het klimaatsysteem zal voorkomen, in een tijdsbestek waarin ecosystemen zich op natuurlijke wijze zullen kunnen aanpassen en welke duurzame ontwikkeling mogelijk maakt.

Financieel

IFRS terminologie

  • Aankoopprijsallocatie -- ("Purchase Price Allocation"of "PPA") De toewijzing van de aankoopprijs van een nieuwe dochteronderneming aan de verschillende activa en passiva die werden verworven bij de transactie.
  • Biologische activa dragende planten -- De dragende planten (bomen, theestruiken, bananenplanten,…) waarop de biologische productie groeit.
  • Biologische activa groeiende biologische productie -- Het geoogst product afkomstig van biologische activa - dragende planten.
  • Dochterondernemingen -- Integraal geconsolideerde entiteiten onder SIPEF-controle.
  • Geassocieerde ondernemingen -- De entiteiten waarin SIPEF een belangrijke invloed heeft en die verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode.
  • Gewone winst per aandeel -- Nettoresultaat voor de periode (aandeel van de Groep) / gemiddeld aantal uitstaande aandelen gedurende de periode.
  • Joint ventures -- Entiteiten die gezamenlijk worden gecontroleerd. Deze bedrijven worden geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode.
  • KGE -- Kas genererende eenheid of kasstroom genererende eenheid.
  • Netto financiële positie -- Rentedragende financiële schulden op meer dan één jaar + rentedragende financiële schulden die binnen het jaar vervallen — geldmiddelen en kasequivalenten.
  • Verwaterde winst per aandeel -- Nettoresultaat voor de periode (aandeel van de Groep) / [gemiddeld aantal uitstaande aandelen tijdens de periode – eigen aandelen + (aantal mogelijke nieuwe aandelen dat moet worden uitgegeven in het kader van de bestaande uitstaande aandelenoptieplannen x verwateringseffect van de aandelen optieplannen)].

Financiële prestatiemaatstaven

  • EBIT -- Bedrijfsresultaten + winst / verlies van geassocieerde ondernemingen.
  • EBITDA -- EBIT + afschrijvingen en bijkomende op- en afwaarderingen op activa.
  • Marktkapitalisatie -- Slotkoers x totaal aantal uitstaande aandelen.
  • Werkkapitaal -- Voorraden + handelsvorderingen + overige vorderingen + terug te vorderen belastingen  – handelsschulden – belastingsschulden – overige schulden.

Voor meer inlichtingen

SIPEF

Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 2900 Schoten België

RPR: Antwerpen BTW: BE 0404 491 285

Website: www.sipef.com

Voor meer informatie over SIPEF: Tel.: +32 3 641 97 00

This annual report is also available in English.

Vertaling: dit jaarverslag is verkrijgbaar in het Nederlands en het Engels. De Nederlandse versie is de originele en de andere versie is een vrije vertaling. We hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om verschillen tussen de taalversies te vermijden, maar als er toch verschillen zijn, dan heeft de Nederlandse versie voorrang.

Concept en realisatie: Focus advertising

Fotografie:

Portretten van de voorzitter, de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité © Wim Kempenaers sommige beelden van plantages en producten © Jez O'Hare Photography, © Adrian Tan Photography en © Hien Bamouroukoun

In België gedrukt door: Inni, Kortrijk

Verantwoordelijke personen

Verantwoordelijken voor de financiële berichtgeving

François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder

Johan Nelis chief financial officer

Verklaring van de voor de financiële staten en voor het jaarverslag verantwoordelijke personen

Baron Luc Bertrand, voorzitter en François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder verklaren dat bij hun weten:

  • de geconsolideerde rekeningen van het boekjaar eindigend op 31 december 2019 werden opgesteld in overeenstemming met de "International Financial Reporting Standards" (IFRS) en een getrouw beeld geven van de geconsolideerde financiële positie en van de geconsolideerde resultaten van de SIPEF-groep en zijn in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen.
  • het financiële verslag een getrouw overzicht geeft van de belangrijkste gebeurtenissen en transacties met verbonden partijen die zich gedurende het boekjaar 2019 hebben voorgedaan en het effect daarvan op de financiële positie, net als een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden voor de SIPEF-groep.

Commissaris

Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA

Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, Gateway Building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J 1930 Zaventem België

Historische gegevens over 5 jaar

ACTIVITEITEN 2019 2018 2017 2016 2015
Totale eigen productie van de geconsolideerde palmolie 264 641 290 441 272 312 246 121 238 548
ondernemingen (in ton) rubber* 5 495 6 930 6 964 7 551 8 009
thee 2 331 2 422 2 402 2 940 2 726
bananen 32 849 27 788 29 772 24 991 24 286
Gemiddelde wereldmarktprijzen (in USD/ton) palmolie** 566 598 715 700 623
rubber*** 1 640 1 565 1 995 1 605 1 559
thee *** 2 226 2 579 2 804 2 298 2 742
bananen**** 662 647 684 737 765
Eigen FFB productie per hectare (in ton/ha) Indonesië 19,52 20,60 22,36 21,34 21,23
Papoea-Nieuw-Guinea 20,79 28,25 27,21 25,53 26,46
Palmolie-extractie-% Indonesië 23,23% 22,73% 22,80% 21,83% 22,15%
Papoea-Nieuw-Guinea 23,35% 24,36% 24,64% 23,92% 23,36%
BEURSNOTERINGEN (IN EUR) 2019 2018 2017 2016 2015
Maximum 54,80 65,00 69,84 60,49 53,90
Minimum 35,25 47,10 57,76 45,95 40,01
Slotkoers 31/12 54,80 48,80 62,80 60,49 52,77
Beurskapitalisatie op 31/12 (in KEUR) 579 747 516 271 664 382 541 491 472 383
RESULTATEN (IN KUSD) 2019 2018 2017 2016 2015
Omzet 248 310 275 270 321 641 266 962 225 935
Brutowinst 37 162 72 096 120 474 73 792 43 650
Bedrijfsresultaat 4 940 50 065 169 585 47 479 21 447
Aandeel van de groep in het resultaat - 8 004 30 089 139 663 39 874 18 708
Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na belastingen 31 887 33 682 119 853 51 218 31 357
Vrije kasstroom - 27 751 - 12 912 - 16 512 13 328 - 9 948
BALANS (IN KUSD) 2019 2018 2017 2016 2015
Operationele vaste activa (1) 665 413 640 435 614 351 414 989 404 166
Eigen vermogen deel groep 628 686 644 509 634 636 448 063 415 429
Netto financiële activa (+) / verplichtingen (-) - 164 623 - 121 443 - 83 697 - 45 061 - 50 521
Investeringen in immateriële en operationele vaste activa (1) 66 546 69 428 59 625 41 095 49 002
GEGEVENS PER AANDEEL (IN USD) 2019 2018 2017 2016 2015
Aantal uitgegeven aandelen 10 579 328 10 579 328 10 579 328 8 951 740 8 951 740
Eigen aandelen 160 000 143 300 124 000 110 000 100 000
Eigen vermogen 60,34 61,76 60,70 50,68 46,93
Gewone winst per aandeel (2) -0,77 2,88 14,21 4,50 2,11
Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na belastingen (2) 3,06 3,22 12,20 5,79 3,53
Vrije kasstroom (2) -2,66 -1,24 -1,68 1,51 -1,12

(1) Operationele vaste activa = biologische activa -

dragende planten, andere materiële vaste activa en vastgoedbeleggingen

(2) Noemer 2019 = gewogen gemiddelde aantal uitgegeven aandelen (10 434 244 aandelen)

* PT Timbang Deli rubberproductie wordt beschouwd als productie van derden

** Oilworld prijsdata

*** Wereldbank grondstoffenprijzen - updated database

**** CIRAD prijsdata (in EUR)

www.sipef.com

Jaarverslag 2019

Deel 2 - Financiële staten

Commentaar bij de geconsolideerde financiële staten � � � � � 4
Geconsolideerde balans
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 8
Geconsolideerde winst- en verliesrekening � � � � � � � � � � � � � � 10
Overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat � � � � � � � � � 11
Geconsolideerd kasstroomoverzicht � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 12
Mutatieoverzicht van het geconsolideerd eigen vermogen 13
Toelichting � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �14
1 - Identificatie � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �14
2 - Verklaring van overeenstemming � � � � � � � � � � � � � � � � � � �14
3 - Waarderingsregels � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �15
4 - Gebruik van schattingen en beoordelingen � � � � � � � � 21
5 - Groepsondernemingen /consolidatiekring � � � � � � � � 22
6 - Wisselkoersen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 22
7 - Operationeel resultaat en segmentinformatie � � � � � 23
8 - Goodwill en immateriële vaste activa � � � � � � � � � � � � � � 27
9 - Biologische activa - dragende planten � � � � � � � � � � � � � 30
10 - Andere materiële vaste activa � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �31
11 - Vorderingen op langer dan één jaar � � � � � � � � � � � � � � � 34
12 - Voorraden � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 34
13 - Biologische activa � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 35
14 - Overige vlottende vorderingen
en overige schulden � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 35
15 - Eigen vermogen deel groep � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 36
16 - Minderheidsbelangen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 37
17 - Voorzieningen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 38
18 - Pensioenverplichtingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 38
19 - Netto financiële activa/ (verplichtingen) � � � � � � � � � 40
20 - Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) � � � � � � � � � � � 42
21 - Financieel resultaat � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 42
22 - Aandelenoptieplannen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 42
23 - Winstbelastingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 43
24 - Investeringen in geassocieerde
ondernemingen en joint ventures � � � � � � � � � � � � � � � � 45
25 - Variatie bedrijfskapitaal � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 47
26 - Financiële instrumenten � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 47
27 - Leasing � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �51
28 - Verbintenissen en buiten balans rechten en
verplichtingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 52
29 - Informatieverschaffing over verbonden partijen � 53
30 - Winst per aandeel (gewone en verwaterde) � � � � � � 54
31 - Gebeurtenissen na balansdatum � � � � � � � � � � � � � � � � � � 54
32 - Prestaties geleverd door de auditor en
gerelateerde vergoedingen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 55

Commentaar bij de geconsolideerde financiële staten

De geconsolideerde financiële staten over het boekjaar 2019 worden opgesteld overeenkomstig de "International Financial Reporting Standards" (IFRS).

1. Balans

De balansposities zijn globaal redelijk stabiel gebleven tegenover 31 december 2018. Door de aanhoudende expansie zijn de biologische activa en andere vaste activa toegenomen.

In KUSD Verklaring 31/12/2019 31/12/2018
Voorraden 2 26 251 36 274
Biologische activa 6 030 4 870
Handelsvorderingen 33 284 35 001
Overige vorderingen 45 367 41 024
Terug te vorderen belastingen 1 14 787 9 280
Andere vlottende activa 3 1 639 2 014
Handelsschulden -17 292 -19 647
Ontvangen voorschotten -2 377 - 450
Overige schulden -8 747 -9 455
Winstbelastingen 1 -480 -71
Derivaten -42 -771
Andere kortlopende verplichtingen 3 -4 406 -6 136
Netto vlottende activa, liquiditeiten niet inbegrepen 94 013 91 932

De netto vlottende activa kenden de volgende grote bewegingen:

  • 1 Stijging door de verplichte voorafbetalingen op belastingen (KUSD 5 098);
  • 2 Daling van de voorraden op het einde van het jaar (KUSD -10 023);
  • 3 Stijging van de andere vlottende activa en verplichtingen (KUSD 5 117) voornamelijk door een stijging van de BTW-vordering.

De netto kaspositie (KUSD -164 623) omvat vanaf 2019 eveneens de leasingschuld die werd erkend overeenkomstig IFRS 16 (KUSD 3 037 per 31 december 2019):

In KUSD 31/12/2019 31/12/2018
Andere investeringen en beleggingen 0 0
Geldmiddelen en kasequivalenten 10 653 29 595
Financiële verplichtingen > 1 jaar -63 000 -30 000
Leasing verplichtingen > 1 jaar -2 513 0
Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar -18 000 -10 000
Financiële verplichtingen < 1 jaar -91 239 -111 038
Leasing verplichtingen < 1 jaar -524 0
Netto kaspositie -164 623 -121 443

2. Resultaat

De totale omzet daalde naar USD 248 miljoen (-9,8% tegenover 2018).

De omzet van palmolie liep terug met 12,4% door een combinatie van lagere productievolumes in voornamelijk Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea (-26,9%) en de lagere wereldmarktprijs voor "Crude Palm Oil" (CPO). De gemiddelde wereldmarktprijs voor CPO noteerde het voorbije jaar USD 32 per ton CIF Rotterdam of 5% lager dan tijdens dezelfde periode vorig jaar.

De omzet van rubber daalde met 11,7% tegenover 2018 vooral door de lagere verkochte volumes tegen vergelijkbare prijzen.

In de theeactiviteit verminderde de omzet met 7,0% ondanks de hogere verkochte volumes (+11,1%) door de substantieel lagere verkoopprijzen (-13,7%).

De omzet van de bananen- en bloemenactiviteiten steeg met 28,7%, hoofdzakelijk door de hogere productievolumes (+18,2%). Daarnaast wordt vanaf 2019 de omzet "Cost & Freight" gerapporteerd tegenover FOB voordien.

De gemiddelde ex-fabriek eenheidskostprijs voor de mature oliepalmplantages nam toe met zo'n 11,8% in vergelijking met 2018. In Indonesië steeg de gemiddelde ex-fabriek eenheidskostprijs met zo'n 10,1% wat als een normale stijging kan aanzien worden in een periode met lagere productievolumes en zonder muntdevaluatie. De Indonesische munt is sinds eind 2010 met 54,6% gedevalueerd maar deze trend is recentelijk licht gekeerd. In Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea steeg de ex-fabriek eenheidskostprijs met 26,1% als gevolg van de belangrijke productiedaling die veroorzaakt werd door de moeilijke weersomstandigheden tijdens het eerste semester en vooral door de drie opeenvolgende vulkaanuitbarstingen tussen eind juni en oktober 2019.

De aanpassingen van de reële waarde betroffen de effecten van de waardering van de hangende vruchten aan hun reële waarde (IAS 41R).

De brutowinst daalde van KUSD 72 096 in 2018 naar KUSD 37 162 (-48,5%) in 2019.

De brutowinst van het palmsegment (92,7% van de brutowinst) verminderde met KUSD 34 335 (-49,9%) in vergelijking met 2018 door de lagere producties en de lagere palmolieprijzen. Alleen al de lagere producties in Hargy Oil Palms Ltd vertegenwoordigden een negatief effect van ongeveer USD 9 miljoen op de brutowinst.

De bijdrage van het rubbersegment bleef negatief door tegenvallende productie en de aanhoudend lage verkoopprijzen die de productiekost momenteel niet dekken.

Tijdens 2019 was de theemarge eveneens negatief door de sterk gedaalde verkoopprijs. De eenheidskostprijs is ook gestegen (+7,1%) ten opzichte van vorig jaar.

In de bananen- en bloemenactiviteiten werd de aangekondigde rentabiliteitsverbetering bevestigd met een stijging van de brutomarge van KUSD 2 793 naar KUSD 4 697 (+68,2%).

De algemene en beheerskosten bleven nagenoeg stabiel (-0,9%). Enerzijds was er de normale inflatie die de kosten licht deed toenemen, maar anderzijds was er een sterke daling van de bonusprovisie voor 2019.

Het bedrijfsresultaat, zonder éénmalige meerwaarden, kwam uit op KUSD 4 940 tegenover KUSD 42 689 vorig jaar.

De financieringsopbrengsten omvatten voornamelijk het positieve tijdseffect van de verdiscontering van de vordering uit de verkoop van de deelneming in de oliepalmplantage SIPEF-CI SA in Ivoorkust eind 2016 (KUSD 1 689). Deze vordering zal over de volgende drie jaar worden afgelost.

De financiële kosten hadden vooral betrekking op de interesten op de lange- en kortetermijnfinancieringen aan Libor gerelateerde interestvoeten. De stijging van de interestkosten is het gevolg van een hogere schuldpositie waarop een hogere marge werd aangerekend overeenkomstig de kredietovereenkomsten met de banken.

Het resultaat vóór belasting, vóór éénmalige meerwaarden, bedroeg KUSD 852 tegenover KUSD 39 598 in 2018.

De belastinglast was grotendeels het gevolg van:

  • Een terugname van een aantal opgezette actieve belastinglatenties die in 2019 vervielen en die door de aanhoudende tegenvallende resultaten niet gerecupereerd konden worden;
  • Het naar beneden bijstellen van de winstprognoses voor volgende jaren waardoor de eerder geschatte resultaten voor de periode 2021-2025 lager zouden uitvallen dan voorheen en waardoor een deel van de eerder

opgezette actieve belastinglatenties diende te worden teruggenomen;

• De toepassing van de "thin cap" regel in Indonesië waardoor interesten op intergroepsleningen wel belast werden in België maar niet aftrekbaar waren in enkele van de Indonesische groepsmaatschappijen.

Het aandeel van het resultaat van 'geassocieerde deelnemingen en joint ventures' (KUSD -1 485) omvatte de researchactiviteiten die gecentraliseerd zijn in PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Pte Ltd.

Het resultaat van de periode, vóór éénmalige meerwaarden, bedroeg KUSD -7 404 of KUSD 31 993 lager dan de KUSD 24 589 van vorig jaar.

Tijdens het eerste semester van 2018 werd de verkoop van de verzekeringsbranche (BDM-ASCO) afgerond met een meerwaarde van KUSD 7 376. Tijdens 2019 waren er geen éénmalige meerwaarden.

Het nettoresultaat, aandeel van de Groep, bedroeg KUSD -8 004.

3. Kasstroom

De kasstroom uit bedrijfsactiviteiten daalde met KUSD 33 672 wat in lijn lag met het lagere bedrijfsresultaat. Het toegenomen gebruik van werkkapitaal (KUSD -1 647) was vooral het gevolg van bijkomende voorschotten die werden verstrekt aan omliggende boeren in de Musi Rawas-regio voor de ontwikkeling van hun arealen in het kader van de Plasmawetgeving voor ongeveer USD -3,5 miljoen.

In Indonesië en in Papoea-Nieuw-Guinea verrichtte de Groep in 2019, in overeenstemming met de lokale wetgeving, voorafbetalingen van belastingen op basis van de resultaten van het vorige jaar (2018). Daarom werden in 2019 relatief veel belastingen betaald (KUSD 14 693) in vergelijking met de werkelijke belastinglast van KUSD 6 772. De Groep heeft eind 2019 een bedrag van USD 14 787 aan belastingvorderingen openstaan die de volgende twee jaar zullen gerecupereerd worden.

De totale investeringsuitgaven voor de Groep bedroegen KUSD 66 746, quasi identiek aan vorig jaar. In het kader van de vermindering van de liquide middelen uit operaties vanaf eind 2018 en om het schuldniveau onder controle te houden werden in 2019 de geplande maar nog niet bevestigde investeringen herbekeken en waar mogelijk uitgesteld. Zo werd het uitbreidingsprogramma in de Musi Rawas-regio aanzienlijk vertraagd, zonder echter het langetermijnpotentieel in gevaar te brengen.

De verkoopprijs van materiële vaste activa en financiële vaste activa betroffen naast de gewone verkopen van vaste activa voor KUSD 1 795 ook een bedrag van KUSD 1 500 uit de verkoop van Galley Reach Holding en KUSD 3 813 uit de verkoop van SIPEF-CI.

De recurrente vrije kasstroom van 2019 bedroeg KUSD -27 751 tegenover KUSD -33 375 tijdens dezelfde periode vorig jaar.

De 'andere financieringsactiviteiten' (KUSD 8 809) omvatten de inkoop van eigen aandelen (KUSD -855), het betaalde dividend van vorig boekjaar (KUSD -6 495), een netto verhoging van de langetermijnfinanciering (KUSD 41 000), betaalde interesten (KUSD -5 042) en een gedeeltelijke terugbetaling van de kortetermijnfinanciering (KUSD -19 799).

Geconsolideerde balans

In KUSD Toelichting 2019 2018
Vaste activa 805 114 780 310
Immateriële vaste activa 8 517 441
Goodwill 8 104 782 104 782
Biologische activa - dragende planten 9 306 342 283 712
Andere materiële vaste activa 10 359 071 356 723
Vastgoedbeleggingen 0 0
Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures 24 5 751 7 239
Financiële activa 73 77
Andere financiële activa 73 77
Vorderingen > 1 jaar 13 442 11 112
Overige vorderingen 11 13 442 11 112
Uitgestelde belastingvorderingen 23 15 135 16 224
Vlottende activa 138 011 158 058
Voorraden 12 26 251 36 274
Biologische activa 13 6 030 4 870
Handelsvorderingen en overige vorderingen 78 651 76 025
Handelsvorderingen 26 33 284 35 001
Overige vorderingen 14 45 367 41 024
Terug te vorderen belastingen 23 14 787 9 280
Investeringen 0 0
Andere investeringen en beleggingen 0 0
Derivaten 26 0 0
Geldmiddelen en kasequivalenten 19 10 653 29 595
Andere vlottende activa 1 639 2 014
Activa aangehouden voor verkoop 0 0
Totaal activa 943 125 938 368
Totaal eigen vermogen
663 010
678 759
Eigen vermogen deel groep
15
628 686
644 509
Geplaatst kapitaal
44 734
44 734
Uitgiftepremies
107 970
107 970
Ingekochte eigen aandelen (-)
-10 277
-9 423
Reserves
498 052
512 914
Omrekeningsverschillen
-11 793
-11 686
Minderheidsbelangen
16
34 325
34 250
Langlopende verplichtingen
137 008
102 041
Voorzieningen > 1 jaar
1 548
1 550
Voorzieningen
17
1 548
1 550
Uitgestelde belastingverplichtingen
23
46 850
50 936
Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar
26
1
0
Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten)
19
63 000
30 000
Leasing verplichtingen > 1 jaar
27
2 513
0
Pensioenverplichtingen
18
23 096
19 555
Kortlopende verplichtingen
143 107
157 568
Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar
28 896
29 623
Handelsschulden
26
17 292
19 647
Ontvangen voorschotten
26
2 377
450
Overige schulden
14
8 747
9 455
Winstbelastingen
23
480
71
Financiële verplichtingen < 1 jaar
109 763
121 038
Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar
19
18 000
10 000
Financiële verplichtingen
19
91 239
111 038
Leasing verplichtingen < 1 jaar
27
524
0
Derivaten
26
42
771
Andere kortlopende verplichtingen
4 406
6 136
Passiva verbonden met activa aangehouden voor verkoop
0
0
Totaal eigen vermogen en verplichtingen
943 125
938 368
In KUSD Toelichting 2019 2018

Geconsolideerde winst- en verliesrekening

In KUSD Toelichting 2019 2018
Omzet 7 248 310 275 270
Kostprijs van verkopen 7 -212 038 -201 040
Aanpassingen van de reële waarde 7 889 -2 134
Brutowinst 37 162 72 096
Algemene en beheerskosten 7 -31 480 -31 759
Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) 20 - 741 9 728
Bedrijfsresultaat 4 940 50 065
Financieringsopbrengsten 2 161 2 308
Financieringskosten -5 473 -3 733
Wisselkoersresultaten - 775 -1 666
Financieel resultaat 21 -4 088 -3 091
Winst voor belastingen 852 46 974
Belastinglasten 23 -6 772 -14 155
Winst na belastingen -5 920 32 819
Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures 24 -1 485 - 854
Resultaat van voortgezette activiteiten -7 404 31 965
Resultaat van beëindigde activiteiten 0 0
Winst van de periode -7 404 31 965
Toe te rekenen aan:
- Minderheidsbelangen 16 600 1 876
- Aandeelhouders van de moedermaatschappij -8 004 30 089
Winst per aandeel (in USD)
Van voortgezette en beëindigde activiteiten
Gewone winst per aandeel 30 -0,77 2,88
Verwaterde winst per aandeel 30 -0,77 2,88
Van voortgezette activiteiten
Gewone winst per aandeel 30 -0,77 2,88
Verwaterde winst per aandeel 30 -0,77 2,88

Overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat

In KUSD
Toelichting
2019 2018
Winst van de periode -7 404 31 965
Andere elementen van het totaalresultaat:
Elementen die naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in
toekomstige periodes
- Valutakoersverschillen als gevolg van de omrekening van buitenlandse
15
activiteiten
- 107 805
- Cash flow hedges - reële waarde voor de periode
26
- 392 503
- Effect van de winstbelasting (cash flow hedges)
26
114 - 146
Elementen die niet naar de winst- en verliesrekening geherclassificeerd zullen worden in
toekomstige periodes
- Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R
18
- 289 -1 073
- Effect van de winstbelasting 72 268
- Herwaardering activa beschikbaar voor verkoop 0 0
Andere elementen van het totaalresultaat - 602 357
Andere elementen van het totaalresultaat toe te rekenen aan:
- Minderheidsbelangen - 10 - 67
- Aandeelhouders van de moedermaatschappij - 592 423
Totaalresultaat van het boekjaar -8 006 32 322
Totaalresultaat van het boekjaar toe te rekenen aan:
- Minderheidsbelangen 590 1 810
- Aandeelhouders van de moedermaatschappij -8 596 30 512

Geconsolideerd kasstroomoverzicht

In KUSD Toelichting 2019 2018
Bedrijfsactiviteiten
Winst voor belastingen 852 46 974
Gecorrigeerd voor:
Afschrijvingen 8,9,10 42 285 38 745
Variatie voorzieningen 17 3 267 -1 967
Aandelenopties 126 157
Niet gerealiseerde omrekeningsresultaten 65 113
Variatie reële waarde biologisch actief - 889 2 134
Overige niet-kasresultaten -1 634 -1 693
Hedgereserve, en financiële derivaten 26 -1 120 1 707
Financiële kosten en opbrengsten 4 705 3 391
Minderwaarden vorderingen 0 80
Minder/(meer)-waarden op deelnemingen 20 0 -7 376
Resultaat realisatie materiële vaste activa 570 - 366
Resultaat realisatie financiële activa 0 0
Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten voor variatie bedrijfskapitaal 48 227 81 899
Variatie bedrijfskapitaal 25 1 883 -13 680
Variatie lange termijn vorderingen -3 530 0
Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten na variatie bedrijfskapitaal 46 580 68 219
Betaalde belastingen 23 -14 693 -34 537
Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten 25 31 887 33 682
Investeringsactiviteiten
Verwerving immateriële activa 8 - 160 - 261
Verwerving biologische activa 9 -33 305 -27 496
Verwerving materiële vaste activa 10 -33 081 -41 671
Verwerving vastgoedbeleggingen 0 0
Overname dochterondernemingen - 200 - 300
Dividenden ontvangen van geassocieerde deelnemingen en joint ventures 0 0
Verkopen materiële vaste activa 1 795 1 171
Verkopen financiële activa 11,29 5 313 21 963
Kasstroom uit investeringsactiviteiten -59 638 -46 594
Vrije kasstroom -27 751 -12 912
Financieringsactiviteiten
Kapitaalsverhoging 15 0 0
Eigen vermogentransacties met minderheidsaandeelhouders 0 0
Daling/(stijging) van eigen aandelen 22 - 854 -1 115
Daling leningen op lange termijn 19 -9 500 -10 000
Stijging leningen op lange termijn 19 50 500 0
Daling kortlopende financiële verplichtingen 19 -19 799 0
Stijging kortlopende financiële verplichtingen 19 0 41 161
Dividenden van vorig boekjaar betaald in de loop van het boekjaar -6 495 -19 682
Dividenden door dochters betaald aan minderheidsbelangen 16 0 - 607
Ontvangen - betaalde interesten -5 043 -3 430
Kasstroom uit financieringsactiviteiten 8 809 6 327
Netto beweging van investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten 19 -18 942 -6 585
Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten (bij het begin van het jaar) 19 29 595 36 180
Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten 19 0 0
Investeringen, geldmiddelen en kasequivalenten (per einde boekjaar) 19 10 653 29 595

Mutatieoverzicht van het geconsolideerd eigen vermogen

In KUSD Geplaatst
kapitaal
SIPEF
Uitgifte
premies
SIPEF
Eigen
aandelen
Toegekend
pensioen
regelingen
IAS 19R
Reserves Omreke
ningsver
schillen
Eigen
vermogen
deel
groep
Minder
heids
belangen
Totaal
eigen
vermogen
1 januari 2019 44 734 107 970 -9 423 -3 391 516 305 -11 686 644 509 34 250 678 759
Resultaat van de
periode
-8 004 -8 004 600 -7 404
Andere elementen van het
totaalresultaat
- 207 - 278 - 107 - 592 - 10 - 602
Totaalresultaat - 207 -8 282 - 107 -8 596 590 -8 006
Uitkering dividend vorig boekjaar -6 495 -6 495 - 516 -7 011
Andere (toelichting
15)
- 855 122 - 733 - 733
31 december 2019 44 734 107 970 -10 277 -3 598 501 650 -11 793 628 686 34 325 663 010
1 januari 2018 44 734 107 970 -8 308 -2 652 505 384 -12 491 634 636 33 140 667 776
Resultaat van de
periode 30 089 30 089 1 876 31 965
Andere elementen van het
totaalresultaat - 739 357 805 423 - 67 357
Totaalresultaat - 739 30 446 805 30 512 1 809 32 322
Uitkering dividend
vorig boekjaar -19 682 -19 682 - 606 -20 288
Andere (toelichting
15) -1 116 157 - 959 - 93 -1 052
31 december 2018 44 734 107 970 -9 423 -3 391 516 305 -11 686 644 509 34 250 678 759

Toelichting

1. IDENTIFICATIE

SIPEF (of 'de onderneming') is een naamloze vennootschap naar Belgisch recht en gevestigd te 2900 Schoten, Calesbergdreef 5.

De geconsolideerde jaarrekening afgesloten op 31 december 2019 omvat SIPEF en haar dochterondernemingen (hierna vernoemd als 'SIPEF-groep' of 'de Groep'). De vergelijkende cijfers zijn opgenomen voor boekjaar 2018.

De geconsolideerde jaarrekening werd opgesteld op de raad van bestuur van 11 februari 2020. De gebeurtenissen na balansdatum werden bijgewerkt en goedgekeurd voor publicatie door de bestuurders op 2 april 2020. Deze jaarrekening zal aan de aandeelhouders voorgelegd worden op de algemene vergadering van 10 juni 2020 (of op een latere datum indien deze vergadering zou worden verdaagd ten gevolge van de Covid-19 crisis). De lijst van bestuurders en commissaris, alsook een beschrijving van de voornaamste activiteiten van de Groep, zijn opgenomen in 'Deel 1 – Bedrijfsverslag' van dit jaarverslag.

2. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING

De geconsolideerde jaarrekening werd opgesteld in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards ('IFRS') zoals aanvaard binnen de Europese Unie per 31 december 2019.

De volgende standaarden en interpretaties zijn toepasbaar voor het boekjaar beginnend op 1 januari 2019:

  • IFRS 16 Leaseovereenkomsten
  • IFRIC 23 Onzekerheid over de fiscale behandeling van inkomsten
  • Aanpassing van IAS 19 Planwijzigingen, inperkingen en afwikkelingen
  • Aanpassing van IAS 28 Lange termijn investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures
  • Aanpassing van IFRS 9 Kenmerken van vervroegde terugbetaling met negatieve compensatie
  • Jaarlijkse verbeteringen aan IFRS 2015-2017 cyclus

Deze wijzigingen hebben geen significante invloed op het nettoresultaat en het eigen vermogen van de Groep.

De Groep heeft geopteerd voor vervroegde toepassing van de volgende nieuwe standaarden en interpretaties die gepubliceerd waren op de datum van goedkeuring van deze jaarrekening maar nog niet van kracht waren op de balansdatum:

Aanpassingen aan IFRS 9, IAS 39 en IFRS 7 Hervorming van de Referentierentevoeten (toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 2020)

Deze aanpassingen wijzigen specifieke vereisten voor afdekkingstransacties, zodat de Groep deze vereisten voor afdekkingstransacties kan blijven toepassen ervan uitgaande dat de rentevoetreferentievoet niet wordt gewijzigd als gevolg van de hervorming van de referentievoeten.

De Groep heeft niet geopteerd voor vervroegde toepassing van de volgende nieuwe standaarden en interpretaties die gepubliceerd waren op de datum van goedkeuring van deze jaarrekening maar nog niet van kracht waren op de balansdatum:

  • Aanpassingen aan IAS 1 Presentatie van de jaarrekening: classificatie van verplichtingen als kortlopend of langlopend (toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 2022, maar nog niet goedgekeurd binnen de Europese Unie).
  • Aanpassingen van IAS 1 en IAS 8 Definitie van materieel (toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 2020)
  • Aanpassingen van IFRS 3 Bedrijfscombinaties (toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 2020, maar nog niet goedgekeurd binnen de Europese Unie)
  • Aanpassing van de referenties naar het Conceptueel kader in IFRS standaarden (toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 2020)
  • IFRS 17 Verzekeringscontracten (toepasbaar voor boekjaren vanaf 1 januari 20211, maar nog niet goedgekeurd binnen de Europese Unie)

Op dit ogenblik verwacht de Groep niet dat de eerste toepassing van deze standaarden en interpretaties een materieel effect zal hebben op de financiële staten van de Groep.

IFRS 16 Leases

IFRS 16 vervangt IAS 17 'Lease-overeenkomsten' en daarmee verband houdende interpretaties. Voor lessees vereist IFRS 16 dat de meeste leases op basis van de balans worden verantwoord (onder één model), waardoor het onderscheid tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten wordt geëlimineerd. In overeenstemming met de nieuwe standaard neemt de lessee activa en verplichtingen op voor de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit lease. De nieuwe standaard verhoogt de rentedragende verplichtingen en materiële vaste activa in de geconsolideerde jaarrekening van de SIPEF-groep. De nieuwe standaard is van kracht voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2019. De Groep heeft besloten om de cumulatieve catch-up benadering toepassen waarbij de activa worden gewaardeerd aan een bedrag gelijk aan het passiva per 1 januari 2019.

Lessee accounting

Vanwege de aard van onze activiteiten waarbij onze activiteiten voornamelijk plaatsvinden in relatief afgelegen gebieden, bezit de Groep de meeste van de gebruikte activa. Daarom hebben we slechts een beperkt aantal huurcontracten die in aanmerking komen voor lease accounting. De drie hoofdcategorieën bestaan uit:

Huur van gebouwen

Kantoorhuur wordt momenteel geboekt als operationele lease. Analyse toont aan dat de huur voldoet aan de definitie van een leasingovereenkomst en dat als zodanig een met een gebruiksrecht overeenstemmend actief en bijbehorende leasingschuld onder de nieuwe standaard moet worden verantwoord. Aangezien de meeste kantoorhuurcontracten langlopende huurcontracten zijn, zijn de belangrijkste acties voor beheer van het gebied vereist:

  • Bepaling van de leaseperiode;
  • Berekening van de marginale rentevoet.
  • Bedrijfswagens

Bedrijfswagen in België voldoen aan de definitie van een 'lease' en zullen zodoende op dezelfde manier als de huur van gebouwen worden behandeld.

Landrechten in Papoea-Nieuw-Guinea

In onze dochteronderneming Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea, omvat een deel van de landrechten een vaste jaarlijkse huurbetaling voor het vruchtgebruik van het land, evenals een variabele royalty afhankelijk van de productieniveaus van het jaar gemeten in ton FFB. De jaarlijkse vaste huurbetaling voldoet aan de definitie van een 'lease', waarbij de leasetermijn van het actief bepaald is als de gemiddelde levensduur van een oliepalm (25 jaar).

Lessor accounting

De Groep heeft geen contracten die tot lessor accounting zouden kunnen leiden.

We verwijzen naar toelichting 27 voor de impact van IFRS 16.

3. WAARDERINGSREGELS

Basis voor de opstelling van de jaarrekening

De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 voorgesteld in US-dollar (tot en met 2006 was dit euro), afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal (KUSD). Deze aanpassing is een gevolg van de gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer vanaf eind 2006 waardoor de functionele valuta van de meerderheid van de dochterondernemingen is gewijzigd van lokale munt naar USdollar.

De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld volgens het principe van de historische kostprijs, met uitzondering van de voor verkoop beschikbare investeringen, afgeleide financiële instrumenten en biologische productie die worden gewaardeerd tegen reële waarde.

De waarderingsregels werden op uniforme wijze in heel de Groep toegepast en zijn vergelijkbaar met deze gehanteerd over het vorige boekjaar.

Bedrijfscombinaties

Bedrijfscombinaties (onder IFRS 3 Bedrijfscombinaties) worden geboekt volgens de overnamemethode. De kostprijs van een overname wordt berekend als de reële waarde van de afgestane activa, de uitgegeven eigenvermogensinstrumenten en verplichtingen die werden aangegaan of overgenomen op de overnamedatum. Direct aan de overname toewijsbare kosten worden opgenomen in de winst- en verliesrekening. De overgedragen vergoeding voor de overname van een bedrijf, met inbegrip van de voorwaardelijke vergoeding, wordt gewaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum. De toekomstige wijzigingen aan de voorwaardelijke vergoeding als gevolg van gebeurtenissen na overnamedatum worden in resultaat genomen. De "full goodwill" optie, die geval per geval kan worden gekozen, laat toe om de minderheidsbelangen te waarderen tegen reële waarde of tegen het evenredige deel van het minderheidsbelang in de identificeerbare netto activa van de overgenomen partij. Alle acquisitie gerelateerde kosten, zoals consultancy fees, worden in de resultatenrekening opgenomen.

Indien de initiële verwerking van een bedrijfscombinatie niet is voltooid op afsluitdatum van het boekjaar waarin de bedrijfscombinatie plaatsvond, dan presenteert de SIPEFgroep voorlopige bedragen voor de posten die nog niet volledig werden verwerkt. De opgenomen voorlopige bedragen kunnen tijdens de waarderingsperiode (zie hieronder) worden aangepast, en/of bijkomende activa/verplichtingen kunnen worden opgenomen om nieuwe informatie te weerspiegelen die verkregen is over de omstandigheden en feiten die op de overnamedatum bestonden en die, indien bekend, de waardering van de per die datum opgenomen bedragen hadden beïnvloed.

De waarderingsperiode is de periode die loopt vanaf de overnamedatum tot de datum waarop de Groep de informatie ontvangt die bekend was over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden. De waarderingsperiode is beperkt tot maximaal één jaar vanaf de overnamedatum.

Overname in fasen

Wijzigingen in het eigendomsbelang van de Groep in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, worden verwerkt als eigen-vermogenstransacties. De boekwaardes van de belangen van de Groep en de minderheidsbelangen worden aangepast om de wijzigingen in hun relatieve belangen in de dochteronderneming weer te geven. Elk eventueel verschil tussen het bedrag waarmee de minderheidsbelangen worden aangepast en de reële waarde van de betaalde of ontvangen vergoeding, moet rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt en aan de eigenaars van de Groep worden toegerekend.

Wanneer een bedrijfscombinatie in verschillende fasen wordt gerealiseerd, wordt het voorheen aangehouden belang van de Groep geherwaardeerd aan de reële waarde op overnamedatum (d.i. de datum waarop de zeggenschap wordt verworven) en de eventuele winst of het eventuele verlies wordt rechtstreeks in winst of verlies opgenomen. Bedragen die voorheen werden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat als gevolg van het belang in de overgenomen partij, worden geherklasseerd naar winst of verlies, op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de overnemende partij het voorheen aangehouden belang direct had vervreemd.

Consolidatieprincipes

Dochterondernemingen:

Dochterondernemingen zijn deze waarover de onderneming controle uitoefent. Controle wordt enkel uitgeoefend wanneer aan alle onderstaande punten volledig wordt voldaan, in overeenstemming met IFRS 10:

  • De investor heeft macht over de investee;
  • De investor staat bloot aan of heeft recht op variabele rendementen uit hoofde van diens betrokkenheid bij de relevante activiteiten van de investee; en
  • De investor heeft de mogelijkheid om zijn macht uit te oefenen teneinde de omvang van de rendementen te beïnvloeden.

De jaarrekeningen van de dochterondernemingen worden in de consolidatiekring opgenomen vanaf de datum van verwerving tot het einde van de controle (of een nabije datum).

Geassocieerde deelnemingen:

In geassocieerde deelnemingen oefent de Groep een invloed van betekenis uit op het financiële en operationele beleid maar geen controle. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de Groep in de winst of het verlies van de deelneming volgens de vermogensmutatiemethode vanaf de dag dat deze invloed van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de Groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de Groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende ondernemingen.

Joint ventures:

Joint ventures zijn die ondernemingen over wiens activiteiten de Groep gezamenlijke controle uitoefent, vastgelegd in een contractuele overeenkomst. De joint ventures worden opgenomen via de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening omvat het aandeel van de Groep in de winst of het verlies van de deelneming vanaf de dag dat deze invloed van betekenis een aanvang neemt tot de dag dat er effectief een einde aan komt (of een nabije datum). Wanneer het aandeel van de Groep in de verliezen de boekwaarde van de investeringen in geassocieerde deelnemingen overstijgt, wordt de boekwaarde herleid tot nul en worden de toekomstige verliezen niet langer opgenomen, behalve in de mate waarin de Groep verplichtingen heeft aangegaan met betrekking tot de betreffende joint ventures.

Geëlimineerde transacties bij de consolidatie:

Alle intragroepsaldi en –transacties, met inbegrip van niet gerealiseerde winsten op intragroep transacties, worden geëlimineerd bij alle ondernemingen die worden opgenomen via de integrale consolidatie.

Voor niet gerealiseerde verliezen gelden dezelfde eliminatieregels als voor de niet gerealiseerde winsten, met dit verschil dat ze enkel worden geëlimineerd voor zover er geen indicatie van bijzondere waardevermindering bestaat.

Vreemde valuta

Transacties in vreemde valuta

In de individuele ondernemingen van de Groep worden de transacties in vreemde valuta omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum. Monetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden gewaardeerd tegen de slotkoers. Valutakoersverschillen die ontstaan bij de omrekening worden in de winst- en verliesrekening opgenomen als een financieel resultaat. Nietmonetaire activa en verplichtingen uitgedrukt in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de transactiedatum.

Jaarrekeningen van buitenlandse activiteiten

Functionele waarderingsmunt: de posten in de jaarrekening van elke entiteit van de Groep worden gewaardeerd in de munt die het best aansluit bij de economische realiteit en de gebeurtenissen en omstandigheden waarbinnen deze entiteit werkt (functionele waarderingsmunt). De geconsolideerde jaarrekening wordt vanaf 2007 opgesteld in USD, de functionele valuta van het merendeel van de groepsmaatschappijen.

Voor de consolidatie van de Groep en al haar dochterondernemingen worden de jaarrekeningen van de individuele ondernemingen als volgt omgerekend:

  • Activa en verplichtingen tegen de koers op het einde van het jaar;
  • Winst- en verliesrekening tegen de gemiddelde wisselkoers van de periode;
  • Het eigen vermogen tegen de historische wisselkoers.

Wisselkoersverschillen die ontstaan bij de omrekening van de netto-investering in buitenlandse dochterondernemingen, joint ventures en geassocieerde ondernemingen tegen de wisselkoers op het einde van het jaar, worden geboekt in de andere elementen van het totaalresultaat onder "Valutakoersverschillen als gevolg van de omrekening van buitenlandse activiteiten". Bij verlies van controle van een buitenlandse onderneming worden de omrekeningsverschillen erkend in de winst- en verliesrekening als deel van de winst of het verlies van de verkoop. Deze winst of verlies wordt volledig aan de Groep toegerekend.

Goodwill en waarderingen aan de reële waarde in het kader van de overnames van buitenlandse entiteiten, worden beschouwd als lokale valuta activa en verplichtingen van de betreffende buitenlandse entiteit en worden omgerekend tegen de slotkoers.

Biologische activa

SIPEF-groep neemt een biologisch actief of groeiende biologische productie ("agricultural produce") uitsluitend op in de balans indien ze de zeggenschap heeft over het actief als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het waarschijnlijk is dat er in de toekomst economische voordelen naar SIPEFgroep zullen vloeien en de reële waarde of de kostprijs van het actief op een betrouwbare manier kan worden bepaald.

In overeenstemming met de aanpassing aan IAS 16 en IAS 41 worden de dragende planten opgenomen tegen hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Afschrijvingen worden berekend op een lineaire basis over de verwachte gebruiksduur (20 tot 25 jaar)

De groeiende biologische productie van palmolie wordt gedefinieerd als de olie die de palmvruchten bevatten, zodat de reële waarde van deze onderscheidbare activa betrouwbaar geschat kan worden.

De groeiende biologische productie van thee wordt gedefinieerd als de bladeren die klaar zijn om te worden geplukt en verwerkt, zelfs als deze nog niet volgroeid zijn, zodat de reële waarde van deze afzonderlijke activa betrouwbaar kan worden geschat.

De Groep heeft geopteerd om de groeiende biologische productie van rubber te waarderen aan de reële waarde op het moment van oogsten ("at point of harvest") in overeenstemming met IAS 41.32 en dus niet te waarderen aan de reële waarde verminderd met de verwachte verkoopkosten. Hiervoor baseert de Groep zich op IAS 41.10c waarbij wij van mening zijn dat alle parameters van een alternatieve berekeningsmethode (producties, levenscyclus, kostentoewijzing,…) duidelijk onbetrouwbaar zijn. Hierdoor is elke alternatieve berekening op zich ook duidelijk onbetrouwbaar.

De groeiende biologische productie van bananen wordt gewaardeerd aan de reële waarde aangezien de parameters voor deze berekening wel beschikbaar en betrouwbaar zijn. Een winst of verlies uit een wijziging in reële waarde min de geschatte kosten van het verkooppunt van een biologisch actief wordt opgenomen in de nettowinst of het nettoverlies over de periode waarin de winst of het verlies is ontstaan.

Goodwill

Goodwill is het bedrag waarmee de kostprijs van de bedrijfscombinatie het belang van de Groep in de reële waarde van de overgenomen identificeerbare activa, verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen overschrijdt. Goodwill wordt niet afgeschreven maar tenminste jaarlijks onderworpen aan een test voor bijzondere waardeverminderingen. Hiervoor wordt de goodwill toegewezen aan de operationele entiteiten wat het laagste niveau is waarop de goodwill wordt gevolgd voor interne managementdoeleinden (d.i. kasstroom genererende eenheid). Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt onmiddellijk als een last opgenomen in de winst- en verliesrekening en wordt nooit teruggenomen.

Negatieve goodwill is het excedent van de reële waarde van het aandeel van de Groep in de verworven identificeerbare netto activa op het ogenblik van de overname tegenover de betaalde overnameprijs. Negatieve goodwill wordt onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.

Immateriële activa

Immateriële activa omvatten computersoftware en licenties. Immateriële activa worden geactiveerd en lineair afgeschreven over hun vermoedelijke gebruiksduur.

Materiële vaste activa

Materiële vaste activa, alsook vastgoedbeleggingen, worden opgenomen tegen hun kostprijs min de geaccumuleerde afschrijvingen en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Financieringskosten worden geactiveerd als deel van de kostprijs van het in aanmerking komend actief. Uitgaven voor de herstellingen van materiële vaste activa worden onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.

Vaste activa aangehouden voor verkoop worden in voorkomend geval gewaardeerd aan het laagste van de boekwaarde en de reële waarde min verkoopkosten.

Afschrijvingen worden als volgt berekend op een lineaire basis over de verwachte gebruiksduur van het desbetreffende actief:

Gebouwen 5 tot 30 jaar
Infrastructuur 5 tot 25 jaar
Installaties en machines 5 tot 30 jaar
Rollend materieel 3 tot 20 jaar
Bureaumaterieel en meubilair 5 tot 10 jaar
Overige vaste activa 2 tot 20 jaar

Terreinen worden niet afgeschreven.

De Groep presenteert de landrechten als materiële vaste activa consistent met de presentatiemethode binnen de industrie en de relevante adviezen hieromtrent. Bovendien volgt de Groep elk landrecht kort op in termen van de vernieuwing en wordt enkel nog afgeschreven op de landrechten als er een indicatie is dat deze niet vernieuwd zouden kunnen worden.

Bijzondere waardeverminderingen van activa

Materiële vaste activa en andere vaste activa worden onderworpen aan een test voor bijzondere waardevermindering als bepaalde elementen of belangrijke veranderingen een indicatie geven dat de boekwaarde groter is dan de realiseerbare waarde. Er dient een bijzonder waardeverminderingsverlies te worden opgenomen gelijk aan het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde, wat het hoogste is van de reële waarde min de verkoopkosten en de bedrijfswaarde van het actief. Voor de identificatie van bijzondere waardeverminderingen worden de activa samengevoegd in de kleinste identificeerbare groep die een instroom van kasmiddelen genereert. Wanneer later een bijzondere waardevermindering niet langer bestaat, door een toename van de reële waarde of de gebruikswaarde, wordt deze teruggenomen.

Financiële Instrumenten

Classificatie en waardering van financiële instrumenten

Financiële activa en passiva worden initieel opgenomen wanneer de Groep een partij wordt bij de contractuele bepalingen van het instrument.

De financiële activa en passiva worden initieel gewaardeerd aan de reële waarde met waardeveranderingen in de winsten verliesrekening. Transactiekosten die direct toewijsbaar zijn aan de verwerving of de uitgifte van financiële activa en passiva (anders dan de financiële activa en passiva aan de reële waarde via de resultatenrekening) worden, al naargelang, toegevoegd of afgehouden van de reële waarde bij de eerste opname. Transactiekosten die direct toewijsbaar zijn aan de verwerving van financiële activa of passiva aan reële waarde via de resultatenrekening worden onmiddellijk in de resultatenrekening erkend.

De financiële activa omvatten de investeringen in eigen vermogen instrumenten die worden aangewezen als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de andere elementen van het totaalresultaat, leningen aan gerelateerde partijen, vorderingen inclusief handelsvorderingen en andere vorderingen, financiële activa aan de reële waarde via de resultatenrekening en de geldmiddelen en kasequivalenten. De verwervingen en verkopen van financiële activa worden erkend op de transactiedatum.

Financiële activa – schuldinstrumenten

Alle erkende financiële activa worden vervolgens in hun geheel gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs of reële waarde, afhankelijk van de classificatie van de financiële activa. Schuldinstrumenten die aan de volgende voorwaarden voldoen, worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs:

  • Het financieel actief wordt aangehouden binnen een bedrijfsmodel dat tot doel heeft financiële activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen; en
  • De contractuele voorwaarden van het financieel actief leiden op bepaalde data tot kasstromen die uitsluitend betalingen van hoofdsom en rente op de uitstaande hoofdsom zijn.

Schuldinstrumenten omvatten:

  • Vorderingen die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
  • Handelsvorderingen die worden gewaardeerd aan geamortiseerde kostprijs
  • Geldmiddelen en kasequivalenten

Financiële activa - investeringen in eigen vermogensinstrumenten

Bij de eerste opname, heeft de Groep een onherroepelijke keuze gemaakt (op een variabele basis) om investeringen in eigen vermogensinstrumenten te bepalen als reële waarde via de andere elementen van het totaalresultaat ("FVTOCI"). Beleggingen in eigen-vermogensinstrumenten volgens FVTOCI worden initieel gewaardeerd aan de reële waarde plus transactiekosten. Vervolgens worden ze gewaardeerd tegen reële waarde waarbij winsten en verliezen die voortvloeien uit wijzigingen in de reële waarde worden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat en ze worden gecumuleerd in de reserve voor de herwaarderingen op investeringen. De cumulatieve winst of het cumulatieve verlies zal niet worden geherclassificeerd naar de resultatenrekeningen bij de verkoop van de aandelenbeleggingen. In de plaats daarvan zullen ze worden getransfereerd naar het overgedragen resultaat. Vanwege het gebrek aan voldoende recente informatie die beschikbaar is om de reële waarde te meten, heeft het management vastgesteld dat de kostprijs een correcte schatting is van de reële waarde voor de niet-beursgenoteerde investeringen in eigen vermogen instrumenten.

Geamortiseerde kostprijs en effectieverentemethode

De effectieverentemethode is een methode voor het berekenen van de geamortiseerde kostprijs van een schuldinstrument en voor het toewijzen van rentebaten over de relevante periode.

Voor financiële instrumenten andere dan verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid, is de effectieve interestvoet de rente die de verwachte toekomstige geldbetalingen of –ontvangsten (inclusief alle vergoedingen betaald of ontvangen die een integraal deel uitmaken van de effectieve interestvoet, transactiekosten en andere premies en kortingen) tijdens de verwachte looptijd (of een kortere periode indien van toepassing) van het financiële actief of de financiële verplichting exact disconteert tot de bruto boekwaarde van een financieel actief of de geamortiseerde kostprijs van een financiële verplichting, zonder rekening te houden met de te verwachten kredietverliezen.

De geamortiseerde kostprijs is het bedrag waartegen het financiële actief of de financiële verplichting bij eerste opname wordt gewaardeerd, verminderd met de hoofdsomaflossingen en vermeerderd of verminderd met de volgens de effectieverentemethode bepaalde cumulatieve amortisatie van het eventuele verschil tussen dat eerste bedrag en het aflossingsbedrag, en, voor financiële activa, aangepast voor een eventuele voorziening voor verliezen. Anderzijds is de bruto boekwaarde van een financieel actief de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief, vóór aanpassing voor een eventuele voorziening voor verliezen.

1. Derivaten

De Groep maakt gebruik van financiële instrumenten voor het beheer van het wisselkoers- en renterisico dat voortvloeit uit de operationele, financiële en investeringsactiviteiten. De Groep past een aantal afdekkingstransacties toe onder IFRS 9 – "Financiële instrumenten".

Derivaten worden initieel gewaardeerd tegen reële waarde. De wijzigingen in de reële waarde worden in resultaat geboekt tenzij deze instrumenten deel uitmaken van indekkingsverrichtingen. in welk geval de timing van de opname in winst of verlies afhankelijk is van de aard van de afdekkingsrelatie. De Groep wijst bepaalde derivaten aan als afdekkingsinstrumenten met betrekking tot het renterisico in kasstroomafdekkingen. Derivaten met betrekking tot het valutarisico zijn niet gedocumenteerd in een afdekkingsrelatie.

Bij de aanvang van de afdekkingsrelatie worden de afdekkingsrelatie, alsook de risicobeheerdoelstelling en strategie van de entiteit bij het aangaan van de afdekkingstransactie formeel aangewezen en gedocumenteerd. Bovendien documenteert de Groep bij aanvang van de indekking en op permanente basis of het afdekkingsinstrument effectief is in het compenseren van wijzigingen in reële waarde of kasstromen van de afgedekte positie die toewijsbaar zijn aan het afgedekte risico.

De afdekkingsrelatie voldoet aan alle volgende vereisten inzake afdekkingseffectiviteit:

  • Er is sprake van een economische relatie tussen de afgedekte positie en het afdekkingsinstrument;
  • De waardeveranderingen die uit deze economische relatie voortvloeien zijn niet hoofdzakelijk terug te voeren op het effect van het kredietrisico; en
  • De afdekkingsverhouding van de afdekkingsrelatie is gelijk aan die welke resulteert uit de hoeveelheid van de afgedekte positie die de entiteit werkelijk afdekt, en de hoeveelheid van het afdekkingsinstrument waarvan de entiteit daadwerkelijk gebruikmaakt om die hoeveelheid van de afgedekte positie af te dekken. Deze aanwijzing mag echter geen onevenwichtigheid tussen de wegingsfactor van de afgedekte positie en de wegingsfactor van het afdekkingsinstrument weerspiegelen welke aanleiding zou geven tot (al dan niet opgenomen) afdekkingsineffectiviteit die in een uitkomst van de administratieve verwerking kan resulteren welke inconsistent is met het doel van hedge accounting

Indien een afdekkingsrelatie niet meer aan het op de afdekkingsverhouding betrekking hebbende vereiste inzake afdekkingseffectiviteit voldoet, maar de risicobeheerdoelstelling voor die aangewezen afdekkingsrelatie gelijk blijft, moet een entiteit de afdekkingsverhouding van de afdekkingsrelatie zodanig aanpassen dat deze wederom aan de criteria voldoet (dit wordt in deze standaard "herbalancering" genoemd).

De Waarde schommelingen van een afgeleid financieel instrument dat voldoet aan de strikte voorwaarden voor erkenning als kasstroom-indekking worden opgenomen in de andere elementen van het totaalresultaat voor het effectieve deel. Het ineffectieve deel wordt rechtstreeks in de resultatenrekening geboekt. De indekkingsresultaten worden van de andere elementen van het totaalresultaat naar de resultatenrekening overgeboekt op het moment dat de ingedekte transactie zelf het resultaat beïnvloedt.

Een derivaat met een positieve reële waarde wordt geboekt als een financieel actief, terwijl een derivaat met een negatieve reële waarde wordt opgenomen als een financiële verplichting. Een derivaat wordt gepresenteerd als kortlopend of langlopend, afhankelijk van de verwachte vervaldatum van het financiële instrument.

2. Waardeverminderingen

Met betrekking tot de waardevermindering van financiële activa wordt een model voor verwachte kredietverliezen toegepast. Het verwachte kredietverliesmodel vereist dat de Groep rekening houdt met verwachte kredietverliezen en veranderingen in die verwachte kredietverliezen op elke rapporteringsdatum om zo de veranderingen in kredietrisico sinds de eerste opname van de financiële activa correct weer te geven. Concreet zijn de volgende activa opgenomen in de beoordeling van de bijzondere waardevermindering van de Groep: 1) handelsvorderingen; 2) langlopende vorderingen en leningen aan verbonden partijen; 3) geldmiddelen en kasequivalenten.

IFRS 9 vereist dat de Groep verwachte kredietverliezen op al haar schuldinstrumenten, leningen en handelsvorderingen boekt, hetzij op basis van twaalf maanden, hetzij op basis van de volledige looptijd. De Groep heeft de vereenvoudigde benadering toegepast en de verwachte verliezen op basis van de volledige looptijd op alle handelsvorderingen geboekt.

Volgens IFRS 9 moet een entiteit de waarde van de voorziening voor verliezen op een financieel instrument op elke verslagdatum bepalen op een bedrag dat gelijk is aan de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen indien het aan het financiële instrument verbonden kredietrisico sinds de eerste opname significant is toegenomen moet een entiteit, indien het aan een financieel instrument verbonden kredietrisico op de verslagdatum niet significant is toegenomen sinds de eerste opname, de waarde van de voorziening voor verliezen op dat financiële instrument bepalen op een bedrag dat gelijk is aan de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen. Voor de lange termijn vorderingen geeft IFRS 9 de keuze om de verwachtte kredietverliezen te bepalen op basis van de levensduur of van een algemeen verwachte kredietverlies model (3 niveaus van verwachte kredietvlies beoordeling). De Groep heeft gekozen voor het algemene model. Alle banksaldi worden ook beoordeeld op verwachtte kredietverliezen.

3. Niet langer opnemen van financiële activa

De Groep neemt een financieel actief niet langer op wanneer de contractuele rechten op de kasstromen van het actief aflopen of wanneer het financiële actief en vrijwel alle risico's en voordelen van eigendom van het actief overdraagt aan een andere partij. Als de Groep niet wezenlijk alle risico's en voordelen van eigendom overdraagt of behoudt en het overgedragen actief blijft controleren, erkent de Groep zijn behouden belang in het actief en een daarmee verband houdende verplichting op voor de bedragen die het mogelijk moet betalen. Als de Groep nagenoeg alle risico's en voordelen van eigendom van een overgedragen financieel actief behoudt, blijft de Groep het financiële actief opnemen en neemt het ook een lening op onderpand aan voor de ontvangen opbrengsten.

Bij het niet langer in zijn geheel opnemen van een financieel actief moet het verschil tussen: a) de boekwaarde (bepaald op de datum van verwijdering uit het overzicht van de financiële positie) en b) de ontvangen vergoeding (vermeerderd met elk nieuw verkregen actief en verminderd met elke nieuw aangegane verplichting) in winst of verlies worden opgenomen. Bovendien, bij het niet langer opnemen van een eigen vermogen instrument voor dewelke de Groep bij de eerste opname heeft geopteerd om de reële waarde via de andere elementen van het totaalresultaat op te nemen ("FVTOCI"), worden de in het verleden gecumuleerde winsten en verliezen in de herwaarderingsreserve voor beleggingen niet geherclassificeerd naar de winst- en verliesrekening.

4. Financiële schulden

Alle financiële verplichtingen van de Groep worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode.

De Groep neemt de financiële verplichtingen niet langer op wanneer, en alleen wanneer, de verplichtingen van de Groep worden afgewikkeld, worden geannuleerd of komen te vervallen. Het verschil tussen de boekwaarde van de niet langer opgenomen balans van de financiële verplichting en de betaalde en te betalen vergoeding, inclusief overgedragen niet-contante activa of overgenomen verplichtingen, wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening.

5. Vorderingen en schulden

Vorderingen en schulden worden gewaardeerd aan geamortiseerde kostprijs. Vorderingen en schulden worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde. Vorderingen en schulden in een andere valuta dan de functionele valuta van de dochteronderneming worden omgerekend tegen de geldende wisselkoersen van de Groep op de balansdatum.

6. Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten worden gewaardeerd aan hun geamortiseerde waarde en omvatten contanten en deposito's met een oorspronkelijke looptijd van drie maanden of minder. Negatieve kassaldi worden als schulden opgenomen.

7. Rentedragende leningen

Rentedragende leningen worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. Leningen worden initieel opgenomen als ontvangen opbrengsten, na aftrek van transactiekosten. Elk verschil tussen de kostprijs en de aflossingswaarde wordt in de winst- en verliesrekening verwerkt volgens de effectieve rente methode.

Voorraden

De voorraad wordt gewaardeerd tegen de laagste waarde van de kostprijs of de opbrengstwaarde.

Met betrekking tot de voorraad afgewerkte producten waarin biologische activa worden verwerkt, wordt de reële waarde van deze biologische activa verhoogd met de productiekost.

Voorraden worden individueel afgeschreven als de verwachte opbrengstwaarde afneemt tot onder de boekwaarde van de voorraad. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs min de geschatte kosten die nodig zijn om de verkoop te realiseren. Indien de omstandigheden die voorheen aanleiding gaven tot een afschrijving niet meer bestaan, wordt de waardevermindering teruggenomen.

Eigen vermogen

Dividenden van de moedermaatschappij in verband met de gewone uitstaande aandelen worden pas opgenomen in de periode waarin ze formeel worden toegekend.

Kosten gemaakt voor het uitgeven van eigenvermogensinstrumenten worden opgenomen als een vermindering van het eigen vermogen.

Minderheidsbelangen

Minderheidsbelangen omvatten het deel, toebehorend aan de minderheidsaandeelhouders, van de reële waarde van identificeerbare activa en verplichtingen die opgenomen worden bij de overname van een dochteronderneming, samen met het overeenkomstig deel van de gerealiseerde winsten en verliezen voor de daaropvolgende periodes.

In de winst- en verliesrekening wordt het minderheidsaandeel in het verlies of de winst van de Groep apart getoond van het geconsolideerd resultaat van de Groep.

Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de Groep een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft ten gevolge van een gebeurtenis in het verleden, het waarschijnlijk is dat er een uitstroom van middelen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag van de verplichting op betrouwbare wijze kan worden geschat.

Pensioenen en andere voordelen na uitdiensttreding

Groepsentiteiten hebben verschillende pensioenplannen in overeenstemming met de lokale voorwaarden en toepassingen van die landen.

1. Toegezegde-pensioenregelingen ("Defined benefit plans")

In het algemeen werden de toegezegd-pensioenregelingen nog niet gefinancierd, doch volledig voorzien volgens de 'Projected Unit Credit'-methode. Deze voorzieningen vertegenwoordigen de actuele waarde van de toekomstige uitkeringsverplichtingen. De actuariële winsten en verliezen worden in het de andere elementen van het totaalresultaat erkend.

2. Toegezegde-contributieregelingen ("Defined contribution plans")

De Groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de Groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement op de werkgeversbijdragen en op de werknemersbijdragen niet wordt gehaald, dienen deze plannen volgens IAS 19 te worden beschouwd als "toegezegd-pensioenregelingen".

Omzet

IFRS 15 werd gepubliceerd in mei 2014 en vervangt IAS 18 Omzet en IAS 11 Onderhanden projecten in opdracht van derden. Deze standaard introduceert een nieuw uitgebreid model met vijf stappen voor de erkenning van opbrengsten die voortvloeien uit contracten met klanten, met uitzondering van opbrengsten uit leases, financiële instrumenten en verzekeringscontracten. Het basisprincipe van deze standaard is dat een entiteit opbrengsten erkent in die mate dat dit een weergave is van de overdracht van beloofde goederen of diensten aan klanten, voor een bedrag dat de weerspiegeling is van de vergoeding waarop de entiteit meent recht te hebben in ruil voor die goederen of diensten. Het tijdstip van de erkenning van opbrengsten kan plaatsvinden na verloop van tijd of op een tijdstip, afhankelijk van de overdracht van controle.

De standaard introduceert ook nieuwe richtlijnen inzake de kosten ter vervulling en het behalen van een contract, met vermelding van de omstandigheden waarin deze kosten moeten worden gekapitaliseerd of ten laste moeten worden genomen wanneer ze zich voordoen. Bovendien zijn de nieuwe toelichtingen opgenomen in IFRS 15 meer gedetailleerd dan die welke momenteel van toepassing waren in het kader van IAS 18.

De kernactiviteit van de SIPEF-groep is de verkoop van goederen. De Groep erkent de opbrengsten vanaf het moment dat de controle over het actief wordt overgedragen aan de klant. De verkochte goederen worden per schip vervoerd en als opbrengst erkend zodra de goederen op het schip worden geladen. Vanaf dit moment wordt de controle overgedragen aan de klant en wordt de opbrengst erkend in de financiële staten. Dit is zo van toepassing voor alle contracten binnen de SIPEF-groep. De betalingsvoorwaarden zijn afhankelijk van de leveringsvoorwaarden van het contract en kunnen variëren tussen vooruitbetaling, contanten tegen documenten en 45 dagen na overhandiging van de vrachtbrief. De leveringen van goederen zijn aan een vaste prijs. Voor elk contract is er maar één prestatieverplichting waaraan moet worden voldaan nl.: de levering van de goederen.

De Groep heeft geen incrementele kosten van materieel belang voor het verkrijgen van een contract die zou voldoen aan de kapitalisatiecriteria, zoals gedefinieerd door IFRS 15.

De Groep heeft de nieuwe standaard toegepast op de vereiste ingangsdatum. We kunnen concluderen dat de nieuwe IFRS 15 standaard geen noemenswaardige impact heeft op de financiële staten van de SIPEF-groep. De Groep blijft haar producten verkopen aan de huidige vastgestelde voorwaarden.

Kostprijs van verkopen

Aankopen worden netto opgenomen, na financiële en handelskorting. Kostprijs van verkopen omvat alle lasten verbonden met oogsten, transformatie en transport.

Algemene en beheerskosten

Algemene en beheerskosten omvatten lasten van de marketing- en financiële afdeling en algemene beheerskosten.

Winstbelastingen

De winstbelastingen omvatten de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen en de uitgestelde belastingen. Beide belastingen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen behalve in die gevallen waar het bestanddelen betreft die deel uitmaken van het eigen vermogen. In dit laatste geval verloopt de opname via het eigen vermogen.

Onder de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen verstaat men deze die drukken op de fiscale winst van het boekjaar, berekend tegen de belastingtarieven die van kracht zijn op balansdatum, evenals de aanpassingen aan de belastingen die verschuldigd zijn over de vorige boekjaren.

Uitgestelde belastingverplichtingen en –vorderingen worden opgenomen voor tijdelijke verschillen tussen de boekwaarde in de balans en de fiscale boekwaarde van activa en verplichtingen en worden later aangepast om wijzigingen in de verwachte belastingtarieven waartegen deze tijdelijke verschillen zullen omdraaien weer te geven. Uitgestelde belastingvorderingen worden enkel opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening als het waarschijnlijk is dat de realisatie of afwikkeling ervan mogelijk is in de toekomst.

4. GEBRUIK VAN SCHATTINGEN EN BEOORDELINGEN

IFRS vereist dat de Groep bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening beoordelingen en schattingen gebruikt en hypothesen vooropstelt die de bedragen van activa en verplichtingen alsook de winst- en verliesrekening op balansdatum kunnen beïnvloeden. Werkelijke resultaten kunnen verschillen van deze schattingen.

De voornaamste domeinen waarin oordelen worden aangewend zijn:

  • Oordelen over de controle over een vennootschap
  • Oordelen dat de groeiende biologische productie van rubber niet op een betrouwbare manier te waarderen is aan de reële waarde.
  • Oordelen over de functionele valuta ("functional currency") van een onderneming
  • Oordelen over het opzetten van een uitgestelde belastingvordering
  • Oordelen dat de landrechten niet zullen worden afgeschreven tenzij er een indicatie zou bestaan dat deze niet vernieuwd zouden kunnen worden.

De voornaamste domeinen waarin schattingen worden aangewend zijn:

  • Pensioenverplichtingen (toelichting 18)
  • Uitgestelde belastingen (actief) (toelichting 23)
  • Voorzieningen in geval van geschillen (toelichting 17)
  • Bijzondere waardeverminderingen op activa (toelichting 8)

5. GROEPSONDERNEMINGEN / CONSOLIDATIEKRING

De moedermaatschappij van de Groep, SIPEF, Schoten/België is de moedermaatschappij van de volgende ondernemingen:

Locatie Controle % Belangen %
Geconsolideerde ondernemingen (integrale consolidatie)
PT Tolan Tiga Indonesia Medan / Indonesië 95,00 95,00
PT Eastern Sumatra Indonesia Medan / Indonesië 95,00 90,25
PT Kerasaan Indonesia Medan / Indonesië 57,00 54,15
PT Bandar Sumatra Indonesia Medan / Indonesië 95,00 90,25
PT Melania Indonesia Jakarta / Indonesië 95,00 90,25
PT Mukomuko Agro Sejahtera Medan / Indonesië 95,00 85,74
PT Umbul Mas Wisesa Medan / Indonesië 95,00 94,90
PT Citra Sawit Mandiri Medan / Indonesië 95,00 94,90
PT Toton Usaha Mandiri Medan / Indonesië 95,00 94,90
PT Agro Rawas Ulu Medan / Indonesië 95,00 95,00
PT Agro Kati Lama Medan / Indonesië 95,00 95,00
PT Agro Muara Rupit Medan / Indonesië 95,00 94,90
Hargy Oil Palms Ltd Bialla / Papoea-N-G 100,00 100,00
Plantations J. Eglin SA Azaguié / Ivoorkust 100,00 100,00
Jabelmalux SA Luxembourg / G.H. Luxemburg 99,89 99,89
PT Agro Muko Jakarta / Indonesië 95,00 90,25
PT Dendymarker Indah Lestari Medan / Indonesië 95,00 90,25
Geassocieerde ondernemingen en joint ventures (vermogensmutatie)
Verdant Bioscience Pte Ltd Singapore / Republiek Singapore 38,00 38,00
PT Timbang Deli Indonesia Medan / Indonesië 38,00 36,10
Niet geconsolideerde ondernemingen
Horikiki Development Cy Ltd Honiara / Solomon Islands 90,80 90,80

De Groep heeft, ondanks het bezit van de meerderheid van de stemrechten, geen zeggenschap in de niet-geconsolideerde ondernemingen wegens gevestigd in ontoegankelijke regio's (Horikiki Development Cy Ltd).

Er zijn geen beperkingen om activa te realiseren en verplichtingen van dochterondernemingen af te wikkelen.

6. WISSELKOERSEN

Naar aanleiding van een gewijzigde politiek inzake liquiditeits- en schuldbeheer is vanaf eind 2006 de functionele valuta in de meerderheid van de dochterondernemingen vanaf 1 januari 2007 gewijzigd naar US dollar. Het volgende filiaal heeft echter een andere functionele valuta:

Plantations J. Eglin SA EUR

De Hieronder vermelde koersen werden gebruikt om de balansen en resultaten van deze entiteiten om te rekenen naar de US Dollar (de munt waarin de Groep haar jaarverslag opstelt).

Slotkoers Gemiddelde koers
2019 2018 2017 2019 2018 2017
EUR 0,8916 0,8738 0,8348 0,8941 0,8487 0,8792

7. OPERATIONEEL RESULTAAT EN SEGMENTINFORMATIE

De activiteiten van SIPEF kunnen worden onderverdeeld in segmenten naar gelang de soort van de producten. SIPEF heeft de volgende segmenten:

  • Palm: Omvat alle palmproducten, inclusief de palmpitten en de palmpitolie, zowel in Indonesië als in Papoea-Nieuw-Guinea.
  • Rubber: Omvat alle verschillende soorten rubber die geproduceerd en verkocht wordt door de SIPEF-groep, zowel in Indonesië als in Papoea-Nieuw-Guinea:
    • "Ribbed Smoked Sheets (RSS)"
    • "Standard Indonesia Rubber (SIR)"
    • "Scraps and Lumps"
  • Thee: Omvat de "cut, tear, curl" (CTC) thee die SIPEF produceert in Indonesië.
  • Bananen en bloemen: Omvat alle verkopen van bananen en bloemen, komende uit Ivoorkust.
  • Corporate: Omvat voornamelijk de ontvangen management fees van niet-groepsondernemingen, aangerekende commissies op zeevrachten en andere aangerekende commissies die buiten het verkoopcontract vallen.

Het overzicht van de segmenten hieronder is weergegeven op basis van de interne managementrapportering van de SIPEF-groep. De belangrijkste verschillen met de IFRS-consolidatie zijn:

Er wordt vertrokken vanuit de brutomarge per segment en niet vanuit omzet.

In KUSD 2019 2018
Bruto-marge per product
Palm 34 445 68 800
Rubber -2 244 -1 065
Thee - 370 627
Bananen en bloemen 4 697 2 794
Corporate 634 941
Totaal bruto-marge 37 162 72 096
Verkoop-, algemene en beheerskosten -31 481 -31 759
Overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) - 741 2 352
Financieringsopbrengsten/(kosten) -5 002 -3 457
Discounting Sipef-CI 1 689 2 031
Wisselkoersresultaten - 775 -1 668
Winst voor belastingen 852 39 597
Belastinglasten -6 772 -14 155
Effectief belastingtarief -794,7% -35,7%
Winst na belastingen -5 920 25 442
Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures -1 485 - 854
Meerwaarde op de verkoop BDM-ASCO 0 7 376
Winst na belastingen -7 404 31 965

Hieronder wordt de segmentinformatie per productsegment en per geografische locatie weergeven volgens de IFRS winst- en verliesrekeningen. Het resultaat van een segment omvat de opbrengsten en kosten die rechtstreeks door een segment worden gegenereerd inclusief het relevante deel van de opbrengsten en kosten dat redelijkerwijs aan het segment kan worden toegerekend.

Brutowinst per product

De totale omzet daalde naar USD 248 miljoen (-9,8% tegenover 2018).

De omzet van palmolie liep terug met 12,4% door een combinatie van lagere productievolumes in voornamelijk Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea (-26,9%) en de lagere wereldmarktprijs voor "Crude Palm Oil" (CPO). De gemiddelde wereldmarktprijs voor CPO noteerde het voorbije jaar USD 32 per ton CIF Rotterdam of 5% lager dan tijdens dezelfde periode vorig jaar.

De omzet van rubber daalde met 11,7% tegenover 2018 vooral door de lagere verkochte volumes tegen vergelijkbare prijzen.

In de theeactiviteit verminderde de omzet met 7,0% ondanks de hogere verkochte volumes (+11,1%) door de substantieel lagere verkoopprijzen (-13,7%).

De omzet van de bananen- en bloemenactiviteiten steeg met 28,7%, hoofdzakelijk door de hogere productievolumes (+18,2%). Daarnaast wordt vanaf 2019 de omzet als "Kosten & Vracht gerapporteerd tegenover FOB voordien.

De gemiddelde ex-fabriek eenheidskostprijs voor de mature oliepalmplantages nam toe met zo'n 11,8% in vergelijking met 2018. In Indonesië steeg de gemiddelde ex-fabriek eenheidskostprijs met zo'n 10,1% wat als een normale stijging kan aanzien worden in een periode zonder muntdevaluatie. De Indonesische munt is sinds eind 2010 met 54,6% gedevalueerd maar deze trend is recentelijk licht gekeerd. In Hargy Oil Palms Ltd in Papoea-Nieuw-Guinea steeg de ex-fabriek eenheidskostprijs met 26,1% als gevolg van de belangrijke productiedaling die veroorzaakt werd door de moeilijke weersomstandigheden tijdens het eerste semester en vooral door de drie opeenvolgende vulkaanuitbarstingen tussen eind juni en oktober 2019.

2019 - KUSD Omzet Kostprijs van
verkopen
Aanpassingen
van de reële
waarde
Brutowinst % van totaal
Palm 210 250 -176 683 877 34 445 92,7
Rubber 10 330 -12 574 0 -2 244 -6,0
Thee 5 072 -5 454 12 - 370 -1,0
Bananen en planten 22 024 -17 327 0 4 697 12,6
Corporate 634 0 0 634 1,7
Totaal 248 310 -212 038 889 37 162 100,0
2018 - KUSD Omzet Kostprijs van
verkopen
Aanpassingen
van de reële
waarde
Brutowinst % van totaal
Palm 240 057 -169 088 -2 169 68 800 95,4
Rubber 11 699 -12 764 0 -1 065 -1,5
Thee 5 454 -4 862 35 627 0,9
Bananen en planten 17 119 -14 326 0 2 793 3,9
Corporate 941 0 0 941 1,3
Totaal 275 270 -201 040 -2 134 72 096 100,0

De brutowinst daalde van KUSD 72 096 in 2018 naar KUSD 37 162 (-48,5%) in 2019. De brutowinst van het palmsegment (92,7% van de brutowinst) verminderde met KUSD 34 335 (-49,9%) in vergelijking met 2018 door de lagere producties en de lagere palmolieprijzen. Alleen al de lagere producties in Hargy Oil Palms Ltd (zie hierboven) vertegenwoordigden een negatief effect van ongeveer USD 9 miljoen op de brutowinst.

De bijdrage van het rubbersegment bleef negatief door tegenvallende productie en de aanhoudend lage verkoopprijzen die de productiekost momenteel niet dekken. Tijdens 2019 was de theemarge eveneens negatief door de sterk gedaalde verkoopprijs. De eenheidskostprijs is ook licht gestegen (+7,1%) ten opzichte van vorig jaar. In de bananen- en bloemenactiviteiten werd de aangekondigde rentabiliteitsverbetering bevestigd met een stijging van de brutomarge van KUSD 2 793 naar KUSD 4 697 (+68,2%).

Het segment "corporate" omvat de ontvangen management fees van niet-groepsondernemingen, aangerekende commissies op zeevrachten en andere aangerekende commissies die buiten het verkoopcontract vallen.

Brutowinst per geografische locatie

2019 - KUSD Omzet Kostprijs van
verkopen
Andere
inkomsten
Aanpassingen
van de reële
waarde
Brutowinst % van totaal
Indonesië 149 050 -121 260 143 911 28 844 77,6
Papoea-Nieuw-Guinea 72 643 -69 610 0 - 22 3 011 8,1
Ivoorkust 25 840 -21 167 0 0 4 673 12,6
Europa 634 0 0 0 634 1,7
Totaal 248 167 -212 038 143 889 37 162 100,0
2018 - KUSD Omzet Kostprijs van
verkopen
Andere
inkomsten
Aanpassingen
van de reële
waarde
Brutowinst % van totaal
Indonesië 163 653 -118 738 381 -1 477 43 819 60,8
Papoea-Nieuw-Guinea 93 232 -67 976 0 - 657 24 599 34,1
Ivoorkust 17 120 -14 326 0 0 2 794 3,9
Europa 884 0 0 0 884 1,2
Totaal 274 889 -201 040 381 -2 134 72 096 100,0

De totale kostprijs van de verkopen kan onderverdeeld worden in de volgende categorieën:

    1. Plantagekosten omvat alle kosten verbonden aan de werken op het veld om het basis landbouwkundig product te vervaardigen (i.e. verse palmtrossen, latex, theebladen, bananen, horticultuur);
    1. Verwerkingskosten omvat alle kosten verbonden aan het verwerken van het landbouwkundig basisproduct tot de afgewerkte landbouwgrondstoffen (i.e. palmolie, rubber, thee, ...);
    1. Aankopen FFB/palmolie/latex omvatten alle aankoopkosten van derde partijen (omliggende boeren) of geassocieerde ondernemingen en joint ventures.;
    1. Voorraadbewegingen omvat alle voorraadbewegingen t.o.v. het voorgaande jaar alsook de wijzigingen in de reële waarde van de voorraad;
    1. Aanpassingen van de reële waarde omvat de aanpassingen van de reële waarde van het biologisch actief van palmolie, bananen en thee;
    1. Verkoopkosten omvat alle direct toewijsbare kosten aan de verkopen van het jaar (o.a. transportkosten, export tax op palmolie, ...)
    1. Algemene en administratieve kosten omvat alle algemene en administratieve kosten (zoals huur, onderhoud, enz.).
In KUSD 2019 2018
Plantagekosten 130 439 129 769
Verwerkingskosten 31 065 32 263
Aankopen FFB/palmolie/latex 23 808 23 105
Voorraadbewegingen 3 663 1 033
Aanpassingen van de reële waarde 889 -2 134
Verkoopkosten 21 286 19 138
Kostprijs van de verkopen 211 149 203 174
Algemene en beheerskosten 31 480 31 759
Totale kostprijs van de verkopen en algemene en beheerskosten 242 629 234 933

De plantagekosten zijn relatief stabiel gebleven ten opzichte van vorig jaar door:

  • een algemene kostenstijging als gevolg van de inflatie;
  • de additionele mature hectaren in de Musi Rawas regio waardoor de plantage -en veldkosten nu jaarlijks stijgen;
  • gecompenseerd door een daling in kosten door een daling in de FFB productievolumes.

De daling van de verwerkingskosten hangt samen met de daling in palmolieproductie en worden gecompenseerd door een algemene stijging van de prijzen als gevolg van de inflatie.

De aankopen van FFB/palmolie/latex zijn licht gestegen ten opzichte van vorig jaar. De lichte stijging is een gevolg van:

de aankoop van palmolie van SIPEF-CI (KUSD 3 840);

  • aankoop van palmolie van derde partijen voor een totaal bedrag van KUSD 2 609 om aan onze contractuele verplichtingen ten opzichte van klanten te voldoen;
  • de resterende KUSD 16 859 hebben betrekking op de FFB -en latex aankopen van onze omliggende boeren. Deze zijn significant lager dan vorig jaar (KUSD 23 105) door een daling in de totale productie van de omliggende boeren alsook een daling in de aankoopprijs door de lagere wereldwijde palmolieprijzen op basis waarvan de aankoopprijs wordt berekend.

De toename in verkoopkosten is voornamelijk te wijten aan het feit dat de bananenverkopen als 'Kost en Vracht' worden gerapporteerd in plaats van 'FOB', waardoor zowel de omzet en de hieraan gerelateerde verkoopkosten hoger zijn.

De gemiddelde ex-works kostprijs voor de mature palmolie plantages steeg met 11,8% in vergelijking met 2018. De totale afschrijving van de plantage-en verwerkingskosten bedraagt KUSD 36 520. Een totaal van KUSD 4 068 van afschrijvingen werd geboekt onder de 'algemene-en beheerskosten' en KUSD 1 698 in de 'overige bedrijfsopbrengsten/kosten'.

De algemene en beheerskosten bleven nagenoeg stabiel (-0,9%). Enerzijds was er de normale inflatie die de kosten licht deed toenemen, maar anderzijds was er een sterke daling van de bonusprovisie voor 2019.

Omzet uitgesplitst naar locatie van de klant

In KUSD 2019 2018
Indonesië 94 352 29 641
Nederland 70 595 118 640
Singapore 37 467 7 073
Frankrijk 14 007 6 114
Zwitserland 7 206 87 602
België / Belgique 6 308 5 806
Maleisië 3 897 0
Verenigde Staten 3 332 3 024
Ivoorkust 3 235 493
Groot-Brittanië 2 496 1 067
Ierland 1 293 8 442
Afghanistan 1 171 1 442
Pakistan 915 1 675
Duitsland 878 1 161
Spanje 702 612
Verenigde Arab. Emiraten 203 0
Luxemburg 72 0
Senegal 0 2 321
Andere 182 156
Totaal 248 310 275 270

De omzet van de Groep wordt gerealiseerd tegenover een beperkt aantal hoog aangeschreven klanten: per product wordt ca 90% van de omzet gerealiseerd door maximaal 10 klanten. Voor bijkomende informatie verwijzen we naar toelichting 26 – financiële instrumenten.

Gesegmenteerde informatie – geografisch

2019
In KUSD Indonesië PNG Ivoorkust Europa Andere Totaal
Immateriële vaste activa 0 0 0 517 0 517
Goodwill 104 782 0 0 0 0 104 782
Biologische activa 218 923 87 162 257 0 0 306 342
Andere materiële vaste activa 247 686 106 766 3 858 761 0 359 071
Vastgoedbeleggingen 0 0 0 0 0 0
Investeringen in geassocieerde deelnemingen en
joint ventures - 821 0 0 0 6 572 5 751
Andere financiële activa 46 0 12 15 0 73
Vorderingen > 1 jaar 11 612 0 0 1 829 0 13 442
Uitgestelde belastingvorderingen 12 581 0 380 2 174 0 15 135
Totaal vaste activa 594 811 193 928 4 506 5 297 6 572 805 114
% van totaal 73,88% 24,09% 0,56% 0,66% 0,82% 100,00%
2018
In KUSD Indonesië PNG Ivoorkust Europa Andere Totaal
Immateriële vaste activa 0 0 0 441 0 441
Goodwill 104 782 0 0 0 0 104 782
Biologische activa 195 561 87 871 280 0 0 283 712
Andere materiële vaste activa 241 860 109 894 4 440 530 0 356 724
Vastgoedbeleggingen 0 0 0 0 0 0
Investeringen in geassocieerde deelnemingen en
joint ventures 1 043 0 0 0 6 196 7 239
Andere financiële activa 46 0 16 15 0 77
Vorderingen > 1 jaar 7 212 0 0 3 900 0 11 112
Uitgestelde belastingvorderingen 13 537 0 387 2 300 0 16 224
Totaal vaste activa 564 040 197 765 5 123 7 186 6 196 780 310
% van totaal 72,28% 25,34% 0,66% 0,92% 0,79% 100,00%

8. GOODWILL EN IMMATERIELE VASTE ACTIVA

2019 2018
In KUSD Goodwill Immateriële
vaste activa
Goodwill Immateriële
vaste activa
Bruto boekwaarde per 1 januari 104 782 918 103 008 843
Aanschaffingen 0 160 0 262
Verkopen en buitengebruikstellingen 0 0 0 0
Overboekingen 0 0 0 - 187
Finale PPA PT Dendymarker 0 0 1 774 0
Omrekeningsverschillen 0 0 0 0
Bruto boekwaarde per 31 december 104 782 1 078 104 782 918
Geaccumuleerde afschrijvingen en
waardeverminderingen per 1 januari 0 - 477 0 - 537
Afschrijvingen 0 - 84 0 - 45
Verkopen en buitengebruikstellingen 0 0 0 0
Overboekingen 0 0 0 105
Remeasurement 0 0 0 0
Geaccumuleerde afschrijvingen en
waardeverminderingen per 31 december 0 - 561 0 - 477
Netto boekwaarde per 1 januari 104 782 441 103 008 306
Netto boekwaarde per 31 december 104 782 517 104 782 441

Goodwill impairment analyse

Goodwill is het positieve verschil tussen de overnameprijs van een dochteronderneming, geassocieerde onderneming of joint venture en het aandeel van de Groep in de reële waarde van de identificeerbare activa en passiva van de overgenomen entiteit op datum van overname. Volgens de standaard IFRS 3 - Bedrijfscombinaties, wordt goodwill niet afgeschreven, maar getoetst op bijzondere waardevermindering.

Goodwill en immateriële vaste activa worden jaarlijks door het management getoetst of ze zijn blootgesteld aan een bijzondere waardevermindering in overeenstemming met de waarderingsregels in toelichting 2 (ongeacht of er aanwijzingen bestaan voor een bijzondere waardevermindering).

Om de noodzaak tot een bijzondere waardevermindering te kunnen beoordelen, wordt de goodwill toegewezen aan een kasstroom genererende eenheid (KGE). Een kasstroom genererende eenheid is de kleinste identificeerbare groep van activa die een instroom van kasmiddelen genereert die in ruime mate onafhankelijk is van de instroom van kasmiddelen van andere activa of groepen van activa. Op elke balansdatum wordt voor deze kasstroom genererende eenheden een analyse uitgevoerd om te bepalen of de boekwaarde van de goodwill volledig recupereerbaar is. Indien de realiseerbare waarde van de kasstroom generende eenheid op een duurzame wijze lager ligt dan de boekwaarde, dan wordt er in de winst - en verliesrekening een bijzondere waardevermindering opgenomen ten belope van dit verschil.

In het model van SIPEF wordt de kasstroom generende eenheid vergeleken met het totaal onderliggend actief gerelateerd aan het palmoliesegment per 31 december 2019. Dit omvat de volgende posten:

Activa (in KUSD)* 2019
Biologische activa - dragende planten 290 268
Andere materiële vaste activa 350 275
Goodwill 104 782
Vlottende activa - vlottende passiva 34 581
Totaal 779 906

*Activa omvat enkel de entiteiten met palmolieactiviteiten

De SIPEF-groep heeft de 'kasstroom genererende eenheid' gedefinieerd als het operationele palmoliesegment. Het omvat alle kasstromen van de palmolieactiviteiten van alle plantages in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. De kasstromen die voortvloeien uit de verkoop van rubber, thee en bananen worden hier niet mee opgenomen, gezien het feit dat de goodwill zuiver werd toegewezen aan het palmoliesegment. Het betreft de volgende entiteiten:

Entiteiten
SIPEF NV
PT Tolan Tiga
PT Eastern Sumatra
PT Kerasaan
PT Mukomuko Agro Sejahtera
PT Umbul Mas Wisesa
PT Citra Sawit Mandiri
PT Toton Usaha Mandiri
PT Agro Rawas Ulu
PT Agro Muara Rupit
PT Agro Kati Lama
PT Agro Muko*
Hargy Oil Palms LTD
PT Dendymarker Indah Lestari

* Er werd voor PT AM een opsplitsing gemaakt tussen de kasstromen afkomstig uit palmolie en de kasstromen afkomstig uit rubber.

De recupereerbare waarde van de kasstroom generende eenheden waaraan de goodwill werd toegewezen, werd bepaald aan de hand van een berekening met een "discounted cash-flow-model" (DCF-model). Er werd vertrokken vanuit de operationele plannen van de Groep die tien jaar vooruitkijken (t.e.m. 2029) en werden goedgekeurd door de Raad van Bestuur. De macro-economische parameters zoals de palmolieprijs en inflatie worden in dit model als constant beschouwd voor ieder jaar. De constante palmolieprijs die gebruikt wordt in het model (USD 690/ton) is de beste inschatting van het management van de palmolieprijs CIF Rotterdam op lange termijn.

De gemiddelde palmolieprijs voor 2019 bedroeg USD 566/ton, terwijl de spotprijs USD 860/ton bedroeg op 31 december 2019.

In het model is de groei van de verkopen dezelfde als de normale verbetering van de productievolumes t.g.v. van de maturiteit van de palmbomen van de verschillende dochterondernemingen. Eventuele verbetering van de toekomstige "EBITDA"-marges in het model zijn een normaal gevolg van dezelfde verbetering van de productievolumes.

Het huidige model werd opgesteld met een gewogen gemiddelde kapitaalkost (na belastingen) van 8,01% en een gemiddelde aanslagvoet van 25% - 30%. De terminale waarde in het "discounted cash-flow" model is gebaseerd op een perpetuele groei van 2% conform het Gordon-groeimodel. We maken in het model gebruik van een sensitiviteitsanalyse voor verschillende palmolieprijzen en verschillende gewogen gemiddelde kapitaalkosten (WACC):

Palmolieprijzen (CIF Rotterdam)
Scenario 1 640 USD/ton CIF Rotterdam
Scenario 2 (basis scenario) 690 USD/ton CIF Rotterdam
Scenario 3 740 USD/ton CIF Rotterdam
WACC
Scenario 1 7,01%
Scenario 2 (basis scenario) 8,01%

Scenario 3 9,01%

Samenvatting assumpties van 2019:

PO / WACC 7,01% 8,01% 9,01%
640 USD/ton CIF Rotterdam scenario 1 scenario 4 scenario 7
690 USD/ton CIF Rotterdam scenario 2 scenario 5 (basis scenario) scenario 8
740 USD/ton CIF Rotterdam scenario 3 scenario 6 scenario 9

Samenvatting assumpties van 2018:

PO / WACC 10,25% 11,25% 12,25%
641 USD/ton CIF Rotterdam Scenario 1 Scenario 4 Scenario 7
691 USD/ton CIF Rotterdam Scenario 2 Scenario 5 (basis scenario) Scenario 8
741 USD/ton CIF Rotterdam Scenario 3 Scenario 6 Scenario 9

Voor de sensitiviteitsanalyse werd de prijs verhoogd en verlaagd met 50 USD/ton. De WACC werd verhoogd en verlaagd met één procent. Hieronder wordt er een sensitiviteitsmatrix weergeven voor de totale verdisconteerde cashflow voor verschillende palmolieprijzen en verschillende gemiddelde kapitaalkosten (WACC).

Matrix sensitiviteit

WACC/PO prijs (in KUSD) 7,01% 8,01% 9,01%
640 USD/ton CIF Rotterdam 1 071 867 863 755 715 545
690 USD/ton CIF Rotterdam 1 429 280 1 161 902 971 346
740 USD/ton CIF Rotterdam 1 774 071 1 450 358 1 219 483
Waarde onderliggende assets* 779 906 779 906 779 906

* het gaat hier om het onderliggende actief gerelateerd aan het PO segment

De headroom omvat het verschil tussen het totaal aan discounted cashflows en de waarde van het onderliggend actief:

Headroom (in KUSD) 7,01% 8,01% 9,01%
640 USD/ton CIF Rotterdam 291 961 83 850 - 64 361
690 USD/ton CIF Rotterdam 649 374 381 997 191 440
740 USD/ton CIF Rotterdam 994 165 670 453 439 577

Groen = basis scenario

We berekenden tevens ook de break-even palmolieprijs a.d.h.v. verschillende WACC's:

Break-even prijs 7,01% 8,01% 9,01%
USD/ton 561 \$/ton 626 \$/ton 653 \$/ton

Het management is van mening dat de veronderstellingen gebruikt in de bedrijfswaardeberekening zoals hierboven beschreven, de beste inschattingen geven van de toekomstige ontwikkeling. Uit de sensitiviteitsanalyse is gebleken dat de goodwill telkens volledig recupereerbaar is in bijna elk scenario. Zodoende is het management van mening dat er geen indicatie is voor een eventuele waardevermindering. Toekomstige verkoopprijzen blijven moeilijk te voorspellen over een lange periode en zullen nauwlettend worden gemonitord in te toekomst.

9. BIOLOGISCHE ACTIVA - DRAGENDE PLANTEN

Bewegingstabel biologische activa - dragende planten

Op balansniveau kan de beweging in de biologische activa als volgt samengevat worden:

In KUSD 2019 2018
Bruto boekwaarde per 1 januari 376 331 362 042
Wijzigingen in consolidatiekring 0 0
Aanschaffingen 33 305 27 496
Verkopen en buitengebruikstellingen - 3 945 - 2 944
Overboekingen 2 254 3 229
Andere - 108 - 13 431
Omrekeningsverschillen - 28 - 61
Bruto boekwaarde per 31 december 407 810 376 331
Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 1 januari - 92 619 - 93 956
Wijzigingen in consolidatiekring 0 0
Afschrijvingen - 13 452 - 12 877
Verkopen en buitengebruikstellingen 4 524 3 054
Overboekingen 0 79
Andere 58 11 033
Omrekeningsverschillen 22 48
Geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen per 31 december - 101 467 - 92 619
Netto boekwaarde per 1 januari 283 712 268 086
Netto boekwaarde per 31 december 306 343 283 712

De beweging in 2018 op de lijn "andere" betreft een correctie op de activa van PT Dendymarker als gevolg van de voltooiing van de "purchase price allocation".

10. ANDERE MATERIELE VASTE ACTIVA

2019
In KUSD Terreinen,
gebouwen en
infrastructuur
Installaties
en
machines
Rollend
materieel
Bureau,
meubilair
en
overige
Leasing In
aanbouw
Land
rechten
Totaal
Bruto boekwaarde per 1
januari 168 016 191 540 66 052 31 449 0 23 617 115 030 595 703
Wijzigingen in
consolidatiekring
0 0 0 0 0 0 0 0
Aanschaffingen 10 207 5 797 7 137 1 669 4 509 4 880 34 200
Verkopen en
buitengebruikstellingen - 1 057 - 10 793 - 3 833 - 1 114 - 4 004 0 - 20 800
Overboekingen 3 695 138 497 714 - 7 296 0 - 2 251
Andere 0 0 0 0 3 253 - 117 2 516 5 652
Omrekeningsverschillen - 207 - 68 - 42 - 7 0 - 13 - 4 - 341
Bruto boekwaarde per
31 december 180 654 186 614 69 811 32 711 3 253 16 696 122 422 612 163
Geaccumuleerde
afschrijvingen en
waardeverminderingen
per 1 januari
- 66 070 - 104 346 - 50 051 - 15 647 0 0 - 2 865 - 238 979
Wijzigingen in
consolidatiekring
0 0 0 0 0 0 0 0
Afschrijvingen - 7 397 - 10 962 - 5 753 - 2 935 - 358 0 - 55 - 27 460
Verkopen en
buitengebruikstellingen
202 10 684 3 696 981 0 0 0 15 563
Overboekingen 0 0 0 0 0 0 0 0
Andere 25 15 11 0 0 0 - 2 516 - 2 465
Omrekeningsverschillen 146 48 36 17 0 0 2 249
Geaccumuleerde
afschrijvingen en
waardeverminderingen
per 31 december
- 73 094 - 104 561 - 52 061 - 17 584 - 358 0 - 5 434 - 253 092
Netto boekwaarde per 1
januari
101 946 87 194 16 001 15 802 0 23 617 112 165 356 724
Netto boekwaarde per 31
december
107 560 82 053 17 750 15 127 2 895 16 696 116 988 359 071
2018
In KUSD Terreinen,
gebouwen
en
infrastructu
ur
Installaties
en
machines
Rollend
materieel
Bureau,
meubilair
en overige
Leas
ing
In
aanbouw
Land
rechten
Totaal
Bruto boekwaarde per 1
januari 163 485 190 467 64 541 19 838 0 10 875 114 848 564 053
Wijzigingen in
consolidatiekring 0 0 0 0 0 0 0 0
Aanschaffingen 8 485 6 825 6 553 2 833 0 8 145 8 831 41 672
Verkopen en
buitengebruikstellingen
- 402 - 1 015 - 2 872 - 210 0 - 1 726 0 - 6 225
Overboekingen - 869 - 7 222 - 2 278 9 110 0 - 2 176 187 - 3 248
Andere - 2 223 2 635 198 - 101 0 8 525 - 8 826 208
Omrekeningsverschillen - 460 - 150 - 90 - 21 0 - 26 - 10 - 757
Bruto boekwaarde per
31 december 168 016 191 540 66 052 31 449 0 23 617 115 030 595 703
Geaccumuleerde
afschrijvingen en
waardeverminderingen
per 1 januari
- 59 414 - 97 640 - 47 286 - 10 797 0 0 - 2 651 - 217 788
Wijzigingen in
consolidatiekring 0 0 0 0 0 0 0 0
Afschrijvingen - 6 893 - 10 377 - 5 590 - 2 916 0 0 - 55 - 25 831
Verkopen en
buitengebruikstellingen 181 961 2 853 201 0 0 0 4 196
Overboekingen 22 2 399 - 15 - 2 278 0 0 - 104 24
Andere - 282 195 - 80 110 0 0 - 60 - 117
Omrekeningsverschillen 316 116 67 33 0 0 5 537
Geaccumuleerde
afschrijvingen en
waardeverminderingen
per 31 december
- 66 070 - 104 346 - 50 051 - 15 647 0 0 - 2 865 - 238 979
Netto boekwaarde per 1
januari
104 071 92 827 17 255 9 041 0 10 875 112 197 346 266
Netto boekwaarde per 31
december
101 946 87 194 16 001 15 802 0 23 617 112 165 356 724

De aanschaffingen omvatten, naast de gebruikelijke vervangingsinvesteringen, investeringen voor de verbetering van de logistiek en infrastructuur van de plantages en de palmoliefabrieken.

Oppervlakte Type Vervaldatum Gewas
PT Tolan Tiga Indonesia 6 042 Concessie 2023 Oliepalm
PT Tolan Tiga Indonesia 2 437 Concessie 2024 Oliepalm
PT Eastern Sumatra Indonesia 3 178 Concessie 2023 Oliepalm
PT Kerasaan Indonesia 2 362 Concessie 2023 Oliepalm
PT Bandar Sumatra Indonesia 1 413 Concessie 2024 Rubber
PT Melania Indonesia 5 140 Concessie 2023 Rubber en thee
PT Toton Usaha Mandiri 1 199 Concessie 2046 Oliepalm
PT Agro Muko 2 270 Concessie 2019* Oliepalm
PT Agro Muko 2 500 Concessie 2020 Oliepalm
PT Agro Muko 315 Concessie 2031 Oliepalm
PT Agro Muko 1 410 Concessie 2028 Oliepalm
PT Agro Muko 2 903 Concessie 2028 Oliepalm
PT Agro Muko 7 730 Concessie 2019* Oliepalm
PT Agro Muko 2 185 Concessie 2022 Oliepalm
PT Agro Muko 1 515 Concessie 2022 Rubber
PT Agro Muko 2 100 Concessie 2022 Oliepalm
PT Umbul Mas Wisesa 4 397 Concessie 2048 Oliepalm
PT Umbul Mas Wisesa 2 071 Concessie 2048 Oliepalm
PT Umbul Mas Wisesa 679 Concessie 2049 Oliepalm
PT Umbul Mas Wisesa 462 Concessie 2049 Oliepalm
PT Umbul Mas Wisesa 155 Concessie 2049 Oliepalm
PT Dendymarker Indah Lestari 13 705 Concessie 2028 Oliepalm
PT Mukomuko Agro Sejahtera 1 705 Concessie 2053 Oliepalm
PT Mukomuko Agro Sejahtera (STGE) 1 770 Concessie 2024 Oliepalm
PT Timbang Deli Indonesia 972 Concessie 2023 Rubber en oliepalmen
Hargy Oil Palms Limited 128 Concessie 2075 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 2 967 Concessie 2076 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 17 Concessie 2077 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 6 460 Concessie 2082 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 2 900 Concessie 2101 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 170 Concessie 2102 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 694 Concessie 2106 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 18 Concessie 2113 Oliepalm
Hargy Oil Palms Limited 246 Concessie 2117 Oliepalm
Bananen en
Plantations J. Eglin SA 1 485 Eigendom nvt ananasbloemen
Plantations J. Eglin SA 322 Voorlopige concessie nvt Bananen en
ananasbloemen
Totaal 86 022
PT Agro Muko 242 In onderhandeling - Oliepalm
PT Citra Sawit Mandiri 1 814 In onderhandeling - Oliepalm
PT Agro Rawas Ulu 5 712 In onderhandeling - Oliepalm
PT Agro Kati Lama 7 568 In onderhandeling - Oliepalm
PT Agro Kati Lama 3 091 In onderhandeling - Oliepalm
PT Agro Muara Rupit 4 811 In onderhandeling - Oliepalm
PT Agro Muara Rupit 7 498 In onderhandeling - Oliepalm
PT Agro Muara Rupit 1 303 In onderhandeling - Oliepalm

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de eigendomsrechten waarop de plantages van de SIPEF-groep gevestigd zijn:

Totaal 36 863 - * Alle documentatie voor de vernieuwing van de landrechten die in 2019 vervallen, werd op tijd geleverd aan de relevante autoriteiten. De autoriteiten zijn bezig met deze na te kijken en goed te keuren. Er is geen indicatie dat deze landrechten niet vernieuwd zullen worden.

PT Agro Muara Rupit 4 201 In onderhandeling - Oliepalm PT Mukomuko Agro Sejahtera 623 In onderhandeling - Oliepalm

Bovendien heeft ons filiaal Hargy Oil Palms Ltd een totaal van 3 902 Ha beplante arealen op onderverhuurd land ("subleased land").

11. VORDERINGEN OP LANGER DAN EEN JAAR

In KUSD 2019 2018
Vorderingen > 1 jaar 13 442 11 112

De vorderingen > 1 jaar bestaan per 31 december 2019 uit een lange termijn vorderingen die verdisconteerd werden en de vorderingen op plasmahouders.

In KUSD 2019 2018
Verkoop van Sipef-CI SA 1 813 3 272
Verkoop van Galley Reach Holdings Ltd 0 594
Plasma vorderingen 11 612 7 211
Andere 17 35
Totaal 13 442 11 112

Plasma vorderingen vertegenwoordigen een lening die gegeven wordt aan de lokale boeren voor de totaal gecumuleerde kosten voor de ontwikkeling van plasmaplantages die momenteel door de Groep worden gefinancierd. Wanneer de plasmaplantages matuur worden, zijn de plasmaboeren verplicht hun oogsten aan de Groep te verkopen en zal een deel van de opbrengst worden gebruikt om de leningen terug te betalen.

De totale verkoopprijs van Sipef-CI SA bedraagt KEUR 11 500, waarvan KEUR 7 513 nog ontvangen moet worden op jaareinde. Omgerekend aan de slotkoers van het jaar bedraagt dit KUSD 8 426. De totale verkoopprijs van Galley Reach Holdings Ltd bedraagt KUSD 6 600, waarvan KUSD 600 nog ontvangen moet worden op jaareinde.

De plasmavorderingen zullen geleidelijk worden terugbetaald vanaf het moment dat de plasmahouders een 'going concern'-plantage worden waarbij de opbrengst van de FFB-verkoop gedeeltelijk gebruikt zal worden om de lening terug te betalen.

De Groep heeft het verwachte kredietverlies berekend in overeenstemming met IFRS 9 en heeft vastgesteld dat dit geen materiële impact heeft.

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de resterende contractueel bepaalde niet-verdisconteerde kasstromen die verbonden zijn aan deze vorderingen:

In KUSD 2020 - korte termijn 2021 > 2021 Totaal
Verkoop van Sipef-CI SA 5 363 3 063 0 8 426
Verkoop van Galley Reach Holdings Ltd 600 0 0 600
Plasma vorderingen 0 0 11 612 11 612
Totaal 5 963 3 063 11 612 20 638

12. VOORRADEN

Analyse van de voorraden:

In KUSD 2019 2018
Grond- en hulpstoffen 16 489 20 132
Gereed product 9 762 16 142
Totaal 26 251 36 274

De resterende voorraad grond- en hulpstoffen is gedaald met KUSD 3 643 in vergelijking met vorig jaar. Dit is voornamelijk te wijten aan tijdsverschillen in aankopen.

De daling in de voorraad gereed product is het gevolg van de enorme daling in voorraad palmolie/palmpitten op jaareinde.

13. BIOLOGISCHE ACTIVA

De totale biologische activa op het einde van het jaar kan als volgt worden weergegeven:

In KUSD 2019 2018
Biologische activa 6 030 4 870

De groeiende biologische productie van de palmolie wordt gedefinieerd als de olie die de palmvruchten bevatten. Wanneer de palmvruchten olie bevatten, wordt dit duidelijk onderscheidbaar actief erkend en wordt de reële waarde geschat op basis van:

  • De geschatte hoeveelheid olie die beschikbaar is in de palmvruchten;
  • De verwachtte verkoopprijs van de palmolie op het moment van afsluiten;
  • De verwachtte kosten voor het oogsten en verwerken van de palmvruchten;
  • De verwachtte verkoopkosten (transport, export tax, ...).

Uit verschillende wetenschappelijke studies blijkt dat de olie in de palmvruchten zich exponentieel ontwikkelt op ongeveer 4 weken. De geschatte hoeveelheid olie die beschikbaar is in de palmvruchten, wordt bijgevolg bepaald op basis van de oogst van de 4 weken na het moment van afsluiten. Bij de berekening van de geschatte hoeveelheid olie daalt het gewogen belang van de oogst trapsgewijs per week, om zo de hoeveelheid olie op het moment van afsluiten zo goed mogelijk te benaderen. De reële waarde van de biologische activa per 31 december 2019 is gebaseerd op level 2 data input.

Per 31 december 2019 bedraagt de totale biologische activa van de palmolie KUSD 3 518 t.o.v. KUSD 2 640 per 31 december 2018.

Impact van de geschatte hoeveelheid olie -10% Boekwaarde +10%
Boekwaarde van de biologische activa - palmolie 3 166 3 518 3 870
Bruto impact winst- en verliesrekening (voor belastingen) - 352 352

De verwachtte verkoopprijs en de verwachtte kosten zijn de effectieve verkoopprijzen en kosten op het moment van afsluiten. De resultaten van de wijziging van de reële waarde van de palmvruchten worden opgenomen onder de 'wijzingen van de reële waarde'.

De biologische activa per eind december omvat ook de groeiende biologische productie bananen van ons filiaal Plantations J. Eglin SA. Het saldo per 31 december 2019 bedroeg KUSD 2 465 (2018 KUSD 2 195) en is bijgevolg stabiel gebleven t.o.v. vorig jaar. Daarnaast bevat het ook de groeiende biologische producten van thee voor een totaal van KUSD 47.

Impact van de geschatte hoeveelheid bananen -10% Boekwaarde +10%
Boekwaarde van de biologische activa - bananen 2 219 2 465 2 712
Bruto impact winst- en verliesrekening (voor belastingen) - 247 247

14. OVERIGE VLOTTENDE VORDERINGEN EN OVERIGE SCHULDEN

De 'overige vorderingen' zijn gestegen van KUSD 41 024 in 2018 tot KUSD 45 367 in 2019. De overige vorderingen bestaan voornamelijk uit btw-vorderingen in de verschillende dochterondernemingen, een rekening-courant met Verdant Bioscience PTE Ltd (KUSD 6 788) en de vorderingen op lokale boeren in Hargy Oil Palms Ltd.

Deze sectie bevat ook een vordering van KUSD 4 659 (verdisconteerde waarde) volgend op de verkoop van Sipef-CI. Het betreft een overdracht van de lange termijnvorderingen naar de korte termijnvorderingen. Voor meer informatie over de vorderingen op lange termijn verwijzen we naar toelichting 11.

De toename van de 'overige vorderingen' (KUSD 4 342) is te verklaren door een toename van de GST-vordering (btw-vordering) bij Hargy Oil Palms Ltd (+ KUSD 1 065) evenals in onze Indonesische dochterondernemingen waarbij dit voornamelijk de aanhoudende expansie (KUSD 2 128) in de Zuid-Sumatra Groep omvat. De resterende toename bestaat uit verscheidene kleinere bedragen in de verschillende filialen.

De Groep heeft het verwachte kredietverlies berekend in overeenstemming met IFRS 9 en heeft vastgesteld dat dit geen materiële impact heeft.

De 'overige schulden' (KUSD 8 747) hebben voornamelijk betrekking op sociale verplichtingen (te betalen salarissen, voorzieningen voor vakantieloon en bonus) en zijn licht gedaald in vergelijking met vorig jaar.

15. EIGEN VERMOGEN DEEL GROEP

Kapitaal en uitgiftepremies

Het maatschappelijk kapitaal van de onderneming per 31 december 2019 bedraagt KUSD 44 734, verdeeld over 10 579 328 volstortte gewone aandelen zonder nominale waarde.

2019 2018 Verschil
Aantal aandelen 10 579 328 10 579 328 0
In KUSD 2019 2018 Verschil
Kapitaal 44 734 44 734 0
Uitgiftepremie 107 970 107 970 0
Totaal 152 704 152 704 0
2019 2018 2019 2018
KUSD KUSD KEUR KEUR
Eigen aandelen beginsaldo 9 423 8 308 7 614 6 628
Inkoop eigen aandelen 854 1 115 775 986
Eigen aandelen - eindsaldo 10 277 9 423 8 389 7 614

Vanaf de start van het aandelen-inkoopprogramma op 22 september 2011 heeft SIPEF een totaal van 160 000 aandelen ingekocht voor een bedrag van KEUR 8 389, ofwel 1,5124% van het totale aantal uitstaande aandelen, ter dekking van een aandelenoptieplan voor het management.

Toegestaan kapitaal

De buitengewone algemene vergadering van 8 juni 2016 heeft de raad van bestuur gemachtigd om het maatschappelijk kapitaal in een of meer malen te verhogen voor een bedrag van KUSD 37 852 gedurende een periode van 5 jaar na de bekendmaking van haar beslissing.

Aandeelhoudersstructuur

De volgende aandeelhoudersmeldingen werden aan de onderneming bekendgemaakt:

In onderling overleg Aantal aandelen Datum melding Deler %
Ackermans & Van Haaren NV 3 419 930 22/08/2019 10 579 328 32,327
Cabra NV (Baron Bracht en kinderen) 1 301 032 22/08/2019 10 579 328 12,298
Totaal stemmen handelend in onderling overleg 4 720 962 44,625

Omrekeningsverschillen

De omrekeningsverschillen bevatten alle verschillen die voortvloeien uit de omrekening van de jaarrekeningen van onze dochterondernemingen waarvan de functionele valuta verschillend is van de presentatiemunteenheid van de Groep (USD). De beweging ten opzichte van vorig jaar is voornamelijk het gevolg van de beweging van de USD ten opzichte van de EUR (KUSD - 107).

In KUSD 2019 2018
Beginsaldo per 1 januari -11 686 -12 492
Mutatie, integrale consolidatie - 107 - 271
Mutatie, vermogensmutatie 0 1 077
Eindsaldo per 31 december -11 793 -11 686

Dividenden

Op 11 februari 2020 heeft de raad van bestuur voorgesteld om geen dividend uit te keren over boekjaar 2019, conform het toegepaste dividendbeleid.

Kapitaalbeheer

De kapitaalstructuur van de Groep is gebaseerd op de financiële strategie zoals vastgesteld door de raad van bestuur. Deze strategie bestaat samengevat uit een expansiepolitiek met het respecteren van een zeer beperkte schuldgraad. Het management legt jaarlijks het financieringsplan ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

Controleketen

1. Controleketen boven Ackermans & van Haaren NV

  • I. Ackermans & van Haaren NV wordt rechtstreeks gecontroleerd door Scaldis Invest NV, een vennootschap naar Belgisch recht.
  • II. Scaldis Invest NV wordt rechtstreeks gecontroleerd door Belfimas NV, een vennootschap naar Belgisch recht.
  • III. Belfimas NV wordt rechtstreeks gecontroleerd door Celfloor SA, een vennootschap naar Luxemburgs recht.
  • IV. Celfloor SA wordt rechtstreeks gecontroleerd door Apodia International Holding BV, een vennootschap naar Nederlands recht.
  • V. Apodia International Holding BV wordt rechtstreeks gecontroleerd door Palamount SA, een vennootschap naar Luxemburgs recht.
  • VI. Palamount SA wordt rechtstreeks gecontroleerd door "Het Torentje", een stichting administratiekantoor opgericht naar Nederlands recht.
  • VII. Stichting administratiekantoor "Het Torentje" is de ultiem controlerende aandeelhouder. Overeenkomstig artikel 11, §1 van de Wet van 2 mei 2007 treedt stichting administratiekantoor "Het Torentje" op in eigen naam en voor rekening van de vennootschappen vermeld onder (II) en (VI).

2. Controleketen boven Cabra NV

Priscilla Bracht, Theodora Bracht en Victoria Bracht oefenen gezamenlijk de controle uit over Cabra NV.

16. MINDERHEIDSBELANGEN

Volgens de Indonesische wetgeving mag een buitenlandse investeerder maximaal 95% van de aandelen van een plantagebedrijf bezitten. Hierdoor hebben alle Indonesische entiteiten minstens 5% minderheidsbelangen. De minderheidsbelangen van onze Indonesische dochterondernemingen bestaan voornamelijk uit één Indonesisch pensioenfonds.

Hieronder worden de minderheidsbelangen per onderneming weergegeven, alsook hun deel in het eigen vermogen en de winst van het boekjaar:

2019 2018
In KUSD %
minderheids
belangen
Aandeel in
het eigen
vermogen
Aandeel in
de winst
van het
boekjaar
%
minderheids
belangen
Aandeel in
het eigen
vermogen
Aandeel in
de winst
van het
boekjaar
PT Tolan Tiga Indonesia 5,00 17 402 430 5,00 16 942 610
PT Eastern Sumatra Indonesia 9,75 5 576 310 9,75 5 267 338
PT Kerasaan Indonesia 45,85 4 415 962 45,85 4 000 983
PT Bandar Sumatra Indonesia 9,75 1 405 - 77 9,75 1 481 - 49
PT Melania Indonesia 9,75 2 917 - 237 9,75 3 153 - 85
PT Mukomuko Agro Sejahtera 14,26 - 376 - 100 14,26 - 275 - 69
PT Umbul Mas Wisesa 5,10 - 768 - 152 5,10 - 615 26
PT Citra Sawit Mandiri 5,10 - 259 - 48 5,10 - 211 - 38
PT Toton Usaha Mandiri 5,10 24 9 5,10 16 13
PT Agro Rawas Ulu 5,00 - 63 - 56 5,00 - 6 - 41
PT Agro Kati Lama 5,00 - 292 - 189 5,00 - 100 - 102
PT Agro Muara Rupit 5,10 - 2 - 127 5,10 125 - 38
PT Agro Muko 9,75 5 928 476 9,75 5 453 748
PT Dendymarker Indah Lestari 9,75 -1 523 - 602 9,75 - 920 - 420
Jabelmalux SA 0,11 - 59 0 0,11 - 60 0
Totaal 34 325 600 34 250 1 876

Het aandeel van de minderheidsbelangen in de materiële vaste activa (inclusief de biologische activa - dragende planten) bedraagt KUSD 37 541 in 2019 (2018: KUSD 35 463).

De bewegingen van het jaar kunnen als volgt samengevat worden:

In KUSD 2019 2018
Per einde vorig boekjaar 34 250 33 140
Winst van de periode toe te rekenen aan minderheidsbelangen 600 1 876
Toegezegd-pensioenregelingen - IAS 19R - 9 - 67
Uitbetaalde dividenden - 516 - 606
Eigen vermogenstransacties met minderheidsaandeelhouders 0 0
Andere 0 - 93
Per einde boekjaar 34 325 34 250

De uitbetaalde dividenden aan minderheidsbelangen bestaan uit:

In KUSD 2019 2018
PT Kerasaan Indonesia 516 430
PT Eastern Sumatra Indonesia 0 176
Totaal 516 606

Het dividend van PT Keresaan werd toegekend, maar nog niet betaald op 31 december 2019.

Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen. De minderheden hebben geen rechten om de activa van de Groep aan te wenden of de passiva van de dochterondernemingen af te lossen. De minderheidsbelangen hebben geen significante beschermende rechten ("protective rights"). Er zijn geen beperkingen om activa te realiseren en verplichtingen van dochterondernemingen af te wikkelen.

17. VOORZIENINGEN

In KUSD 2019 2018
Voorzieningen 1 548 1 550

De voorzieningen hebben geheel betrekking op een btw-geschil in Indonesië (KUSD 1 548). Gedurende 2019 werden er slecht een zeer beperkt aantal rechtszaken beslecht. De timing van de afloop van het geschil is moeilijk in te schatten.

18. PENSIOENVERPLICHTINGEN

Toegezegde-pensioenregelingen

De voorziening voor pensioenen betreft in hoofdzaak de toegezegde-pensioenregelingen in Indonesië. Deze pensioenregelingen, die voorzien in de uitkering van een kapitaal bij pensionering, zijn niet extern gefinancierd. Het totaal aantal werknemers dat aangesloten is op deze pensioenregeling bedraagt 9 717. De pensioenregeling wordt uitbetaald op 55-jarige leeftijd, of na 30 jaar anciënniteit, afhankelijk van welke het eerst wordt bereikt.

Aangezien de pensioenregeling wordt aangepast door de toekomstige loonsverhogingen en een actualiseringsvoet, wordt het pensioenplan blootgesteld aan het risico van potentiële wijzigingen in de toekomstige Loon verwachtingen van Indonesië, alsook het risico van de inflatie en de intrestvoeten in Indonesië. Bovendien zijn de pensioenen betaalbaar in Indonesische Roepia. Hierdoor wordt de pensioenregeling blootgesteld aan een wisselkoersrisico. We verwijzen naar toelichting 26 voor meer info met betrekking tot het wisselkoersrisico van de Groep. Vermits de pensioenregeling niet extern gefinancierd wordt, is er geen risico op het lange termijnbeleggingsrendement.

De volgende reconciliatie geeft de variatie van de totale pensioenvoorziening weer tussen 2018 en 2019:

In KUSD 2018 Pensioen
kost
Betalingen Wissel
koers
Omrekenings
verschil
Variatie
perimeter
Andere 2019
Indonesië 18 881 4 046 -1 243 742 0 0 - 18 22 408
Ivoorkust 647 282 - 51 0 - 13 0 - 177 688
Andere 26 0 - 26 0 0 0 0 0
Totaal 19 554 4 328 -1 320 742 - 13 0 - 195 23 096

De volgende actuariële veronderstellingen worden gebruikt om de pensioenvoorziening in Indonesië te berekenen:

2019 2018
Actualiseringsvoet 7,75% 8,50%
Toekomstige loonsverhoging 5,25% 6,00%
Verwachte pensioenleeftijd 55 jaar of 30 jaar anciënniteit 55 jaar of 30 jaar anciënniteit

De pensioenverplichtingen in Indonesië zijn als volgt gewijzigd:

In KUSD 2019 2018
Beginsaldo 18 881 18 300
Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten 1 989 1 709
Rentekosten 1 793 1 664
Betaalde vergoedingen -1 243 -2 696
Actuariële winsten en verliezen 264 1 041
Wisselkoersresultaten 742 -1 149
Andere - 18 12
Eindsaldo 22 408 18 881

De actuariële winsten en verliezen bestaan uit de volgende componenten:

In KUSD 2019 2018
Ervaringsaanpassingen 235 1 082
Wijzigingen in assumpties 29 - 41
Totaal actuariële winsten en verliezen 264 1 041

De actuariële winsten en verliezen opgenomen in bovenstaande tabel, omvatten het grootste deel van de totale actuariële winsten en verliezen in het geconsolideerde totaalresultaat (KUSD -289) Het resterende verschil (KUSD - 25) bestaat uit de actuariële winsten en verliezen van de ondernemingen die werden opgenomen via de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).

De in de balans opgenomen verplichtingen bedragen:

In KUSD 2019 2018
Pensioenverplichtingen 22 408 18 881

De pensioenkost in Indonesië kan als volgt geanalyseerd worden:

In KUSD 2019 2018
Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten 1 989 1 709
Rentekosten 1 793 1 664
Pensioenkost 3 782 3 373
Actuariële winsten en verliezen geboekt via het totaalresultaat 264 1 041
Totale pensioenkost 4 046 4 414

Deze kosten zijn gerubriceerd in de posten kostprijs van verkopen en de algemene - en beheerskosten van de winst- en verliesrekening.

De geschatte betalingen voor 2020 bedragen KUSD 1 930.

Sensitiviteit van de variatie van de actualiseringsvoet en toekomstige loonsverhoging

De waarden zoals opgenomen in de balans zijn gevoelig voor een verandering in actualiseringsvoet t.o.v. de gebruikte actualiseringsvoet. Hetzelfde geldt voor een verandering in de werkelijke toekomstige loonsverhoging t.o.v. de gehanteerde toekomstige loonsverhoging. Voor onze Indonesische filialen voerden we simulaties uit waarbij we beide parameters met 1% verhoogden of verlaagden. Dit had volgende invloed op de huidige waarde van de pensioenvoorzieningen:

Impact aanpassing actualiseringsvoet:

In KUSD +1% Boekwaarde -1%
Pensioenvoorziening Indonesische filialen 20 558 22 610 24 647
Bruto impact totaalresultaat 2 052 -2 037

De financiële verplichtingen omvatten de lening van 85,5 miljoen USD waarvan reeds 4,5 miljoen USD werd terugbetaald in 2019. Het betreft een lange termijn lening die werd afgesloten bij een consortium van banken met een hoge kredietwaardigheid. Het betreft een ongedekte lening met een looptijd van 5 jaar. De intrestvoet is samengesteld als de USD LIBOR 3M + een marge van 1,5% - 2,75%, afhankelijk van de schuld/EBITDA-ratio. De variabele LIBOR werd via een "Interest Rate Swap" ingedekt aan een vaste

Er is één financiële convenant van toepassing op deze lening waarbij de netto financiële schuldpositie nooit hoger mag zijn dan 3,5 keer de REBITDA van het boekjaar. Deze financiële convenant wordt één keer per half jaar getest. De EBITDA van de Groep bestaat uit het bedrijfsresultaat + winst/verlies van de ondernemingen die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode + afschrijvingen en bijkomende waardeverminderingen of -toenames op activa. De REBITDA bestaat uit dezelfde berekening, maar exclusief de éénmalige, niet wederkerende effecten. De Groep heeft geen inbreuk op kredietlimieten of convenanten (indien van toepassing) op haar kredietfaciliteiten per 31 December 2019. De financiële convenant ratio zal verlaagd worden naar 3,25 per 30 juni 2020 en naar 3,00 per 31 december 2020. Als gevolg van de hoge volatiliteit van de palmolieprijzen en de impact hiervan op het

2019 2018 Operationeel resultaat 4 940 50 065 Uitzonderlijke items 0 -7 376 Recurrent bedrijfsresultaat 4 940 42 689 Afschrijvingen en resultaat bij verkoop vaste activa 42 855 38 745 REBITDA 47 795 81 434 (-) resultaat minderheidsbelangen - 600 -1 876 REBITDA deel groep 47 195 79 558

Net Senior Leverage 3,49 1,53

In KUSD 2019 2018 Netto financiële activa/(verplichtingen) begin periode -121 443 -83 697 Daling leningen op lange termijn 9 500 10 000 Stijging leningen op lange termijn -50 500 0 Daling financiële verplichtingen op korte termijn 19 799 0 Stijging financiële verplichtingen op korte termijn 0 -41 161 Netto beweging van geldmiddelen en kasequivalenten -18 942 -6 585 Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten 0 0 Leasing verplichtingen -3 037 0 Netto financiële activa/(verplichtingen) einde periode -164 623 -121 443

In KUSD 2019 2018 Financiële verplichting begin periode 151 038 119 877 Daling leningen op lange termijn -9 500 -10 000 Stijging leningen op lange termijn 50 500 0 Daling financiële verplichtingen op korte termijn -19 799 0 Stijging financiële verplichtingen op korte termijn 0 41 161 Stijging leasing verplichtingen - non cash 3 561 0 Daling leasing verplichtingen - cash - 524 0 Financiële verplichting einde periode 175 276 151 038

resultaat en de EBITDA van de Groep, wordt deze convenant continu opgevolgd.

Aansluiting van de netto financiële activa/(verplichtingen) met kasstroomoverzicht:

Aansluiting van de totale financiële verplichtingen:

intrestvoet van 1,558%.

Impact aanpassing toekomstige loonsverhoging:

In KUSD +1% Boekwaarde -1%
Pensioenvoorziening Indonesische filialen 24 574 22 610 20 585
Bruto impact totaalresultaat -1 964 2 025

De verplichting voor personeelsbeloningen in Indonesië bestaat voor KUSD 20 408 uit de integraal geconsolideerde entiteiten en voor KUSD 202 uit de entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).

Toegezegde-bijdragenregelingen

De Groep betaalt eveneens vaste bijdragen aan openbare of privé-verzekeringsplannen. Aangezien de Groep aangesproken kan worden om bijkomende betalingen te verrichten in geval het gemiddelde rendement op de werkgeversbijdragen en op de werknemersbijdragen niet wordt gehaald, dienen deze plannen volgens IAS 19 te worden beschouwd als "toegezegdpensioenregelingen".

Naar aanleiding van een analyse van de plannen en het geringe verschil tussen het wettelijk minimum gegarandeerd rendement en het rendement dat gegarandeerd wordt door de verzekeraar, heeft de Groep besloten dat het toepassen van de PUC een immateriële impact zou hebben. Het totaal van de gecumuleerde reserves bedraagt per eind december 2019 KUSD 2 578 (2018: KUSD 3 011) ten opzichte van het totale minimum gegarandeerd rendement dat per 31 december 2019 KUSD 2 534 (2018: KUSD 2 738) bedroeg.

De gestorte bijdragen in het kader van toegezegde-bijdragenregelingen bedragen KUSD 571 (KUSD 597 in 2018). SIPEF NV is niet verantwoordelijk voor het minimum gegarandeerd rendement op de bijdragen voor de leden van het executief comité (KUSD 523).

19. NETTO FINANCIELE ACTIVA/(VERPLICHTINGEN)

De netto financiële activa/(verplichtingen) (Niet binnen GAAP gedefinieerde maatstaf) kunnen als volgt worden geanalyseerd:

In KUSD 2019 2018
Financiële verplichtingen < 1 jaar - kredietinstellingen -91 239 -111 038
Financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) -63 000 -30 000
Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar -18 000 -10 000
Geldbeleggingen 0 0
Geldmiddelen en kasequivalenten 10 653 29 595
Leasing verplichting -3 037 0
Netto financiële activa/(verplichtingen) -164 623 -121 443

Analyse netto financiële activa/(verplichtingen) 2019 per munt:

In KUSD EUR USD Andere Totaal
Korte termijn financiële verplichtingen -22 039 -87 200 0 -109 239
Geldbeleggingen (onder leningen en vorderingen) 0 0 0 0
Geldmiddelen en kasequivalenten 712 8 186 1 755 10 653
Financiële verplichtingen > 1 jaar 0 -63 000 0 -63 000
Leasing verplichting - 309 -1 700 -1 028 -3 037
Totaal 2019 -21 636 -143 714 727 -164 623
Totaal 2018 -21 534 -101 450 1 541 -121 443

De korte termijn financiële verplichtingen in EUR betreffen commercial papers voor een totaal bedrag van KUSD 22 039. Deze schuld werd volledig ingedekt aan een gemiddelde koers van 1 EUR = 1,1290 USD.

Op de raad van bestuur van 13 augustus 2019 werd een nieuwe - reeds door de banken goedgekeurde - financieringsstructuur bevestigd waarbij de totale leningscapaciteit werd verhoogd met KUSD 36 500 en een deel van de huidige korte termijn faciliteiten werden omgezet naar een meer structurele lange termijnschuld.

De financiële verplichtingen omvatten de lening van 85,5 miljoen USD waarvan reeds 4,5 miljoen USD werd terugbetaald in 2019. Het betreft een lange termijn lening die werd afgesloten bij een consortium van banken met een hoge kredietwaardigheid. Het betreft een ongedekte lening met een looptijd van 5 jaar. De intrestvoet is samengesteld als de USD LIBOR 3M + een marge van 1,5% - 2,75%, afhankelijk van de schuld/EBITDA-ratio. De variabele LIBOR werd via een "Interest Rate Swap" ingedekt aan een vaste intrestvoet van 1,558%.

Er is één financiële convenant van toepassing op deze lening waarbij de netto financiële schuldpositie nooit hoger mag zijn dan 3,5 keer de REBITDA van het boekjaar. Deze financiële convenant wordt één keer per half jaar getest. De EBITDA van de Groep bestaat uit het bedrijfsresultaat + winst/verlies van de ondernemingen die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode + afschrijvingen en bijkomende waardeverminderingen of -toenames op activa. De REBITDA bestaat uit dezelfde berekening, maar exclusief de éénmalige, niet wederkerende effecten. De Groep heeft geen inbreuk op kredietlimieten of convenanten (indien van toepassing) op haar kredietfaciliteiten per 31 December 2019. De financiële convenant ratio zal verlaagd worden naar 3,25 per 30 juni 2020 en naar 3,00 per 31 december 2020. Als gevolg van de hoge volatiliteit van de palmolieprijzen en de impact hiervan op het resultaat en de EBITDA van de Groep, wordt deze convenant continu opgevolgd.

2019 2018
Operationeel resultaat 4 940 50 065
Uitzonderlijke items 0 -7 376
Recurrent bedrijfsresultaat 4 940 42 689
Afschrijvingen en resultaat bij verkoop vaste activa 42 855 38 745
REBITDA 47 795 81 434
(-) resultaat minderheidsbelangen - 600 -1 876
REBITDA deel groep 47 195 79 558
Net Senior Leverage 3,49 1,53

Aansluiting van de netto financiële activa/(verplichtingen) met kasstroomoverzicht:

In KUSD 2019 2018
Netto financiële activa/(verplichtingen) begin periode -121 443 -83 697
Daling leningen op lange termijn 9 500 10 000
Stijging leningen op lange termijn -50 500 0
Daling financiële verplichtingen op korte termijn 19 799 0
Stijging financiële verplichtingen op korte termijn 0 -41 161
Netto beweging van geldmiddelen en kasequivalenten -18 942 -6 585
Invloed van de wisselkoers op de geldmiddelen en kasequivalenten 0 0
Leasing verplichtingen -3 037 0
Netto financiële activa/(verplichtingen) einde periode -164 623 -121 443

Aansluiting van de totale financiële verplichtingen:

In KUSD 2019 2018
Financiële verplichting begin periode 151 038 119 877
Daling leningen op lange termijn -9 500 -10 000
Stijging leningen op lange termijn 50 500 0
Daling financiële verplichtingen op korte termijn -19 799 0
Stijging financiële verplichtingen op korte termijn 0 41 161
Stijging leasing verplichtingen - non cash 3 561 0
Daling leasing verplichtingen - cash - 524 0
Financiële verplichting einde periode 175 276 151 038

20. OVERIGE BEDRIJFSOPBRENGSTEN / (KOSTEN)

De overige bedrijfsopbrengsten/(kosten) kunnen als volgt uitgesplitst worden:

2019 2018
In KUSD Aandeelhou
ders van de
moeder
maatschappij
Minderheids
belangen
Totaal Aandeelhou
ders van de
moeder
maatschappij
Minderheids
belangen
Totaal
BTW-geschil Indonesië 60 6 66 1 112 116 1 228
Meerwaarde op verkoop van
BDM-ASCO 0 0 0 7 376 0 7 376
Andere
opbrengsten/(kosten)
- 712 - 95 - 807 1 159 - 35 1 124
Overige bedrijfs
opbrengsten/(kosten)
- 652 - 89 - 741 9 647 81 9 728

De overige bedrijfsopbrengsten/kosten bestaan voornamelijk uit aanpassingen aan de voorraad voor verouderingen en magazijnverkopen, evenals een netto kost van KUSD 702 in verband met de buitengebruikstelling van de biologische activa – dragende planten in PT Dendymarker Indah Lestari die eerder zijn herplant om toekomstige opbrengsten in de plantage te verhogen.

21. FINANCIEEL RESULTAAT

De financieringsopbrengsten betreffen de ontvangen interesten op lopende rekeningen met niet-geconsolideerde ondernemingen en op tijdelijke kasoverschotten, alsook de opbrengst van de verdiscontering van de vorderingen > 1 jaar. De financieringskosten betreffen de interesten op leningen op lange en korte termijn evenals bankkosten en overige financiële kosten.

In KUSD 2019 2018
Ontvangen interesten 472 277
Verdiscontering vorderingen > 1 jaar 1 689 2 031
Financiële kosten -5 473 -3 733
Wisselresultaten -1 895 187
Financieel resultaat m.b.t. derivaten 1 119 -1 852
Financieel resultaat -4 088 -3 091

22. AANDELENOPTIEPLANNEN

Jaar van
aanbod
Beginsaldo Aantal
toegekende
opties
Aantal
uitgeoefende
opties
Aantal vervallen
opties
Eindsaldo
2011 16 000 16 000
2012 14 000 14 000
2013 16 000 16 000
2014 19 300 -1 300 18 000
2015 20 000 -2 000 18 000
2016 20 000 20 000
2017 18 000 18 000
2018 20 000 20 000
2019 0 20 000 20 000
Saldo 143 300 20 000 0 -3 300 160 000

Het aandelenoptieplan van SIPEF, dat in november 2011 werd goedgekeurd, beoogt de motivatie op lange termijn van de leden van het executief comité en algemene directeuren van de buitenlandse filialen wiens activiteit essentieel is voor het succes van de Groep. De opties geven recht op de verwerving van evenveel aandelen SIPEF.

Het remuneratiecomité is belast met de opvolging van dit plan en met de selectie van de begunstigden. De opties worden gratis aangeboden en hebben een looptijd van 10 jaar.

IFRS 2 werd toegepast op de aandelenopties. De totale waarde van de uitstaande opties 2011 tot en met 2019 (gewaardeerd aan de reële waarde op moment van toekenning), bedraagt KUSD 1 588 en is berekend aan de hand van een aangepast Black & Scholes model, waarvan de voornaamste kenmerken:

Jaar toekenning Beurskoers
(in EUR)
Dividend
rendement
Volatiliteit Intrestvoet Verwachte
levensduur
Black & Scholes
waarde (in EUR)
2011 58,00 2,50% 38,29 3,59% 5,00 18,37
2012 58,50 2,50% 37,55 0,90% 5,00 15,07
2013 57,70 2,50% 29,69 1,36% 5,00 12,72
2014 47,68 2,50% 24,83 0,15% 5,00 5,34
2015 52,77 2,50% 22,29 0,07% 5,00 8,03
2016 60,49 3,00% 19,40 -0,37% 5,00 8,38
2017 62,80 3,00% 18,88 -0,12% 5,00 5,57
2018 48,80 3,00% 18,60 -0,03% 5,00 3,54
2019 54,80 3,00% 19,56 -0,32% 5,00 8,12

In 2019 werden 20 000 nieuwe aandelenopties toegekend met een uitoefenprijs van EUR 45,61 per aandeel. De reële waarde bij toekenning werd vastgelegd op KUSD 182 en wordt over de 'vesting'-periode van 3 jaar (2020-2022) in resultaat genomen. De totale kost van de aandelenopties die werd opgenomen in de winst- en verliesrekening bedraagt KUSD 126 in 2019 (2018: KUSD 157).

Ter indekking van de uitstaande optieverplichtingen heeft SIPEF in totaal 160 000 aandelen in portefeuille.

Aantal aandelen Gemiddelde
aankoopprijs (in
EUR)
Totale
aankoopprijs (in
KEUR)
Totale
aankoopprijs (in
KUSD)
Beginsaldo 31/12/2018 143 300 53,13 7 614 9 423
Inkoop eigen aandelen 16 700 46,40 775 854
Verkoop eigen aandelen 0 0,00 0 0
Eindsaldo 31/12/2019 160 000 52,43 8 389 10 277

De buitengewone algemene vergadering van 11 februari 2015 heeft de raad van bestuur gemachtigd om, indien nodig geacht, eigen aandelen van SIPEF aan te kopen gedurende een periode van 5 jaar na bekendmaking van haar beslissing.

23. WINSTBELASTINGEN

De aansluiting tussen de belastinglasten en de toepasselijke lokale belastingtarieven wordt als volgt voorgesteld:

In KUSD 2019 2018
Resultaat voor belasting 852 46 973
Belastingen aan gangbare lokale belastingvoeten 174 -12 738
Gemiddelde toepasselijke belastingtarief 20,42% -27,12%
Permanente verschillen -2 625 -2 320
Verliezen van het jaar waarvoor geen uitgestelde belastingvordering werd opgezet - 566 - 68
Waardevermindering op uitgestelde belastingvorderingen die in het verleden werden
opgezet -3 755 -1 957
Terugname van waardeverminderingen op uitgestelde belastingvorderingen die in het
verleden werden opgezet 0 1 230
Correcties met betrekking tot vorige boekjaren 0 - 442
Theoretische tax op meerwaarde BDM/ASCO 0 2 139
Belastinglast -6 772 -14 155
Gemiddeld effectief belastingtarief 794,71% -30,13%

We ontvingen van de Indonesische tax autoriteiten de formele goedkeuring dat met ingang van boekjaar 2014 onze Indonesische filialen de toestemming hebben om hun tax aangifte in USD neer te leggen. Van de tax autoriteiten in Papoea-Nieuw-Guinea kregen we een toestemming om vanaf 2015 onze tax aangifte op basis van een USD-boekhouding te doen. Voor SIPEF NV en Jabelmalux SA hebben we een gelijkaardige toestemming verkregen met effect vanaf boekjaar 2016.

De uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen worden per fiscale entiteit gesaldeerd. Dit leidt tot de volgende opsplitsing naar uitgestelde belastingvorderingen en uitgestelde belastingverplichtingen:

In KUSD 2019 2018
Uitgestelde belastingen actief 15 135 16 224
Uitgestelde belastingen passief -46 850 -50 936
Netto uitgestelde belastingen -31 714 -34 712

De bewegingen in de netto uitgestelde belastingen (vorderingen - verplichtingen) zijn:

In KUSD 2019 2018
Openingssaldo -34 712 -36 299
Variatie (- kost) / (+ opbrengst) via de winst- en verliesrekening 2 836 623
Tax impact IAS 19R via totaalresultaat 71 244
Tax impact hedge accounting via totaalresultaat 114 - 146
Variatie perimeter 0 0
"Purchase price allocation" PT Agro Muko & PT Dendymarker 0 885
Andere - 23 - 19
Eindsaldo -31 714 -34 712

De uitgestelde belastingen zijn het resultaat van:

In KUSD 2019 2018
Toevoeging/(gebruik) van fiscaal overgedragen verliezen 1 902 865
Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - IAS 41 & voorraadherwaardering - 325 1 154
Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - vaste activa 921 - 579
Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - pensioenvoorziening 734 - 118
Herkomst/(terugboeking) van tijdelijke verschillen - andere - 395 - 699
Totaal 2 836 623

De totale uitgestelde belastingvorderingen worden niet integraal opgenomen in de balans. Volgende indeling kan gemaakt worden naar totale, niet-opgenomen en opgenomen uitgestelde belastingen:

2019
In KUSD Totaal Niet opgenomen Opgenomen
Biologische activa -1 243 0 -1 243
Vaste activa -45 165 0 -45 165
Voorraden -3 420 0 -3 420
Pensioenvoorziening 5 526 0 5 526
Fiscale verliezen 15 684 4 652 11 032
Overige 1 555 0 1 555
Totaal -27 062 4 652 -31 714

Het merendeel van de niet-opgenomen uitgestelde belastingvorderingen per eind 2019 bevindt zich bij de maatschappijen van de South Sumatra groep (KUSD 3 421) en bij de Tolan Tiga groep rubber en thee activiteiten (KUSD 751). De uitgestelde belastingvorderingen voor fiscale verliezen worden steeds opgezet en aangepast op basis van de meest recent beschikbare lange termijn businessplannen.

De totale fiscale verliezen (opgenomen en niet opgenomen) hebben de volgende maturiteit:

2019
In KUSD Totaal Niet opgenomen Opgenomen
1 jaar 5 530 922 4 608
2 jaar 6 176 5 562 614
3 jaar 5 917 4 369 1 548
4 jaar 9 752 4 065 5 687
5 jaar 13 834 2 264 11 570
Onbeperkt 18 158 1 220 16 938
Totaal 59 368 18 402 40 966

De netto te vorderen belastingen betreffen hoofdzakelijk te vorderen belastingen in Indonesië. In 2019 heeft dit voornamelijk betrekking op terug te vorderen belastingen door te veel betaalde voorschotten die berekend worden op basis van het resultaat van het vorig boekjaar. Aangezien de resultaten van vorig jaar hoger waren dan die van het huidige jaar, heeft de SIPEF-groep een netto belastingvordering.

In KUSD 2019 2018
Terug te vorderen belastingen 14 787 9 280
Te betalen belastingen - 480 - 71
Netto te vorderen/(te betalen) belastingen 14 307 9 209
In KUSD 2019 2018
Netto terug te vorderen/(te betalen) belastingen begin periode 9 209 -10 870
Variatie perimeter 0 0
Overboekingen 0 320
Te betalen belastingen -9 608 -14 778
Betaalde belastingen 14 706 34 537
Netto terug te vorderen/(te betalen) belastingen einde periode 14 307 9 209

De betaalde belastingen zoals weergegeven in het kasstroomoverzicht zijn samengesteld uit de volgende elementen:

In KUSD 2019 2018
Belastinglast -6 772 -14 155
Uitgestelde belastingen -2 836 - 623
Actuele belastingen -9 608 -14 778
Variatie vooruitbetaalde belastingen -5 507 -7 350
Variatie te betalen belastingen 409 -12 409
Betaalde belastingen -14 706 -34 537

24. INVESTERINGEN IN GEASSOCIEERDE ONDERNEMINGEN EN JOINT VENTURES

De SIPEF-groep heeft de volgende belangen- en controlepercentages in de geassocieerde deelnemingen en joint ventures:

Entiteit Locatie Controle % Belangen %
Verdant Bioscience Pte Ltd Singapore / Republiek Singapore 38,00 38,00
PT Timbang Deli Indonesia Medan / Indonesië 38,00 36,10

Een geassocieerde onderneming is een onderneming waarover de Groep een significante invloed heeft. Een joint venture is een 'gemeenschappelijke regeling' waarover twee of meer partijen gezamenlijke zeggenschap hebben en rechten hebben op het nettoactief van de regeling. De Groep heeft geen joint ventures.

De investeringen in geassocieerde ondernemingen en joint ventures bestaan uit PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd, beide actief in de tropische landbouw.

Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd (VBS) is een nieuw opgerichte vennootschap gelegen in Singapore. Per 1 januari 2014 heeft de Groep een belang van 38% in VBS. Deze vennootschap is een samenwerking tussen Ultra Oleom Pte Ltd (52%), SIPEF NV (38%) en Biosing Pte (10%) en heeft als doel om onderzoek en ontwikkeling te doen naar hoge rendementszaden met het oog om deze te commercialiseren.

De Groep behoudt een deelname van 36,10% in PT Timbang Deli, een onderneming gelegen op het eiland Sumatra in Indonesië. PT Timbang Deli is actief in het verbouwen van rubber. Naar aanleiding van de "Share Swap agreement" met Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd heeft de SIPEF-groep 95% van de totale aandelen van PT Timbang Deli ingebracht in Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd

De totale sectie van het actief "geassocieerde ondernemingen en joint ventures" kan als volgt samengevat worden:

In KUSD
2019 2018
Verdant Bioscience Pte Ltd 5 766 6 196
PT Timbang Deli Indonesia - 12 1 043
Totaal 5 754 7 239

De totale sectie "Aandeel resultaat geassocieerde deelnemingen en joint ventures" kan als volgt worden samengevat:

In KUSD 2019 2018
Verdant Bioscience Pte Ltd - 431 - 398
PT Timbang Deli Indonesia -1 054 - 456
Totaal resultaat -1 485 - 854

Hieronder worden de verkorte financiële staten van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties en exclusief goodwill.

Verdant Bioscience Pte Ltd PT Timbang Deli
In KUSD 2019 2018 2019 2018
Biologische activa 0 0 3 906 4 509
Overige vaste activa 23 622 23 617 7 763 7 264
Vlottende activa 13 152 10 676 580 716
Geldmiddelen en kasequivalenten 100 141 133 209
Totaal activa 36 874 34 434 12 382 12 698
Langlopende verplichtingen 0 0 1 240 1 066
Financiële schulden op lange termijn 0 0 0 0
Kortlopende verplichtingen 15 632 12 058 13 415 10 978
Financiële schulden op korte termijn 0 0 0 0
Eigen vermogen 21 242 22 376 -2 273 654
Totaal EV en passiva 36 874 34 434 12 382 12 698

Hieronder worden de verkorte winst- en verliesrekeningen van de geassocieerde ondernemingen en joint ventures weergegeven. Deze werden opgesteld volgens IFRS en zijn voor intercompany eliminaties.

Verdant Bioscience Pte Ltd PT Timbang Deli
In KUSD 2019 2018 2019 2018
Opname in de consolidatie: 38,00% 38,00% 36,10% 36,10%
Omzet 0 0 1 122 1 654
Afschrijvingen 9 9 1 476 604
Interestopbrengsten 207 54 2
1
Interestkosten 0 0 - 227 55
Netto resultaat -1 134 -1 048 -2 919 -1 261
Gedeelte in de consolidatie - 431 - 398 -1 054 - 456
Totaal deel van de groep - 431 - 398 -1 054 - 456
Totaal deel derden 0 0 0 0
Totaal - 431 - 398 -1 054 - 456

Aansluiting geassocieerde ondernemingen en joint ventures

Deze tabellen werden opgesteld op basis van de IFRS - cijfers zoals opgenomen in de consolidatie, volgens de waarderingsregels van de SIPEF-groep, voor toewijzing van goodwill.

Verdant Bioscience Pte Ltd PT Timbang Deli
In KUSD 2019 2018 2019 2018
Eigen vermogen zonder goodwill 21 242 22 376 -2 273 654
Deel groep 8 073 8 503 - 819 236
Goodwill 0 0 807 807
Equity eliminatie PT Timbang Deli -2 307 -2 307 0 0
Totaal deel groep 5 766 6 196 - 12 1 043

Dividenden ontvangen van geassocieerde ondernemingen en joint ventures

Gedurende het jaar werden er geen dividenden ontvangen van geassocieerde ondernemingen en joint ventures.

Er zijn geen beperkingen op de overdrachten van geldfondsen naar de Groep.

25. VARIATIE BEDRIJFSKAPITAAL

De kasstroom uit bedrijfsactiviteiten daalde met KUSD 33 672 wat in lijn is met de gedaalde bedrijfswinst. Het toegenomen gebruik van werkkapitaal (KUSD -1 647) was voornamelijk het gevolg van de extra voorschotten van ongeveer -3,5 miljoen USD die werden toegekend aan kleine boeren in de regio Musi Rawas voor de ontwikkeling van hun land in het kader van de plasmawetgeving.

In Indonesië en in Papoea-Nieuw-Guinea verrichtte de Groep vooruitbetalingen van belastingen in 2019 op basis van de resultaten van het vorige jaar (2018). Daardoor werd een relatief hoog bedrag aan belastingen betaald in 2019 (KUSD 14 693) in vergelijking met de effectieve belasting last van KUSD 6 772. Op het einde van 2019 heeft de Groep een openstaande belastingvordering van KUSD 14 787 die over de komende twee jaar zal worden gerecupereerd

26. FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteit wordt de Groep blootgesteld aan verschillende risico's, waaronder de schommelingen in de marktprijzen van de basisproducten, valuta-, rente-, krediet- en liquiditeitsrisico's. Derivaten worden in beperkte mate gebruikt om het risico voor de Groep verbonden aan de schommelingen van de wisselkoersen en de rente te verminderen.

Schommelingen in de marktprijzen van de basisproducten

Structureel risico

SIPEF-groep staat bloot aan structurele grondstoffenprijsrisico's. Het risico heeft voornamelijk betrekking op palmolie/palmpitolie en in mindere mate rubber. Een verandering van de palmolieprijs met USD 10 CIF per ton heeft een impact van ongeveer KUSD 2 600 (zonder rekening te houden met bijkomende effecten van de export tax in Indonesië) op het resultaat na belasting. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.

Transactioneel risico

De Groep wordt geconfronteerd met transactionele risico's op verkochte goederen. Het transactioneel risico is het risico dat de prijs van de grondstoffen aangekocht van derden schommelt tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met de klant en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Dit risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.

Valutarisico

De meerderheid van de dochterondernemingen hebben als functionele valuta de US-dollar. Het wisselkoersrisico waaraan de Groep blootgesteld is, kan opgesplitst worden in drie types: structurele risico's, transactionele risico's en omrekeningsrisico's:

Structurele risico's

Het grootste deel van de opbrengsten worden gerealiseerd in USD, terwijl alle activiteiten zich buiten de USD-zone bevinden (specifiek in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea, Ivoorkust en Europa). Elke wijziging in de USD ten opzichte van de lokale valuta wisselkoers heeft een aanzienlijke invloed op de bedrijfsresultaten van de onderneming. Het merendeel van dit structurele risico wordt aanzien als een bedrijfsrisico.

Transactionele risico's

De Groep is ook onderhevig aan transactionele risico's met betrekking tot de valuta's, namelijk het risico dat wisselkoersen schommelen tussen het moment waarop de prijs wordt bepaald met een klant, leverancier of financiële instelling en het moment waarop de transactie afgewikkeld wordt. Zulke risico's worden, met uitzondering van een natuurlijke indekking, niet ingedekt gezien de relatief korte looptijd van de meeste verplichtingen en vorderingen.

De verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding in Indonesië zijn echter significante lange termijnschulden die volledig betaalbaar zijn in IDR. Een devaluatie of revaluatie van 10% van de IDR ten opzichte van de USD heeft de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:

In KUSD IDR Dev 10% Boekwaarde IDR Rev 10%
Verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding in Indonesië 20 554 22 610 25 121
Bruto impact winst- en verliesrekening 2 056 0 -2 511

De verplichting voor personeelsbeloningen in Indonesië bestaat voor KUSD 22 408 uit de integraal geconsolideerde entiteiten en voor KUSD 202 uit de entiteiten die worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode (PT Timbang Deli).

Daarnaast heeft de raad van bestuur op 11 februari 2020 voorgesteld om geen dividend uit te keren over 2019. Toch heeft de Groep begin 2019 al een contract ter indekking afgesloten om een mogelijk dividend in te dekken op basis van het resultaat van het eerste kwartaal van het jaar, in lijn met het liquiditeits- en valutabeleid, om het valutarisico op een mogelijk betaling van het dividend in te dekken. Dit bedrag was ingedekt in één valutatermijncontract voor de verkoop van KUSD 1 342 voor KEUR 1 150 (gemiddelde koers van 1,1680):

KUSD 1 342 (KEUR 1 150) vóór jaareinde.

Sensitiviteitsanalyse:

Voor wat de indekking van het dividend betreft voor jaareinde heeft een devaluatie of revaluatie van 10% van de EUR ten opzichte van de USD aan slotkoers de volgende invloed op de winst- en verliesrekening:

In KUSD EUR Dev 10% Slotkoers EUR Rev 10%
Dividend 1 173 1 290 1 433
Bruto impact winst- en verliesrekening - 117 143

Omrekeningsrisico's

De SIPEF-groep is een internationaal bedrijf met vestigingen die niet in USD rapporteren. Als dergelijke resultaten geconsolideerd worden in de rekeningen van de Groep, staat het omgerekende bedrag bloot aan waarde schommelingen van de lokale valuta's ten opzichte van de USD. SIPEF-groep dekt dit risico niet in (zie waarderingsregels).

Gezien vanaf 1 januari 2007 de functionele valuta van het merendeel van de activiteiten dezelfde is als de rapporteringsmunt werd dit risico grotendeels beperkt.

Renterisico

De blootstelling van de Groep aan rentevoetschommelingen houdt verband met de financiële verplichtingen van de Groep. Eind december 2019 bedroegen de netto financiële activa/(verplichtingen) KUSD -164 623 (2018: KUSD -121 443), waarvan KUSD 109 763 korte termijn financiële verplichtingen (2018: KUSD 121 038) en KUSD 10 653 netto korte termijnbeleggingen (2018: KUSD 29 595).

De financiële verplichtingen > 1 jaar (incl. derivaten) bedragen KUSD 63 000 (2018: KUSD 30 000).

Aangezien alle schulden op korte termijn aan variabele intrestvoeten onderworpen zijn, zijn wij van mening dat een wijziging van 0,5% op de intrestvoet geen materiële impact zal hebben.

Gezien de schuldfinanciering op lange termijn voornamelijk is gebaseerd op een variabele rentevoet, bestaat het risico dat bij een stijging van de rentevoet de financieringskosten oplopen. Dit renterisico wordt ingedekt aan de hand van een interest rate swap (IRS). Deze renteswap heeft als doel de volatiliteit (en zodoende het renterisico) zoveel mogelijk in te perken.

De beschikbare financiële middelen worden op korte termijn belegd onder de vorm van termijndeposito's.

Kredietrisico

Het kredietrisico is het risico dat één van de contracterende partijen zijn verplichtingen niet nakomt waardoor er voor de andere partij een verlies kan ontstaan. Dit kredietrisico kan opgesplitst worden in een commercieel en financieel kredietrisico. Aangaande het commerciële kredietrisico heeft het management een kredietpolitiek uitgewerkt en de blootstelling aan dit kredietrisico wordt continu opgevolgd.

In de praktijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen:

In KUSD 2019 2018
Vorderingen uit de verkopen van palmolie, rubber en thee 31 807 34 139
Vorderingen uit de verkopen van bananen en planten 1 477 862
Totaal 33 284 35 001

Het kredietrisico bij de eerste categorie is eerder beperkt gezien deze verkopen voor een groot deel onmiddellijk betaald worden tegen afgifte van de eigendomsdocumenten. Daarnaast betreft het een beperkt aantal hoog aangeschreven klanten: per product wordt ca 90% van de omzet gerealiseerd door maximaal 10 klanten. Voor palmolie zijn er twee klanten die elks afzonderlijk meer dan 30% van de omzet vertegenwoordigen. Voor thee is er één klant die meer dan 45% van de totale omzet vertegenwoordigd en twee andere klanten die samen meer dan 45% van de totale omzet vertegenwoordigen. Voor rubber is er één klant die meer dan 50% van de omzet vertegenwoordigt en één klant die meer dan 30% van de omzet vertegenwoordigt. In tegenstelling tot de eerste categorie is het kredietrisico van de vorderingen uit de verkopen van bananen en planten groter.

Voor beide categorieën bestaat er een wekelijkse opvolging van de openstaande saldi en een actief aanmaningsbeleid. Waardeverminderingen worden opgenomen als volledige of gedeeltelijke inning onwaarschijnlijk is geworden. Elementen die bij deze beoordeling in aanmerking worden genomen zijn voornamelijk de mate van betalingsachterstand en kredietwaardigheid van de klant.

De vorderingen uit de verkoop van bananen en planten hebben de volgende vervaldagstructuur:

In KUSD 2019 2018
Niet vervallen 669 619
Vervallen < 30 dagen 676 101
Vervallen tussen 30 en 60 dagen 132 142
Vervallen tussen 60 en 90 dagen 0 - 17
Vervallen > 90 dagen 0 17
Totaal 1 477 862

In 2019 werden er geen waardeverminderingen op vorderingen in de resultatenrekening opgenomen.

In 2018 werd er één vordering als dubieus geboekt waarvoor een totale provisie van KUSD 80 werd aangelegd. Het gaat hier om een vordering die betrekking heeft op de verkoop van bananen en planten. Echter, indien we kijken naar de historiek van wanbetalingen binnen de SIPEF-groep, merken we op dat dit uitzonderlijk is.

De Groep paste de vereenvoudigde versie van IFRS 9 toe voor het meten van de verwachte kredietverliezen waarbij een bedrag wordt bepaald dat gelijk is aan de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. De Groep heeft de impact van IFRS 9 geanalyseerd en geconcludeerd dat er geen materiële impact is op de huidige provisie. De Groep heeft ook een inschatting gemaakt of het historisch patroon van wanbetalingen in de toekomst materieel zou veranderen en verwacht geen significante impact.

Liquiditeitsrisico

Een materieel en aanhoudend tekort in onze kasstromen zou onze kredietwaardigheid en het vertrouwen van investeerders kunnen schaden en zou het vermogen van de Groep om kapitaal aan te trekken kunnen beperken. De operationele kasstroom biedt de middelen om de financiële verplichtingen te financieren en de aandeelhouderswaarde te verbeteren. De Groep beheerst de liquiditeitsrisico's door middel van korte termijn- en lange termijnschattingen van toekomstige kasstromen. SIPEF-groep houdt toegang tot de kapitaalmarkten door middel van kort- en langlopende schuldprogramma's.

De volgende tabel geeft de contractueel overeengekomen (niet-verdisconteerde) kasstromen voortvloeiend uit schulden op balansdatum:

2019 - In KUSD Boek
waarde
Contractuele
kasstromen
Minder
dan 1
jaar
1-2 jaar 2-3 jaar 3-4 jaar Meer dan
5 jaar
Financiële verplichtingen > 1 jaar
(incl. derivaten) 63 000 -70 186 -2 332 -20 313 -19 572 -27 970 0
Handelsschulden en overige te
betalen posten < 1 jaar
Handelsschulden 17 292 -17 292 -17 292 0 0 0 0
Ontvangen voorschotten 2 377 -2 377 -2 377 0 0 0 0
Financiële verplichtingen < 1 jaar
Kortlopend gedeelte van te
betalen posten > 1 jaar 18 000 -18 730 -18 730 0 0 0 0
Financiële verplichtingen 91 239 -91 291 -91 291 0 0 0 0
Derivaten 42 - 42 - 42 0 0 0 0
Andere kortlopende verplichtingen 0 0 0 0 0 0 0
Kortlopende verplichtingen 191 949 -199 918 -132 064 -20 312 -19 572 -27 970 0
2018 - In KUSD Boek
waarde
Contractuele
kasstromen
Minder
dan 1
jaar
1-2 jaar 2-3 jaar 3-4 jaar Meer dan
5 jaar
Financiële verplichtingen > 1 jaar
(incl. derivaten) 30 000 -31 454 - 559 -10 498 -10 298 -10 099 0
Handelsschulden en overige te
betalen posten < 1 jaar
Handelsschulden 19 647 -19 647 -19 647 0 0 0 0
Ontvangen voorschotten 450 - 450 - 450 0 0 0 0
Financiële verplichtingen < 1 jaar
Kortlopend gedeelte van te
betalen posten > 1 jaar 10 000 -10 331 -10 331 0 0 0 0
Financiële verplichtingen 111 038 -111 161 -111 161 0 0 0 0
Derivaten 771 - 771 - 771 0 0 0 0
Andere kortlopende verplichtingen 0 0 0 0 0 0 0
Kortlopende verplichtingen 171 906 -173 814 -142 919 -10 498 -10 298 -10 099 0

Teneinde het financiële kredietrisico te beperken heeft SIPEF haar belangrijkste activiteiten bij een beperkte groep banken met een hoge kredietwaardigheid ondergebracht. De huidige maximale beschikbare kredietlijnen bedragen KUSD 205 432 (2018: KUSD 178 889). In 2019 waren er zoals voorgaande jaren geen inbreuken op de voorwaarden vermeld in de kredietovereenkomsten noch tekortkomingen in de aflossingen.

Financiële instrumenten gewaardeerd aan reële waarde op de balans

Binnen de Groep kan gebruik worden gemaakt van financiële instrumenten voor risicobeheersing. Het betreft dan met name financiële instrumenten die het risico van wijzigende interestvoeten of wisselkoersen beheersen. De tegenpartijen van deze financiële instrumenten zijn uitsluitend vooraanstaande banken.

Afgeleide instrumenten worden initieel gewaardeerd tegen kostprijs. Na de initiële erkenning worden deze instrumenten opgenomen in de balans aan hun reële waarde, waarbij de wijzigingen in de reële waarde in resultaat worden geboekt tenzij deze instrumenten deel uitmaken van indekkingsverrichtingen.

De reële waarden van deze derivaten zijn:

In KUSD 2019 2018
Termijnwisselverrichtingen - 262 -1 382
Renteswaps 220 611
Reële waarde (+ = actief; - = verplichting) - 42 - 771

Overeenkomstig IFRS 13 werden de financiële instrumenten gegroepeerd in 3 niveaus volgens de mate waarin de reële waarde vastgesteld kan worden:

  • Niveau 1 inputs zijn genoteerde (niet bijgestelde) prijzen op actieve markten voor identieke activa en passiva waar de entiteit toegang tot heeft op de waarderingsdatum;
  • Niveau 2 inputs zijn afgeleid van andere elementen dan de genoteerde prijzen op niveau 1 die vast te stellen zijn voor activa en passiva, ofwel direct, ofwel indirect; en
  • Niveau 3 inputs zijn niet-waarneembare inputs voor een actief of passief.

De reële waarde van de termijnwisselverrichting en intrest rate swap ("IRS") berekend op basis van de slotkoers per 31 december 2019 werd eveneens ondergebracht in niveau 2. Het notioneel bedrag van de termijnwisselcontracten bedraagt KUSD 23 526.

De toekomstige wisselkoerscontracten werden niet gedocumenteerd als in een afdekkingsrelatie. Bijgevolg worden alle veranderingen van de reële waarde opgenomen in het financieel resultaat. De Groep heeft de "intrest rate swaps" IRS) wel gedocumenteerd als in een afdekkingsrelatie. De voorwaarden van de IRS en de afgedekte schuld komen 100% overeen. Daarom is er geen effectiviteitstest vereist op basis van een verhouding tussen de veranderingen in de reële waarde van het afdekkingsinstrument en die van de afgedekte schuld. Een IRS met identieke contractuele voorwaarden zou een beperkte inefficiëntie hebben.

Het notioneel bedrag van de IRS bedraagt KUSD 81 000. De boekwaarde van de IRS werd opgenomen onder de derivaten (schulden) voor een bedrag van KUSD 220, de uitgestelde belastingvorderingen voor een bedrag van KUSD 64 en het totaalresultaat in het eigen vermogen voor een bedrag van KUSD 156.

Financiële instrumenten per categorie

De volgende tabel geeft de financiële instrumenten per categorie weer per eind 2019 en eind 2018.

2019 - In KUSD Boekwaarde IFRS 9
categorie
Reële waarde Hiërarchie van
de reële waarde
Financiële activa
Andere financiële activa 73 AKP 73 Niveau 2
Vorderingen > 1 jaar
Overige vorderingen 13 442 AKP 13 442 Niveau 2
Totaal financiële vaste activa 13 515 13 515
Handelsvorderingen en overige vorderingen
Handelsvorderingen 33 284 AKP 33 284 Niveau 2
Investeringen
Andere investeringen en beleggingen 0 AKP 0 Niveau 2
Geldmiddelen en kasequivalenten 10 653 AKP 10 653 Niveau 2
Derivaten 0 FVTPL 0 Niveau 2
Derivaten 0 Hedging 0 Niveau 2
Totaal financiële vlottende activa 43 937 43 937
Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar 0 0
Financiële verplichtingen > 1 jaar 63 000 AKP 63 000 Niveau 2
Totaal langlopende financiële verplichtingen 63 000 63 000
Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar
Handelsschulden 17 292 AKP 17 292 Niveau 2
Ontvangen voorschotten 2 377 AKP 2 377 Niveau 2
Financiële verplichtingen < 1 jaar 0
Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar 18 000 AKP 18 000 Niveau 2
Financiële verplichtingen 91 239 AKP 91 239 Niveau 2
Derivaten 262 FVTPL 262 Niveau 2
Derivaten - 220 Hedging - 220 Niveau 2
Totaal kortlopende financiële verplichtingen 128 949 128 949
2018 - In KUSD Boekwaarde IFRS 9
categorie
Reële waarde Hiërarchie van
de reële waarde
Financiële activa
Andere financiële activa 77 AKP 77 Niveau 2
Vorderingen > 1 jaar
Overige vorderingen 11 112 AKP 11 112 Niveau 2
Totaal financiële vaste activa 11 189 11 189
Handelsvorderingen en overige vorderingen
Handelsvorderingen 35 001 AKP 35 001 Niveau 2
Investeringen
Andere investeringen en beleggingen 0 AKP 0 Niveau 2
Geldmiddelen en kasequivalenten 29 595 AKP 29 595 Niveau 2
Derivaten 0 FVTPL 0 Niveau 2
Derivaten 0 Hedging 0 Niveau 2
Totaal financiële vlottende activa 64 596 64 596
Handelsschulden en overige te betalen posten > 1 jaar Niveau 2
Financiële verplichtingen > 1 jaar 30 000 AKP 30 000 Niveau 2
Totaal langlopende financiële verplichtingen 30 000 30 000
Handelsschulden en overige te betalen posten < 1 jaar
Handelsschulden 19 647 AKP 19 647 Niveau 2
Ontvangen voorschotten 450 AKP 450 Niveau 2
Financiële verplichtingen < 1 jaar
Kortlopend gedeelte van te betalen posten > 1 jaar 10 000 AKP 10 000 Niveau 2
Financiële verplichtingen 111 038 AKP 111 038 Niveau 2
Derivaten 1 382 FVTPL 1 382 Niveau 2
Derivaten - 611 Hedging - 611 Niveau 2
Totaal kortlopende financiële verplichtingen 141 906 141 906

27. Leasing

De Groep heeft IFRS 16 per 1 januari 2019 aangenomen, maar heeft de vergelijkende cijfers voor 2018 niet aangepast, zoals toegestaan onder de specifieke overgangsbepalingen in de standaard. De herclassificaties en de aanpassingen die voortvloeien uit de nieuwe leaseregels worden daarom opgenomen in de openingsbalans op 1 januari 2019.

Bij toepassing van IFRS 16 heeft de Groep leaseverplichtingen opgenomen met betrekking tot leases, die voorheen werden geclassificeerd als operationele leases volgens de principes van IAS 17 "Lease-overeenkomsten". Deze verplichtingen werden gewaardeerd tegen de contante waarde van de resterende leasebetalingen en verdisconteerd tegen de marginale rentevoet van de lessee per 1 januari 2019.

De leasebetalingen worden verdisconteerd aan de hand van een gewogen gemiddelde kapitaalkost (WACC) impliciet aan de lease. Als dat percentage niet bepaald kan worden, wordt de marginale rentevoet van de lessee gebruikt, i.e. de rentevoet die de lessee zou moeten betalen om de middelen te lenen die nodig zijn om een actief met een vergelijkbare waarde te verkrijgen in een vergelijkbare economische omgeving met vergelijkbare voorwaarden en condities.

De Groep huurt kantoorruimte, landrechten en voertuigen in het kader van een aantal operationele leasing-overeenkomsten met een leaseperiode van één jaar of meer. De huur van de kantoorgebouwen betreft de maandelijkse huurbetalingen voor de kantoren in Indonesië. De huur van de kantoren en bijhorende parking in België is niet mee opgenomen als lease aangezien deze onder de uitzondering van korte-termijn leasing vallen. Voor de grondrechten in PNG, betreft het voorwerp van de huurovereenkomst het vruchtgebruik van land waarvoor een vaste jaarlijkse vergoeding wordt betaald. De resterende landrechten in PNG hebben een duur van 99 jaar waarvoor geen huurbedrag wordt betaald. Deze landrechten worden afgeschreven over een periode van 25 jaar in lijn met de levensduur van een oliepalm. De voertuigen betreffen een beperkt aantal autoleaseovereenkomsten binnen de Groep.

De toekomstige operationele leaseverplichtingen onder deze (niet-opzegbare operationele) leases zijn als volgt verschuldigd:

In KUSD
Operationele leaseverplichtingen op 31 december 2018 5 220
(-) Verdisconteerd met behulp van de marginale rentevoet van de lessee op de datum van eerste
toepassing -2 200
Leasing verplichtingen opgenomen per 1 januari 2019 3 020
Waarvan:
Kortlopende leasing verplichtingen 496
Langlopende leasing verplichtingen 2 524
Leasing verplichtingen opgenomen per 1 januari 2019 3 020

De beweging van het jaar van de operationele leaseverplichting kan worden samengevat als volgt:

In KUSD
Operationele leasing verplichtingen op 1 januari 2019 3 020
Acquisities 233
Financiële kosten/(opbrengsten) 251
Terugbetalingen - 524
Wisselkoersresultaat 57
Leasing verplichtingen opgenomen per 31 december 2019 3 037
Waarvan:
Kortlopende leasing verplichtingen 524
Langlopende leasing verplichtingen 2 513
Leasing verplichtingen opgenomen per 31 december 2019 3 037

Aangezien de Groep ervoor gekozen heeft om optie 2B toe te passen: 'cumulatieve inhaalbeweging', is het gebruiksrecht actief gelijk aan de leaseverplichting per 1 januari 2019. Dit heeft daardoor geen invloed op het eigen vermogen. Het gebruiksrecht actief kan als volgt worden ingedeeld:

Beweging van het jaar In KUSD
Totaal met een gebruiksrecht overeenstemmende activa per 1 januari 2019 3 020
Acquisitie 233
Afschrijvingen - 358
Totaal met een gebruiksrecht overeenstemmende activa per 31 december 2019 2 895
Landrechten* Huur gebouw Bedrijfswagens Totaal
Totaal met een gebruiksrecht overeenstemmende
activa per 1 januari 2019 818 1 778 424 3 020
Totaal met een gebruiksrecht overeenstemmende
activa per 31 december 2019 1 003 1 580 312 2 895

*toename landrechten in PNG in 2019

De totale afschrijving voor de gebruiksrecht activa tot 31 december 2019 bedraagt 358 KUSD en de financiële kosten 251 KUSD. Van de afschrijvingen werden 47 KUSD opgenomen in de kostprijs van de verkopen van het palm-segment van Hargy Oil Palms Ltd. en 310 KUSD in de "algemene en beheerskosten".

28. VERBINTENISSEN EN BUITEN BALANS RECHTEN EN VERPLICHTINGEN

Waarborgen

Er werden in 2019 geen waarborgen gesteld door derden voor rekening van de onderneming en voor rekening van de filialen.

Belangrijke hangende geschillen

Nihil

Termijnverkopen

De verplichtingen voor het leveren van goederen (palmproducten, rubber, thee en bananen en planten) na jaareinde kaderen binnen de normale verkoopstermijn van ongeveer 3 maanden vóór effectieve leveringsdatum. Deze worden als dusdanig niet aanzien als termijnverkopen.

29. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

Transacties met bestuurders en leden van het executief comité

Management met sleutelposities is gedefinieerd als de raad van bestuur en het executief comité van de Groep. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de vergoedingen:

In KUSD 2019 2018
Bestuurdersvergoedingen
Vaste vergoeding 401 406
Korte termijn personeelsbeloningen 2 043 2 995
Aandelenopties 93 119
Groepsverzekering 522 547
Voordeel in natura (bedrijfswagen + GSM) 40 38
Totaal 3 100 4 105

De bedragen worden uitbetaald in EUR. Het uitbetaalde bedrag in 2019 is KEUR 2 772 (2018: KEUR 3 484). De daling van KEUR 712 is te wijten aan een lagere variabele vergoeding uitgekeerd in 2019 in vergelijking met 2018.

Vanaf boekjaar 2007 worden er vaste vergoedingen betaald aan de leden van de raad van bestuur, het auditcomité en het remuneratiecomité.

In het kader van de informatieverschaffing over verbonden partijen zijn de relaties immaterieel, met uitzondering van een sinds 1985 bestaande huurovereenkomst tussen Cabra NV en SIPEF aangaande de kantoren en de bijhorende parkings te Kasteel Calesberg te Schoten. De jaarlijkse geïndexeerde huurprijs bedraagt KUSD 193 (2018 KUSD 201) en er wordt tevens KUSD 78 (2018 KUSD 81) gefactureerd voor deelname in de onderhoudskosten van gebouwen, parkings en park.

De relaties tussen SIPEF en de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité worden verder beschreven in de sectie 'Verklaring inzake deugdelijk bestuur' van dit verslag.

Transacties met andere partijen

Transacties met verwante partijen betreffen voornamelijk handelstransacties en zijn gebaseerd op het "at arm's length" principe. De kosten en opbrengsten met betrekking tot deze transacties zijn immaterieel in het kader van de geconsolideerde jaarrekening. Transacties met groepsondernemingen

Balansposities en transacties binnen de Groep en de dochterondernemingen worden geëlimineerd in de consolidatie en worden niet verder opgenomen in deze toelichtingen. Transacties tussen de Groep en andere verbonden ondernemingen worden hieronder verder toegelicht.

De volgende tabel geeft de totalen van de transacties weer die gedurende het boekjaar hebben plaatsgevonden tussen de Groep en de joint ventures PT Timbang Deli en Verdant Bioscience Singapore Pte Ltd aan 100%:

Verdant Bioscience Pte Ltd PT Timbang Deli
2019 2018 2019 2018
Totaal verkopen gedurende het boekjaar 0 0 0 0
Totaal aankopen gedurende het boekjaar 0 0 1 088 1 261
Totale vordering per 31 december 2019 6 781 5 096 17 38
Totale schulden per 31 december 2019 300 700 195 189

30. WINST PER AANDEEL (GEWONE EN VERWATERDE)

Van voortgezette en beëindigde activiteiten 2019 2018
Basisberekening gewone winst per aandeel
Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) -0,77 2,88
De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend:
Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders
(KUSD) - 8 004 30 089
Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen 10 434 244 10 454 309
Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend:
Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari 10 436 028 10 455 328
Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen - 1 784 - 1 019
Effect van de kapitaalverhoging 0 0
Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december 10 434 244 10 454 309
Verwaterde winst per aandeel
Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) -0,77 2,88
De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend:
Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders
(KUSD) - 8 004 30 089
Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen 10 434 542 10 462 071
Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt
berekend:
Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december 10 434 244 10 454 309
Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden 298 7 762
Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen op 31 december 10 434 542 10 462 071
Van voortgezette activiteiten 2019 2018
Basisberekening gewone winst per aandeel
Gewone winst per aandeel - basisberekening (USD) -0,77 2,88
De gewone winst per aandeel werd als volgt berekend:
Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders
(KUSD) - 8 004 30 089
Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen 10 434 244 10 462 071
Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen werd als volgt berekend:
Aantal uitstaande gewone aandelen op 1 januari 10 436 028 10 455 328
Effect van uitgegeven aandelen / terugkoop van eigen aandelen - 1 784 - 1 019
Effect van de kapitaalverhoging 0 0
Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december 10 434 244 10 454 309
Verwaterde winst per aandeel
Verwaterde winst per aandeel - basisberekening (USD) -0,77 2,88
De verwaterde winst per aandeel werd als volgt berekend:
Teller: Netto resultaat van de periode toe te rekenen aan de gewone aandeelhouders
(KUSD) - 8 004 30 089
Noemer: Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen 10 434 244 10 462 071
Het gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande verwaterde aandelen werd als volgt
berekend:
Gewogen gemiddelde aantal gewone uitstaande aandelen op 31 december 10 434 244 10 454 309
Effect van potentiële gewone aandelen die tot verwatering zullen leiden 298 7 762

31. GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM

Covid-19

De maatregelen om de verspreiding van het Covid-19 virus in te dijken hebben een belangrijke impact op de globale economie en bijgevolg ook op onze vennootschap.

Tot vandaag hebben de operationele activiteiten van Sipef geen hinder ondervonden van deze wereldwijde pandemie. Het oogsten, verwerken en verschepen van de producten gaat onverminderd door en daar het overgrote deel van deze producten (palmolie, bananen en thee) basisproducten in de voedingssector zijn, wordt algemeen verwacht dat dit in de nabije toekomst niet zal veranderen.

Er werden vanzelfsprekend de nodige maatregelen genomen om de gezondheid en veiligheid van de medewerkers en diverse stakeholders in de verschillende delen van de wereld te verzekeren.

Op financieel gebied is de belangrijkste impact de sterke daling van de palmolieprijs sinds midden februari 2020 voornamelijk door een daling van de vraag naar palmolie uit de biodiesel sector.

De gedaalde winstgevendheid is echter volledig in lijn met de gekende gevoeligheid van de resultaten van SIPEF tegenover de evolutie van de palmolieprijs, met een stijging/daling van KUSD 2 600 in het resultaat van de Groep voor elke 10 USD/ton stijging/daling in de palmolieprijs (exclusief de impact van de export tax in Indonesië). De evolutie van de palmolieprijs kan teruggevonden worden op de Sipef website en deze wordt op regelmatige basis bijgewerkt (https://www.sipef.com/hq/investors/dailyshare-price-cpo-price/).

Volgens de huidige prognoses bezit de Groep voldoende kredietlijnen om deze moeilijke periode te overbruggen en ook het respecteren van de bestaande bank convenanten zou niet in het gedrang mogen komen.

Vennootschapsbelasting in Indonesië

Op 31 maart 2020 heeft de Indonesische regering beslist om de vennootschapsbelasting te verlagen van de huidige 25% naar 22% in 2020/2021 en 20% vanaf 2022. Deze aanpassing zal vanaf 2020 een positief effect hebben op de financiële resultaten en cash flow van de Groep.

Volgens onze huidige berekeningen wordt de impact op de uitgestelde belastingpositie als immaterieel ingeschat (minder dan 1.2 miljoen USD).

32. PRESTATIES GELEVERD DOOR DE AUDITOR EN GERELATEERDE VERGOEDINGEN

De auditor van de SIPEF-groep is Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA vertegenwoordigd door Kathleen de Brabander. De auditvergoeding voor het jaarverslag van SIPEF wordt goedgekeurd door de algemene vergadering na het nazicht en goedkeuring door het auditcomité en de raad van bestuur. Deze vergoeding bedraagt KUSD 90 (tegenover KUSD 93 vorig jaar). Voor de ganse Groep werd er in 2019 door Deloitte voor KUSD 503 diensten geleverd (tegenover KUSD 474 vorig jaar), waarvan KUSD 108 (2018: KUSD 35) voor niet-auditdiensten.

Verslag van de commissaris inzake de geconsolideerde jaarrekening

Verslag van de commissaris aan de algemene vergadering van Sipef NV over het boekjaar afgesloten op 31 december 2019 - Geconsolideerde jaarrekening

In het kader van de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening van Sipef NV (de "vennootschap") en haar filialen (samen "de groep"), leggen wij u ons commissarisverslag voor. Dit bevat ons verslag over de geconsolideerde jaarrekening alsook de overige door wet- en regelgeving gestelde eisen. Dit vormt één geheel en is ondeelbaar.

Wij werden benoemd in onze hoedanigheid van commissaris door de algemene vergadering van 14 juni 2017, overeenkomstig het voorstel van het bestuursorgaan uitgebracht op aanbeveling van het auditcomité. Ons mandaat loopt af op de datum van de algemene vergadering die beraadslaagt over de jaarrekening afgesloten op 31 december 2019. Wij hebben de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening van Sipef NV uitgevoerd gedurende minstens 30 opeenvolgende boekjaren.

31 december 2019

Wij hebben de wettelijke controle uitgevoerd van de geconsolideerde jaarrekening van de groep, die de geconsolideerde balans op 31 december 2019 omvat, alsook de geconsolideerde winst- en verliesrekening, het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat, het mutatieoverzicht van het geconsolideerd eigen vermogen en het geconsolideerd kasstroomoverzicht over het boekjaar afgesloten op die datum en de toelichting, met de belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en overige informatieverschaffing, waarvan het totaal van de geconsolideerde balans 943 125 (000) USD bedraagt en waarvan de geconsolideerde winst- en verliesrekening afsluit met een verlies van het boekjaar van 7 404 (000) USD.

Naar ons oordeel geeft de geconsolideerde jaarrekening een getrouw beeld van het vermogen en van de financiële toestand van de groep op 31 december 2019 alsook van zijn geconsolideerde resultaten en van zijn geconsolideerde kasstromen over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, in overeenstemming met de (IFRS) zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften.

1

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens de internationale controlestandaarden (ISA's) zoals van toepassing in België. Wij hebben bovendien de door IAASB goedgekeurde internationale controlestandaarden toegepast die van toepassing zijn op huidige afsluitdatum en nog niet goedgekeurd op nationaal niveau. Onze verantwoordelijkheden op grond van deze standaarden zijn verder beschreven in de sectie "Verantwoordelijkheden van de commissaris voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening" van ons verslag. Wij hebben alle deontologische vereisten die relevant zijn voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening in België nageleefd, met inbegrip van deze met betrekking tot de onafhankelijkheid.

Wij hebben van het bestuursorgaan en van de aangestelden van de vennootschap de voor onze controle vereiste ophelderingen en inlichtingen verkregen.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

2

Kernpunten van onze controle betreffen die aangelegenheden die naar ons professioneel oordeel het meest significant waren bij de controle van de geconsolideerde jaarrekening van de huidige verslagperiode. Deze aangelegenheden zijn behandeld in de context van onze controle van de geconsolideerde jaarrekening als geheel en bij het vormen van ons oordeel hierover, en wij verschaffen geen afzonderlijk oordeel over deze aangelegenheden.

Op 31 december 2019 bedroeg de boekwaarde van
goodwill USD 104 782 (000). De jaarlijkse toets op
bijzondere waardevermindering van goodwill is van
belang voor onze audit omdat de realiseerbare
waarde van deze goodwill wordt bepaald aan de hand
van een berekening van de waarde in gebruik,
uitgevoerd door het management op basis van een
discounted cash flow-model dat complex,
oordeelsgebonden en subjectief is. Het
palmoliesegment wordt geïdentificeerd als een enkele
kasstroomgenererende eenheid (KGE) voor het testen
van goodwill op bijzondere waardevermindering.

Wij hebben inzicht verkregen in de interne
beheersingsprocessen rond de goodwill
impairmentoefening, meer specifiek het
managementbeoordelingsproces van het
discounted cash flow-model, en de
goedkeuring van de raad van bestuur van het
onderliggende businessplan;

We hebben het discounted cash flow-model
beoordeeld om de geschiktheid van de door
het management gehanteerde methodologie
te beoordelen en de assumpties van het
management kritisch te evalueren;
De realiseerbare waarde van de KGE aan dewelke de
goodwill wordt toegewezen, werd bepaald met behulp
van het discounted cash flow-model. Het
kasstroommodel omvat de relevante kasstromen, die
naar verwachting in de toekomst zullen worden
gegenereerd. Deze kasstromen worden
verdisconteerd naar de contante waarde met gebruik
van een discontovoet die de gewogen gemiddelde
kost van het kapitaal (WACC) benadert. De schatting
van toekomstige kasstromen vereist het gebruik van
operationele en toekomstgerichte assumpties.

We hebben beroep gedaan op onze interne
waarderingsdeskundige om de redelijkheid van
de belangrijkste toekomstgerichte
veronderstellingen, zoals de de geprojecteerde
ruwe palmolieprijs en de gewogen gemiddelde
kost van het kapitaal (WACC) als gehanteerde
discontovoet, te beoordelen;

We hebben de robuustheid van het
budgetteringsproces van het management
geëvalueerd door de werkelijke resultaten te
Kernassumpties in het bepalen van de waarde in
gebruik zijn de de verwachte ruwe palmolieprijs en de
gewogen gemiddelde kost van het kapitaal (WACC).
vergelijken met eerder voorspelde cijfers;

We hebben ook nagegaan of de toekomstige
kasstromen gebaseerd waren op het
businessplan goedgekeurd door de raad van
Wij refereren naar het jaarverslag, met inbegrip van
de toelichting bij het jaarverslag: Goodwill en
immateriële vaste activa (toelichting 8).
bestuur;

We hebben de analyse van het management
van de sensitiviteit van de waarde in gebruik
aan veranderingen in de respectievelijke
assumpties nagezien;

We hebben de toereikendheid geëvalueerd van
de toelichtingen die betrekking hebben op de
belangrijkste assumpties waaraan de uitkomst
van de test op bijzondere waardevermindering
van goodwill het meest gevoelig is. De
toelichtingen van de Groep met betrekking tot
goodwill staan in toelichting 8. Deze
toelichting toont aan dat wijzigingen in de
belangrijkste gebruikte assumpties aanleiding
kunnen geven tot een bijzondere

waardevermindering van de goodwill in de toekomst.

De groep heeft uitgestelde belastingvorderingen geboekt voor een bedrag van USD 11 032 (000) voor niet aangewende fiscale verliezen. De groep heeft zijn oordeel gebruikt om het bedrag aan uitgestelde belastingvorderingen te bepalen dat kan worden opgenomen, voor zover het waarschijnlijk is dat toekomstige belastbare winst beschikbaar zal zijn.

We verwijzen naar het jaarverslag, inclusief toelichtingen bij het jaarverslag: Winstbelastingen (toelichting 23).

  • Wij hebben de interne controles met betrekking tot het bepalen van de realiseerbare waarde van uitgestelde belastingvorderingen, zoals uitgevoerd door het management, nagegaan en wij hebben testen uitgevoerd met betrekking tot het ontwerp en de implementatie van deze interne beheersings-maatregelen;
  • We hebben groeps- en lokaal management bevraagd met betrekking tot de erkenning van uitgestelde belastingvorderingen en fiscale voorzieningen en hebben beroep gedaan op zowel interne als externe belastingdeskundigen in Indonesië en Papoeanieuw-Guinea om ons te helpen inzicht te krijgen in de potentiële impact van lokale belastingregels op de activiteiten van de groep;
  • We hebben de veronderstellingen van het management geëvalueerd, getest en kritisch in vraag gesteld om de waarschijnlijkheid te bepalen dat uitgestelde belastingvorderingen in toekomstige jaren via belastbaar inkomen zullen worden gerealiseerd, met inbegrip van een vergelijking van de consistentie van de prognoses van het belastbaar inkomen zoals gebruikt in de uitgestelde belastinganalyse met de prognoses zoals opgenomen in de financiële budgetten goedgekeurd door de raad van bestuur;
  • Wij hebben de historische juistheid van de assumpties en het schattingsproces van het management beoordeeld door de voorspelde resultaten te vergelijken met de werkelijke bedrijfsresultaten om de waarschijnlijkheid te bepalen dat uitgestelde belastingvorderingen in toekomstige jaren via belastbaar inkomen zullen worden gerealiseerd;
  • Verder hebben wij hebben de toereikendheid van de toelichting 23 van het jaarverslag geëvalueerd.

Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening die een getrouw beeld geeft in overeenstemming met de (IFRS) zoals goedgekeurd door de Europese Unie en met de in België van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften, alsook voor de interne beheersing die het bestuursorgaan noodzakelijk acht voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening die geen afwijking van materieel belang bevat die het gevolg is van fraude of van fouten.

4

Bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening is het bestuursorgaan verantwoordelijk voor het inschatten van de mogelijkheid van de groep om haar continuïteit te handhaven, het toelichten, indien van toepassing, van aangelegenheden die met continuïteit verband houden en het gebruiken van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuursorgaan het voornemen heeft om de groep te liquideren of om de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of geen realistisch alternatief heeft dan dit te doen.

Onze doelstellingen zijn het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid over de vraag of de geconsolideerde jaarrekening als geheel geen afwijking van materieel belang bevat die het gevolg is van fraude of van fouten en het uitbrengen van een commissarisverslag waarin ons oordeel is opgenomen. Een redelijke mate van zekerheid is een hoog niveau van zekerheid, maar is geen garantie dat een controle die overeenkomstig de ISA's is uitgevoerd altijd een afwijking van materieel belang ontdekt wanneer die bestaat. Afwijkingen kunnen zich voordoen als gevolg van fraude of fouten en worden als van materieel belang beschouwd indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij, individueel of gezamenlijk, de economische beslissingen genomen door gebruikers op basis van deze geconsolideerde jaarrekening, beïnvloeden.

Bij de uitvoering van onze controle leven wij het wettelijk, reglementair en normatief kader na dat van toepassing is op de controle van de geconsolideerde jaarrekening in België. De wettelijke controle biedt geen zekerheid omtrent de toekomstige levensvatbaarheid van de vennootschap, noch van de efficiëntie of de doeltreffendheid waarmee het bestuursorgaan de bedrijfsvoering van de vennootschap ter hand heeft genomen of zal nemen.

Als deel van een controle uitgevoerd overeenkomstig de ISA's, passen wij professionele oordeelsvorming toe en handhaven wij een professioneel-kritische instelling gedurende de controle. We voeren tevens de volgende werkzaamheden uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico's dat de geconsolideerde jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat die het gevolg is van fraude of van fouten, het bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden die op deze risico's inspelen en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Het risico van het niet detecteren van een van materieel belang zijnde afwijking is groter indien die afwijking het gevolg is van fraude dan indien zij het gevolg is van fouten, omdat bij fraude sprake kan zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten om transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle, met als doel controlewerkzaamheden op te zetten die in de gegeven omstandigheden geschikt zijn maar die niet zijn gericht op het geven van een oordeel over de effectiviteit van de interne beheersing van de groep;
  • het evalueren van de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van de door het bestuursorgaan gemaakte schattingen en van de daarop betrekking hebbende toelichtingen;
  • het concluderen dat de door het bestuursorgaan gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is, en het concluderen, op basis van de verkregen controle-informatie, of er een onzekerheid van materieel belang bestaat met betrekking tot gebeurtenissen of omstandigheden die significante twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de groep om haar continuïteit te handhaven. Indien wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij ertoe gehouden om de aandacht in ons commissarisverslag te vestigen op de daarop betrekking hebbende toelichtingen in de geconsolideerde jaarrekening, of, indien deze toelichtingen inadequaat zijn, om ons oordeel aan te passen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van ons commissarisverslag. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de groep haar continuïteit niet langer kan handhaven;
  • het evalueren van de algehele presentatie, structuur en inhoud van de geconsolideerde jaarrekening, en van de vraag of de geconsolideerde jaarrekening de onderliggende transacties en gebeurtenissen weergeeft op een wijze die leidt tot een getrouw beeld;
  • het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie van de entiteiten of bedrijfsactiviteiten binnen de groep gericht op het tot uitdrukking brengen van een oordeel over de geconsolideerde jaarrekening. Wij zijn verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de groepscontrole. Wij blijven ongedeeld verantwoordelijk voor ons oordeel.

Wij communiceren met het auditcomité onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante controlebevindingen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing die wij identificeren gedurende onze controle.

Wij verschaffen aan het auditcomité tevens een verklaring dat wij de relevante deontologische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd, en wij communiceren met hen over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en, waar van toepassing, over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.

Uit de aangelegenheden die aan het auditcomité zijn gecommuniceerd bepalen wij die zaken die het meest significant waren bij de controle van de geconsolideerde jaarrekening van de huidige verslagperiode, en die derhalve de kernpunten van onze controle uitmaken. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij het openbaar maken van deze aangelegenheden is verboden door wet- of regelgeving.

Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het opstellen en de inhoud van het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, inclusief de verklaring van niet-financiële informatie gehecht aan dit jaarverslag en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport over de geconsolideerde jaarrekening.

In het kader van ons mandaat en overeenkomstig de Belgische bijkomende norm bij de in België van toepassing zijnde internationale controlestandaarden (ISA's), is het onze verantwoordelijkheid om, in alle van materieel belang zijnde opzichten, het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, inclusief de verklaring van niet-financiële informatie gehecht aan dit jaarverslag en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport te verifiëren, alsook verslag over deze aangelegenheid uit te brengen.

Na het uitvoeren van specifieke werkzaamheden op het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, zijn wij van oordeel dat dit jaarverslag overeenstemt met de geconsolideerde jaarrekening voor hetzelfde boekjaar en is opgesteld overeenkomstig het artikel 3:32 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

In de context van onze controle van de geconsolideerde jaarrekening zijn wij tevens verantwoordelijk voor het overwegen, in het bijzonder op basis van de kennis verkregen in de controle, of het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening en de andere informatie opgenomen in het jaarrapport over de geconsolideerde jaarrekening, zijnde:

Jaarverslag 2019 – deel 1 - corporate governance verklaring;

5

  • Jaarverslag 2019 deel 1 andere informatie over de vennootschap;
  • Jaarverslag 2019 deel 2 commentaar bij de geconsolideerde financiële staten

een afwijking van materieel belang bevatten, hetzij informatie die onjuist vermeld of anderszins misleidend is. In het licht van de werkzaamheden die wij hebben uitgevoerd, hebben wij geen afwijking van materieel belang te melden.

De niet-financiële informatie zoals vereist op grond van artikel 3:32, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, werd opgenomen in het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening (deel 3 - duurzaamheidsverslag). De vennootschap heeft zich bij het opstellen van deze niet-financiële informatie gebaseerd op internationaal erkende referentiemodellen (RSPO en SDG). Overeenkomstig artikel 3:80 § 1, 5° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen spreken wij ons niet uit over de vraag of deze niet-financiële informatie is opgesteld in overeenstemming met de vermelde internationaal erkende referentiemodellen.

  • Ons bedrijfsrevisorenkantoor en ons netwerk hebben geen opdrachten verricht die onverenigbaar zijn met de wettelijke controle van de geconsolideerde jaarrekening en ons bedrijfsrevisorenkantoor is in de loop van ons mandaat onafhankelijk gebleven tegenover de groep.
  • De honoraria voor de bijkomende opdrachten die verenigbaar zijn met de wettelijke controle bedoeld in artikel 3:65 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen werden correct vermeld en uitgesplitst in de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening.

Huidig verslag is consistent met onze aanvullende verklaring aan het auditcomité bedoeld in artikel 11 van de verordening (EU) nr. 537/2014.

Antwerpen, 16 april 2020

Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander

Deloitte Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d'Entreprises

Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited

Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid/Société coopérative à responsabilité limitée Registered Office: Gateway building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J, B-1930 Zaventem VAT BE 0429.053.863 - RPR Brussel/RPM Bruxelles - IBAN BE 17 2300 0465 6121 - BIC GEBABEBB

Beknopte jaarrekening van de moedermaatschappij

De jaarrekening van SIPEF wordt hierna volgens een beknopt schema voorgesteld. Overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen zullen de jaarrekening van SIPEF evenals het jaarverslag en het verslag van de commissaris, bij de Nationale Bank van België neergelegd worden.

Deze verslagen kunnen op aanvraag verkregen worden bij:

SIPEF, Calesbergdreef 5, B-2900 Schoten.

Alleen de geconsolideerde jaarrekening vervat in de voorafgaande bladzijden geven een correct en betrouwbaar beeld van de financiële situatie en de prestaties van de SIPEF-groep.

Het statutair verslag van de commissaris bevat een oordeel zonder voorbehoud en verklaart dat de niet-geconsolideerde jaarrekening van SIPEF NV een getrouw beeld geeft van het vermogen en van de financiële toestand van de vennootschap per 31 december 2019, en van haar resultaten over het boekjaar dat op die datum is afgesloten, overeenkomstig de Belgische boekhoudwetgeving.

Het balanstotaal van de vennootschap per 31 december 2019 bedraagt KUSD 473 371 tegenover KUSD 439 739 het jaar voordien.

De 'financiële vaste activa – vorderingen op verbonden ondernemingen' namen toe met KUSD 30 087 voornamelijk door de financiering van de verdere uitbreiding in Indonesië.

Het eigen vermogen van SIPEF voor winstverdeling bedraagt KUSD 262 720, wat overeenstemt met USD 24,83 per aandeel.

De enkelvoudige resultaten van SIPEF worden in belangrijke mate bepaald door dividenden en meer-/minwaarden. Aangezien SIPEF niet alle deelnemingen van de Groep rechtstreeks aanhoudt, is het geconsolideerde resultaat van de Groep een juistere weerspiegeling van de onderliggende economische ontwikkeling.

De financiële opbrengsten (KUSD 35 266) van het boekjaar 2019 werden sterk beïnvloed door de share buy-back van de aandelen van Hargy Oil Palms Ltd. Hierbij werd er een meerwaarde van KUSD 28 448 gerealiseerd op deze share buy-back.

De enkelvoudige winst van het boekjaar 2019 bedraagt KUSD 30 827 tegenover een winst van KUSD 19 291 in het vorige boekjaar.

De raad van bestuur stelt voor het resultaat (in KUSD) als volgt te bestemmen:

  • Overgedragen winst van het vorige boekjaar: KUSD 65 443
  • Winst van het boekjaar: KUSD 30 827
  • Totaal te bestemmen: KUSD 96 270
  • Toevoeging aan de wettelijke reserve: KUSD 0
  • Toevoeging aan de overige reserves: KUSD -695
  • Vergoeding van het kapitaal: KUSD 0
  • Over te dragen winst: KUSD 95 575

De raad van bestuur stelt voor om geen dividend uit te keren over boekjaar 2019.

Beknopte balans

(na winstverdeling)

In KUSD 2019 2018
Activa
Vaste activa 357 140 333 609
Oprichtingskosten 0 0
Immateriële vaste activa 517 441
Materiële vaste activa 450 530
Financiële vaste activa 356 173 332 638
Vlottende activa 116 231 106 130
Vorderingen op meer dan één jaar 1 829 3 900
Voorraden en bestellingen in uitvoering 508 1 104
Vorderingen op ten hoogste één jaar 102 244 91 260
Geldbeleggingen 9 409 8 003
Liquide middelen 2 183 1 792
Overlopende rekeningen 58 71
Totaal activa 473 371 439 739
Passiva
Eigen vermogen 262 720 231 892
Kapitaal 44 734 44 734
Uitgiftepremies 107 970 107 970
Reserves 14 441 13 745
Overgedragen winst/ (verlies) 95 575 65 443
Voorzieningen en uitgestelde belastingen 0 26
Voorzieningen voor risico's en kosten 0 26
Schulden 210 651 207 821
Schulden op meer dan één jaar 63 000 30 000
Schulden op ten hoogste één jaar 147 185 176 582
Overlopende rekeningen 466 1 239
Totaal passiva 473 371 439 739

Beknopte resultatenrekening

In KUSD 2019 2018
Bedrijfsopbrengsten 160 695 267 563
Bedrijfskosten - 159 791 - 264 979
Bedrijfsresultaat 904 2 584
Financiële opbrengsten 35 266 20 512
Financiële kosten - 5 321 - 2 748
Financieel resultaat 29 945 17 764
Resultaat van het boekjaar voor belasting 30 849 20 348
Belastingen op het resultaat - 22 - 1 057
Resultaat van het boekjaar 30 827 19 291

Resultaatverwerking

In KUSD 2019 2018
Te bestemmen winst/(verlies) 96 270 73 460
Te bestemmen winst (te verwerken verlies) van het boekjaar 30 827 19 291
Overgedragen winst/(verlies) van het vorige boekjaar 65 443 54 169
Resultaatverwerking 96 270 73 460
Toevoeging aan de wettelijke reserve 0 584
Toevoeging aan de overige reserves 695 774
Over te dragen resultaat 95 575 65 443
Dividend 0 6 659
Vergoeding aan bestuurders 0 0

Voor meer inlichtingen

SIPEF

Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 2900 Schoten België

RPR: Antwerpen BTW: BE 0404 491 285 Website: www.sipef.com

Voor meer inlichtingen over SIPEF: Tel.: +32 3 641 97 00

This annual report is also available in English.

Vertaling: dit jaarverslag is verkrijgbaar in het Nederlands en het Engels. De Nederlandse versie is de originele en de andere versie is een vrije vertaling. We hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om verschillen tussen de taalversies te vermijden, maar als er toch verschillen zijn, dan heeft de Nederlandse versie voorrang.

Concept en realisatie: Focus advertising

Fotografie: Portretten van de voorzitter, de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité © Wim Kempenaers sommige beelden van plantages en producten © Jez O'Hare Photography, © Adrian Tan Photography en © Hien Bamouroukoun

In België gedrukt door: Inni, Kortrijk

Verantwoordelijke personen

Verantwoordelijken voor de financiële berichtgeving

François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder

Johan Nelis chief financial officer

Verklaring van de voor de financiële staten en voor het jaarverslag verantwoordelijke personen

Baron Luc Bertrand, voorzitter en François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder verklaren dat bij hun weten:

  • de geconsolideerde rekeningen van het boekjaar eindigend op 31 december 2019 werden opgesteld in overeenstemming met de "International Financial Reporting Standards" (IFRS) en een getrouw beeld geven van de geconsolideerde financiële positie en van de geconsolideerde resultaten van de SIPEF-groep en zijn in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen.
  • het financiële verslag een getrouw overzicht geeft van de belangrijkste gebeurtenissen en transacties met verbonden partijen die zich gedurende het boekjaar 2019 hebben voorgedaan en het effect daarvan op de financiële positie, net als een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden voor de SIPEF-groep.

Commissaris

Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA

Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, Gateway Building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J 1930 Zaventem België

www.sipef.com

Jaarverslag 2019

Deel 3 - Duurzaamheidsverslag

Intro

Over dit verslag

In het jaarverslag van SIPEF voor 2019 worden de milieugerelateerde, economische en sociale prestaties van alle operationele en beheeractiviteiten binnen de Groep behandeld. Dit omvat zowel de oliepalm-, rubber-, thee- en banaanactiviteiten in Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust als de activiteiten van het hoofdkantoor in België. Het doel van dit verslag is nogmaals te wijzen op de verbintenissen die SIPEF is aangegaan en die zijn verankerd in het verantwoordelijk plantagebeleid ("Responsible Plantations Policy" of RPP) van het bedrijf.

Dit is het eerste jaar dat het duurzaamheidsverslag integraal deel uitmaakt van het jaarverslag van SIPEF. Voordien bracht SIPEF een tweejaarlijks duurzaamheidsverslag uit, naast een hoofdstuk 'Niet-financiële informatie' in het jaarverslag. Aangezien het vorige duurzaamheidsverslag, dat begin 2018 werd gepubliceerd, was toegespitst op de prestaties in 2016 en 2017, zal de Groep in dit geïntegreerde duurzaamheidsverslag de jaren 2018 en 2019 behandelen. In de toekomst zullen de prestaties per jaar worden besproken.

De structuur en inhoud van dit verslag zijn gebaseerd op de Belgische wetgeving betreffende niet-financiële informatie en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" of SDG's) van de Verenigde Naties en zijn verder geïnspireerd door de GRI-index ("Global Reporting Initiative").

SIPEF heeft geen beroep gedaan op derden om de inhoud van dit rapport te staven, maar de Groep onderzoekt momenteel of het nodig is dergelijk toezicht permanent in te voeren op basis van opmerkingen van zijn stakeholders. De Groep gelooft echter dat zijn verschillende certificeringen de stakeholders voldoende garanties voor zijn prestaties bieden.

Inhoud

Over dit verslag .
omslag
Materialiteitsmatrix
2
Boodschap van de gedelegeerd bestuurder
4
Verwezenlijkingen en doelstellingen
12
De duurzaamheidsaanpak van SIPEF
14
1. Verantwoordelijk plantagebeleid .
16
2. Certificeringen
17
3. Traceerbaarheid .
26
4. Bestuursstructuur .
28
5. Referentiemodel .
30
Milieubeheer .
32
1. Geen ontbossing - geen veengebieden .
32
2. Beste beheerpraktijken .
33
3. HCV/HCS – oevergebieden,
natuurbehoudgebieden .
33
3.1 SIPEF-stichting (Indonesië) .
35
3.2 Herbebossingsprogramma (Ivoorkust) .
39
3.3 Vermindering van gebruik van
hout als brandstof (Ivoorkust)
40
4. Uitstoot van broeikasgassen .
41
5. Gebruik van chemicaliën .
46
5.1 Meststoffen .
46
5.2 Pesticiden .
46
5.3 Compost .
47
6. Waterbeheer .
48
7. Brandpreventie .
50
8. Rendementsverhoging .
52
8.1 Productkwaliteit en productiviteit .
52
8.2 Verdant Bioscience Pte Ltd .
55
Sociaal beleid en behandeling van werknemers . 58
1. Eerlijke arbeidspraktijken 61
1.1 Gezondheid en veiligheid . 61
1.2 Onderwijs . 64
1.3 Gendergelijkheid65
2. Impact op de gemeenschap . 68
2.1 FPIC . 68
2.2 Medische zorg . 69
2.3 Fondseninzameling renovatie
van de kraamkliniek . 69
2.4 Infrastructuur 71
3. Kleinschalige producenten72
Respect voor de mensenrechten . 74
1. Kinderarbeid . 75
2. Degelijke beloning . 75
3. Vakbonden . 75
Ethisch beleid . 76
1. Beleid tegen omkoping en corruptie . 76
2. Klachtenprocedure . 77
Samenvatting . 78
Voor meer inlichtingen . 83
Verantwoordelijke personen . 84

Materialiteitsmatrix

Het bedrijfsmodel van SIPEF wordt gekenmerkt door een sterke betrokkenheid van de stakeholders bij de duurzame ontwikkeling van zijn activiteiten. Alleen door samen te werken met klanten, sociaal en ecologisch geïnspireerde niet-gouvernementele organisaties (ngo's), producenten, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders, zowel uit de privésector als uit de publieke sector, kunnen veilige, verantwoorde en duurzame standaarden en praktijken worden ingevoerd en bevorderd in de sector.

Bij het opstellen van dit verslag heeft het duurzaamheidsteam van SIPEF, onder begeleiding van PricewaterhouseCoopers, een benchmarking uitgevoerd van klanten, sociale en milieu-ngo's en andere plantagebedrijven. SIPEF heeft onder andere initiatieven met meerdere stakeholders zoals de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) en de "Palm Oil Innovation Group" (POIG) onder de loep genomen, net als bestaande benchmarks, meer bepaald die in de "Sustainable Palm Oil Transparency Toolkit" (SPOTT) die de "Zoological Society of London" (ZSL) heeft gepubliceerd.

In maart en april 2017 heeft het senior management van SIPEF in drie intensieve workshops de verschillende punten ingedeeld naar hun belang voor de Groep. In november 2019 heeft de Groep deze matrix bijgewerkt volgens een vergelijkbare procedure. Aan de hand van deze kritische screening werden de belangrijkste bedrijfsaspecten vastgelegd voor de stakeholders en het bedrijf. SIPEF is er zich van bewust dat het ontzettend belangrijk is voor de voortzetting van de activiteiten van de Groep om te weten wie zijn verschillende stakeholders zijn en voortdurend met hen in dialoog te gaan.

In het verslag worden de prestaties van de Groep in hun context weergegeven, vooral in verhouding tot de unieke sociale en ecologische landschappen in Papoea-Nieuw-Guinea, Indonesië en Ivoorkust.

* met inbegrip van het verhinderen van Kinderarbeid, Gelijke Behandeling en het Welzijn van de Werknemers

SIPEF MATERIALITEITSMATRIX

Boodschap van de gedelegeerd bestuurder

SIPEF is verheugd om haar Duurzaamheidsverslag 2019 te kunnen voorstellen, dat informatie over het duurzaamheidsbeleid van de Groep beschrijft, evenals de verwezenlijkingen op dat vlak. Met dit rapport communiceert SIPEF haar duurzaamheidsverbintenissen en hoe ze deze in de praktijk omzet.

Sinds de oprichting van de Vennootschap, meer dan honderd jaar geleden, zijn de activiteiten van SIPEF als plantagebedrijf in de tropische landbouw onlosmakelijk verbonden geweest met respect voor de planeet en de mens. Duurzaamheid is al van in het begin een essentieel onderdeel van het bedrijfsmodel van de Groep. De normen die worden toegepast moeten op lange termijn een positieve impact op de natuurlijke en sociale omgeving hebben en de Groep zet zich in om voortdurend zijn prestaties te verbeteren. SIPEF geeft eerlijk toe dat er veel meer kan worden gedaan en is van plan nog harder te werken om haar inspanningen op het vlak van duurzaamheid te integreren in en af te stemmen op haar activiteiten.

In dat opzicht is de Vennootschap blij met de erkenning van de "Zoological Society of London" (ZSL) voor de inspanningen die het bedrijf heeft geleverd, beloond met een sterke stijging in de "Sustainable Palm Oil Transparency Toolkit"-rangschikking (SPOTT-rating). Hierdoor staat SIPEF nu in de top 10 van meest duurzame bedrijven in de palmsector. Erkenning krijgen is leuk, maar het legt de lat ook hoger en het verplicht het management om nieuwe ideeën te blijven stimuleren.

De vooruitzichten op lange termijn voor palmolie blijven over het algemeen gunstig, op basis van een groeiende wereldbevolking, vooral in landen ten zuiden van de evenaar, waar de stijgende consumptie van palmolie gekoppeld is aan een toenemende vraag naar olie en vetten als basisingrediënt in de dagelijkse voeding. Palmolie verovert een groter aandeel in de vraag naar plantaardige oliën en biobrandstoffen overal in de wereld, behalve in Europa. Dat is vooral te danken aan de efficiëntie en lage productiekosten van palmolie in vergelijking met andere vloeibare oliën. Voor de productie van palmolie is immers in het algemeen vijf- tot achtmaal minder landbouwgrond nodig dan voor andere gewassen om dezelfde hoeveelheid olie te prod uceren, en oliepalmen zijn bovendien zeer veelzijdig. Palmolie moet dan ook worden gezien als een essentieel onderdeel van een evenwichtig eetpatroon voor een groeiende wereldbevolking die steeds welvarender wordt. Om al deze redenen moet de teelt van oliepalmen en de productie van palmolie worden gestimuleerd en verder ontwikkeld op een duurzame manier.

SIPEF is van plan nog harder te werken om haar inspanningen op het vlak van duurzaamheid te integreren in en af te stemmen op haar activiteiten.

-- François Van Hoydonck

De toenemende vraag naar palmolie in de voorbije 20 jaar heeft geleid tot een ongecontroleerde uitbreiding van de palmproductiegebieden en heeft de beschikbare gronden in de landen waar oliepalmen het meest produceren onder druk gezet. Dit heeft geleid tot ontbossing en het toegenomen gebruik van turfgronden, vooral in Maleisië en Indonesië, waar de grootste uitbreidingen hebben plaatsgevonden.

Door de oprichting van de "Roundtable on Sustainable Palm Oil" (RSPO) in 2005 en andere certificeringen die daarop volgden, is palmolie de laatste jaren echter een van de meest gereglementeerde landbouwactiviteiten geworden. In november 2018 werden de RSPO-normen zelfs nog verstrengd. De recentste versie van de RSPOprincipes en -criteria omvat een zero- ontbossingsnorm en verbiedt de uitbreiding naar turfgronden. De nieuwe normen omvatten ook speciale voorschriften voor de bescherming en het eventuele herstel van bestaande turfgronden die in de jaren vóór de invoering van de RSPO-norm werden ontwikkeld tot oliepalmplantages. De RSPO heeft ook zijn normen met betrekking tot arbeidsomstandigheden en de rechten van werknemers aangescherpt met de invoering van de vereiste van de "Decent Living Wage". SIPEF steunt deze positieve ontwikkelingen en met de invoering van haar Verantwoordelijke Plantagebeleid in 2014, dat elk jaar wordt bijgewerkt, moedigt het de toepassing van de nieuwste normen aan, die meestal verder gaan dan de geaggregeerde certificeringen die vandaag worden opgelegd.

In 2019 werd SIPEF ook geconfronteerd met extreme droogte en het daarmee gepaard gaande complexe probleem van de bosbranden, die een zware impact hebben op het leven van zoveel mensen in Zuidoost-Azië.

-- François Van Hoydonck

Gelet op de recente ontwikkelingen op het vlak van duurzaamheid en de normen die de sector hanteert, richt het Europese Parlement onterecht zijn pijlen op de palmoliesector voor zijn aandeel in de wereldwijde ontbossing. Verschillende onderzoeken tonen aan dat extensieve veeteelt, akkerbouw in het bijzonder, maar ook de cacaoen koffieteelt, bosbouw en de uitbreiding van soja- en raapzaadarealen een grote rol spelen in de ontbossing van bosrijke gebieden. Er is dus geen reden om palmolie in het vizier te nemen als enige niet-gesubsidieerde gewas voor biobrandstoffen. De palmsector is de voorbije jaren een van de meest gereglementeerde en op duurzaamheid gerichte sectoren van de wereldwijde agrarische bedrijvigheid geworden.

SIPEF gaat nog steeds de uitdaging van gebiedsuitbreiding aan in Zuid-Sumatra, door dorpsgronden met rubberbomen om te vormen tot oliepalmplantages, na evaluaties van de "High Conservation Value" (HCV) en de "High Carbon Stock" (HCS) en in lijn met de onlangs bijgewerkte Procedures voor Nieuwe Aanplantingen van de RSPO, binnen het kader van de FPIC-aanpak ten aanzien van de lokale dorpsbewoners en gemeenschappen (die vereist dat zij uit vrije wil en goed geïnformeerd vooraf hun toestemming geven). Het scheppen van ontwikkelingskansen en werkgelegenheid op lange termijn en de bestrijding van armoede voor lokale gemeenschappen in gebieden in Sumatra die dergelijke kansen tot nu toe niet hebben gekregen, blijft een van de voornaamste doelstellingen van de SIPEF-groep.

SIPEF is zich ervan bewust dat het in alle gebieden waar het actief is deel uitmaakt van een gemeenschap, en dat het een plicht heeft om het leven van zijn werknemers, hun families en de lokale gemeenschappen ten goede te veranderen. De Vennootschap wil een positieve rol blijven spelen door haar verantwoordelijkheid te nemen voor de problemen die zich voordoen en deze op een vriendschappelijke en transparante manier te behandelen binnen gepaste klachtenprocedures volgens de geest van de RSPO. Er zijn ook voortdurend aanpassingen doorgevoerd om de hoogst mogelijke normen voor het welzijn van de werknemers en hun families te behouden. Het gaat hierbij onder andere om de bouw en verbetering van woningen voor de kaderleden en arbeiders van de Groep, allemaal in het perspectief van een verbintenis op lange termijn en het 'scheppen van gedeelde waarde', waarmee een belangrijke stap vooruitgezet wordt naar een duurzaam en succesvol bedrijf. Rome is niet op één dag gebouwd, en ook voor SIPEF is het niet mogelijk om meteen de hoogste normen te bereiken in immature gebieden die nog maar recent ontwikkeld zijn. Maar de Groep streeft ernaar om in alle recente ontwikkelingen zo snel mogelijk de normen te implementeren die van toepassing zijn in de andere volgroeide plantages die SIPEF al meer dan een eeuw beheert.

In 2019 werd SIPEF ook geconfronteerd met extreme droogte en het daarmee gepaard gaande complexe probleem van de bosbranden, die een zware impact hebben op het leven van zoveel mensen in Zuidoost-Azië. De Vennootschap vindt dat in dit deel van de wereld, net zoals in de Amazone en recentelijk in Australië, de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan maatregelen die kunnen voorkomen dat dit opnieuw gebeurt.

SIPEF hanteert zelf al vele jaren een strikt 'zerobrand'-beleid, wat betekent dat het nooit de techniek van platbranden gebruikt om land vrij te maken. Sinds 2015 investeert de Groep ook sterk in brandpreventiemiddelen, in overeenstemming met de richtlijnen van de Indonesische overheid, om ervoor te zorgen dat de gebieden - die SIPEF beheert - brandveilig zijn of voldoende beschermd zijn tegen grote schade als er brand uitbreekt.

Ondanks al deze inspanningen erkent de Groep dat er in het verleden en recentelijk branden werden opgetekend, die allemaal zijn geblust, onderzocht en gemeld aan de RSPO en de plaatselijke autoriteiten, voor zover dat relevant en verplicht was. RSPO-leden zijn verplicht om branden te melden en uit de analyse van de concessies van de Groep blijkt dat er sinds 2015 talrijke brandmeldingen via satellietbeelden zijn geregistreerd, maar de meeste daarvan waren afkomstig van branden op gronden die niet worden beheerd door SIPEF, omdat de oorspronkelijke landeigenaren deze nog steeds zelf willen beheren, een keuze die de Groep respecteert in lijn met zijn FPIC-beleid. Verder wordt er vermeld dat in 2019, door de extreme droogte die enkele maanden aanhield, de SIPEF-groep getroffen werd door verschillende hotspots, waarvan veruit de meeste op de Dendymarker-plantage, vooral in concessiegebieden die niet onder de controle van de Vennootschap vallen.

Aangezien de activiteiten van het bedrijf zeer arbeidsintensief zijn, zijn de werknemers altijd één van de belangrijkste assets geweest en zullen ze dat altijd zijn. Zij blijven een sleutelrol spelen in het succes en de verdere groei van de Groep.

-- François Van Hoydonck

De extreme droogte maakt de grote impact van de klimaatverandering tastbaar. Duurzame landontwikkeling vereist dan ook dat SIPEF in de toekomst nog meer inspanningen zal moeten leveren om elke brand die geregistreerd wordt in de gecontroleerde concessiegebieden te beheersen. Het betekent ook dat de Vennootschap moet samenwerken met de betrokken stakeholders, onder wie ook de plaatselijke autoriteiten, om elke inbreuk te ontmoedigen en om de samenwerking met de lokale dorpsbewoners te verbeteren om elke brand te voorkomen.

Aangezien de activiteiten van het bedrijf zeer arbeidsintensief zijn, zijn de werknemers altijd één van de belangrijkste assets geweest en zullen ze dat altijd zijn. Zij blijven een sleutelrol spelen in het succes en de verdere groei van de Groep. Hun welzijn en rechten, evenals een veilige en gezonde werkplek, zijn dan ook in elk aspect van de activiteiten ontzettend belangrijk.

SIPEF past niet alleen de plaatselijke wetten, het eigen beleid van de Groep en de principes en criteria van de RSPO toe, maar blijft er ook naar streven een voortrekker te zijn in veiligheid en risicobeperking, omdat het de levens en het welzijn van zijn werknemers en contractanten zo belangrijk vindt. De Vennootschap levert de grootst mogelijke inspanningen om het bewustzijn rond veiligheid te vergroten en alle

De bananenplantage van Motobé in Ivoorkust heeft zijn eerder verworven "Rainforest Alliance" certificatie in 2019 uitgebreid met een Fairtrade-label.

-- François Van Hoydonck

werknemers de nodige vaardigheden op het vlak van veiligheidspreventie aan te leren om het risico van arbeidsongevallen te verkleinen. In 2016 en 2017 vielen er geen slachtoffers te betreuren, maar tot grote spijt van SIPEF waren er in 2018 twee ongevallen met dodelijke afloop en helaas nog één in 2019, tijdens het oogsten op het veld en in de fabrieken in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. Dit waren zeer ongelukkige voorvallen, zeker na alle inspanningen die waren geleverd om de nodige maatregelen te nemen om de risico's die tot zware letsels of een dodelijke afloop kunnen leiden te beperken. Het bedrijf blijft waakzaam en zal zijn interne trainingsprogramma's blijven verbeteren, in combinatie met onaangekondigde veiligheidscontroles op de plantages en in de fabrieken.

Als tropisch landbouwbedrijf blijft SIPEF focussen op de verkoop van ruwe palmolie, ruwe palmpitolie en palmpitten, allemaal via gecertificeerde verkoopkanalen, gecontroleerd door de RSPO en de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), voor consumptie in de voedingsindustrie en voor de productie van groene energie. Dit marketingbeleid is overigens ook van toepassing op de andere producten van de Groep: thee, rubber en bananen. In de toekomst zal SIPEF er blijven naar streven al haar producten te leveren via gecertificeerde fysische bevoorradingsketens met volledige traceerbaarheid. Het is dan ook een waar genoegen om aan te kondigen dat de bananenplantage van Motobé in Ivoorkust zijn eerder verworven "Rainforest Alliance"-certificatie in 2019 heeft uitgebreid met een Fairtrade-label, een bewijs van de voortdurende aandacht van de Groep voor betere sociale en ecologische normen in al zijn activiteiten.

Helaas kan de sector niet altijd rekenen op een even grote inspanning van de consumenten van palmolie, hoewel het exclusieve gebruik van gecertificeerde en traceerbare palmolie de bezorgdheid over de schade op het milieu en/of de sociale aspecten met betrekking tot tewerkstelling zou kunnen wegnemen. SIPEF hoopt de mentaliteit van de consumenten op dit vlak te kunnen veranderen met een aantal campagnes die worden gevoerd via industriële organisaties. Daarom blijft SIPEF zeer actief betrokken bij organisaties die zich inzetten om de reputatie van palmolie in Europa en de rest van de wereld te verdedigen en het gebruik van gecertificeerde, duurzame palmolie in de voedingsindustrie, de energiesector en door de consumenten in het algemeen te promoten.

De Groep is vastberaden een rolmodel te blijven op het vlak van duurzaam ondernemen. Als beursgenoteerd Europees bedrijf garandeert het zijn beleggers dat de mens en de planeet worden gerespecteerd, via de hernieuwde certificatie van al zijn activiteiten en producten.

De Groep promoot een evenwichtig beeld van de voedingswaarde van palmolie. SIPEF verduidelijkt de ecologische en sociale criteria die duurzame producenten hanteren en benadrukt de hoge waardecreatie die haar industrie brengt in de producerende landen, wat een gevolg is van de zeer arbeidsintensieve aard van haar activiteiten, vaak in afgelegen gebieden die ver van de meer ontwikkelde steden liggen.

De Groep is vastberaden een rolmodel te blijven op het vlak van duurzaam ondernemen. Als beursgenoteerd Europees bedrijf garandeert het zijn beleggers dat de mens en de planeet worden gerespecteerd.

-- François Van Hoydonck

In de praktijk blijft SIPEF onder andere investeren in de vermindering van haar uitstoot van broeikasgassen. De Vennootschap heeft met zijn diversiteitsproject al vele jaren bijgedragen tot natuurbehoud in Indonesië en blijft ook actief in onderzoek en ontwikkeling. De meer dan 12 000 hectaren beschermd bosgebied nabij het Nationaal park Kerinci Seblat worden constant bewaakt door de plaatselijke medewerkers van SIPEF Biodiversiteit Indonesië (SBI) in Bengkulu. Dit is één van die gewaardeerde verwezenlijkingen van herbebossingsprojecten van jungle reservaten die recentelijk werden aangetast, waarbij op lange termijn alle voordelen zullen toekomen aan de mensen in de naburige dorpen. Ook het broedproject voor schildpadden, dat het voor beschermde schildpadsoorten aantrekkelijker maakt om hun eieren te leggen op stranden bij Bengkulu die worden beschermd - door SIPEF blijft een waardevol natuurbeschermingsproject, zij het op een kleinere schaal.

Biogasmotor in Mukomuko palmoliefabriek in Agro Muko in Bengkulu, Indonesië

In de loop van de jaren zijn er forse inspanningen geleverd om de koolstofvoetafdruk te verkleinen, en in het bijzonder de uitstoot van broeikasgassen door de fabrieken. Zo zijn vijf van de negen fabrieken al uitgerust met een installatie om methaangas op te vangen, en in 2018 werd een proefproject met een biogasmotor die stroom levert aan het lokale net voltooid. Maar door het onsamenhangende beleid rond hernieuwbare energie van de Indonesische regering, waarbij contractherzieningen ertoe hebben geleid dat de huidige elektriciteitsprijzen de productiekosten niet langer volledig dekken, is het voor de Groep zeer moeilijk geworden om de overheidsstrategie inzake duurzame, hernieuwbare energie te blijven steunen. SIPEF blijft er echter naar streven haar koolstofvoetafdruk en haar uitstoot van broeikasgassen verder te verlagen door innovatieve, levensvatbare projecten te ontwikkelen in gebieden die worden beheerd door haar dochterbedrijven.

De investering van SIPEF in Verdant Bioscience Pte Ltd (VBS) blijft een zeer belangrijke motor van innovatie voor de Groep. Samen met andere partners in de sector is het de bedoeling kwaliteitszaden voor oliepalmen met een hoog rendement te ontwikkelen en op de markt te brengen en zo de opbrengst van oliepalmen in het algemeen te verhogen en in de toekomst de almaar grotere vraag naar plantaardige oliën te beantwoorden en een groeiende wereldbevolking te voeden, nu er almaar minder landbouwgrond beschikbaar is.

De Groep is er dan ook van overtuigd dat de duurzame productie van palmolie de enige weg vooruit is. Daarom is het belangrijk dat alle stakeholders de RSPO of andere geloofwaardige initiatieven steunen, zodat consumenten wereldwijd voor duurzame palmolie kiezen.

Controle van een kweek in het TC Lab, Verdant Bioscience

Ten slotte wil ik u persoonlijk bedanken voor uw belangstelling in de duurzaamheidsinspanningen van de Groep en hoop dat u de door SIPEF afgelegde weg op dit vlak interessant vindt. Ik wil ook de raad van bestuur danken voor hun onophoudelijke steun, begeleiding en betrokkenheid gedurende deze tocht naar duurzame landbouw in de breedste zin, net als alle stakeholders van de Groep, onder wie ngo's, voor hun actieve en waardevolle medewerking en input, die veel hebben betekend voor SIPEF.

François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder

De Groep is er dan ook van overtuigd dat de duurzame productie van palmolie de enige weg vooruit is. Daarom is het belangrijk dat alle stakeholders de RSPO of andere geloofwaardige initiatieven steunen, zodat consumenten wereldwijd voor duurzame palmolie kiezen.

-- François Van Hoydonck

Verwezenlijkingen en doelstellingen

DOELSTELLING KPI OBJECTIEVEN STATUS
VERLEDEN Geen gebruik van paraquat Liters/kg gebruikte paraquat Zero gebruik van paraquat
sinds 2015
Bereikt in januari 2015 in Papoea-Nieuw
Guinea en in juli 2016 in Indonesië
Invoering van geavanceerd compostsysteem % van EFB ("Empty Fruit Bunches"
of lege vruchtentrossen) en POME
("Palm Oil Mill Effluent" of vloeibare
afvalstoffen) aangebracht op het veld
100% vanaf 2020 Bereikt in november 2016
Geen werkgerelateerde dodelijke ongevallen Dodelijke ongevallen Zero Bereikt voor 2016 en 2017
Uitrol ISO 9001-certificering in Indonesië ISO-certificaat Focus om alle "operating
units" te bereiken
Bereikt in 2018
RSPO-certificering voor lokale producenten
van UMW in 2019
RSPO-certificaat voor lokale produ
centen in UMW
RSPO groepscertificering
voor lokale producenten
Bereikt in 2018
2018 - 2019 Uitbreiding brandweerafdelingen in Indonesië,
Door de overheid vereiste installaties
in overeenstemming met de nieuwe wetgeving
per plantage
Verhogen van brandinstalla
ties in belangrijke gebieden
Bereikt
Fairtrade-certificering voor bananenplantage
in 2019
Fairtrade-certificering voor bananen Certificaat Bereikt voor Motobé in Ivoorkust eind 2019
Geen werkgerelateerde dodelijke ongevallen Dodelijke ongevallen Zero Helaas niet bereikt, één dodelijk ongeval in
Indonesië en één in Papoea-Nieuw-Guinea
in 2018, en één in Papoea-Nieuw-Guinea
in 2019
Minstens één extra elektriciteitsopwekkingsin
stallatie op basis van biogas in Indonesië
Biogasinstallatie met gasmotor die
elektriciteit produceert
Aantal verhogen Uitgesteld, PLN betaalt niet meer voor
elektriciteitsleveringen aan het net, waar
door nieuwe investeringen niet rendabel zijn
Oprichting van Plasmagroepen van klein
schalige producenten voor HGU-hernieuwing
in Agromuko
Plasmagroep van kleinschalige
producenten
20% lokale producenten
met MoU *
Op schema
2020 Oprichting van een Plasmacoöperatie van
kleinschalige producenten voor HGU-aanvraag
in Musi Rawas
Plasmagroep van kleinschalige produ
centen met MoU *
Op schema
Bouw van een biocoalinstallatie in UMW om
de EFB te gebruiken die niet kunnen worden
verspreid over plantages op veenland
100% overtollige vezels van UMW
omzetten in biopellets
100% omzetting van over
tollige vezels in biopellets
Op schema
Berekening van de totale uitstoot van broei
kasgassen voor de Groep, om de basis voor
verminderingen in de toekomst vast te leggen
Ton CO2-equivalent Ingeschatte CO2-equivalent
voor alle gewassen sinds
2015
Op schema
2021 Fairtrade-certificering voor alle
bananenplantages
Fairtrade-certificering Bananen 100% Fairtrade
gecertificeerd
Op schema

* "Memorandum of Understanding" of Memorandum van Overeenstemming

2020

DOELSTELLING KPI OBJECTIEVEN STATUS
2020 - 2022 Verbetering van waterscheidingsbeheer
op de bedrijfsterreinen
Watergebruik (ton water/ton product) • FFB < 1,06 m3/mt FFB in Indonesië
• FFB < 1,50 m3/mt FFB in
Papoea-Nieuw-Guinea
• Rubber < 35 m3/mt rubber
• Thee < 9 m3/mt thee
Ongoing
Het zich voordoen van BOD ("Biochemical Oxygen
Demand" of biochemisch zuurstofgebruik), COD
("Chemical Oxygen Demand" of chemisch zuurstof
gebruik) en TSS ("Total Suspended Solids" of totale
hoeveelheid zwevende deeltjes) boven de wettelijke limiet
op het vlak van lozing van afvalwater
Zero voorval van niet-naleving
Verbetering van HCV- en HCS-beheer
op de bedrijfsterreinen door het gebruik
van tools zoals SMART en "Global
Hectares verlies van boomoppervlakte in HCS/HCV
terreinen in gebieden beheerd door het bedrijf en in
gebieden beheerd door toeleveranciers van het bedrijf
Zero hectares verlies van boomoppervlakte,
opvolging te starten in 2020
Nog niet
gestart
Forest Watch" Ranger-teams vormen om HCV en HCS actief te behe
ren binnen de grenzen van de door het bedrijf geleasede
gebieden
Opleiding van Ranger-teams per regio voor
het einde van 2020
2020 - 2024 'Zero-brand'-beleid in gebieden onder
• Aantal branden binnen de gebieden beheerd door het
beheer van het bedrijf
bedrijf en binnen de gebieden van de toeleveranciers van
het bedrijf
• Aantal hotspots binnen de gebieden beheerd door het
bedrijf en binnen de gebieden van de toeleveranciers van
het bedrijf
• Aantal echte branden binnen de gebieden beheerd door
het bedrijf en binnen de gebieden van de toeleveranciers
van het bedrijf
• Aantal dagen in alarmfase rood
Zero branden per jaar in de door het bedrijf
beheerde gebieden, vermindering van branden
in de gebieden beheerd door de toeleveran
ciers van het bedrijf
Ongoing
Meting van de frequentie van ongevallen
LTIFR ("Lost Time Injury Frequency Rate" of frequen
met verlet voor de Groep ("lost time
tiegraad van letsels met werkverlet) & TRIFR ("Total
accidents" of LTA) en de frequentie van
Recordable Injury Frequency Rate" of de frequentie van
de totale registreerbare letsels ("total
de totale registreerbare letsels)
recordable injury frequency rate" of
TRIFR)
De resultaten aangeven als basis voor
toekomstige verlaging van de jaarlijkse
LTAFR ("Lost Time Accident Frequency
Rate" of frequentiegraad van ongevallen met
werkverlet) en TRIFR ("Total Recordable
Injury Frequency Rate" of de frequentie van
de totale registreerbare letsels)
Ongoing
Bevordering van goede IPM-praktijken • De toxiciteit opvolgen van het gebruik per chemisch
bestrijdingsmiddel (kg of liter actief ingrediënt x LD50)
/m² van het toegepaste gebied
• Aantal per soort gebruikt per hectare
Doelstellingen te bepalen Ongoing
2020 - ONGOING Regelmatige werkdagen en -uren binnen
veilige grenzen in overeenstemming met
de arbeidsregels van de overheid
Gewerkte overuren Te bepalen doelstellingen ivm. overwerk
volgens de norm van een werkweek van niet
meer dan 60 uur in totaal, behalve onder
buitengewone omstandigheden
Nog niet
gestart
Gewerkte dagen Per 6 gewerkte dagen één dag rust, anders
wordt een passende vergoeding betaald
Geen discriminatie op de werkvloer,
meer vrouwelijke en permanente
Kansen voor vrouwelijke medewerkers Vermelden van het aantal vrouwelijke
werknemers
Ongoing
werknemers Gebruik van sector-benchmarks voor vaste werknemers
in de sector
Vermelden van het aantal vaste werknemers
2023
-
Uitrol ISO 9001-certificering in de
hele groep
ISO-certificering Alle Indonesische "operating units" verwezen
lijken ISO 9001
Op schema
2030
-
Methaanopvangsystemen in alle
bestaande fabrieken om de uitstoot van
broeikasgassen te verminderen
Methaanopvangsystemen in alle palmoliefabrieken 9 methaanopvangsystemen Op schema

De duurzaamheidsaanpak van SIPEF

Per definitie gelooft SIPEF dat haar activiteiten duurzaam moeten worden uitgevoerd, in ecologische, sociale en economische zin. Duurzaamheid vormde altijd al een essentieel onderdeel van het bedrijfsmodel van de Groep, sinds de oprichting van het bedrijf meer dan een eeuw geleden - het bedrijf vierde in 2019 zijn honderdste verjaardag - tot vandaag.

ECOLOGISCH

  • Geen ontbossing
  • Geen aanplanting in veengebied
  • Brandpreventie
  • Bescherming van natuurlijke rijkdommen
  • Biodiversiteit
  • Beperking van broeikasgassen
  • Alternatieve energiebronnen
  • 'Zero-brand'-beleid
  • Methaanopvang
  • Instandhouding van vruchtbare bodems
  • Waterbeheer
  • Ecologische voetafdruk
  • Traceerbaarheid
  • Herstel van ecosystemen
  • Verminderd gebruik van chemicaliën
  • Afvalbeheer
  • Circulaire economie

SOCIAAL

  • Arbeidsrechten/mensenrechten respecteren
  • Gelijke kansen
  • Werknemers opleiden
  • Onderwijs bieden
  • Gezondheidszorg bieden
  • Huisvesting bieden
  • Levensomstandigheden verbeteren
  • Klachtenbehandeling
  • Gezondheid en veiligheid

ECONOMISCH

  • Werkgelegenheid en financiële zekerheid
  • Kostenbesparingen
  • Economische groei van kleinschalige producenten
  • Waardeschepping voor plattelandsbevolking
  • Winstgevende ondernemingen
  • Voedselzekerheid voor de wereld
  • Beste beheerpraktijken, onderzoek en ontwikkeling om opbrengst te verhogen
  • Belastingbijdrage

De Groep teelt meerjarige gewassen en de meeste oliepalmen en rubberbomen worden geplant voor een opbrengstperiode van minstens 20 tot 25 jaar. Aangezien de plantages op lange termijn worden beheerd, moet SIPEF de ecologische, economische en sociale pijlers van zijn bedrijfsmodel zorgvuldig afwegen (zie pagina 28 van het Bedrijfsverslag). Als de Groep het belang van één van deze pijlers onderschat, zal het bedrijf niet duurzaam zijn. SIPEF gelooft dat het, door samen te werken met zijn klanten, sociale en ecologische ngo's, producenten, inwoners van omliggende dorpen, onderzoekers en andere bereidwillige stakeholders, de invoering van verantwoorde en duurzame standaarden in de sector kan bewerkstelligen en bevorderen. In de palmoliesector is het relevantste voorbeeld van samenwerking tussen alle betrokken partijen om een veeleisende mondiale standaard vast te leggen de RSPO. Daarom staat de Groep 100% achter de principes en criteria van de RSPO en streeft het bedrijf ernaar deze te overtreffen. In 2009 behaalde SIPEF als een van de eerste bedrijven in de wereld de RSPO-certificering voor Hargy Oil Palms Ltd, zowel voor zijn eigen plantage als voor al zijn circa 3 700 kleinschalige producenten. De thee- en bananenmarkten van de Groep zijn gecertificeerd op basis van het "Rainforest Alliance"-programma. Omdat er geen specifiek certificeringssysteem voor rubber bestaat, vroeg SIPEF in 2017 aan de "Rainforest Alliance" om zijn rubberactiviteiten te toetsen aan deze criteria, die volledig in lijn zijn met de SAN-normen ("Sustainable Agriculture Network").

De Groep wil niet alleen een goede buur zijn, maar is ook overtuigd van de noodzaak om goede relaties te onderhouden met de autoriteiten van de landen waar het bedrijf actief is en om burgerschap te tonen. Dit veronderstelt de volledige naleving van alle voorschriften die in deze landen gelden, waaronder de wettelijke en fiscale regels. Door belastingen te betalen in de landen waar zijn producten vandaan komen, draagt SIPEF bij aan het succes van de lokale gemeenschappen.

1. Verantwoordelijk plantagebeleid

In het Verantwoordelijk Plantagebeleid ("Responsible Plantations Policy" of RPP) zijn de basisprincipes en verbintenissen van SIPEF vastgelegd. Het is het richtsnoer voor alle activiteiten die worden uitgeoefend onder beheer van SIPEF. Het RPP bevat richtlijnen voor alle bedrijven van de Groep over hoe ze de ecologische en sociale impact van nieuwe ontwikkelingen en het beheer van bestaande plantages voortdurend moeten verbeteren. Er zijn "best management practices" (BMP's) ingevoerd om ervoor te zorgen dat land optimaal wordt gebruikt en het welzijn van alle stakeholders te garanderen.

De vier pijlers van het RPP van SIPEF zijn:

  • Verantwoorde sociale praktijken
  • Verantwoord plantage- en verwerkingsbeheer
  • Verantwoorde ontwikkeling van nieuwe activiteiten
  • Volledige traceerbaarheid

Het RPP is van toepassing op de exploitatie van alle plantages die worden beheerd door SIPEF, ongeacht het eigendomsbelang van de Groep, en op alle activiteiten van lokale producenten en omliggende boeren die producten aan de fabrieken van SIPEF leveren. Het RPP wordt jaarlijks herzien en indien nodig aangepast aan de evoluerende wettelijke, sociale en ecologische vereisten. SIPEF zal er waar mogelijk naar streven beter te doen dan de sectornormen. De recentste update van het RPP werd door de raad van bestuur goedgekeurd op 22 november 2019.

2. Certificeringen

Landbouw is een permanente activiteit en is dan ook onlosmakelijk verbonden met het welzijn van mensen en de ecosystemen waarvan zij afhangen. Daarom past de Groep werkmethoden toe die over een lange termijn een positieve impact op de natuurlijke en sociale omgeving hebben en streeft de Groep er ook naar deze voortdurend te verbeteren. Om zijn verplichtingen op het vlak van duurzame ontwikkeling na te komen en ervoor te zorgen dat overal goede praktijken worden

gevolgd, past het bedrijf de hoogste gebenchmarkte internationale normen toe en tracht het waar mogelijk nog beter te doen. In de loop der jaren zijn meer en meer operationele vestigingen gecertificeerd, met soms verschillende certificeringen per fabriek. Het algemene streefdoel van de Groep is dat alle bestaande palmoliefabrieken, rubberen theefabrieken, bananenverpakkingscentra en hun bevoorradingsbasissen (zowel de Groep zelf als kleinschalige telers) gecertificeerd zijn.

Aantal certificaties voor het laatste decennium

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
1 3 5 5 5 6 7 7 7 9 9
2 2 2 4 4 5 5 5 5 4
2 4 5 5 5
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2 3 5 5
1
1
4 8 10 10 12 13 17 21 23 28 30

* De tabel laat een daling zien ten opzichte van het cijfer van vorig jaar, aangezien de Dumai-terminal niet langer ISCC-gecertificeerd is. Er dient opgemerkt te worden dat SIPEF niet langer via deze haven verscheept.

Vergeleken met het laatste Duurzaamheidsverslag, waarin de gecertificeerde operationele eenheden werden vermeld, toont SIPEF voortaan het aantal werkelijke certificaten (die een of meer operationele eenheden kunnen bevatten).

SIPEF erkent dat traceerbaarheid van haar producten tot de bevoorradingsbasis en de verhandeling van alleen gecertificeerde duurzame fysieke palmolie de ultieme maatstaf van gecertificeerde duurzaamheid is.

30

van SIPEF in 2019

Hoewel SIPEF al meer dan honderd jaar duurzame landbouw bedrijft, begon zij pas in de 21e eeuw te werken met certificeringsnormen van betrouwbare derde instanties om over haar duurzaamheidsverbintenis te communiceren en naar een bredere groep stakeholders te luisteren, terwijl ze voortdurende verbetering blijft nastreven. In 2004 certificeerde SIPEF zijn oliepalmproductiegebieden in Papoea-Nieuw-Guinea volgens de ISO 14001-norm. In 2006 werden de banaanplantages gecertificeerd volgens de GLOBALG.A.P. norm. De eerste twee RSPOcertificeringen werden in 2009 toegekend in Papoea-Nieuw-Guinea. Dat was vooral voor Hargy Oil Palms Ltd een grote stap, omdat maar liefst de helft van de vruchtentrossen die in de fabrieken werden verwerkt afkomstig waren van ongeveer 3 700 gecertificeerde kleinschalige producen-Aantal certificeringen

ten. Zij behaalden hun certificering op hetzelfde moment in 2009 en blijven zich inzetten voor het behoud ervan. In 2010 werden de eerste twee Indonesische palmoliefabrieken gecertificeerd door RSPO, gevolgd door alle andere fabrieken in de periode tot 2017, het jaar waarin SIPEF de RSPO-gecertificeerde palmolie-extractiefabriek en bevoorradingsbasis in PT Dendymarker Indah Lestari (DIL) overnam. Daarnaast behaalde SIPEF in 2010 zijn eerste ISCC-certificering in Indonesië, "Indonesian Sustainable Palm Oil" (ISPO) in 2015, "Rainforest Alliance" voor al zijn thee- en rubberactiviteiten in 2016 en ten slotte de "Food Safety System Certification" (FSSC) voor zijn theebedrijven en het Fairtrade-label voor zijn bananen in 2019. In 2019 werd voor de theefabriek in Cibuni op klantenverzoek eveneens de Halal Assurance-certificering behaald. Deze normen worden hieronder meer in detail beschreven.

SIPEF erkent dat traceerbaarheid van haar producten tot de bevoorradingsbasis en de verhandeling van alleen gecertificeerde duurzame fysieke palmolie de ultieme maatstaf van gecertificeerde duurzaamheid is. SIPEF streeft er daarom naar 100% "Identity Preserved"-palmproducten aan te bieden op de markt. De enige uitzondering hierop is de fabriek van DIM, die "Mass Balance" (MB) gecertificeerd is omdat een deel van de bevoorradingsbasis nog niet gecertificeerd is. Meer bepaald zijn de bestaande lokale boeren en de vruchten afkomstig van de nieuw ontwikkelde plantages in Musi Rawas, die nog niet matuur zijn, nog niet gecertificeerd, hoewel de procedure hiervoor lopende is. SIPEF streeft ernaar de bevoorrading door lokale telers gecertificeerd te krijgen tegen 2021 en voor zijn kernplantages die momenteel in ontwikkeling zijn, de eerste plantages te laten certificeren door de RSPO tegen 2021 en het volledige areaal tegen 2026. De certificering van de plantages in Musi Rawas zal worden voortgezet naarmate ze matuur worden en zullen zo voldoen aan de voorwaarden van de definitieve leaseovereenkomst die is goedgekeurd door de overheid. Daardoor was 2,5% van de ruwe palmolie ("crude palm oil" of CPO) in 2018 niet gecertificeerd. In 2019 steeg dit cijfer naar 4,8% door de toenemende productie van de jonge plantages in Musi Rawas, die nog niet gecertificeerd kunnen worden.

SIPEF heeft zich als doel gesteld de RSPO-certificering te behalen voor al zijn palmoliefabrieken en zijn volledige bevoorradingsbasis, inclusief kleinschalige producenten.

Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO)

De RSPO werd in 2004 opgericht om de productie en het gebruik van duurzame palmolie te bevorderen. De oorspronkelijk oprichters waren het "Worldwide Fund for Nature" (WWF), Unilever, AAK, Migros en de "Malaysian Palm Oil Board" (MPOB). Hun strategie bestond erin de negatieve gevolgen van de uitbreiding van de palmolieproductie, in de eerste plaats ontbossing, te beperken en de positieve socio-economische impact ervan te promoten. Sinds de invoering is de RSPO-norm tweemaal herzien in overeenstemming met de ISEAL-verplichtingen ("International Social and Environmental Accreditation and Labelling"). De laatste aanpassing van de RSPO-norm heeft een volledig verbod op ontbossing ingevoerd, door te eisen dat zijn leden de HCSA ("High Carbon Stock Approach") toepassen. Deze aanpak werd ontwikkeld door een coalitie van producenten en ngo's waaronder Greenpeace, "Rainforest Action Network", WWF en andere organisaties (zie www. highcarbonstock.org voor meer informatie). De recent herziene RSPO-norm verbiedt ook de uitbreiding op veengronden en omvat speciale voorschriften voor de bescherming en het uiteindelijke herstel van bestaande veengronden die vóór het ontstaan van de RSPO werden ontwikkeld tot palmolieplantages. Daarnaast heeft de RSPO ook zijn standaardeisen met betrekking

tot arbeidsomstandigheden en de rechten van werknemers aangescherpt met de invoering van het verplichte 'degelijke loon' (zoals berekend op basis van de Ankermethode die wordt voorgeschreven door de "Global Living Wage Coalition"). Recent is ook een aparte norm ontwikkeld voor onafhankelijke kleinschalige producenten. Deze norm heeft het aantal indicatoren gereduceerd die nodig zijn om te bewijzen dat aan de criteria wordt voldaan en heeft een stapsgewijze procedure voor het behalen van de certificering ingevoerd. De vooruitgang van onafhankelijke lokale boeren wordt nu gemeten over meerdere jaren en beloond met toegang tot de RSPO-markt door RSPO "Credits" te verkopen via hun online "PalmTrace"-accounts.

De palmoliesector past momenteel van alle landbouwgewassen de meest veeleisende standaarden toe. Aangezien de productie van palmolie de hoofdactiviteit van SIPEF is, is deze standaard de allerbelangrijkste voor de Groep. SIPEF heeft zich als doel gesteld de RSPO-certificering te behalen voor al zijn palmoliefabrieken en zijn volledige bevoorradingsbasis, inclusief kleinschalige producenten. Het bedrijf is sinds 2005 aangesloten bij de RSPO. Het blijft actief bijdragen aan de werking van de RSPO en zetelt in de "Board of Governors" namens de telers uit de 'Rest van de Wereld', waarvoor het Papoea-Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden vertegenwoordigt. Bovendien is SIPEF medevoorzitter van de werkgroep "Jurisdiction" en een actief lid van de werkgroep "Biodiversity and High Conservation Values" (BHCV), de "werkgroep Peat" en de "gezamenlijke stuurgroep No Deforestation". SIPEF heeft meegewerkt aan beide herzieningen van de principes en criteria van de RSPO en is lid van het RSPO "National Interpretation Forum" in Papoea-Nieuw-Guinea.

Het beleid van SIPEF met betrekking tot het milieu, sociale aangelegenheden, respect voor de mensenrechten en corruptiebestrijding is in overeenstemming met de principes en criteria van de RSPO.

Andere erkende certificeringen, normen en sectororganisaties

Naast de RSPO-norm past het bedrijf verschillende andere erkende certificeringsnormen toe:

Indonesian Sustainable Palm Oil (ISPO)

Indonesië heeft een nationale certificeringsnorm voor duurzame palmolieproductie ingevoerd. Deze ISPO-norm is verplicht voor alle oliepalmplantages en palmoliefabrieken. De toepassing van de ISPO-norm weerspiegelt de grote inspanningen van de Indonesische overheid om de goede praktijken van de oliepalmsector aan te tonen. Vergelijkende onderzoeken tussen de ISPO-benchmarks en de RSPO-norm tonen aan dat de ISPO-norm ongeveer 80% van de RSPO-verplichtingen dekt. De zes fabrieken van de SIPEF-groep in Indonesië zijn ISPO-gecertificeerd.

International Sustainability and Carbon Certification (ISCC)

De ISCC-norm certificeert de naleving van de Europese richtlijn betreffende hernieuwbare energie ("Renewable Energy Directive" of RED). Dankzij de methaanopvanginstallaties in de palmolieoliefabrieken van de Groep wordt de uitstoot van broeikasgassen tijdens de productie van CPO beperkt, waardoor SIPEF zelfs beter doet dan voorgeschreven door de Europese richtlijn. De ISCC-norm is zeer strikt op het vlak van traceerbaarheid en transparantie, twee principes die ook voor SIPEF zeer belangrijk zijn. Momenteel zijn vier van de zes fabrieken van de Groep in Indonesië ISCC-gecertificeerd.

Begin 2017 werd ook het hoofdkantoor van de Groep in Antwerpen gecertificeerd, omdat elke schakel van de toeleveringsketen moet worden gecontroleerd volgens de nieuwe toeleveringsketennorm.

Het Clean Development Mechanism (CDM)

Het CDM is een van de drie 'flexibele mechanismen' die door het Kyotoprotocol van de Verenigde Naties zijn ingevoerd om de bindende doelstellingen tot beperking van de uitstoot van broeikasgassen te bereiken. Het mechanisme heeft twee belangrijke doelstellingen: enerzijds ontwikkelingslanden helpen om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen en anderzijds de landen met uitstootbeperkingsdoelstellingen in het kader van het Kyotoprotocol (ontwikkelde landen) te helpen deze doelstellingen te bereiken via de aankoop van compensaties die zijn gecreëerd door CDM-projecten.

Een brede waaier van projecten komt in aanmerking voor CDM-accreditatie, met uitzondering van kernenergie en projecten die tot ontbossing leiden. Zo kan het onder meer gaan om waterkracht- en windenergieprojecten, brandstofomschakelingsprogramma's en efficiëntieverbeteringen van industriële activiteiten. Een cruciale voorwaarde voor accreditatie is dat projectontwikkelaars het principe van 'additionaliteit' moeten bewijzen, namelijk dat de gerealiseerde uitstootbeperkingen een aanvulling zijn op wat anders zou zijn gebeurd. Dit wordt berekend op basis van een goedgekeurde methodologie waarbij de verwachte uitstoot van een bepaald project wordt afgetrokken van een hypothetisch emissiescenario 'in normale omstandigheden'. Momenteel lopen er CDM-projecten in vier van de negen fabrieken van SIPEF voor de beperking van de uitstoot van broeikasgassen door methaanopvang, affakkeling of elektriciteitsopwekking op basis van biogas.

Belgian Alliance for Sustainable Palm oil (BASP)

SIPEF is een stichtend lid van de BASP. Het belangrijkste doel van deze organisatie is het gebruik van gecertificeerde palmolie te promoten, vooral op de Belgische markt en in mindere mate op de hele Europese markt. SIPEF speelt een actieve rol als lid van het uitvoerend comité.

Rainforest Alliance

"Rainforest Alliance" is een algemeen erkend certificeringslabel, gebaseerd op de veeleisende "Sustainable Agriculture Standard" (SAS) van het "Sustainable Agriculture Network" (SAN). Een "Rainforest Alliance" certificering is een bevestiging van uitmuntende prestaties op milieu-, sociaal en economisch vlak. SIPEF heeft besloten de "Rainforest Alliance" certificering in te voeren voor zijn banaan- en theeproductie om de coördinatie van praktijken binnen de Groep te ondersteunen. De theeplantage van Cibuni (Indonesië) behaalde de "Rainforest Alliance"-certificering in de eerste helft van 2016 en de banaanactiviteiten (Ivoorkust) kregen de "Rainforest Alliance"-certificering halverwege datzelfde jaar. SIPEF deed in 2016 een beroep op "Rainforest Alliance" om audits uit te voeren op zijn rubberplantages. Na de inventarisatie en oplossing van de tekortkomingen werd de eerste rubberplantage en -fabriek in Palembang gecertificeerd in augustus 2017 en werden de andere twee rubberplantages van de Groep gecertificeerd in de loop van 2018. Alle certificeringen bleven het hele jaar 2019 van toepassing. De "Rainforest Alliance" heeft aangekondigd dat rubber van de lijst met gecertificeerde producten zal worden geschrapt. Ze hebben rubberproducenten aanbevolen in plaats daarvan te kiezen voor de "Forest Stewardship Council" (FSC), die hiervoor de beste norm is. Als gevolg hiervan wordt voor alle rubberactiviteiten van het bedrijf in 2020 overgestapt op de FSC-norm. Helaas is er nog geen tastbare marktvraag naar gecertificeerd duurzaam rubber.

Forest Stewardship Council (FSC)

De FSC stimuleert een ecologisch verantwoord, sociaal gunstig en economisch leefbaar beheer van de wereldwijde bossen. De echte waarde van bossen wordt wereldwijd erkend en is volledig geïntegreerd in de samenleving. FSC is de toonaangevende katalysator en drijvende kracht achter beter bosbeheer en een hervorming van de markt, door de wereldwijde trend met betrekking tot bossen om te vormen naar duurzaam gebruik, behoud, herstel en respect voor alles en iedereen.

Aangezien de "Rainforest Alliance" te kennen gaf dat ze vanaf 2021 niet meer op rubber zullen focussen en op specifiek verzoek van klanten van SIPEF, maakt het bedrijf momenteel werk van de FSC-certificering van zijn door "Rainforest Alliance" gecertificeerde rubberplantages en -fabrieken in 2020. De eerste audits zijn gepland en als er voldoende tijd is zouden alle audits voor het einde van het jaar voltooid moeten zijn.

Sustainable Natural Rubber Initiative (SNR-i)

De natuurrubbersector heeft ook zijn eigen standaard voor duurzame ontwikkeling, het SNR-i, dat is ontwikkeld door de "International Rubber Study Group" (IRSG). Het SNR-i is een forum voor verschillende stakeholders waarop de beste praktijken en andere relevante kwesties voor de hele sector worden besproken. Toegewijde deelnemers, waaronder SIPEF, hebben bij de IRSG formulieren ingediend waarin ze hun praktijken zelf beoordelen tegen de criteria van het SNR-i. SIPEF was een van de allereerste rubberplantagebedrijven die deelnam aan het SNR-i.

Global Platform for Sustainable Natural Rubber (GPSNR)

Het GPSNR is een internationale organisatie van verschillende stakeholders die vrijwillig lid zijn en als gezamenlijk doel hebben verbeteringen in de socio-economische en ecologische prestaties in de waardeketen van natuurrubber aan te voeren. Het GPSNR werd opgericht op initiatief van de CEO's van het "World Business Council for Sustainable Development" (WBCSD) "Tire Industry Project" (TIP) in november 2017. Het platform bestaat uit producenten, verwerkers en handelaars, bandenmakers en andere rubbermakers/-kopers, autobouwers, andere afnemers, financiële instellingen en vertegenwoordigers van het middenveld. SIPEF is lid sinds de oprichting van de organisatie en gelooft dat het bedrijf een rolmodel kan zijn vanwege zijn "Rainforest Alliance"-certificering.

GLOBALG.A.P.

GLOBALG.A.P. is een internationaal erkende verzameling normen voor landbouwbedrijven die focussen op goede landbouwpraktijken ("Good Agricultural Practices" of GAP). Het is een non-profitorganisatie die zich als doel heeft gesteld de voortdurende verbetering van GAP op het niveau van landbouwbedrijven te ondersteunen, om het vertrouwen in de veilige en duurzame productie van voedsel voor consumenten te waarborgen. De GLOBALG.A.P.-certificering omvat criteria voor voedselveiligheid en traceerbaarheid, milieuzorg (inclusief biodiversiteit), de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en dierenwelzijn. Geïntegreerd gewasbeheer ("Integrated Crop Management" of ICM), geïntegreerde bestrijding ("Integrated Pest Control" of IPC), kwaliteitsbeheersystemen ("Quality Management System" of QMS) en gevarenanalyse en kritische controlepunten ("Hazard Analysis and Critical Control Points" of HACCP) zijn onderdelen van de certificering. De bananenplantage van SIPEF in Ivoorkust, Plantations J. Eglin, is gecertificeerd sinds 2006. In augustus

2017 werden de horticultuuractiviteiten ook opgenomen tijdens de hercertificering van de banaanactiviteiten, aangezien hier veel vraag naar was bij de klanten.

Fairtrade

De Fairtrade-certificering is een alternatief voor de conventionele handel en is gebaseerd op een partnerschap tussen producenten en consumenten, met als doel het leven van mensen te verbeteren en armoede te bestrijden via eerlijke handelspraktijken. Het Fairtrade-certificeringssysteem is erop gericht consumenten de zekerheid te bieden dat de producten die zij kopen voldoen aan specifieke sociale, economische en milieunormen.

In 2019 was een van de drie bananenplantages (Motobé) van SIPEF, Plantations J. Eglin in Ivoorkust, gecertificeerd. De twee andere plantages mikken op een Fairtrade-certificering in 2021, omdat de marktvraag in een traag tempo aan het verschuiven is. Het is de bedoeling van het bedrijf om deze norm met de consumenten in de Europese markt te ontwikkelen.

Food Safety System Certification (FSSC)

In deze wereld met een groeiende bevolking neemt de behoefte aan betaalbare en veilige producten van goede kwaliteit toe. Bovendien willen consumenten steeds vaker dat deze producten op een sociaal verantwoorde en milieuvriendelijke manier worden geproduceerd. In dat kader biedt FSSC 22000 de consumentengoederenbedrijven een platform om zich te profileren als betrouwbaar merk. De FSSC 22000-certificering bewijst dat het beheersysteem voor voedselveiligheid van de onderneming voldoet aan de vereisten.

In 2019 behaalde Cibuni versie 4.1 van de "Food Safety System Certification" (FSSC 22000).

Halal Assurance System

Halal betekent in het Arabisch 'toegestaan'. Een als halal gecertificeerd product is een product dat toegestaan of aanvaardbaar is volgens de islamitische wet.

Het Halal Assurance System waarborgt de integriteit van halal voedsel tijdens de verwerkingsfase en vormt daarmee de bevestiging dat het geproduceerde voedsel halal en van goede kwaliteit is.

SIPEF behaalde deze certificering om te voldoen aan de specifieke vraag van de theeconsumenten. In september 2019 werd de Cibuni theeplantage als halal gecertificeerd.

International Organization for Standardization (ISO)

De ISO-normen zijn de best bekende wereldwijde normen voor goede praktijken en zijn van toepassing op alle processen en goederen. In 2004 werd het milieubeheersysteem van de Groep in Papoea-Nieuw-Guinea ISO 14001-gecertificeerd.

In 2018 behaalden de bedrijven van SIPEF in Indonesië de ISO 9001:2015 norm, met uitzondering van Musi Rawas en DIL. In 2019 werden alle bedrijven opgenomen in de ISO 9001:2015-certificering.

Sedex

Sedex is een van de belangrijkste dienstverleners voor ethische handel ter wereld. Deze organisatie streeft ernaar de arbeidsomstandigheden in wereldwijde bevoorradingsketens te verbeteren.

Sedex biedt praktische hulpmiddelen, diensten en een gemeenschapsnetwerk om bedrijven te helpen hun verantwoorde en duurzame bedrijfspraktijken te verbeteren en goederen verantwoord in te kopen.

Via Sedex kunnen bedrijven samenwerken om hun prestaties op sociaal en milieuvlak beter te beheren en mensen te beschermen die in de logistieke keten werken.

Plantations J. Eglin sloot zich in 2008 bij Sedex aan als leverancier om zijn klanten te bewijzen dat de materialen en goederen op verantwoorde wijze waren ingekocht bij een brede waaier van externe aanbieders.

De Groep houdt vandaag in totaal 30 certificeringen, die toegekend zijn aan alle operationele eenheden (negen palmoliefabrieken en hun bevoorradingsbasis met inbegrip van omliggende boeren, twee palmpitfabrieken, drie rubberfabrieken, één theeplantage en de volledige banaanactiviteit). Er zijn momenteel nog verschillende certificeringsaanvragen in behandeling, zoals de FSCcertificering voor de rubberactiviteiten en de verdere uitrol van de Fairtrade-certificering van de bananenplantages.

3. Traceerbaarheid

Traceerbaarheid is een sleutelelement van duurzaamheid. SIPEF gelooft sterk in de volledige transparantie van de bevoorradingsketen van goederen en moedigt transparantie aan. De consumenten hebben het recht om te weten waar de producten van de Groep vandaan komen. SIPEF zal informatie over de oorsprong van elke levering delen met zijn klanten en stakeholders. Alle goederen die SIPEF verkoopt, zijn volledig traceerbaar tot aan de plaats waar ze geproduceerd zijn, ongeacht of dat een plantage is die SIPEF zelf beheert of een verbonden perceel van een omliggende producent. De klanten van SIPEF stellen de traceerbaarheid en de zichtbaarheid met betrekking tot de oorsprong van de producten die zij inkopen zeer op prijs. SIPEF is uitstekend gewapend om zijn verbintenis tot volledige traceerbaarheid van de palmproducten, rubber, bananen en thee die het bedrijf levert waar te maken. De Groep past traceerbaarheid toe van het veld, zowel van de eigen plantages als van externe leveranciers, tot aan de haven. Alle grondstoffen die de fabrieken en verpakkingsstations binnenkomen zijn volledig geïdentificeerd en worden niet verwerkt als hun oorsprong onduidelijk is. Lokale producenten maken deel uit van

Zuiveringstank

Noten en vezelscheider VEZELS

Elektriciteit en stoom voor fabriek

RUWE PALMOLIE

PALMPITTEN

olie

OLIE

KOEKEN

methaan

Afvalwaterzuivering

Gegolfde molen

NOTEN

SCHELPEN

Stoomkrachtopwekking

Opslag ruwe palmolie

Opslag ruwe palmolie

Palmpitdroger

VERTREK PALMPITTEN

PALMPIT-KOEKEN

VERTREK RUWE PALMOLIE

Elektriciteit voor lokale werknemers

Kunstmeststoen Dierenvoeder

Palmpitpletterij

Ruwe palmpitolie

Ra naderij

de bevoorradingsbasis van SIPEF voor de productie van palmproducten. Het bedrijf steunt lokale boeren actief om een certificering te behalen, door hen gratis opleiding en advies te geven. De verbetering van hun vaardigheden en levensonderhoud levert een stabiele, transparante bevoorrading voor de fabrieken op, maar nog belangrijker is dat dit zorgt voor stabiele, harmonieuze gemeenschappen en partnerschappen. In 2018 verwelkomde de Groep in Indonesië de RSPOcertificering van een groep van 31 onafhankelijke kleinschalige producenten (Koperasi Serba Usaha Suka Makmur) die aan de UMW-fabriek van de

Plantage

Laadperron

FFB IN

COMPOST

Stoomtoevoer

Sterilisator Dorsmachine

FFB

Beluchte composteerinstallatie

LEGE TROSSEN

EFB

Vergister

VRUCHTEN

Pers

Centrifugescheiding

SIPEF-groep leveren om een volledig gescheiden productie van RSPO-palmolie voort te zetten.

Eind 2019 was de Groep al aangegroeid tot 299 leden.

4. Bestuursstructuur

SIPEF beschikt over de nodige bestuurs- en controle-instrumenten om de beslissingen uit te voeren met betrekking tot het beheer van de plantages en de toepassing en aanneming van het RPP.

Het bestuur van de holdingmaatschappij van de SIPEF-groep wordt gedetailleerd beschreven in de verklaring inzake deugdelijk bestuur op pagina 136 van het Bedrijfsverslag van 2019.

Op Groepsniveau staan er drie teams in voor het duurzaamheidsbeleid: de respectievelijke duurzaamheidsteams van Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. Elk team is samengesteld uit experts die verantwoordelijk zijn voor de duurzaamheid van de producten die in hun regio worden geteeld. Aan het hoofd van de teams in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea staat een "sustainability officer" die rechtstreeks rapporteert aan de plaatselijke "president director" (Indonesië) en CEO (Papoea-Nieuw-Guinea) en aan het executief comité en de gedelegeerd bestuurder van SIPEF.

Het Indonesische team bestaat uit 16 mensen, onder wie de "sustainability officer" van de Groep, en is verspreid over vier regio's: het hoofdkantoor in Medan telt zes duurzaamheidsexperts, Noord-Sumatra drie, Bengkulu vier en Musi Rawas drie.

In 2019 werd het Indonesische duurzaamheidsteam uitgebreid met een adviseur voor onderzoek en ontwikkeling in de afdeling Milieu en natuurbehoud om de activiteiten in lijn te brengen met de nieuwe, strengere principes en criteria die de RSPO in 2018 invoerde. In 2019 werd een nieuwe "sustainability officer" aangesteld.

De teams in Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust zijn kleiner en bestaan uit respectievelijk zes en twee experts.

De duurzaamheidsteams rapporteren aan de "president director", "CEO" en "general manager" van de regio en de teams van Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea aan de "sustainability officer" van SIPEF. Ze rapporteren allen rechtstreeks aan de gedelegeerd bestuurder van SIPEF. De "sustainability officer" geeft maandelijkse updates aan het executief comité. Minstens tweemaal per jaar wordt een duurzaamheidsrapport opgesteld voor de raad van bestuur.

5. Referentiemodel

Een strategie van duurzame ontwikkeling en verantwoorde praktijken kan niet bestaan zonder transparante communicatie.

In 2016 publiceerde SIPEF zijn eerste duurzaamheidsverslag in de vorm van een tweejaarlijks document. In 2018 verscheen de tweede editie van dit rapport met betrekking tot de boekjaren 2016 en 2017, opgebouwd rond de GRI-normen ("Global Reporting Initiative"). Beide documenten zijn beschikbaar op de website van SIPEF.

Sinds 3 september 2017 zijn beursgenoteerde bedrijven wettelijk verplicht om elk jaar een 'Verklaring van niet-financiële informatie' op te stellen, die integraal deel uitmaakt van het jaarverslag. In de jaarverslagen voor de boekjaren 2017 en 2018 is een dergelijke verklaring opgenomen.

SIPEF heeft besloten de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" of SDG's) van de Verenigde Naties te gebruiken als referentiemodel.

Dit hoofdstuk over duurzaamheid vertegenwoordigt de 'Verklaring van niet-financiële informatie' en vervangt het tweejaarlijkse duurzaamheidsverslag, dat normaal begin 2020 zou zijn gepubliceerd.

Ten slotte heeft SIPEF besloten de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" of SDG's) van de Verenigde Naties te gebruiken als referentiemodel waarnaar de wet van 3 september 2017 verwijst. Hoewel het verslag niet is opgesteld volgens het GRI-model, zijn er in het hele verslag verschillende links gelegd naar deze norm en de indicatoren ervan.

Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's)

De aanzet voor de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ("Sustainable Development Goals" of SDG's) werd in 2012 gegeven op de conferentie over duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties in Rio de Janeiro. Het doel was een reeks universele doelstellingen op te stellen om de dringende ecologische, politieke en economische problemen in de wereld aan te pakken. De SDG's komen in de plaats van de millenniumdoelstellingen ("Millennium Development Goals" of MDG's), die in 2000 het vertrekpunt vormden voor een wereldwijd actieplan tegen armoede en de onwaardige levensomstandigheden die daarmee gepaard gaan. De MDG's legden meetbare, universeel aanvaarde doelstellingen vast om extreme armoede en honger te bestrijden, dodelijke ziekten te voorkomen en basisonderwijs aan alle kinderen te verstrekken, naast andere ontwikkelingsdoelstellingen.

Om de doelstellingen opnieuw onder de aandacht te brengen en de klemtoon ervan deels te verschuiven, namen de Verenigde Naties (VN) het initiatief om duurzame ontwikkelingsdoelen naar voren te schuiven om armoede te beëindigen, ongelijkheid en onrechtvaardigheid te bestrijden en de planeet te beschermen. Deze doelstellingen moeten tegen 2030 worden bereikt. De lidstaten van de VN kwamen 17 SDG's overeen, die het kompas van de wereld voor duurzame ontwikkeling zijn geworden. Deze doelstellingen, die als één en ondeelbaar

VN-DOELSTELLINGEN WEERHOUDEN DOOR DE GROEP

moeten worden beschouwd, vertegenwoordigen de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: economisch, sociaal en milieugerelateerd.

Op welke manier de 17 doelstellingen ook met elkaar verbonden zijn, één ding staat vast: deze doelstellingen zijn een unieke samensmelting van twee wereldwijde agenda's, namelijk duurzame ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking.

Het RPP van SIPEF is in lijn met de grondbeginselen van de 17 SDG's en meer bepaald met de gedachte dat duurzaam ondernemen en succesvol zijn hand in hand gaan. Bovendien overlappen de doelstellingen van de RSPO met de SDG's, zij het dat de RSPO op palmolieactiviteiten focust, terwijl de SDG's gelden voor alle bedrijven zonder onderscheid. Aangezien de activiteiten van SIPEF niet beperkt zijn tot de productie van palmolie, is een breder model dan de RSPO-normen, zoals de SDG's, een betere basis voor de verslaggeving over de duurzaamheid van het bedrijf.

De raad van bestuur heeft op 10 september 2019 twaalf van de 17 ontwikkelingsdoelen uitgelicht die verband houden met de activiteiten van de Groep.

De twaalf doelstellingen werden op voorhand zorgvuldig gekozen door de "sustainability officers" van de Groep en de leden van het executief comité binnen het kader van de activiteiten van de Groep.

Om de verslaggeving efficiënt en beknopt te houden, werd er echter besloten een beperkt aantal van de 12 gekozen doelstellingen te gebruiken voor het Duurzaamheidsverslag, in verhouding tot de verschillende aspecten zoals weerspiegeld door de Materialiteitsmatrix van de Groep.

Daardoor is het Duurzaamheidsverslag van 2019 gebaseerd op de volgende doelstellingen:

DE VN-DOELSTELLINGEN WAAROP DIT VERSLAG IS GEBASEERD

Milieubeheer

Dit hoofdstuk over milieubeheer behandelt de effecten van de activiteiten van SIPEF met betrekking tot de uitstoot van broeikasgassen, landgebruik, watervervuiling en -gebruik en afvalverwerking. Net zoals voor de meeste bedrijven kunnen deze effecten ook voor SIPEF negatief zijn.

Het beleid van de Groep is al vele jaren toegespitst op het beperken van deze negatieve effecten en, sterker nog, op een betere bescherming van gebieden met een grote ecologische waarde en de herbebossing van aangetaste bossen en aanplantingsgebieden.

SIPEF FOCUST HAAR ACTIVITEITEN OP DE VOLGENDE VIER SDG'S:

Het bedrijf beschouwt deze SDG's als een uitdaging voor zijn activiteiten en onderneemt verschillende acties, die hieronder worden beschreven, om zijn prestaties af te stemmen op elk van deze doelstellingen.

1. Geen ontbossing - geen veengebieden

Ontbossing en het bebouwen van veengrond leidt tot een verlies van biodiversiteit en een vermindering van de bodemvruchtbaarheid en andere belangrijke ecologische processen zoals de voorziening van drinkbaar water en de opname en opslag van CO2. De omvorming van bossen in landbouwgrond verhoogt de broeikasgassen in de atmosfeer omdat CO2 die in die bossen was opgeslagen zo vrijkomt, met alle bekende gevolgen voor de natuur en de mensheid. SIPEF erkent ontbossing als een belangrijk negatief effect van de oprichting van nieuwe plantages en wil er alles aan doen om dit te vermijden. Daarom ziet SIPEF sinds november 2014 af van ontbossing door deze verbintenis op te nemen in haar RPP.

Naast de verbintenis om niet te ontbossen bepaalt het RPP ook dat SIPEF geen veengebieden zal ontwikkelen, ongeacht de diepte, in nieuwe plantages. SIPEF bezit echter verschillende historische plantages in veengebied. Al deze plantages op veenland worden geïnventariseerd, gedocumenteerd en gerapporteerd aan het RSPO-secretariaat om de beste beheerpraktijken ("best management practices" of BMP's) volgens de RSPO-vereisten te monitoren en te promoten.

2. Beste beheerpraktijken

SIPEF heeft zich altijd aangepast aan de veranderende sociale, economische en ecologische omstandigheden, en haar beleid is en blijft afgestemd op de best mogelijke praktijken.

Daarom bepaalt het RPP van SIPEF dat de Groep de 'beste beheerpraktijken' moet aannemen zodra die beschikbaar zijn en deze op verschillende gewassen en locaties moet toepassen. Door dat te doen, streeft de Groep ernaar een zo groot mogelijke positieve impact op het landschap te hebben en tegelijk eventuele negatieve gevolgen te beperken en waar mogelijk uit te sluiten. Het RPP schrijft voor dat BMP's moeten worden aangenomen en uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het land waarop plantages worden gevestigd optimaal wordt gebruikt.

3. HCV/HCS – oevergebieden, natuurbehoudgebieden

S I P E F p a s t d e H C V- m e t h o d e ( " H i g h Conservation Value") en de "High Carbon Stock Approach" (HCSA1 ) toe om erop toe te zien dat de uitbreiding van haar plantages niet leidt tot het verlies van HCV-gebieden, bossen en ecosysteemdiensten. De HCV van alle bestaande plantages is beoordeeld en erkend door de RSPO op het ogenblik van de oorspronkelijke evaluatie. In november 2018 keurde de RSPO de nieuwe standaard goed die naast HCV-evaluaties ook HCS-evaluaties vereist, om erop toe te zien dat oliepalmuitbreidingen niet tot ontbossing leiden.

SIPEF erkent ontbossing als een belangrijk negatief effect van de oprichting van nieuwe plantages en wil er alles aan doen om dit te vermijden. Daarom ziet SIPEF sinds november 2014 af van ontbossing door deze verbintenis op te nemen in haar RPP.

Nieuwe ontwikkelingen die werden beoordeeld voordat de huidige RSPO-standaard van kracht werd en waarvoor nog grond plantklaar wordt gemaakt, worden beoordeeld volgens de HCSmethode om te verhinderen dat er High Carbon Stock-bossen worden gekapt. Alle verdere nieuwe ontwikkelingsgebieden worden onderworpen aan een geïntegreerde HCV/HCS-evaluatie

1 www.highcarbonstock.org

door erkende inspecteurs van het HCV Resources Network2 , zoals vereist volgens de huidige RSPOnorm die in november 2018 werd aangenomen.

Zodra de HCV/HCS-gebieden geïdentificeerd zijn,

SIPEF past de HCV-methode ("High Conservation Value") en de "High Carbon Stock Approach" (HCSA) toe om erop toe te zien dat de uitbreiding van haar plantages niet leidt tot het verlies van HCV-gebieden, bossen en ecosysteemdiensten.

worden ze duidelijk afgebakend, actief beschermd en gemonitord om hun inherente waarde te behouden. De omliggende gemeenschappen worden geïnformeerd over het bestaan en de beheerverplichtingen van deze gebieden. Sommige HCVgebieden werden zelfs geïdentificeerd na overleg met plaatselijke gemeenschappen, zoals bossen die voor deze gemeenschappen een spirituele waarde hebben of een belangrijke bron van andere producten dan timmerhout zijn. Het beheer van deze maatschappelijke HCV-gebieden vereist dat ze toegankelijk blijven voor de gemeenschappen. De afbakening van andere gebieden die behouden moeten blijven gebeurt op basis van beoordelingen door derden of door het bedrijf zelf, rekening

houdend met de impact op landschapsniveau.

SIPEF gebruikte de HCSA-criteria al voordat ze werden ingevoerd door de RSPO-standaard in 2018. Deze aanpak maakt het mogelijk het beleid tegen ontbossing te implementeren door 'leefbaar natuurlijk bosgebied' en gemeenschapsland (gebieden die toebehoren aan plaatselijke gemeenschappen) te identificeren. In de praktijk vullen de twee benaderingen (HCV en HCSA) elkaar aan en zijn ze nu gecombineerd in één proces om te bepalen waar oliepalmgebieden kunnen worden ontwikkeld en waar niet. SIPEF past deze gecombineerde aanpak toe. Het resultaat van dergelijke evaluaties is een duidelijke afbakening van 'go'- en 'no-go'-gebieden.

HCSA werd oorspronkelijk ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen landen of landschappen met een gefragmenteerd bosareaal en deze met sterk beboste gebieden. Na vier jaar werd er besloten om geen onderscheid te maken in de methodologie, wat sterk beboste gebieden zoals Papoea-Nieuw-Guinea in een moeilijke positie plaatst met betrekking tot de groeivooruitzichten voor de palmoliesector, die een belangrijke bijdrage levert aan zijn economische ontwikkeling. De RSPO, die zich voor zijn standaard op de HCSA-methode heeft gebaseerd, heeft dit erkend en werkt aan een aanpassing van de methode voor speciale gevallen. SIPEF werkt samen met de RSPO aan deze aanpassing van de HCSA-methode om ervoor te zorgen dat er plaats is voor nieuwe RSPO-leden in sterk beboste gebieden, inclusief voor de kleinschalige producenten in deze gebieden, die volledig afhangen van de inkomsten uit hun oliepalmplantages.

2 www.hcvnetwork.org

3.1 SIPEF-stichting (Indonesië)

De Groep is ervan overtuigd dat plantagebedrijven verder kunnen en moeten kijken dan hun concessies, naar het bredere natuurlijke en sociale landschap, om positieve projecten te steunen of zelf op te richten. De langdurige aanwezigheid van de Groep kan worden gebruikt als een hefboom om een blijvende positieve impact te creëren.

Om dit doel te bereiken, participeert SIPEF via zijn stichting in verschillende projecten die de bescherming van belangrijke ecologische gebieden in Indonesië verbeteren. Yayasan SIPEF Indonesia is een stichting die SIPEF in 2009 hielp op te richten om gebieden met een grote ecologische waarde in Indonesië beter te beschermen. De stichting beheert momenteel twee projecten in het zuidwesten van Sumatra, meer bepaald in Mukomuko in de provincie Bengkulu.

schildpadbeschermingsproject

Het eerste is het schildpadbeschermingsproject in het natuurpark Air Hitam. Dit project wordt rechtstreeks door de Stichting beheerd in samenwerking met de functionaris voor natuurlijke rijkdommen en natuurbehoud van het departement Milieu en bosbouw van Bengkulu. Het ging in 2010 van start als een van de weinige beschermingsprojecten in Sumatra die worden uitgevoerd door de lokale bevolking. Twee dorpen werken samen om toezicht te houden op een strandzone van ongeveer vijf kilometer lang. Ze controleren of schildpadden er eieren hebben gelegd. De eieren worden verzameld om ze tegen varanen te beschermen en worden onder gecontroleerde omstandigheden uitgebroed, waarna de jonge schildpadjes worden vrijgelaten. Door veranderende oceaanstromen zijn er de afgelopen jaren veel keien aangespoeld op het strand, waardoor er minder plaats is voor de schildpadden. Toch was er in 2018 en 2019 een stijging van het aantal nesten. In 2017 werden er slechts 1 013 eieren

verzameld, maar het aantal steeg naar 2 935 in 2018 en naar 4 922 in 2019. Het gaat voornamelijk om eieren van warana's of dwergschildpadden (Lepidochelys olivacea) (4 846 eieren van warana's en 76 van lederschildpadden). In 2019 werden 2 734 babywarana's vrijgelaten. Helaas kwam geen enkele van de lederschildpadeieren uit. Er loopt momenteel een onderzoek om het vrijlatingspercentage te verhogen. 2 734 In 2019 werden 2 734 babywarana's vrijgelaten

SIPEF blijft steun bieden aan de lokale autoriteiten en de dorpsbewoners die zich inzetten voor het project, zodat alles in gereedheid is wanneer de omstandigheden op het strand verbeteren en de schildpadden weer massaal aan land zullen komen. Voor het eerst in zeven jaar legde de lederschildpad (Dermochelys coriacea) in 2018 weer eieren op dit strand. Door een systeem dat de wetenschap nog niet volledig kan verklaren keren zeeschildpadden altijd terug naar het strand waar ze geboren zijn. Het is de ambitie van SIPEF dat er in de komende jaren nog veel meer schildpadden deze stranden zullen bezoeken om eieren te leggen, zodat ook de toekomstige generaties van dit wonder kunnen genieten.

SIPEF Biodiversity Indonesia (SBI)

Het tweede project is SIPEF Biodiversity Indonesia (SBI), een bosbeheereenheid die het ecosysteem herstelt. Omdat het Indonesische departement Milieu en bosbouw vergunningen voor het herstel van ecosystemen alleen aan rechtspersonen toekent, kon de Stichting niet rechtstreeks optreden, maar werd een naamloze vennootschap opgericht, SBI.

SBI is het grootste project van de Stichting. De SIPEF-groep heeft een jaarlijks budget van USD 200 000 uitgetrokken voor het project.

SBI beheert een bos van 12 656 hectare dat een buffer vormt voor het nationaal park Kerinci Seblat en ecosysteemdiensten biedt aan de bevolking stroomafwaarts van de waterscheiding. In dit gebied leeft de bedreigde Sumatraanse tijger (Panthera tigris sumatrae). Het is een van slechts 16 projecten in Indonesië die van het Indonesische ministerie voor bosbouw een vergunning voor wederopbouw van het ecosysteem hebben gekregen voor een periode van 60 jaar. In het kantoor van SBI in Mukomuko werken

veertig mensen, van ervaren boswachters tot pas afgestudeerden, die meestal uit de omliggende dorpen komen.

In 2015 werden de eerste patrouilles uitgevoerd en werden cameravallen geïnstalleerd. Het doel van de patrouilles is de illegale houtkap, de illegale aanplanting van oliepalmen en het stropen tegen te gaan. In 2015 registreerde het SBI-team 1 083 mandagen aan patrouilles, in vergelijking met 1 147 in 2018 en 1 222 in 2019. Deze cijfers tonen aan dat illegale houtkap nog steeds een duidelijke bedreiging vormt en dat de nauwe samenwerking met de dienst Bosbouw en de beveiligingsdien sten om dit probleem aan te pakken moet worden voortgezet.

In 2016 voerden groepen uit de plaatselijke gemeenschappen voor het eerst herbebossings werkzaamheden in het projectgebied uit. Intussen werden verschillende groepen bosboeren opge richt en heeft het project bijna zijn volledige capaciteit bereikt. De bosboeren vormen een essentieel onderdeel van het project en zijn even belangrijk voor het succes op lange termijn als de patrouilles. Hun hechte relatie met SBI zorgt ervoor dat de omliggende gemeenschappen de doelen van het project begrijpen en in grote mate ondersteunen. Onder toezicht van SBI beheren de bosboeren een deel van de meest getroffen gebieden die geregistreerd zijn bij de dienst Bosbouw. Op de percelen worden alleen bomen aangeplant, namelijk een mix van meer dan twin tig fruitsoorten, rubber en houtsoorten. Eind 2018 waren er acht kweektuinen operationeel, waar van er vijf door de stichting beheerd worden en drie door de dorpsbewoners. De beplanting van aangetaste bosgebieden gaat gestaag voort. In 2018 werden 20 hectare in ere hersteld, in 2019 51 hectare. Daarnaast werden in totaal respectie velijk 206 hectare (in 2018) en 340 hectare (in 2019) verstoorde natuurlijke bosgebieden actief beheerd om bij te dragen aan het natuurlijke

herstel van ecologisch waardevolle bomen. Het SBI-project beheert het op één na grootste her beboste gebied van alle 16 ecosysteemherstelpro jecten. Er worden nog steeds oliepalmen gekapt die illegaal in het projectgebied groeien. In 2017 werden in het projectgebied 1 438 palmen gekapt, 62 in 2018 en 73 in 2019. Dat gebeurt met instem ming van de telers, die de situatie met betrekking tot de landrechten en natuurbehoud begrijpen. De meeste van deze telers hebben zich aangeslo ten bij de projectgroepen. SBI investeert actief in opleiding en de ontwikkeling van kennis en vaardigheden ter ondersteuning van alternatieve manieren om de kost te verdienen die bijdragen tot het behoud van het gebied.

SBI heeft vier basiskampen, waarvan het recent ste in 2019 werd gebouwd. Elk basiskamp heeft een brandtoren en vervult drie hoofdtaken: een permanente aanwezigheid op bekende toe gangspunten tot het project, verzamelplaats voor patrouilles en biodiversiteitsmonitoring en kweektuin voor toekomstige beplantingen. De meest dankbare activiteiten van het project zijn de cameravallen en de biodiversiteitsmo nitoring. Dat blijkt uit de rijke megafauna die in het gebied is waargenomen: de ernstig bedreigde Sumatraanse tijger (Panthera tigris sondaica), de Sumatraanse nevelpanter (Neofelis diardi diardi), de Maleise beer (Helarctos malayanus), tapirs, de Sumatraanse muntjak (Muntiacus montanus) en de grote argusfazant. Er werden ook twee zeld zame soorten gezien: een vrij grote Aziatische goudkat en wilde honden (Cuon alpinus). Deze positieve evolutie stimuleert de SIPEF-stichting om verder te gaan op de ingeslagen weg.

3.2 Herbebossingsprogramma (Ivoorkust)

SIPEF heeft ook een herbebossingsprogramma in Ivoorkust. Het bosareaal in Ivoorkust is teruggelopen van 16 miljoen hectare in 1960 naar minder dan 3 miljoen hectare in 2010.

Plantations J. Eglin, het bananenbedrijf van SIPEF, is zich goed bewust van het belang van bossen voor het behoud van biodiversiteit én voor het klimaat. Daarom heeft het bedrijf, na een onderzoek in 2010 over het geïntegreerde beheer van flora en fauna op zijn productielocaties, een herbebossingsplan ingevoerd voor laag liggende gebieden die niet geschikt zijn voor de bananenteelt, voornamelijk op de sites van Azaguié en Agboville.

Op deze twee locaties werden tussen 2010 en 2019 meer dan 150 000 Gmelina- en teakbomen geplant op in totaal 132 hectare, wat overeenkomt met 8% van de oppervlakte van het bedrijf.

Deze gebieden werden hoofdzakelijk beplant met Gmelina (96%), dat beter geschikt is voor het laagland dan teak (4%), dat beter gedijt op heuvels.

BEPLANT GEBIED (IN HA) AANGEPLANTE OPMERKINGEN
JAAR AZAGUIÉ AGBOVILLE SOORTEN
2010 5,5 21 Gmelina arborea
/ Tectona grandis
Het totale beplante areaal in Agboville eind 2010 was 31 hectare.
10 hectare met teakbomen had echter sterk te lijden onder waterover
last in de laag liggende gebieden. Deze soort werd vervolgens vervangen
door Gmelina.
2011 1 10 Gmelina arborea 10 hectare Gmelina aangeplant in plaats van de 10 hectare teak die in
2010 verloren ging in Agboville.
2012 10 11,5 Gmelina arborea
2013 17,7 28 Gmelina arborea
2014 0 12 Gmelina arborea
2016 4 4 Gmelina arborea
2019 7,3 - Gmelina arborea
TOTAAL 45,5 86,5

Details van de bebossing per site en per jaar:

537

Verbeterde houtovens vervangen de traditionele kookvuren op 3 stenen

Naast hun ecologische waarde zijn Gmelinaen teakbomen ook commercieel interessante houtsoorten. Gmelina is een zeer snel groeiende soort die na 15 jaar kan worden geëxploiteerd, op voorwaarde dat de juiste bosbouwtechnieken worden gebruikt. Ze kunnen 30 à 40 meter hoog worden, met een diameter van 80 tot 140 cm, en het hout wordt gebruikt voor kratten, vezel- en spaanplaten, beelden, meubels, lucifers, instrumenten, pulp van hoge kwaliteit, potloden enzovoort. In overleg met de SIPEF-groep onderzocht het algemene management van het bedrijf de verschillende opties voor de toekomstige uitbating van de percelen als bosgebieden. In het kader van dit onderzoek werden de bomen in elk perceel geteld en werden de bomen aangeduid die moesten worden gerooid voor niet-commerciële uitdunning, zodat de overblijvende bomen sneller zouden kunnen groeien en hun commerciële waarde zou stijgen. Momenteel worden de exploitatiemogelijkheden geëvalueerd voor het gebruik van de gerooide bomen als houtskool of als brandhout voor bakkerijen. Deze uitdunning zou 2 000 ton hout moeten opleveren.

3.3 Vermindering van gebruik van hout als brandstof (Ivoorkust)

Hout is de belangrijkste brandstof om te koken in de landelijke gebieden waar de plantages gevestigd zijn. Plantations J. Eglin voert campagnes om het houtverbruik van gezinnen op de sites te verminderen, in parallel met de bewustmaking van de werknemers en de aanleg van bosgebieden. In 2018 werd een prototype van een verbeterde houtoven ontwikkeld en na verschillende tests algemeen ingevoerd, zowel in bestaande als in nieuwe wooneenheden. Tegen eind 2019 werden in totaal 537 verbeterde houtovens gebouwd ter vervanging van de traditionele kookvuren op drie stenen die de gezinnen gebruikten.

Deze verbeterde houtovens hebben de volgende voordelen:

  • 60-70% minder houtverbruik
  • Tijdbesparing bij het koken, omdat twee maaltijden tegelijk kunnen worden bereid in de nieuwe houtoven
  • Een makkelijker leven voor de gezinnen, omdat er minder brandhout moet worden verzameld
  • Bescherming van de gezondheid van de mensen, omdat ze minder worden blootgesteld aan de rook, die wordt afgevoerd door een schoorsteen, in tegenstelling tot de traditionele vuren op drie stenen
  • Bescherming van de gebouwen, die minder worden blootgesteld aan de rook

4. Uitstoot van broeikasgassen

In de afgelopen jaren heeft SIPEF zich ingezet om zijn uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zoals verankerd in zijn RPP. In het licht hiervan heeft SIPEF verschillende stappen gezet om zijn uitstoot te verminderen. SIPEF onderzoekt momenteel de mogelijkheid om CO2-neutraal te worden. Het bedrijf is zich ervan bewust dat een goed begrip van de historische en huidige emissies van de Groep noodzakelijk zal zijn om hiervoor een realistische doelstelling naar voren te schuiven.

Elke vorm van landbouw gaat gepaard met de uitstoot van broeikasgassen. De belangrijkste bronnen van broeikasgassen zijn het vrijkomen van CO2 bij de herbestemming van gronden; veenoxidatie; anaerobe ontbinding en methaanvorming van rubber- en palmolieafval; het vrijkomen van distikstofmonoxide bij het gebruik van meststoffen; en emissies van voertuigen en machines die worden gebruikt tijdens de operaties.

SIPEF verbiedt ontbossing en uitbreidingen in veengebied. Dat zal de uitstoot door de omvorming van secundair bos in landbouwgrond verminderen. Veengebieden slaan grote hoeveelheden koolstof op, die, wanneer de gebieden worden drooggelegd om er gewassen op te telen, wordt omgezet in koolstofdioxide via ontbinding door aerobe bacteriën (respiratie) en in sommige gevallen door brand (oxidatie). De snelheid van ontbinding wordt afgeremd bij een hoge grondwaterstand. Zoals reeds vermeld, heeft SIPEF zich ertoe verbonden geen nieuwe plantages op veengrond aan te leggen en daaraan zijn ook beste beheerpraktijken verbonden om de ontbinding en branden in veengebied te beperken.

De op één na grootste emissiefactor na het verdwijnen van natuurlijke vegetatie is de uitstoot van methaan door fabrieksafvalwater. De grootste bron van afvalstromen zijn de palmoliefabrieken. De organische materie in dit afvalwater is rijk aan voedingsstoffen. Een deel van het zuiveringsproces om de organische materie in afvalwater van palmoliefabrieken te verminderen maakt gebruik van anaerobe bacteriën.

Helaas komt bij dit proces methaan vrij, dat een krachtig broeikasgas is. Om te voorkomen dat er methaan in de atmosfeer komt, wordt het gas afgefakkeld of verbrand in biogasinstallaties. Dit laatste systeem vervangt elektriciteit van het net, die in alle operationele gebieden van de Groep wordt geproduceerd met behulp van steenkool- of dieselgeneratoren wanneer er geen aansluiting op het stroomnet is.

VESTIGING OPVANGSYSTEEM TON CO2
UITGESTOTEN OF
VERMEDEN IN 2018
TON CO2
UITGESTOTEN OF
VERMEDEN IN 2019
INDONESIË
NOORD-SUMATRA
BMPOM Aerobe compost + methaanopvang 22 397,89 15 039,28
PLPOM Reactorvat + methaanopvang 22 502,45 24 115,07
UMWPOM Reactorvat + methaanopvang 28 927,65 34 277,88
BENGKULU
MMPOM Reactorvat + biogasinstallatie 50 980,50 44 866,46
BTPOM Afvalwaterbekkens 27 221,41 23 681,39
MUSI RAWAS
DILPOM Afvalwaterbekkens 5 525,64 7 528,39
PAPOEA-NIEUW-GUINEA
HARGY POM Afvalwaterbekkens 999,49 1 324,01
BAREMA POM Reactorvat + methaanopvang 5 960,99 4 654,72
NAVO POM Afvalwaterbekkens 1 337,90 642,91
VERMEDEN 130 769,48 122 953,41
UITGESTOTEN 35 084,44 33 176,70

Uitstoot van broeikasgassen door afvalwater van palmoliefabrieken

Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, heeft SIPEF momenteel methaanopvanginstallaties in vijf van de negen palmoliefabrieken. Door het methaangas op te vangen dat wordt geproduceerd in de vergisters, en het ofwel af te fakkelen of er elektriciteit mee te produceren, wordt er een groot deel van de uitstoot van broeikasgassen vermeden. Alle methaanopvangsystemen die in de fabrieken zijn geïnstalleerd zijn geregistreerd in de "UN Framework Convention on Climate Change" (UNFCCC) en voldoen aan de normen van het "Clean Development Mechanism" (CDM), dat de gebruikte technieken valideert.

Het is de bedoeling van de SIPEF-groep om in de toekomst alle palmoliefabrieken uit te rusten met methaanopvang- en preventiesystemen, naarmate de technologie beschikbaar en betaalbaar wordt. Verdere investeringen in biogasgeneratoren hangen af van de verbintenissen van de elektriciteitsmaatschappijen, die sinds begin 2019 niet meer betalen voor de aan het net geleverde elektriciteit. Deze inkomsten zijn essentieel om de investeringen economisch rendabel te houden.

In de afgelopen jaren werden er in Indonesië drie belangrijke projecten op touw gezet om de uitstoot van methaangas zoveel mogelijk te beperken:

• De palmoliefabriek van Mukomuko was de eerste die werd uitgerust met een bioreactor met methaanopvang. Het methaangas werd aanvankelijk als brandstof voor een van de ketels gebruikt. Vervolgens werd een generator op biogas geïnstalleerd om elektriciteit te produceren.

Biogasmotor in Mukomuko De bioreactortank van de palmoliefabriek van Perlabian

Deze stroom wordt gebruikt voor de werking van de fabriek en voor andere activiteiten van het bedrijf, zoals het drogen van de rubberblokken die in de nabijgelegen rubberfabriek worden geproduceerd. Ook het elektriciteitsgebruik van de centrale werkplaats, de directiekantoren en de woningen op het terrein van het bedrijf wordt gedekt door deze generator.

Daarnaast leverde SIPEF ook elektriciteit aan het openbare stroomnet. Deze leveringen werden echter stopgezet omdat er niet meer werd voor betaald.

  • In de palmoliefabriek van Perlabian werd het afgedekte bekken vervangen door een bioreactor om de methaanopvang en -insluiting van het proces verder te verbeteren.
  • Ten slotte werd in Bukit Maradja eind 2017 een composteersysteem in gebruik genomen dat compost van hoge kwaliteit produceert. Het systeem zorgt voor constante aerobe omstandigheden zodat er geen methaan wordt geproduceerd tijdens de compostering. Dat effect wordt bereikt door de bodem te beluchten en de compost achtereenvolgens van de ene bunker naar de an-

dere te brengen. Het zuurstofgehalte en de temperatuur worden constant gemonitord en geregistreerd. Het hele proces gebeurt in aerobe omstandigheden, zodat er geen methaan wordt geproduceerd.

De composteerinstallatie van Bukit Maradja is de eerste in zijn soort. De fabriek kreeg zo een gesloten kringloop die de voedingsstoffen die vroeger verloren gingen via de lozing van afvalwater maximaal recycleert. Door de compost weer op het veld te verspreiden, worden er minder chemische meststoffen gebruikt die grote hoeveelheden N20 uitstoten, een broeikasgas dat 310 maal krachtiger is dan CO2. Niet alleen zorgt de compost voor een drastische vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, het natuurlijke product verbetert ook het 'bodemleven', een term die wordt gebruikt om de biologische omstandigheden te beschrijven die noodzakelijk zijn voor hoge opbrengsten in de plantages.

In Bukit Maradja werd eind 2017 een composteersysteem in gebruik genomen

De historische uitstoot van broeikasgassen voor de RSPO-gecertificeerde palmoliesites van SIPEF wordt sinds 2014 geraamd op basis van de berekeningsmethode voor broeikasgassen van de RSPO. De berekeningsmethode maakt een schatting van de belangrijkste bronnen van broeikasgassen en weegt deze af tegen de vastlegging van koolstof in de oliepalmen en in de producten en bijproducten van de fabrieken. Al deze cijfers worden

In de plantage van Bukit Maradja verwerkt een composteersysteem 100% van de EFB's en het afvalwater tot organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. De compost wordt als bodemverbeteraar in de plantages gebruikt.

omgezet in koolstofdioxide-equivalenten (CO2e) over de volledige levensduur van de gewassen en uitgedrukt in CO2e per ton ruwe palmolie (CPO). De productie van CPO gaat gepaard met de uitstoot van broeikasgassen vanwege de verandering van grondgebruik (d.w.z. verdwijnen van bossen), de aanplanting in veengebieden, het afvalwater van palmoliefabrieken, het gebruik van meststoffen en het gebruik van brandstoffen. Hoewel sommige van deze uitstootfactoren zijn veranderd omdat het bedrijf ontbossing en nieuwe ontwikkelingen op veengronden verbiedt, zijn de ramingen gebaseerd op de volledige levenscyclus van de palm en worden emissies uit het verleden meegerekend. SIPEF heeft deze berekeningen uitgevoerd voor al zijn RSPO-gecertificeerde bevoorradingsbasissen, maar niet voor zijn nog niet gecertificeerde plantages. Daarnaast zijn er nog geen soortgelijke berekeningen uitgevoerd voor de uitstoot van de rubber-, thee- of bananenteelt. Ten slotte is er nog geen raming gemaakt van de koolstof die wordt opgeslagen en vastgelegd door het biodiversiteitsproject van SBI, waarbij SIPEF zich actief heeft ingezet voor de bescherming en wederopbouw van meer dan 12 000 hectare HCV-bossen. SIPEF wil daarom alle factoren in verband met de uitstoot en opname van broeikasgassen door al zijn operaties berekenen tegen 2020. Op basis hiervan zal SIPEF dan realistische doelstellingen voor de beperking van zijn uitstoot opstellen, en een strategie om deze doelstellingen na te streven. Die strategie en doelstellingen zullen in het Duurzaamheidsverslag van 2020 worden toegelicht.

Bovendien controleert SIPEF het gebruik van fossiele brandstoffen door zijn activiteiten en voert het maatregelen in om dit gebruik te beperken. SIPEF houdt zijn brandstofgebruik bij en streeft ernaar dit te verlagen om zowel de rendabiliteit van zijn operaties te verhogen als de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Zoals blijkt uit de onderstaande tabel is de brandstofefficiëntie, uitgedrukt als het aantal liter diesel dat wordt gebruikt per ton verkocht product, aan het verbeteren.

GEBRUIK VAN FOSSIELE BRANDSTOFFEN (IN LITER DIESEL/TON VOOR FFB/RUBBER/THEE)

De cijfers voor palmolie hebben betrekking op Indonesië en Papoea-Nieuw- Guinea. In Indonesië worden minder fossiele brandstoffen gebruikt omdat de fabrieken er worden aangedreven door elektriciteit die direct wordt geleverd door het openbare net of die wordt opgewekt door de methaanopvangsystemen die gebouwd zijn in de fabrieken die hun eigen elektriciteit produceren. In Papoea-Nieuw-Guinea daarentegen wordt de meeste elektriciteit geproduceerd door dieselgeneratoren. Daarom ligt het gebruik van fossiele brandstoffen er hoger dan in Indonesië.

In de rubberbedrijven is het gebruik van fossiele brandstoffen in 2018 en 2019 drastisch gedaald dankzij de vervanging van dieselbranders door gasbranders voor het drogen van rubber.

Het gebruik van fossiele brandstoffen voor de theeactiviteiten is eveneens duidelijk verbeterd vanaf 2016, het jaar waarin de fabrieken met behulp van waterturbines zelf elektriciteit begonnen te produceren. In 2018 schakelden de theefabrieken bijna volledig over naar het openbare stroomnet.

De verpakkingsstations voor bananen draaien volledig op elektriciteit van het openbare net.

5. Gebruik van chemicaliën

5.1 Meststoffen

Meststoffen zijn noodzakelijk om de productiviteit in stand te houden. Voedingsstoffen die worden afgevoerd bij de verkoop van landbouwproducten moeten worden teruggegeven aan de bodem om de groei van leven in de toekomst te bevorderen. Meststoffen vormen een van de grootste kosten voor de operaties en de Groep levert inspanningen om het gebruik van minerale meststoffen te beperken en ze beter te benutten of te vervangen door organische meststoffen.

Alle lege vruchtentrossen ("empty fruit bunches" of EFB's) van de palmoliefabrieken van de Groep worden over de velden verspreid om de resterende voedingsstoffen en organische materie terug in het veld te brengen. In de plantage van Bukit Maradja verwerkt een composteersysteem 100% van de EFB's en het afvalwater tot organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. De compost wordt als bodemverbeteraar in de plantages gebruikt. Op deze manier kan SIPEF het gebruik van minerale meststoffen verminderen. Er wordt verwacht dat de compost meer dan 60% van de minerale meststoffen in de plantage van Bukit Maradja zal vervangen.

5.2 Pesticiden

Het gebruik van pesticiden wordt grondig gecontroleerd. Voor alle operaties worden geïntegreerde bestrijdingsplannen ("integrated pest management" of IPM) opgesteld, die jaarlijks worden geëvalueerd. Ook de veiligheid en werkzaamheid van alle actieve bestanddelen worden jaarlijks gecontroleerd. Pesticiden uit de categorieën 'Ia' en 'Ib' van de Wereldgezondheidsorganisatie worden alleen gebruikt als er geen doeltreffende alternatieven zijn. Voor het gebruik van dergelijke pesticiden moet geval per geval schriftelijke toestemming worden verleend door de lokale directie. Alle thee-, rubber- en bananenplantages van de Groep zijn gecertificeerd volgens de "Rainforest Alliance"-standaard en passen dus geen pesticiden toe die voorkomen op de lijst van pesticiden die verboden zijn volgens deze standaard (www. rainforest-alliance.org/business/resource-item/ lists-for-pesticide-management/). De lijst met verboden pesticiden van de "Rainforest Alliance" wordt regelmatig bijgewerkt door technische experts van de Universiteit van Oregon en is de strengste norm die bestaat voor de sector. Het actieve bestanddeel paraquat werd in juli 2016 uitgefaseerd in alle activiteiten van SIPEF.

Alle permanente of tijdelijke arbeiders die met pesticiden werken krijgen specifieke opleidingen en aangepaste uitrusting en hun gezondheid wordt regelmatig gecontroleerd.

Voor alle teelten van de Groep worden IPMsystemen toegepast. IPM is een holistisch concept waarbij pesticiden één element van ongediertebestrijding zijn, maar niet het enige. Een goed bestrijdingsplan moet ook specifieke, doelgerichte landbouwpraktijken bevatten. Zo kunnen de populaties van neushoornkevers (Oryctes), die een ernstige bedreiging vormen voor jonge palmen, onder controle worden gehouden door op het ogenblik van herbeplanting oude palmstammen te kappen om de habitat van de Orycteslarven te verkleinen. Door deze ingreep wordt het overmatig gebruik van pesticiden tegengegaan. SIPEF stimuleert de aanwezigheid van natuurlijke roofdieren zoals kerkuilen en grijze wouwen op zijn plantages om de populaties van knaagdieren binnen de perken te houden. De plantages van Agro Muko investeren fors in nestkasten voor uilen. Tot nu toe zijn er 130 nestkasten gebouwd, waarvan er 70% bezet zijn. De aanwezigheid van de uilen helpt de rattenpopulatie onder controle te houden en zo het gebruik van rodenticiden door de Groep te verminderen.

Wanneer pesticiden toch noodzakelijk zijn, worden ze zo optimaal mogelijk gebruikt. De werknemers op het veld en landbouwkundigen houden tellingen van de ziekten en plagen bij. Wanneer bepaalde drempels worden overschreden, worden pesticiden ingezet, maar op een gecontroleerde, nauwkeurig afgemeten manier. Op de bananenplantages wordt veel aandacht besteed aan het voorkomen van resistentieopbouw tegen pesticiden. De verschillende actieve bestanddelen worden regelmatig gewisseld, zodat lage concentraties pesticiden maximaal effect blijven hebben. De Groep voert uiterst precieze instrumenten in voor de monitoring van het pesticidegebruik per plantageperceel. De strategie van de Groep is erop gericht de efficiëntie van het gebruik van pesticiden te verbeteren om de kosten van de plantages te verminderen en tegelijk het milieu te beschermen.

5.3 Compost

Onverwerkte EFB's zijn zeer vochtig en daarom ongeschikt als brandstof voor de ketels. Daarnaast zijn ze te groot om efficiënt te worden verbrand in een biomassacentrale. Maar sinds enkele jaren worden EFB's gerecycled tot compost.

Eind 2017 werd het eerste composteersysteem in gebruik genomen op de plantage van Bukit Maradja. De installatie bestaat uit acht beluchte bunkers en verwerkt 100% van de EFB's en het afvalwater tot organische meststof met een hoog voedingsstoffengehalte. Het systeem, dat voldoet aan de normen van de "International Sustainability and Carbon Certification" (ISCC), verwerkt ook bezinksel uit de decanteerinstallatie en ketelas. Het houdt de aerobe omstandigheden op een constant peil zodat er geen methaan

wordt geproduceerd tijdens

de compostering.

55 951 m3

Afvalwater werd in 2019 gerecycleerd en gebruikt op de plantages

In 2018 en 2019 werden respectievelijk 20 755 ton en 21 261 ton EFB's, en 55 014 m³ en 55 951 m³ afvalwater van de palmolie-extractiefabriek van Bukit Maradja gerecycleerd en op de plantages gebruikt als bodemverbeteraar, ter vervanging van kunstmest.

Er wordt verwacht dat de compost meer dan 60% van de minerale meststoffen in de plantage van Bukit Maradja zal vervangen.

6. Waterbeheer

Water is een kostbare grondstof waar zo zorgvuldig mogelijk mee moet worden omgesprongen. De vervuiling van waterwegen wordt tegengegaan door oeverstroken van verschillende breedte in stand te houden, afhankelijk van de lokale voorschriften en de beste bekende praktijken.

Aangezien geen enkele van de gewassen die de Groep in Zuidoost-Azië teelt wordt geïrrigeerd, wordt water hoofdzakelijk gebruikt voor verwerkingsactiviteiten en door de werknemers en hun gezinnen. In de oliepalmactiviteiten gebruiken de oudere fabrieken doorgaans meer water per ton FFB dan nieuwe, beter ontworpen fabrieken. Sinds 2017 werden de operaties stap voor stap verbeterd, met als doelstelling een waterverbruik van minder dan één ton per ton FFB voor de verwerking. De gegevens voor sommige palmoliefabrieken bevatten nog steeds het waterverbruik van de werknemers en hun gezinnen (PLOM, UMWOM, MMOM, BTOM, HOM en NOM). De meeste operaties laten een positieve evolutie zien van het waterverbruik in liter per ton product.

De bananenplantage in Ivoorkust wordt geïrrigeerd. Bijna 70% van het irrigatiewater wordt opgeslagen in dammen tijdens het regenseizoen

WATERGEBRUIK IN LITER / TON FFB, RUBBER, THEE OF BANANEN 2017 2018 2019
FBB
FABRIEKEN INDONESIË PLOM 1 258 940 840
BMOM 825 850 900
UMWOM 1 346 1 060 1 350
MMOM 813 1 040 1 130
BTOM 816 710 700
DMOM 1 010 1 770 1 000
FABRIEKEN PAPOEA-NIEUW-GUINEA HOM 1 230 870 1 260
NOM 1 220 1 140 430
BOM 590 1 700 1 620
DROGE RUBBER
FABRIEKEN INDONESIË MMCRF 34 26 24
BPRF 35 30 31
MASRF 36 31 32
THEE
CIBUNI FABRIEK CITF 8 8 8
BANANEN
EGLIN GEMIDDELDE 7 100 7 900 7 000

en vervolgens verpompt en gebruikt tijdens het droge seizoen. 30% komt van rivieren die langs de boerderijen stromen. Het water voor de bananenverpakkingsstations komt integraal van bronnen omwille van gezondheidsredenen en met het oog op de voedselveiligheid. Na het verpakkingsproces wordt het water voor 100% gerecycleerd met behulp van decanteervaten en vervolgens opgeslagen in dammen voor toekomstige irrigatie. In de Plantations J. Eglin worden alle waterpompen volledig aangedreven door elektriciteit van het openbare net. Bananen blijven het product dat veruit het meeste water vereist, gevolgd door rubber, thee en palmolie.

In alle operaties van de Groep wordt de lozing van afvalwater streng gecontroleerd volgens de plaatselijke voorschriften. Afvalwater wordt ofwel gebruikt als vloeibare meststof (op het land) ofwel geloosd in waterlopen nadat er gecontroleerd is dat dit geen negatieve impact zal hebben.

De meest gebruikte indicator voor de kwaliteit van afvalwater is het biochemisch zuurstofverbruik ("biochemical oxygen demand" of BOD). Deze indicator meet de hoeveelheid zuurstof die aerobe bacteriën verbruiken als gevolg van de organische stoffen in het afvalwater. Een hoge BOD wijst erop dat het afvalwater veel voedingsstoffen bevat en kan de groei van bacteriën bevorderen, waardoor het verbruik van ontbonden zuurstof in het afvalwater toeneemt. Wanneer afvalwater wordt geloosd in natuurlijke waterlopen is het belangrijk om de BOD zo laag mogelijk te houden zodat het afvalwater niet bijdraagt tot eutrofiëring of zuurstoftekorten van waterecosystemen. Anderzijds, wanneer het afvalwater als meststof wordt gebruikt op het land, is een hoog voedingsstoffengehalte (hoge BOD) in het afvalwater net positief. Er zijn wetten die de BOD-niveaus voor lozing in waterlopen of toepassing op het land regelen. De limiet voor lozing in een natuurlijke watermassa is 100 mg/liter, terwijl de limiet voor toepassing op het land 5 000 mg/liter is. SIPEF maakt gebruik van de vereiste technische controlemechanismen en waterzuiveringssystemen en meet voortdurend de BOD in het afvalwater van het bedrijf om binnen de grenzen te blijven.

OLIEFABRIEK MANIER VAN LOZING 2017 2018 2019
INDONESIË PLOM OP HET LAND 525 1 117 929
BMOM OP HET LAND 576 1 115 1 239
UMWOM IN HET WATER 28 53 24
MMOM IN HET WATER 52 59 87
BTOM IN HET WATER 52 73 83
DMOM IN HET WATER 44 55 98
PAPOEA-NIEUW-GUINEA HOM IN HET WATER 68 144 71
NOM OP HET LAND 179 502 359
BOM OP HET LAND 148 125 100

BOD (biochemisch zuurstofverbruik) van lozing door palmoliefabrieken per fabriek (MG/LITER)

In alle activiteiten van de Groep, en zeker in de operaties in de veengebieden, wordt bijzondere aandacht geschonken aan brandpreventie, risicomonitoring en brandbestrijding. Het RPP van SIPEF verbiedt brandstichting om landbouwgrond vrij te maken op haar plantages of in de gebieden die SIPEF beheert.

Training van de brandweerteams

7. Brandpreventie

In alle activiteiten van de Groep, en zeker in de operaties in de veengebieden, wordt bijzondere aandacht geschonken aan brandpreventie, risicomonitoring en brandbestrijding. Het RPP van SIPEF verbiedt brandstichting om landbouwgrond vrij te maken op zijn plantages of in de gebieden die SIPEF beheert. Dergelijke brandstichting is niet alleen verboden volgens de wetten van de landen waar de Groep actief is, het is ook schadelijk voor de vruchtbaarheid op lange termijn van de bodem.

Bovendien tonen perioden van extreme droogte aan hoe groot de impact van de klimaatverandering is. Duurzame landontwikkeling vereist dan ook dat in de toekomst nog meer inspanningen zullen moeten worden geleverd om branden die

geregistreerd worden in de door SIPEF gecontroleerde concessiegebieden te beheersen. De beste manier daarvoor is samenwerken met de betrokken stakeholders, onder wie ook de plaatselijke autoriteiten, om elke inbreuk te ontmoedigen en om de samenwerking met de lokale dorpsbewoners te verbeteren om elke brand te voorkomen.

De Groep houdt toezicht over de beheerde plantages via bemande brandtorens, door te communiceren met de medewerkers op het veld en door alle waargenomen directe branden te onderzoeken, net als alle mogelijke branden of 'hotspots', die per satelliet zijn gesignaleerd in het "Fire Information for Resource Management System" (FIRMS3 ). Alle branden op de plantages moeten worden gedocumenteerd volgens een strikt meldingssysteem. Elke geautomatiseerde 'hotspot'-waarschuwing op basis van satellietbeelden wordt onderzocht. De brandrisicostatus wordt elke dag bijgewerkt en aan het personeel op alle niveaus meegedeeld. Op talrijke plaatsen in de plantages staan borden die de brandrisicostatus aangeven voor de werknemers en hun gezinnen. Wanneer het risico hoog is, worden brandwachters uitgestuurd.

In overeenstemming met de wet en met de principes en criteria van de RSPO, beschikt de Groep over getrainde brandweerlui, specifieke middelen en voertuigen die uitgerust zijn met watertanks en hogedrukpompen. De brandweerteams trainen wekelijks en zijn zeer gemotiveerd. Ze worden ook telkens wanneer dat nodig is buiten de plantages ingezet om branden in de nabijgelegen dorpen te bestrijden. Alle branden worden onmiddellijk geblust. Er wordt voor elke brand een intern rapport opgesteld, dat vervolgens bij de politie wordt ingediend.

2019 was een bijzonder droog jaar. Medewerkers van SIPEF Indonesië blusten meer dan 220 branden, zowel op de eigen plantages als in nabijgelegen gebieden waarover het bedrijf geen zeggenschap heeft. 171 branden vonden buiten de door SIPEF beheerde gebieden plaats. Al deze branden werden zoals het hoort gemeld aan de lokale politie en de oorzaken werden onderzocht. Er werd vastgesteld dat de meeste branden opzettelijk waren aangestoken op land dat niet onder de bevoegdheid van het bedrijf valt, door mensen die stukken land willen claimen die volgens hen ongebruikt en verlaten zijn. SIPEF draagt zeer goed zorg voor de bodem en zou uiteraard nooit brand stichten om land te beheren. Het bedrijf hecht immers veel belang aan de organische stoffen die de bodem verrijken. Door de droge weersomstandigheden in 2019 waren er echter in heel Indonesië veel branden. Helaas werd SIPEF er in het verleden van beschuldigd branden te hebben aangestoken. Een onderzoek door de RSPO heeft deze beschuldigingen weerlegd en het bedrijf vrijgepleit, omdat de meeste branden die werden gemeld plaatsvonden in 2015 op de Dendymarkerplantage voordat SIPEF die overnam. Bovendien lagen de brandhaarden van 2019, die opnieuw meestal in Dendymarker plaatsvonden, op land dat eigendom is van de lokale gemeenschappen en waarover SIPEF geen bevoegdheid heeft.

3 www.firms.modaps.eosdis.nasa.gov/

SIPEF behaalt indrukwekkende opbrengsten in al haar plantages. Met name de opbrengst per hectare en de olie-extractiepercentages (OER's) in Papoea-Nieuw-Guinea zijn de hoogste van de sector. Ze zijn dan ook als benchmark gekozen voor de activiteiten van de Groep in Indonesië.

RENDEMENT VAN DE BELANGRIJKSTE PLANTAARDIGE OLIE (TON/HECTARE/JAAR)

Bron: www.theconversation.com/the-geopolitics-of-palm-oil-and-deforestation-119417

8. Rendementsverhoging

8.1 Productkwaliteit en productiviteit Productkwaliteit

De productie van palmolie, palmpitolie, palmpitten, rubber, thee en bananen van goede kwaliteit is altijd de reden van bestaan van de Groep geweest. Deze kwaliteitsbelofte vormt het vertrekpunt voor de consument. SIPEF gelooft in partnerships op lange termijn met zijn klanten en erkent dan ook het belang van het bewaken van de hoogste kwaliteitsstandaarden. Het is ervan overtuigd dat het aanbieden van kwaliteitsproducten op het veld begint. Gezonde zaailingen voor oliepalmen en klonen voor rubber en thee, en levensvatbare weefselkweekprocessen voor bananen, zijn een noodzakelijke basis. Zorgvuldig onderhoud van de velden, de toepassing van de juiste meststoffen en de toegankelijkheid van de velden zijn cruciale voorwaarden om kwaliteitsproducten te oogsten.

Productiviteit

Studies hebben aangetoond dat, naarmate de wereldbevolking groeit en de koopkracht stijgt, de consumptie van plantaardige vetten evenredig meegroeit. Er wordt verwacht dat de wereldwijde vraag naar voedsel tegen 2050 rond 350 miljoen ton per jaar zal liggen, dat is ruim meer dan de 185 miljoen ton voedsel die momenteel wordt geconsumeerd. De biodieselmarkt is in de voorbije twee decennia fors gegroeid, maar hangt sterk af van door de overheid opgelegde bijmengingsverplichtingen. In een wereld waarin milieu-overwegingen de sectornormen vormgeven, zal in de toegenomen vraag moeten worden voorzien door een aanbod afkomstig van verantwoorde en duurzame bronnen. Palmolie is veruit de meest efficiënte bron van plantaardige olie, volgens welke maatstaf dan ook (bijv. land, water, bemesting, pesticide, kosten).

SIPEF behaalt indrukwekkende opbrengsten in al haar plantages. Met name de opbrengst per hectare en de olie-extractiepercentages (OER's) in Papoea-Nieuw-Guinea zijn de hoogste van de sector. Ze zijn dan ook als benchmark gekozen

voor de activiteiten van de Groep in Indonesië. Hoewel de landen een verschillende bodemstructuur hebben, gelooft SIPEF dat deze doelstellingen haalbaar zijn.

Olie-extractiepercentages

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË 21,91% 21,83% 22,44% 22,18% 22,47% 22,13% 23,01%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 22,82% 23,17% 23,41% 23,93% 24,62% 24,34% 23,33%
GROEP 22,36% 22,50% 22,92% 23,05% 23,54% 23,23% 23,17%

Hoe lager het percentage vrije vetzuren, hoe hoger de kwaliteit van de palmolie.

Wanneer verse vruchtentrossen van oliepalmen, die uitzonderlijk rijk zijn aan olie en maar beperkt houdbaar zijn, beschadigd worden tijdens het oogsten, verzamelen of transporteren, treedt een massale en snelle hydrolyse van de belangrijkste bestanddelen van de olie op. Hierdoor komen vrije vetzuren vrij, die de olie zuurder maken en kwaliteitsverlies veroorzaken. Hoe sneller de vruchten worden gesteriliseerd (door stoomkoken) na het oogsten, maximaal binnen 24 uur, hoe sneller dit verzuringsproces wordt gestopt. SIPEF tracht niet alleen deze termijn zo kort mogelijk te houden, maar ook zo veel mogelijk de beschadiging van vruchten tijdens het oogsten en verzamelen te beperken en zo weinig mogelijk overrijpe vruchten te oogsten.

Hoge percentages vrije vetzuren belemmeren de verdere verwerking en zijn daarom niet wenselijk in ruwe palmolie (CPO) en ruwe palmpitolie (CPKO).

OLIEFABRIEK 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË PLOM 2,59 2,57 2,74 2,48 2,48 2,65 2,97
BMOM 2,63 2,67 2,70 2,42 2,95 3,14 3,06
UMWOM - 3,58 3,65 2,63 2,99 3,62 3,98
MMOM 3,06 3,78 3,05 3,01 3,42 3,46 3,55
BTOM 3,74 3,36 3,46 3,21 3,78 3,86 3,47
DMOM - - - - 3,52 3,71 3,65
PAPOEA-NIEUW-GUINEA HOM 3,98 3,98 3,12 3,43 3,41 3,68 4,03
NOM 3,54 3,46 3,11 3,32 3,61 4,30 3,98
BOM - - 5,29 3,97 4,02 4,23 4,26

Gemiddelde percentages van vrije vetzuren in palmolie

Een zeer belangrijke opdracht voor de toekomst wordt de uitdaging om de opbrengsten van de lokale producenten in Papoea-Nieuw-Guinea te verhogen om hun inkomsten en algemene levensstandaard te verbeteren en de kloof met de plantagerendementen van de Groep te verkleinen.

SIPEF ontwikkelt oliepalmprojecten voor lokale producenten met en voor de lokale gemeenschappen, en gaat daarbij verder dan wat wettelijk verplicht is. In Papoea-Nieuw-Guinea werkt het oliepalmbedrijf HOPL het meeste samen met omliggende boeren. Het bedrijf telt ongeveer 3 700 kleinschalige producenten in de bevoorradingsbasis van zijn drie fabrieken. Het verzamelt de vruchten van de afzonderlijke lokale telers en geeft deze voorrang op zijn eigen oogst. Alle kleinschalige producenten in de bevoorradingsbasis van HOPL zijn met succes gecertificeerd volgens de RSPO-norm.

Een zeer belangrijke opdracht voor de toekomst wordt de uitdaging om de opbrengsten van de lokale producenten in Papoea-Nieuw-Guinea te verhogen om hun inkomsten en algemene levensstandaard te verbeteren en de kloof met de plantagerendementen van de Groep te verkleinen. HOPL heeft in de afgelopen drie jaar, te beginnen vanaf 2017, zijn directe betrokkenheid in de voorlichting van lokale boeren uitgebreid en zo een deel van deze noodzakelijke, maar intensieve taak van de plaatselijke overheid overgenomen. De samenwerking tussen de kleinschalige producenten en HOPL verloopt zeer positief. Er is een nominaal bedrag van vier kina (PGK) per ton geïnvesteerd om de kennis van de landbouwers over doeltreffende landbouwtechnieken te vergroten, en er wordt verwacht dat de rendementen in de toekomst verder zullen verbeteren.

RENDEMENT PER HECTARE (IN TON) 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË PLANTAGES 18,29 20,36 21,49 20,97 19,05 19,80 18,47
LOKALE PRODUCENTEN - - - - 13,73 12,65 12,75
PAPOEA-NIEUW
GUINEA
PLANTAGES 26,30 27,09 26,46 26,72 27,53 28,25 20,92 *
LOKALE PRODUCENTEN 18,82 17,50 18,26 17,67 15,98 16,47 13,47 *

* door vulkaanuitbarstingen

8.2 Verdant Bioscience Pte Ltd

In een wereld die steeds welvarender wordt en die nog voor het midden van de eeuw meer dan negen miljard mensen zal tellen, groeit de vraag naar plantaardige oliën in een onverbiddelijk tempo en worden dierlijke vetten alleen nog in nichegevallen gebruikt. Deze plantaardige oliën worden gebruikt in een alsmaar grotere waaier van producten in de ontwikkelde wereld (50% van alle consumentengoederen), terwijl ze tot het basisvoedsel van ontwikkelingslanden blijven behoren.

De wereldwijde productie van plantaardige oliën steeg tot 234 miljoen ton in 2019, terwijl in 2019 75,72 miljoen palmolie werd geproduceerd. Oliepalm is veruit het efficiëntste gewas voor plantaardige olie en is 6 tot 10 keer productiever (rendement/hectare/jaar) dan andere oliehoudende gewassen. In de markt van de landbouwproducten is het een 'goedkope' grondstof vanwege zijn hoge opbrengst en het is misschien wel de meest veelzijdige olie voor de voedingsindustrie. Indonesië en Maleisië zijn de grootste palmolieproducenten ter wereld. Als de productie in reactie op de grotere vraag wordt uitgebreid door meer land te bebouwen, dan vormt dat een gevaar voor de bossen, de biodiversiteit, inheemse volkeren en de geijkte praktijken. Productie-uitbreiding door een verhoging van de opbrengsten daarentegen zet bossen niet onder druk, stelt de biodiversiteit niet bloot aan hogere risico's en bedreigt niet de sociale orde en gelijkheid tussen mensen in ontwikkelingslanden, maar komt toch tegemoet

Om haar ecologische voetafdruk te verkleinen, is SIPEF ervan overtuigd dat het de opbrengsten moet verhogen die de bodems kunnen produceren. Daarom werkt SIPEF met VBS als partner voor al haar onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, om haar rendementen per hectare te verhogen.

aan de wereldwijde vraag naar concurrentieel geprijsde plantaardige olie.

De joint venture 'Verdant Bioscience Pte Ltd' (VBS), waarin SIPEF participeert, speelt een toonaangevende rol in het onderzoek en de ontwikkeling voor tropische planten en zet op dat vlak grote stappen vooruit. VBS bouwt verder

op een lange, gerenommeerde geschiedenis van tropische plantagelandbouw, gekoppeld aan de verantwoordelijke toepassing van objectieve wetenschap. Zijn aandeelhouders (waarvan SIPEF er één is) kunnen een vergelijkbare expertise voorleggen in plantagelandbouw. Oliepalm is nu al een gewas met een hoog rendement, maar biedt toch het unieke fysiologische potentieel om de opbrengst van ruwe olie nog te verdubbelen of zelfs te verdrievoudigen. VBS werd in 2013 opgericht met als uitdrukkelijke eerste doel om dit potentieel te benutten en de opbrengsten van oliepalm (en andere gewassen) fors te verhogen via de toepassing van objectieve wetenschap in drie domeinen:

Plantenveredeling, genetica (geen genetische modificatie) en biotechnologie via de productie van F1 hybride oliepalmen. Dit is onvermijdelijk een langdurig proces, dat vandaag op schema zit.

  • Landbouwkundige verbeteringen, vooral door economische optimalisering van de toediening van voedingsstoffen aan oliepalmen.
  • Verbeteringen van de gewasbescherming, om de toenemende risico's van plagen en ziekten te neutraliseren.

De fundamentele waarden van het bedrijf zijn stuk voor stuk ethisch verantwoord, net als zijn voornaamste doelstellingen (zoals hierboven samengevat) en zijn dagelijkse werkingsprocedures (RSPO, ISPO, "Rainforest Alliance" enz.). VBS werkt in stilte aan duurzaamheid, terwijl veel anderen om het even wat beloven en alleen maar naar het slechte gedrag van anderen wijzen. Om haar ecologische voetafdruk te verkleinen, is SIPEF ervan overtuigd dat het de opbrengsten moet verhogen die de bodems kunnen produceren. Daarom werkt SIPEF met VBS als partner voor al haar onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, om haar rendementen per hectare te verhogen. SIPEF gelooft dat VBS oliepalmvariëteiten zal ontwikkelen die het huidige rendement per

hectare kunnen verdubbelen. Op deze manier zal het bedrijf kunnen inspelen op de voortdurende stijgende vraag naar palmolie zonder het milieu in gevaar te brengen.

In die context heeft SIPEF in april 2017 het management van de rubberplantage van Timbang Deli, die tot dan werd geleid door Tolan Tiga, formeel overgedragen aan VBS. In Noord-Sumatra en Bengkulu werd een netwerk van proefvelden aangelegd om optimale bemestingsplannen te ontwikkelen en het kweekpotentieel van de F1 hybriden waar te maken, om behandelingen tegen plagen en ziekten te ontwikkelen en om verschillende problemen met betrekking tot Ganoderma, een wijdverspreide ziekte onder oliepalmen, te bestuderen. SIPEF doet ook een beroep op VBS voor advies over de bemesting van de drie teelten (palmolie, rubber en thee) van de Groep in alle regio's van Indonesië.

Meer informatie hierover vindt u in ons Bedrijfsverslag, op pagina 84.

Sociaal beleid en behandeling van werknemers

De volgende analyse van het sociale beleid en de behandeling van werknemers van het bedrijf concentreert zich vooral op degelijke arbeidsomstandigheden en het welzijn van de werknemers en hun gezinnen en op de impact van de activiteiten van de Groep op de lokale gemeenschappen.

SIPEF FOCUST HAAR ACTIVITEITEN OP DE VOLGENDE VIER SDG'S:

De plantages van SIPEF liggen in landelijke gebieden van landen die gewoonlijk laag scoren op de "Human Development Index" (HDI) van de VN. De HDI rangschikt landen op basis van menselijke ontwikkeling. Landen bovenaan op deze ranglijst hebben een hoger onderwijsniveau, een langere gemiddelde levensverwachting en een hoger bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking dan landen met een lagere score.

De volgende tabel biedt een overzicht van de HDIscores van de landen waarin SIPEF in 2019 actief was:

HDI Aantal inwoners
(x 1 000)
België 0,916 11 539,3
Indonesië 0,694 270 625,6
Ivoorkust 0,492 25 716,5
Papoea-Nieuw-Guinea 0,544 8 776,1

Bron: www.hdr.undp.org/en/content/human-development-index-hdi

De scores worden berekend op basis van nationale statistieken en liggen gewoonlijk hoger (beter) dan de levensomstandigheden in de landelijke gebieden waar de plantages van SIPEF gevestigd zijn. Over het algemeen zijn dit gebieden met een lage werkgelegenheid en een gebrekkige dienstverlening door de overheid. Aangezien landbouw een langetermijnonderneming is, die afhangt van productieve werkkrachten om economisch rendabel te blijven, hecht SIPEF enorm veel belang aan het welzijn van haar medewerkers en de gemeenschappen waarin haar ondernemingen gevestigd zijn. Sociale aangelegenheden worden, net zoals milieubeheermaatregelen, beheerd volgens een systematische methode in overeenstemming met de SA8000-norm1. Dat vereist een systematische beoordeling van de waargenomen aspecten en gevolgen, en de invoering van strategieën om de negatieve impact te beperken en de positieve effecten te versterken. Deze methodologie omvat de effecten van de activiteiten van de Groep op de samenleving, zoals levensonderhoud, gezondheid, onderwijs, eerlijke arbeidsvoorwaarden en cohesie binnen de gemeenschap.

Het verantwoordelijk plantagebeleid van SIPEF, het RPP, draait uitdrukkelijk om de sociale impact van nieuwe ontwikkelingen en van de activiteiten van de bestaande plantages. Om het beheer van de plantages te optimaliseren, wordt veel aandacht geschonken aan een vruchtbare samenwerking met de lokale gemeenschappen, de technische opleiding van de werknemers en de instandhouding van een veilige en gezonde werkomgeving. De ontwikkeling van de plantages, en waar van toepassing de ondersteuning van omliggende kleinschalige producenten, levert een grote bijdrage aan de sociale en economische ontwikkeling van de nationale gemeenschappen en speelt een belangrijke rol in de strijd tegen armoede. SIPEF wacht niet tot er klachten komen, maar

De ontwikkeling van de plantages en de steun aan omliggende kleinschalige producenten, levert een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de nationale gemeenschappen en speelt een belangrijke rol in de strijd tegen armoede.

gaat actief in dialoog met zijn stakeholders. Er wordt op geregelde tijdstippen overlegd met de gemeenschappen die in de buurt van de activiteiten leven of die erdoor worden beïnvloed. De Groep geeft hen ook zoveel mogelijk kansen om mee te profiteren van zijn activiteiten. SIPEF biedt werkgelegenheid en bouwt en onderhoudt scholen, wegen, gezondheidszorgcentra, bruggen en gebedsplaatsen. De plantages groeien met en voor de bevolking.

De ontwikkeling en instandhouding van harmonieuze relaties binnen en buiten de plantages vormen een cruciaal onderdeel van het beheer van de activiteiten van de Groep. Daarom is maatschappelijk verantwoord ondernemerschap ("Corporate Social Responsibility" of CSR) opgenomen in het RPP van de Groep. De huidige maatregelen komen tegemoet aan de behoeften van de gemeenschappen. Voor elke operationele eenheid is een CSR-budget vrijgemaakt. De plantagebeheerders voeren open en constructieve gesprekken met lokale stakeholders en beslissen over het optimale gebruik van deze budgetten in de lokale context. In 2018 ondersteunde en co-financierde SIPEF in Papoea-Nieuw-Guinea de aanleg van een medisch schip van Youth With A Mission (YWAM) aan haar steiger gedurende 10 dagen. Tijdens deze periode konden alle inwoners van de omliggende dorpen een gratis medisch

1 www.sa-intl.org/

onderzoek ondergaan. 622 patiënten ontvingen zo basisgezondheidszorg van de artsen en verplegers van YWAM. De optische zorgunit deed 641 consultaties en deelde 354 leesbrillen uit. De ooggezondheidsunit voerde 65 cataractoperaties uit, terwijl de mondgezondheidsunit 128 tanden trok. YWAM gaf ook opleidingen aan 370 dorpen over gezondheidseducatie en -bevordering in gemeenschappen.

Voor de oliepalmactiviteiten wordt er jaarlijks een sociale enquête gehouden onder de betrokken gemeenschappen en de stakeholders van het bedrijf. In de enquête wordt gepeild naar hoe deze gemeenschappen en stakeholders tegenover de

De ontwikkeling en instandhouding van harmonieuze relaties binnen en buiten de plantages vormen een cruciaal onderdeel van het beheer van de activiteiten van de Groep.

activiteiten van het bedrijf staan en wat volgens hen de positieve en negatieve gevolgen zijn.

Elke operationele eenheid heeft haar eigen gezondheids-, veiligheids- en milieucomité, dat maandelijks bijeenkomt. Zowel vertegenwoordigers van de werknemers als vertegenwoordigers van de mensen die in de huizen van SIPEF wonen zetelen in dit comité. Op de maandelijkse vergaderingen kunnen de deelnemers opmerkingen geven of hun grieven uiten over gezondheids-, veiligheids- en milieuproblemen.

1. Eerlijke arbeidspraktijken

Een eerlijke behandeling van alle werknemers volgens erkende sociale normen is essentieel voor de groei op lange termijn en de reputatie van SIPEF. In overeenstemming met het RPP van SIPEF zijn 'eerlijke arbeidspraktijken' de norm voor alle activiteiten van de Groep.

1.1 Gezondheid en veiligheid

Nul werkgerelateerde ongevallen met dodelijke afloop is het absolute streefdoel van SIPEF. Om dit doel te verwezenlijken worden alle risico's geanalyseerd en beoordeeld, worden de werkplaatsen aangepast, wordt waar nodig beschermende uitrusting voorzien en worden op verschillende niveaus opleidingen georganiseerd. De werkplaatsen worden regelmatig geïnspecteerd. Alle ongevallen op het werk worden grondig onderzocht om te voorkomen dat ze nog eens kunnen gebeuren.

Er wordt ook bijzondere aandacht geschonken aan werknemers die met chemische stoffen zoals pesticiden werken. Zij krijgen speciale opleidingen en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en werken steeds onder toezicht. Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven mogen niet in contact komen met chemicaliën. Zij krijgen andere taken tijdens de zwangerschap en de periode waarin ze borstvoeding geven. Alle werknemers krijgen een jaarlijkse medische controle, maar arbeiders die met chemische stoffen werken worden grondiger en vaker onderzocht.

In 2019 ondergingen in Indonesië 2 276 arbeiders die taken met een hoog risico uitvoeren, namelijk omdat ze met pesticiden of herbiciden werken of blootgesteld zijn aan stof, lawaai of andere schadelijke factoren, een jaarlijks medisch onderzoek, terwijl 6 706 andere arbeiders die niet tot de hoge risicocategorie behoren medische routinecontroles ondergingen. Op basis van deze controles stelde de bedrijfsarts Nul werkgerelateerde ongevallen met dodelijke afloop is het absolute streefdoel van SIPEF. Om dit doel te verwezenlijken worden alle risico's geanalyseerd en beoordeeld, worden de werkplaatsen aangepast, wordt waar nodig beschermende uitrusting voorzien en worden op verschillende niveaus opleidingen georganiseerd.

statistieken op over de ziekten, ziekte-uitkeringen en arbeidsongevallen in het kader van de programma's voor gezondheid en veiligheid op het werk. In de afgelopen jaren zijn er geen ongevallen geregistreerd met betrekking tot het werken met chemicaliën.

De bedrijfsartsen registreren onafhankelijk het aantal letsels met werkverlet ("lost-time injury" of LTI) voor elke operationele eenheid. Elke eenheid beschikt over een gediplomeerde medewerker die bevoegd is voor de gezondheid en veiligheid op het werk ("Occupational Health and Safety" of OHS) en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het veiligheidsbeheerplan. Op elke plantage worden regelmatig OHS-vergaderingen gehouden om de oorzaken van LTI-ongevallen te onderzoeken en te bespreken hoe deze in de toekomst vermeden kunnen worden. Deze informatie wordt indien nodig ook besproken op vergaderingen van het management.

Helaas gebeurden er in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea in 2018 en 2019 een aantal ongevallen, voornamelijk tijdens het oogsten en het transporteren van vruchten naar de fabriek. Er waren ook veel kleine ongevallen in Ivoorkust, omdat daar verschillende scherpe instrumenten worden gebruikt op het veld.

In het kader van de OHSA-norm ("Occupational Health and Safety Administration") die hier is gebruikt voor de verslaggeving, wordt de frequentiegraad van letsels met werkverlet ("losttime injury frequency rate" of LTIFR) berekend als het aantal ongevallen met werkverlet (LTI) plus dodelijke ongevallen, gedeeld door het aantal gewerkte uren, vermenigvuldigd met een factor van 1 000 000, de huidige sectornorm die wordt gebruikt om bedrijven te kunnen vergelijken.

FREQUENTIEGRAAD LTI

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË 4,62 5,11 2,57 2,82 2,40 6,77 5,04
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 50,01 26,10 13,04 4,18 2,98 2,96 NA *
IVOORKUST - 8,28 5,10 3,10 6,20 14,80 14,50

* Door de meervoudige vulkaanuitbarstingen, die de normale uitbating in Papoea-Nieuw-Guinea zwaar hebben verstoord, was het voor de Groep niet mogelijk om de onbetrouwbare cijfers, genoteerd in 2019, te verifiëren.

Helaas vielen er in de afgelopen jaren enkele dodelijke ongevallen te betreuren.

In 2018 was er in Indonesië een ongeval met dodelijke afloop, toen een oogster geëlektrocuteerd werd. Dit tragische ongeval gebeurde tijdens het oogsten in de buurt van hoogspanningskabels langs een weg. De conventionele oogststok en rubberlaarzen boden onvoldoende bescherming toen de oogststok de hoogspanningskabel raakte. Na een grondig onderzoek, waaronder een analyse van de onderliggende oorzaken, werden zowel technische als bestuurlijke maatregelen ingevoerd om te voorkomen dat dit soort ongeval opnieuw zou voorvallen.

Alle oogsters die met lange stokken in gebieden bij hoogspanningskabels werken, zijn nu uitgerust met speciaal geïsoleerde oogststokken. Deze stokken laten zowel in normale als in abnormale (regenachtige) omstandigheden geen elektriciteit door. "Standard Operating Procedures" (SOP's) moeten ervoor zorgen dat deze speciale stokken altijd worden gebruikt. Er worden ook doorlopend opleidingen gegeven om het bewustzijn voor de gevaren te vergroten en erop toe te zien dat oogsters die in deze gebieden werken geen risico lopen.

In 2018 vond nog een tweede dodelijk arbeidsongeval plaats in Papoea-Nieuw-Guinea. Een plantagearbeider viel van een truck toen hij meststofzakken verdeelde. Hij liep daarbij een ernstig hoofdletsel op, namelijk een schedelfractuur, die tot zijn dood leidde. Onderzoek toonde aan dat de zichtbaarheid beperkt was door overhangende palmbladeren. HOPL nam de corrigerende maatregel om meer te snoeien en zo de toegankelijkheid van wegen te verbeteren. Verdere opleiding is nodig om arbeiders bewust te maken van de gevaren van overlading, slechte laadpraktijken, het verdelen en losmaken van meststoffen. Dit mag alleen gebeuren wanneer het voertuig stilstaat.

In 2019 raakte een arbeider in Papoea-Nieuw-Guinea verstrikt in het touw van een lier die de kooien met FFB transporteerde. Dat veroorzaakte ernstige letsels, waaraan hij overleed. Er werden extra noodstopknoppen geïnstalleerd en de SOP voor het gebruik van windassen in alle fabrieken werd nog verstrengd. Voor het fabriekspersoneel zijn nu meer opleidingen gepland en de fabrieken zelf zullen vaker worden geïnspecteerd.

In 2019 waren er vier niet-werkgerelateerde sterfgevallen te betreuren in Indonesië. Twee van deze gevallen waren te wijten aan een hartaanval op het werk, in één geval ging het om zelfdoding. Het laatste dodelijke ongeval gebeurde toen een boom op een aannemer viel die was aangekomen op het werk tijdens de

WERKGERELATEERDE STERFGEVALLEN

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË 2 0 0 0 0 1 0
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 0 0 2 0 0 1 1
IVOORKUST 0 0 0 0 0 0 0
TOTAAL 2 0 2 0 0 2 1

pauze. Terwijl hij aan het wachten was om aan het werk te beginnen, werd hij getroffen door een boom die omviel door de harde wind. In 2019 waren er ook twee niet-werkgerelateerde sterfgevallen in Papoea-Nieuw-Guinea. Het ene ongeval gebeurde toen een aannemer die op weg was naar het werk stopte om iets te kopen en werd aangereden toen hij de weg overstak. Het andere niet-arbeidsongeval met dodelijke afloop in Papoea-Nieuw-Guinea gebeurde toen een onbevoegde passagier van een tractor van het bedrijf viel. Al deze betreurenswaardige ongevallen werden grondig onderzocht omdat er aannemers en/of eigendommen van het bedrijf bij betrokken waren buiten de werkopdrachten. Verdere correctieve maatregelen waren vereist, en er werden meer opleidingen gegeven om de stakeholders te wijzen op het belang van veilig gedrag, zelfs buiten de werkuren.

Ten slotte is het belangrijk te vermelden dat alle plantages over eigen ambulances beschikken om slachtoffers van ernstige ongevallen te vervoeren. Roken, alcohol en drugs zijn verboden op het werk.

1.2 Onderwijs

Waar het kan wordt er voor de kinderen van alle werknemers van de Groep gratis vervoer naar staatsscholen georganiseerd. In afgelegen gebieden waar er geen scholen zijn, biedt SIPEF zelf onderwijs aan. Zo zijn er basisscholen gebouwd voor de kinderen van werknemers op de plantage van Umbul Mas Wisesa (UMW) in Indonesië en op de plantages van J. Eglin in Ivoorkust. De school van UMW werd recent opengesteld voor alle kinderen uit de omliggende dorpen.

In Bialla, in Papoea-Nieuw-Guinea, wordt een bestaande internationale school die door Hargy Oil Palms Ltd werd opgericht nu uitgebreid met nieuwe klaslokalen voor secundair onderwijs. In samenwerking met het Papua New Guinea "Incentive Fund" heeft Hargy Oil Palms Ltd ook een school gebouwd in een van de meest afgelegen gebieden van West New Britain. Meer dan 200 kinderen krijgen daar nu basisonderwijs. In Indonesië heeft SIPEF meerdere keren land geschonken aan de lokale overheden om scholen uit te breiden en betaalt het bedrijf mee de lonen van leraren.

INDONESIË PAPOEA-NIEUW-GUINEA IVOORKUST
Aantal scholen gebouwd, ondersteund en/of
beheerd door de Groep
57 1 3
Aantal leraren gesubsidieerd door de Groep 188 7 1

1.3 Gendergelijkheid

Traditioneel zijn de meeste arbeiders op de plantages mannen. In de voorbije jaren heeft SIPEF gelijke arbeidsrechten voor mannen en vrouwen aangemoedigd. In Indonesië heeft SIPEF zich als doel gesteld dat in elke operationele eenheid minstens één vrouw een managersfunctie moest bekleden in 2018-2019. Dit initiatief, dat op het eerste gezicht misschien onbeduidend lijkt, heeft een positieve en ingrijpende impact gehad op een beroep dat traditioneel door mannen wordt gedomineerd. Ondanks de ongelijke verwachtingen over mannen en vrouwen, hebben de nieuwe vrouwelijke managers beter gepresteerd dan verwacht. Zo verandert de attitude stap voor stap. Om werkende gezinnen te ondersteunen, bieden In Indonesië heeft SIPEF zich als doel gesteld dat in elke operationele eenheid minstens één vrouw een managersfunctie moest bekleden in 2018-2019. Dit initiatief, dat op het eerste gezicht misschien onbeduidend lijkt, heeft een positieve en ingrijpende impact gehad op een beroep dat traditioneel door mannen wordt gedomineerd.

PERCENTAGE PERMANENTE WERKNEMERS

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Indonesië 64,31% 64,45% 62,66% 59,80% 63,99% 86,00% 88,00%
Papoea-Nieuw-Guinea - - - 99,40% 97,80% 96,50% 95,10%
Ivoorkust - - - - 80,00% 91,30% 91,70%
België 100% 100% 100% 95,00% 88,00% 78,22% 78,50%

PERCENTAGE VROUWELIJKE WERKNEMERS

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Indonesië * 24,05% 24,91% 25,59% 25,27% 24,70% 18,13% 17,35%
Papoea-Nieuw-Guinea 19,00% 19,00% 21,00% 19,00% 22,00% 24,20% 24,40%
Ivoorkust 7,00% 17,00% 14,00% 19,00% 19,00% 19,50% 19,80%
België 50,00% 54,50% 54,50% 52,00% 50,00% 51,00% 54,00%

* tot 2017 waren de cijfers onvolledig en exclusief de uitbreidingsgebieden in Zuid-Sumatra

de meeste plantages gratis kinderopvang aan om vrouwen gelijke kansen op de werkvloer te geven. Deze dienst werd tegen eind 2017 aangeboden op alle plantages van SIPEF.

Om het beheer van de plantages te optimaliseren, wordt veel aandacht geschonken aan de opleiding van de werknemers in landbouw- en managementmethodes en algemene kennis. De praktische richtlijnen en beheerpraktijken met betrekking tot landbouwmethoden, het milieu en algemene aspecten zijn samengevat in handleidingen, die standaardprocedures voorschrijven. Er worden opleidingen georganiseerd om ervoor te zorgen dat deze procedures correct worden toegepast. Zowel mannen als vrouwen kunnen deelnemen aan deze opleidingen. De Groep stelt met plezier vast dat er meer en meer vrouwelijke kandidaten de opleidingsprogramma's volgen om veldmanagers te worden.

In Indonesië loopt er al lang een stageprogramma dat bedoeld is om recent afgestudeerden klaar te stomen voor een carrière in het middenkader van SIPEF.

AANTAL AFGESTUDEERDE KANDIDATEN VAN HET STAGEPROGRAMMA IN INDONESIË:

Ik ben Asni. Ik ben op 2 januari 1989 geboren in Medan. In 2013 ben ik afgestudeerd aan de faculteit Landbouw van de universiteit van Noord-Sumatra. Sinds mei 2014 werk ik voor de SIPEF-groep bij PT Tolan Tiga Indonesia. Ik nam eerst deel aan het stageprogramma voor managers in 2014.

In 2015 ging ik op de plantage van PT Agromuko - Mukomuko aan het werk als assistent in de oliepalmkweektuin. In 2017 werd ik verantwoordelijk voor het beheer van de divisie en kreeg ik de leiding over een matuur gebied van ongeveer 550 hectare. Datzelfde jaar vertrouwde het management mij extra taken toe als beheerder van het snelle herbeplantingsprogramma voor 2017. Sinds oktober 2019 werk ik op de plantage van Sei Kiang, waar ik toezicht houd op een matuur gebied van ongeveer 630 hectare.

De uitdaging waar ik mee word geconfronteerd als vrouw in een werkomgeving met overwegend mannelijke collega's is dat mijn instructies soms niet goed worden uitgevoerd of opgevolgd omdat de arbeiders het gewend zijn van mannen leiding te krijgen. Een andere uitdaging is dat ik me soms onzeker voel als ik alleen een ronde maak op het veld. Als vrouwelijke assistente is het niet evident om de mentaliteit te veranderen van arbeiders die altijd onder mannen hebben gewerkt. Ik blijf proberen de communicatie en samenwerking met en binnen het team te verbeteren en mijn professionele leiderschapskwaliteiten te vervolmaken. Hopelijk zullen de arbeiders hun houding dan veranderen.

Het management van SIPEF heeft mij geholpen om een succesvolle loopbaan uit te bouwen. Het begon met een volledig opleidingsprogramma voor managers van één jaar in 2014. Tijdens dit opleidingsprogramma leerde ik in verschillende plantages bij over oliepalmplantages, van de kweektuin, over immature en mature oliepalmen tot herbeplantingsprogramma's. Het management van SIPEF streeft er altijd naar de veiligheid van de arbeiders op het veld te waarborgen en om gelijke rechten te geven aan mannelijke en vrouwelijke werknemers, in om het even welke positie en in hun hele carrière. Dat is het beleid van het bedrijf.

"Mijn grote ambitie voor mijn verdere loopbaan bij SIPEF is een van de leidinggevende managers van SIPEF te worden."

Mijn advies voor andere vrouwen die later voor SIPEF zullen werken is dat ze niet bang moeten zijn om tussen voornamelijk mannen te werken, omdat SIPEF gelijke rechten voor werknemers in woord en daad ondersteunt. Een vrouwelijke werknemer moet moedig en sterk zijn, zelfvertrouwen hebben en een besluitvaardige leider zijn om de uitdagingen in het veld aan te gaan. Grijp de kansen en verantwoordelijkheid die het management geeft en doe je best om de doelstellingen te bereiken.

Mijn oprechte dank aan het management van SIPEF om mij de kans te geven om mijn professionele vaardigheden te verbeteren met opleidingsprogramma's zoals de interne opleiding over ISO 9001:2015 en om deel te nemen aan het ontwikkelingsprogramma voor supervisoren in 2019 aan het opleidingscentrum van SIPEF in de plantage van Bukit Maradja.

Ik hoop dat SIPEF zich verder zal ontwikkelen en nog meer successen en vooruitgang zal boeken.

Het stageprogramma is zeer uitdagend omdat het heel wat vaardigheden en toewijding van de deelnemers vereist. Er is ook veel vraag naar dit programma, omdat het een opstap is naar zeer gewilde loopbaanmogelijkheden binnen SIPEF. In de loop der jaren is het aantal deelnemers aan het stageprogramma blijven toenemen, van vijf kandidaten die succesvol afstudeerden in 2011, naar respectievelijk 47 en 43 in 2018 en 2019. SIPEF moedigt vrouwen actief aan om zich kandidaat te stellen en deel te nemen. Hoewel er geen streefcijfer voor het percentage vrouwelijke deelnemers is vastgelegd, is het aantal vrouwelijke kandidaten die in het stageprogramma werden opgenomen gegroeid.

In Indonesië loopt er al lang een stageprogramma dat bedoeld is om recent afgestudeerden klaar te stomen voor een carrière in het middenkader van SIPEF. Het stageprogramma is zeer uitdagend omdat het heel wat vaardigheden en toewijding van de deelnemers vereist. Er is ook veel vraag naar dit programma, omdat het een opstap is naar zeer gewilde loopbaanmogelijkheden binnen SIPEF. In de loop der jaren is het aantal deelnemers aan het stageprogramma blijven toenemen, van vijf kandidaten die succesvol afstudeerden in 2011, naar respectievelijk 47 en 43 in 2018 en 2019. SIPEF moedigt vrouwen actief aan om zich kandidaat te stellen en deel te nemen. Hoewel er geen streefcijfer voor het percentage vrouwelijke deelnemers is vastgelegd, is het aantal vrouwelijke kandidaten die in het stageprogramma werden opgenomen gegroeid.

SIPEF gelooft dat een degelijk FPIC-proces cruciaal is voor het succes op lange termijn van elke nieuwe activiteit.

2. Impact op de gemeenschap

2.1 FPIC

Voordat een nieuw project van het bedrijf kan worden gestart, moet de plaatselijke gemeenschap eerst uit vrije wil en goed geïnformeerd zijn toestemming geven ("Free, Prior and Informed Consent" of FPIC). SIPEF gelooft dat een degelijk FPIC-proces cruciaal is voor het succes op lange termijn van elke nieuwe activiteit, zowel voor de gemeenschappen als voor het bedrijf zelf. Gemeenschappen hebben het recht om ten volle te begrijpen wat de nieuwe ontwikkelingen inhouden en om hun mening daarover te geven. Zij hebben het recht om niet deel te nemen in om het even welk stadium vóór de invoering van het project. Een dergelijk proces kan maanden of zelfs jaren duren. In Papoea-Nieuw-Guinea heeft SIPEF soms jarenlang overlegd met bepaalde gemeenschappen. Dit heeft de noodzakelijke voorwaarden gecreëerd voor een eerlijke, langdurige werkrelatie, de fundamentele basis voor een permante activiteit zoals landbouw.

2.2 Medische zorg

De verstrekking van geschikte medische zorg vraagt bijzondere aandacht in de hele Groep. In Indonesië waren eind december 2019, 35 285 mensen (werknemers en hun familie) aangesloten bij de nationale ziektekostenverzekering. Indonesië heeft ook 24 polyklinieken, 8 artsen en 45 permanente paramedici, van wie ongeveer de helft vroedvrouwen en de andere helft verplegers. Al deze medische voorzieningen werden officieel erkend door de nationale zorgverzekeraar, die de behandelingskosten dekt. In 2018 en 2019 waren er in totaal respectievelijk 71 623 en 60 330 consultaties in alle klinieken samen.

In Ivoorkust en Papoea-Nieuw-Guinea wordt het medische zorgpakket volledig betaald door het bedrijf, dat met zijn eigen artsen en verplegend personeel werkt in plaatselijke klinieken en zorgcentra die door SIPEF zijn opgericht op de plantages. Tijdens 2019 werden in de faciliteiten van SIPEF in Papoea-Nieuw-Guinea 93 000 poliklinische patiënten behandeld door 28 zorgverleners in 12 klinieken van het bedrijf.

In Papoea-Nieuw-Guinea richtte SIPEF in 2017 een roulerend fonds van USD 240 000 voor lokale boeren op om hun latrines te verbeteren en toegang te krijgen tot proper water. De problemen waren welbekend: de hoge frequentie van maag- en darmziekten bij kinderen, en de zware taak voor vrouwen om water te halen van soms verafgelegen waterbronnen. De noodzakelijke verbeteringen blijven voor de meeste dorpsbewoners onbereikbaar omdat ze geen toegang hebben tot krediet.

INDONESIË PAPOEA-NIEUW-GUINEA IVOORKUST
Aantal klinieken 24 12 3
Aantal zorgverleners 45 28 7

2.3 Fondseninzameling renovatie van de kraamkliniek

Ter gelegenheid van de viering van '100 JAAR SIPEF' startte het bedrijf een fondseninzamelingsproject voor de verbetering en renovatie van een kraamkliniek in West New Britain in Papoea-Nieuw-Guinea. Via Hargy Oil Palms Ltd (HOPL) is SIPEF al 41 jaar actief in dit gebied en heeft het bedrijf actief bijgedragen aan het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (UNSDG) voor deze regio.

Dit project is geïnspireerd op doelstelling 3 van de UNSDG: Goede gezondheid en welzijn. Meer bepaald heeft SIPEF besloten de kraamafdeling van het gezondheidszorgcentrum in Bialla (BHC) te renoveren om de gezondheidszorg voor zwangere vrouwen en pasgeboren baby's in het gebied waar HOPL actief is en in de ruimere omgeving te verbeteren.

Elke week trekken zwangere vrouwen van HOPL en de omliggende gemeenschappen naar het openbare gezondheidscentrum, dat echter alleen is uitgerust voor normale, niet-gecompliceerde bevallingen. Alle gecompliceerde bevallingen worden verwezen naar het algemeen ziekenhuis van Kimbe dat 150 km verderop ligt, goed voor een reis van meer dan drie uur achteraan op een truck langs onverharde wegen. De verloskundigen in het openbare gezondheidszorgcentrum werken elke dag onder zware druk en ze beschikken niet over de nodige medische uitrusting om elke bevalling voor moeder en kind veilig te laten verlopen.

De nood aan deze renovatie van de kraamafdeling in het BHC is hoog, omdat zwangere vrouwen met complicaties in deze afdeling moeten blijven voor observatie en herstel voordat ze naar huis mogen. Vandaag beschikt het BHC niet over de middelen om voor deze moeders en baby's te zorgen als ze langer dan normaal moeten blijven.

De uitrusting waarover de kraamafdeling momenteel beschikt is zeer beperkt, waardoor zowel het verplegend personeel als de baby's en moeders blootgesteld zijn aan het mogelijke risico van besmetting met HIV of andere neonatale infecties. Degelijk medisch materiaal, zoals een aspirateur, is dus onmisbaar om levens te redden.

In oktober 2019 werd in totaal 38 300 euro ingezameld en gedoneerd aan dit project. Momenteel werkt het team van HOPL samen met de gezondheidszorgautoriteiten van West New Britain om een bestaand gebouw om te bouwen tot een functionele kraamkliniek. Het project bevindt zich momenteel in de ontwerpfase, met bespreking van de grondplannen. Daarna zal het gepaste medische materiaal worden besteld, zoals een zuigpomp, een doppler-hartslagmonitor en een verwarmingslamp voor baby's, waarvoor nu offertes worden opgevraagd.

2.4 Infrastructuur

De meeste arbeiders komen uit de plaatselijke bevolking en wonen op de plantages met hun gezin. Slechts een klein aantal arbeiders en tijdelijke werknemers komt uit nabijgelegen gemeenschappen. De Groep blijft voorzien in veilige, comfortabele woningen met goed functionerende voorzieningen voor de werknemers en hun gezinnen die op de sites van SIPEF leven.

De aanwezigheid van de Groep draagt ook bij tot de verbetering van de plaatselijke infrastructuur. In Papoea-Nieuw-Guinea onderhoudt HOPL openbare wegen in samenwerking met de lokale overheid. In Indonesië zijn sommige plantagewegen tijdens de dag toegankelijk voor het publiek. In de nieuwere plantages overlegt SIPEF met de lokale gemeenschappen waar er wegen aan de rand van haar concessies moeten worden aangelegd. De plantages onderhouden zelf de wegen. Deze samenwerking beperkt in grote mate het risico van ongevallen op de plantages en biedt de gemeenschappen tegelijk meer bewegingsvrijheid.

SIPEF ondersteunt ook de oprichting van lokale winkels door werknemerscoöperaties. Het bedrijf subsidieert het transport van goederen of verstrekt waar dat nodig is kapitaal aan de coöperaties om de prijzen stabiel en betaalbaar te houden. In Indonesië baten de werknemerscoöperaties op de meeste plantages succesvolle kleine supermarkten uit. In Papoea-Nieuw-Guinea werkt de Groep vaak samen met lokale uitbaters die een concessie op middellange tot lange termijn krijgen. In zulke gevallen houdt het bedrijf toezicht op de prijzen die de lokale uitbaters vragen om te garanderen dat basisproducten betaalbaar blijven.

SIPEF voorziet in veilige, comfortabele woningen, draagt bij tot de verbetering van de plaatselijke infrastructuur en ondersteunt de oprichting van lokale winkels door werknemerscoöperaties.

SIPEF werkt nauw samen met kleinschalige producenten die samen met de Groep kunnen groeien. Dit biedt lokale boeren de kans om in een duurzame sector te participeren en gebruik te maken van de technische expertise van de Groep.

3. Kleinschalige producenten

SIPEF werkt nauw samen met kleinschalige producenten die samen met de Groep kunnen groeien. Dit biedt lokale boeren de kans om in een duurzame sector te participeren en gebruik te maken van de technische expertise van de Groep. SIPEF verstrekt niet alleen landbouwkundige adviezen en diensten, maar ook renteloze of goedkope leningen voor plantgoed en gereedschap, en haar beste genetische materiaal voor hogere opbrengsten. Vanuit de lokale bevolking, in nauwe samenwerking met de omliggende producenten, komt voortdurend de vraag naar de verdere uitbreiding van de activiteiten van de Groep en een versnelde economische ontwikkeling van deze afgelegen gemeenschappen.

Premie betaald aan kleinschalige producenten (PGK/ton FFB)

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Papoea-Nieuw-Guinea 4,44 6,88 8,44 11,74 13,87 12,80 12,16
Indonesië * NA NA NA NA NA NA NA

* NA = "not applicable" - niet van toepassing

Maar liefst de helft van de vruchtentrossen die in de fabrieken van HOPL in Papoea-Nieuw-Guinea worden verwerkt is afkomstig van ongeveer 3 700 RSPO-gecertificeerde lokale producenten. Zij behaalden hun certificering in 2009 op hetzelfde moment als het bedrijf, HOPL, en blijven zich inzetten voor het behoud ervan. Omdat de lokale producenten gecertificeerd zijn volgens de RSPO-normen, delen zij in alle premies die SIPEF ontvangt via de verkoop van gecertificeerde producten.

In 2015 werd in Indonesië een wet aangenomen die bepaalt dat voor alle nieuwe HGU-concessies een gebied van 20% van het totale HGU-areaal moet worden bestemd voor productie door lokale boeren voor die bevoorradingsbasis. Dit leidde niet tot noemenswaardige problemen voor SIPEF, omdat het bedrijf hiermee rekening hield bij alle verdere uitbreidingen. In 2018 werd de wet zo gewijzigd dat voortaan ook alle vernieuwingen van bestaande HGU-concessies aan deze voorwaarde moeten voldoen. Dit vormt wel een grote uitdaging voor SIPEF, omdat er een opeenvolging van HGU-vernieuwingen zal zijn waarvoor een gebied van 20% van hun totale oppervlakte voor kleinschalige producenten moet worden voorzien voordat de vernieuwing wordt goedgekeurd. Aangezien deze wet voor de hele sector geldt, is de vraag naar productie door omliggende producenten enorm gestegen. SIPEF volgt een strategie die erop gericht is deze voorwaarde te vervullen en tegelijk ook toeleveringsketens te creëren en te behouden die 100% RSPO "Identity Preserved" (IP) zijn. Dit proces vergt echter tijd, waardoor het aantal niet-gecertificeerde lokale telers in de voorbije jaren gestegen is. Omdat dit proces zoveel aandacht vraagt, werd een speciale afdeling voor kleinschalige producenten opgericht. SIPEF is ervan overtuigd dat deze aanpak succes zal opleveren.

Aantal kleinschalige producenten die samenwerken met SIPEF

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO
Papoea-Nieuw
Guinea
3 639 - 3 798 - 3 856 - 3 861 - 3 708 - 3 640 - 3 647 -
Indonesië * 171 57 171 168 212 330 212 651 212 880 212 3 882 212 3 936

* het aantal niet-gecertificeerde kleinschalige producenten is in 2018 duidelijk gestegen door de lokale producenten van de uitbreidingsgebieden in Zuid-Sumatra.

In Indonesië werkt Agro Muko samen met omliggende dorpen om kleine oliepalmpercelen te ontwikkelen die KMD worden genoemd (Kebun Masyarakat Desa of dorpspercelen). Deze percelen worden door de plantages volgens dezelfde hoge standaarden beheerd. SIPEF staat in voor de voorlopige financiering van de ontwikkeling van de percelen en koopt later de productie op tegen marktprijzen. De dorpscoöperaties kunnen zo aanzienlijke extra inkomsten verdienen, die vervolgens worden geïnvesteerd in gemeenschapsvoorzieningen. De coöperaties ontvangen maandelijkse afrekeningen en de bedragen die SIPEF betaalt, worden in de plaatselijke kranten gepubliceerd. Alles verloopt volledig transparant. Dit systeem is zeer populair, en zelfs dorpen die ver van de plantages van de Groep liggen vragen zelf om deel te nemen.

Respect voor de mensenrechten

SIPEF erkent dat mensenrechten universeel zijn en steunt de volledige toepassing van het Internationaal Statuut van de rechten van de mens.

Hiertoe heeft SIPEF een mensenrechtenbeleid¹ opgesteld waarin haar verbintenissen op dit vlak duidelijk zijn beschreven. Deze verbintenissen zijn ook opgenomen in het verantwoordelijk plantagebeleid, dat is afgestemd op het Internationaal Statuut van de rechten van de mens en de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie ("International Labour Organization" of IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk en het verdrag van de ILO met betrekking tot inheemse en in stamverband levende volkeren van 1989 (nr. 169), zoals omgezet in de wetten en voorschriften van de landen waar het bedrijf actief is.

Beheersystemen zorgen ervoor dat de Groep deze wettelijke verplichtingen naleeft, wat zowel door interne als externe audits wordt gecontroleerd. Het bedrijf is zich ervan bewust dat respect voor de mensenrechten een domein is dat voortdurend verandert naarmate de socio-economische omstandigheden evolueren, met normen en verwachtingen die verder gaan dan de wettelijke verplichtingen. Om hierop te anticiperen, heeft SIPEF een doeltreffend klachtenbehandelingsmechanisme. Alle klachten worden transparant en tijdig behandeld. Alle klachten van ngo's en informatie over de oplossing ervan en/of klachten die als belangrijk worden beschouwd worden gepubliceerd op de website van SIPEF.

Het bedrijf heeft op groepsniveau beleidslijnen aangenomen en ingevoerd, die lokaal zijn vertaald in procedures die zijn opgenomen in de lokale bedrijfsdocumenten. Deze beleidslijnen zijn gebaseerd op de volgende principes:

  • Kinderarbeid op de plantages wordt niet getolereerd;
  • De Groep maakt geen gebruik van, noch gedoogt enige vorm van dwangarbeid of mensenhandel;
  • SIPEF geeft iedereen gelijke kansen en aanvaardt geen discriminatie;
  • SIPEF aanvaardt geen seksueel grensoverschrijdend gedrag;
  • De Groep respecteert de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling.

De Groep biedt garanties dat zijn werknemers op alle gebieden eerlijk behandeld zullen worden. Arbeidscontracten zijn duidelijk en voldoen minstens aan de plaatselijke wetten.

1. Kinderarbeid

SIPEF voert een nultolerantiebeleid ten opzichte van kinderarbeid op de plantages. Kinderarbeid wordt niet getolereerd, hetzij direct in dienst bij het bedrijf hetzij als werkkrachten van zijn aannemers. De minimumleeftijd om op de plantages te werken is 18. Hiervoor zijn duidelijke en eenvoudige regels opgesteld en verspreid. Werknemers worden aangemoedigd om elke vorm van kinderarbeid te melden, ook door derden waarmee SIPEF samenwerkt. Elke overtreding van dit beleid door werknemers of aannemers van de Groep leidt tot direct ontslag.

2. Degelijke beloning

De Groep biedt garanties dat zijn werknemers op alle gebieden eerlijk behandeld zullen worden. Arbeidscontracten zijn duidelijk en voldoen minstens aan de plaatselijke wetten. Alle werknemers en arbeiders hebben het recht op een dag rust per zes gewerkte dagen.

Boven op de wettelijke verplichtingen verbindt SIPEF zich ertoe te voldoen aan de internationale certificeringsvereisten die opgesteld zijn volgens de methodologie van de "Global Living Wage Coalition²" (GLWC). SIPEF verbindt zich ertoe een eerlijk en degelijk loon te bieden, zoals gedefinieerd door de GLWC:

"De vergoeding die door een arbeider op een bepaalde plaats wordt ontvangen voor een normale werkweek volstaat om te voorzien in een degelijke levensstandaard voor de arbeider en zijn of haar gezin. Elementen van een degelijke levensstandaard zijn voeding, water, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, vervoer, kleding en andere essentiële behoeften waaronder voorzieningen voor onverwachte gebeurtenissen."

De GLWC, RSPO en "Rainforest Alliance" vereisen dat het leefloon wordt berekend door onafhankelijke partijen. De berekening hangt af van de levenskosten en verschilt dan ook van regio tot regio. De RSPO heeft een onafhankelijk adviesbureau de opdracht gegeven om het degelijke leefloon voor Indonesië te berekenen. SIPEF zal proactief samenwerken om ervoor te zorgen dat de berekening overeenkomt met de werkelijkheid op het terrein en voor de sector haalbaar is om in te voeren.

3. Vakbonden

De Groep respecteert de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling. Vakbondsvertegenwoordigers hebben vrije toegang tot het management van het bedrijf. De meeste plantages van SIPEF werken met collectief onderhandelde overeenkomsten, die wanneer dat nodig is worden aangepast.

1 www.sipef.com/hq/sustainability/policies/human-rights-policy/ 2 www.globallivingwage.org/about/what-is-a-living-wage/

Ethisch beleid

1. Beleid tegen omkoping en corruptie

SIPEF begrijpt dat het belangrijk is om bij te dragen aan een eerlijk kader om zaken te doen, vrij van de ontwrichtende, concurrentieverstorende gevolgen van omkoping en andere vormen van corruptie. Corruptie remt de economische en sociale ontwikkeling over de hele wereld af en heeft een negatieve impact op duurzame ontwikkeling.

SIPEF is zich hiervan bewust en heeft daarom in alle landen waar het actief is een gedragscode ingevoerd. Bovendien heeft de Groep in 2017 een ethisch beleid¹ voor de Groep opgesteld, waarin de volgende principes officieel zijn vastgelegd:

  • Conformiteit: alle toepasselijke internationale en nationale wetten zullen worden nageleefd.
  • Transparantie: alle niet-vertrouwelijke informatie zal aan de aandeelhouders en stakeholders worden meegedeeld.
  • Nultolerantie ten aanzien van omkoping en corruptie: Betalingen van smeergeld zijn niet toegestaan, en er mogen alleen geschenken worden gegeven na voorafgaande goedkeuring door het senior management.
  • Nultolerantie ten aanzien van kinderarbeid, slavernij of dwangarbeid.
  • Verbod voor het management en de werknemers om gebruik te maken van faciliteiten van de Groep om voor eigen rekening zaken te doen of dat tijdens de werkuren te doen.

Sinds 2017 geeft de Groep opleidingen aan de inkoop- en vergunningsafdelingen om ervoor te zorgen dat de medewerkers op elk niveau binnen het bedrijf de relevantie en het belang van dit beleid begrijpen.

Aan overtredingen van de bedrijfsregels zijn interne sancties verbonden, tot en met ontslag. In erge gevallen worden overtredingen gemeld aan de betrokken autoriteiten en het bedrijf werkt volledig mee indien de betrokkenen vervolgd worden.

Ondanks alle inspanningen om fraude te voorkomen, worden nog steeds ernstige en minder ernstige gevallen ontdekt door de interne auditteams.

De interne procedures en interne auditprogramma's worden constant geëvalueerd om interne en externe fraude te voorkomen en op te sporen.

Het RPP van SIPEF bepaalt dat zowel interne als externe klachten ernstig worden genomen en transparant en onbevooroordeeld worden behandeld.

2. Klachtenprocedure

Het RPP van SIPEF bepaalt dat zowel interne als externe klachten ernstig worden genomen en transparant en onbevooroordeeld worden behandeld. De werknemers van de Groep en alle andere stakeholders kunnen vrijelijk en zonder gevaar voor negatieve gevolgen klachten indienen.

Er is een groepsbeleid voor klachten² ingevoerd, dat verspreid is onder alle medewerkers en andere stakeholders. Binnen dit kader worden klachten transparant behandeld, rechtstreeks tussen de indieners van de klacht en de betrokken bedrijfsactiviteiten.

Er is een specifieke klachtenprocedure ingevoerd voor seksueel grensoverschrijdend gedrag, met bescherming van de privacy en de garantie op een eerlijke behandeling.

De klachtenregelingen voorzien in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen op een hoger managementniveau en in de bescherming van klokkenluiders.

Alle klachten waarvan wordt geoordeeld dat ze van belang zijn voor de internationale stakeholders of indien gevraagd door de personen die de klacht hebben ingediend, worden publiek gemaakt via de website van het bedrijf. Er wordt ook informatie verstrekt over de status van behandeling van de klacht en de manier waarop de klacht is opgelost.

2 www.sipef.com/hq/sustainability/policies/grievance-policy/

1 www.sipef.com/hq/sustainability/policies/ethics-policy

Samenvatting

Milieubeheer

Uitstoot van broeikasgassen door afvalwater van palmoliefabrieken

VESTIGING OPVANGSYSTEEM TON CO2
UITGESTOTEN OF
VERMEDEN IN 2018
TON CO2
UITGESTOTEN OF
VERMEDEN IN 2019
INDONESIË
NOORD-SUMATRA
BMPOM Aerobe compost + methaanopvang 22 397,89 15 039,28
PLPOM Reactorvat + methaanopvang 22 502,45 24 115,07
UMWPOM Reactorvat + methaanopvang 28 927,65 34 277,88
BENGKULU
MMPOM Reactorvat + biogasinstallatie 50 980,50 44 866,46
BTPOM Afvalwaterbekkens 27 221,41 23 681,39
MUSI RAWAS
DILPOM Afvalwaterbekkens 5 525,64 7 528,39
PAPOEA-NIEUW-GUINEA
HARGY POM Afvalwaterbekkens 999,49 1 324,01
BAREMA POM Reactorvat + methaanopvang 5 960,99 4 654,72
NAVO POM Afvalwaterbekkens 1 337,90 642,91
VERMEDEN 130 769,48 122 953,41
UITGESTOTEN 35 084,44 33 176,70

Gebruik van fossiele brandstoffen (in liter diesel/ton voor FFB/rubber/thee)

WATERGeBRUIK (liter / ton FFB, Rubber, THEE OF BANANEN)

WATERGEBRUIK IN LITER / TON FFB, RUBBER, THEE OF BANANEN 2017 2018 2019
FBB
FABRIEKEN INDONESIË PLOM 1 258 940 840
BMOM 825 850 900
UMWOM 1 346 1 060 1 350
MMOM 813 1 040 1 130
BTOM 816 710 700
DMOM 1 010 1 770 1 000
FABRIEKEN PAPOEA-NIEUW-GUINEA HOM 1 230 870 1 260
NOM 1 220 1 140 430
BOM 590 1 700 1 620
DROGE RUBBER
FABRIEKEN INDONESIË MMCRF 34 26 24
BPRF 35 30 31
MASRF 36 31 32
THEE
CIBUNI FABRIEK CITF 8 8 8
BANANEN
EGLIN GEMIDDELDE 7 100 7 900 7 000
OLIEFABRIEK MANIER VAN LOZING 2017 2018 2019
INDONESIË PLOM OP HET LAND 525 1 117 929
BMOM OP HET LAND 576 1 115 1 239
UMWOM IN HET WATER 28 53 24
MMOM IN HET WATER 52 59 87
BTOM IN HET WATER 52 73 83
DMOM IN HET WATER 44 55 98
PAPOEA-NIEUW-GUINEA HOM IN HET WATER 68 144 71
NOM OP HET LAND 179 502 359
BOM OP HET LAND 148 125 100

BOD (biochemisch zuurstofverbruik) van lozing door palmoliefabrieken per fabriek (mg/liter)

Olie-extractiepercentages

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË 21,91% 21,83% 22,44% 22,18% 22,47% 22,13% 23,01%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 22,82% 23,17% 23,41% 23,93% 24,62% 24,34% 23,33%
GROEP 22,36% 22,50% 22,92% 23,05% 23,54% 23,23% 23,17%

Gemiddelde percentages van vrije vetzuren in palmolie

OLIEFABRIEK 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË PLOM 2,59 2,57 2,74 2,48 2,48 2,65 2,97
BMOM 2,63 2,67 2,70 2,42 2,95 3,14 3,06
UMWOM - 3,58 3,65 2,63 2,99 3,62 3,98
MMOM 3,06 3,78 3,05 3,01 3,42 3,46 3,55
BTOM 3,74 3,36 3,46 3,21 3,78 3,86 3,47
DMOM - - - - 3,52 3,71 3,65
PAPOEA-NIEUW-GUINEA HOM 3,98 3,98 3,12 3,43 3,41 3,68 4,03
NOM 3,54 3,46 3,11 3,32 3,61 4,30 3,98
BOM - - 5,29 3,97 4,02 4,23 4,26

Rendement per hectare (in ton)

RENDEMENT PER HECTARE (IN TON) 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË PLANTAGES 18,29 20,36 21,49 20,97 19,05 19,80 18,47
LOKALE PRODUCENTEN - - - - 13,73 12,65 12,75
PAPOEA-NIEUW
GUINEA
PLANTAGES 26,30 27,09 26,46 26,72 27,53 28,25 20,92 *
LOKALE PRODUCENTEN 18,82 17,50 18,26 17,67 15,98 16,47 13,47 *

* door vulkaanuitbarstingen

Sociaal beleid en behandeling van de werknemers

FREQUENTIEGRAAD LTI

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË 4,62 5,11 2,57 2,82 2,40 6,77 5,04
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 50,01 26,10 13,04 4,18 2,98 2,96 NA *
IVOORKUST - 8,28 5,10 3,10 6,20 14,80 14,50

* Door de meervoudige vulkaanuitbarstingen, die de normale uitbating in Papoea-Nieuw-Guinea zwaar hebben verstoord, was het voor de Groep niet mogelijk om de onbetrouwbare cijfers, genoteerd in 2019, te verifiëren.

WERKGERELATEERDE STERFGEVALLEN

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË 2 0 0 0 0 1 0
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 0 0 2 0 0 1 1
IVOORKUST 0 0 0 0 0 0 0
TOTAAL 2 0 2 0 0 2 1

PERCENTAGE PERMANENTE WERKNEMERS

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË 64,31% 64,45% 62,66% 59,80% 63,99% 86,00% 88,00%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA - - - 99,40% 97,80% 96,50% 95,10%
IVOORKUST - - - - 80,00% 91,30% 91,70%
BELGIË 100% 100% 100% 95,00% 88,00% 78,22% 78,50%

PERCENTAGE VROUWELIJKE WERKNEMERS

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
INDONESIË * 24,05% 24,91% 25,59% 25,27% 24,70% 18,13% 17,35%
PAPOEA-NIEUW-GUINEA 19,00% 19,00% 21,00% 19,00% 22,00% 24,20% 24,40%
IVOORKUST 7,00% 17,00% 14,00% 19,00% 19,00% 19,50% 19,80%
BELGIË 50,00% 54,50% 54,50% 52,00% 50,00% 51,00% 54,00%

* tot 2017 waren de cijfers onvolledig en exclusief de uitbreidingsgebieden in Zuid-Sumatra

Sociale investeringen

INDONESIË PAPOEA-NIEUW-GUINEA IVOORKUST
Aantal scholen gebouwd, ondersteund en/of beheerd door de Groep 57 1 3
Aantal leraren gesubsidieerd door de Groep 188 7 1
Aantal klinieken 24 12 3
Aantal zorgverleners 45 28 7

Aantal kleinschalige producenten die samenwerken met SIPEF

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO RSPO No RSPO
Papoea-Nieuw
Guinea
3 639 - 3 798 - 3 856 - 3 861 - 3 708 - 3 640 - 3 647 -
Indonesië * 171 57 171 168 212 330 212 651 212 880 212 3 882 212 3 936

* het aantal niet-gecertificeerde kleinschalige producenten is in 2018 duidelijk gestegen door de lokale producenten van de uitbreidingsgebieden in Zuid-Sumatra.

Premie betaald aan kleinschalige producenten (PGK/ton FFB)

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Papoea-Nieuw-Guinea 4,44 6,88 8,44 11,74 13,87 12,80 12,16
Indonesië * NA NA NA NA NA NA NA

* NA = "not applicable" - niet van toepassing

Voor meer inlichtingen

SIPEF

Kasteel Calesberg Calesbergdreef 5 2900 Schoten België

RPR: Antwerpen BTW: BE 0404 491 285 Website: www.sipef.com

Voor meer inlichtingen over SIPEF: Tel.: +32 3 641 97 00

This annual report is also available in English.

Vertaling: dit jaarverslag is verkrijgbaar in het Nederlands en het Engels. De Nederlandse versie is de originele en de andere versie is een vrije vertaling. We hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om verschillen tussen de taalversies te vermijden, maar als er toch verschillen zijn, dan heeft de Nederlandse versie voorrang.

Concept en realisatie: Focus advertising

Fotografie: Portretten van de voorzitter, de leden van de raad van bestuur en de leden van het executief comité © Wim Kempenaers sommige beelden van plantages en producten © Jez O'Hare Photography, © Adrian Tan Photography en © Hien Bamouroukoun

In België gedrukt door: Inni, Kortrijk

Verantwoordelijke personen

Verantwoordelijken voor de financiële berichtgeving

François Van Hoydonck gedelegeerd bestuurder

Johan Nelis chief financial officer

Verklaring van de voor de financiële staten en voor het jaarverslag verantwoordelijke personen

Baron Luc Bertrand, voorzitter en François Van Hoydonck, gedelegeerd bestuurder verklaren dat bij hun weten:

  • de geconsolideerde rekeningen van het boekjaar eindigend op 31 december 2019 werden opgesteld in overeenstemming met de "International Financial Reporting Standards" (IFRS) en een getrouw beeld geven van de geconsolideerde financiële positie en van de geconsolideerde resultaten van de SIPEF-groep en zijn in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen.
  • het financiële verslag een getrouw overzicht geeft van de belangrijkste gebeurtenissen en transacties met verbonden partijen die zich gedurende het boekjaar 2019 hebben voorgedaan en het effect daarvan op de financiële positie, net als een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden voor de SIPEF-groep.

Commissaris

Deloitte Bedrijfsrevisoren CVBA

Vertegenwoordigd door Kathleen De Brabander, Gateway Building, Luchthaven Brussel Nationaal 1 J 1930 Zaventem België

www.sipef.com

Talk to a Data Expert

Have a question? We'll get back to you promptly.